Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011.
We starten nu met het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, zoals elk beleidsdomein ontsnapt Leefmilieu bij de begroting 2011 ook niet aan de afspraak binnen de Vlaamse Regering om besparingen door te voeren. Leefmilieu en Natuur is een heel ruim beleidsdomein. Zorgen voor continuïteit in het beleid met aandacht voor eigen prioriteiten en stapsgewijs op alle domeinen vooruit willen gaan, is een realistische na te streven doelstelling.
Ik beperk me tot drie aandachtspunten. Het eerste is het duurzaam materialenbeheer. Uit de resultaten van de jaarlijkse inventarisatie van huishoudelijke afvalstoffen blijkt dat in 2009 in Vlaanderen per inwoner 149 kilogram restafval werd ingezameld. Het is de eerste keer dat de Vlaamse doelstelling om het restafval te beperken tot 150 kilogram per inwoner, wordt bereikt. 203 van de 308 Vlaamse gemeenten zaten in 2009 onder dit streefcijfer.
Maar we moeten een stap verder gaan en werken aan duurzaam materialenbeleid. Afval moet maximaal worden vermeden. Ecodesign kan hierbij een belangrijke rol spelen. Van bij het ontwerp van het product moet rekening worden gehouden met het ontstaan van afval tijdens de productie en wat er met het product op het einde van de levensfase gebeurt. We moeten materiaalkringlopen zo veel mogelijk sluiten; afvalstoffen moeten primaire grondstoffen vervangen. Het is dus een immense uitdaging. Dat wil ook zeggen dat we creatief en met een open geest en durf die discussie moeten aangaan, niet enkel hier in het parlement, maar met de hele sector, met de OVAM en alle betrokkenen. Het zijn zij die voor de uitvoering moeten zorgen. Dit wordt een uitdaging die we graag aangaan. CD&V wil de discussie voeren naar aanleiding van het ontwerp van Materialendecreet dat de minister heeft aangekondigd. De heroriëntering van de middelen naar het materialenbeleid zal vervolgens moeten volgen.
Het tweede punt is het integraal waterbeleid en de waterzuivering. Dat is een gigantisch grote sector waar haast iedereen mee wordt geconfronteerd in de komende jaren, gezien de grote investeringen, ook voor de gemeenten. De Vlaamse Regering blijft ook hier haar inspanningen volhouden, en verder investeren in de aanleg van de nodige infrastructuur. Het huidige budget wordt aangehouden, ondanks de besparingen, en er wordt niet bespaard op essentiële onderdelen van het waterbeleid zoals de aanleg van wachtbekkens. De minister bevestigt dat het bovengemeentelijke investeringsprogramma verloopt zoals gepland. Van belang is dat de uitgaven regelmatig worden bijgesteld omdat projecten vertraging oplopen om diverse redenen.
We kijken ook uit naar de vereenvoudiging van de plannen en processen in het integraal waterbeleid. Om alert te kunnen reageren en in te spelen op de noden, mag het beleid geen log instrument zijn, alsook niet wat betreft de structuren. Eveneens zal bij de evaluatie van dit decreet de betaalbaarheid en de haalbaarheid van het integraal waterbeleid onze aandacht moeten krijgen.
In de commissie heb ik de minister gevraagd wat het kostenplaatje is van het integraal waterbeleid vandaag. Ze antwoordde dat dat maar liefst 2,3 miljard euro per jaar is. Het bleef in de commissie muisstil. De collegas gaven geen kik. Ik schrok toch wel even. Misschien is 2,3 miljard euro niet voldoende bevattelijk. Sta me toe dit cijfer even te duiden. De totale begroting voor Leefmilieu en Natuur is jaarlijks 1,1 miljard euro. Als we het huidige budget van Leefmilieu en Natuur alleen aan water zouden besteden, dan zouden we nog maar de helft hebben uitgevoerd. Dat wil zeggen dat er keuzes gemaakt moeten worden en prioriteiten gesteld moeten worden. Het debat over of de evaluatie van het decreet Integraal Waterbeleid is superbelangrijk.
Een derde punt waar ik stil wil bij staan, is een betere regelgeving voor het leefmilieu. Beleidsinstrumenten kunnen beter worden ingezet of zelfs worden verbeterd. De betere implementatie van milieuregelgeving, de adequate financiering van het milieubeleid en het belang van ecologische innovatie zijn belangrijk.
We hebben in de commissie al enkele keren de discussie gevoerd over het aantal plannen dat gemaakt moet worden, bijvoorbeeld in het beleidsdomein Natuur en Leefmilieu. Met een schriftelijke vraag kom ik te weten dat er maar liefst veertien planningsprocessen zijn binnen het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur. Als men efficiënter wil werken, moet men daar ook duidelijk een evaluatie in durven maken. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de MER-richtlijn bracht het Belgische voorzitterschap in samenwerking met de commissie in november experts uit de hele Europese Unie samen. De minister pleitte toen voor een effectief en tegelijk efficiënt MER-proces en maatwerk. Flexibiliteit is het sleutelwoord omdat projecten verschillen in type, omvang en omgeving waarin ze zullen worden uitgevoerd. De Europese regelgeving moet dan ook maatwerk in de toekomst mogelijk maken. Dat is ook belangrijk om de timing, planning en financiering van projecten goed te kunnen inschatten. Onze fractie en dat had u wel verwacht kan dit voorliggende budget ten volle ondersteunen, maar rekening houdend met nog maar alleen de drie aangehaalde projecten staan we voor de toekomst nog voor immense uitdagingen.
De heer Wienen heeft het woord.
Ik heb de zeer moeilijke taak om de heer Penris te vervangen. Energie is niet onmiddellijk mijn beste dossier, maar ik ga toch proberen om in de rol van David Fairclough dit toch tot een goed einde te brengen. Minister, ik apprecieer het trouwens ook dat u hier bent. Ik weet dat u ook nog andere verplichtingen hebt, maar u hebt duidelijk de juiste prioriteit gekozen. Ik stel dat op prijs. U werd door de fractie van Groen! getypeerd als een goede persoonlijkheid, maar in de praktijk zou u niets te zeggen hebben. Dat is voor een stuk wel waar, maar voor een deel kan u daar ook niet aan doen. Ik leg uit wat ik daarmee bedoel.
Ik stel vast dat er nog steeds geen Vlaams Energiebedrijf is. Er zou ondertussen wel een ontwerp van decreet goedgekeurd zijn. We hebben dat in de commissie heel vaak besproken. We stellen vast dat het Vlaams Energiebedrijf een heel mager beestje is in verhouding tot de manier waarop het aangekondigd is, namelijk als een tegenpool voor Electrabel, dat de prijzen ging beïnvloeden en dergelijke meer. Niets van dit alles. Het Vlaams Energiebedrijf blijft beperkt tot eigenlijk een promotiefirma van groene energie. En dat is wel wezenlijk. We stellen vast dat alle gezinnen in Vlaanderen volgend jaar 4 euro extra zullen moeten betalen op hun energiefactuur. Eigenlijk had dit Vlaams Energiebedrijf meer moeten zijn en misschien zelfs ook meer kunnen zijn. Want enkel die promotie van groene energie is te weinig.
Ook het aandeel van groene energie in het totale verbruik van energie blijft op dit moment nog heel beperkt. Als ik me nog goed herinner uit de beleidsbrief van de minister, is dat 2,8 procent. Dan weet men dat men eigenlijk niet zonder kernenergie kan en de tijd tikt verder. Men wil nog altijd de kerncentrales sluiten. Ik denk dat dit een foute beslissing is. Ik weet dat het geen bevoegdheid van deze overheid is, maar het is belangrijk dat de Vlaamse Regering een standpunt zou innemen voor het langer openhouden van de kerncentrales naar het voorbeeld van Duitsland omdat die problematiek voor Vlaanderen ook wel belangrijk is.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Mijnheer Wienen, ik vind het zeer charmant dat u een bijdrage over energie wilt leveren. U bent wel veel aanwezig in de commissie, maar het is inderdaad de heer Penris die het opvolgt. Ik vind het leuk dat u toch nog de moeite neemt om te blijven. Wat het Vlaams Energiebedrijf betreft hebben we als partij altijd heel duidelijk gezegd wat we ervan verwachten. We zien dat absoluut niet alleen als een soort promotievehikel voor groene stroom. We willen ook aan energie-efficiëntie doen. Vorige week vrijdag heeft de Vlaamse Regering de algemene format goedgekeurd. U mag er zeker van op aan dat onze fractie en partij dat heel goed in het oog zal houden.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik heb een vraag voor mevrouw Homans. Ik heb intussen het ontwerp van decreet gelezen. Ik merk dat het zeer breed gaat. Er staat in wat de bedoeling is van het Vlaams Energiebedrijf. Dat wijst erop dat het nog niet helemaal duidelijk is welke functie het bedrijf moet bekleden. Een van zijn taken kan zijn een belangrijke speler te worden op de leveranciersmarkt. Daar heb ik vragen bij. Wat gaat er dan precies gebeuren?
Dat zijn vragen voor minister Lieten. Wij bedoelen met een grote speler te worden op de leveranciersmarkt het volgende. Sommige leveranciers kunnen gebundeld worden zodat er meer concurrentie mogelijk wordt met de grote spelers van de energiemarkt. Dat is een manier om op die markt in te breken.
U zegt dat het ontwerp van decreet in algemene termen is opgesteld. Dat is waar, maar dat vinden we precies een positief element omdat men dan nog altijd kan ingrijpen en het decreet in een bepaalde richting kan sturen. U kunt ervan op aan dat we dat zullen blijven doen.
Zal er via het vehikel Vlaams Energiebedrijf energie worden geleverd?
Het is onze bedoeling om de kleine groenestroomleveranciers te bundelen en er meer propmotie voor te voeren. De Vlaamse overheid treedt niet zelf als leverancier op, maar voert wel promotie voor de kleine groenestroomleveranciers zodat zij meer bekendheid krijgen en na een tijdje dus ook meer cliënten.
De heer Sabbe heeft het woord.
Het is al laat, maar wat hier is gezegd, strookt niet met een juiste keuze. De keuze moet juist zijn dat de markt wordt gefaciliteerd voor internationale spelers zodat deze een alternatief kunnen bieden voor de monopoliepositie van Electrabel.
Weer een overheidsinitiatief creëren met meer overheid op de energiemarkt is niet de juiste benadering. Er moeten nieuwe marktspelers worden toegelaten. We zijn hier al jaren aan het discussiëren over de opsplitsing tussen het netbeheer en de productie, en zo meer. Dat zette geen zoden aan de dijk. We zitten nog altijd met een de facto monopolie. Pas als we deze monopoliepositie doorbreken, kunnen we spreken van een geliberaliseerde energiemarkt.
Ik heb de grootste vragen bij dat overheidsbedrijf. Het is geen kerntaak van de overheid om zich bezig te houden met energie. De overheid moet het de bedrijven en privé-initiatieven gemakkelijk maken en ze niet tegenhouden.
De heer Martens heeft het woord.
Dit debat toont aan dat we dit thema dringend in de commissie moeten bespreken. Het mag de bedoeling van het Vlaams Energiebedrijf niet zijn om de low hanging fruits voor de neus van bestaande leveranciers weg te plukken. Ik denk niet dat er een tekort is aan investeringen in groene stroom of duurzame warmte-krachtkoppeling. De verschillende producties kunnen aan meerwaarde winnen door de aankoop van deze onvoorspelbare energieproductie beter te poolen. Met één pool waar de verschillende installaties ook telemetrisch aangestuurd kunnen worden, kan er slimmer worden ingezet zodat vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd en de bestaande exploitanten van groene stroom en wkk-installaties een betere prijs kunnen krijgen voor hun stroom. Daarin kan het Vlaams Energiebedrijf wel een rol spelen.
We moeten echter ook bescheiden blijven. In Nederland waren er Nuon en Essent: bedrijven die met een belangrijk aandeel aan overheidskapitaal op de markt actief waren. Ze waren ieder op zich te klein om een consoliderende rol te spelen op de Europese elektriciteitsmarkt. Zij hebben zich laten overnemen door het Duitse RWE AG en het Zweedse Vattenfall. Het zou te ambitieus zijn te stellen dat het Vlaams Energiebedrijf met een kapitaal van een paar miljoen euro in staat is om de grote oligopolisten op de Europese markt het hoofd te bieden. Ik denk wel dat het bedrijf een toegevoegde waarde kan creëren voor de spelers die vandaag al op de energiemarkt aanwezig zijn, en vooral de producenten van groene stroom en duurzame warmte-krachtkoppeling.
De heer Martens heeft een punt dat we gebruik moeten maken van de commissie om daar verder over te discussiëren. Binnen het tijdsbestek van de behandeling van een begroting in de plenaire vergadering wordt dat moeilijk.
Ik wil nog twee punten bespreken. Een daarvan zijn de energiezuinige woningen. Ik denk dat er goede impulsen worden gegeven om huizen te isoleren. Waar ik geen voorstander van ben, is dat u overweegt om bijvoorbeeld dakisolatie verplicht te maken. Dat heb ik gelezen in uw beleidsbrief. Dat zou een slechte zaak zijn. Men moet altijd rekening houden met de extra investeringskost die dat met zich meebrengt, zeker voor kleine huiseigenaars. Ik heb het dan niet over overheidsinstellingen of grote eigenaars van verschillende panden. Voor de gewone kleine eigenaar wordt het moeilijk om dat te financieren. Ik ben ook een voorstander van passiefwoningen, maar men moet die basisinvestering wel kunnen doen. We weten allemaal dat een passiefhuis tussen de 15 en 50 procent duurder is dan een gewone woning.
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Ik wil het verschil duidelijk maken tussen een dak isoleren en een passiefhuis bouwen. Er is niets dat zoveel snelle energiewinst oplevert en netto zo weinig kost als een dak isoleren. Er is niets in Vlaanderen dat zo goed wordt ondersteund en gesubsidieerd als een dak isoleren. Indien men dat toch niet kan voorschieten, dan nog zijn er de leningen via het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGR). Het voornemen om dakisolatie verplicht te maken komt er dan ook aan tegen 2020.
Ik heb alle huiseigenaars opgeroepen om vooral snel te handelen. Die subsidies zijn voorhanden. Als de huiseigenaars dit tijdens de eerstkomende jaren doen, kunnen ze rekenen op die grote ondersteuning van de overheid. Op een dag wordt dit echter een basisvereiste voor een goede, gezonde woning.
Ik ben nog altijd voorstander van positieve impulsen zoals dat nu het geval is met de verschillende premies die bestaan en waarbij mensen worden overtuigd van het nut om een huis te isoleren omdat ze daar zelf ook voordeel bij hebben. Dat is een betere manier dan dit op te leggen.
Het actieplan hernieuwbare energie ligt enigszins stil of is toch geblokkeerd aangezien er geen nieuwe federale regering is. Het lijkt me belangrijk dat Vlaanderen de overige bevoegdheden inzake energie naar zich toe kan trekken. Dat is essentieel om een coherent beleid te kunnen voeren op het vlak van energie. (Applaus bij het VB)
De heer Callens heeft het woord.
Voorzitter, ministers, ik vervang mevrouw De Vroe die vanavond naar de gemeenteraad moest gaan. Ik zal haar ideeën en een stukje van de mijne proberen te verwoorden.
