Report plenary meeting
Report
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV) heeft ons deze week het heuglijke nieuws meegedeeld dat Vlaanderen nog bijlange na niet volgebouwd is. Er is in de woonuitbreidingsgebieden nog ruimte voor 100.000 kavels. Eigenlijk werd nog maar 37 procent van die woonuitbreidingsgebieden benut.
Uw collega, minister Muyters, heeft daar terecht nogal terughoudend op gereageerd vanuit het perspectief van Ruimtelijke Ordening. Woonuitbreidingsgebieden het woord zegt het zelf zijn reservegebieden. We moeten die niet meteen allemaal opsouperen. Het is de bedoeling om er voor de toekomst nog wat van te bewaren. Ze kunnen vandaag worden aangesneden, maar dan onder strikte voorwaarden, als er bijvoorbeeld een woonbehoeftestudie is uitgevoerd, als er een geïntegreerd project is enzovoort. We moeten voorzichtig zijn met de woonuitbreidingsgebieden.
We hebben ook woongebieden en die zijn wel onmiddellijk aansnijdbaar. We zien dat ze soms moeilijk op de markt komen. De gemeenten hebben instrumenten om die slapende woonzones te activeren, bijvoorbeeld een belasting op onbebouwde percelen. Ik weet dat u werkt aan een woonbeleidsplan en daarbij veel belang hecht aan betaalbaar wonen. Ziet u vanuit uw domein Wonen extra instrumenten om die slapende kavels als woongebied te benutten?
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Er bestaan vandaag hoofdzakelijk zachte instrumenten om het zo te zeggen, vooral in het gebied Ruimtelijke Ordening en een beetje via Wonen. U verwijst naar de mogelijkheid van gemeenten om een heffing te leggen op dergelijke percelen. Ze kunnen dat enkel als ze beschikken over een register van de onbebouwde percelen. Dat is zo voor 244 van de gemeenten. Ze worden daarvoor financieel ondersteund, om dat op te maken en om dat actueel te houden. Ik moet zeggen dat ik niet de indruk heb dat dat overal wordt geactualiseerd. Het instrument bestaat.
In het kader van het Grond- en Pandendecreet kan men 25 procent van de gronden in publieke en semi-publieke handen op de markt brengen als men onvoldoende inspanningen levert om het objectief te bereiken. Huisvestingsmaatschappijen kunnen net als overheden onteigenen, gebruik maken van hun voorkooprecht enzovoort. Er zijn wel wat instrumenten.
Ik stel samen met u vast dat redelijk wat bouwgronden daar liggen te liggen. Dat zijn percelen die mensen kopen om zelf te gaan bouwen, maar er gaat wat tijd over. Het zijn percelen die mensen kopen voor hun kinderen. Daar gaat het niet om, denk ik. Het gaat om de gronden die men bewust laat liggen om een soort schaarste te creëren aan aanbodzijde, wat de prijzen de hoogte indrijft.
Ik wil daar heel graag iets aan doen. Als minister van Wonen ben ik daar niet echt bevoegd voor. Ik kan u wel mijn morele en andere steun geven. Ingeval u bijvoorbeeld zou denken aan een Vlaams instrument, een heffing voor speculatie met die gronden, hebt u zeker mijn steun.
Minister, u hebt gelijk als u zegt dat het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid tussen minister Muyters en uzelf. Dat is zeker zo. Ik ben ook blij dat u ook kijkt naar, in de eerste plaats, woonzones, woongebieden, en dat we met die woonuitbreidingsgebieden toch wat voorzichtiger moeten zijn. Landbouw wil ruimte, bedrijven willen ruimte, natuur wil ruimte. Dat geldt dus ook voor wonen. Met die reservegebieden moeten we echter oppassen.
We weten ook dat Vlaanderen steeds dichter bebouwd wordt. In 1972 was 7,2 procent verhard of bebouwd. Vandaag is dat, dacht ik, 18,3 procent. Volgens de prognoses zou dat in 2050 bij ongewijzigd beleid 41,5 procent zijn. Met die cijfers in het achterhoofd heb ik toch de indruk dat de uitspraken van BIV, van de vastgoedmakelaars, vrij cynisch waren.
We moeten dus inderdaad oppassen met die reservegebieden. Ik ben blij dat u die mening in zekere zin deelt.
De heer Ceyssens heeft het woord.
In eerste instantie wil ik me aansluiten bij de bezorgdheid van de heer Vandaele inzake het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Het aansnijden daarvan moet gebeuren op basis van reële behoeftes, die ook aangetoond kunnen worden. We moeten daarbij zeker de regels met betrekking tot de goede ruimtelijke ordening in het achterhoofd houden.
Ik deel iets minder zijn mening als hij woonuitbreidingsgebieden betitelt als reservegebieden. Dat klinkt dan alsof we die zo lang mogelijk moeten laten liggen. Ik ben van mening dat we die gradueel en gefaseerd moeten aansnijden. Dat moet weliswaar onderbouwd gebeuren. Wat dat betreft, deel ik volledig zijn mening.
