Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011.
We gaan nu over tot het beleidsdomein Bestuurszaken.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, met uw goedvinden zal ik het meteen ook over Inburgering hebben.
Voorzitter, minister, collegas, de Vlaamse overheid zet deze legislatuur sterk in op het thema slagkrachtige overheid. Ze doet dat in overleg met het College van ambtenaren-generaal, de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid, de Raad van Wijzen en een kabinettenwerkgroep.
In tijden van schaarste moet ook de overheid de tering naar de nering zetten. CD&V staat achter de strategische doelstellingen van minder bestuurlijke drukte, een betere dienstverlening, een groter oplossingsvermogen ten aanzien van maatschappelijke uitdagingen, en meer tevreden burgers, organisaties en bedrijven. Vanaf 2012 zal het meerjarenprogramma meetbare efficiëntiewinsten opleveren. Het moet de bedoeling zijn om de efficiëntie en effectiviteit van onze administratie te verhogen maar ook om de verhoudingen tussen de verschillende bestuursniveaus en de planlasten voor de lokale besturen aan te pakken. Minister, de goedkeuring op de ministerraad vorige vrijdag in eerste lezing van een voorontwerp van decreet om de periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen voor de lokale besturen te verlichten, stemt ons alvast hoopvol.
Maar het meerjarenprogramma wordt niet alleen gerealiseerd via planlastvermindering. Er zijn andere sleutelprojecten, zoals een geïntegreerde benadering van ondernemers, de interne staatshervorming, de rationalisatie van de managementondersteunende functies, en een betere dienstverlening door gegevens te delen en te werken met slechts één publieksbalie. CD&V vraagt u om werk te maken van de actieplannen voor administratieve vereenvoudiging met bijhorende reductiedoelstelling voor alle beleidsdomeinen en deze op te volgen via een voortgangsrapportage. Tevens vragen wij u om werk te blijven maken van een degelijk en professioneel personeelsbeleid met aandacht voor de diversiteit.
We kijken uit naar de evaluatie die u in het vooruitzicht hebt gesteld van het decreet van 2004 op het tijdelijke van de erkende erediensten. Ik ga ervan uit dat we ook vanuit de commissie hieraan kunnen meewerken. De problematiek van de ongebruikte of onderbenutte gebouwen van de erediensten krijgt uw en onze aandacht. Momenteel zijn werkgroepen belast om hiervoor pistes uit te werken die rekening houden met alle aspecten: de oorspronkelijke religieuze bestemming, de mate waarin ze het beeld van een wijk of een dorp bepalen, het medegebruik, de nevenbestemming of de mogelijke alternatieve bestemming, maar ook het kostenplaatje voor zowel de kerkbesturen, de lokale overheid als de Vlaamse overheid. Ik kijk met belangstelling uit naar de resultaten van de werkgroepen.
Minister, u bent ook bevoegd voor Inburgering. De Vlaamse christendemocraten vragen u het inburgeringsbeleid, dat we kennen en dat op dit moment ook in het zuiden van het land een positieve aandacht heeft opgewekt, verder te verfijnen en te professionaliseren. Mensen moeten meer en betere kansen krijgen om Nederlands te leren en zich te integreren. Dit kan door de samenwerking tussen de verschillende actoren van het inburgerings- en integratiebeleid, de onthaalbureaus en integratiecentra te versterken en door volop in te zetten op het lokale integratiebeleid, door meer maatwerk te realiseren voor de individuele ontplooiing en ontwikkeling van onder andere analfabeten maar ook van hoogopgeleiden, en door het verder terugdringen van de uitval uit het inburgeringstraject. Wij vragen ook een meer resultaatgericht beleid te bewerkstelligen en te voorzien in gerichte vervolgacties en een performante kruispuntbank. Ten slotte pleiten we ook voor een vlottere overgang van het primaire naar het secundaire inburgeringstraject. We vragen u dus om het Integratiedecreet uit te voeren, met aandacht voor kennisuitwisseling, efficiëntie en structurele samenwerking tussen de verschillende actoren. We kijken uit naar de resultaten van de commissie Integratie, waarvan de oprichting is aangekondigd, en naar het horizontaal plan Integratiebeleid.
Het tekort aan doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners kwam in de commissie de afgelopen maanden herhaaldelijk aan bod. We vragen u om in overleg met de andere overheden, gemeenten en provincies, werk te maken van een behoeftedekkend aanbod en daarbij uiteraard de Europese richtlijnen in het achterhoofd te houden. Misschien moeten de bestaande instrumenten eens tegen het licht worden gehouden want uit de praktijk blijkt dat ze vaak niet bij machte zijn de knelpunten weg te werken.
Vorige week hebt u een omzendbrief meegedeeld aan de Vlaamse Regering. Ik denk dat de teneur daarvan goed is: meer coördinatie en initiatief om die terreinen te realiseren. Er is ook aandacht voor de pleisterplaatsen wanneer een duurzaam terrein niet volstaat. U zegt terecht dat dat de uitzondering moet blijven.
U wilt het debat aangaan over de rol van de islam in de Vlaamse samenleving op constructieve wijze en u wilt dat doen in overleg met uw collega bevoegd voor het onderwijs en de gelijke kansen. Zowel vanuit de invalshoek Binnenlands Bestuur als vanuit Inburgering zijn er aanknopingspunten. Ik zou bij dezen de Vlaamse Regering willen vragen om met alle erediensten en levensbeschouwingen in de diverse beleidsdomeinen een constructieve dialoog aan te gaan.
Om af te ronden, minister: wij steunen uw keuze voor een doorgedreven sensibiliseringsbeleid ten aanzien van transnationale huwelijken van de migranten van de tweede en derde generatie alsook uw beleid om het civiele effect van inburgering, dat vandaag nog onvoldoende is, te verhogen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Vissers heeft het woord.
Voorzitter, leden van de Vlaamse Regering, collegas, Vlaanderen blijft het mekka voor gelukzoekers uit de derde wereld. De Vlaamse regering-Peeters II staat erbij en kijkt ernaar en werkt misbruiken bij regularisatie zelfs in de hand. Terwijl de ons omringende landen allemaal hun immigratie- en inburgeringsbeleid aanscherpen, blijven België en Vlaanderen hopeloos ter plaatse trappelen.
De financiële en andere gevolgen van de ongecontroleerde massa-immigratie naar Vlaanderen zijn niet te overzien. De leefbaarheid van onze steden komt op de helling te staan, bij de Vlaamse OCMWs staat het water tot aan de lippen, het Vlaamse onderwijs wordt ten gevolge van de vreemdelingeninvasie in de steden geconfronteerd met een tekort aan plaatsen, de wachtlijsten voor taallessen nemen opnieuw toe en het inburgeringsbeleid neemt een almaar grotere hap uit het budget. Naar aanleiding van de federale regularisatiecampagne trok de Vlaamse Regering voor de tweede helft van 2010 1,5 miljoen euro extra uit voor de inburgering van nieuwkomers in Vlaanderen.
Men zou mogen verwachten dat de Vlaamse Regering een assertief beleid zou voeren dat opkomt voor de Vlaamse financiële en andere belangen. Op geen enkel moment liet de Vlaamse Regering echter een teken van protest horen tegen het federale opendeurbeleid. Geen enkele Vlaamse meerderheidspartij wilde een belangenconflict ondersteunen tegen het federale regularisatiebeleid.
Het Vlaamse inburgeringsbeleid kost veel geld. Voor 2011 wordt het inburgerings- en integratiebeleid begroot op 54.315.000 euro, waarbij dan nog geen rekening is gehouden met de kostprijs van de werking van de Huizen van het Nederlands, zijnde 4.767.000 euro. De ten gevolge van de federale opendeurpolitiek steeds zwaarder wordende financiële kosten van het hele inburgeringsbeleid, zijn en blijven nog steeds voor de volle 100 procent afgewenteld op de Vlaamse belastingbetaler. Immigranten die er nochtans zelf voor hebben gekozen om zich in Vlaanderen te vestigen, wordt op geen enkel moment gevraagd financieel bij te dragen tot de kosten van hun eigen inburgeringscursussen.
Een decreetswijziging van 19 mei 2005 voegde in het Inburgeringsdecreet een artikel 4, paragraaf 3 in dat bepaalt dat sommige inburgeraars een vergoeding moeten betalen voor hun inburgeringscursus. Zowel de vorige regering als de huidige regering heeft tot op heden nagelaten om uitvoering te geven aan deze decretale bepaling. Voor de Vlaamse Regering moet de Vlaamse belastingbetaler, zelfs in crisistijden waarin moet worden bespaard, dus blijven opdraaien voor de inburgeringscursussen van immigranten, waaronder geregulariseerden die hier jarenlang de Belgische verblijfswetgeving en een reeks van andere wetten hebben overtreden.
Dat het anders kan, bewijst Nederland, waar inburgeraars cursus- en examengeld moeten betalen, waarvan ze evenwel een deel kunnen terugkrijgen op voorwaarde dat ze slagen voor een inburgeringsexamen.
Een ander punt van kritiek op de zogezegd verplichte inburgering zoals die door de huidige Vlaamse Regering wordt georganiseerd, is de absolute vrijblijvendheid ervan. Terwijl in tal van andere landen, zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, immigranten hun kennis van de taal en de cultuur door middel van een examen moeten bewijzen om een verblijfsvergunning te ontvangen, krijgt de inburgeraar in Vlaanderen op het einde van het inburgeringstraject een papiertje waarop bevestigd staat dat de cursist op regelmatige wijze de lessen heeft bijgewoond. Het inburgeringsattest zou een maatschappelijke relevantie moeten hebben die de inburgeraar onder meer in staat zou moeten stellen om werk te vinden. Er is, in het beste geval, enkel sprake van een inspanningsverbintenis.
Het Vlaams Belang meent al jaar en dag dat een echt examen een essentieel vervolg van de inburgeringscursus is. Elke student weet dat een cursus zonder examen geen waarde heeft. Het gepoch van de minister over het stijgend aantal inburgeraars is dan ook zeer relatief. Niemand weet in welke mate de inburgeraars tijdens de cursus werkelijk iets hebben opgestoken.
Allicht verontrust door de volledige verzanding van het Vlaamse inburgeringsbeleid, tracht de minister af en toe de pers te halen door enkele initiatieven aan te kondigen.
Een eerste voorstel houdt in dat de Belgische ambassades in het buitenland inburgeringspakketten ter beschikking van kandidaat-emigranten zouden stellen. Op deze manier zouden buitenlanders met emigratieplannen al in het land van herkomst inburgeringscursussen kunnen volgen. Experts hebben vrijwel onmiddellijk gesteld dat dit vanuit pedagogisch oogpunt complete onzin is. Door wereldwijd onder buitenlanders die geen woord Nederlands kennen, handboeken Nederlands te verspreiden, zal niemand Nederlands leren. Een dergelijk systeem van vrijwillige en kosteloze inburgeringstrajecten in het buitenland zal Vlaanderen bovendien nog meer dan nu al het geval is het imago bezorgen van een immigratieland met open grenzen. Veeleer dan de inburgering van de allochtone gemeenschappen in Vlaanderen dichterbij te brengen, zou dit voorstel een aanzuigeffect op nieuwe immigranten uitoefenen.
Een tweede voorstel betreft de zogenaamde inburgeringscoaches. Vanaf 2011 zal de Vlaamse Regering op zoek gaan naar vrijwilligers die coach willen worden van migranten die een inburgeringscursus willen volgen. Het zou gaan om vrijwilligerswerk waarvan beide partijen iets opsteken. Dit multiculgadget zal enkel een omgekeerd effect sorteren.
Het aantal hoofddoeken in het straatbeeld blijft toenemen. De moskeeën schieten als paddenstoelen uit de grond. De radicale islam verovert onze steden. De huidige Vlaamse Regering ondergaat deze evolutie. Ze bespoedigt deze evolutie zelfs door hand- en spandiensten aan het federale regularisatiebeleid te verlenen en door kwistig moskeeën en allochtone verenigingen te financieren. Bovendien onderneemt de regering-Peeters II geen enkele poging om een werkelijk efficiënt en krachtdadig imburgeringsbeleid aan te vatten. De regering-Peeters II werkt de ontvlaamsing en de islamisering van Vlaanderen enkel in de hand.
Minister, met onze motie vragen we u om bij de Federale Regering aan te dringen op een aanscherping van het immigratiebeleid, een beperking van de gezinshereniging, een aanpak van het asielmisbruik en de stopzetting van het regularisatiebeleid; een echt en volwaardig inburgeringsexamen in te voeren en een koppeling tot stand te brengen tussen het Vlaams inburgeringsbeleid en het federale immigratiebeleid, zodat een immigrant die niet voor het inburgeringsexamen slaagt, geen verblijfsvergunning krijgt; in een uitbreiding te voorzien van de doelgroep van de verplichte inburgering, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de vreemdelingen die een inkomen uit maatschappelijke dienstverlening of uit een leefloon verwerven; naar Nederlands voorbeeld cursusgeld te vragen aan de deelnemers aan inburgeringscursussen, zodat de cursisten worden geresponsabiliseerd en de kosten van de inburgeringstrajecten niet langer volledig ten laste van de Vlaamse belastingbetaler liggen; af te zien van het initiatief via de ambassades inburgeringscursussen te verspreiden, aangezien dit initiatief een aanzuigeffect op nieuwe kandidaat-immigranten zou kunnen genereren en vanuit pedagogisch oogpunt volledig zinloos is; ervoor te zorgen dat de integratiesector zich volledig in het Vlaams inburgeringsbeleid inschakelt en dat alle projecten waarvan het concrete nut in die context niet aan de hand van concrete doelstellingen en realisaties wordt bewezen van een verdere betoelaging worden uitgesloten en de islam te schrappen uit het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, Open Vld wil resultaten zien. Hoewel onze fractie zich in de meeste beleidsvoornemens van minister Bourgeois kan vinden, zijn het niet de goede voornemens, maar de resultaten die tellen. Op dat vlak blijven we op onze honger.
Ik kom tot een eerste dossier, namelijk de interne staatshervorming. Open Vld vindt het positief dat de debatten over de interne staatshervorming in een zeer open sfeer gebeuren. We pleiten er zelfs voor dat zo veel mogelijk actoren worden geconsulteerd. Open Vld ziet echter ook grote valkuilen opdoemen. Er rijst heel wat tegenkanting vanuit de provincies en dan in het bijzonder vanuit de sectoren Welzijn en Onderwijs. Maar ook uit politieke hoek blijkt steeds meer voorbehoud te groeien. Open Vld kan zich niet van de indruk ontdoen dat niet alle coalitiepartners op dezelfde lijn zitten over het groenboek. Dat ondanks het feit dat de contouren van de interne staatshervorming vastgelegd werden in het Vlaamse regeerakkoord. Onze fractie hoopt dan ook dat de interne staatshervorming daadwerkelijk iets oplevert en pleit zeer duidelijk voor een bestuurlijk Vlaanderen dat van onderuit wordt opgebouwd met een Vlaamse overheid die slank, soepel, slagvaardig, maar terughoudend is met bestuurskrachtige gemeenten.
Wat betreft de bestuurskracht van die lokale besturen pleit de Vlaamse Regering voor sterke lokale besturen. Open Vld deelt deze ambitie, maar moet ook hier vaststellen dat het bij woorden blijft en dat de daden en de concrete initiatieven op zich laten wachten. Vrijwillige fusies van gemeenten zullen weinig of niets opleveren. De Vlaamse Regering kan momenteel amper een concreet dossier voorleggen, namelijk het dossier van Beveren-Kruibeke. Het is zelfs heel twijfelachtig of die fusie ooit daadwerkelijk een feit zal worden.
De bestuurskracht van een gemeente wordt ook in sterke mate beïnvloed door de van bovenaf opgelegde planlasten. Open Vld vraagt zich bovendien af of de Vlaamse Regering bereid is om de gevolgen van sterke lokale besturen te aanvaarden. Meer lokale autonomie en meer lokale verantwoordelijkheid betekenen minder Vlaamse controle en minder planlast. De Vlaamse Regering beschikt over de instrumenten om de lokale besturen slagkrachtiger te maken, maar pleinvrees blijkt deze regering echter te verlammen. In 2011 mogen we een ontwerp van decreet verwachten in verband met deze planlastverlaging. Ik weet, minister, dat er daartoe een aanzet is gegeven op de ministerraad vorige vrijdag. Laat ons in elk geval hopen dat dit ontwerp van decreet zo spoedig mogelijk in de commissie Binnenlands Bestuur besproken kan worden.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik wil toch een paar dingen zeggen. Eerst en vooral hoeft u zich geen zorgen te maken over de samenhang binnen de regering. We werken inderdaad aan een groenboek over de interne staatshervorming. Dat is een zeer open discussie. Dat is van meet af aan ook zo bedoeld. Dat levert heel wat maatschappelijk debat op, gelukkig zou ik zeggen. Ik ben een beetje ongelukkig dat de focus te veel gaat naar de hervorming van de provincies want het groenboek die interne staatshervorming gaat veel ruimer dan dat. Ik hoop dat de klemtonen niet ondergesneeuwd geraken en ik zal er trouwens voor zorgen dat dit niet gebeurt. Er zijn heel veel reacties binnengekomen uit het middenveld. Er zijn in het parlement heel wat hoorzittingen gehouden en er zijn amendementen binnen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en van de Vereniging van de Vlaamse Provincies. Ik heb daarover duidelijk gecommuniceerd in de commissie. We zetten die allemaal op een rijtje en we gaan die ook allemaal behandelen. We gaan met de regering, met de meerderheid, komen met een voorstel dat rekening houdt met wat voorligt, maar dat de grote lijnen van het regeerakkoord uiteraard zal behouden. Dat is evident.
Als u denkt dat er te weinig daadkracht is bij het verlenen van meer autonomie en verantwoordelijkheid aan de gemeenten en dat we de subsidiariteit niet ernstig menen, dan bent u natuurlijk verkeerd. U zegt dat er iets is goedgekeurd op de laatste vergadering van de regering. Er is principieel een ontwerp van kaderdecreet goedgekeurd en dat gaat nu, zoals het geval is met alle ontwerpen van decreet, zijn weg. Het gaat voor advies naar de adviesraden die advies moeten geven. Het zal naar de Raad van State gaan en komt vervolgens in het parlement. Het ontwerp krijgt een zeer gunstige commentaar van de VVSG en het zal er effectief voor zorgen, mijnheer De Meulemeester, dat de betutteling van de lokale besturen sterk teruggedrongen wordt. Er komt nog een planning voor zes jaar in alle sectoren.
Dit hangt samen met twee andere, grondige hervormingen. De eerste is de externe audit van de gemeente. We zullen de audit niet uitvoeren zoals in het decreet staat want dat zou neerkomen op een dubbele controle van de rekeningen. We gaan een controle van de processen doorvoeren, namelijk outputcontroles. Dat hangt ook samen met een andere hervorming die op dit ogenblik in twintig steden en gemeenten op proef loopt. De nieuwe beleids- en beheerscyclus verstrekt veel meer autonomie en flexibiliteit aan de gemeenten. Tegelijk laat de cyclus toe om te monitoren welk beleid er is gevoerd.
Er wordt niet meer jaarlijks naar Brussel gerapporteerd. We hebben berekend dat de planlast van de jaarlijkse rapporten 40 miljoen euro per jaar kost. We schaffen met het kaderdecreet vijftien jaarlijkse rapporten en plannen af.
Uw opmerking dat we daar geen werk van maken, is dus totaal onterecht. We doen dat wel degelijk en doen dat op een gedegen manier, stapsgewijs en in overleg met de sectoren zodat vanaf 1 januari 2014 de nieuwe cyclus van beleidsplanning in werking kan treden. Dat betekent veel autonomie en veel minder keizer-kostermentaliteit.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Ik heb twee opmerkingen. Over de interne staatshervorming verlopen de debatten in alle openheid, en dat is een goede zaak. U kunt echter niet ontkennen dat de zaak aan het verzanden is. We hadden volgens de beleidsnota nu over een witboek moeten beschikken. Het witboek is er niet en de reden daarvoor is dat er binnen de meerderheid onenigheid is over de wijze waarop u een en ander wilt sturen, zeker wat de bevoegdheden, taken en functies van de provincies betreft.
We moeten daar duidelijk in zijn. Er is een soort van guerrilla ontstaan tegen uw plannen om de bevoegdheden en taken van de provincies af te slanken. U bent daar al wat voor gezwicht. In de beleidsnota stond dat de provincies enkel nog bevoegd zouden zijn voor grondgebonden aangelegenheden. U bent daar al op teruggekomen en hebt gezegd dat er ook gemeenschapsaangelegenheden zijn die historisch aan de provincies zijn toevertrouwd.
Het grote knelpunt blijft echter het niveau tussen de gemeente, de provincie en Vlaanderen. Ik heb het over de bestuurlijke verrommeling, de intergemeentelijke samenwerking en intercommunales waar een kat haar jongen niet meer in terugvindt. We zien daar weinig vooruitgang in en weinig visie. Het debat is aan het verzanden, en ik vrees, minister, dat u met een interne staatshervorming gedurende deze legislatuur nergens gaat geraken.