Wat de milieugerelateerde beleidsopties betreft, blijkt volgens mijn fractie weinig uit de beleidsbrieven waarover we heel enthousiast kunnen zijn. Het beleid kabbelt gewoon verder zonder noemenswaardige vernieuwingen, terwijl er toch dossiers zijn die schreeuwen om vooruitgang en een consequente aanpak.
Ik geef een drietal voorbeelden. Het eerste voorbeeld is de aanpak van de wateroverlast. Afgelopen maand is duidelijk gebleken dat er een en ander schort aan de geïntegreerde aanpak van ons waterbeleid en aan de communicatie tussen de verschillende diensten die daarmee te maken hebben.
Er moeten lessen worden getrokken en de aanbevelingen moeten in beleidsdaden worden omgezet, zo niet staan we de volgende jaren opnieuw met de voeten in het water.
Ook met de prijszetting van het drinkwater loopt het niet zo vlot. Uit het rapport van het Rekenhof blijkt dat er een grote nood is aan transparantie over de drinkwaterprijs. Mensen hebben het recht om te weten wat hun drinkwater werkelijk kost. Momenteel betalen de abonnees van het drinkwaternet een integrale waterprijs, maar niemand weet tot vandaag hoeveel hij of zij voor wat precies betaalt. Niet alleen is het verband tussen de kosten en de aangerekende waterprijs niet altijd duidelijk, maar ook verschillen de prijzen van watermaatschappij tot watermaatschappij.
In de beleidsbrief Leefmilieu staat dat de reguleringsinstantie voor water in 2011 verder zal worden geoperationaliseerd. Zo wordt de huidige prijszetting en kostenterugwinning van de publieke drinkwaterproductie en -levering opnieuw in kaart gebracht. Er wordt een methode ontwikkeld. Met andere woorden: er wordt opnieuw een onderzoek uitgevoerd. Men gaat opnieuw in kaart brengen, analyseren, detecteren enzovoort. Nochtans zijn er op dat vlak al verschillende onderzoeken gebeurd. Hoeveel verkennende studies moeten er nog gemaakt worden, vooraleer wij mogen weten hoeveel dat water kost en wat die kost precies inhoudt? Wanneer wordt de prijszetting eindelijk bepaald?
Een tweede rare kronkel is de hervorming van de autofiscaliteit. Deze regering is van plan om wagens op diesel zwaarder te belasten en dus een fiscaal ongunstiger regime op te leggen dan benzinewagens. Dat is met andere woorden een hervorming gericht op het benadelen van dieselwagens, terwijl die juist op federaal niveau van alle gunstvoorwaarden kunnen genieten, gezien hun lage CO2-uitstoot. Is het niet absurd dat mensen die een dieselauto kopen, op federaal niveau beloond worden en dus een groene korting krijgen, en in Vlaanderen bestraft worden en een hogere belasting op inverkeerstelling moeten betalen? Leden van de regering, weet de federale overheid dat u van plan bent om een zogenaamd federaal groene auto te bestraffen? Is het niet de bedoeling om met de federale overheid tot eenzelfde systeem te komen, zodat het voor de burgers duidelijker wordt?
Tot slot wil ik het nog even hebben over het mestbeleid. In de beleidsbrief staat dat mestverwerking een belangrijke steunpilaar is voor het mestbeleid dat verder moet worden uitgebouwd. Wij zijn de laatsten om die stelling te betwisten, maar dat zal alleen mogelijk zijn mits financiële draagkracht van de sector. Die financiële draagkracht kan verhoogd worden door uitbreiding van vergunning toe te staan, mits volledige mestverwerking. Blijkbaar wordt dat nog steeds niet overwogen, tot nadeel van onze landbouwbedrijven. Er heerst grote onduidelijkheid, ook over hoe het nu precies staat met de onderhandelingen met Europa en wat dat voor gevolg zal hebben voor de bemestingsnormen. Volgens ons staan de landbouwsector nog bange dagen te wachten.
Voorzitter, wegens tijdsgebrek zullen we het hierbij laten, maar het zal u duidelijk zijn dat we een dergelijk beleid niet 100 procent kunnen ondersteunen.
Mijnheer Callens, u hebt vier themas aangehaald, ik zal u vier korte antwoorden geven. We hebben hier in het parlement al het debat gevoerd over de wateroverlast. Er is een grondige evaluatie gebeurd. Er zal ook een vereenvoudiging worden doorgevoerd, zodat er ook op het terrein een aantal zaken worden aangepakt. Wat het drinkwater betreft, weet u dat het waterverkoopreglement al principieel is goedgekeurd. Ook op dat vlak zijn dus al stappen ondernomen.
U had het ook over de autofiscaliteit en de belasting op inverkeerstelling. Het is de bedoeling om daar in 2011, wanneer die bevoegdheid naar Vlaanderen komt, aan te sleutelen en mensen te ontraden om te rijden met de wagens die het meest vervuilen.
U weet ook dat er een hogere premie is voor de roetfilter en dat er een campagne is om dit meer bekend te maken.
Over het mestbeleid hebben we vorige week tijdens de plenaire vergadering gediscussieerd. De gesprekken met de Europese Commissie zijn volop bezig. Het is de bedoeling dat de Commissie in januari of in februari het Mestactieplan goedkeurt zodat we een derogatie kunnen aanvragen. Het is te vroeg om uitsluitsel te geven over wat er in het nieuwe Mestactieplan komt omdat de gesprekken met de Europese Commissie nog bezig zijn. U weet wel dat die gesprekken moeizaam verlopen, onder andere omwille van de waterkwaliteit die nog niet is wat ze zou moeten zijn.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb twijfels over de woorden die u zeer veel gebruikt in uw antwoorden: Het is de bedoeling. Ik zou het woord actie graag horen. Ik zou graag hebben dat het redelijk snel gaat en dat er duidelijkheid is.
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ook het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie is niet gespaard gebleven van de besparingen, en dat is ook logisch. We moeten niet zeggen dat dit beleidsdomein ongenaakbaar is en dat er geen besparingen mogelijk zijn, al wijst het milieubeleid wel uit dat desinvesteren kan leiden tot nog veel hogere facturen achteraf. In november was er watersnood die aantoont dat een gebrek aan investeringen in overstromingsgebieden, in infiltratiegebieden, in wachtbekkens, in bufferzones enzovoort heeft geleid tot een overstromingsschade die wellicht veel groter is dan de kostprijs van de investeringen. De watersnood heeft ook geleid tot oplopende premies die we straks aan de verzekeringsmaatschappijen zullen moeten betalen.
Mijnheer Martens, u verwijst naar besparingen in het verleden op het vlak van water en overstromingsgebieden. Kunt u mij zeggen welke besparingen dat waren?
Minister, ik merk gewoon op dat bij de principiële beslissing van de Vlaamse Regering rond bijvoorbeeld het geactualiseerd Sigmaplan ervan uit werd gegaan dat er 50 miljoen euro aan investeringen per jaar nodig was om het veiligheidsniveau in het Zeescheldebekken te kunnen garanderen en dat wij al enkele jaren niet meer op dat peil zitten. Het is gewoon een nuchtere vaststelling die aantoont dat wat de regering initieel had vooropgesteld aan financieringsnood, niet wordt gehaald.
Voorzitter, ik wil ook verwijzen naar het pleidooi dat ik daarnet bij het begin van de bespreking heb gehouden. Ik heb er verwezen naar wat men eigenlijk vooropstelt: 2,3 miljard euro per jaar dat in principe zou moeten worden geïnvesteerd, als we alle plannen die in het kader van integraal waterbeleid zijn gemaakt, willen uitvoeren.
Wil dat zeggen dat de huidige regering of de huidige minister een besparing heeft gedaan of heeft gedesinvesteerd? Ik weet het niet, maar ik denk dat als we realistisch zijn en weten dat er 2,3 miljard euro per jaar nodig is, wetende dat de begroting maar 1,1 miljard euro bedraagt, we in het parlement de immense uitdaging moeten aangaan om de juiste keuzes te maken.
Voorzitter, mijnheer Martens, er is de laatste jaren niet bespaard op de uitvoering van het waterbeleid. Het is constant gebleven en zelfs een stuk gestegen.
Minister, als u op een bepaald moment start met het instrument van een bekkenbeheersplan en daarin maatregelen neemt, dan ga ik ervan uit dat het de bedoeling is om gedurende de looptijd van het bekkenbeheersplan de maatregelen ook uit te voeren. Ik ben de eerste om te zeggen dat er ook prioriteiten moeten worden gelegd en keuzes moeten worden gemaakt. Ik wil hier alleen een pleidooi houden voor het nemen van de juiste keuzes en het stellen van de juiste prioriteiten. Niet alleen in het waterbeleid, maar ook in het bodemsaneringsbeleid is het zo dat het nalaten van investeringen vandaag, de factuur voor de toekomst alleen maar hoger maakt. De bestaande verontreiniging breidt zich verder uit en leidt in de toekomst tot veel hogere saneringskosten dan de saneringskosten vandaag als we bepaalde black spots zouden aanpakken.
Het punt dat ik wil maken, is dat in het milieubeleid de kosten van stilzitten hoger kunnen zijn dan die van ageren. Wil dit zeggen dat er niet kan worden bespaard? Neen. Ook in het milieubeleid kunnen we meer doen met minder. We kunnen de beschikbare middelen doelmatiger inzetten. Minister, ik hoop dat dat ook gaat gebeuren.
Voor waterbeheersingswerken is er een besparing van 500.000 euro in de vastleggingskredieten en van 258.000 euro in de ordonnanceringskredieten. U hebt gezegd dat dat niet ten koste zal gaan van investeringen voor het voorkomen van overstromingen, want we gaan bijvoorbeeld besparen op de aanleg van vistrappen. U hebt gezegd dat de besparing van 500.000 euro op de aankoop van natuurgebieden niet ten koste gaat van de doelstelling uit het regeerakkoord om jaarlijks 3000 hectare natuurgebied extra onder effectief natuurbeheer te plaatsen. We gaan besparen op investeringen in infrastructuur en renovatie in natuurgebieden. Dat zijn legitieme keuzes. Ik stel die hier ook niet in vraag.
De voorbije jaren is er niet bespaard op uitvoering van waterbeleid, laat dat duidelijk zijn. Wat ik in de commissie Leefmilieu heb gezegd, is dat we ons moeten afvragen of een aantal investeringen die nu onder waterbeleid vallen, de prioriteit moeten krijgen. Als we de gevolgen zien van hevige regenval, dan investeer ik liever in wachtbekkens en het aanleggen van overstromingsgebieden, en niet in vismigratietrappen, die ontzettend veel geld kosten.
Voor natuurgebieden is er een heel kleine besparing. Het is de bedoeling om minder te investeren in gebouwen die gelegen zijn in natuurgebieden. In het verleden zijn daar huizen gebouwd die vaak minder nuttig zijn. Ik wil het geld liever besteden aan de aankoop van natuurgebieden.
Minister, u hebt het bedrag van 2,3 miljard euro aangehaald in de commissie, maar dat ging over een brede waaier aan maatregelen. Het ging over de kaderrichtlijn Water, waaraan we zouden moeten beantwoorden tegen 2015. Het totale maatregelenpakket voor de stroomgebiedbeheerplannen Maas en Schelde is dat. Het gaat over veel meer, mevrouw Rombouts, dan alleen maar overstromingen. Het gaat over het brede beleid.
In deze begroting zijn een aantal verschuivingen gebeurd van basisallocaties die pro memorie worden gegeven en dan ergens anders worden ondergebracht. Dat is allemaal geen probleem, maar uiteindelijk wordt er op twee allocaties bespaard. De dotatie vanuit de Vlaamse overheid in het Rubiconfonds dat valt niet onder uw bevoegdheid, maar onder die van minister Van den Bossche valt gewoon stil. In 2011 zal er geen dotatie vanuit de Vlaamse overheid zijn. U bespaart ook op de basisallocatie aan de Vlaamse Milieumaatschappij die gaat over de aanpak van overstromingen. U zegt dat die 500.000 euro aan kredieten en die 258.000 euro aan ordonnanceringskredieten niet ten koste zullen gaan van het inrichten van overstromingsgebieden en spaarbekkens.
Minister, ik wil dat allemaal nog wel eens zien. U zegt hier nu heel ferm dat er niet zal worden bespaard op waterbeleid, maar dat wil ik nog zien als het gaat over 500.000 euro besparingen. Ik kan me niet voorstellen dat die 500.000 euro alleen over vismigratietrappen zal gaan.
Minister, sinds de begroting van 2005 is er inderdaad een daling geweest van de investeringen in waterbeleid. Daarna is het redelijk constant gebleven, maar tussen 2004 en 2005 is er een verschil.
De heer Peeters heeft het woord.
Minister, het weghalen van de vistrappen niet de zwaarste investering gaat ten koste van biodiversiteit, waarvoor we ook engagementen hebben aangegaan. Een belangrijke vraag van gemeentebesturen is om de rioleringssubsidies te versnellen. Ook daar geeft Vlaanderen niet de incentives die we kunnen verwachten.
Ik wil toch even repliceren op de uitspraak dat het bij die 2,3 miljard euro om meer gaat dan de middelen voor overstromingen. Dat is, mijnheer Sanctorum, net wat ik heb aangehaald. Het volledige plaatje van het integraal waterbeleid kost inderdaad 2,3 miljard euro. Er wordt hier continu gevraagd om sneller en beter werk te maken van het integraal waterbeleid.
U zegt dat het bij integraal waterbeleid over meer gaat dan enkel de middelen voor overstromingen. Hoor ik u pleidooi dan toch dat het nemen van overstromingsmaatregelen wel wat prioritair is? Daarnaast hoor ik de heer Peeters echter zeggen dat als de vismigratie wordt weggenomen, er wordt ingeboet op de biodiversiteit. Met andere woorden, gooi toch maar alles in hetzelfde potje, waardoor we aan 2,3 miljard euro komen en waardoor we geen prioriteiten durven te stellen in het waterbeleid.
Ik denk dat dat net het punt is dat ik heb willen maken. Als we geen of minder overstromingen willen want ik durf dan zelfs nog niet de nultolerantie aan te halen , moeten we effectief prioriteiten durven te stellen in het integraal waterbeleid.
Voorzitter, ik hoor iedereen pleiten om een aantal keuzes te maken, prioriteiten te stellen in tijden dat het budgettair niet evident is. Daarnaast hoor ik iedereen hier pleiten om alles constant te houden. Ik wil hier nog eens herhalen dat er op het vlak van waterbeleid niet wordt bespaard. Mijnheer Sanctorum, die vismigratietrappen kosten effectief heel veel geld. We merken dat daar de afgelopen jaren nogal de focus op is gelegd, en veel minder op de wachtbekkens en om er op het terrein voor te zorgen dat het water zijn weg kan vinden. Ik denk dat we de prioriteiten anders moeten leggen. Ik heb dat ook begrepen uit het plenaire debat dat we hier hebben gevoerd naar aanleiding van de overstromingen.
Mijnheer Peeters, het klopt niet dat er wordt bespaard op de rioleringen. Er wordt jaarlijks nog altijd 200 miljoen euro uitgetrokken voor het bovengemeentelijk rioleringsstelsel en 100 miljoen euro voor het gemeentelijk stelsel euro. Dat blijft dus constant.
