Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de bespreking van het voorstel van resolutie.
De heer De Meyer, verslaggever, heeft het woord.
Het voorliggende voorstel van resolutie er is gekomen naar aanleiding van het plan Vlaanderen in Actie (ViA) en werd toegelicht door de dames Smaers en Poleyn en de heer Diependaele.
Het voorstel van resolutie wil een kader aanreiken voor een actieplan Ondernemend Onderwijs. Er worden twaalf actiepunten geformuleerd vanuit een breed scala aan themas in relatie met ondernemingszin en ondernemerschap zoals: de aandacht hiervoor in lerarenopleidingen en tijdens de nascholing van leerkrachten, het belang van en het faciliteren van het werkplekleren in samenspraak met de sociale partners, de mogelijkheden die bedrijfsstages voor leerkrachten bieden, de nood aan een doorlopende leerlijn rond ondernemingszin en ondernemerschap, de aandacht die er moet zijn om versnippering van projecten tegen te gaan en vooral om succesvolle projecten een structurele, permanente ondersteuning te geven en ook de vraag aan de regering om te voorzien in allerhande stimulerende maatregelen die scholen aanmoedigen om met ondernemerschap aan de slag te gaan. Ten slotte vraagt het voorstel van resolutie dat er bij de hervorming van het secundair onderwijs voldoende aandacht zal zijn voor het stimuleren van ondernemingszin, maar benadrukt wel dat scholen en leerkrachten daartoe voldoende vrije ruimte moeten krijgen. Dat zijn de doelstellingen van het voorstel van resolutie.
Mevrouw Van Steenberge, verslaggever, heeft het woord.
Zoals afgesproken met de heer De Meyer zal ik een kort verslag geven van de vragen van de leden van sommige fracties en de antwoorden van de hoofdindieners hierop.
De heer Wienen stelde vooral vragen om verdere verduidelijking te krijgen vermits het voorstel van resolutie op bepaalde punten voor interpretatie vatbaar zou kunnen zijn. Zo vroeg hij zich af welke lesuren er zouden verdwijnen aangezien er in de laatste graad van het secundair onderwijs ruimte moet zijn voor contact met bedrijven. Hij had eveneens vragen over het financiële plaatje van bestaande projecten die positief worden geëvalueerd en een structureel karakter zouden moeten krijgen Ook had hij vragen over de extra werklast voor leerkrachten die nu al overbevraagd zijn. Zijn laatste vraag betrof de draagwijdte van het voorstel van resolutie: moest die beperkend worden gezien, namelijk als een invulling voor het personeelstekort binnen een bepaalde sector zijnde de ondernemers als beroepsgroep, of moest dit in een breder kader worden ingepast?
De vragen van mevrouw Meuleman gingen over het competentiegericht werken en over de aanpak van deze problematiek binnen het kader van de brede school. Mevrouw Meuleman benadrukte dat het competentiegerichte meer tot uiting zou moeten komen in de vragen aan de Vlaamse Regering in het voorstel van resolutie en dat de Vlaamse Regering meer zou moeten inzetten op de idee van de brede school. Vermits de indieners aankondigden nog een aantal amendementen in te dienen voor de plenaire vergadering stelde mevrouw Meuleman dat haar fractie dit voorstel van resolutie zou goedkeuren in de plenaire vergadering indien de amendementen rekening zouden houden met haar opmerkingen over het competentiegerichte en de brede school.
De Open Vld-fractie, bij monde van mevrouw Vanderpoorten, is het over het algemeen eens met het voorstel van resolutie, maar had eveneens opmerkingen over het competentiegerichte element en benadrukte dat dat in het basisonderwijs moet worden bijgebracht. In het onderwijs is immers een mentaliteitswijziging nodig zodat men meer nadruk durft te leggen op durf en creativiteit. Ook de vraag om in de leerkrachtenopleiding praktische tools aan te reiken aan de leerkrachten vindt mevrouw Vanderpoorten niet vergaand genoeg en te vrijblijvend. De nadruk op bedrijfsstages en de link met de privésector vindt zij belangrijk.
De heer Bouckaert van LDD ging eveneens akkoord met de inhoud van het voorstel van resolutie, maar stelde dat de aanbevelingen zeer algemeen en onduidelijk zijn, namelijk op het vlak van de effectiviteit van de instrumenten op het terrein, de inpassing in de brede school en het nut van de genomen initiatieven. Zo kon men de vraag stellen of hieraan al aandacht moest worden besteed in het kleuteronderwijs. Net als mevrouw Vanderpoorten stelde de heer Bouckaert dat het beter was dit aan te kaarten in de latere jaren van het basisonderwijs.