Mijnheer Vandaele, net als de minister verbaast het mij enigszins dat u deze vraag vandaag aan de minister van Wonen stelt. Het gaat hier echt over ruimtelijke ordening. Pleit u er nu voor om de middelen die de gemeenten toebedeeld hebben gekregen binnen de Codex Ruimtelijke Ordening opnieuw bij Vlaanderen onder te brengen? Want dan denk ik toch dat aan de gemeentelijke autonomie wordt geknabbeld. Een gemeente die een goed beleid inzake ruimtelijke ordening voert, is de ideale actor om hierin een belangrijke rol te spelen.
De heer Huybrechts heeft het woord.
Minister, uw collega-minister, de heer Muyters, heeft onlangs nog verklaard dat hij niet zomaar van plan is die woonuitbreidingsgebieden vrij te geven. Dat is niet ten onrechte. Er moet inderdaad grondig, geval per geval, gebied per gebied, worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn. Zoals de heer Vandaele daarnet heeft aangehaald, zijn er buiten woonuitbreidingsgebieden, ook nog slapende bouwgronden die, zoals u weet, grotendeels in handen zijn van de overheid: de OCMWs, de gemeenten, de huisvestingsmaatschappijen, de intercommunales, de kerkfabrieken enzovoort. Dat betekent dat ongeveer 75 procent van de onbebouwde bouwgronden binnen de bouwzones in handen zijn van de overheid. In het verleden heeft mijn partij al meermaals gepleit om deze bouwgronden aan betaalbare prijzen op de markt te brengen.
Minister, uit uw antwoord maak ik op dat u, uiteraard samen met minister Muyters, een extra tandje zult moeten bijsteken om deze slapende bouwgronden, toch ongeveer 3750 hectare, goed voor 60.000 woningen, te activeren.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, uw antwoord is toch enigszins raar. U hebt het over speculatieheffingen. U maakt er een karikatuur van als men ziet dat er nog nooit zo weinig nieuwbouw is geweest in Vlaanderen. Het is erg moeilijk om een woonuitbreidingsgebied aan te snijden. Juist daarom en omdat er zo weinig aanbod is, stijgen de prijzen. Ik vind de opmerking dan ook misplaatst. De bouwsector vraagt juist met aandrang om meer te mogen bouwen. Vroeger ging het om 45.000 nieuwbouwprojecten; vandaag zijn dat er nog ongeveer 30.000. De speculatieheffing mag dan ook zeker niet worden doorgevoerd.
Er mogen ook geen twee maten en twee gewichten zijn. Aan de ene kant mogen de woonuitbreidingsgebieden nu versneld worden aangesneden door sociale bouwmaatschappijen, maar niet door anderen. Die twee maten en twee gewichten zijn geen goede zaak.
Mijnheer Vandaele, het kan allemaal veel sneller en beter in de ruimtelijke ordening. Ik vind het raar dat u uw vraag stelt aan de minister van Wonen. De persoon die bevoegd is voor het versneld aansnijden van de woonuitbreidingsgebieden, is minister Muyters. Ik begrijp dus uw vraag niet zo goed.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Minister, begin 2006 heeft de Vlaamse Regering al een aanzet gegeven om zon speculatietaks in het leven te roepen. Naar mijn oordeel heeft men toen wijselijk beslist dat er nog te veel regionale verschillen waren en dat men dus eigenlijk geen algemene speculatietaks kon heffen. Als gemeenten dat zouden willen, hebben ze wel het recht en de middelen om te sturen.
Toch moeten we voorzichtig zijn. Wat bereiken we met zon taks? We hebben meestal te maken met burgers die beschikken over één of twee perceeltjes die ze houden voor hun kinderen. Uit de gemeentelijke registers van stedenbouw blijkt dat 80 procent van de eigenaars eigenaar van één perceel zijn. Men gaat er eigenlijk de gewone grondeigenaar mee pesten. Die eigenaar zien dat ook als een pestbelasting.
We moeten nagaan wat we met zon belasting bereiken. In mijn gemeente heeft men zon belasting ingevoerd. Wat zijn de gevolgen? Men kan niet volgen met de scholen, met de overheidsdiensten. De gemeente is nu al aan het nadenken hoe ze het aanzuigeffect kan stopzetten. Het gaat dus de andere kant uit.
Minister, kunnen de gronden die momenteel in handen zijn van de overheden, niet versneld worden geactiveerd?
De heer Caron heeft het woord.
Ik vervang even Dirk Peeters, die nog altijd ziek is.
Mijnheer Vandaele, ofwel hebt u een heel groene oprisping en ik hoop dat dat zo is , ofwel stelt u de vraag aan de verkeerde minister. Er klopt iets niet. Hoe dan ook, ben ik supporter van uw betoog en zelfs grotendeels van het antwoord van de minister. Laat ons duidelijk zijn: de bouwsector activeren met alleen maar woonuitbreidingsgebieden aan te snijden, is niet de oplossing. Staat er in het ontwerp van het nieuwe Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet dat we die 41,5 procent ruimte nu net niet moeten ontwikkelen? We moeten inbreiden en beschikbare gronden efficiënter aanwenden en zelfs oude wijken renoveren, zodat meer mensen op minder ruimte kunnen leven en meer gemeenschappelijke ruimte hebben.