Het tweede punt betreft de planlast. We zijn het er allemaal over eens dat de planlast te groot is. De minister wil tot één enkel beleidsplan komen voor zes jaar en niet langer een apart cultuurbeleidsplan, milieubeleidsplan en dergelijke meer met telkens rapporteringen. Ik raad de minister aan dat eens af te stemmen met de heer De Gucht, die gisteren op de tribune zei dat als we naar één beleidsplan gaan, we moeten opletten dat de jeugdwerking, de cultuurwerking en zo voort gegarandeerd blijven. Er worden dus toch weer vragen bij gesteld.
Het is het een ofwel het ander. Ofwel gaan we naar één beleidsplan voor zes jaar, ofwel blijven we steken bij een verkokering en aparte beleidsplannen, met alle planlast tot gevolg. Ik ben het ermee eens dat er één plan moet komen, maar dat moet worden afgestemd met de leden van de fractie die hier gisteren op de tribune vragen over stelden.
U weet dat wij een fervent voorstander zijn van planlastvermindering. Wij hebben trouwens tijdens de vorige legislatuur een eigen voorstel van decreet ingediend. Jammer genoeg kregen we de andere partijen niet rond de tafel om het goed te keuren. Wij zijn voorstander van één beleidsplan en zullen dat ook binnen de partij zeker uitklaren. Dat is geen enkel probleem.
Minister, wij appreciëren dat daar werk van gemaakt wordt. Wij hebben liever vandaag nog dan morgen dat dit ontwerp van decreet klaar is. Wij zullen u zeker steunen om dit zo snel mogelijk te realiseren. Het is precies die grote planlast waar zoveel gemeentebesturen momenteel van wakker liggen.
De heer Verfaillie heeft het woord.
Wat de interne staatshervorming betreft, is het normaal dat er discussies zijn tussen de partijen of binnen de meerderheid onderling. Iedereen vertrekt immers vanuit een ander uitgangspunt. De rode draad door het verhaal is wel dat er hervormd moet worden. Men heeft het hier over de timing die niet wordt gehaald en het witboek dat niet klaar is tegen december. Maar dat is nu precies het verhaal van een absolute parlementaire democratie. Wij hebben hier een aantal weken geleden, meerderheid en oppositie, een resolutie goedgekeurd met de vraag aan de regering om naar aanleiding van de hoorzittingen met specifieke vragen aan de minister, uitgebreid verslag uit te brengen binnen de commissie over de diverse hoorzittingen. Aan de hand van het verslag van de antwoorden van de minister zou dan een parlementaire discussie worden gevoerd in de commissie Binnenlandse Aangelegenheden. Dus nu komen vertellen dat we de timing niet halen en dat alles achteruit wordt geschoven, is de waarheid geweld aandoen. Het is net door de eensgezindheid binnen het parlement dat we een aantal stappen kunnen zetten. De minister en het parlement zullen proberen om tegen de paasvakantie met een witboek te landen dat dan hopelijk door de diverse partijen in dit parlement zal worden gedragen.
Mijnheer De Meulemeester, u vraagt meer daadkracht voor de lokale besturen. De Vlaamse Regering is anderhalf jaar in het zadel. Die vraag is er nu misschien omdat de toenmalige minister die bevoegd was voor het binnenlands bestuur, een partijgenoot van u, te weinig daadkracht aan de dag legde. Ik weet het niet, ik stel u alleen de concrete vraag.
Mijnheer Verfaillie, ik ben ontroerd door uw bezorgdheid over de parlementaire democratie. In de prakrijk stel ik vast dat u die inroept. Wij hebben die resolutie inderdaad mee goedgekeurd, wat toen eigenlijk een motie van wantrouwen was ten aanzien van de minister. Ik heb dat toen zo genoemd. U kunt daar natuurlijk een andere mening over hebben.
De kern van de zaak is dat men het binnen de meerderheid niet eens is over welke richting die interne staatshervorming uitgaat. Dan kunt u als meerderheid wel het parlement inroepen en daar de saus van de parlementaire democratie over gieten. Ik hoop dat u ook in andere dossiers het parlement ten volle zijn rol laat spelen en niet alleen als het u goed uitkomt.
De heer Crombez heeft het woord.
Ik heb hier gisteren nog gezegd dat de oppositie in haar rol vaak vraagt om zaken uitgebreid in het parlement te bespreken. Wanneer het parlement dan aan de regering vraagt om meer tijd te nemen, dan is diezelfde oppositie de eerste om te zeggen dat het niet goed gaat, dat er geen duidelijkheid is en dat er uitstel wordt gevraagd. Ik heb dat hier gisteren nog voorspeld naar aanleiding van een ander onderwerp. Dit is daar een duidelijk voorbeeld van. Het kan niet beter lopen. We hebben in alle transparantie hoorzittingen gehad over een aantal bevoegdheden heen. Daaruit is heel wat informatie gekomen. Over meerderheid en oppositie is dan besloten om meer tijd te vragen om die informatie te verwerken. De regering heeft dat dankbaar aanvaard tenzij u iets weet dat ik niet weet. Het is niet zo, mijnheer Van Hauthem, dat als iets een naam heeft, het ook zo heet.
Met dat laatste ben ik het eens. Ik zou willen dat het parlement dat ook in andere dossiers zou doen. Dit is gewoon een manoeuvre geweest om de meerderheid de tijd te geven om de meningsverschillen uit te vlakken.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer Van Hauthem, vanuit CD&V zou ik willen zeggen dat wij absoluut niet het aanvoelen hebben dat dit debat over de interne staatshervorming een poging is om te verzanden.
Het groenboek van de minister heeft als grote voordeel dat het het debat op gang heeft gebracht, niet alleen in het parlement, maar ook daarbuiten. Ik ben geen effectief lid van de commissie Binnenlandse Zaken, maar ik heb twee hoorzittingen gevolgd en de collegas doen dat op een zeer goede manier. Er zijn een aantal dingen naar boven gekomen. Het is de verdienste van de regering om dan ook rekening te houden met het parlement. Ze moet ervoor zorgen dat het document dat men over een aantal maanden klaar zal hebben, kan worden gedragen door de meerderheid. Voor mij persoonlijk is het regeerakkoord de bijbel. Het is heel duidelijk wat erin staat over de interne staatshervorming, en wij houden ons daaraan.
Onze fractie zal de volgende maanden, net zoals de vorige maanden, op een heel constructieve manier hierover verder samenwerken.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ik wil twee dingen zeggen over de interne staatshervorming. Ik zeg het niet graag, maar ik moet collega Van Hauthem gelijk geven.
Mevrouw Heeren, het was een heel verdienstelijke poging om tot eenheid in deze regeringsploeg op te roepen. Ik moet wel vaststellen dat in de meerderheid en ik zal er kort over zijn want ik wil er niet in verzanden met heel kleine, fijne zagen en vijltjes vakkundig de poten van onder uw stoel worden gezaagd, minister. Ik betreur het dat dat gebeurt omdat ik vind dat over de interne staatshervorming in Vlaanderen momenteel een buitengewoon belangrijk debat wordt gevoerd, maar er is verdeeldheid binnen de meerderheid. De heer De Meulemeester kan dat ook getuigen. Wij mogen maar zelden mee een resolutie ondertekenen. Er zijn goede redenen voor wanneer men ons wil inzetten. (Opmerkingen)
Ik ben dus positief ingesteld. Ik zou het heel erg jammer vinden dat het proces van de interne staatshervorming verzandt. Ik ben het niet op alle punten eens met wat er over in het regeerakkoord staat, maar ik vind wel dat we na het in de mist gegane kernpuntendebat van enkele jaren geleden, het ons als Vlaamse overheid niet kunnen permitteren om opnieuw de mist in te gaan in onze relaties met de lokale besturen. Dat is veel te belangrijk.
Minister, ik wil dat het proces doorgaat, maar ik wil dat het grondig gebeurt en dat u daar tijd voor neemt. In het advies van de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) over regioscreening staan belangrijke dingen die we niet overhaast kunnen realiseren, maar die we wel moeten realiseren. Maak een langetermijnplanning, hou rekening met de vele en vaak terechte bekommernissen van de VVSG, van de VVP, van allerlei middenveldorganisaties die in deze tijden van financiële crisis zeer ongerust zijn dat het proces van interne staatshervorming een proces van besparingen zal worden. Er staat veel op het spel en we kunnen ons geen mislukking permitteren.
Ik pleit dus voor tijd, net zoals de meerderheid. Ik pleit voor tijd en niet voor het vakkundig afvoeren van het dossier. Het is te belangrijk. Ik zou de meerderheid willen oproepen om het debat open en genereus te voeren. Dat is mijn oproep.
Mijnheer Verfaillie, in een onverdacht verleden hebben we nog samen gediscussieerd over planlastvermindering. Ik ben het ook eens met het principe en ik heb het hier al vaak gezegd, maar het is blijkbaar bon ton om Groen! uit te lachen als het over dat soort dingen gaat dat Vlaanderen aan regelzucht lijdt en zeker in haar relaties met de lokale besturen. Regulitis. En dat moet weg.
Ik kom uit sectoren die in lokale besturen of op het Vlaamse niveau vaak niet tot de topprioriteiten van het bestuur behoorden. Ik hoop dat ik dat in de verleden tijd mag zeggen. Het gaat over cultuur, jeugdwerk en sport. Ik wil dat we daar waakzaam mee omgaan.
Minister, gooi alle planrapporteringen alstublieft in de vuilnisbak. Doe het minimaal een keer per drie of zes jaar, maar laat ons niet alle planningen en strategische gedachten in een halve pagina meerjarig strategisch beleidsplan over Cultuur, Jeugd en Sport van de gemeenten stoppen. Laten we het denkproces niet met de rapportageverplichtingen in de vuilnisbak keilen.
De heer De Loor heeft het woord.
Het verwondert me hoeveel creativiteit er aan de dag wordt gelegd in interpretaties die er worden gegeven aan commissievergaderingen, debatten en resoluties. Het siert de oppositie wel dat ze bekommerd is om de cohesie van de meerderheid. U spreekt over het verzanden van een debat, over onenigheid. Het is net de verdienste van de minister, en dat siert hem, dat hij een groenboek op tafel heeft gelegd, dat voedsel moet zijn voor een debat. Dat heeft het debat in de commissie aangewakkerd, maar niet enkel in de commissie, ook daarbuiten.
Mijnheer Caron, het verwondert me dat u zegt dat u de resolutie die is voorgelegd, nu mee mag ondertekenen. Ik herinner u eraan dat dit in de eerste plaats een initiatief is van de commissievoorzitter, die tot nader order niet tot de meerderheid behoort.
Het groenboek heeft de verdienste dat het een debat heeft aangewakkerd, ook buiten deze plenaire vergadering en commissie. Voor sp.a is het ook heel belangrijk dat het een gedragen verhaal wordt. We staan nog altijd volledig achter de uitgangspunten. Mijnheer Caron, ik neem uw oproep ter harte dat we dat in de toekomst, net zoals in het verleden, zullen doen in alle constructiviteit en openheid.
De heer Reekmans heeft het woord.
Ik hoor graag de verklaringen van de meerderheid waarin ze ons ervan wil overtuigen dat ze meer tijd nodig heeft om het grondig te doen. De meerderheid heeft inderdaad meer tijd nodig, vooral om de provinciale mandatarissen, de gedeputeerden te overtuigen waarmee ze bezig is.
Mijnheer De Loor, sp.a wou een gedragen verhaal. Amper een maand geleden las ik in Het Belang Van Limburg de reactie van tientallen lokale sp.aers die totaal het tegenovergestelde vertelden van wat u hier vandaag vertelt. Begin in uw eigen partij, verkoop daar de staatshervorming en kom dan nog eens terug om te debatteren. Dan gaan we het bestuur van Vlaanderen verbeteren. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
De heer Keulen heeft het woord.
Mijnheer Verfaillie, u kent de uitdrukking: de splinter zoeken in het oog van een ander en de balk in het eigen oog niet zien. In de vorige legislatuur hebben we heel veel gedaan, en het is niet aan mij om dat werk op te sommen. We hebben dat samen gedaan. Er zijn genoeg archieven en daden in de praktijk om dat te bewijzen.
Voor een van de belangrijke zaken waar we wilden op doorzetten, het verminderen van planlast, mocht u niet tekenen namens uw fractie. Er was een initiatief van de heer De Meulemeester, en u bent op uw standpunt teruggekeerd. U durfde niet door te zetten. Dat is echt waar, jammer genoeg. (Applaus bij Open Vld, LDD en het Vlaams Belang)
Aan de heer Caron wil ik zeggen dat het verminderen van planlast niet in tegenspraak is met een goede planning en een goede inspraakprocedure. De twee kunnen allebei: je kunt de planlast verminderen, en tegelijk aandacht hebben voor planning en inspraak.
We hebben nu een gedreven minister van Binnenlandse Zaken; in de vorige legislatuur hadden we ook een gedreven minister van Binnenlandse Zaken.
Collegas, we maken werk van de aanpak van planlast. Het kaderdecreet is goedgekeurd. Het zal nog veel bijkomend werk vergen, want de uitdaging zit hem erin dat in alle sectoren de planlasten gereduceerd worden. Het kaderdecreet is er, nu moet er nog werk worden gemaakt van de terugdringing van de planlasten in al die sectoren.
Dat betekent niet dat er niet meer gepland wordt. Van elk bestuur mag verwacht worden dat er een planning is. Er staat in die plannen nergens dat er niet meer mag worden ingesproken, dat er geen adviesorganen meer mogen zijn enzovoort. Ik zou niet graag hebben dat daar ongerustheid over bestaat. Men mag het wegnemen van een betutteling vanuit de Vlaamse Regering ten aanzien van de lokale besturen en hun meer autonomie en minder lasten geven niet verwarren met het uitschakelen van inspraak en planning. Dat is niet de bedoeling, laat dat heel duidelijk zijn.
Dit is een belangrijk onderdeel van de interne staatshervorming, die uitgaat van subsidiariteit en meer autonomie van onze lokale besturen.
Mijnheer Caron, u hoeft zich ook geen zorgen te maken over mogelijke besparingen ten koste van organisaties, personen of wie dan ook. De interne staatshervorming is wel een efficiëntieoefening. We gaan die verrommeling aanpakken. Er zijn veel te veel bestuursorganen in Vlaanderen die kriskras door elkaar lopen en waar niemand nog zijn weg in vindt. We gaan die vereenvoudigen en zo homogeen mogelijk maken.
Bovendien gaan we de lijnen korter maken. Het regeerakkoord zegt uitdrukkelijk dat we ervoor gaan zorgen dat nog maximum twee niveaus per proces tussenbeide komen. De heer Kennes sprak daarstraks over een slagkrachtige overheid. Dit maakt daar deel van uit. Wij doen niet altijd beter wat we zelf doen, we moeten durven toegeven dat onze bestuurs- en beslissingslijnen vaak veel te lang zijn en dat het lang duurt om tot resultaat te komen. Dit is een belangrijk onderdeel van die interne staatshervorming.
We gaan de verrommeling wel degelijk aanpakken, collegas. Momenteel werkt VLABEST, de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken, een methodiek uit om dat op een uniforme manier aan te pakken. Dat is een goede zaak. We gaan ons daarover buigen. Op het moment dat wij een methodiek hebben, gaan wij de gouverneurs die nu al die opdracht hebben, vragen om volgens die methodiek die screening te doen. Dat is een bottom-up operatie. We gaan aan de steden en gemeenten vragen om zelf zo veel mogelijk voorstellen van samenwerking te doen. Met welke gemeenten hang je samen, sociaal-economisch, voor de zorg, welzijn, onderwijs enzovoort? Er zijn structuren terug te vinden in dat gemeentelijke patroon, waarin je ziet dat die en die gemeenten het best samen kunnen werken. De bedoeling van die regioscreening is om tot samenwerkingsverbanden tussen gemeenten te komen, die zo homogeen mogelijk zijn, zodat een gemeente zo veel mogelijk in één verband opereert met dezelfde partners, wat een enorme slagkracht en grotere efficiëntie zal geven, wat de democratie en de transparantie ten goede zal komen.
Ik begrijp dat de oppositieleden graag wat verdeeldheid binnen de meerderheid proberen aan te tonen. Ik heb begrepen dat niemand van de meerderheid hier bezig is met de poten van onder de stoel van de minister weg te zagen. Ik hoor een meerderheid die achter het regeerakkoord staat. Het regeerakkoord bevat een aantal principes. Ik heb die omgezet in een groenboek, dat goedgekeurd is door de Vlaamse Regering. Dat groenboek is per definitie niet te nemen of te laten. Waren wij met plannen gekomen die te nemen of te laten waren, dan hadden wij een ontwerp van decreet goedgekeurd, waren we daarmee naar het parlement gekomen en hadden we gevraagd om dat goed te keuren, en daarmee was de kous af. We hebben dat niet gedaan.
Toen ik dat groenboek lanceerde, heb ik gezegd dat het een uitdaging was. Het is een nieuwe manier van werken. Ik ga ervan uit dat dit meer kracht geeft aan het parlement en leidt tot een herwaardering van dit parlement. Ik heb gezien, collegas, dat de meerderheid inderdaad door de oppositie gevraagd is om gezamenlijk een motie te ondertekenen. Het is dus niet de meerderheid die daar de leiding in heeft genomen. Het is de oppositie geweest. Ik heb daar verder ook geen opmerkingen over.
Het debat in de commissie is tot nu toe op een correcte manier verlopen. Ik heb van meet af aan gezegd, collegas van de oppositie, dat ik u daarbij wou betrekken. Dat is een nieuwe methode. We hebben dat open gespeeld en hebben openlijk onze plannen meegedeeld. We wilden daarover in discussie gegaan met u. Dat is tot nu toe vrij goed gelukt. Je hebt natuurlijk wel de meerderheid en de oppositie. De meerderheid staat achter het regeerakkoord, de oppositie doet dat niet. Maar ik ben blij dat we dat tot nu toe over de grenzen van meerderheid en minderheid heen kunnen aanpakken.
Het resultaat zal natuurlijk niet zijn dat de oppositie voor 100 procent tevreden zal zijn, net zomin als de meerderheidspartijen het eigen programma er volledig in zullen terugvinden. Dat weten we op voorhand. Maar die grote lijnen zijn volgens mij boeiend en uitdagend genoeg om ertoe te komen.
Collegas, uitstel is geen afstel. Die timing was misschien een beetje krap. Ik ben een beetje blij maar ook wat ontevreden over de teneur van het debat omdat er te veel op één accent gefocust wordt. We hebben echter gelukkig gezien dat het groenboek in die zin wel geslaagd is dat er veel maatschappelijk debat rond ontstaat. Dat is nu eenmaal de bedoeling van een groenboek. Men moet weten wat men wil. Men zegt dat ik met een nieuwe methode afkom. We presenteren dat groenboek, we maken het bekend bij iedereen. Iedereen die er zijn mening over wil uiten, kan dat ook, is naar het parlement kunnen komen. Ik ben bereid die uitdaging aan te gaan. Beschouw dat dan niet als een teken van verdeeldheid of van zwakte. Het is een uitdaging. Ik zie het als een test: kunnen we daarmee doorgaan of niet?
Ik denk dat het zeer belangrijk is. Het gaat over een zeer delicaat punt. Ik ben daar echt van overtuigd. Het was misschien makkelijker andere groenboeken eerder te lanceren. Hierover wordt een debat gevoerd, dat zelfs binnen partijen scheidingslijnen oproept. Maar het is wel een nieuwe, frisse manier van aanpak. Ik hoop dat we het tot een goed einde zullen brengen. Ik ben er ook van overtuigd. Ik zie ook binnen de meerderheid een grote eensgezindheid over de grote lijnen binnen het regeerakkoord. (Applaus bij de meerderheid)
Voorzitter, vooraleer ik mijn betoog voortzet, wil ik nog even terugkomen op de interne staatshervorming. Het klopt dat die resolutie er is gekomen op initiatief van de oppositie. De meerderheidspartijen hebben er eigenlijk weinig verdienste aan. Ze hebben ze wel mee ondertekend. Dat wil zeggen dat het om een goed initiatief van de oppositie gaat.
Over de planlastvermindering kan ik enkel beamen wat de heer Keulen heeft gezegd. We hebben meer dan twee jaar onderhandeld met de meerderheidspartijen. Het voorstel van decreet was bijna rond. Naarmate de verkiezingen naderden, hadden bepaalde leden van de meerderheid plots schrik om het mee te ondertekenen. Ik weet niet waarom. Waarschijnlijk werden ze teruggeroepen door de fracties om dat niet te doen. Dat is spijtig. De waarheid heeft in elk geval zijn rechten. Het voorstel was zo goed als klaar. Spijtig genoeg werd het niet meer in behandeling genomen. Minister, we hopen in elk geval dat het ontwerp snel naar hier komt.
Een volgend punt gaat over de organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012. De vraag die iedereen zich stelt, is of Vlaanderen op 14 oktober 2012 digitaal zal kunnen stemmen. De meeste Vlaamse partijen zijn voorstander van het elektronisch stemmen, maar we moeten realistisch zijn. De zeer lang aanslepende regeringsvorming hypothekeert de beslissing van de uittredende Federale Regering om de verouderde elektronische stemapparatuur te vervangen. Onder impuls van federaal minister van Binnenlandse Zaken Turtelboom kwam er weer schot in de zaak, maar het blijft onduidelijk wat de houding van de nieuwe Federale Regering zal zijn. Open Vld roept de Vlaamse Regering bij dezen in elk geval op om de druk op de ketel te houden en dit dossier meteen op tafel te leggen van de nieuwe Federale Regering, zodra we er een hebben.
