Report plenary meeting
Report
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister-president, u bent blijkbaar, luidens een artikel in Le Soir, nogal ongerust over de vraag of we voor 2014 wel tot een afronding zullen komen van de staatshervorming. De eerste fase is nu bezig.
U maakt zich vooral ongerust over de traagheid waarmee de akkoorden voor de Financieringswet in teksten worden gegoten. U maakt zich ongerust over de Financieringswet. U zegt dat daarin nog geen vooruitgang is geboekt, dat het nog allemaal moet worden beslist op het federale vlak. U maakt zich ook zorgen over de responsabiliseringsbijdrage voor de pensioenen van de ambtenaren. U zegt dat wij al drie maanden geleden technische fiches hebben overgemaakt aan de federale overheid en dat wij niets meer hebben gehoord. Over de pensioenbijdragen voor onze ambtenaren zegt u dat er een technisch probleem is en dat u niets hoort van minister Van Quickenborne. Die zegt vandaag: Dat is niet waar. Gij liegt, Peeters, want gij waart op het Overlegcomité van 9 mei jongstleden en daar zijn de puntjes op de i gezet. De een verwijt dus de andere.
Minister-president, ziet u die hele staatshervorming nog wel zitten? Want als het niet rond geraakt voor 2014, zitten we natuurlijk met een probleem. Ik zou graag eens uw mening daarover horen. U zegt dat u zich ergert aan de wet der traagheid. Wat als het niet rond geraakt? Wat is uw deadline? Trekt u er ook conclusies uit voor het geheel van de staatshervorming? Minister-president, ik moet u niet vertellen dat als er niet een akkoord is over alles, er een akkoord is over niets.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collegas, mijnheer Van Hauthem, ik ben voor de zesde staatshervorming. Ik zal er alles aan doen om die in Vlaanderen zo snel mogelijk te implementeren en voor Vlaanderen met die bijkomende bevoegdheden een goed beleid te voeren.
U citeert uit dat interview een aantal dingen. Ik maak mij inderdaad zorgen omdat het een zo brede staatshervorming is, met zo veel aspecten. Wij moeten dat zeer grondig voorbereiden. Men zegt bijvoorbeeld dat er minstens duizend ambtenaren van het federale niveau naar Vlaanderen komen. Dat zijn enorme pakketten, niet alleen qua bevoegdheden maar ook qua personeel. We moeten dat grondig voorbereiden.
We hebben, op basis van de informatie die we toen hadden, fiches gemaakt. Ik heb er met Elio Di Rupo over gesproken. Ik heb hem gevraagd of wij zijn fiches ook kunnen krijgen, zodat we ze kunnen samenleggen. Ik heb nog altijd geen fiches gekregen. Wij hebben in de Vlaamse administratie iemand aangeduid voor de coördinatie en implementatie van het een en het ander. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om op het federale niveau ook zon coördinator te hebben. Hij heeft gezegd dat hij dat zou doen, maar er is nog geen beweging in gekomen.
Ik maak mij dus wat zorgen omdat ik zeer goed zie welke impact dit zal hebben op Vlaanderen. Hoe sneller en gedetailleerder ik mij, samen met dit parlement, kan voorbereiden, hoe beter. Dat is het signaal. Er wordt hard gewerkt op het federale niveau. Ik heb daar geen enkel commentaar op te geven. Maar ik ga ervan uit dat men zeer snel een aantal gegevens geeft, minstens om onze administraties de zaken te laten bekijken, minstens ook om in Vlaanderen het debat over het een en het ander te kunnen voortzetten. De tijd tikt. Maar ik ben, zoals steeds, hoopvol. Ik heb hier al eerder Jean Monnet geciteerd: Je moet niet pessimistisch of optimistisch zijn, maar wel vastberaden.
Minister-president, ik vroeg u naar uw conclusies met betrekking tot het feit dat u vaststelt dat het zo traag gaat. Vermoedt u een of ander manoeuvre om een en ander op de lange baan te schuiven? Die vraag mag toch gesteld worden naar aanleiding van uw interview? Indien dat het geval is, zou het dan niet, om hen tot wat spoed aan te zetten, goed zijn, minister-president, om aan de federale overheid te zeggen dat we de eerste fase van de staatshervorming, die nu volop aan de gang is, met de hervorming van het gerechtelijk arrondissement en alle toegevingen van de Franstaligen die nu grondwettelijk worden verankerd, even on hold zetten tot u als minister-president duidelijkheid hebt over de rest van de staatshervorming, over de Financieringswet, over de overdracht van de bevoegdheden en over de responsabilisering van de pensioenen van onze ambtenaren? (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik vind de toespraak van de heer Van Hauthem zeer verbazingwekkend. We staan voor de grote zesde staatshervorming. We onderschatten nog steeds het pakket dat naar hier zal komen. Dit past allemaal in de copernicaanse evolutie.