Mijnheer Martens, u hebt het over waterbeleid en bodemsanering. Ik zou dan graag van u horen waar u de middelen wel zou halen en waarop u wel zou besparen binnen Leefmilieu. Ik zou dan graag wat suggesties hebben hoe we het misschien anders kunnen doen.
Mijn enige pleidooi zou zijn om, na het debat in de verenigde commissies Openbare Werken en Leefmilieu over het integraal waterbeleid, na te gaan welke middelen nodig zijn om ook aan onze Europese verplichtingen tegemoet te komen, om ook tegemoet te komen aan de minimale garanties tegen overstromingen. Minister, als daaruit blijkt dat er meer nodig is om onze Europese doelstellingen te halen, om de doelstellingen uit de richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater te halen, om de doelstellingen van het Pact 2020 van de Vlaamse Regering te halen een pact dat voor alle duidelijkheid niet werd gesloten door het Vlaams Parlement, maar wel door de Vlaamse Regering , en waarin staat dat tegen 2020 in de meerderheid van onze waterlopen de ecologisch goede toestand zal worden bereikt, dan moeten er bij de volgende begrotingscontrole meer middelen ingezet kunnen worden. Ik denk dat we in staat moeten zijn om een aantal slapende middelen te activeren.
Ik zou daarom nog eens willen terugkomen op de slapende middelen in het Boscompensatiefonds, dat miljoenen euros bevat die niet uitgegeven geraken, omdat er bij het gewest onvoldoende bestemmingen zijn om bossen uit te breiden of om bossen aan te leggen. U bent het engagement aangegaan om nog dit najaar het Boscompensatiefonds open te stellen voor lokale besturen, zodat ze met eigen bebossingsprojecten aanspraak kunnen maken op die middelen. Ik vraag u om daar ook effectief werk van te maken. Dat kost de Vlaamse begroting geen eurocent meer, maar dat kan er wel voor zorgen dat slapende middelen worden aangewend waarvoor ze bedoeld zijn.
Mijnheer Martens, u weet dat wij een projectoproep lanceren om die middelen vrij te maken. Maar hoor ik u nu pleiten om middelen uit het Boscompensatiefonds niet aan te wenden voor het aanplanten van bomen, maar wel voor het aanleggen van onder andere wachtbekkens en overstromingsgebieden?
Dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb gewoon gezegd dat u ook moet zorgen voor het activeren van slapende middelen.
Ik wou het in mijn toespraak niet alleen hebben over water, maar ook over andere doelstellingen die in het milieubeleid gehaald moeten worden. Ook op het vlak van bosuitbreidingen hebben we ambitieuze doelstellingen in ons regeerakkoord opgenomen: 10.000 hectare bijkomende bosuitbreiding. Er moet natuurlijk boter bij de vis komen. Het is natuurlijk schrijnend om vast te stellen dat er miljoenen euro in een Boscompensatiefonds liggen te slapen en niet uitgegeven geraken omdat er in onvoldoende bestemmingen in onze gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen werd voorzien.
Het Boscompensatiefonds openstellen voor lokale besturen is een ideale manier om samen met de lokale besturen onze gewestelijke doelstellingen te halen. Ik hoop dat dit ook op vlak van water kan gebeuren. In het Rubiconfonds is inderdaad niet in een bijkomende dotatie voorzien. We weten dat de planbatenvergoedingen die gerealiseerd worden bij het bestemmen van harde bestemmingen in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen naar het Rubiconfonds kunnen vloeien.
Ik hoop, mijnheer de minister en ik spreek nu heel bewust niet mevrouw de minister aan , dat we vanaf 2012 wel degelijk opnieuw in staat zullen zijn om vanuit het Rubiconfonds investeringen te financieren die lokale besturen doen op het vlak van het voorkomen van overstromingen.
Ik wilde het volledige pleidooi van de heer Martens horen voor ik een opmerking maakte. Ik heb vernomen dat er meer middelen vrijgemaakt zouden moeten worden voor bodemsanering en ook voor het waterbeleid. U vindt terecht dat er prioriteiten vastgelegd moeten worden. Dat is een belangrijk element dat we in de discussie zeker nog verder aan bod kunnen laten komen. Ik blijf een beetje met een vraag zitten, want als er meer middelen voor moeten worden vrijgemaakt, waar in de begroting moeten er dan eventueel besparingen gebeuren? Kunnen we ook dat debat in de toekomst verder voeren? Misschien kunt u ze dadelijk geven. Dit lijkt me belangrijk, want om een begroting in evenwicht te houden, moet er, als er op de ene plaats meer wordt uitgegeven, op de andere plaats minder worden uitgegeven.
We moeten gewoon nagaan in welke mate de middelen waarin nu extra wordt voorzien in de begroting, doelmatig worden ingezet. Bijvoorbeeld voor gebruikersschade staan nu extra miljoenen euro ingeschreven in de begroting. Ik merk vandaag dat men tot 12.000 euro per hectare gebruikersschadevergoeding kan krijgen. Dat leunt heel dicht aan bij de verkoopswaarde van bepaalde gebieden. Ik meen dat het aan de overheid is om na te gaan hoe we die middelen in het natuurbeleid op de meest doelmatige manier kunnen inzetten: via het verlenen van gebruikersschade, via het financieren van beheersovereenkomsten of via de verwerving van bepaalde domeinen. Ik denk dat het vaak veel doelmatiger is om effectief bepaalde gebieden aan te kopen in plaats van ad infinitum beheersvergoedingen, gebruiksschade en zo meer te betalen. Ik zou hier inderdaad willen vragen om een objectieve evaluatie van de verschillende instrumenten in het natuurbeleid: aankoop, subsidie van aankoop, beheersvergoedingen en gebruikersschade. Dat stond al in het regeerakkoord van de vorige legislatuur. We hebben dat in 2004 ingeschreven. In 2010 is die objectieve evaluatie er nog altijd niet, ondanks het feit dat we een heel goed uitgebouwd Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek hebben met heel knappe koppen die dit alles zouden kunnen. Er werd echter nog geen euro aan gespendeerd. (Applaus bij de sp.a)
Ik vind het een beetje raar dat een systeem dat nog maar net werd ingevoerd en waarover we nog geen twee jaar geleden het debat hebben gevoerd, nu opnieuw in vraag wordt gesteld. Ik vind dit raar voor een parlement, vooral met het oog op continuïteit. Op dat moment was er ook het inzicht dat als je als overheid bepaalde ingrepen doet, het terecht is om aan de mensen die er last van hebben, een vergoeding te geven. Ik vind het raar dat dat systeem als eerste in vraag wordt gesteld. Ik heb een beetje het gevoel dat de overheid over alles machtig is en over iedereen, over alle koppen, heen mag beslissen zonder dat er schadevergoeding wordt uitbetaald. Of is het zo dat men eindelijk ook eens inziet wat de kost en de effectieve last van een aantal dingen is? Ik vind het raar dat dat wordt aangegrepen om bijsturingen te doen.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, in tegenstelling tot de voorgaande spreker zal ik me beperken tot Energie, hoewel ik me wel afvraag wat vismigratietrappen eigenlijk zijn. Ik weet niet of de leden dat allemaal kennen, maar mij zegt dat totaal niets. Misschien kan minister Schauvliege dat nadien nog wel eens uitleggen. (Gelach)
Wat Energie betreft, heeft de Vlaamse Regering een goede traditie in het afsluiten van energieconvenanten met ondernemingen, specifiek dan in benchmarkconvenanten met grote bedrijven. Minister, u weet dat ik er in de commissie al meermaals op heb gewezen dat we toch wel waakzaam moeten blijven, opdat de federale overheid ons geen stokken in de wielen zou steken. U herinnert zich ook de plannen van staatssecretaris Clerfayt, die plots een energietaks wou invoeren die onze bedrijven zou benadelen, terwijl dat absoluut niet de bedoeling is van de Vlaamse overheid, noch onze bedoeling.
Heel recent hebt u nog een aantal dingen verkondigd in verband met de reglementering met betrekking tot het systeem van de energieprestatiecertificaten (EPC). U hebt zelf gezegd, en dat siert u, dat de kwaliteit van zon EPC echt wel vaak te wensen overlaat en dat ook de opleiding van de energiedeskundige veel beter zou kunnen. Ik vind het heel goed, en ik denk dat ik kan spreken voor heel mijn fractie, dat u deze elementen mee in overweging wilt nemen bij de verbetering van dit EPC. U weet echter ook dat ik zelf nog een aantal voorstellen heb met betrekking tot wat er met dat EPC kan worden gedaan. Het EPC kan een belangrijk element zijn in heel de kwestie van de energiearmoede.
Sinds 2008 is een EPC verplicht bij verkoop, en sinds 2009 bij verhuur. Wie een huis koopt, kan als potentiële koper bij een slecht EPC afdingen op de verkoopprijs, met als argument dat hij nog heel wat in energie-efficiëntie moet investeren. Als huurder staat men echter nergens met een slecht EPC. Ik ben ervan overtuigd dat we, als we de huurwetgeving snel kunnen overhevelen naar Vlaanderen, echt wel kunnen ingrijpen, ook wat dat EPC betreft. Een huurder met een slecht EPC krijgt immers niets in de plaats. Hij blijft bovendien letterlijk en figuurlijk in de kou staan en zijn energierekeningen zijn echt wel heel hoog. Mochten we bijvoorbeeld een slecht EPC kunnen koppelen aan het niet mogen indexeren van de huurprijs gedurende een aantal maanden of jaren, tot de nodige werken zijn gedaan, dan zou dat een zeer goede zaak kunnen zijn.
Ik denk dat er ook in het project van de slimme meters nog wel een aantal mogelijkheden zijn.
Mevrouw Homans, ik vind dat een heel goed voorstel. Indien die huurwetgeving wordt overgeheveld, kunnen we daar meteen werk van maken. Het is belangrijk dat we de inspanningen die we op veel vlakken leveren, ook mooi met elkaar verbinden. Op die manier vinden Wonen en Energie steeds vaker een logische schakel bij elkaar. Het lijkt me inderdaad een beter beleid als we die dingen mooi op elkaar kunnen afstemmen. Wanneer die overheveling een feit is, denk ik mijn collegas ervan te kunnen overtuigen daar werk van te maken.
Minister, aangezien u enthousiast was, zal ik nog een voorstel doen. U weet dat ik geen voorstander ben van een algemene uitrol van de slimme meters. Ik denk echter dat er ook daar een kans ligt. U weet dat men niet vrijwillig kan kiezen voor een aardgasbudgetmeter. Ik weet dat niet veel leden die mening delen, maar ik blijf ervan overtuigd dat sommige mensen echt wel bewust willen kiezen voor zon budgetmeter. Anders krijgen ze pas een budgetmeter als ze al echt in de problemen zitten en met torenhoge schulden worden opgezadeld. Ik blijf ervan overtuigd dat sommige mensen zelf bewust die stap willen zetten om hun problemen met een hoge energierekening en het niet kunnen betalen ervan op te lossen. In het kader van die slimme meters zou het misschien mogelijk kunnen zijn om een soort tool te integreren, zodat die keuze mogelijk wordt.
Ik wil het nog kort hebben over die 100 kilowattuur gratis. U weet dat niets gratis is, ook elektriciteit niet, zeker elektriciteit niet. Slechts 68 procent van de Vlaamse bevolking weet dat of krijgt dat automatisch aangerekend, omdat dat te maken heeft met de meest recente gezinssamenstelling waarover de distributienetbeheerder beschikt. Net die gezinnen die omwille van hun situatie recht zouden hebben en aanspraak zouden moeten kunnen maken op die 100 kilowattuur gratis, veranderen vrij regelmatig van samenstelling en ervaren problemen met het kunnen doorgeven aan de distributienetbeheerder.
Een algemene evaluatie van alle openbare dienstverplichtingen is nodig, vooral met betrekking tot energie. Misschien kunnen we dat doen in een globale evaluatie.
Minister, ik denk dat u er samen met alle leden van de commissie Energie van overtuigd bent, maar ik wil het toch nog eens benadrukken: het is heel belangrijk dat er bepaalde bevoegdheden worden overgeheveld. We kunnen hier in het Vlaams Parlement, met de Vlaamse Regering en alle Vlaamse parlementsleden, wel pleiten voor een goed Vlaams energiebeleid, maar zolang bijvoorbeeld de tarieven op federaal niveau bepaald worden, kunnen we niet ingrijpen op de manier die wij zouden wensen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sabbe heeft het woord.
Ministers, collegas, voorzitter, het is leuk als je in de oppositie kunt vaststellen dat de meerderheid verdeeld is. Ik kan een aantal zaken die de heer Martens hier naar voren heeft gebracht ten volle onderschrijven. Ik denk dat het verschil in visie tussen de heer Martens en uzelf, minister, te maken heeft met de benadering van deze Vlaamse Regering. Deze Vlaamse Regering wil op alles springen en wil veel meer doen dan haar kerntaken. Zo wil zij vanuit Milieu gronden kopen die veel beter in de privésector zouden blijven. Maar men wil ze koste wat het kost verwerven, in plaats van met de eigenaars af te spreken om ze op een goede manier te beheren. Men gelooft blijkbaar nog in de doctrine van een aantal landen die oostwaarts van ons liggen. Dat is de verkeerde doctrine. Dat is het probleem, want zodra je krap bij kas begint te zitten, kun je niet meer alles doen en kun je zeker geen etatistisch beleid meer voeren, een beleid dat blijkbaar nog altijd van deze wereld is, ook in deze Vlaamse Regering.
Dat is een eerste algemene vaststelling: beperk u tot uw kerntaken. Voor mij is Milieu een kerntaak, akkoord. Maar beperk u tot de activiteiten binnen het beleidsdomein Milieu die kerntaken zijn voor de overheid. Stop, niet alleen in Milieu maar ook in andere verantwoordelijkheidsgebieden, met geld te spenderen aan activiteiten waar de overheid niets te zoeken heeft en waar de privésector zijn rol moet spelen.
Bij de begrotingsaanmaak doet u ook een aantal verkopen. U verkoopt gronden van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en de Vlaamse Milieumaatschappij aan Aquafin. Dat is een eenmalige maatregel. Daarvan heeft het Rekenhof ook gezegd dat het een verschuiving is van de lasten naar de toekomst en dat het bijkomende financieringslasten veroorzaakt. De verbruiker zal twee keer betalen: een keer in de rioolwaterzuiveringsinstallaties en na de verkoop aan Aquafin via de waterfactuur. Dat is een oude truc van de Federale Regering. We zijn nu al in het stadium gekomen dat men dit ook al op het Vlaamse niveau doet.
U had het over de waterkwaliteit en de overstromingen. Ik wil hier niet in detail gaan. Ik verheug mij wel over het feit dat een verenigde commissie zich zal buigen over de waterproblematiek. Want: Uit het oog, uit het hart. Er zijn nu geen overstromingen meer en met de oprichting van deze commissie wordt het risico vermeden dat dit vergeten geraakt. U zegt dat u op dat vlak geen begrotingsbesparing doet. Welnu, de besparing van 875.000 euro door de specifieke werkings- en investeringsdotatie aan de VMM is volgens mij wel een besparing. Na een tijd waarin we de ellende met Aquiris hebben meegemaakt, gaat u de tegenovergestelde richting uit.