Overhead bij de overheid is een ander onderwerp dat ik wil aansnijden. De volgende vijf jaar gaat 18 procent van de Vlaamse ambtenaren op pensioen, en tussen dit en vijftien jaar loopt dat percentage zelfs op tot 46 procent. Dat biedt een unieke kans om het ambtenarenapparaat op natuurlijke wijze te laten afslanken en zo een belangrijke besparing op het overheidsbeslag te realiseren. Het is bovendien belangrijk om hierbij de externe agentschappen niet uit het oog te verliezen, iets waar onze fractie in het verleden al meermaals op wees.
Mijnheer De Meulemeester, wat het elektronisch stemmen betreft, weet u dat de Vlaamse Regering gedaan heeft wat ze moet doen. We hebben de druk opgevoerd bij de lopende regering. We hebben er steeds op aangedrongen dat die aanbesteding zouden gebeuren. Er is een aanbesteding gevoerd met betrekking tot een prototype. We hebben er ons in de Vlaamse Regering bij aangesloten. We betalen ons deel daarvan. Ik weet niet of de Federale Regering uiteindelijk gegund heeft na de standstillperiode. Ik hoop dat dat gebeurd is.
Er was een principiële gunning. U weet dat er dan een standstill is. Ik neem aan dat de beslissing ondertussen genomen is door de Federale Regering. Ik heb de laatste informatie niet bij me. U kent het traject. Na de gunning moet er een proef uitgevoerd worden: er wordt getest en de resultaten worden gemeten om te zien of er al dan niet tot de gunning wordt overgegaan.
De Vlaamse Regering heeft beslist om meteen ook alternatieven te laten onderzoeken. Men zal bekijken of het mogelijk is om te werken met de geïnformatiseerde verwerking van de biljetten waarop met potlood werd gestemd. Dat kan een alternatief zijn in het geval het eerste niet lukt. We zijn er dus mee bezig, het zal zeker niet van de Vlaamse Regering afhangen.
In uw betoog noemt u het op pensioen gaan van mensen een opportuniteit voor besparingen. Ik wil dit toch nuanceren, want dat is niet zo. Macro blijven de lasten bestaan. Onze ambtenaren, ook die van het lokale niveau, gaan allemaal met pensioen op 60 of 61 jaar. Al die mensen hebben het geluk om anno 2010 te leven en hebben het vooruitzicht op een hele lange loopbaan op pensioen. We worden immers met zijn allen elk jaar een kwartaal ouder.
Als u denkt dat de economie, het overheidsbeslag, verdwijnt omdat mensen met pensioen zijn, dan bent u natuurlijk verkeerd. De grootste pensioenen zijn de overheidspensioenen. U weet dat ze berekend worden op de wedde van de laatste vijf jaar en dat die heel groot zijn. Ook als we de mensen die met pensioen gaan maar gedeeltelijk vervangen, dan nog is er macro een grotere last. Dan betalen we de helft of 40 procent van de weddes plus een pensioen aan de gepensioneerde, wat uitkomt op meer dan 100 procent. Ik geloof daar dus niet in.
Wat ik sinds jaar en dag zeg, is dat Vlaanderen de mogelijkheid zou moeten hebben om voor de eigen ambtenaren, ook de lokale, geleidelijk aan de feitelijke pensioenleeftijd op te trekken de wettelijke mag van mij op 65 jaar blijven, ook al zitten de buurlanden al veel verder. Als dit mogelijk is, weet iedereen die nu binnenkomt bij de Vlaamse overheid, dat hij tot zijn 65e zal moeten werken. Voor wie nu binnenkomt als 25-jarige maakt dit niets uit, maar natuurlijk moeten we niet aan iemand van 57 zeggen dat er tot 65 jaar moet worden gewerkt, we moeten dat geleidelijk doen. Elk jaar dat we wachten, is een verloren jaar.
Vlaanderen heeft deze bevoegdheid niet. Dit ligt vast in de bijzondere wet tot hervorming der instellingen op federaal vlak. Als we dit niet kunnen doorbreken, zullen we nooit tot een goede oplossing komen. Uw verhaal klopt niet op macroniveau. (Applaus bij de N-VA)
Uit een recente studie van het Federaal Planbureau is gebleken dat een belangrijk aandeel van de personeelsaangroei in de publieke sector zich situeert bij de lokale overheden. Ons punt is dat Vlaanderen de hete aardappel niet mag doorschuiven. De aanwerving van lokale ambtenaren is vaak een gevolg van het feit dat steden en gemeenten extra taken en verplichtingen opgelegd krijgen ik meen dat dit door iedereen wordt erkend.
Efficiëntie heeft niet alleen te maken met de input, het aantal ambtenaren en het budget, maar ook met de daarmee geleverde output. De Vlaamse overheid beschikt op dit moment over te weinig data en indicatoren op basis waarvan haar performantie kan worden vergeleken met andere landen of regios. We hebben te weinig zicht op de kosten-batenverhouding van de geleverde diensten. Daarom pleiten we voor een onderbouwd meetsysteem, een soort van benchmark, dat toelaat om de performantie van de Vlaamse overheid continu te vergelijken met andere Europese landen of regios.
Voorzitter, ik sluit af. Onze fractie wil zich constructief opstellen, maar verwacht tijdens dit jaar en volgende jaren resultaten. We zullen de Vlaamse Regering en de minister evalueren en afrekenen op het al dan niet behalen van de resultaten. (Applaus bij Open Vld)
Voorzitter, ik wil nog eventjes ingaan op het laatste punt. De slagkracht van de overheid is inderdaad, dat zeg ik al lang, het resultaat van een vergelijking tussen input en output.
Voorzitter, we mogen niet alleen kijken naar het overheidsbeslag, wat we erin stoppen, hoeveel belastingen we heffen en hoeveel ambtenaren we hebben. We moeten ook kijken naar de resultaten. Daar knelt het schoentje. We kunnen internationaal zeer moeilijk vergelijkingen maken. Voor die sectoren waar het wel kan, scoort Vlaanderen meestal goed. We krijgen goede rapporten van de OESO. Ons onderwijs bijvoorbeeld behoort tot de beste van Europa en van de wereld. Dat kunnen we wel vergelijken.
Andere zaken zijn veel moeilijker te vergelijken om een aantal redenen. De OESO vergelijkt immers lidstaten en geen deelstaten. We vragen al jaar en dag om dat wel te doen. Bovendien vergelijken we voor heel veel sectoren appelen met peren. In heel veel sectoren behoren de verschillende elementen in de verschillende landen tot een ander beleidsdomein.
We zijn met ViA gestart met een monitoring, de nulmeeting, in tal van sectoren. Dat moet in de loop der jaren dan toelaten te meten waar Vlaanderen staat. Zal dat een perfecte benchmark toelaten? Dat weet ik niet. Wij zijn van plan om correct te meten. U weet dat we maatregelen hebben genomen om ons overheidsapparaat te beheersen en slanker te maken, en die hebben ook effect.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, leden van de Vlaamse Regering, collegas, ik zal me beperken tot een aantal speerpunten. Niettegenstaande de beleidsdomeinen Binnenlands Bestuur en Bestuurszaken op het eerste zicht niet zon sexy beleidsdomeinen zijn, zijn ze heel belangrijk en komen er grote uitdagingen op deze bevoegdheden af die een onmiddellijke impact zullen hebben op ons dagelijks leven.
Ik zal starten met de beleidsbrief en de begroting Binnenlands Bestuur. De groei van het Gemeentefonds is positief. Het behoud van de jaarlijkse groeivoet van 3,5 procent is een absolute noodzaak. Dat betekent een toename van de dotatie aan het Vlaams Gemeentefonds met meer dan 68 miljoen euro ten opzichte van 2010, wat het totaal brengt op meer dan 2 miljard euro. De kaap van 2 miljard euro is gerond.
Dat is nodig omdat de lokale besturen moeten kunnen beleid plannen en voeren op middellange en lange termijn. Dit vergt continuïteit en zekerheid op het vlak van de gemeentefinanciën en het Gemeentefonds. De debatten die eveneens tijdens deze legislatuur nog aan bod moeten komen zijn: de herfinanciering van de gemeenten en de evaluatie van de criteria van het Gemeentefonds.
Sp.a staat ook positief ten opzichte van het aanmoedigen van meer samenwerking tussen OCMW en gemeente en het streven naar hogere bestuursefficiëntie door ICT en gegevensdeling. Vanzelfsprekend kunnen we ons als sp.a-fractie volledig achter het streefdoel scharen van efficiënte en effectieve overheden, en dit op alle niveaus.
Ook het Provinciefonds groeit aan. Ook hier wordt de groeivoet van 3,5 procent toegepast, dit betekent een toename van de dotatie aan het Provinciefonds met iets meer dan 3 miljoen euro ten opzichte van dit jaar. Ook in de vorige legislatuur hadden we die groeivoet, voor het Provinciefonds in de voorbije jaren en voor het Gemeentefonds de hele legislatuur.
Ik sluit me aan bij de heer Kennes, ik treed dat volledig bij, ook de heer Keulen was een goed minister van Binnenlands Bestuur.
De lokale en provinciale verkiezingen van 2012 komen op ons af. We zijn het eens met het pleidooi van de minister voor duidelijkheid omtrent de wijze van stemmen.
Er is een bedrag van 30 miljoen euro toegevoegd, dat potentieel inzetbaar is voor de financiering van een nieuw digitaal stemsysteem voor de lokale en provinciale verkiezingen, die gepland zijn voor 14 oktober 2012. Dat mag volgens ons geen dode letter blijven. We moeten er alleszins voor zorgen dat we niet terugkeren naar een toestand waarin overal manueel moet worden gestemd.
Een stokpaardje van mij is dat het belangrijk is dat de nieuw verkozen mandatarissen goed worden geïnformeerd en ondersteund. Ik wil dat nogmaals benadrukken. Ik heb dat in de commissie ook al gedaan, naar aanleiding van de nieuwe samenstelling van de gemeenteraden, de OCMW-raden en de provincieraden. Een degelijk ondersteunings- en informatieaanbod is dan ook broodnodig, om ervoor te zorgen dat onze gemeenten, OCMWs en provincies professioneel worden bestuurd. Dat is essentieel voor de kwaliteit van onze democratie.
Ik kom tot de interne Vlaamse staatshervorming. We willen inzetten op sterke lokale besturen. Daarvoor zijn extra bevoegdheden en middelen nodig. Natuurlijk moet die interne Vlaamse staatshervorming uitgaan van een betere dienstverlening. Ze moet dus ook een efficiëntieoefening inhouden. Ik heb er daarnet ook al op gewezen dat we volledig achter de uitgangspunten van het groenboek staan. Ook voor ons zijn die subsidiariteit en die autonomie belangrijk.
Dan is er de beleidsbrief, en de begroting Bestuurszaken. De sp.a-fractie is een voorstander van een efficiënte en effectieve overheid, zoals in de Scandinavische landen. Ik wil nog iets zeggen over inburgering en integratie. Ik zal me beperken tot het laatste dat ik daarover wou zeggen. Het gaat over het krediet voor de subsidies voor de aankoop en de aanleg van terreinen ten behoeve van woonwagenbewoners. De problematiek is ondertussen bekend. We stellen echter vast dat het in de praktijk zeer lang duurt voor die initiatieven worden genomen en er op het terrein echt iets wordt verwezenlijkt. Ik stel vast dat er in de begroting 2011 opnieuw ongeveer 2,8 miljoen euro is gereserveerd voor die nieuwe ondersteunende engagementen, maar ik hoop dat er ditmaal ook invulling aan zal worden gegeven. Minister, hoewel er ook hier sprake is van besparingen, zou ik al heel tevreden zijn, mocht dit bedrag in 2011 daadwerkelijk worden aangewend.
De Vlaamse Regering heeft de ambitie om met de begroting 2011 opnieuw een gezond, structureel budgettair evenwicht te bereiken en te behouden. We moeten erover waken dat de doelstellingen van uw beleidsnota en beleidsbrieven overeind blijven. Ik heb die vorig jaar trouwens ambitieus genoemd. Voor onze partij moet dat ook zo blijven. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
Ik heb een paar vraagjes voor mijn zeer gewaarde collega. Mijnheer De Loor, u onderstreept dat u het eens bent met de uitgangspunten uit het regeerakkoord met betrekking tot de interne staatshervorming. Geldt dat ook voor het feit dat het regeerakkoord stelt dat de provincies in de toekomst alleen grondgebonden bevoegdheden zullen hebben, en geen persoonsgebonden bevoegdheden?
Ik merk dat er ook een aantal moties van aanbeveling zijn naar aanleiding van die bespreking. U stelt daarin dat u het eens bent met de invoering van een inburgeringscertificaat. Is dat zo?
Mijnheer Caron, ik was van plan een deel van mijn betoog te wijden aan dat laatste punt, maar door tijdsgebrek is dat me niet gelukt. Mevrouw Vissers heeft daarnet gezegd dat het geen resultaatsverbintenis is, maar een inspanningsverbintenis. Ik blijf inderdaad achter het feit staan dat het een inspanningsverbintenis is. Mevrouw Vissers stelt dat studenten niet gebaat zijn bij het volgen van een cursus als er geen examen over kan worden afgelegd. Ze stelt dat er geen enkele student of cursist is die dat als positief ervaart. Ik kan u het tegendeel bewijzen, met een persoonlijk voorbeeld: ik heb ooit eens een wijncursus gevolgd. Ik heb daarvoor geen examen afgelegd, maar ik kan wel degelijk wijnproeven. (Rumoer. Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
U had gezegd dat er geen enkele cursus is.
Ik kom terug op uw vraag over de interne Vlaamse staatshervorming. Sp.a staat achter de uitgangspunten. Maar het groenboek maakt voorwerp uit van die discussie. Wat betreft de grondgebonden en persoonsgebonden bevoegdheden moeten er openingen worden gelaten. Wij moeten in de eerste plaats uitgaan van efficiënte en effectieve overheden, en dat op alle niveaus.
De heer Wienen heeft het woord. Mijnheer Wienen, het ging over wijn, niet over Wienen.
Mijnheer De Loor, u zegt dat uw cursus wijnproeven vrijblijvend was en dat u nu toch iets van wijn kent. Ik vind dat spijtig voor een socialist. Dat bewijst nog eens dat de socialistische partij geen volkspartij is. Ik drink nog altijd liever een pintje. (Rumoer)
Los daarvan, collegas, vraag ik u, mijnheer De Loor: als wijnproeven een vrijblijvende hobby is, iets wat u doet in uw vrije tijd, mag ik er dan van uitgaan dat u vindt dat inburgering het zich aanpassen aan de wetten en normen en gebruiken van onze samenleving, het eens zijn met de gelijkheid van man en vrouw en met de scheiding van Kerk en Staat in onze samenleving iets vrijblijvends is?
Mijnheer Wienen, uw collega mevrouw Vissers heeft gevraagd om een voorbeeld. Ik heb er een gegeven.
Voor alle duidelijkheid: mevrouw Vissers heeft zich bij mij verontschuldigd omdat zij deze namiddag in verband met een persoonlijk feit niet aanwezig kon zijn.
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik wil in deze bespreking inzake Bestuurszaken twee zaken naar voren brengen: inburgering en binnenlands bestuur.
Na de uitspraken van Duits bondskanselier Angela Merkel enkele weken geleden laaide het publieke debat over inburgering en integratie opnieuw in alle hevigheid op. Terecht, want dat is een belangrijk beleidsdomein met verregaande implicaties voor de totale maatschappelijke cohesie.
Het inburgeringsbeleid op gemeenschapsniveau kennen we hier in Vlaanderen. Het is een verdere verfijning van het al enkele jaren geleden opgezette beleid. Het wordt nu waar mogelijk bijgestuurd en verder afgestemd op de noden. Ondanks het succes van het huidige inburgeringsbeleid, met steeds meer nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen, kan het nog efficiënter. Dat vindt ook minister Bourgeois. Daarom wordt dit in de begroting en de beleidsbrief 2011 aangepakt.
Het doel is om het bereik en de participatie, ondanks de al behaalde resultaten, nog te verhogen, maar tegelijkertijd ook om de uitval verder tegen te gaan. Daarvoor zijn gerichte vervolgacties en een performant cliëntvolgsysteem nodig. Ook daarin wordt voorzien. Vandaar de terechte aanwending van 1.776.000 euro voor de ontwikkeling van een nieuwe kruispuntbank voor inburgering.
Het professionaliseringsproces wordt voortgezet met een bijkomende aandacht voor planlastvermindering. Het groenboek Staatshervorming, waarover straks meer, en de uitvoering van het Integratiedecreet leveren hiervoor ook een stevige basis. Ook de hervorming van de integratiesector is hierbij van belang. Er zijn heel wat zaken in voorbereiding, onder meer inburgering in het land van herkomst en de uitbouw van het concept van de inburgeringscoaches. Andere sprekers hebben het er al over gehad.
We moedigen ook de intentie van de minister aan om het civiele effect van de inburgering te verhogen. Het inburgeringsattest moet inderdaad meer worden dan een vodje papier. We denken onder meer aan de invoering van de instaptoets maatschappelijke oriëntatie, waarbij men tot een meer resultaatgericht beleid kan komen.
U zegt dat het attest dat moet worden afgeleverd, meer moet zijn dan een vodje papier. Maar ik dacht dat ik een van uw collegas uit de meerderheid heb horen pleiten voor de vrijblijvendheid van al deze zaken. Ik vraag mij af wat nu juist het standpunt is.
Mijnheer Wienen, het certificaat slaat op mensen die de tweede cyclus NT2 volgen. Zij zijn daar volgens het Inburgeringsdecreet niet toe verplicht. Zij doen dat op basis van vrijwilligheid. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat meer dan 80 procent van de inburgeraars vrijwillig die cursus volgen. Het is mijn bedoeling om die mensen daarvoor te honoreren.
Als ze geslaagd zijn in die proeven, zullen wij hen als ontvangende samenleving een geste doen en kijken of we daar op de arbeidsmarkt een valorisatie aan kunnen geven. We gaan ervoor zorgen dat ze daar op een of andere manier, in het verenigingsleven en op gemeentelijk vlak, maatschappelijk een positief effect van kunnen krijgen. Dat is de bedoeling.
We zijn tevreden dat ook het middenveld een duidelijke plaats krijgt in dit inburgeringsbeleid. Op de laatste staten-generaal werd een dialoog aangegaan met diverse actoren uit heel wat organisaties in de integratie- en inburgeringssector, het maatschappelijk middenveld en de onderwijswereld. Ook het aspect en de aandacht voor Brussel wordt bekeken. Ook dat vinden we zeer belangrijk. Wat de begroting betreft, sluit de minister zich uiteraard aan bij de budgettaire stellingname van de Vlaamse Regering. Toch zien we dat naast een aantal besparingsmaatregelen nog de nodige initiatieven worden genomen. De heer De Loor had het over de woonwagenterreinen, maar we hebben het ook over het nieuwe financieringsmodel voor de onthaalbureaus waar de financiering wordt gekoppeld aan de geleverde prestaties op basis van uitgetekende processen.
Wat Binnenlands Bestuur betreft, collegas, wil ik nog even dieper ingaan op het groenboek en het witboek interne staatshervorming. Dat was een van de belangrijkste discussiepunten binnen Binnenlands Bestuur. Als een van de belangrijkste streefdoelen uit het Vlaams regeerakkoord, krijgt deze interne bestuurlijke staatshervorming voor Vlaanderen vorm. De N-VA is uiteraard tevreden dat het proces hiertoe volop aan de gang is. Het minste wat je kunt zeggen van dit groenboek, is dat het voor de nodige discussie zorgt en het debat aanzwengelt. Laat ons dat beschouwen als het bewijs dat men begaan is met de diepgaande hervorming die het bestuurlijk landschap in Vlaanderen reeds decennialang verdient. Nu wordt er ook werk van gemaakt. Het gaat om een bestuurlijke hervorming, gericht op efficiëntiewinsten bij de overheid, een hervorming die zich niet louter beperkt tot Binnenlands Bestuur maar essentieel is voor alle beleidsdomeinen die zich uiteraard in deze hervorming inschrijven. We weten dat er wat mythes bestaan over het groenboek. We stellen anderzijds ook vast dat die even snel uit de weg kunnen worden geruimd.
De minister heeft naar aanleiding van de laatste resolutie, die we unaniem hebben goedgekeurd en waarover hij in de commissie toelichting heeft gegeven, de aangepaste planning voorgesteld. Laten we de ingeslagen weg vervolgen. Ik denk dat we op de goede weg zijn om samen met de minister en de Vlaamse Regering de bestuurlijke hervorming vorm te geven. De bedoeling is de bestuurlijke kwaliteit in Vlaanderen op termijn de hoogte in te jagen. Dat kan enkel maar goed zijn voor iedereen: de overheid, de organisaties en de betrokken burgers. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Yüksel heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik wil kort een aantal zaken overlopen in verband met het Stedenbeleid, wel een sectiebevoegdheid volgens mij. Ik stel met tevredenheid vast dat de minister een krachtig stedenbeleid wilt uittekenen en daarvoor een aantal belangrijke elementen naar voren schuift: het Stedenfonds, het optimaliseren van het Stadsvernieuwingsfonds en de structurele verankering van de stadscontracten.