Volgens de heer Van Hauthem moet het zo snel mogelijk vooruitgaan. Daar pleit hij voor. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Mijnheer Van Hauthem, u hebt zelf verklaard dat u er ongeduldig naar uitkijkt. Volgens u zijn er vertragingsmanoeuvres aan de gang. U wacht ongeduldig op iets waar u eigenlijk tegen bent. Op het eind van uw betoog hebt u dan nog verklaard dat we de broodnodige splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde on hold zouden moeten zetten. Ik kan dat absoluut niet volgen: u beweert hier als Vlaams-nationalist ongeduldig te zijn over een staatshervorming waar u eigenlijk tegen bent. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
De heer van Rouveroij heeft het woord.
Voorzitter, de minister-president ergert zich terecht aan de traagheid der dingen. Voor de Open Vld moet het ook vooruitgaan. Dat heb ik vorige week naar aanleiding van de eerste begrotingswijziging ook al verklaard.
Als ik me niet vergis, heeft CD&V ten tijde van de regeringsvorming de portefeuille voor de staatshervorming opgeëist. De heer Verherstraeten is staatssecretaris voor Staatshervorming. Ik denk dat de minister-president hem af en toe toch eens moet ontmoeten. Ik vraag me dan ook af of hij de staatssecretaris niet kan aanporren om te doen wat hij moet doen en waarop de minister-president tijdens de regeringssamenstelling zo heeft aangedrongen.
Als het om traagheid gaat, is de ergernis van de minister-president trouwens nogal selectief. De uitvoering van de Oosterweelverbinding en de beslissing over Uplace zijn voorbeelden van de traagheid die de Vlaamse Regering kenmerken. (Applaus van de heer Marino Keulen)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik zal de discussies tussen de federale meerderheidspartijen aan mij laten voorbijgaan. We delen in elk geval de ongerustheid van de minister-president. Iedereen weet dat de staatshervorming voor ons net iets te minnetjes uitvalt. Wat het is, willen we echter toch aanvaarden. We hebben ons bereid verklaard die staatshervorming in Vlaanderen op een degelijke wijze te implementeren. Daarvoor moeten we ons tijdig voorbereiden. Vlaanderen heeft zijn huiswerk gedaan. We hebben de fiches. We moeten echter op de federale overheid wachten. Wat dit punt betreft, begrijpen we dan ook de ongerustheid van de minister-president.
Het ergste is echter dat het niet enkel om die staatshervorming gaat. Ook in verband met een hele reeks andere dossiers wachten we op de federale overheid. Het gaat dan om de pensioenbijdragen voor de ambtenaren en om de usurperende bevoegdheden, die ook een belangrijke impact op onze begroting hebben. We wachten nog steeds op de federale overheid.
Mijn laatste opmerking betreft het relancedebat. Ook op dit vlak wachten we nog steeds op een antwoord van de federale overheid. We moeten weten op welke wijze het relancedebat zal aansluiten bij het hervormingsprogramma dat de Vlaamse overheid ondertussen al heeft gelanceerd.
In feite wachten we op alle domeinen op de federale overheid. (Applaus van de heer Kris Van Dijck)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, ik mag maar een enkele vraag stellen. Aangezien de heer van Rouveroij de eerste van mijn twee vragen al heeft gesteld, sluit ik me graag bij hem aan.
Ik neem aan dat de minister-president hier straks een goed antwoord op zal geven. Hij slaakt een noodkreet. Het gaat niet goed genoeg. De man die aan het stuur zit, maakt echter deel uit van zijn eigen partij. De minister-president moet me toch eens uitleggen hoe dit functioneert. Volgens mij zou een klein telefoontje of een kleine por moeten volstaan om de zaken te versnellen.
Mijn eigenlijke vraag heeft betrekking op de aanleiding van deze actuele vraag van de heer Van Hauthem. In feite gaat het hier om de responsabiliseringsbijdrage. De minister-president heeft verklaard niet te weten hoe het daarmee zit. Ik heb de notulen van de vorige vergadering van het Overlegcomité gelezen. Daar staan heel duidelijke scenarios in vermeld.
Minister-president, kunt u me een stand van zaken geven? Wat is eigenlijk de status van die notulen? Er is daar heel wat informatie uitgewisseld. Een gedeelte daarvan is zelfs in de kranten verschenen.
En wat gebeurt er dan eigenlijk op 9 juni? Ik heb begrepen dat u dan opnieuw met het Overlegcomité rond de tafel zit. Worden daar dan knopen doorgehakt? Hoe zit het met de responsabiliseringsbijdrage en de usurperende bevoegdheden?