Tot slot, ik heb er al lang voor gepleit dat u moet overleggen met uw federale collega over de tien keer meer NOx en de vijftig keer meer fijn stof bij de dieselmotoren. U zegt aan de heer Callens dat u in 2011 iets gaat doen aan de verkeersbelasting. Dat zal niet volstaan, minister. U weet dat de accijnzen dermate verschillend zijn. U moet elke dag op die nagel kloppen en er eindelijk echt iets aan doen. U mag het niet laten bij In 2011 wordt alles beter, wordt alles zonniger en zijn alle problemen opgelost.
Mijnheer Sabbe, de nuances verschillen toch. U wilt blijkbaar net niet gronden kopen, terwijl ik toch denk bij de heer Martens het tegenovergestelde te hebben gehoord.
U hebt het over Uit het oog, uit het hart. Wij hebben in de commissie meermaals gesproken over het waterbeleid en over eventuele overstromingen en op welke manier we dat moeten vermijden. Ik stel vast dat uw fractie zich voor de overstromingen daarbij niet heeft aangesloten of er toch geen vragen over heeft gesteld.
Ik vind het dus een beetje raar dat men nu doet alsof de commissie ineens alles gaat oplossen. We moeten wat behoedzaam zijn om er een allesoplossende commissie van te maken. Tijdens de gewone werkzaamheden hadden u of mensen uit uw fractie dat in het verleden reeds kunnen aanhalen.
Mevrouw Rombouts, ik weet niet waar u naartoe wilt. Eerst en vooral heb ik op ditzelfde spreekgestoelte die problematiek aangehaald. Wat betreft de commissiewerkzaamheden, zou ik niet weten wanneer we dat zouden hebben besproken in de voorbije weken.
We hebben het er hier over gehad. Ik heb gezegd dat een commissie niet alleenzaligmakend is, maar op die manier blijft het minstens in de aandacht en kunnen wij als commissieleden althans een controle uitoefenen over het feit of er vooruitgang wordt geboekt in dit dossier. Dat is wat ik aanhaal inzake commissie, niet of we het wel of niet hebben besproken.
Ik juich toe dat op vraag van onze fractie en een aantal andere fracties die commissie in het leven is geroepen om de problematiek minstens onder de aandacht van dit parlement te houden.
Het feit dat de commissie er is, is inderdaad een goede zaak, want men kan een aantal zaken scherper onder de loep nemen. Dat neemt niet weg dat u de afgelopen twee tot drie jaar in het parlement via een vraag om uitleg of via andere instrumenten, tijdens de gewone werkzaamheden, de minister daarover al had kunnen bevragen.
Mevrouw Rombouts, ik ben hier sinds een jaar. Twee of drie jaar geleden was ik hier niet. Ik ben voor de eerste keer verkozen in juni 2009, en we zijn voor de eerste keer samengekomen in oktober. Ik stel vast dat u in de meerderheid zat en u al decennialang in de meerderheid zit.
In de afgelopen periode dat u hier in het parlement zat had u via de gewone parlementaire instrumenten ook de aandacht op het waterbeleid kunnen vestigen.
Dat hebben we ook gedaan.
Dan wil ik daar de verslagen wel op nalezen.
Doet u dat maar. U zult dat zien.
Dat hebt u niet gedaan. U bent niet aanwezig in de commissievergaderingen over dat thema. U hebt ook geen verenigde commissie of een ad-hoccommissie nodig om de controlefunctie uit te oefenen.
We zijn het fundamenteel oneens. Mevrouw Rombouts haalt zaken aan waar ik helemaal geen uitstaans mee heb. Ze spreekt blijkbaar over het blinde beleid en het eigen falen van haar fractie in de periode dat wij nog niet in het parlement zetelden. Mevrouw Rombouts, u in uw christelijke partij kent het verhaal van de splinter en de balk. Ik stel voor dat u de balk uit eigen oog haalt, en dan kunnen we misschien debatteren over de splinter bij ons. (Applaus bij LDD en Groen!)
Het gaat er mij gewoon om dat u enkel naar de verenigde commissie verwijst en geen gebruik maakt van de instrumenten in de gewone commissie om het beleid te controleren en op te volgen. Ik stel vast dat andere collegas dat in de commissie wel hebben gedaan.
U refereert aan een periode van twee jaar geleden. Toen waren we nog niet verkozen, mevrouw Rombouts. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Als hier een debat plaatsvindt over een onderwerp waarbij twee partijen van mening verschillen, dan vind ik dat dat perfect plaats mag hebben. Ik dank de heer Sabbe en ik dank mevrouw Rombouts.
De heer Sanctorum heeft het woord.
We zien dat er zelfs zonder cameras een geanimeerd debat kan plaatsvinden. Dat is positief.
Collegas, alles is relatief. De ene vindt de begroting een prachtig werkstuk na een moeilijke evenwichtsoefening tussen besparen en investeren. De andere vindt het een zwak document zonder visie, zonder fundamentele keuzes, en als er al een keuze wordt gemaakt, is het ook nog eens de verkeerde. Voor een evaluatie van een begroting zijn daarom de toetsstenen belangrijk.
Een logische toetssteen is een beleidsnota of een beleidsbrief. Als die op zich al onvoldoende zijn, toch naar mijn mening, dan moeten we verder zoeken. Ik kijk verder. Voor de themas milieu en energie in de begroting 2011 heb ik daarom de volgende ijkpunten gebruikt: het Milieurapport 2010, zeg maar de jaarlijkse evaluatie van de milieutoestand in Vlaanderen, dossiers die wereldwijd bovenaan de agenda staan en het inspelen op crises het afgelopen jaar.
We beginnen met het Milieurapport 2010. Dat is vrij kritisch. Er staan ook positieve elementen in, maar het is in essentie zeer kritisch.
De voorbije jaren is de energie-efficiëntie toegenomen. Die trend is, voornamelijk ten gevolge van de financieel-economische crisis, aan het afnemen. De materiaalefficiëntie staat nog in haar kinderschoenen.
We kunnen verwachten dat een overheid een inspanning zou leveren om de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie te laten toenemen en om de materiaalefficiëntie eindelijk te verbeteren. De Vlaamse Regering doet dit niet. Dit is nog het meest frappante aan heel deze discussie. De ecologiesteun voor bedrijven en de hernieuwbare energie moeten eraan geloven. Hoewel het op de valreep uit het programmadecreet is gehaald, wordt de ondersteuning van zonne-energie drastisch afgebouwd. Een omgebouwde steenkoolcentrale wordt echter, zelfs met de nieuwe regeling, nog steeds overgesubsidieerd.
Minister, wilt u dit ontkennen? Ik ben benieuwd.
Het is eigenlijk vrij eenvoudig. Door de terugval tot 70 percent zullen de toekomstige omgebouwde steenkoolcentrales niet meer zo interessant zijn. We mogen bijgevolg verwachten dat nieuwe, efficiëntere centrales zullen worden gebouwd.
Wat die ene specifieke centrale betreft, gaat het om bestaande investeringen. Het is niet evident hieraan te raken. De Vlaamse Regering en ikzelf trachten een evenwicht te vinden. Wat de investeringszekerheid betreft, willen we niet de indruk wekken dat we en cours de route eender wat wijzigen. We willen echter ook de niet te verantwoorden monsterwinsten afromen. Die winsten hebben immers een ongewenst effect op de eindprijs die consumenten en bedrijven betalen.
Door tot 89 percent te zakken en de boeteprijs te laten dalen, zijn we een eind gevorderd. We hebben een mooi evenwicht bereikt. Elke centimeter verder had voor een nefast klimaat van investeringsonzekerheid gezorgd. Het is onze taak met betrekking tot deze specifieke centrale een evenwicht te bereiken. Volgens mij zijn we daarin geslaagd.
De inkomsten van Electrabel en van Ackermans & van Haaren zullen, gespreid over tien jaar, met ongeveer 130 miljoen euro dalen. Zodra de centrale draait, zullen we dat exact kunnen berekenen. Dat is niet min. Dit is het meest logische en meest haalbare voorstel om tegelijkertijd de winsten af te romen, een correcte subsidiëring te stimuleren en de investeringszekerheid in rekening te brengen.
Ik wil daar even op reageren. Ik vind het zeker een verbetering dat Electrabel niet langer voor 100 percent groenestroomcertificaten zal krijgen. De verlaging naar 89 percent en de verlaging van de boeteprijs zullen waarschijnlijk voor een verlaagde marktprijs zorgen. Momenteel ligt de prijs van het groenestroomcertificaat rond 100 euro per megawattuur. Indien we dit doortrekken, zou het 90 euro per megawattuur moeten worden. De onrendabele top is 75 euro per megawattuur. We spreken bijgevolg nog steeds van een oversubsidiëring.
Minister, hoopt u dat het tarief ten gevolge van die boeteprijs stilaan in de richting van 75 euro per megawattuur zal evolueren? Ik heb in de berekening van de onrendabele top overigens gelezen dat Electrabel een vennootschapsbelasting van 34 percent zou betalen. Ik geloof niet dat Electrabel zoveel betaalt.
Als federaal minister heb ik gemerkt dat Electrabel inderdaad veel minder belastingen betaalt. Er word bij hoog en bij laag beweerd dat het consortium met Ackermans & van Haaren wel degelijk zijn belastingen betaalt. Aangezien ik dat niet kan verifiëren, heb ik naast de aannames in verband met de onrendabele top nog een paar stroken met berekeningen laten opnemen. Het consortium beweert slechts 7000 uren te draaien. Volgens mij zijn het er 7800. Het consortium blijft erbij dat het om 7000 uren gaat. Er is echter een contract met Arcelor-Mittal afgesloten. In feite is Max Green de noodcentrale van dat bedrijf. Ik neem aan dat Arcelor-Mittal daarvoor een vergoeding uitkeert die beter of minstens even goed is als wat Max Green zou krijgen indien het 800 uren meer zou draaien.
Ik heb de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) een aantal varianten op het model laten ontwikkelen. Hierbij wordt rekening gehouden met de gegevens die door Max Green zijn aangereikt en met de gegevens die door het Vlaams Energieagentschap (VEA) en door de VITO als redelijk aannemelijk worden beschouwd. Elke berekening van de onrendabele top komt erop neer dat op basis van reële marktgegevens wordt ingeschat wat het exact zou moeten zijn. In werkelijkheid gaat het natuurlijk altijd om een vork.
Minister, ik vat even samen. U hoopt dat de oversubsidiëring sterk zal worden gereduceerd en ik vrees dat ze nog steeds zal bestaan. Er moet me trouwens nog iets van het hart.
Het feit dat met Electrabel zo uitgebreid werd onderhandeld en dat er verschillende scenarios werden uitgewerkt voor hun onrendabele top, staat in schril contrast met het contact met de zonnepanelensector.
Ik heb met Electrabel helemaal niet onderhandeld, geen seconde, over hun om te bouwen of te vernieuwen centrales en wat die zouden opbrengen in de toekomst. Ik moet wel aan tafel gaan zitten met Electrabel en Ackermans & van Haaren omdat we gaan ingrijpen in een lopende investering. We moeten zeggen dat ze onredelijke winsten gaan opstrijken op basis van de gegevens waar we nu over beschikken en die de vorige regering twee jaar geleden niet had. We moeten ingrijpen, dus gaan we zeggen dat ze het beter samen met ons kunnen regelen en hun cijfers op tafel leggen. Ik vind dat correct als een investering lopende is. Het ligt heel anders als we moeten snijden in de subsidies voor investeringen in de toekomst. Inderdaad, ik heb de zonnepanelensector daarover gehoord.
Vrij laat dan toch. Erg laat. Na de feiten.
Neen, mijnheer Sanctorum, niet na de feiten. Ze zijn tot drie keer uitgenodigd op mijn kabinet vóór de beslissing viel. Maar, dat zult u moeten toegeven, de zonnepanelensector was bijzonder verdeeld. Het ene bedrijf zegt: wij doen heel grote oppervlakten op bedrijven, we betalen huur voor het dak, zij krijgen de gratis stroom, wij krijgen de groenestroomcertificaten, hoera. Die bedrijven waren natuurlijk zeer ongelukkig door de aanpassingen. Andere, kleinere bedrijven zijn gespecialiseerd in het plaatsen van zonnepanelen op daken van woonhuizen. Dat is 85 procent van de markt. Zij geven grif toe dat er nog altijd een mooi rendement bestaat voor die investering.
De zonnepanelensector heeft niet met één stem gesproken. Elk bedrijf heeft afzonderlijk een eigen lobby opgezet in functie van het eigen bedrijfsmodel. Het is altijd beter te onderhandelen met een groep van bedrijven die voor hetzelfde gaan, dan met allerlei bedrijven die los van elkaar voor het eigen belang gaan. Het spijt me, daar is het heel moeilijk mee onderhandelen.
De heer Reekmans heeft het woord.
Ik wou eerst niet tussenkomen, voorzitter. Ik heb de debatten in de commissie in de voorbije weken niet kunnen volgen wegens ziekte. Minister, u hebt niet met Electrabel onderhandeld maar u gaat dat binnenkort wel doen.
Dat klopt niet. Voor alle toekomstige investeringen waar Electrabel een rol in speelt, heb ik niet met hen onderhandeld. Voor de reeds draaiende centrales waar ze omschakelen naar biomassa heb ik met hen en de andere investeerder rond de tafel gezeten. Ik heb gezegd dat we in hun lopende investering gaan moeten ingrijpen. Ik heb de cijfers aangehaald. Ik hoopte dat ze dat zouden begrijpen. Als ze andere cijfers hadden, mochten ze die op tafel leggen. Ik heb gezegd dat we op basis van redelijke cijfers zouden ingrijpen. Dat heb ik gedaan.
Ik zal mijn woorden wikken en wegen. In dit parlement is elk woord van belang. U gaat wel spreken met Electrabel over de nieuwe investeringen.
Neen, voor de nieuwe investeringen staat er in ons ontwerp van decreet dat die terugvallen op 70 procent van de groenestroomcertificaten voor die specifieke omgebouwde steenkoolcentrales. Ik ga daar helemaal niet met hen over spreken!
Ik weet wat in uw ontwerp van decreet staat. Daar gaat het mij niet om. Als ik hoor wat de heer Sanctorum te zeggen heeft over de groenestroomcertificaten en de oude steenkoolcentrale, zou u in de toekomst beter gaan spreken. Ik zal u zeggen waarom.
Iedereen weet dat we Electrabel in de komende jaren uit Eandis moeten uitkopen. We hebben meerdere dingen waar Electrabel vandaag aan de pot zit. Een gedeelte is nog federaal, dat klopt. Maar de elementen steenkoolcentrale en Eandis zijn Vlaams. Deze Vlaamse Regering houdt daar bitter weinig rekening mee. U weet toch wat we de komende jaren gaan moeten ophoesten om Electrabel uit te kopen uit Eandis? Daar hoor ik heel weinig over.
In dit debat over energie, minister Muyters, heb ik tevergeefs de voorbije weken en maanden geprobeerd schriftelijke vragen te stellen over windmolens, over bouwaanvragen en rapporten. Ik kreeg als antwoord dat ik me moest richten tot het betreffende gemeentebestuur.