Het Stedenfonds groeit volgend jaar met 3,5 procent. Gezien de budgettaire krapte mag zoiets absoluut niet geminimaliseerd worden. Het is een duidelijk bewijs dat deze regering de steden niet afschrijft. In een motie van aanbeveling die wij als meerderheidspartijen naar aanleiding van de beleidsbrief Steden hebben ingediend, roepen wij op om de groeivoet van 3,5 procent ook in de toekomst te handhaven. Minister, dat neemt uiteraard niet weg dat er heel wat vragen rijzen over de juiste aanwending van het Stedenfonds. Ik verwijs hierbij naar het rapport van het Rekenhof. Daarom is een evaluatie meer dan nodig.
Een paar weken geleden hadden we in de commissie Stedelijk Beleid nog een zeer interessante discussie over de stadsvlucht. Ondanks sommige berichten, blijft er zich op dat vlak een probleem stellen, vooral wat betreft de jonge gezinnen met kinderen.
Deze categorie van mensen is bij uitstek uiterst belangrijk voor de toekomstige dynamiek van het leven in de stad.
Ik ben ervan overtuigd dat we nodige inspanningen moeten leveren om de gezinnen met jonge kinderen in de stad te houden. Indien er voldoende plaats in de kinderopvang en in de scholen is, indien er ruimte is waar kinderen kunnen spelen en indien de buurten weer veilig worden, zullen we daarin slagen.
Minstens even belangrijk vind ik oplossingen en maatregelen die inspelen op de fiscale aantrekkelijkheid van het wonen in de stad. Indien we bepaalde buurten in een stad willen opwaarderen en jonge gezinnen naar de stad willen halen, kan een gedifferentieerde onroerende voorheffing een belangrijke incentive vormen. Ik ben verheugd dat de minister de idee van de fiscale aantrekkelijkheid genegen is en ter zake een onderzoek van start wil laten gaan.
De beleidsbrief beklemtoont terecht het belang van een horizontaal uitgewerkt stedenbeleid. De problemen en de uitdagingen waarmee de steden worden geconfronteerd, moeten een bekommernis van de hele Vlaamse Regering, van elke minister en niet van een enkele minister, vormen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik wil nog een slotopmerking maken over het opvallende statement waarmee de beleidsbrief aanvangt.
Mijnheer Van Mechelen, u vindt het stedenbeleid misschien niet belangrijk, maar ik vind dat zeer belangrijk. (Opmerkingen. Rumoer)
Minister, in uw beleidsbrief stelt u dat onze steden het prima stellen. Dat is volgens mij een te euforisch uitgedrukt uitgangspunt. De steden zijn belangrijk. We moeten ze blijven ondersteunen en koesteren. We moeten de steden opnieuw op de kaart zetten. U hebt daarvoor onze steun. (Applaus bij CD&V en bij de N-VA)
De heer Verfaillie heeft het woord.
Voorzitter, ik wil onmiddellijk mijn tevredenheid uitdrukken. (Opmerkingen)
We zijn al een paar jaar vragende partij om werk te maken van de administratieve vereenvoudiging voor de lokale besturen. We zijn dan ook zeer tevreden dat de Vlaamse Regering vorige week vrijdag haar principiële goedkeuring heeft gegeven aan een ontwerp van decreet dat de plan- en rapporteringsverplichtingen drastisch zou moeten verminderen. Ik wil de minister danken voor deze eindejaarsboodschap.
Ik weet dat hier en daar enige ongerustheid over die vermindering van de planlasten leeft. Tijdens de hoorzittingen over de interne staatshervorming die de commissie heeft georganiseerd, is immers al de vrees geuit dat de vermindering van de planlast tot minder planmatig werk en tot minder betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld zou leiden.
Op dit vlak kan ik iedereen geruststellen. Een gemeente die een krachtig toekomstgericht beleid wil uittekenen, kan dat niet zonder de nodige planning en zonder dat dit beleid door het middenveld wordt gedragen. Gemeenten zullen blijven plannen. De huidige administratieve overlast zal echter verdwijnen. Ik hoop, samen met mijn fractie, dat we dit ontwerp van decreet in de loop van de komende maanden in het Vlaams Parlement zullen kunnen goedkeuren.
Met deze planlastvermindering wordt de eerste stap gezet in de richting van wat de interne staatshervorming moet opleveren. De interne staatshervorming beslaat niet enkel een aanzienlijk deel van de beleidsbrief. Ook in het Vlaams Parlement is hier al heel wat aandacht aan besteed. Dat zal de komende maanden ongetwijfeld eveneens het geval zijn. De uitdaging valt dan ook niet te onderschatten.
Het uiteindelijke resultaat moet eruit bestaan dat de overheden in Vlaanderen efficiënter kunnen werken, dat beslissingen sneller kunnen worden genomen, dat elk bestuur zich bezighoudt met de aangelegenheden waarvoor dat bestuur het geschiktst is en dat elke burger een nog betere dienstverlening krijgt. Het is daarbij uitzonderlijk belangrijk nooit het subsidiariteitsprincipe uit het oog te verliezen. Voor CD&V moet dit een van de primordiale uitgangspunten van de interne staatshervorming zijn.
Minister, budgettair bevat uw begroting voor het komende jaar een belangrijke uitschieter. Het Gemeentefonds blijft aangroeien met 3,5 procent net zoals het Provinciefonds, wat in deze budgettaire besparingen geen sinecure is. Het Gemeentefonds overschrijdt voor de eerste maal het symbolische bedrag van 2 miljard euro. Maar, minister, er is nood aan een evaluatie van de criteria van het Gemeentefonds. U hebt dat ook aangegeven tijdens de commissiebesprekingen. U zegt zelfs dat de criteria veel te ingewikkeld en te complex zijn en dat we moeten gaan naar de vereenvoudiging van een aantal criteria. Minister, we kunnen u daar alleen maar in onderschrijven en ondersteunen.
Minister, 14 oktober 2012 staat voor de deur, de organisatie van de gemeente- en de provincieraadsverkiezingen. Het is hier al gezegd. We kunnen alleen maar de hoop uitdrukken dat het federale niveau er spoedig werk van maakt om het algemeen elektronisch stemmen door te voeren. Het is door het getalm van de federale minister van Binnenlandse Zaken die het dossier veel te lang op haar bureau heeft laten liggen. Het dossier is vier tot vijf maanden onaangeroerd op haar bureau blijven liggen. De federale minister van Binnenlandse Zaken, Annemie Turtelboom, heeft dit dossier laten liggen en met de regering van lopende zaken kunnen hierin natuurlijk geen beslissingen genomen worden.
Voorzitter, ik wil hier toch op reageren. Wat de heer Verfaillie zegt, zijn complete leugens. Ik heb de minister er een aantal maanden geleden zelf over gesproken. Dat dossier is nooit op haar bureau blijven liggen. Als het op haar bureau is gekomen, is dat om het onmiddellijk en spoedig af te werken. We zijn het ook in de commissie dikwijls tegengekomen dat men niet spreekt over de minister van Binnenlandse Zaken, maar dat men minister Turtelboom zegt. Dat is gewoon maar om haar in diskrediet te brengen. Uiteindelijk had CD&V toch ook de eerste minister in die regering, die het dossier ook kon vooruitduwen. Ik denk dat aftredend minister Turtelboom al het mogelijke heeft gedaan om dit dossier vooruit te helpen. Ik denk dat dit alleen maar pogingen zijn om haar in diskrediet te brengen en we moeten dat namens onze fractie enorm betreuren.
De heer Keulen heeft het woord.
De realiteit is, en ik spreek nu ook een beetje vanuit jarenlange ervaring, dat Franstalig België zowel het Waalse Gewest als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van elektronische verkiezingen niet wil weten. Van het weinige dat er nog overschiet, wil men vanaf. Dat kost te veel geld. Men heeft nog een deel andere motieven, die volgens mij drogredenen zijn. Maar Franstalig België wil dit niet. Men doet dit samen doen, want die apparatuur moet werken zowel voor de federale, voor de gewestverkiezingen als voor lokale en provinciale verkiezingen. Dat is een beetje de kwadratuur van de cirkel, de complexiteit van dit land. Wat we vandaag meemaken met de vorming van een federale regering, ziet men zelfs in een detaildossier als de elektronische verkiezingen om die uniform en gezamenlijk over het hele grondgebied van België te organiseren.
Ik begrijp dat laatste als een krachtig pleidooi voor meer Vlaamse autonomie, mijnheer Keulen.
Het is natuurlijk zo en ik heb dat ook in de commissie meegedeeld, mijnheer Demeulemeester dat het maanden heeft geduurd vooraleer de Best And Final Offer (BAFO) werd gevraagd. Dit dossier is blijven slepen op federaal niveau. Er moest een BAFO gevraagd worden aan de laatst geselecteerden en dat heeft op zijn minst drie maanden te lang geduurd. De klok tikt alsmaar verder, waardoor we stilletjes aan in tijdsnood geraken.
Wat het dossier zelf betreft doen Wallonië en Brussel niet mee. Ze kunnen instappen. De financiering gebeurt door de Belgische overheid en door Vlaanderen. Ook wat het prototype betreft. Als men later in de procedure wil instappen, kan men dat nog altijd. We willen in elk geval dat het dossier wel vooruitgaat.
Minister, mijn tijd zit erop. Ik zal er geen regeringsmededeling van maken en ik dank iedereen voor de aandacht. (Applaus bij de meerderheid)
We gaan nu over tot het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Als het goed is, zeggen we dat ook. Wat betreft de begroting Ruimtelijke Ordening zagen we dat het goed is.
Begrijp me niet verkeerd. Ik zeg niet dat u nu kunt uitrusten want er is nog heel veel werk aan de winkel. Ik vraag u om op de ingeslagen weg verder te gaan en door te zetten.
Tijdens de begrotingsbespreking klinkt het misschien wat raar, maar toch wil ik hier een pluim geven aan minister Schauvliege en minister-president Peeters. Zij hebben samen van het Minafonds middelen vrijgemaakt voor de dotatie van de Vlaamse Landmaatschappijen, meer bepaald 3,5 miljoen euro voor de gebruikersschadevergoedingen en 1,5 miljoen euro voor de kapitaalschade. Deze posten vloeien direct voort uit de nieuwe codex Ruimtelijke Ordening en uit het Grond- en Pandendecreet.
Ook naar aanleiding van het AGNAS-dossier hebben de ministers voor Landbouw en Leefmilieu met personeel bijgedragen om ruimtelijke-ordeningsprocessen te steunen. Niet alleen minister Schauvliege en minister-president Peeters hebben budgettaire inspanningen geleverd voor ruimtelijke ordening, ook de minister van Ruimtelijke Ordening zelf deed een duit in het zakje.
Wie de commissiewerkzaamheden Ruimtelijke Ordening volgt, weet dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen niet onbetwist functioneert. Dossiers stapelen zich op en heel veel uitspraken zijn er nog niet gevallen. Daarom verheugt het mij, minister, dat u extra werkingsmiddelen hebt vrijgemaakt voor deze raad. Samen met het amendement dat we indienden om het de raad mogelijk te maken ook contractueel personeel te werven, heeft zowel de regering als het parlement hun verantwoordelijkheid opgenomen. Het welslagen van deze onderneming ligt nu volledig in de handen van de raadsleden.
Voorts zijn wij zeer tevreden over de vervijfvoudiging van het Grondfonds. Vanuit het Grondfonds kunnen centrale besturen subsidies ontvangen voor activeringsprojecten in het licht van het Grond- en Pandendecreet. Ik dank u.
De heer Penris heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik zal me beperken tot het sociaal huurbeleid omdat ik dat het meest prangende onderdeel van uw bevoegdheidsdomeinen vind. We weten allemaal waarover we spreken. We zitten met een wachtlijst van 70 000 personen die wachten op een sociale woning. Dat is heel veel. We moeten een oplossing vinden. U hebt een voluntaristisch beleid uitgestippeld. U hebt in het licht van 2020 heel wat bouwwerken aangekondigd. Ik heb in de commissie al gezegd dat ik niet geloof in uw aanpak van de zaak.
Ten eerste ontbreekt het ons aan financiële middelen. Ten tweede en voormalig minister Keulen wees ons daar voortdurend op is de bouwsector in Vlaanderen niet in staat om op een dergelijk grote vraag in te gaan. Het is fysiek niet mogelijk om dat te realiseren.
We moeten dus naar andere oplossingen uitkijken. Het meest voor de handliggende is dat we een beroep doen op de privémarkt en de huurmarkt aanspreken die de privésector ons nog altijd ter beschikking stelt. We kunnen misschien een beroep doen op een uitbreiding van het huursubsidiestelsel.
U geeft daartoe een eerste voorzichtige aanzet en stelt te willen uitvoeren wat uw voorganger al had aangekondigd. Daar zit u budgettair moeilijk. Als u het huursubsidiestelsel het elan wilt geven dat het verdient, zijn er heel wat meer middelen nodig dan degene die de minister van Begroting u daarvoor ter beschikking stelt. We hebben daar begrip voor.
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Ik wil, voor alle duidelijkheid, met het geld van de begroting de huursubsidies uitbreiden, zelfs gevoelig uitbreiden. We kunnen zelfs naar een verdubbeling van het aantal rechthebbenden gaan. Dat is een eerste stap. U zegt het zelf. Het is niet omdat we in budgettair moeilijke tijden leven en het niet evident is om de stap te zetten dat we hem niet moeten zetten. Maar begrijp me niet verkeerd, de stap zal een goede maar wel een eerste stap zijn.
Daarnaast denk ik niet dat we de noden op de woonmarkt kunnen oplossen door enkel huursubsidies te geven aan mensen die privaat huren. Wij moeten ook sociale woningen bijbouwen. Het grootste probleem daarbij is niet eens dat de capaciteit niet voorhanden is om de gebouwen neer te zetten.
Naar mijn aanvoelen is het zo dat de procedures en dan moeten we de hand in eigen boezem steken soms zo log en tijdrovend zijn dat als het geld niet opgeraakt, dit veel vaker daarmee te maken heeft dan met een gebrek aan aannemers in Vlaanderen om die gebouwen neer te zetten.
Minister, ik volg u. Ik heb een beetje medelijden met u. U bent de minister die aan handen en voeten is gebonden. Uw collega naast u zou u wat meer ademruimte kunnen geven maar dat doet hij niet.
Wanneer we de financiële middelen niet vinden om onze ambities te financieren, dan moeten we naar andere oplossingen zoeken. En dan herhaal ik wat ik in de commissie heb gezegd. Om de taal van de heer De Wever te gebruiken: bis repetita placent en gutta cavat lapidem, non vi sed saepe cadendo. (Applaus bij het Vlaams Belang)
U moet maar aan de heer De Wever vragen wat dat betekent. De druppel holt de steen uit, niet met geweld maar door dikwijls te vallen en de dingen die men vaak hoort, gaat men op de duur ook waarderen.
Ik kan enkel herhalen wat ik in de commissie heb gezegd. Ik vind dat sociale huisvesting weer moet worden wat ze vroeger was, namelijk volkshuisvesting. Het moet de plek zijn voor de mensen in onze samenleving die het moeilijk hebben, die net niet op die private markt geraken en al zeker niet op de koopmarkt maar die altijd de goede elementen in onze samenleving zijn geweest en voor wie die volkshuisvesting in het verleden rood, groen, geel, alle kleuren van de regenboog was bedoeld.
Ik weet dat dit niet vanzelfsprekend is. We hebben heel wat sukkelaars uit onze samenleving in dat deel van de huisvesting opgenomen maar ik denk niet dat dit de plaats is om die mensen te huisvesten. Politieke vluchtelingen hebben elders opvang nodig, niet in deze sector.
Ik ben een beetje onthutst. Zegt u nu dat we de sociale huisvesting moeten reserveren voor de goede elementen in de samenleving? Wilt u me dan even zeggen wat u met de goede elementen bedoelt?
Ik heb in de commissie gezegd en zal het nog eens herhalen dat volkshuisvesting bedoeld is voor die mensen in onze samenleving die net niet op de private huurmarkt terecht kunnen en die zich geen koopwoning kunnen permitteren. Dat zijn de korporaals in het leger, de postbodes, de kleine onderwijzers, de mensen die wel willen maar juist niet kunnen. Dat waren de goede elementen in die sociale huisvesting. Daarvoor was de volkshuisvesting vroeger bedoeld met alles succes van dien.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer Penris, ik volg uw redenering om terug te keren naar de volkshuisvesting. Ik denk dat de sociale woningbouw de voorbije honderd jaar altijd een slingerbeweging heeft gemaakt. We komen van volkshuisvesting. Omwille van beslissingen in de jaren 90 en meer bepaald het Huurbesluit heeft men de inkomensgrenzen verlaagd en wordt een bepaald deel van de bevolking gehuisvest. We kunnen maar terugkeren naar een volkshuisvesting wanneer we voldoende aanbod hebben. En dan moeten we ook durven nadenken over de manier waarop dit een doorschuifluik kan zijn naar de private huurmarkt of het verwerven van een eigendom. We hebben het al vaak gehad over de rationele bezetting. Alles is aan alles gekoppeld. Het Socialehuurbesluit kan maar financieel overleven omdat er gelukkig mensen zijn die vandaag wat meer huur betalen dan de gemiddelde huur. Wanneer we dat morgen opheffen, moeten we een ander Socialehuurbesluit schrijven en zal de minister nog veel meer geld moeten vragen aan haar buurman. We moeten echter durven nadenken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen gedurende twee, drie, vier of maximum vijf jaar in die sociale woningbouw terecht kunnen om dan door te schuiven naar de private koop- of huurmarkt.
Ik ben het gedeeltelijk met u eens. Ik vind ook dat die bovengrens mag worden doorbroken maar ik vind dat mensen het recht moeten hebben om levenslang in die sociale huisvesting te blijven wonen. Ik ken in Antwerpen heel wat mensen die dat heel hun leven hebben gedaan, met alle goede gevolgen voor het gebouw en de maatschappij.
Akkoord, maar dan moeten we ook de eerlijkheid hebben om die mensen die vandaag in grote woningen gehuisvest zijn en waar de gezinssituatie veranderd is, te laten betalen in functie van de rationele bezetting. Onze samenleving is aan het veranderen. Ze is al veranderd. We worden geconfronteerd met veel meer eenoudergezinnen met kinderen. Die moeten daar ook terechtkunnen.
Ik ben ervan overtuigd dat men op een creatieve, zelfs op een financieel-creatieve, manier kan zorgen voor de combinatie van de twee mensen. Ik ben het eens als u zegt dat mensen die al lang in bepaalde wijken wonen en het zal zeker nog anders zijn in grootsteden dan op het platteland , zorgen voor een maatschappelijk leven en deel uitmaken van dat leven. Maar langs de andere kant is de Vlaamse overheid mee verhuurder en moet ze ervoor zorgen dat de juiste huurder in de juiste woning komt. Je krijgt geen ticket voor het leven om er te blijven wonen.
Ik ben in gesprek met een aantal huisvestingsmaatschappijen die geïnteresseerd zijn om bescheiden woningen aan te bieden, in huur of in koop. Ze doen het zelden, maar ze mogen dat doen. Op die manier zou men een bepaald segment van de markt bereiken dat het heel moeilijk heeft om op de privémarkt een woning te vinden, en vaak net te veel verdient voor een sociale woning. Ik stimuleer het om hiermee van start te gaan omdat ik denk dat we met bescheiden woningen heel wat mensen kunnen bereiken. Ik zal de commissie verder op de hoogte houden van die gesprekken.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
In Vlaanderen zijn er 6,6 procent sociale woningen. Ik ben het totaal niet met u eens dat een gepensioneerde korporaal en ik heb niets tegen het leger daar moet kunnen worden gehuisvest. Nederland kent 30 procent volkshuisvesting. In Vlaanderen is dat 6,6 procent. Sociale woningen moeten dienen voor de mensen die er het meest recht op hebben.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Mijn bedenking is van dezelfde aard als die van mevrouw Heeren. Mijnheer Penris, ik kan u volgen in uw romantische benadering: Terug naar de volkshuisvesting, maar dan zullen er tienduizenden mensen uit de boot vallen. Wat gaat u daarmee doen? Of is het net de bedoeling om die uit de boot te laten vallen?
Ik weet niet wie er nu uit de boot valt, maar er vallen er nu 70.000 uit de boot. Er staan 70.000 mensen op de wachtlijst. U en ik zoeken samen, op een constructieve manier, naar oplossingen voor dat probleem.
Ik weet dat mevrouw Van Volcem mij niet wilt volgen. Dat is haar goed recht, maar ik vind niet dat de sociale huisvesting de vergaarbak van alle problemen van onze samenleving mag worden. Bepaalde subgroepen moeten op een andere manier worden opgevangen en gehuisvest. Bepaalde mensen horen niet thuis in de sociale huisvesting. Ze kunnen beter elders worden opgevangen. Ik vind dat de socialehuisvestingssector terug mag worden wat hij vroeger was: volkshuisvesting.
Als u er problemen mee hebt dat een gepensioneerde korporaal in de sociale huisvestingsmaatschappij terecht kan, dan is dat voor uw rekening.