Minister, u suggereert een instrument om speculatie tegen te gaan. Er is speculatie, laat ons daarover geen flauwekul vertellen. Er liggen in Vlaanderen duizenden lappen onbebouwd. Maar als ik mijn kinderen allemaal een stuk bouwgrond wil geven, dan moet er in Vlaanderen nog heel veel bouwgrond zijn om dat te realiseren.
Mijn stad heeft zon registratieapparaat gehad, maar heeft het afgeschaft. Ze is gestopt met het heffen van een belasting op onbebouwde percelen. Zo gaat het maar verder en verder en durven we geen kleur te bekennen.
Ik ben blij dat er in dit halfrond toch vrij veel mensen zijn die vinden dat we niet zomaar woonuitbreidingsgebieden kunnen aansnijden en dat we zorgvuldig moeten omspringen met de ruimte in Vlaanderen. Ik deel die visie volledig.
Ik ben hier inderdaad aan het praten over ruimtelijke ordening. Ik heb geprobeerd om uw vraag door te spelen naar mijn collega Muyters, maar hij wilde uw vraag niet. Ik wil dus met plezier antwoorden.
Ik geef hier mijn mening. Dat betekent niet automatisch dat ik alles zomaar kan regelen. (Rumoer)
Ik deel de visie van de heer Vandaele. Op dat vlak zijn we zeker bondgenoten. Er is onder meer gevraagd de gronden in overheidshanden te activeren. Ik ben het daarmee eens. Dat is door mijn voorganger trouwens in het Grond- en Pandendecreet opgenomen. Indien uit een voortgangstoets blijkt dat in een gemeente onvoldoende werk van sociale woningen wordt gemaakt, zal 25 procent van de gronden in publieke of semipublieke handen worden geactiveerd. Ik wil gerust nagaan of ik daar nog wat harder aan kan trekken. Misschien kan ik dat in meer gevallen opleggen. Ik vind dat een goed idee en ik wil dat onderzoeken.
Mevrouw De Waele heeft gevraagd met welk doel eigenlijk een heffing op de onbebouwde percelen is opgelegd. Dat doel is zeer eenvoudig. We willen die percelen op de markt krijgen. Dit geldt trouwens niet indien een perceel bestemd is voor de mensen zelf of voor een kind dat wil bouwen. Op dat vlak klopt wat mevrouw De Waele heeft gezegd, niet. In het Grond- en Pandendecreet staat duidelijk dat die percelen zijn vrijgesteld. Het gaat hier om de percelen die mensen kopen om er later een meerwaarde op te realiseren. Volgens mevrouw De Waele geldt dit niet voor alle percelen. Ik heb dat ook niet beweerd. Helaas klopt het wel voor sommige percelen. Die percelen komen dan niet op de markt. Dat is het doel van een dergelijke heffing.
Mijnheer Vandaele, het lijkt me nuttig hier ook in de commissie voor Ruimtelijke Ordening eens op in te gaan. We zouden eens kunnen evalueren hoeveel gemeenten werkelijk gebruikmaken van een register van onbebouwde percelen, in welke mate daar een sturende heffing aan wordt gekoppeld, hoeveel gemeenten dit register daadwerkelijk actualiseren en tot slot of het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van de Vlaamse overheid hier controle op uitoefent.
Ik wil u alvast beloven dat ik vanuit het woonbeleid al het mogelijke zal doen om een ruimtelijkeordeningsbeleid dat de gronden activeert, te versterken. U moet me maar zeggen waar ik van dienst kan zijn. Ik neem evenwel aan dat u dit eerst nog eens in de commissie voor Ruimtelijke Ordening zult bespreken. (Applaus bij Open Vld en Groen)
Niet al die woonuitbreidingsgebieden zijn aansnijdbaar. Ik herinner me dat dit punt ook in de Commissie voor het Beheer van de Wateroverlast aan bod is gekomen. Sommige gebieden liggen in waterzieke gebieden, zijn niet ontsluitbaar of liggen in het buitengebied.
Dan volgt de vraag waarom ik minister Muyters deze vragen niet voorleg. Ik weet natuurlijk wat de antwoorden met betrekking tot de ruimtelijke ordening zijn. Indien ik minister Muyters iets wil vragen, bel ik die gewoon op zijn gsm. (Gelach)
Mijnheer Vandaele, zal ik u anders mijn nummer geven?
Minister, ik heb uw nummer niet. Indien ik het zou hebben, zou ik u nog niet durven te bellen. (Minister Freya Van den Bossche geeft de heer Wilfried Vandaele haar nummer. Gelach)
Net nu heb ik geen eigen kaartje bij me. (Gelach)
Aangezien ik een volledig zicht op het plaatje wilde hebben, heb ik de vraag ook met betrekking tot het beleidsdomein Wonen gesteld. Uit de discussie blijkt dat er nog een probleem is. Heel wat gebieden zijn eigendom van lokale besturen en van kerkfabrieken. Daarvoor zal ik dan het gsm-nummer van minister Bourgeois moeten gebruiken. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.