Ik ga even mijn verhaal afmaken. Het gaat me om de groene energie via windmolens. Ik stel vast dat er vandaag her en der in Vlaanderen bouwdossiers worden ingediend om grote windmolens te plaatsen, in een stuk en niet drie want de rondzendbrief zegt dat men moet gaan naar gekoppelde windmolens in dorpskernen, waaronder in mijn eigen gemeente. Daarom ken ik het dossier ook zo goed. Daar heb ik een schriftelijke vraag over gesteld, minister Muyters, en daar heb ik het letterlijke antwoord op gekregen: Gelieve u te richten tot de gemeente, omdat het een te particuliere vraag was. Ik vind dit toch wel belangrijk in dit debat. Ik ben voor groene energie en voor windmolens. Mijn vraag aan beide ministers is concreet: vindt u dat dergelijke grote windmolens uit een stuk in dorpskernen in Vlaanderen thuishoren? Ik hoop daar vandaag toch een antwoord op te krijgen.
Als we natuurlijk zo verder gaan, gaan we straks een vraag krijgen over het Noordzeepark en ik weet niet waar we dan eindigen. We waren bezig over de problematiek van de steenkoolcentrales. Via Electrabel bent u uiteindelijk bij de windmolens terechtgekomen.
Voorzitter, dit valt volledig onder Energie. Het ging ook over de zonnepanelen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben niet van plan om te antwoorden. Heel het debat over de ruimtelijke ordening en de windmolens is verschillende keren in het debat aan bod gekomen in de commissie. Als de heer Reekmans niet naar de commissie kan komen, heb ik daar geen probleem mee. Er zijn verslagen. Hij kan die rustig lezen. Meer heb ik daar niet over te zeggen. Dit hoort niet bij het gesprek van vandaag.
Ik zit nog met een waslijst van vragen en opmerkingen over de discussie over groene energie, maar ik zal die houden voor de discussie in de commissie over de aanpassing van het Energiedecreet.
Wat betreft de dossiers die de voorbije jaren op internationale fora werden behandeld, minister: u was Europees woordvoerder tijdens de klimaatonderhandelingen in Cancùn en het enige echte concrete wat werd gerealiseerd, zowel in Kopenhagen als in Cancùn, was de klimaatfinanciering in het Zuiden. Europa maakt 7,2 miljard euro vrij voor de zogenaamde fast start financing, gespreid over de periode 2010 tot 2012. België engageert zich om 150 miljoen euro vrij te maken. Het federale niveau en Wallonië hebben in een bedrag voorzien in hun begroting, maar in de Vlaamse begroting is daarvoor niets ingeschreven. U gaat natuurlijk zeggen dat er nog geen volwaardige regering is en dat er een interne verdeelsleutel afgesproken moet worden. Dat klopt natuurlijk, maar ik stel vast dat de andere overheden wel al in een potje hebben voorzien.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Sanctorum, ik heb die vraag ook al in de commissie beantwoord. Er is inderdaad voor de fast start financing 150 miljoen euro toegezegd. Dat is gespreid over drie jaar. Voor dit jaar kan er een bedrag zijn, voor volgend jaar en het jaar nadien. De Federale Regering heeft een bedrag vrijgemaakt voor dit jaar. Voor de rest moet er een verdeelsleutel komen hoeveel elk gewest en ook de federale overheid bijdraagt. We waren daarover in gesprek in de Nationale Klimaatcommissie. Door de val van de regering en de regering in lopende zaken klopt het dat die verdeelsleutel nog niet is vastgelegd. Het Waalse Gewest heeft voorlopig 2 miljoen euro in dat fonds gestoken omdat het onder andere ook in Cancùn dat engagement heeft aangegaan. Voor de rest wacht iedereen op die verdeelsleutel in de Nationale Klimaatcommissie. Uiteraard zullen we onze verantwoordelijkheid daarin nemen. Het is logisch dat men niet op voorhand, vooraleer men onderhandelt over wie welk aandeel neemt, een bedrag op tafel legt.
Waarom hebben Wallonië en het federale niveau dan wel al een bedrag vastgelegd? Ze hebben niet gewacht op de discussie tussen het federale niveau en de gewesten.
Mijnheer Sanctorum, het bedrag en ik heb dat ook al in de commissie gezegd dat federaal is vastgelegd, is gebeurd voor de val van de regering en zit binnen Ontwikkelingssamenwerking.
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Wallonië voorziet in 2 miljoen euro in zijn begroting. Dat is niet veel geld. Vlaanderen kan net hetzelfde doen en een potje opbouwen tegen dat de interne verdeelsleutel wordt beslist. U schudt van neen.
Wat is er mis met deze redenering? Waarom kunnen wij het voorbeeld van Wallonië niet volgen? Misschien begrijp ik dat niet.
Wallonië heeft 2 miljoen euro op 150 voorlopig vastgelegd. Vanaf nu steken ze niet meer geld in dat fonds. Dat is logisch. Als verschillende partners samen onderhandelen over hun te leveren bijdragen, is het logisch dat de eigen bijdrage niet op voorhand op tafel wordt gelegd.
Het is een wat vreemde discussie. Wallonië heeft 2 miljoen euro opzijgezet, maar vandaag weet men in Wallonië nog helemaal niet wat ermee te doen omdat de verdeelsleutel nog niet vastligt. Dan heb ik vragen bij de efficiëntie van hun budgetbeheer. Op het moment dat het geld er moet liggen, is het van belang dat het er ook effectief ligt en besteed wordt.
Vandaag ligt 2 miljoen euro op tafel waarmee niets gebeurt. Met de budgettaire krapte van vandaag is dat zeker niet de goede manier van werken. Ik heb van de minister begrepen dat zij zich engageert om het geld op tafel te leggen als de verdeelsleutel duidelijk is en het moment er is om de middelen aan te wenden. Dat is een fair en correct beheer van het budget.
Het gaat niet om grote bedragen, het gaat om vooruitzien. Dat is toch een logische stap. Misschien moet dat bij de begrotingscontrole of nadien gerealiseerd worden. De uitdaging komt wel op ons af. Het is normaal om wat capaciteit op te bouwen. Op andere domeinen gebeurt dat ook. Waarom levert dat problemen op voor de klimaatfinanciering?
Op welk moment is het van belang om geld op uw rekening te hebben staan? Op het moment dat u investeringen wenst te doen. Anders wordt het geld voor andere zaken gebruikt. Dat is goed beheer.
Ik ben geen begrotingsspecialist. Er is een verschil tussen mijn rekening en de begroting van de Vlaamse overheid.
2010 was het jaar van de biodiversiteit. Minister, u hebt het hoge woord gevoerd tijdens de VN-top in Nagoya. Dat staat in schril contrast met wat er in de begroting gebeurt. Het gaat niet over fabelachtige budgetten, maar op het fonds voor tropische bossen wordt bespaard.
U sprak in 2010 ook zeer veel over cradle to cradle. Vlaanderen plaatste dat bovenaan de Europese agenda. Misschien gebeurt er zo een kentering inzake materiaalefficiëntie.
Minister, het lang aangekondigde Materialendecreet is nog altijd niet in het parlement besproken. U hebt het vorige vrijdag op de ministerraad voorgesteld. Ik ga niet in op de inhoud ervan. Het valt wel op dat er niet verwezen wordt naar een systeem dat recyclage stimuleert. Er staat ook in dat het geen effect zal hebben op de begroting. Dat vind ik heel eigenaardig. Een systeem om recyclage te stimuleren brengt op zijn minst administratieve kosten met zich mee. Daar wordt met geen woord over gerept.
Ik herhaal de waterdiscussie hier niet. Het Rubiconfonds en de dotatie aan de VMM voor het beschermen van Vlaanderen tegen overstromingen zijn punten die daarnet uitgebreid zijn behandeld.
Minister, als deze begroting niet zorgt voor een positieve trendwijziging inzake milieu, energie- en grondstoffenbeleid, niet bijdraagt tot een oplossing van de internationale vraagstukken en er niet voor zorgt dat overstromingen worden vermeden, heb ik vragen bij deze begroting. De vraag is ook wat de milieuorganisaties over de begroting denken. Waarschijnlijk zijn zij hun wonden aan het likken na de grootschalige besparingen die u ook daar hebt doorgevoerd.
We gaan over tot het beleidsdomein Werk en Sociale Economie.
De heer Laurys heeft het woord.
Ik wil beginnen met een bedenking die ik ook in de commissie heb gemaakt. Deze beleidsbrief is inzake gebruiksvriendelijkheid en transparantie een voorbeeld. Dat is een compliment voor de minister en voor zijn medewerkers. Er wordt een kernachtige omgevingsanalyse gemaakt, een goede inleiding en dan volgt de beleidsbrief, met een structuur volgens de prioriteiten die worden gelegd: een activerend werkgelegenheidsbeleid met een focus op werkzaamheid en einde loopbaan, de competenties versterken, de loopbaan ondersteunen en de partnerschappen versterken. En daaronder staan de hoofdonderdelen, de operationele doelstellingen en een kader met de projecten. Het is een prima werk. Het is bijna een handboek voor arbeidsmarktbeleid.
Het valt me op dat de echte hefbomen nog altijd ontbreken. Ik heb in de commissie de oneerbiedige term gebruikt: een beetje morrelen in de marge. Het is toch wel zo dat de sociaal-economische en financiële hefbomen nog altijd federaal zijn. Soms hebben we dan ook de indruk dat we heel technische discussies aan het voeren zijn in de commissie. Het is vooral specialistenwerk. We weten niet altijd wat de impact is van al die maatregelen. Daar wordt op dit ogenblik aan gewerkt.
Uit die omgevingsanalyse blijken een aantal opmerkelijke cijfers. Het is duidelijk dat de crisis diepe wonden heeft geslagen. De industrie zal niet volledig herstellen van die klap. Sommige cijfers blijven ook wat hangen. De werkloosheid bij allochtonen is gestegen met 33 procent. Bij de min-25-jarigen is er een stijging met 24 procent en bij de personen met een handicap is er een stijging met 27 procent. Merkwaardig is dat de grote groep langdurige werklozen toeneemt en dat kortdurige werklozen snel werk vinden nu de economie opnieuw een beetje aantrekt. Voor de 50-plussers is blijvende aandacht nodig.
43 procent van de allochtone werkzoekenden heeft maar een beperkte kennis van het Nederlands. Dat is een zware drempel voor het vinden van werk.
Ik wil nog een aantal specifieke aandachtspunten herhalen. Een daarvan is het sluitend maatpak. Ik heb altijd gezegd dat een sluitend confectiepak niet goed is. Het is goed dat men werkzoekenden die wat zelfredzaam zijn, de kans geeft om zelf werk te zoeken vooraleer zij een intensieve begeleiding krijgen. Ik lees in de beleidsbrief dat dat minder verspilling is van mensen en van energie. Verder lees ik dat een kwart van de dossiers van de VDAB nog altijd niet behandeld is. Zij hebben geen vacature aangeboden gekregen en nog geen actie ondernomen. Ik hoop dat het net die zelfredzame werkzoekenden zijn die daarvan kunnen profiteren.
De tewerkstellingsmatrix is een prima idee. Velen zien door het bos de bomen niet meer. De doelgroep werknemers zal een rugzak krijgen in functie van de afstand tot de arbeidsmarkt. Dat staat ook in de beleidsbrief Sociale Economie. Het zal natuurlijk essentieel zijn om net dat instrument te vinden om die afstand te meten. En dan is de vraag of dit effectief zal functioneren. Dat is een problematiek die voor beide domeinen geldt.
Wat de 50-plussers betreft, wordt er bespaard op de tewerkstellingspremie. We hebben echter wel gezien dat die maatregelen succes hadden. 25 procent van de aanvragen is gunstig beoordeeld. Ongeveer 12.000 mensen waren na achttien maanden aan het werk. We kunnen alleen maar hopen dat die Vlaamse maatregel een death rate was en dat het tewerkstellingseffect zal blijven bestaan. Dit blijft immers een moeilijke doelgroep. Ik ben het eens met een uitbreiding van de begeleiding. Ik denk wel dat we hier de werkgevers een beetje moeten pushen.
Ik heb begrepen dat er een akkoord is binnen de SERV en dat dat ook zal worden uitgevoerd.
Ik had nog niets willen zeggen over arbeidsmigratie, de VOP-premie, de leertijd, de EVC en de aanmoedigingspremie. Er is een nulmeting geweest. De methodiek veranderen, is nu niet aan de orde, want dan zou men de opvolging niet kunnen doen. U hebt zelf de term gebruikt van een uitgeperstecitroenmodel, maar dan vervangen door een vitaminerijk sinaasappelmodel. Wat de aanmoedigingspremie betreft, vinden we dat u contact moet opnemen met uw collegas, onder andere van Onderwijs, omdat zij bij de besparingen misschien ook een compensatie kunnen doen.
Dat waren enkele korte bedenkingen bij de beleidsbrief Werk. Het spreekt voor zich dat al die themas de volgende maanden nog zullen terugkomen in de commissie. We hebben daar nu een heel goed handboek voor, namelijk de beleidsbrief. U mag uiteraard op onze fractie rekenen voor de goedkeuring van de begroting en de maatregelen in de beleidsbrief. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, de beleidsbrief Werk was inderdaad zeer interessant met betrekking tot de omgevingsanalyse, maar gezien de beperkte tijd die ik hier krijg, zal ik het daar niet over hebben. Ik zal het kort hebben over een aantal punten die ons zijn opgevallen in de beleidsbrief.
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief Werk heeft de minister drie centrale prioriteiten benadrukt: een versterkt activeringsbeleid, meer 50-plussers aan de slag en werk maken van een strategisch loopbaan- en competentiebeleid. Ik kan wat dat betreft enkel mijn woorden van vorig jaar herhalen: qua filosofie beantwoordt het beleid van de minister aan de bekommernissen van Open Vld, maar de hamvraag is en blijft of de minister zijn mooie intenties op korte termijn kan waarmaken. Met de afbouw van de werkloosheid lijkt dat misschien wel te lukken, omdat de ondernemingen weer volop aanwerven, maar dat staat los van het beleid. De arbeidsmarkt heeft meer impulsen nodig en de minister moet zijn grotere ambities realiseren met minder middelen, wat uiteraard niet evident is. We vroegen extra calorieën, maar we kregen een dieet.
De beruchte kaasschaaf zit aan haar limieten. Dat heeft de minister zelf ook aangegeven in de commissie. In de toekomst zullen besparingen wat ons betreft dan ook selectiever moeten gebeuren. Dat impliceert dat men duidelijke keuzes moet maken. In de beleidsbrief zijn al een aantal keuzes gemaakt, maar de beruchte kaasschaaf heeft toch al een aantal belangrijke slachtoffers gemaakt.
Zo is het budget voor de opleidingscheques enorm geslonken, en dan nog wel op een zeer abrupte wijze. Men is daar van 16 miljoen euro gehalveerd naar 8 miljoen euro in 2011. Het budget voor de tewerkstellingspremie voor de 50-plussers is gereduceerd van 22 naar 16,6 miljoen euro. Ook voor de tewerkstellingspremie voor gehandicapten zijn de middelen ontoereikend: daar is het budget verminderd met 2,6 miljoen euro. Dat zijn niet alleen onze woorden. Ook het Rekenhof had daaromtrent al opmerkingen gemaakt en een alarmerend advies gegeven. Komt daarbij dat de VDAB dit jaar nog een extra inspanning moet doen om het vooropgestelde objectief van een besparing van 23,5 miljoen euro besparingen te bereiken.