Collega Penris, wat bedoelt u met de vergaarbak? Hoe zou u dat concreet aanpakken? Wat is uw voorstel? Hebt u problemen met de huidskleur van mensen in een sociale woning? Is het dat wat u bedoelt? (Opmerkingen)
Mijnheer Yüksel, dat is heel goedkoop. U bent soms goedkoop. In de commissie bent u dat niet. Daar bent u technisch en heel elegant. U kunt op een zeer beschaafde manier discussiëren, maar het feit dat dit debat rechtstreeks wordt uitgezonden, zet u er misschien toe aan om iets polemischer te worden. Dat is uw goed recht.
Ik heb over huidskleur niet gesproken. Hebt u mij dat horen zeggen? Neen. Ik heb wel een probleem met het feit dat bijvoorbeeld asielzoekers of kandidaat-politieke vluchtelingen worden ondergebracht in sociale woningen. Ik vind dat die mensen hun verblijf wordt geacht tijdelijk te zijn elders moeten worden ondergebracht. Trouwens, het is de federale overheid die die mensen naar hier uitnodigt en die hen moet huisvesten. Het is geen taak van sociale huisvestingsmaatschappijen. Het is niet de taak van Vlaanderen. (Applaus bij Vlaams Belang)
Mijnheer Penris, ik kan u gedeeltelijk volgen in uw analyse, maar u maakt ze niet af. Bepaalde doelgroepen wilt u daar niet plaatsen. U hebt het over een andere wooncultuur, ik weet dat dat zo is, en ik volg u daarin, maar wat is dan de oplossing? U hebt het over andere benadering, andere oplossing, maar dan stopt het verhaal.
Mijnheer Hendrickx, de federale overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen. Mensen die zij aanzuigt, moet ze huisvesting geven. Ook ex-gedetineerden die een problematisch gedrag vertonen, horen niet thuis in die sociale wooncomplexen. Ze verzieken het woongebeuren daar.
Straks wil ik het hebben over het samenlevingsprobleem. Ik dacht dat de N-VA ook daarover bekommerd was. Uit uw terechte uiteenzettingen in onze commissie begrijp ik dat u ons een eind weegs wilt volgen. Ik ben bekommerd over de wachtlijst die enorm lang is en ik wil ervoor zorgen dat de mensen van mijn volk die het verdienen om daar te worden gehuisvest, daarvoor in de eerste plaats in aanmerking komen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Als u daarmee een probleem hebt, mijnheer Hendrickx, dan is dat uw zaak.
Mijnheer Penris, u verwijst in uw betoog inderdaad niet naar huidskleuren, maar u doet wel aan groepsdenken. Dat zint me totaal niet. Ex-gedetineerden die een straf hebben uitgezeten en vrijkomen, verdienen een nieuwe kans in de samenleving. In een geciviliseerde samenleving hoort dat zo. Een sociale woning moet een tijdelijke ondersteuning zijn voor mensen die het moeilijk hebben.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Het debat is aan het afglijden, en dat vind ik bijzonder jammer. Mijnheer Penris, u bent voorzitter van de commissie Wonen, en u weet dat er toelatingsvoorwaarden zijn om gehuisvest te kunnen zijn in sociale huisvesting. Men moet Belg zijn of ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister. Vreemdelingen die pas aankomen, kunnen zelfs niet terecht in sociale huisvesting. Daarvoor zijn de Lokale Opvanginitiatieven (LOIs) opgericht.
Mevrouw Coppé, met alle respect, u komt hier heel laat binnen en nu komt u zeggen dat het debat aan het verglijden is.
Voorzitter, los van het feit dat ik u steun in uw laatste bedenking wil ik opmerken aan mevrouw Van Volcem dat het niet gaat over alle ex-gedetineerden. Het gaat over ex-gedetineerden die een heel specifiek problematisch gedrag aan de dag leggen. U weet ook over welke categorieën dat gaat. Die horen echt niet thuis in de sociale woningen.
Ook drugsverslaafden horen daar bijvoorbeeld niet thuis. Wie zegt dat er met dat soort mensen geen problemen zijn in de sociale huisvestingsector, nodig ik uit naar de grote huisvestingscomplexen in Antwerpen of Gent, en die moet dan maar eens praten met de directies van die huisvestingsmaatschappijen om te weten wat de problemen zijn in zon stad.
Mevrouw Coppé, u bent voorzitter van een ideale maatschappij in een vrij landelijk gebied, maar schuin onder u zit een partijgenoot die in stedelijke gebieden werkzaam is, en hij zal u wel andere verhalen kunnen ophangen.
Minister, het feit dat we op zoek moeten gaan naar nieuwe sociale woongelegenheden, mag ons niet beletten om het huidige patrimonium blijvend te onderhouden. Daarvoor moeten we de nodige financiële middelen blijven vrijmaken. Voormalig minister Keulen herhaalde in de vorige legislatuur steeds weer dat het grote aantal wachtenden op onze wachtlijsten alles te maken heeft met het succes van onze maatschappijen. We bieden hen heel goede woningen aan, de beste woningen die er op de huurmarkt te krijgen zijn.
Soms is dat waar, maar als ik in mijn eigen stad en streek zie hoe mensen in sociale huisvestingsmaatschappijen gehuisvest zijn, dan weet ik dat we qua onderhoud nog een grote inhaalbeweging moeten realiseren. De sociale huurders wonen misschien graag in sommige maatschappijen omdat ze niet veel huur moeten betalen, maar ze zijn niet altijd in de meest optimale omstandigheden gehuisvest. Ook daar moeten we onze verantwoordelijkheid blijven dragen. Idem dito voor de leefbaarheid, maar dat debat hebben we gehad.
De wetgeving van de sociale huursector is te complex. Er zijn wiskundige formules die we moeten hanteren. Het eigene van een wiskundige formule is dat het wiskundig is en een formule. Mensen die niet vertrouwd zijn met formules en wiskunde zoals wij, hebben het daar dikwijls moeilijk mee. We moeten de boodschap van de wetgever aan de mensen onder de vorm van een decreet en regeringsbesluiten, trachten om te zetten in mensentaal.
Ik krijg op mijn dienstbetoon heel wat mensen die mij vragen stellen waar ik zelf niet op kan antwoorden omdat onze wetgeving te complex is. Ook met betrekking tot de afrekening van de huurlasten komen we weer in een moeilijk verhaal terecht. Ook daar blijft onduidelijkheid bestaan, zeker in een aantal grote maatschappijen. Wij moeten daar een verantwoordelijkheid nemen. U hebt aangekondigd dat u dat zou doen. We willen dat samen doen, minister Muyters. Dat kost allemaal niets. Dat is het parlement dat voor zijn centen werkt. Laat ons dat doen, en we worden er allemaal beter van.
We moeten ook leren uit de dingen we in het verleden hebben gerealiseerd. Er is in Antwerpen één grote fusiemaatschappij ontstaan. Die heeft haar kinderziekten achter de rug. Of toch bijna, want we hebben een aantal maanden geleden moeten vaststellen dat daar in alle anonimiteit een van de huurders is kunnen sterven en daar twee jaar heeft gelegen. Dat is betreurenswaardig. Dat heeft te maken met de grootte van die maatschappij, maar daar moeten we van leren. Ik stel voor dat we dat met de commissie ook doen. Grote fusies hebben het voordeel dat ze de kosten drukken, maar een huisvestingsmaatschappij moet binnen de menselijke normen kunnen blijven werken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren ministers, collegas, ik zal het niet hebben over Ruimtelijke Ordening en Erfgoed. Ik ben zeer blij met de beslissing van afgelopen vrijdag over de afbakening van het regionaal stedelijk gebied. Ik zal mij vandaag dan ook concentreren op Wonen. (Opmerkingen. Gelach)
Ik zal mij concentreren op Wonen, dat toch een beetje mijn bezieling is. Vlaanderen, collegas, is een opvallende regio in Europa als het op woningbezit aankomt. De eigendomsgraad bedraagt bijna 75 procent. Dat is uniek in Europees verband. Bovendien is het altijd de ambitie van elke Vlaamse Regering geweest om die eigendomsgraad te verhogen.
Een eigen woning is nog steeds een sociaal emanciperende factor en blijft een appeltje voor de dorst in economisch minder gunstige tijden. Om die reden moeten we blijven inzetten op een verhoging van de eigendomsgraad in Vlaanderen. In uw beleidsbrief vinden wij daar weinig van terug, minister.
Een eigendom is nog altijd het beste pensioenplan. We zien dat daar een dualisering optreedt. Ik wil u vragen om uw beste beentje voor te zetten voor de alleenstaanden. We zien dat 86 procent van de gezinnen met kinderen een eigendom hebben, en dat 58 procent van de eigenaars alleenstaanden zijn.
In de begroting voor 2011 zien we echter de kredieten voor investeringssubsidies voor de eigendomssector van de VMSW en voor de renovatiepremie dalen. De middelen voor de verbeterings- en aanpassingspremie en voor het investerings- en ontleenvermogen van het Vlaamse Woningfonds blijven constant. Een echte boost tot verhoging van de eigendomsgraad is er dus niet.
Mevrouw Van Volcem, als u zegt dat de kredieten voor de renovatiepremie dalen, wilt u dan ook eens vermelden met hoeveel tientallen miljoenen we ze hebben moeten optrekken toen we hier toekwamen? En welke grote erfenis aan dossiers we hebben gevonden, goed voor 30 miljoen euro, die wel al waren goedgekeurd en waar geen geld voor in de begroting stond? Wij hebben dat allemaal opgevangen. Wij hebben bijna 70 miljoen euro extra uitgetrokken om nu inderdaad naar een structureel ritme terug te keren, dat nog altijd ettelijke miljoenen hoger ligt dan het bedrag dat mijn voorganger heeft uitgetrokken. Maar dat is inderdaad niet meer de 60 miljoen euro op kruissnelheid meer dan die die we tijdelijk hebben moeten bijsteken.
Als u nu doet alsof we daar minder in investeren, weet ik niet of ik boos moet zijn of gewoon zo hard moet lachen dat u niet eens een antwoord verdient.
Minister, het is toch 10 miljoen euro minder op jaarbasis in vergelijking met vroeger en de budgetcontrole van 2009. Ik vind het nog altijd geen goede zaak dat u de renovatiepremie hebt aangepast. Wij hadden het liever gezien zoals het door de heer Keulen was ingevoerd.
We hebben ook een boom gezien van de renovatiepremie. Dat betekent ook dat juist de 75 procent eigenaars daar een beroep op deden. Dat is een goede zaak, minister. Ik moet u zeggen dat een woonbeleid niet alleen een beleid voor sociaal zwakkeren is, maar een beleid voor iedereen in de samenleving. En met het terugschroeven van de renovatiepremie denk ik, en velen met mij, dat u een zeer grote fout hebt gemaakt.
Mevrouw, u zegt dat u het goed zou vinden als ik had laten bestaan wat toenmalig minister Keulen had beslist. Weet u wat ik goed zou hebben gevonden? Dat hij toen eerst had gerekend vooraleer hij die beslissing had genomen!
De heer Crombez heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, ik heb gisteren nog gezegd dat het goed is dat we hier goede discussies voeren, maar dat het wel juist moet zijn. Ik wil gewoon weten of de lezing van de begroting die u aanhaalt, die van Open Vld is. Dat er 10 miljoen euro minder is voor renovatiepremie, is dat uw lezing van de begroting? Herhaal dat dan, zodat duidelijk in het verslag staat wat uw lezing is van de begroting.
Ik zal eens vlakaf zeggen hoeveel het is, mijnheer.
Kunt u dan beginnen met de jaren dat de minister die u de hele tijd citeert als de goede en zeggen hoeveel geld hij daarvoor had uitgetrokken en dan kijken in hoeveel extra wij hebben voorzien? (Opmerkingen van mevrouw Mercedes Van Volcem)
Voorzitter, als we de begroting erbij nemen, stel ik voor te kijken naar de vier à vijf afgelopen jaren, eigenlijk vanaf het begin van de premie tot nu, om te zien wat er op jaarbasis werd vrijgemaakt. Want ik ben zo sportief en correct geweest om nooit uit te halen naar mijn voorganger. Ik vind niet dat men zoiets moet doen. Maar, mevrouw Van Volcem, als u mij hier komt verwijten minder geld uit te geven dan mijn voorganger, dan dien ik u ook van antwoord, want dat maakt mij bijzonder boos. (Applaus bij CD&V)
Minister, u haalt hier uit naar uw voorganger. Uw communicatie in de krant was dat u de luxepremie afschaft.
Niet de luxepremie. Misschien moet u juist citeren. Ik heb gezegd dat ik alles wat luxe en afwerking betreft, uit de premie heb gehaald.
Ik vind het een foute zaak. U pleit hier voortdurend voor de middenklasse en de mensen met een bescheiden woning. De renovatiepremie is juist een tegemoetkoming voor de mensen die gaan werken en die overal uit de boot vallen. Want het is de enige premie die niet inkomensgebonden is. Ik blijf erbij dat dat een foute keuze is van de Vlaamse Regering.
Er zijn nog nooit zo veel rechthebbenden geweest voor die premie als sinds ik hier zit. Er worden veel meer premies uitgekeerd. Het gemiddelde bedrag is wat lager dan vroeger. Er zijn wel veel meer rechthebbenden. Ik vind dat een correctere verdeling van het geld. Er wordt meer geld uitgegeven aan meer mensen. Het klopt dat de maximale premie die de mensen ontvangen lager is dan vroeger. Ik vind dat een goed beleid.
De heer Reekmans heeft het woord.
Het leek hier net een spotje van de partijen om hun eigen programma te etaleren.
Minister, het is niet aan mij om de vorige regering te verdedigen. Maar ik merk toch wel één zaak op. Op een ogenblik dat ons socialewoningenpatrimonium meer dan ooit nood heeft aan renovatie, wordt uw budget voor het volgende jaar gehalveerd ten opzichte van de budgetten van uw voorganger. Ik verwijs naar uw antwoorden op mijn schriftelijke vragen. Ik heb de gegevens vergeleken met de budgetten van toenmalig minister Keulen. Uw renovatiebudget is gewoon gehalveerd.
Minister, er staan 10.000 woningen leeg. Ik denk dat u weet wat u moet doen, maar ook in deze begroting hebt u daar blijkbaar geen rekening mee gehouden. Ik heb er echt enorm spijt van dat ik de afgelopen weken ziek was en dat ik daarover niet ten gronde met u heb kunnen debatteren in de commissie.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Voorzitter, ik ben verrast door de wending die de discussie heeft genomen. Over de grond van de renovatiepremie bestond er een kamerbrede meerderheid in het parlement. Het gaf een economisch zeer interessante prikkel aan de sector. Ze kwam tegemoet aan de vraag van vele burgers om hun woning qua comfort, energetische maatregelen en andere in orde te stellen. Ik zal een ander voorbeeld geven. Als er meer kinderopvang wordt gevraagd omdat er meer kinderen nood hebben aan die opvang, dan zegt u dat ze wordt afgeschaft voor die en die mensen. Zo werkt het niet!
Mijnheer Crombez, ik heb het nog eens opgezocht. U doet alsof ik de begroting niet kan lezen. Nu is er in 108 miljoen euro voorzien. Bij de budgetcontrole van 2010 was dat 118 miljoen euro en bij de budgetcontrole van 2009 125 miljoen euro. Het is dus meer dan 10 miljoen euro.
Voorzitter, er gebeurt te weinig voor de verhoging van de eigendomsverwerving. We weten allemaal dat niet iedereen in staat is om een eigen woning te verwerven. Dat onderstreept natuurlijk het belang van een goed functionerende huursector.
De huursector kan maar goed werken als zowel de verhuurder als de huurder tevreden is. Het zou populistisch zijn om te zeggen dat de Vlaamse Regering dit niet vaststelt, gelukkig ziet elke partij in dat dit de basispremisse is van elk beleid dat gericht is op de huursector. De Vlaamse Regering maakt de fout om niet buiten het vaste kader te komen. Nochtans maken de cijfers en de wachtlijsten elke dag opnieuw duidelijk dat men moet durven loskomen van de platgetreden paden van wantrouwen in de private sector en van blind geloof in verouderde recepten en geprivilegieerde partners. We moeten de mensen en de doelen voor ogen houden, niet de gepolitiseerde structuren.
In 2009 stonden er 62.253 eenheden op de wachtlijst. In 2009 leverde de Vlaamse overheid via de erkende huisvestingsmaatschappijen slechts 1304 sociale huurwoningen op. Op die manier kunt u nog geen 2 procent van de wachtenden bedienen. In 2009 bedroeg de gemiddelde wachttijd 970 dagen en voor alleenstaanden was dit vaak het dubbele. Het is dan ook duidelijk dat de overheid alleen niet in staat zal zijn om de vraag naar kwalitatieve en betaalbare huurwoningen in te vullen. Andere partners, en dus ook andere instrumenten, moeten worden ingeschakeld.
Het woonbeleid moet op dat punt worden herdacht. Het is niet juist dat u de private sector steeds als een stout en niet te vertrouwen kind in een verdomhoekje zet. Dat is nu net het punt! De private sector zorgt voor 39 procent van de mensen die recht hebben op een sociale woning. U moet die sector dus eerder als partner beschouwen dan als vijand.
Mevrouw Van Volcem, de private sector is zeer zeker een partner, maar denkt u dat de private sector, indien we het Grond- en Pandendecreet niet hadden gemaakt, zomaar vanzelf en vrijwillig een aantal sociale koop- of huurwoningen zou hebben gebouwd en aan die prijs zou hebben aangeboden? Hebt u daar voorbeelden van uit het verleden? Ik heb nooit gezien dat de private sector dit uit zichzelf deed.
Dit heeft niets te maken met wantrouwen in de sector, maar met duidelijke regels die duidelijk gevolgd worden zodat er ook een inspanning van die kant komt op dat vlak. Misschien hebt u in uw eigen streek weet van heel veel firmas die dit al vrijwillig deden nog voor het Grond- en Pandendecreet bestond.
Minister, ik kan u vertellen dat in mijn streek de sociale koopwoningen even duur zijn als de gewone woningen op de markt, en dat is op veel plaatsen in Vlaanderen zo als het om dezelfde oppervlakten gaat. Een sociale woning kost 250.000 euro en is soms nog duurder dan een gewone woning door de vele kwaliteitseisen die worden opgelegd. (Rumoer)
Stellen dat deze meerderheid de private sector als een vijand beschouwt, want dat woord gebruikt u, dat vind ik wel erg kort door de bocht.
Mijnheer Hendrickx, ik heb dat niet gezegd. Ik heb gezegd dat u de private sector, de private verhuurder, als een partner moet beschouwen en niet als een vijand. Het is inderdaad vandaag zo dat de private huurmarkt goed is voor 18 procent en de sociale huurmarkt voor 6 procent. Er zijn 180.000 mensen die in aanmerking komen voor een sociale woning. In principe zou het bestand van sociale woningen moeten verdubbelen om alle rechthebbenden te kunnen bedienen. Dat kunnen we niet, want daar hebben we de middelen niet voor!
Zelfs met de middelen die de minister ter beschikking stelt, is ze nog maar in staat om 1304 sociale huurwoningen te bouwen. En daarom zeg ik dat we private sector meer moeten betrekken en dat we de private eigenaar voldoende stimuli moeten geven zodat hij aangemoedigd blijft om zijn pand ook voor de zwakkeren in de samenleving ter beschikking te stellen. Dat kan via diverse mogelijkheden, maar ik ben de minister niet, zij moet de oplossingen geven.
Het budget voor de sociale verhuurkantoren (SVKs) stijgt.
Inderdaad, omdat de renovatiepremie nu op die wijze is ingelast. De renovatiepremie voor eigenaars en verhuurders is een heel goede zaak, op voorwaarde dat men via een SVK verhuurt. Dat is een van de maatregelen. De verhuurder is content dat hij als het ware de huur krijgt en hij kan ook een beroep doen op de renovatiepremie. Wat goed is, is goed. Maar wat te weinig is, is te weinig en het is mijn taak om dat hier vandaag te zeggen.
Voor alle duidelijkheid, zowel in 2010 als in 1990 is de private sector altijd partner van de Vlaamse overheid geweest.
We hebben alleen een bijzondere situatie in Vlaanderen. Bijna 80 procent is eigenaar, dat is niet het geval in de ons omringende landen. We zitten met een zeer kleine precaire private huurmarkt. We hebben initiatieven genomen. Dat bewijst het succes van de sociale verhuurkantoren (SVKs). We hebben ook initiatieven in een totaal andere sector, die van het beschut wonen, waar eigenaars hun woning ter beschikking stellen. Ze doen dat omdat ze de garantie van huur hebben. Geef toe, wie zijn woning verhuurt, doet dat niet omdat hij u of mij graag ziet, dat is omdat hij rendement wil op zijn woning. Hij wil ook dat zijn woning als een goede huisvader/-moeder wordt beheerd. Dat proberen we via de SVKs.
Dat is niet het enige middel. Als ik me niet vergis, heeft de minister naar aanleiding van de beleidsbrief in de commissie aangekondigd dat er contacten zijn met het eigenaarssyndicaat. Als de huurwetgeving naar Vlaanderen komt, kunnen we nog veel meer garanties inbouwen. De minister is daarmee bezig. Als u denkt dat de renovatiepremie het enige middel zal zijn voor eigenaars om die woning in orde te krijgen, hebt u het mis.