Mijnheer Vereeck, ik heb vorige week, tijdens het betoog van de heer van Rouveroij, gezegd dat er een probleem was met dat KB. Niemand is daar toen blijven bij stilstaan. Het is pas doordat het in Le Soir is gekomen, dat er plots toch reactie op gekomen is. Als u de notulen van het Overlegcomité hebt gelezen, dan hebt u ook vastgesteld dat wij in de werkgroep hebben opgemerkt dat er een probleem is. Ofwel slaat het KB op het volgende jaar, ofwel moet de Bijzondere Financieringswet worden aangepast.
Daar is over gesproken in het Overlegcomité zelf. Ik heb gevraagd wat federaal minister Van Quickenborne zou doen. Het enige wat hij heeft gezegd, is dat hij ervan uitgaat dat er een akkoord was onder de acht partijen die de staatshervorming hebben besproken en dat dat voldoende was om daar zonder enig probleem mee verder te gaan. Ik heb toen ook gezegd: maak u geen illusies, ik zit hier als minister-president van een regering waarvan niet iedereen bij die acht partijen betrokken is, en dus moeten wij daar verder overleg over plegen, punt. Op een bepaald moment zei collega Van Quickenborne: Iedereen weet toch dat ik de Bijzondere Financieringswet ga aanpassen? Normaliter zou dat opnieuw op het eerstvolgende Overlegcomité moeten komen, maar tot mijn grote verbazing is dat op dit moment nog niet geagendeerd.
Collegas, wij stellen ons vanuit Vlaanderen altijd positief op, of het nu gaat over de usurperende bevoegdheden of andere dossiers. Wij zijn aanwezig bij die vergaderingen, wij maken opmerkingen, stellen vragen en hopen daar ook antwoorden op te krijgen. Het is niet dat wij vanuit Vlaanderen een en ander willen blokkeren of niet willen laten vooruitgaan. Dat geldt ook voor de werkgroepen usurperende bevoegdheden.
Mijnheer Diependaele, ook in het relancedebat is gezegd dat men de deelstaten erbij zou betrekken. Ook hier blijven wij niet wachten tot wij een bericht krijgen, niet van hogerhand, want wij zitten op hetzelfde niveau, maar van collega Di Rupo. Op 19 juni hebben we een colloquium over Eén jaar Nieuw Industrieel Beleid, op 21 juni is er een Europees initiatief. Als minister-president heb ik contact met Elio Di Rupo. Elio Di Rupo heeft een aantal dingen toegezegd. Ook daar is mijn geduld (Opmerkingen)
Mijn geduld is groot, dacht ik te zeggen. (Gelach. Opmerkingen)
Het is niet dat ik zeg: een week nadien heb ik nog niets gekregen, en hop. De journaliste heeft mij dat gevraagd, en dan heb ik gezegd dat het toch wel te lang duurt en dat we daar wat snelheid in moeten hebben. Alle leden, ook van de Federale Regering, doen wat ze moeten doen. Het is de premier die de leiding heeft over de Federale Regering, zoals ik de leiding heb over de Vlaamse Regering en alle problemen ook in mijn richting worden geformuleerd in dit halfrond.
Wat de heer Van den Heuvel zei, was heel terecht. Daar moet ik niets aan toevoegen.
Ik wil nog één ding meegeven, collegas. U hebt al een paar keer gezegd dat deze regering geen beslissingen neemt. Vorige week hebben we de groene stroom opgelost. Deze week zullen andere dossiers opgelost worden. Elke week is er een dossier dat we oplossen. Ik verwittig u nu al: op een bepaald moment zult u niets meer hebben waarvan u kunt zeggen dat het niet is opgelost. We hebben tijd tot 2014 om dat te doen. (Gelach. Opmerkingen)
Minister-president, u had bijna gezegd wat u eigenlijk dacht. U zei Mijn geduld is en u wou zeggen op. (Opmerkingen)
Dat is ook wat uit dit interview naar voren komt. U bent ongerust. U vreest, met het getalm op federaal vlak, dat we er niet geraken voor de verkiezingen van 2014 en dat bijgevolg die verkiezingen in chaos zullen verlopen. Dat was uw boodschap.
U hebt ons niet gerustgesteld vandaag. Om die reden zeg ik u dat het wel eens zou kunnen dat alle elementen van de staatshervorming, het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, het betonneren van de garanties van de Franstaligen in de Grondwet, voor de zomer gerealiseerd zijn. Na de zomer zou dan tot na 2014 alles stilliggen en zouden we niets bereikt hebben. Het is in die zin dat ik zeg dat er ofwel een akkoord is over alles, ook inzake timing, ofwel een akkoord over niets. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.