We kunnen dus alleen maar zeggen dat er tal van goede bedoelingen zijn, maar dat de praktijk nog iets anders blijkt te zijn. In de praktijk blijven de oude 50-plussers en de nieuwe 52-plussers in de wachtkamer zitten voor hun pensioen. Ook het maatpak voor werkzoekenden, een aanpak die we op zich toejuichen, laat op zich wachten.
De minister heeft een paar keer aangekondigd dat het er allemaal wel geleidelijk zou komen, maar wij denken dat het iets sneller zou moeten kunnen.
Voorzitter, mevrouw Peeters, het is een beetje een afgezaagde vraag. Met alle respect, maar we hebben het al de hele namiddag gehoord: u zegt waar we niet mogen besparen, maar u gaat wel akkoord met een begroting in evenwicht.
Gegeven de bevoegdheden die we nu hebben, waar zou u dan specifiek voor het beleidsdomein Werk en Sociale Economie besparen?
U hebt in de commissie zelf duidelijk gehoord dat er een lineaire en een forfaitaire besparing geweest is bij Werk. U kent ook de cijfers van de werkzaamheidsgraad bij 55-plussers. We zijn nog ver van de vooropgestelde doelstellingen van Europa 2020. We gaan naar 50 procent bij de 55-plussers. Ik moet niet zeggen waar we gaan besparen, maar als men doelstellingen vooropstelt van globaal 76 procent en 50 procent voor de 50-plussers, dan moet men daar ook middelen voor vrijmaken. Het is aan de Vlaamse Regering om de keuzes te maken.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat zoiets als Her Majestys Most Loyal Opposition, een schaduwkabinet. Daardoor is men telkens verplicht om alternatieven aan te geven. Ik heb dat de hele namiddag gemist bij de oppositie en dat is zeer spijtig.
Straks zult u ze misschien hebben, ik weet het niet, maar wij vragen opnieuw om er dringend werk van te maken. We weten allemaal dat men met de 50-plussers hopeloos achterop holt. U zegt zelf dat we naar het Verenigd Koninkrijk moeten kijken. Daar zijn de cijfers beter. Ook in Duitsland en in Nederland zijn de cijfers van de tewerkstelling van 50-plussers beter. Wij hollen achterop en vandaar dat er dringend nood is aan maatregelen.
Voorzitter, ik denk dat we in Werk de kaasschaaf op een goede manier hebben gebruikt. U hebt zelf de mensen van de VDAB in de commissie horen zeggen dat ze efficiëntiewinsten hebben geboekt die ze nooit hadden bereikt als ze niet de verplichting hadden gehad om te besparen. De voorzitter van de commissie op kop heeft gezegd dat het dat is wat we wensen te bereiken. Dat was de kaasschaaf.
Met de kaasschaaf alleen kwamen we er niet, dus hebben we duidelijke beleidskeuzes gemaakt. U hebt ze opgesomd. U hoeft er niet mee akkoord te gaan, maar ik heb snel beleidskeuzes gemaakt om tot meer besparingen te komen. Ik heb het over de opleidingscheques meer arbeidsgericht maken, over de 50-pluspremie niet meer dubbel geven met het federale niveau, over het accentueren van de Vlaamse ondersteuningspremie. Dat wordt vaak verkeerd begrepen. Het is nog steeds zo dat elke werkgever en elk bedrijf kan vragen om de werkelijke situatie bij te schaven.
We hebben dus niet alleen de kaasschaaf gebruikt, maar ook een aantal beleidskeuzes gemaakt die ik met plezier verdedig omdat ik denk dat ze aansluiten bij het arbeidsmarktbeleid dat we moeten hebben.
De heer Laurys heeft daarstraks al gezegd dat er voor 50-plussers nog steeds heel veel door de federale overheid wordt beslist. Er zijn een aantal nadelen voor 50-plussers die wij in Vlaanderen niet kunnen wegwerken. Als mensen bijvoorbeeld gemakkelijk met brugpensioen kunnen gaan en als werkgevers en werknemers die sociale keuze maken, dan moeten we daar niet over discussiëren. Dan is het een weg die nog veel wordt gevolgd.
Niettegenstaande de weinige mogelijkheden die ik heb, probeer ik alles in te zetten en samen met de sociale partners het 50-plusbeleid uit te voeren en te verbreden naar de volgende stap, wat een van de volgende weken of maanden zal gebeuren. Midden januari is er overleg met de sociale partners.
Minister, wij hopen alleszins dat ook daar weer niet de weg van de geleidelijkheid wordt gevolgd.
U hebt zelf in de commissie heel duidelijk gezegd dat de kaasschaaf op haar limiet is voor Werk. Ik zeg het niet maar het Rekenhof zegt dat er op heel wat vlakken onvoldoende middelen zijn, zeker voor wat betreft het 50-plusbeleid, waar wij toch op willen blijven hameren.
Minister, we willen aandringen dat u snel een besluit neemt voor een daadwerkelijke activering van de oudere werkzoekenden. U zei dat er een akkoord is. Dat hopen we alleszins. We willen vooropstellen om minstens tot en met 58 jaar te gaan en niet alleen voor de nieuwkomers, maar voor alle 50-plussers.
We willen vragen om volop in te zetten op activering, op werken en blijven werken, en op een snelle tranchering inzake de Vlaamse aanmoedigingspremies volgens duidelijke criteria die de combinatie arbeid en gezin stimuleren en de combinatie niet-arbeid en gezin tegengaan. Geef met andere woorden voorrang aan deeltijdse formules en aan tijdelijke uittreding voor zorgtaken of opleiding, maar niet aan het zonder meer gebruikmaken van aanmoedigingspremies.
We hameren erop de arbeidsmarktreserve opnieuw aan te boren, dat hebben we al aangebracht in de commissie. Dat kan niet zo moeilijk zijn, want we weten dat er meer dan voldoende jobs zijn. Er zijn tienduizenden knelpuntvacatures. Het is belangrijk dat die heel snel worden opgevuld door gekwalificeerde mensen. Het zijn immers jobs die al bestaan.
Minister, ik wil eindigen met een positieve noot. We hebben altijd al gepleit voor streefcijfers. Uw actieplan geïntegreerd knelpuntenbeleid neemt een uitstroompercentage van 65 procent in aanmerking. Dat juichen we toe. We zijn voor streefcijfers en hopen dat dit snel kan worden ingevuld.
Het is niet op een 50-plusproject dat ik bespaar. Ik bespaar enkel waar er een dubbeltelling was van de 50-pluspremie op het federale en Vlaamse niveau. Het Rekenhof heeft daar opmerkingen op gegeven. In de commissie heb ik gezegd dat het heel moeilijk in te schatten is wat het effect is van de drie maatregelen: opleidingscheques, Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) en de 50-pluspremie. Bij de budgetcontrole zullen we nagaan of die drie elkaar in evenwicht brengen of er tekorten zijn en of we daar of elders bijkomende besparingen moeten doen. In de commissie en op het Rekenhof hebben we op de juiste manier gereageerd. Het Rekenhof kan moeilijk inschatten of bijvoorbeeld de opleidingscheques werkelijk in mindering zullen zijn of niet.
Ik had begrepen dat er een tekort zou zijn op de betalingslast die voortvloeit uit de momenteel toegekende premies voor de 50-plussers, en dat er onvoldoende is gereserveerd in het budget voor 2011. (Applaus bij Open Vld)
De heer Crombez heeft het woord.
Collegas, ik spreek namens de heer Van Malderen, die naar de gemeenteraad is. Daarstraks was er op Terzake een stuk over de manier waarop migratie onze knelpuntberoepen invult. Het was een redelijk interessant stuk, maar ik heb het zelf niet gezien omdat ik hier zat.
Twee jaar na het uitbreken van de financiële crisis en een jaar na de terugval, volgen nu de eerste tekenen van herstel. Dat hoor je vaak en bij ons is het wat beter. Uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dat in 2007 de werkloosheid in het hele Eurogebied ongeveer op hetzelfde niveau zat als in België. Vandaag zit het Eurogebied aan 10 procent en België aan 8,5 procent. De verwachting is dat dit volgend jaar stabiliseert. Tekenen van verbetering betekenen nog niet dat er enorme wijzigingen zijn in de cijfers.
Wat zijn de tekenen van verbetering? Dat is dat het aantal werkzoekenden licht daalt, en dat het aantal vacatures stijgt. Maar dat is pril. We hadden hier de discussie over de economie en de groei, en we hebben gerefereerd aan Duitsland en Nederland. Dat blijft nog altijd het punt.
Maar bij die eerste tekenen van herstel is te merken dat ook op de arbeidsmarkt een aantal groepen het bijzonder moeilijk hebben, zelfs bij het herstel. Allochtonen werden hier al aangehaald de werkloosheidscijfers blijven toch stijgen , de 50-plussers, de essentieel moeilijke groep zou ik ze bij ons bijna durven te noemen, langdurige werkzoekenden, mensen met een arbeidsbeperking, mensen met een handicap, die heel moeilijk aan de slag geraken. Daarnaast is er ook het ontstellende cijfer van het aantal mensen die werk zoeken en die laaggeschoold zijn. Maar dat zijn bekende fenomenen. Alleen merken we na een crisis met een serieuze terugval op de arbeidsmarkt dat de moeilijke groepen het nog altijd moeilijker hebben, en dat het herstel zich daar weinig of te weinig toont.
Als we kijken naar de uitdagingen waarvoor we staan, gelijk op welk niveau, zeker in elke regio, zien we dat we met betrekking tot de vergrijzing en het beschermingsmodel van de sociale zekerheid iedereen nodig zullen hebben. In die zin was de uitzending op Terzake daarstraks ook nuttig. In een aantal beroepen is het ook zo dat arbeidsmigratie volop aan de gang is.
De nadruk ligt, zoals hier al is aangehaald, op de 50-plussers. Dat is zeer terecht. Maar het probleem van de 50-plussers, en zeker van de 55-plussers, blijkt ook immens te zijn. Er is ook een aanpak op maat nodig. We moeten daar sterk op blijven inzetten. We moeten ook een andere manier van dialoog zoeken, zeker met de grotere bedrijven, die bij herstructureringen geneigd zijn om 50-plussers als eersten aan de kant te zetten. Zelfs als het beleid slaagt, gaan we niet vooruit als ze dat blijven doen.
We moeten niet alleen peilen naar de bereidheid bij de oudere werkzoekenden: we moeten evengoed kijken naar wat ze zelf ervaren, zeker bij oudere werknemers met een hele carrière en voorgeschiedenis. We moeten zeker ook zien wat er gebeurt met het jobaanbod. Voor de oudere werknemers is het niet zo dat een jobaanbod impliceert dat er werkelijk iemand bereid is om over te gaan tot een aanwerving.
Ik had het daarstraks al over outplacement en de kwaliteit van outplacement voor de oudere werknemers. Ik denk dat we dat bijzonder goed moeten bewaken. Collegas, het is nog steeds Bart Van Malderen die denkt, maar ik ben het 100 procent met hem eens.
Zeker voor de groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, is het steeds duidelijker dat de brede aanpak belangrijk is. De discussies die we hier voeren over de kinderopvang en de kost, welke middelen we waarvoor inzetten bij de kinderopvang, is voor ons essentieel. Hetzelfde geldt voor mobiliteit. De heer Decaluwe zal misschien de beste West-Vlaming zijn. Misschien is hij daarom al weg, maar we moeten het hem zeker nog eens zeggen. De prijs van de tickets van De Lijn of andere maatschappijen heeft ook een impact op de arbeidsmarkt, zeker bij de groepen die het niet gemakkelijk hebben. Een klein prijsverschil kan een bijzonder groot verschil uitmaken.
Wat de sociale economie betreft, is het belangrijk dat we die beschouwen als een deel van onze economische groei en een deel van onze arbeidsmarkt. Men bekijkt dat nog altijd te veel vanuit de optiek van de rentabiliteit: men stelt de vraag of het wel voldoende rendabel is en of er niet te veel steun aan gegeven moet worden. Het is echter een essentieel onderdeel van onze arbeidsmarkt. Als we steeds meer mensen aan het werk zetten, daalt onze productiviteit. Dat is een raar gegeven, waarmee we het moeilijk hebben. Maar dat is gewoon feitelijk zo. Voor een globale maatschappij is het echter wel beter dat iedereen aan het werk is, dan dat een groep gewoon aan de kant wordt gelaten. Ik denk dat daar het kader voor maatwerkbedrijven en lokale diensteneconomie heel belangrijk is.
Het sluitstuk van dit alles is een degelijke controle. Ik heb het dan over de discriminatie. Er bestaan praktijktesten. Ze worden niet altijd gebruikt. Heel recent was er de discriminatie ten aanzien van mensen met hiv. Daarnet had men het op Terzake echter ook over arbeidsmigratie en het invullen van knelpuntberoepen. Ook daar moet de controle erg sluitend zijn. Tot daar de boodschap van Bart Van Malderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil juist dezelfde invalshoek gebruiken als daarnet bij Economie en Innovatie. We hebben altijd gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat de crisismaatregelen op lange termijn vlot kunnen overgaan op een visie en op een gedegen beleid op lange termijn: never waste a good crisis. We bevinden ons nu inderdaad op een scharniermoment. We moeten opnieuw nadenken over de lange termijn.
We kennen de drietrapscrisis: financieel, economisch en sociaal. We zitten nu nog op het einde van de sociale crisis. Denken we maar aan de dramas bij Opel, Carrefour, maar ook bij kleine kmos, want er zijn niet alleen grote sociale hervormingen: daar lijden de betrokkenen nog altijd onder. Ze zijn er nog niet uit. We zien wel de eerste tekenen van herstel, de heer Crombez gaf er een aantal voorbeelden van. We moeten ervoor opletten, want ze bieden opnieuw een paar uitdagingen voor de toekomst. Ik zou natuurlijk kunnen stoefen op uw beleid, maar ik denk wel dat u me gelooft wanneer ik zeg dat we het absoluut eens zijn met het beleid dat u voert. Ik wilde het eerder hebben over de uitdagingen die op ons afkomen. We gaan terug naar een situatie met volledige tewerkstelling, maar waarbij er waarschijnlijk weer een tekort zal zijn in het aanbod van arbeidskrachten op de arbeidsmarkt, en dat is evengoed een bedreiging voor onze sociale welvaartstaat. Een tekort aan arbeidskrachten is een bedreiging voor onze economie, voor de economische groei en voor onze sociale zekerheid.
Een bedreiging voor onze sociale zekerheid is niet alleen een bedreiging voor elke Vlaming, maar in de eerste plaats voor de zwaksten in onze maatschappij en het is net daarom dat ik me wil aansluiten bij de heer Laurys, die daarnet gepleit heeft voor de overheveling van de arbeidsmarkt als bevoegdheid. We moeten daar eerlijk over zijn en ik heb aan uw lichaamstaal gezien dat u het hiermee eens bent: uw beleid mag nog zo goed zijn, het blijft niet veel meer dan gerommel in de marge, om het heel oneerbiedig te zeggen. Het is inderdaad zo dat het activeringsbeleid helemaal Vlaams is, maar als we het passief beleid, het vervangingsinkomen en dergelijke, er niet aan kunnen koppelen, als het geen sluitstuk is, als het niet op is elkaar ingesteld, dan is het eigenlijk slechts gerommel in de marge. Het beleid mag dan nog zo goed in elkaar zitten, we bereiken er niet mee wat we moeten bereiken. Wegens de zwakste mensen in onze maatschappij, durven we te pleiten voor een overheveling.