Er zijn veel eigenaars die recht hebben op de renovatiepremie en er geen gebruik van maken. Het is misschien een arbitraire maatregel geweest om alle eigenaars te verplichten om tegen 2020 in al hun huurwoningen het dak te isoleren. Maar het is de enige juiste beslissing. Ik ben dan ook verrast dat het eigenaarssyndicaat zo reageert, dat ze er niet gelukkig mee zijn want dat er mensen gaan afhaken. Ik roep alle eigenaars in Vlaanderen op om hun woningen te verhuren en erin te investeren.
Ze zijn onze bondgenoot, laat daar geen twijfel over bestaan. Ik duld niet dat Open Vld hier komt vertellen dat de meerderheidspartijen de kwestie negeren. Het tegendeel is waar. Ook voormalig minister Keulen heeft veel initiatieven genomen om de privéhuurmarkt te ondersteunen.
Ik wil even reageren op de woorden van de heer Hendrickx en mevrouw Heeren. Het is wel degelijk zo dat deze meerderheid continu met het vingertje zwaait naar de privéhuurmarkt. Dat is onterecht, en ik zal u zeggen waarom.
Minister, u bent de grootste huisbaas van Vlaanderen. U lanceert uw isolatieplan voor de dakisolatie van de woningen. U zegt er dadelijk bij dat u de privémarkt gaat verplichten. Ik ben het daar allemaal mee eens, minister. Maar bewijs eerst eens dat u zelf uw leegstaande woningen kunt renoveren en de slecht geïsoleerde sociale woningen kunt isoleren. Als u daarin geslaagd bent, mag u met het vingertje komen. Maar u en uw meerderheid wijzen eerst met het vingertje naar de privéverhuurder en blijven zelf ter plaatse trappelen. Dat is de stand van zaken. Ik treed mevrouw Van Volcem daarin volledig bij: u zwaait met het vingertje zodat de eigen tekortkomingen niet opvallen.
Mijnheer Reekmans, we doen exact hetzelfde. U weet wellicht dat de normen voor nieuwbouw van sociale woningen strenger zijn dan voor de private woningen. We maken met Horizon 2020 een volledig renovatieplan, net als voor de private markt, om de sociale woningen op te knappen. We hebben voor het eerst aan alle huisvestingsmaatschappijen gevraagd om ons de dossiers te geven, ons te zeggen wat ze nodig hebben aan renovatie, welk aandeel daarvan naar energiebesparing gaat en welke andere werken er zijn. We vragen om te bekijken of het überhaupt nog zinvol is om te renoveren of dat men beter aan vervangingsbouw doet. Voor sommige gebouwen is dat absoluut nodig. Ik weet niet of u ze kent, ik wil u altijd eens meenemen. De Rabottorens in Gent zijn een goed voorbeeld. Ik kan die niet meer fatsoenlijk laten renoveren. Ze moeten worden vervangen door nieuwbouw. We willen heel doelmatig gaan renoveren tussen nu en de komende tien jaar en vanuit een energiezuinige invalshoek. Tegelijk vraag ik aan de privé-eigenaars inderdaad om dezelfde inspanning te doen.
U weet dat in Vlaanderen weinig zaken zo goed gesubsidieerd worden als de dakisolatie. Het is een minimale financiële inspanning voor de eigenaar, en een bijzonder groot nut voor de huurder. Het effect op de energiefactuur is gigantisch. Ik vind dat we die minimale inspanning mogen vragen. Er zijn elementaire eisen voor veiligheid en comfort. Een elementaire eis voor energiezuinigheid is de dakisolatie. Dat scheelt 30 procent op de energiefactuur. Ik vind dat een belangrijke sociale maatregel die de eigenaars niet eens zoveel geld kost. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u probeert het heel mooi uit te leggen, maar zo is de realiteit niet. U wilt dit opleggen met het opgeheven vingertje. Als het zo gemakkelijk is, doe het dan met uw sociale woningen. (Rumoer)
Ik geef een voorbeeld. Twee weken geleden klaagde een lid van de meerderheid, van de N-VA, in de lokale krant van de regio Mechelen terecht de leegstand aan. Ook leden van de meerderheid beginnen dus al te klagen, dus niet alleen meer ik als oppositielid. Ik denk dat het dan wel de spuigaten uitloopt. Het toppunt is dan dat u zegt, als zon woning vijf of tien jaar heeft leeggestaan, dat die woning niet meer te renoveren valt. Minister, dat is twee keer verspilling!
Mijnheer Reekmans, u overdrijft toch altijd zo!
Ik zal u de adressen geven! Kom eens buiten, dan ziet u dat!
Zegt u nu dat onze huisvestingsmaatschappijen opzettelijk hun huizen vijf à tien jaar leeg laten staan, zodat ze die niet meer kunnen renoveren? Wat zegt u hier eigenlijk? Dat klopt helemaal niet!
Het is de waarheid! Het is de werkelijkheid!
Mocht tijdelijke leegstand te lang duren, bijvoorbeeld tussen twee huurperiodes in, in afwachting van renovatie, dan zal de visitatiecommissie een rapport maken. Dat weet u. Die wordt nu opgericht. Het is de eerste maal dat daarvoor in een budget is voorzien. We zullen dat bekijken in elke huisvestingsmaatschappij, maar doen alsof de huisvestingsmaatschappijen er een sport van maken hun huizen definitief leeg te laten staan, in de hoop dat ik ze zou afbreken... Ik weet niet of u al eens echt zon huisvestingsmaatschappij hebt bezocht, maar dat is niet zo.
Voorzitter, ik wil inhaken op de passage waar mevrouw Van Volcem was gebleven, namelijk over de rol van de privésector bij de bouw van sociale woningen. Ik wil er alleen op wijzen dat sinds kort ook decretaal de mogelijkheid bestaat dat de privésector, de particuliere bouwheren, ook zelf sociale woningen kunnen bouwen. Ik heb dus de indruk dat ter zake toch een weg wordt afgelegd.
Dat is daadwerkelijk zo, maar ik denk dat de VMSW nu nog maar twee attesten heeft verstrekt. Het is dan ook een van onze vragen dat er een evaluatie zou komen van het Grond- en Pandendecreet. Het was immers de bedoeling dat ook de privésector die woningen kon beginnen te bouwen, maar die sector heeft nog niet de weg gevonden.
Minister, u stelt dat, indien men tegen 2020 het dak van de huurwoning niet heeft geïsoleerd, men zelfs het recht om te verhuren verliest. Niemand kan betwisten dat uw maatregel om daken te isoleren een goede maatregel is, maar ik vind dat u ook op een andere manier zou kunnen communiceren ten aanzien van de privéverhuurders, die toch 60 procent van de mensen die recht hebben op een sociale woning, huisvesten. Dat vind ik er toch wat over. Ik zeg het: u zou hen meer als partner moeten beschouwen en meer stimuli moeten geven. U bent nu op de goede weg, met het bestellen van een studie, maar ik verwacht meer.
Een mogelijke oplossing bestaat er volgens ons ook in een systeem van tijdelijke huursubsidies op te zetten. U zult daar nu ook werk van maken. Inzetten op een huursubsidie ter ondersteuning van de huurder zelf moet op grotere schaal gebeuren, op een manier die de keuzevrijheid van de huurder combineert met de zekerheid van de aanwending van de huisvestingsmiddelen. Op die manier kan een nieuw publiek de weg vinden naar de privéhuurmarkt, die aan verhuurderszijde veel meer moet worden gestimuleerd, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak. Dat kan via premies en via fiscale weg.
De privéverhuurder is niet per definitie een te wantrouwen huisjesmelker, die winst probeert te puren uit andermans ellende, integendeel zelfs. De privéverhuurder moet respectvol als een volwaardige partner worden betrokken bij het beleid, dus met respect van de overheid voor het feit dat hij tegemoetkomt aan artikel 23 van de Grondwet en meehelpt aan een behoorlijke huisvesting voor iedereen.
Wat het publieke aanbod van huurwoningen betreft, de sociale huursector, zal de overheid een extra inspanning moeten doen om de doelstellingen van het Grond- en Pandendecreet tegen 2020 te realiseren. Minister, met het gekende bouwritme, zelfs met inbegrip van de extra inspanningen die u enkele weken geleden hebt aangekondigd, zullen we er immers niet komen. Dat heeft te maken met tal van factoren, van budgettaire middelen over procedures die zeer ingewikkeld en tijdrovend zijn tot het niet volwaardig faciliteren en laten functioneren van de private inbreng. De manier waarop de privésector momenteel wordt betrokken bij de uitvoering van het Grond- en Pandendecreet, is zeker voor verbetering vatbaar. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, collegas, dames en heren van de regering, wonen is de afgelopen jaren een heel belangrijk thema geweest in het Vlaamse beleid wat ons betreft zeer terecht. Dat was al zo tijdens de vorige legislatuur. Toen is op het vlak van huisvesting veel gebeurd. Ik wil daar eerlijk over zijn. Ik vind de kritiek die mevrouw Van Volcem hier komt spuien heel gemakkelijk. Mevrouw Van Volcem, hoeveel jaar precies heeft uw partij de minister van Wonen geleverd de voorbije jaren? Het is gemakkelijk om hier vandaag te komen zeggen dat er te weinig sociale woningen zijn en dat het aanbod niet groot genoeg is.
We hebben het decreet Grond- en Pandenbeleid gerealiseerd. Maar, minister, dat zal geen reden zijn om de komende jaren achterover te leunen. We weten allemaal dat er op het vlak van huisvesting heel wat uitdagingen op ons wachten.
Collegas, sp.a is de partij van gewone dromen van mensen. Een eigen huis lijkt zon gewone droom. Een fatsoenlijke, betaalbare woning zou voor iedereen een gewone droom moeten kunnen zijn. Maar dat is spijtig genoeg vandaag nog niet het geval. Ik ben dan ook heel blij dat niet alleen het Vlaamse regeerakkoord, maar ook de beleidsnota Wonen 2009-2014 en de huidige beleidsbrief en begroting die grote ambitie onderstrepen. Het gaat hier weliswaar over een minister van mijn eigen partij, maar ik kan het niet beter zeggen dan mevrouw Heeren het zei. Zij zei dat de beleidsbrief de strategische doelstellingen duidelijk definieert en budgettair inschat en binnen dat budget ook de juiste beleidskeuzes maakt. Dat is heel duidelijk.
De beleidsbrief, en bij uitbreiding het hele woonbeleid, steunt op drie cruciale pijlers: betaalbaar wonen, kwaliteitsvol wonen en woonzekerheid. Hij geeft ook heel duidelijk aan waar men over vijf jaar wil landen.
Minister, het is duidelijk dat u samen met de hele Vlaamse Regering van betaalbaar en kwaliteitsvol wonen voor iedereen werk wilt maken. De sp.a-fractie is zeer blij met dit versterkte Vlaamse woonbeleid, met aandacht voor alle facetten van het woonbeleid. Wonen is belangrijk. Wonen is een basisbehoefte. Wonen is een basisrecht. Dit recht op betaalbaar en kwaliteitsvol wonen geldt des te meer voor wie woonbehoeftig is: voor die Vlaming die er zonder voldoende ondersteuning vanwege de overheid niet in slaagt om zelf op een adequate manier te voorzien in die basisbehoefte. Het is voor die groeiende groep dat we ons blijvend en nog nadrukkelijker zullen moeten inzetten, want betaalbaar en kwalitatief wonen is de beste manier om aan armoede te ontsnappen. Meer zelfs, kwalitatief en betaalbaar wonen is wellicht een essentiële voorwaarde om aan armoede te ontsnappen.
Er is de vorige legislatuur heel wat gerealiseerd. Vooral het grond- en pandenbeleid is hiervan de weerspiegeling. Het engagement en de ambitie om tegen 2020 te voorzien in 43.000 extra sociale huurwoningen, 21.000 extra sociale koopwoningen en 1000 extra sociale kavels willen we dan ook onverkort en integraal gerealiseerd zien. Dit realiseren wordt de komende jaren ongetwijfeld de hoofdprioriteit van het Vlaamse woonbeleid. Het is goed, minister, dat u inmiddels ook een groeipad en een bindend objectief hebt opgelegd om het einddoel in 2020 te kunnen halen, want een strikte en uitgebreide monitoring zal inderdaad nodig zijn. De wachtlijsten zijn lang: er zijn 61.000 kandidaten voor een sociale woning. Het objectief realiseren zal een niet te onderschatten uitdaging worden als men ziet hoe lang het heeft geduurd om het huidige patrimonium van 140.000 sociale woningen bij elkaar te bouwen.
We beseffen allemaal dat niet alleen op het vlak van de sociale huisvesting de Vlaamse Regering de komende jaren voor enorme uitdagingen zal staan. Dit zal zonder twijfel ook het geval zijn op de private huurmarkt.
Mevrouw Van Volcem, u zegt dat minister Van den Bossche te weinig aandacht heeft voor de private huurmarkt. Ik vind dat een zeer flauwe kritiek. Ik merk in de beleidsbrief heel wat initiatieven. Als uw partij al die jaren zelf een minister van Wonen heeft geleverd, dan is het een beetje flauw om vandaag te komen zeggen dat die private huurmarkt vandaag verziekt is.
Laten we eerlijk zijn, als we het objectief van 65.000 bijkomende nieuwe sociale woningen realiseren, dan nog zullen heel wat mensen aangewezen zijn op die private huurmarkt. We moeten daar niet flauw over doen. Er zullen bijkomende en blijvende inspanningen nodig zijn in dit segment van de woningmarkt waar de meest schrijnende woonproblemen zich vandaag situeren en waar er nog altijd een onaanvaardbare kloof is tussen prijs en kwaliteit.
Minister, uw intentie om naast meer sociale woningen ook heel nadrukkelijk meer betaalbare en kwaliteitsvolle woningen te creëren op de private huurmarkt, is een goede zaak. Wij zien hier een rol weggelegd voor de sociale verhuurkantoren, die wat ons betreft een zeer goede oplossing zijn voor de verbetering van de huurmarkt. SVKs hebben niets dan voordelen zowel voor huurders als verhuurders, en bieden heel wat mogelijkheden om het aanbod private huurwoningen op de huurmarkt te versterken en te vergroten. Ik ben dan ook blij, minister, dat u de SVKs meer slagkracht wilt geven en de Vlaamse hefbomen maximaal aanwendt, want het huidige aanbod blijft te beperkt.
We moeten ook vaststellen dat ondanks de grote tevredenheid bij de gebruikers, de SVKs nog te weinig mensen bereiken en te weinig mensen de weg ernaar vinden. Uw plannen om de SVKs meer slagkracht te geven en professioneler te maken, zullen er ongetwijfeld toe bijdragen dat vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden.
Wonen op de private huurmarkt, collegas, moet vooral betaalbaar blijven. We zijn dan ook blij dat de minister vooruit wil met de huursubsidie, in eerste instantie voor die groep van mensen die vandaag langer dan vijf jaar op de wachtlijst voor een sociale woning staan. Op die manier kunnen ze de periode waarin ze wachten op een sociale woning, overbruggen. Minister, naast kwaliteit en betaalbaarheid, is ook de woonzekerheid heel belangrijk. Voor de verzekering gewaarborgd wonen hebben wij destijds veel druk uitgeoefend om die opnieuw in te voeren, want ze was in de vorige legislatuur afgeschaft. Het succes daarvan toont aan welke grote behoefte daaraan is. U weet dat een van mijn stokpaardjes de uitbreiding van die woongarantieverzekering ten aanzien van de huurders is. Ik ben blij dat u die aan het onderzoeken bent. Ik besef dat het gewoon overzetten van die formule niet zo evident is.
Minister, ik had nog een heleboel te vertellen. U hebt zelf gezegd dat 2011 een zeer druk jaar wordt op het gebied van Wonen. Het is uw taak en die van het parlement om te zorgen voor een fatsoenlijk en betaalbaar dak boven het hoofd van alle Vlamingen. De beleidsbrief is daartoe alvast een goede aanzet. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, de begroting voor Ruimtelijke Ordening bestaat voor 62 procent uit apparaatskredieten en voor 38 procent uit beleidskredieten. Wat die beleidskredieten betreft, zien we dat de besparingen beperkt blijven tot 186.000 euro. Op die manier kan blijvend werk worden gemaakt van de vier vooropgestelde beleidslijnen.
Bijna een derde van de beleidsmiddelen gaat naar de uitvoering en de kortetermijnherziening van het RSV. Die middelen blijven stabiel en er is een verhoging van de dotatie aan het Grondfonds. De lopende processen voor de afbakening van de stedelijke gebieden worden voortgezet. Wat het AGNAS-proces betreft, belangrijk voor de verankering van de schaarser wordende open ruimte, hopen we in 2011 een belangrijke stap te kunnen zetten.
De tweede beleidslijn betreft het ruimtelijke beleidsplan op lange termijn. Hier kijken we uit naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat op basis van het partnerschapsmodel zal worden opgesteld. Het zal in de vorm van een groenboek aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd.
De derde beleidslijn betreft de prioritaire inhoudelijke accenten. De middelen blijven stabiel. De minister zal onder meer werk maken van een locatiebeleid voor hernieuwbare energie, van een monitoringsysteem voor de IJzeren Voorraad, van de uitvoering van de winkelnota, van de visienota over de brownfields en van Vlaanderen als logistieke regio.
De vierde beleidslijn betreft de vereenvoudiging van het instrumentarium. Het gaat dan om maatregelen die de dienstverlening aan de bevolking verder moeten vereenvoudigen. Met de inwerkingtreding van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en met de voor de zomer goedgekeurde reparatie van de VCRO zijn op dit vlak een aantal stappen gezet. Ik denk hierbij onder meer aan de melding, de vrijstelling en de projectvergadering. Straks komt daar hopelijk ook de digitale bouwaanvraag bij. Verder staat de uitvoering van het handhavingsplan hoog op de agenda. We zijn ervan overtuigd dat regelgeving zonder handhaving niet werkt.
Ook de begroting Onroerend Erfgoed draagt de sporen van de besparingen. De essentie van de besparingen bestaat uit het wegvallen van eenmalige budgetten voor restauratie. Wat de uitgaven betreft, is er een belangrijke wijziging. De dotatie aan het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) is met ruim 1,5 miljoen euro gestegen. Die verhoging is bestemd voor twee projecten van internationaal belang, namelijk de koggen van Doel en de archeologische opgravingen in de basiliek van Tongeren.
We hebben in de commissie verklaard dat we betreuren dat de onderhoudspremies voor de decentrale besturen wegvallen. Ik ben ervan overtuigd dat de minister dat ook jammer vindt. Daartegenover staat echter dat de lokale besturen in het algemeen via het Gemeentefonds meer middelen krijgen. Er is een stijging met 3,5 percent.
Daarnaast is ook de oprichting van een Archeologiefonds een goede zaak. De bouwheer die nu toevallig op een vondst met een archeologische waarde stoot, kan immers met hoge kosten worden geconfronteerd. Dat wordt door middel van een solidariteitsmechanisme gemilderd.
In de gegeven omstandigheden heeft de minister van Onroerend Erfgoed een evenwichtige begroting voorgelegd. Zoals we al in de commissie hebben verklaard, blijven we echter hopen dat er nog tijdens deze legislatuur extra middelen voor de erfgoedzorg zullen komen. Die middelen moeten dan een flinke inhaalbeweging mogelijk maken. Ons cultureel erfgoed, ons gebouwd patrimonium, is van onschatbare waarde, niet enkel als anker en herkenningspunt voor de samenleving, maar ook als bron van werkgelegenheid. (Applaus bij de N-VA)
De heer Reekmans heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard behoort het wonen tot de eigen verantwoordelijkheden van elke burger. Indien een gedeelte van de bevolking er niet in slaagt op eigen kracht aan deze elementaire noodzaak te voldoen, helpt de overheid een handje. Zo wordt ervoor gezorgd dat iedereen een dak boven het hoofd heeft. Dat is de logica van het woondebat.
Het is in de eerste plaats onze taak ervoor te zorgen dat de verwerving van een huis zo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt. Helaas is dit anno 2010 in Vlaanderen niet het geval. Dit blijkt duidelijk uit een artikel in het Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank. In dit artikel staat te lezen dat de heffingen op de aankoop van een woning in verhouding tot de totale aankoopprijs volgens een Europese studie uit 2010 nergens hoger dan hier liggen.
Het wordt bijgevolg tijd dat we de betaalbaarheid van een eigen woning in Vlaanderen ondersteunen. De verlaging van de registratierechten, liefst tot minstens het Europees gemiddelde, vormt hierbij een eerste stap. Sommige fracties in dit halfrond willen dit enkel doen voor mensen die in een stad wonen. Dit moet echter wel degelijk voor iedereen gebeuren.
De minister zegt in haar beleidsbrief terecht dat ze de private huurmarkt nieuw leven wil inblazen, maar focust hier vooral op preventie van uithuiszettingen, een belangrijk probleem, maar men zal vooral de overregulering vanwege de overheid aan banden moeten leggen. Het idee van de richthuurprijzen zendt een nefast signaal uit naar iedereen die wil investeren in de private huursector. Elk handboek over economie zal u leren dat, als de overheid prijzen reguleert op de private huurmarkt, dit leidt tot een daling van het aantal huurwoningen en een bloei van de zwarte markt. Als het daartoe niet leidt, zal het leiden tot een verdere verschraling van de huurmarkt. Eigenaars die nu verhuren, zullen hun huis verkopen. De Vlaamse Regering kan zich dan opnieuw afvragen hoe het komt dat de wachtlijsten voor sociale woningen explosief zullen stijgen.