De dames Smaers en Poleyn hebben uitgebreid geantwoord op alle vragen. Belangrijk in dit antwoord is de passus van mevrouw Poleyn over de leerlijn. Zij verwees naar TOS21 (Techniek op school voor de 21ste eeuw) en benadrukte dat het belangrijkste van het voorstel van resolutie is het stimuleren van de ondernemerszin en het ondernemerschap dat bereikt kan worden via het stimuleren van zelfsturing en creatief en probleemoplossend denken bij jongeren. Mevrouw Smaers benadrukte hierbij dat het voorstel van resolutie niet gaat over één bepaalde sector en zeer ruim is opgevat om eigen initiatieven van scholen mogelijk te maken.
Ook mevrouw Celis gaf nog voorbeelden van bestaande initiatieven zoals de minionderneming en het ontwikkelen van talent in het basisonderwijs en benadrukte de meerwaarde van dit voorstel van resolutie. Zij stond er eveneens op de heer Diependaele, een van de hoofdindieners die het voorstel wel heeft toegelicht maar de bespreking niet kon bijwonen om de gekende familiale redenen, te verontschuldigen.
De heer De Meyer tot slot stemde in met de opmerkingen over aandacht voor ondernemerszin in het basisonderwijs en stelde dat de indieners daarover een amendement zouden indienen tussen de stemming in commissie en de bespreking in de plenaire vergadering, teneinde de werkzaamheden niet nodeloos te vertragen.
Het voorstel van resolutie werd in de commissie aangenomen met elf stemmen bij vier onthoudingen.
Collegas, de heer De Meyer en mevrouw Van Steenberge hebben al een uitgebreide toelichting gegeven. Het heeft dus geen zin om wat nu net gezegd is, nog eens te herhalen. Dat is een zachte hint om het alstublieft beknopt te houden.
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Voorzitter, ik zal uw suggestie zeker ter harte nemen. Ik wil enkel nog een aantal klemtonen leggen en aangeven waar de uitgangspunten voor het voorstel van resolutie liggen. We zagen dat op het terrein een aantal financieringen van diverse projecten, zoals de minionderneming, ondernemer in de klas en een aantal bedrijfsbezoeken, op de helling kwamen te staan. Heel wat projectfinanciering blijkt niet structureel ingebed te zijn in het kader van het stimuleren van ondernemingszin en ondernemerschap binnen onderwijs.
Een tweede reden is het feit dat er niet snel genoeg werk wordt gemaakt van ondernemingszin en creativiteit. Een van de conclusies van de studie van de Koning Boudewijnstichting Leren ondernemen en ondernemend leren, die we ook hebben gebruikt als uitgangspunt, was dat kinderen in het kleuteronderwijs nog heel creatief zijn, maar dat de ondernemingszin en de creativiteit gaandeweg in het onderwijs afnemen en wegkwijnen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Dat is ook de reden waarom er werd gewerkt naar een leerlijn van in het kleuteronderwijs tot in het hoger onderwijs.
We hebben dit voorstel van resolutie gemaakt met het oog op het actieplan Ondernemend onderwijs dat door minister Smet de komende maanden meer vorm zal worden gegeven. Natuurlijk is er ook het bevoegdheidsoverschrijdende domein Economie-Onderwijs. Er moet over die deelbevoegdheden en -ministers heen worden samengewerkt om ondernemingszin en ondernemerschap te kunnen stimuleren in de kiem en in de voedingsbodem van het onderwijs.
Voor het overige verwijs ik naar de specifieke maatregelen, zoals opgenomen in het voorstel van resolutie en toegelicht door de heer De Meyer en mevrouw Van Steenberge.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Ik wil de verslaggevers danken voor het mooie verslag. Zoals al gezegd tijdens het debat, hebben wij aangekondigd om de positieve suggesties van de collegas van de oppositie mevrouw Meuleman en mevrouw Vanderpoorten te vertalen in een amendement. Hun bekommernis was dat het wel degelijk over basisonderwijs gaat, dat daar de kern ligt en dat we daar aan ondernemingszin moeten werken. Dat hebben we samen geformuleerd in een amendement. Een tweede amendement stelt dat het werken rond ondernemingszin evident een deel is van de brede school, waar we heel hard aan werken vanuit Onderwijs.
We zullen die twee amendementen straks ook ter stemming voorleggen. Ik zou het fantastisch vinden, collegas, indien we hier unaniem zouden pleiten voor ondernemingszin en ondernemerschap in het onderwijs. Dat zou een duidelijk signaal zijn van het parlement aan de Vlaamse Regering, minister-president Peeters met het actieplan Ondernemend onderwijs, en onze scholen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de stemmingen over de amendementen en de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.