Er zijn nog twee zaken waarop we moeten letten. In de eerste plaats moeten we het onderwijs afstemmen op de arbeidsmarkt. Dat staat ook in uw beleidsbrief. We moeten oproepen tot een samenwerking met het beleidsdomein Onderwijs. We moeten jongeren stimuleren om een arbeidsmarktbewuste studiekeuze te maken. We moeten jongeren laten proeven van verschillende disciplines om ze er naartoe te kunnen leiden, uiteraard uit vrije wil. Stages vormen daar een heel belangrijk thema bij en het is de verantwoordelijkheid van de werkgevers om zelf die stageplaatsen aan te bieden. Ze moeten daartoe aangezocht worden.
In de tweede plaats moeten we blijven inzetten op de opleidingen en dergelijke meer, om de mensen zelf, via de opleidingen, hun eigen plaats op de arbeidsmarkt in handen te geven.
Ik heb nog een laatste puntje. Vorige week kwam Alexander Spermann iets zeggen over de Hartz-hervormingen in Duitsland in 2005 u weet nog wel dat Schröder daar de verkiezingen mee wou winnen. Dat is niet helemaal gelukt, maar er werd wel een erg doorgedreven plan van de hervorming van de arbeidsmarkt doorgevoerd. Een van de belangrijkste zaken die ik heb onthouden, was dat ze er alles aan hebben gedaan om te vermijden dat mensen in de langdurige werkloosheid geraken. Ik denk dat dat onze boodschap is, ook in verband met het beleid voor 55-plussers, want eens we die kwijt zijn, komen ze heel moeilijk terug. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik wil meteen beginnen waar de heer Diependaele is gestopt. Hij zei dat we de 55-plussers en de 50-plussers aan het werk moeten houden. Minister, u hebt in de commissie gesteld dat u ter zake een plan hebt en dat voorlegt aan de sociale partners. De gedelegeerd bestuurder van de VDAB, de heer Leroy, heeft echter letterlijk in de krant verklaard te zullen onderzoeken of de leeftijdsgrens voor de zogenaamde sluitende activeringsaanpak, die nu op 52 jaar ligt, niet omhoog kan. Minister, dat staat in schril contrast met wat u in de commissie hebt gezegd. De heer Leroy verklaart dat te zullen onderzoeken. Wie zegt nu de waarheid? U zegt dat het plan eigenlijk klaarligt, maar dat de sociale partners het moeten goedkeuren. Er is een tegenspraak. Ik hoop dat u gelijk hebt en dat we al veel verder staan dan de heer Leroy beweert. Ik zou daar graag duidelijkheid over hebben.
Voor alle duidelijkheid, ik kan het heel goed vinden met de heer Leroy. Hij is een van de topambtenaren. Het beleid wordt echter gemaakt door de minister. De VDAB is een instelling die het beleid uitvoert, en niet andersom. Het is dus duidelijk: ik bepaal het beleid, en niet de heer Leroy, en ik zal daar met hem over spreken. Hij bepaalt niet waar er moet worden geactiveerd. Ik bepaal dat.
Maar is uw voorstel voor die activering nu concreet?
Ik heb u een duidelijk antwoord gegeven.
Neen, u hebt gezegd dat u beslist, maar ik vraag u of uw plan op de tafel ligt.
Ik heb dat daarnet geantwoord op een vraag van mevrouw Peeters. Midden januari heb ik een gesprek met de sociale partners.
Mijnheer Sabbe, eigenlijk had ik de minister het woord niet hoeven te geven. Mevrouw Peeters is daar uitgebreid op ingegaan en de minister heeft daar uitgebreid op geantwoord. Ik heb gevraagd of u zo vriendelijk zou willen zijn naar de plenaire vergadering te komen, maar u hebt aan een van de onthaalmedewerkers gezegd dat er nog tijd genoeg was. De minister is uitgebreid ingegaan op de vraag van mevrouw Peeters.
Voorzitter, ik dank u voor de verduidelijking.
Als u dus hier was gebleven, dan had u die vraag niet hoeven te stellen. Voor de duidelijkheid, dat is uit respect voor alle andere deelnemers aan het debat.
Het was niet zo duidelijk.
Voor mij was het heel duidelijk.
De heer Diependaele is gestopt met een open einde. Daarom vond ik het toch niet zo duidelijk als u nu zegt.
Ik kom tot mijn volgend punt. In november waren er nog steeds 195.000 werkzoekenden. Vooral 50-plussers, langdurige werklozen en allochtonen blijven het nog altijd moeilijk hebben. Er waren in november ook nog altijd 44.327 vacatures, een derde meer dan in november van vorig jaar. De heer Crombez heeft gesteld dat we uit de crisis zijn, maar er is sprake van een derde meer openstaande betrekkingen, die het aantal knelpuntberoepen enkel maar doen aanzwellen. Het vergt vandaag gemiddeld immers 45 dagen om een vacature in te vullen, wat toch bijzonder lang is. Die discrepantie tussen het aantal werklozen en die vacatures versterkt in feite als het ware die tewerkstellingsparadox, zodat we in het eindeloze straatje verzeilen waarbij die vacatures niet ingevuld raken.
Uit de analyse door de Nationale Bank van de sociale balansen blijkt dat de gemiddelde Belgische werknemer in 2009 bijna 37 uur minder heeft gewerkt dan in 2008. We zitten wat dat betreft dus niet op het juiste spoor. Willen we immers ons sociaal model veilig stellen, dan moeten we de sociale zekerheid betaalbaar houden en moeten we dringend werk maken van een hogere werkzaamheidsgraad.
Mijnheer Sabbe, ik veronderstel dat u weet dat arbeidsduur en arbeidsduurverkorting federale materie zijn.
Dat weet ik. U weet echter ook dat, indien u die groepen beter activeert, er sprake zal zijn van een langere arbeidsduur. Daarover gaat het. Dat draagt ook bij tot een beter betalen van onze welvaartsstaat.
Ik zie dat u bespaart op de tewerkstellingspremies voor 50-plussers. Dat moet inderdaad gebeuren. Maar u moet niet alleen besparen op de tewerkstellingspremies. Als u bespaart op de premies die werk aanmoedigen, moet u ook snoeien in de premies die werk ontmoedigen. Wij weten allemaal dat de discrepantie tussen de 700.000 mensen die in Vlaanderen een uitkering krijgen van de VDAB en de net geen 200.000 werklozen te wijten is aan het feit dat mensen die niet meer actief zijn op de arbeidsmarkt en nochtans tussen 19 en 64 jaar oud zijn, voor een deel gestimuleerd worden door maatregelen die hen helpen om niet actief te zijn op de arbeidsmarkt. Ik roep u op om die stimulering om uit de arbeidsmarkt te blijven beperken.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, collegas, minister, de situatie zoals u die hebt geschetst in uw omgevingsanalyse in de beleidsbrief 2011, is inderdaad weinig rooskleurig. Volgens recente vooruitzichten van de Studiedienst van de Vlaamse Regering zal de crisis ons tussen 2008 en 2010 ongeveer 40.000 jobs kosten en zal het wellicht ook nog wel even duren vooraleer de Vlaamse werkgelegenheid opnieuw op het peil van voor de crisis zit.
U stelt in uw beleidsbrief drie prioriteiten centraal. Een eerste is een activerend werkgelegenheidsbeleid. Met een werkzaamheidsgraad onder 70 procent zit Vlaanderen nog steeds onder de doelstellingen van Pact 2020 en is er daar dus absoluut behoefte aan. De ambities die vorig jaar in de beleidsnota werden geformuleerd, komen traag op gang. Ook de uitvoering van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) moet nog op kruissnelheid komen. En om te remediëren aan een van de voornaamste problemen met betrekking tot de aanwerving van werknemers, de loonkostenhandicap, heeft Vlaanderen helaas niet de bevoegdheden.
Maar dat mag uiteraard geen excuus zijn om niet krachtdadig op te treden in de domeinen die wel tot onze bevoegdheid behoren. Daarom betreuren wij ook dat na de besparing die vorig jaar doorgevoerd werd bij de VDAB er ook volgend jaar nieuwe besparingen gepland zijn: door een hervorming van het systeem van de opleidingscheques, en door een besparing op de Vlaamse ondersteuningspremie voor personen met een handicap en op de tewerkstellingspremie 50+. U hebt daarop daarnet al geanticipeerd. Vooral de twee laatste besparingen treffen doelgroepen die het op de arbeidsmarkt al zwaar te verduren krijgen. De werkzaamheidsgraad van arbeidsgehandicapten was vorig jaar 42,2 procent, die van 55-plussers 35,7 procent. Het stimuleren van de aanwerving van 50-plussers is nochtans een tweede centrale prioriteit in uw beleidsbrief.
Voor alle duidelijkheid: door de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) te wijzigen, zorgen wij ervoor dat het werkelijke rentabiliteitverlies van de werknemer wordt gecompenseerd. Dat is de situatie in verband met de VOP. Waar er in het verleden pas na vijf jaar een evaluatie gebeurde, doen wij dat nu sneller. Dit kan hogere uitkeringen tot gevolg hebben. Daar voeren wij dus een beleid waarvan ik verwacht dat jullie het juist zouden vinden. Het moet correct zijn. Wij moeten het rentabiliteitsverlies daar niet bovenop leggen, wij moeten het juist kunnen vergoeden. Dat is daar mijn beleid.
Over de 50-pluspremie heb ik het al twee keer gehad, maar ik zal het nog eens zeggen. Het gaat om waar het dubbel is. Waar er een federale premie wordt gegeven, geven we er niet nog eens een Vlaamse premie bovenop. Het zou zelfs kunnen dat Europa daarover een klacht zou hebben ingediend. Een premie op een premie kan niet. Daar laten wij de vrijheid om te kiezen tussen de federale premie en de Vlaamse. U weet dat ik daartegen heb gevochten, tegen minister Milquet. We zijn tot een nieuwe regeling gekomen. Wij waren geen vragende partij om een surplus te geven bovenop wat er in Vlaanderen gebeurt. Wij hebben daar de werklozen die al meer dan één en meer dan twee jaar werkloos zijn, bovenop gezet. Daaraan hebben wij een premie kunnen koppelen. Zij wou vooral de jongeren doen. Ik heb daar een aantal wijzigingen kunnen aanbrengen. Maar laat ons duidelijk zijn: een premie op een premie is nooit een goede zaak.
Minister, het enige waartoe ik wil komen, is dat wij voor alle wijzigingen aan de premies die worden voorgesteld voor 2011 de evaluatie in de loop van volgend jaar moeten afwachten. De wijzigingen die aan de premies worden doorgevoerd, mogen niet als resultaat hebben dat er minder personen uit de betrokken doelgroepen aangeworven zullen worden, en dat er dus nog meer werklozen zullen zijn in de kansengroepen zoals ze momenteel in de beleidsbrief en in uw omgevingsanalyse naar voren zijn gekomen.
Dat kan en mag uiteraard nooit de bedoeling zijn van welke besparing ook.
Behalve de 50-plussers is er nog een andere leeftijdscategorie die het de voorbije jaren zwaar te verduren kreeg, namelijk de jongeren. Volgens een recente studie van de OESO steeg de werkloosheid bij min-25-jarigen in België tussen 2008 en 2010 met 11,5 procent, terwijl de globale werkloosheid met 9,6 procent toenam. De werkloosheidsgraad onder jongeren ligt nu op 23,5 procent, tegen 18,8 procent twee jaar geleden. De begeleiding naar werk van onze schoolverlaters en jonge werkzoekenden moet in uw beleid een minstens even centrale plaats innemen als die van onze 50-plussers.
U maakt de fout om met Belgische cijfers naar voren te komen. Het is raar dat u dat doet. De Vlaamse cijfers van de jongeren zijn beduidend verschillend. Zoals ik had aangekondigd gedurende het afgelopen jaar, worden op het moment dat de economie een beetje herneemt, die jongeren onmiddellijk terug naar werk geleid. Dat zien we ook: de werkzaamheidscijfers, het aantal jongeren dat aan werk geraakt, kennen een enorme stijging, de snelste van allemaal. Als u die cijfers zou zien en ze vergelijken binnen Europa, dan zitten we bij de top in Europa. Ik ben het met u eens dat elke jongere werkloze er een te veel is, maar hier zou u echt geen Belgische cijfers mogen citeren.
Ik ben het wat dat betreft met u eens, minister. Ik ken de Vlaamse cijfers ook en die zijn meer verheugend dan die in de andere gewesten van ons land. Ik wil alleen maar meegeven dat een van de drie centrale prioriteiten in uw beleid terecht de 50-plussers zijn, maar laten we ook de jongeren en de schoolverlaters niet uit het oog verliezen.
Minister, de lage werkzaamheidsgraad van de klassieke niet-EU-bevolking, onder wie Turken, Marokkanen en Tunesiërs, is al jaren een pijnpunt. Bijkomend probleem dat zich almaar meer stelt, is de stijging van het aantal werklozen uit onder meer Rusland, voornamelijk Tsjetsjenen, en het Midden-Oosten. De cijfers van de VDAB, zoals die onlangs zijn bekendgemaakt, zijn hallucinant. Voor werklozen afkomstig uit Irak en Iran gaat het om een stijging van respectievelijk 27 en bijna 22 procent ten opzichte van vorig jaar; voor het aantal werklozen uit Afghanistan gaat het zelfs om bijna de helft meer. Ongetwijfeld zijn de federale regularisatiecampagne van de zogenaamde mensen zonder papieren en de instroom van asielzoekers daar voor een groot stuk debet aan.
Ten slotte, minister, wil ik nogmaals benadrukken en we zullen dat doen zolang het nodig blijft dat om een doeltreffend arbeidsmarkt- en tewerkstellingsbeleid te voeren, er dringend nood is aan de volledige overheveling van het beleid ter zake. Ieder verder uitstel heeft nefaste gevolgen voor de Vlaamse economie en werkgelegenheid. Indien Vlaanderen daarover zelf beslissingsmacht krijgt, zullen wij een betere concurrentiepositie kunnen bewerkstelligen en zodoende de plaats innemen waar Vlaanderen thuishoort: in de top van het Europese peloton. (Applaus bij het Vlaams Belang)
We gaan over tot het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik wil in plaats van over het inhoudelijke, het eerst graag hebben over de manier van werken in de commissie Openbare Werken, en meer bepaald de manier van werken van de minister van Openbare Werken en Mobiliteit.
Minister, je merkt dat u een actief Vlaams parlementslid bent geweest, dat u veel respect hebt voor de parlementsleden en dat u nooit een discussie uit de weg gaat. U ontwijkt geen debat. Het is een open discussie, zonder a prioris. Ik denk dat het een goede manier van werken is. Ik heb in het verleden gemerkt dat wanneer wij de administratie Wegen en Verkeer lieten komen, we heel veel vragen mochten stellen aan de secretaris-generaal. Achteraf merkten we aan de methodiek weinig verandering aan de administratie. Door op deze manier te werken, zorgt u ervoor dat we de primeur krijgen van onderzoeken en resultaten, zoals met het rapport wegenonderhoud, tijdens de commissiebesprekingen zelf. Ook achteraf, na de open discussie, kunnen ten gronde de prioriteiten worden geformuleerd inzake herstelling en een inhaalbeweging bij het wegenonderhoud. Dat vertaalt zich dan verder in uw beleidsbrief en ook effectief in uw begrotingsresultaten.