LDD is wel tevreden maar niet enthousiast over het feit dat de Vlaamse Regering bijna 12 miljoen euro vrijmaakt voor de uitbreiding van de huursubsidie. Er zal nu ongeveer 32 miljoen euro gaan naar huursubsidie. Daardoor zullen ongeveer 13.000 mensen 200 euro per maand te ontvangen om te investeren in woninghuur.
Wat tot slot de sociale woningsector betreft, zijn er meer dan 60.000 wachtenden. Vanuit de meerderheid wordt ons dikwijls de vraag gesteld, bijvoorbeeld als het gaat over het inkomensgerelateerd maken van de huursubsidie, hoe men dat gaat betalen. Voor ons is het heel duidelijk. Wat we onmiddellijk zouden doen, is de bouw van bijkomende sociale koopwoningen afschaffen. Want een sociale koopwoning alsook een sociaal kavel is als het ware een winnend lot van de loterij. Het is daarnaast duur voor de gemeenschap en het lost het woonprobleem niet op. De regering moet daarom in de sociale woningsector maximaal inzetten op sociale huurwoningen, maar vooral op het veralgemeend invoeren van een inkomensgerelateerde huursubsidie.
Mijnheer Reekmans, ik wil toch even zeggen dat veel fracties het erover eens zijn dat we die mensen voor wie het binnen de mogelijkheden ligt, zoveel mogelijk helpen om een eigendom te verwerven, en dat er ook mensen zijn voor wie dat niet mogelijk zal zijn. Maar als u nu sociale koopwoningen gaat afschaffen, zal er een hele groep mensen zijn die vandaag wel in staat is om zich een eigen woning aan te schaffen, daar niet meer toe in staat zijn. Waarom wilt u dat doen? Wat is het nut ervan om mensen niet toe te laten om eigenaar te worden? Ik begrijp dat niet zo goed. Dat kost de gemeenschap helemaal niet zoveel.
Een sociale koopwoning is een jackpot. Ik ga u nog eens uitleggen waarom. Ik heb dat al enkele weken geleden uitgelegd toen u me de vraag stelde hoe ik het zou doen. Toen zei u dat ik alleen maar klaag en geen oplossingen geef. Ik heb toen gedurende een half uur oplossingen gegeven. Ik ga ze nog eens kort herhalen.
De financiële situatie van iemand die vandaag in aanmerking komt voor een sociale koopwoning kan binnen tien jaar helemaal veranderd zijn. Vandaag heeft iemand recht op een sociale koopwoning omdat zijn of haar inkomen dat toelaat. Binnen tien jaar is dat misschien niet meer het geval. Wie betaalt die woning? Alle burgers betalen die. Dat iemand op een bepaald tijdstip in zijn leven er wel recht op heeft en nadien niet meer, vinden we niet rechtvaardig tegenover de rest van de bevolking.
Mijnheer Reekmans, wil dat dan zeggen dat u tegen sociale mobiliteit bent? Het gaat om mensen die het financieel nog niet zo goed hebben, maar die een manier vinden om via opleiding enzovoort opnieuw aan de slag te gaan en het beter te doen, om het via hun eigen inzet financieel beter te hebben. Wat vindt u dan? Moeten we die mensen hun sociale woning afpakken? Waarom wilt u die mensen die werken aan hun eigen toekomst, die uit de miserie geraken en misschien wat meer gaan verdienen en hun kinderen meer mogelijkheden geven, niet belonen? Wat is daar zo verkeerd aan? Waarom is dat onrechtvaardig?
Minister, ik heb daar allemaal geen probleem mee en die mensen verdienen absoluut een woning, maar dan geeft men hun een sociale huurwoning, geen sociale koopwoning. Dan kan men tenminste de wachtlijsten van de sociale huurwoningen gaan aanpakken. Ik blijf erbij dat iemand die vandaag een sociale koopwoning verwerft, met zijn inkomen van vandaag dat enkele jaren helemaal anders kan zijn, uiteindelijk een winnend lot uit de loterij krijgt. Ik vind het veel socialer dat mensen die er echt nood aan hebben, die vandaag met 60.000 op een wachtlijst staan, een woning krijgen.
Ik ga u een ander antwoord geven. U zegt dat er woningen zijn. Ik wil u tegemoetkomen in het debat over de sociale koopwoningen. We hebben vandaag in Vlaanderen nog altijd 10.000 leegstaande woningen. Van die 10.000 sociale koopwoningen staan er meerdere vijf tot tien jaar leeg. Die kan men niet meer renoveren. Aan een woning die zo lang leegstaat, heeft men drie keer zoveel kosten als aan een woning die maar even leeg heeft gestaan.
Gebruik de woningen die maximaal gerenoveerd moeten worden en maak er sociale koopwoningen van. Zo kunnen mensen met eigen middelen in hun eigen tempo de woning renoveren. Dan bent u sociaal bezig, minister. Vandaag zijn er sociale koopwoningen die evenveel of zelfs meer kosten dan woningen op de particuliere markt. Dat is niet sociaal.
Ik vind het verwonderlijk dat u dat standpunt inneemt. Ik dacht dat uw partij een partij was die opkwam voor mensen die wat wilden ondernemen in het leven en zelfredzaam willen zijn. Mensen mogen blijkbaar geen duwtje in de rug krijgen waardoor ze definitief voor de rest van hun leven in plaats van onder de waterlijn, boven de waterlijn uitkomen en op eigen benen kunnen blijven staan. Dat is wat er in feite gebeurt. Dat is wat collega Penris zegt. Dat is wat wordt bedoeld met volkshuisvesting. Daar hebt u het blijkbaar heel moeilijk mee.
De ideologie van de CVP en CD&V snap ik al jaren niet, mijnheer de Kort. U neemt verschillende standpunten in al naargelang het bevoegdheidsniveau. Van die partij heb ik geen lessen te krijgen op het vlak van rechtlijnigheid.
Het voorstel om oude woningen, waarvan de renovatie veel geld kost, wel tegen een interessante prijs aan te bieden in plaats van ze te laten verkrotten, is wel een sociaal voorstel. Dan kunnen de mensen zelf op hun eigen tempo de woning renoveren en de handen uit de mouwen steken.
Ik vind dat u heel kort door de bocht gaat, mijnheer Reekmans. De heer de Kort en de minister hebben volledig gelijk. Als mensen hun koopwoning willen verkopen, heeft de bouwmaatschappij er bovendien nog altijd een voorkooprecht op. De woning kan dus wel degelijk in het patrimonium blijven.
Ik heb vragen bij een leegstand van 10.000 woningen. Ik ken in mijn streek niet veel leegstaande sociale woningen. Ik ken wel woningen die leegstaan omdat bouwmaatschappijen met een grondige renovatie bezig zijn. Ik heb het niet alleen over ramen en verwarming, maar over een totale renovatie. Als u het daarover hebt u bent ook degene die zegt dat sociale huurwoningen te veel geld kosten omdat de kwaliteit ervan te hoog ligt dan is daar vandaag geen geld voor, als ze er al zouden zijn. Ik wil alle maatschappijen afgaan om te zien waarom woningen leegstaan. Vaak heeft dat te maken met renovatiewerken. Bouwmaatschappijen laten zeker niet bewust woningen leegstaan om ze te laten verkrotten en dan een of andere premie te kunnen opstrijken. Dat is te veel gekheid op een stokje. Daar doe ik niet aan mee.
Ik zal u de opnames van het vtm-journaal van een jaar geleden bezorgen. Daarin sprak de kabinetsmedewerker van de minister-president. Ze is voorzitster van de huisvestingsmaatschappij in Willebroek. In Willebroek stonden er op 490 sociale huurwoningen 68 leeg. Daarvan zijn er 20 woningen tussen 5 à 10 jaar oud. Ze zei dat ze de voorbije 5 jaar de voorrang had gegeven aan nieuwbouw en de renovatie wat had verwaarloosd.
En u komt hier met een uitgestreken gezicht zeggen dat u niet weet waar ze staan. Ik zeg dan: ga naar Willebroek. De voorzitster zal u een rondleiding geven, dan weet u ze staan.
Anders kunt u ook eens naar Mechelen trekken. Uw meerderheidscollega, de heer Hendrickx, stond twee weken geleden in de pers om de leegstand in Mechelen aan te klagen. U moet hier geen komedie komen spelen.
Neen, inderdaad, ik ben eerlijk, ik ken niet alle leegstaande woningen in Vlaanderen. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans)
U hebt een zeer eigenaardige manier van debatteren. Elke vogel zingt natuurlijk zoals hij gebekt is.
U bevestigt eigenlijk wat ik zeg. Als er woningen leegstaan, dan heeft dat te maken met het feit dat daar grondige renovatiewerken aan moeten gebeuren. De vraag is of elke bouwmaatschappij zo vooruitziend is geweest. Als eigenaar moeten wij ook onze woning goed onderhouden en geld aan de kant zetten om renovatiewerken uit te voeren. Niet alle bouwmaatschappijen hebben dat even consequent gedaan.
We investeren in de kwaliteit van sociale woningbouw. Het klopt dat dat een kostprijs heeft. Mevrouw Van Volcem heeft het daar ook over gehad. Met heel veel plezier echter investeren we in die kwaliteit omdat we het belangrijk vinden dat die woning gedurende een zekere periode wordt verhuurd. De woningen van Domus Flandria zijn woningen die heel snel gebouwd moesten worden en waar minder geïnvesteerd is in kwaliteit. Vandaag moeten we een aantal woningen opnieuw renoveren, hoewel ze amper tien jaar oud zijn. Ik heb er geen moeite mee om dat hier vandaag te zeggen.
Mijnheer Reekmans, het is moeilijk om met u een rationeel debat te voeren over die leegstand. Er zijn drie groepen leegstand. Er is de frictieleegstand. De ene huurder verlaat de woning en de andere trekt erin. Dat is een korte overlapperiode die niet kan worden opgelost. Een volgende groep is de leegstand als gevolg van renovatie. Ofwel is de renovatie aangekondigd. Als de huurder dan vertrekt, dan stopt men daar niet onmiddellijk een nieuwe huurder in om die er een paar maanden later weer uit te laten gaan. Ofwel is er een probleem over de traagheid waarmee de renovatieprojecten worden aangepakt, terwijl de situatie in sommige woningen misschien helemaal niet zo goed is voor de bewoners. De derde groep is leegstand door slecht beheer. De visitatiecommissie zal die dossiers eruit pikken.
Die drie groepen van leegstand bedragen 3 procent van het patrimonium. Als we dit gesprek rationeel kunnen voeren, dan is het helemaal niet zo moeilijk om na te denken over het beste plan van aanpak. Maar u zegt dat 10 procent van de woningen leeg staat en dat dit gebeurt omdat we die woningen willen afbreken. Dat maakt een aantal leden van de commissie boos, en daardoor komen we zelden tot de essentie van het debat.
U zegt dat sociale huurwoningen die gerenoveerd moeten worden, ook op de markt kunnen worden gebracht als koopwoningen. Dat gebeurt hier en daar al. Ik herinner me een aantal dossiers in Vilvoorde waar de stad een rol heeft gespeeld bij de verdere verkoop van die woningen. Ik vind dat goed. In een aantal omstandigheden kan dat een goede keuze zijn. Het hoeft natuurlijk geen algemene beleidslijn te worden. Waar dat wenselijk is, heb ik dat tot hier toe altijd ondersteund.
Minister, ik kan dit debat absoluut rationeel voeren. Ik heb echter mensen gehoord die werken op het kabinet van een minister van deze regering, en zij zeggen dat ze weten dat die woningen al vijf à acht jaar leegstaan. De nadruk is gelegd op nieuwbouw en niet op renovatie, en dat vind ik wraakroepend. U laat het eigen patrimonium verkrotten en zette de voorbije jaren enkel in op nieuwbouw. Daar heb ik zware problemen mee. Het gaat wel om belastingsgeld. Dat maakt dit debat zo moeilijk. Er zijn huisvestingsmaatschappijen die het niet zo nauw nemen en met plezier geld aannemen om nieuwe woningen op te trekken, terwijl ze het eigen patrimonium niet onderhouden. Ik ken zo wel meerdere steden, misschien niet in de buurt van mevrouw Heeren.
Mijnheer Reekmans, voor de verkiezingen heb ik de eer gehad om met u een verkiezingsdebat te voeren in Keerbergen. Uw groot strijdpunt daar was de afschaffing van de onroerende voorheffing in heel Vlaanderen.
De onroerende voorheffing brengt een paar miljard euro op. U zei dat ze moest worden afgeschaft. U spreekt nu over sociale politiek. U vindt het niet juist dat mensen van dertig jaar nu met veel moeite een sociale kavel kopen, maar later misschien meer verdienen en dan is hun aankoop onrechtvaardig. Blijft u daarbij? U bent voor de afschaffing van de onroerende voorheffing in heel Vlaanderen?
Ja, natuurlijk.
U weet wat het kost? U bent er voorstander van?
Maar ja.
En u noemt dat een sociale maatregel? Iemand die multimiljonair is moet geen onroerende voorheffing meer betalen op zijn woning?
U maakt er clichés van.
Mijnheer Reekmans, als u het over consequentie hebt... Wij hebben nog altijd een geheugen. In de politiek bestaat nog iets als een geheugen. U blijft erbij dat voor LDD de onroerende voorheffing moet worden afgeschaft, met alle consequenties voor de sociale impact, voor de begroting enzovoort. Blijft u daarbij?
Ja, mijnheer Van Rompuy.
U spreekt hier over begrotingspolitiek. U spreekt hier over sociale politiek en u blijft erbij dat de onroerende voorheffing voor de gemeenten en het gewest in heel Vlaanderen moet worden afgeschaft, wat ook de hoogte van het inkomen is van de eigenaar. U blijft daarbij?
U kunt die plaat blijven draaien. Kijk naar ons programma op www.ldd.be.
U spreekt over inconsequentie. Wij weten wat u voor de verkiezingen hebt gezegd.
Ik herhaal het toch gewoon! U doet alsof ik iets anders zeg. U gebruikt clichés. Er zijn meer gewone mensen die een woning bouwen dan multimiljonairs. Geloof me maar.
Voorzitter, ik zou het willen hebben over de leegstand. Ik heb het verhaal van de heer Reekmans al veelvuldig mogen aanhoren. Hij heeft me intellectueel een beetje uitgedaagd. Ik ben de leegstand in mijn eigen stad gaan onderzoeken.
Er is leegstand in Antwerpen. Ik heb gelukkig een rechtstreeks telefonisch contact met sommige diensten van de grote huisvestingsmaatschappijen in het Antwerpse, met andere nog niet, maar daar kom ik straks op terug. Als oppositielid moet ik jammer genoeg beamen dat ze dezelfde uitleg als de minister geven. Er zijn drie redenen waarom woningen leegstaan. Er is de korte leegstand. Er is de leegstand in het vooruitzicht van grondige renovaties. Fout beheer vind ik in die ene grote maatschappij minder terug. Mocht ik het wel hebben gevonden, dan zou ik het hier met veel plezier hebben gezegd.
Mijnheer de Kort, achter de hoek liggen drie eensgezinswoningen van uw maatschappij die al een tijd leegstaan. Ik ken de reden niet, maar ik hoop dat u ze mij kunt zeggen. Ik denk niet dat er een renovatieprobleem is. Ik denk ook niet dat er een overgangsprobleem is. U zult wel tekst en uitleg kunnen geven.
Mijnheer Reekmans, in alle eerlijkheid, als collega-oppositielid verbaast het getal van de 10.000 mij. Als je de wet van de grote getallen zou volgen, dan zou je in een stad als de mijne heel veel leegstand verwachten en die zie ik jammer genoeg voor ons discours van vandaag misschien niet.
Het is de minister zelf geweest die geantwoord heeft dat de totale leegstand van de drie categorieën tussen 5 en 10 procent ligt. Minister, u hebt dat op een schriftelijke vraag geantwoord.
Mijnheer Reekmans, 3 tot 4 procent.
Ik heb het ergens als antwoord.
We kunnen hier een discussie gaan voeren over die verschillende groepen, maar voor mijn partij komt de essentie hierop neer. De Vlaamse Regering zet hoog in op het bijbouwen van sociale huurwoningen. Ik stel vast dat sommige huisvestingsmaatschappijen vandaag niet eens in staat zijn om hun huidig patrimonium te beheren. Wat zal het worden als ze nog woningen bij krijgen? Daar zit het grote probleem.
Het gaat dus ook over het beheer en het bestuur van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Ik kan voorbeelden geven uit mijn streek. In Aarschot zijn er bijvoorbeeld zware problemen geweest. Er is zelfs een directeur ontslagen en het beleid is onder supervisie van Sociaal Wonen Arrondissement Leuven (SWaL) gekomen. Ik wil maar zeggen dat die maatschappijen destijds met een bepaald doel zijn opgericht om een bepaald patrimonium te beheren.
Dat is een beetje uit zijn voegen aan het barsten. Dikwijls zijn er heel wat mensen in de sociale huisvestingsmaatschappijen die het goed menen, maar er zijn er ook die daar niet thuishoren en er worden geplaatst na gemeenteraadsverkiezingen om de gebuisde, net niet verkozen gemeenteraadsleden mandaten te geven. Dat is de praktijk in Vlaanderen. CD&V is daar goed in; andere traditionele partijen ook. Daarom hebben die sociale huisvestingsmaatschappijen dikwijls niet de expertise in huis.
Wij zouden daar ambtenaren zetten die op de hoogte zijn van hoe zon huisvestingsmaatschappij moet worden gerund, en niet langer politici. Daarnaast willen we vooral inzetten op renovatie en de juiste keuzes maken. We moeten inderdaad energiearmoede bestrijden en niet mensen jaren op een wachtlijst laten staan.
De leegstand van sociale huisvestingsmaatschappijen is hier al toegelicht. Dat heeft te maken met renovatieprojecten. Ik hoop dat we de collegas, en ook u, mijnheer Reekmans, op één lijn kunnen krijgen. De toewijzingsregels hebben we in het verleden veel te ingewikkeld gemaakt. Het duurt ook bijzonder lang voor een woning kan worden toegewezen. Dat is een groot verschil met de rest van de private huurmarkt. Daar kan iemand langskomen. Is die tevreden, dan kan hij de woning nemen. Maar als de regels van de sociale huisvestingsmaatschappij moeten worden gerespecteerd, dan duurt het drie tot zes maanden voor een woning of appartement kan worden toegewezen. Misschien moeten we daar wat vereenvoudiging in aanbrengen.
Dat klopt.
De heer Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik wil het even hebben over ruimte in de letterlijke zin van het woord, over het begrip plaats en meer bepaald het begrip open ruimte. Gisteren hadden we het over ruimte voor water. Als we kijken naar de recente wateroverlast, moeten we besluiten dat de begroting 2011 niet de nieuwe impulsen bevat die we hadden kunnen verwachten. We zetten een commissie op poten, en op zich is dat belangrijk, maar concrete beleidsdaden worden niet in het vooruitzicht gesteld.
Terugkijkend naar het gevoerde beleid, hebben de verhardingen die in juli zijn vrijgesteld van bouwvergunning het probleem alleen maar vergroot. De watertoets is een vodje papier. Het is een niet-bindend advies, een standaardzinnetje of een alibi. De herziening van het Vlaams structuurplan resulteert alleen maar in nog meer verharding, ondanks alle waarschuwingen. De verantwoordelijkheid wordt verlegd van het Vlaamse naar het meest kwetsbare niveau, zijnde de gemeentebesturen.
Mijnheer Peeters, u zegt hier zaken die niet helemaal correct zijn. Mijn voorganger Dirk Van Mechelen heeft op Ruimtelijke Ordening enkele zaken in gang gezet die wij nu in uitvoering brengen. U zegt dat er niets gebeurt, maar er gebeurt elke dag iets. Vrijdag hebben we een GRUP voor Brugge goedgekeurd. We hebben het woongebied Klein Appelmoes veranderd van bestemming wegens de watertoets. We hebben het omgezet van een woongebied in een natuurgebied met het vodje papier waar u het over hebt.
Ten eerste, daar gebeurt iets. Ten tweede, in de verordening over grote betonnen oppervlakte staan enkele elementen die ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met water.
Ten derde: de watertoets. Die is inderdaad niet bindend. Dat is een keuze die altijd uitdrukkelijk gemaakt is, ook in dit parlement, omdat het de plaatselijke politici zijn die hun verantwoordelijkheid moeten nemen. De watertoets is er, en die kan met zich meebrengen dat men omstandigheden creëert waardoor water wordt weggeleid en waterproblemen worden opgelost, zodat na de beschermende maatregelen, die zijn voorgesteld in de watertoets, bouwen en dergelijke mogelijk is. Als u beweert dat er niets gebeurt, zit u ver naast de waarheid.
De watertoets leidt wel tot een theoretische beschouwing over de waterproblematiek, maar we moeten in dezelfde beweging kunnen toegeven dat er ook Vlaamse dossiers zijn waar investeringen en verhardingen worden toegestaan door de Vlaamse overheid in overstromingsgebied. U zegt dat u de verantwoordelijkheid bij de lokale besturen legt, maar die kunnen zich daar niet tegen verzetten.
Als bestuur X iets doet voor het voorkomen van wateroverlast, wordt het probleem bovendien vaak verlegd naar gemeente Y, die wat verder stroomafwaarts ligt. Dat bewijst de praktijk. Daar is een lokaal ingrijpen dus niet aangewezen. Daar is een ingrijpen van de Vlaamse overheid de opdracht.
U zei daarnet dat de watertoets bindend moet worden. Dan is het zelfs niet op Vlaams niveau, maar dan zijn het ambtenaren die gaan bepalen waar en onder welke omstandigheden er wordt gebouwd. De keuze van deze Vlaamse Regering is dat we de politieke verantwoordelijkheid bij de politici willen leggen, en niet bij de ambtenaren.
We hebben ook nog andere instrumenten, minister. Het juridische instrument om over alles te gaan, is ons gewestplan en eventuele GRUPs. Daarnaast zijn er heel veel richtinggevende kaarten, zoals de ROG-kaarten (recent overstroomde gebieden) en natuurlijke overstromingskaarten. Die instrumenten zijn onderschikt aan het gewestplan. Het zijn direct in te zetten middelen, die goede overzichten geven van waar de kwetsbare gebieden zitten, maar we maken er veel te weinig gebruik van, omdat ze, als het op juridische zaken aankomt, niet tellen. Dat is een flink hiaat in de wetgeving.
Mijnheer Peeters, u vergist zich. Je hebt de gewestplannen, de bijzondere plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen enerzijds, en anderzijds de ROG-plannen, waaruit blijkt waarom en wanneer er overstromingen zijn geweest. Maar veel van die problemen zijn ondertussen aangepakt, zeker recent met het Rubiconfonds, waardoor het voorwerp dat aanleiding gaf tot een overstroming is weggenomen, waardoor die gebieden vrijgegeven kunnen worden om opnieuw bebouwd te worden.
Het gaat over het verstandig omgaan met die plannen, en daar heeft iedereen inderdaad zijn verantwoordelijkheid, van minister tot burgemeester.
En net dat Rubiconfonds sneuvelt, mijnheer Van Mechelen. Daar zat 2,5 miljoen euro in. Die middelen hebben we nodig. Dat gaan we niet oplossen met een Grondfonds. Wij hadden verwacht dat de Vlaamse overheid vanuit haar algemene middelen tot 2012 een overbrugging zou hebben gemaakt.
Het Rubiconfonds sneuvelt niet. Het zal gespijsd worden zoals voorzien in het decreet, namelijk vanuit de planbaten-planschadefilosofie. Dat is de afspraak. Bij de start van deze regering is gezegd dat er niet langer een dotatie zou komen, maar dat het geld dat vanuit de planbaten komt, naar het Rubiconfonds gaat.
Dan zitten we wel twee jaar zonder centen. Dat is het resultaat.
De engagementen uit het verleden worden gehonoreerd. Daarvoor zit nog geld in het Rubiconfonds. Nieuwe engagementen kunnen in de toekomst worden aangegaan op basis van de verwachtingen van de planbaten.
Ik heb u al gezegd dat er tekstueel heel interessante verwijzingen in uw beleidsnota staan. Er wordt onder andere verwezen naar klimaatmaatregelen. We zien in de begroting echter geen extra impulsen op dat vlak. We zien wel dat de Vlaamse Regering een plan rond ruimtelijke economie goedkeurt, dat op zich waardevol is. Maar wat niet gebeurt, en wat volgens ons hoogdringend en prioritair is, is dat er een strategisch plan komt voor een ruimtelijk herstelplan voor die open ruimten die wij nodig hebben. Dat plan niet maken, is ook een beleidskeuze.
Minister, tegenwoordig begint elke studiedag met de vaststelling dat open ruimte in Vlaanderen verdwijnt. Op elke studiedag begint men met te zeggen dat we aan een tempo verharden dat niet draagbaar, niet houdbaar is. Ter vergelijking: onze verharde oppervlakte bedraagt ondertussen meer dan 26 procent, terwijl die in Nederland 10 procent bedraagt. Die open ruimte hebben we wel nodig voor onze volksgezondheid, om andere doelstellingen na te streven, voor een gezond evenwicht tussen enerzijds stedelijke en plattelandsontwikkeling. Daar zet de regering niet op in. Daar zetten we niet op in met middelen. Daar zetten we alleen maar op in met lippendienst.
We zetten daar niet op in met lippendienst. We zetten daarop in met een nieuwe procesaanpak, het AGNAS-proces (afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur). We boeken daarmee al heel duidelijk de eerste resultaten. We doen dat niet op de klassieke manier door te vechten voor elke centimeter, zoals u doet. We trachten met alle betrokkenen, met boeren, met mensen van de privésector, met ondernemingen, met mensen van de natuurbewegingen tot oplossingen te komen. Het AGNAS-proces heeft zijn eerste resultaten op het terrein al bewezen.
Minister, ik ben het eens met de aanpak. Het partnerschapmodel heb ik toegejuicht toen u het voorstelde in de beleidsnota. Ik stel alleen vast dat we achterlopen met de AGNAS-realisatie. We doen nu de inhaalbeweging. Bij de herziening van het Structuurplan Vlaanderen hebben we die agenda niet versneld. We hebben ze gewoon uitgesteld.
Voorzitter, met alle respect, maar het AGNAS-proces is geen nieuw proces, wel integendeel. Het bereikt zijn finaliteit omdat meer dan 66 procent van de doelstellingen waren bereikt.
Ik heb het belang van de open ruimte nog eens willen onderstrepen, omdat ik vind dat Vlaanderen wat dat betreft de bal blijft misslaan en er eigenlijk een ondergeschikt beleidsthema van maakt, hoewel we het steeds meer nodig hebben.
Collegas, 2011 is een belangrijk scharnierjaar met het opstarten van het beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Als de minister daar een witboek/groenboek en ook zijn partnerschap voor vooropstelt, dan wil ik me, graag zelfs, in die dynamiek inschrijven. Maar ik wil ook nog even onderstrepen wat ik heb gezegd over de verharding van Vlaanderen. We moeten daar gebruik van maken. Het zou een uitgangspunt moeten zijn van het te voeren beleid om die ontwikkelingen een halt toe te roepen.
Toen we de beleidsnota bespraken, ben ik ook begonnen met een verwijzing naar architect Braem en zijn boek Het lelijkste land ter wereld. Niet toevallig werd het boek opnieuw uitgebracht door de Vlaamse architecten. Ik denk dat voor de meeste parlementsleden hier, voor de mensen van de commissie en de minister het boek verplichte literatuur is. Meer zelfs, ik denk dat het een cadeau is voor onder de kerstboom. Het is een beleidsaanbeveling. Ik wens u veel succes en veel plezier met de literatuur ervan. (Applaus bij Groen!)
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren ministers, er is al het een en het ander gezegd over het woonbeleid. Ik zal trachten mijn toespraak wat samen te ballen.
Mevrouw de minister, ik zal beginnen met een vrij recente studie van het Itinera Institute van 13 december. U hebt ze ondertussen wellicht ook gezien. Daarin wordt gesteld dat er eigenlijk te weinig woningen worden gebouwd om het totale aanbod van woningen mee te laten evolueren met de totale vraag naar woningen, met prijsstijgingen tot gevolg. Hun bevindingen sluiten eigenlijk perfect aan bij wat de voorbije jaren werd gezegd in het parlement. In die zin komt het Grond- en Pandendecreet op het juiste moment. Het zal een boost geven om die woningen, de huur- en koopwoningen, de sociale kavels te realiseren.
Minister, u hebt een zeer goede beleidsbrief ingediend met strategische doelstellingen. Het gaat over een begroting die gerealiseerd zou moeten kunnen worden binnen de vooropgestelde kredietlijnen. We menen dat we in het woonbeleid echter ook wat verder moeten durven te kijken. Het gaat om inspelen op zaken waarvan we vermoeden dat ze actueel zullen worden of die misschien, zonder dat we het weten, al zijn. Het gaat meer bepaald om die vergrijzingsproblematiek.
Er is de oproep geweest inzake wonen en welzijn, maar de woonproblematiek van een grote groep eigenaars in Vlaanderen, de senioren, zal de volgende jaren toch nog meer aandacht moeten krijgen. In het verleden waren er initiatieven, zoals De Zilveren Sleutel, voor jonge senioren vanaf 55 jaar ik hoop dat ik dit mag zeggen, dat het niemand tegen de borst stuit. (Gelach)
Het is een doelgroep die een bijzondere benadering vergt in het woonbeleid. Die mensen zijn vaak eigenaar en de meesten zijn nog heel goed te been. (Gelach)
Vaak hebben ze ook een spaarpotje, maar als er iets is waar ze niet van wakker liggen, dan is het van hun oude dag. We leven allemaal met het idee dat we 100 jaar zullen worden. Waar mensen niet bij stilstaan is dat ze wanneer ze 80 jaar of ouder worden, zorgbehoevend zullen worden en afhankelijk van anderen. Ik wil het hier nu absoluut niet hebben over de welzijnsproblematiek, maar vanuit het woonbeleid is het belangrijk om hen al op jonge leeftijd te stimuleren om hun woningen aan te passen. Vanuit de overheid moeten we hen een aantal tools aanbieden.
Ik vermoed dat we hier de volgende jaren nog veel meer op zullen moeten inzetten. Het is jammer dat mevrouw Vogels hier niet meer is, want zij heeft het altijd over cohousing, een andere manier van wonen. Er zijn nog veel zaken in het woonbeleid die deze eeuw actueler zullen worden dan ooit.
Minister, ik wil ook graag de link leggen met ruimtelijke ordening. Twee à drie jaar geleden hebben een aantal studenten van de universiteit van Hasselt een poging ondernomen om te zien op welke manier we onze kostbare grond nog veel beter kunnen benutten. Zeker in mijn provincie hebben mensen veel grond en het moet dan toch mogelijk zijn om waar nu de garage staat, een kleine zorgwoning te bouwen. Samen met toenmalig minister Van Mechelen hebben we het initiatief genomen om het zorgwonen in het decreet Ruimtelijke Ordening te realiseren. Dat is een goede aanzet, maar we zullen hier de komende jaren toch nog creatiever op moeten inspelen om ervoor te zorgen dat op de beperkte oppervlakte die we in Vlaanderen hebben want Vlaanderen is al volgebouwd en we houden van het stukje groen dat nog overblijft eenieder van ons op een kwalitatieve manier oud kan worden.
Mevrouw Heeren, ik begrijp uw initiatief inzake het kangoeroewonen. (Opmerkingen van mevrouw Veerle Heeren)
Het zorgwonen dan. In de praktijk kent dit weinig succes, want in Brugge, toch de derde stad van Vlaanderen, werd hier nog maar één aanvraag voor gedaan. Ik denk dat ik de reden hiervoor ken. Je mag immers niet onderschatten dat wanneer je een mix van woningen naast elkaar maakt, er een tegengesteld tijdsgebruik ontstaat. Ik leg uit wat ik bedoel. Als een gezin met kinderen overdag gaat werken, dan komen de kinderen er s avonds bij. Aan de andere kant woont er dan misschien een oudere die zorgbehoevend is en de hele dag alleen thuis zit. Dat is niet wat ze willen. De oudere is daar immers heel eenzaam en wordt geconfronteerd met wisselende generaties. Ik denk dat het soms beter is dat de ouderen met gemeenschappelijke interesses samenwonen in seniorenflats, want dan kunnen ze gezamenlijke activiteiten doen, hebben ze een aanspraak en delen ze dezelfde leefwijze. Ik meen dus dat uw voorstel, dat misschien heel goed bedoeld was, in de praktijk niet altijd haalbaar is.
Mevrouw Van Volcem, Brugge is een van de 308 gemeenten in Vlaanderen. Ik ken wel een aantal heel goede voorbeelden, er zijn mensen die dit wel willen.
Het is de verdienste van de collegas om destijds in te gaan op ons voorstel van decreet waardoor dit in elk geval wordt gefaciliteerd. Het Grond- en Pandendecreet kan daar ook een actor in zijn. De middelen zijn er en de wetgeving is er. De doelstelling is heel belangrijk.
Minister Bourgeois, het is ook de bedoeling om tot kortere besluitlijnen te komen en als we het in de commissie Wonen hebben over het verkorten van doorlooptijden, dan sluit dat eigenlijk ook bij uw verhaal aan. We hopen dat we hier de komende maanden doorbraken in kunnen realiseren zodat de minister van Wonen er niet mee wordt geconfronteerd dat ze wel een budget heeft, maar dat de sector, het werkveld, onvoldoende kan volgen omdat het veel te veel tijd in beslag zou nemen. Het zou heel erg zijn als we over vier jaar moeten zeggen dat de bedoelingen goed waren en dat ook het geld er was, maar dat we niet in onze opzet zijn geslaagd.
Gelukkig hebben we de SVKs gehad. Jammer genoeg is de heer Reekmans niet meer aanwezig. (Opmerkingen)
Mevrouw Heeren heeft natuurlijk wel een punt. Veel leden komen voor de microfoon staan maar doen niet de moeite om naar andere sprekers te luisteren. Ik kan ze u met naam en toenaam opsommen. Ik stuur regelmatig onthaalmedewerkers naar het Koffiehuis om de achtbare leden te verzoeken om toch deel te nemen aan het debat waar ze zelf een inbreng in gehad hebben. Dat is alleen maar elementaire beleefdheid. Velen komen hier een nummer opvoeren en verdwijnen dan. Ik vind dat beneden alle peil. (Applaus)
De SVKs zijn er gelukkig in geslaagd om heel veel woningen op de huurmarkt te huren en de eigenaar-verhuurder is daar zeer tevreden over. Minister, we zijn volop aan het nadenken over de invulling van de huursubsidies, het huurbesluit, het premiereglement en de SVKs. Misschien kunnen we ze inbedden in de woonmaatschappijen of de woonfederatie. De Vlaming is onze klant. Of hij nu een beroep doet op een sociale lening, een sociale huur- of koopwoning: hij moet bij één instantie terechtkunnen, en nog het liefst via de gemeente. Deze staat het dichtst bij de burger.
We kunnen maar een slagkrachtig woonbeleid realiseren als we heel vaardige actoren hebben op het veld. We weten dat u daar werk van wilt maken. In dit geval gaat het om bouwmaatschappijen. Dat is slechts een middel om het doel te realiseren. U wilt werken naar een rationalisering en meer samenwerking, meer fusies. We zijn dat eigenlijk al vijftien jaar aan het zeggen. Misschien bestaat er nu een kans om een doorbraak te realiseren, om ervoor te zorgen dat binnen dit en vier jaar dat kader uitgekristalliseerd is en dat we de problemen niet meenemen van de ene legislatuur naar de andere.
Wonen en woonkwaliteit vinden we allemaal belangrijk. Leegstand vinden we heel erg, maar er is altijd een reden voor leegstand. Het ergste is dat de Wooninspectie nog altijd botst op leegstand en vooral verkrotting. In die zin is de leegstandsbelasting een goed instrument. Het zijn de gemeenten die moeten werken rond woonbeleid en met de belasting moeten optreden. De belasting mag niet dienen om de gemeentekas te spijzen. Het moet een middel zijn in het woonbeleid.
Dat was mijn bijdrage. CD&V zal met veel plezier het woonbeleid, het stedelijk beleid en het energiebeleid steunen. (Applaus)
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, voor de N-VA blijft betaalbaar wonen een recht voor iedereen. Huurders en eigenaars moeten voldoende worden gestimuleerd. De Vlaamse Regering investeert via het Grond- en Pandendecreet steeds meer in sociale huisvesting. Maatregelen om sociale netwerken in stand te houden en het wonen in eigen streek mogelijk te maken, horen daar ook bij.
Naast de betaalbaarheid blijft de kwaliteit van de huisvesting nog te vaak een probleem. Vooral sociaal-economisch zwakkere groepen worden geconfronteerd met hachelijke leef- en woonsituaties. Ook de steeds grotere groep ouderen, minister, wil de N-VA niet uit het oog verliezen. (Gelach)
Voorzitter, mag ik minstens op u rekenen om dit soort beledigingen van onze leeftijdsgroep in dit halfrond scherp te veroordelen? (Gelach. Opmerkingen van de voorzitter)
In het kader van betaalbaar wonen hecht mijn fractie veel belang aan het stelsel van de sociale leningen. Dat moet worden geharmoniseerd, zodat het voor iedere Vlaming duidelijk is waar hij terecht kan voor een goedkope lening. Levenslang huren of een sociale lening afbetalen is op het einde van de rit een groot verschil. De N-VA juicht ieder initiatief toe dat eigendomsverwerving stimuleert, want dat is nog steeds een stevige dam tegen armoede.
In de steden kan de omvorming van het klein beschrijf tot de huiskorting een belangrijke stimulans betekenen om een huis te kunnen kopen. Huizen in steden hebben meestal een zeer hoog kadastraal inkomen en zolang dat ki een doorslaggevende rol blijft spelen bij het betalen van 6 of 10 procent registratierechten worden de steden per definitie gediscrimineerd.
Minister, naast mensen die een huis kopen, zijn er natuurlijk ook nog veel mensen die een huis huren. Ook wat dat betreft, doen u en de Vlaamse Regering heel wat inspanningen. In de begroting wordt 12 miljoen euro extra uitgetrokken voor het betalen van een huursubsidie aan mensen die langer dan vijf jaar op de wachtlijst voor een sociale woning staan. Dat is een goed initiatief, hoewel we er toch op blijven hameren dat waakzaamheid geboden is. Wie van slechte wil is, kan dat systeem toch vrij gemakkelijk misbruiken. Mijnheer Penris, we hebben daar in uw commissie uitgebreid aandacht aan besteed.
Ik heb het er al over gehad: het budget van de sociale verhuurkantoren neemt toe met 900.000 euro. Dat is een zeer goede zaak. Uiteraard zouden nog meer eigenaars moeten worden gestimuleerd om hun eigendom via een sociaal verhuurkantoor op de markt te brengen. De N-VA pleit in dit kader voor een betere communicatie en meer stimuli. Eigenaars vinden niet alleen fiscale stimuli belangrijk. Ook de garantie dat ze hun huis in de oorspronkelijke staat terugkrijgen, kan voor veel eigenaars een stimulans zijn om hun woning via een sociaal verhuurkantoor aan de man te brengen.
Een ander belangrijk aandachtspunt voor mijn fractie is het samenleven in sociale wijken. Men kan niet ontkennen dat er in bepaalde grote wooncomplexen samenlevingsproblemen zijn. Minister, we dringen er dan ook al een tijdje bij u op aan om ook te voorzien in een aantal bestraffingsmiddelen. Momenteel is het immers te moeilijk en te complex om een asociale huurder te bestraffen. Wat dat betreft, geef ik de heer Penris gelijk. Het resultaat is veeleer dat er gewoon niet wordt opgetreden. Dat kan voor de N-VA niet door de beugel. Een huurder van een sociale woning heeft rechten, maar ook plichten. Het kan niet zijn dat een asociaal iemand voor iedereen de pret bederft.
Ik ben ervan overtuigd dat die rechten van huurders van sociale woningen dezelfde moeten zijn voor iedereen die in aanmerking komt. Wie aanspraak wil maken op een sociale woning, mag geen onroerend goed bezitten. Voor veel mensen is dat gemakkelijk te controleren, maar voor Vlamingen afkomstig uit pakweg Marokko of andere landen is dat niet zo. We hebben het daar al over gehad in de commissie. Helaas beperkt dit probleem zich niet enkel tot een gebrekkige communicatie met die landen, maar soms ontbreken de kadastergegevens in die landen volledig. We zijn dan ook van oordeel dat niemand die een beroep doet op een sociale woning, een eigendom mag hebben. Iedereen is gelijk voor de wet. Minister, we steunen u bij uw intentie om mee na te denken over een mogelijke oplossing ter zake.
Dat het federale beleid onze doelstellingen met betrekking tot Wonen wel eens doorkruist, is al voldoende aangeklaagd. Het federale asiel- en migratiebeleid, of beter, het gebrek aan een dergelijk beleid, zorgt voor een aangroei van de wachtlijsten voor sociale woningen. In de stad Antwerpen valt een groei met 30 procent op te tekenen. Ook in het kader van de gezinshereniging dwarsboomt het federale beleid de Vlaamse doelstellingen. De Federale Regering was van plan het attest van voldoende huisvesting af te schaffen, wat uiteraard nog voor een groter aanzuigeffect zou hebben gezorgd en alle inspanningen van de Vlaamse overheid in haar strijd tegen de huisjesmelkers teniet zou doen. Ook bij de bouw van sociale woningen werkt de federale overheid vertragend: de federale comités van aankoop werken dikwijls zo traag dat de sociale huisvestingsmaatschappijen potentiële gronden voor hun ogen zien worden weggekaapt door privéontwikkelaars.
Ten slotte wil ik hier nogmaals pleiten voor een overheveling van de huurwetgeving. Pas als de Vlaamse overheid dat instrument volledig in handen heeft, kan ze een consistent beleid voeren.
Als laatste spreker, tot slot, wil ik u allen fijne feestdagen toewensen. (Applaus)