Eenzelfde manier van werken is vertaald in een kamerbrede resolutie over De Lijn. Ik vind dat we hierover een interessante gedachtewisseling hebben gehouden. De meerderheid en de oppositie hebben voorafgaand samen een resolutie met aandachtspunten kunnen opstellen. Ik zou het positief vinden indien die aandachtspunten in de nieuwe beheersovereenkomst zouden worden opgenomen. Vorige vrijdag heeft de Vlaamse Regering een ontwerp van beheersovereenkomst met De Lijn voor de periode 2011-2015 goedgekeurd. Nadien zullen we in de commissie kunnen nagaan of effectief met onze resolutie rekening is gehouden.
Op dezelfde manier zouden we, op basis van een resolutie, ook verder van gedachten kunnen wisselen over de binnenvaart of over de coördinatie van maatregelen tegen de hinder bij openbare werken. De gedachtewisselingen die hierover plaatsvinden, geven ons duidelijk de kans op het beleid te wegen.
Nu we het woord Oosterweelbrug uit het politiek woordenboek hebben geschrapt, is de commissie opnieuw meer tot de alledaagsheid der dingen kunnen overgaan. Ik pik hier enkele belangrijke voorbeelden uit.
Afgelopen vrijdag is in Antwerpen terecht de voltooiing van de Scheldeverdieping gevierd. Het is spijtig dat mevrouw De Ridder niet aanwezig is. Ik vraag me namelijk af hoe het nu zit met dat mosselfeestje in verband met de Scheldeverdieping. In alle luwte is over de ontsluiting van Linkeroever en over de tweede sluis een beslissing genomen. Er is hard gewerkt om het dossier over de sluis in Terneuzen op een efficiënte wijze af te ronden. De focus verschuift nu naar de oplossing voor de haven van Zeebrugge. De Flanders Port Area wordt in de praktijk gebracht. De no-nonsenseaanpak bestaat nog in de politiek.
Al jaren wordt voortdurend over de slimme kilometerheffing en over het rekeningrijden gedebatteerd. We kijken uit naar de resultaten van de verdere onderhandelingen met de andere gewesten. Misschien heeft de minister op dit vlak al nieuws. Het is in elk geval duidelijk dat we in de toekomst anders voor onze mobiliteit zullen moeten betalen.
Tot slot wil ik nog aandacht vragen voor een punt dat ik tijdens de bespreking al heb aangekaart. De Antwerpse regio kreunt onder de congestiedruk, in de volksmond de files genoemd. Verschillende alarmerende persberichten bevestigen dit en ondersteunen deze stelling met cijfers. Het is zeer belangrijk aan dynamisch verkeersmanagement en aan verkeerssturing te kunnen doen. Het is goed dat we binnen tien jaar door nieuwe tunnels naar Linkeroever zullen kunnen rijden.
We kunnen echter geen tien jaar met gekruiste armen blijven zitten. Ondanks de vele incentives voor het spoor en het water als transportmodi, voorzien het Planbureau en alle andere experts een toenemende vervoersvraag en een toenemende druk op het wegennet. Ons systeem bevat nog grote fouten. Heel Vlaanderen kent de verkeerswisselaar in Lummen. Dat probleem is met succes opgelost. Hier volgt dan ook de vraag van tien miljoen. Wanneer zullen de elkaar kruisende verkeersstromen op de Antwerpse ring worden opgeheven? Beide internationale verkeersassen, oost-west en noord-zuid, moeten elkaar op gelijke grond kruisen.
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief heeft de minister mijn voorstel in verband met een zwartepuntenprogramma voor de doorstroming een interessante suggestie genoemd. Mogen we, verwijzend naar het begin van mijn betoog, eenzelfde benadering in een open geest verwachten?
Ik wil niet verkeerd worden begrepen. Er wordt altijd gezegd dat werken er enkel toe leiden dat het probleem zich verplaatst. Dat is het standaardargument tegen een extra rijstrook. Daar gaat het echter niet om in Lummen, op de Brusselse ring of met betrekking tot de ring tussen Antwerpen-Oost en Antwerpen-Zuid.
Vanaf 2011, als het mobiliteitsplan 2001-2011 zal zijn geëvalueerd en de contouren van het mobiliteitsplan vorm zullen hebben gekregen, zullen we zeker nog de kans krijgen het hier uitvoerig over te hebben. (Applaus bij CD&V, Open Vld en sp.a)
Ik zie dat mevrouw De Ridder niet aanwezig is.
De heer Roegiers heeft het woord.
Voorzitter, ik wou dezelfde inleiding gebruiken als de heer de Kort, maar ik zal dat maar overslaan. (Gelach)
Elke dag telt De Lijn 49.943 minuten vertraging. Dat antwoordde u op mijn schriftelijke vraag, minister. Het is geen cijfer dat ik uitvind of gegoogeld heb. Dat betekent dat een tram of bus in Vlaanderen gemiddeld vijf minuten vertraging heeft. Uit alle kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken blijkt dat de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer in belangrijke mate wordt bepaald door de reissnelheid, de regelmaat en de stiptheid. Ook uit de meest recente tevredenheidsenquête blijkt dat de reizigers minder tevreden waren over de stiptheid bij De Lijn.
Nochtans, in 2007 bedroeg de vertraging nog 92.249 minuten. Er is dus al een hele weg afgelegd. Maar na de quick wins zijn bijkomende inspanningen nu noodzakelijk. Ik wil van mijn drie minuten gebruikmaken om een lans te breken om van doorstroming een absolute prioriteit te maken in het mobiliteitsbeleid. Het afgelopen jaar wendde De Lijn slechts 62 procent aan van het budget dat bedoeld was voor het verbeteren van de doorstroming. U weet net als ik dat de hoofdoorzaak van dat lage cijfer niet bij De Lijn ligt, of niet alleen bij De Lijn, maar wel bij steden, gemeenten en het AWV. Er zijn nogal wat spelers die het ons en De Lijn niet gemakkelijk maken. In de begroting voor volgend jaar werd 2,5 miljoen euro overgeheveld van doorstroming voor het openbaar vervoer naar dynamisch verkeersmanagement.
Ondanks wat ik juist allemaal heb gezegd, zou u kunnen denken: en nu komt de kritiek. Neen, wij zijn het eigenlijk eens met die overheveling, zij het met een belangrijke voorwaarde, namelijk dat binnen dat dynamisch verkeersmanagement ook prioriteiten worden gelegd. Het openbaar vervoer moet er daar niet één van zijn, maar de eerste.
Er is inderdaad 2,5 miljoen euro overgeheveld van het artikel waar doorstroming op staat, maar ook handhaving. Het is dus absoluut nog niet zeker dat de middelen van doorstroming zullen worden afgenomen, dat kan net zo goed van handhaving zijn. Op dit moment wordt het flitspalenprogramma van de voorbije jaren uitgevoerd. Er loopt een evaluatie. Het lijkt me logisch dat die wordt afgerond voor we een nieuw programma opstarten. Het zou kunnen dat dat geen enkele impact heeft op de middelen die bestemd zijn voor doorstroming.
Ik ben het helemaal met u eens dat er in doorstroming moet worden geïnvesteerd. Maar ik ben het niet helemaal eens met de stelling dat De Lijn geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat programmas niet worden gerealiseerd. Als De Lijn een busbaan wil aanleggen in een stad of gemeente, moet ze zeer goed overleggen en overtuigen. Er is al gebleken dat De Lijn en het AWV in de komende jaren meer zullen moeten investeren om het draagvlak voor al die doorstromingsmaatregelen te creëren. We moeten daar een werkpunt van maken.
Ik ben het daar absoluut mee eens. Het is een groot voordeel dat u de beide bevoegdheden in handen hebt. We kijken uit naar de maatregelen die u neemt en gaat nemen om de communicatie tussen De Lijn, het AWV, steden en gemeenten beter af te stemmen zodat we vooruitgang boeken inzake de doorstroming.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ook u bent solidair met uw collega-ministers en ook u moet besparen. Voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken zijn er bijkomende besparingen van 8.750.000 euro. Dat is toch wel een aanzienlijk bedrag, zeker als men weet dat de uitdagingen op het gebied van mobiliteit en openbare werken zeker niet kleiner worden. Er moet blijvend geïnvesteerd worden in infrastructuur, verkeersveiligheid, vlotte doorstroming van privaat en publiek vervoer en in de modal shift tussen verschillende vervoersmodi.
Ik wou het uitgebreider hebben over een van de posten in uw beleidsdomein, namelijk over de jaarlijkse dotatie aan De Lijn. Ook De Lijn moet besparen, hoewel er gesteld is dat er niet aan de missie van De Lijn mag worden geraakt. Die mag zeker niet in gevaar komen. De jaarlijkse exploitatiedotatie daalt van 821 miljoen tot 794 miljoen euro. In totaal gaat het dus om een besparing van ongeveer 26 miljoen euro waarvan een goede 20 miljoen euro recurrente besparingen zijn. In de Vlaamse Regering werd afgelopen vrijdag de nieuwe beheersovereenkomst goedgekeurd. Die moet nog uitgebreid besproken worden in de commissie, zoals beloofd. Een positief gegeven is alvast dat de stijging van de kostendekkingsgraad uitdrukkelijk wordt ingevuld met een duidelijke en kwantitatieve doelstelling. De Lijn zal hiervoor in 2011 een strategisch plan moeten opstellen waarbij er verschillende scenarios zullen worden uitgewerkt met betrekking tot een kwantitatief groeipad voor deze kostendekkingsgraad. N-VA pleit ervoor deze oefening te maken met oog voor zowel de inkomstenzijde of de teller als de uitgavenkant of de noemer.
We willen graag enkele suggesties doen die naar ons aanvoelen het onderzoeken waard zijn in de komende weken, maanden en jaren. De inkomsten kunnen bijvoorbeeld vergroot worden door meer te focussen op een vraaggericht openbaar vervoer en dus ook het aanbod te verhogen op plaatsen waar de vraag het hoogst ligt. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het woon-werkverkeer en omgekeerd ook om na te gaan of men die kan aanpassen op plaatsen waar de vraag laag is.
De kosten kunnen beheerst worden door bijvoorbeeld een optimalisatie van het busaanbod. Denk maar aan onderbezette busdiensten waarbij er belbussen of taxis kunnen worden ingezet. Ook rationeel brandstofverbruik moet zeker aan bod komen. We denken ook aan een selectieve toepassing van het gratis-beleid. Zo kan bijvoorbeeld gekeken worden om gratis reizigers te beperken tot de daluren om zo het probleem van de overbezetting op een kostenvriendelijke manier aan te pakken. Ik heb enkel maar enkele mogelijkheden geschetst: in de bevoegde commissie zullen we uiteraard verder met plezier meewerken aan constructieve oplossingen om de kostendekkingsgraad grondig te bekijken en voorstellen te formuleren.
We zijn ook tevreden, minister, dat er gefocust wordt op investeringen in infrastructuur. We hebben de afgelopen maanden en jaren veel nadruk gelegd op investeringen in infrastructuur bij wegen en fietspaden, maar u legt ook de klemtoon bij havens en kanaalinfrastructuur. Het is van groot economisch belang dat onze waterwegen, kanalen en zeehavens goed worden onderhouden en ook uitgebreid en aangepast aan nieuwe noden. We zijn tevreden dat dit in uw beleidsbrief een belangrijk accent is.
De structurele onderhoudsachterstand is al uitgebreid aan bod gekomen in de commissie. U blijft de doelstelling houden om die weg te werken tegen 2015. Even belangrijk voor ons is dat er wordt geïnvesteerd in een systeem om de evoluties van levensduur van de wegbedekking te kunnen simuleren om zo meer proactief te kunnen werken bij wegenwerken. Het is essentieel dat men niet nadien moet optreden, maar dat men preventief gaat werken.
De verkeersveiligheid is voor N-VA heel belangrijk. Investeren in infrastructuur is een ding, maar dat wil ook zeggen investeren in veiligheid. We zijn tevreden dat de gevaarlijke kruispunten verder worden aangepakt. Het is belangrijk dat het hele beleid wordt geëvalueerd en zoals u ook al in de commissie zei, moet men misschien niet meer spreken over zwarte punten, maar over zwarte lijnen.
Tot slot wil ik onze conclusie meegeven, minister. De N-VA-fractie vindt dat het gevoerde beleid inzake mobiliteit en openbare werken op het goede spoor zit. We willen dat volmondig steunen. Er worden heel wat initiatieven genomen met duurzame mobiliteit en comodaliteit als leidraad.
Beslissingen worden niet zomaar genomen, maar degelijk overwogen. Er zijn heel wat studies en plannen in opmaak. We weten dat ze nodig zijn om de juiste richting te kunnen inslaan. We willen u daar zeker bij steunen. Ik dank u.
De heer Reekmans heeft het woord.
Het wordt tijd dat na de woorden van drie leden van de meerderheid, er weer wat woorden van de oppositie klinken. Wie de wegen vandaag berijdt, heeft alle reden om het vandaag over Mobiliteit en Openbare Werken te hebben.
Ik heb het nu even niet over De Lijn. Ik neem het op voor de echte zwakke weggebruiker, en dat is vandaag de automobilist die iedere dag de weg op moet en te kampen heeft met wegen die niet echt vlot berijdbaar zijn. Ik denk aan de vele schadeclaims na de vorige winter.
U kunt zeggen dat het gemakkelijk is om als oppositie kritiek uit te oefenen. Ik wil me echter beperken tot cijfers. Onlangs namen we kennis van het recente rapport-Heleven. Deze man verdient een standbeeld. Hij laat ons toe de evolutie van de kwaliteit, en vooral het gebrek aan kwaliteit, van onze wegen op te volgen.
Uit zijn rapporten leid ik af dat Vlaanderen bijna beschaamd moet zijn omdat een van onze meest kostbare patrimonia, ons wegennet, er vaak erbarmelijk bij ligt. Het rapport-Heleven 2002, op basis van metingen van 2001 en 2000, gaf een onvoldoende aan 8,93 percent van de autowegen, aan 17,2 percent van de belangrijke gewestwegen en aan 13,37 percent van de secundaire gewestwegen. Als we het rapport-Heleven van 2009 ernaast leggen, zien we dat 10,6 percent van de snelwegen een onvoldoende krijgen en 9,6 percent van de snelwegen gebrekkig is of in slechte staat verkeert samen goed voor 20,2 percent. 16,9 percent van de gewestwegen is in erbarmelijke staat en 12,7 percent is in slechte staat.
Kortom: in 2009 hebben 20,2 percent van de snelwegen en 29,6 van de gewestwegen niet genoeg aan een botoxbehandeling. Ze zijn toe aan een forse operatieve facelift.
Als we eind oktober 2010 de resultaten van de metingen van maart 2010 ernaast leggen, zien we dat de autosnelwegen voor 11,3 percent een onvoldoende krijgt en 6,8 percent in gebrekkige staat verkeert in totaal dus 18, 2 percent. Voor de gewestwegen is slechts 18,9 percent in normale of uitstekende staat. Voor de andere gewestwegen is er veel werk aan de winkel. Ik moet daar niet veel uitleg bij geven.
Minister, u hebt de ambitie om deze problematiek aan te pakken. Ik geloof ook in uw goede wil. Vandaag hier komen zeggen dat u verantwoordelijk bent voor alle slechte wegen zou getuigen van pure demagogie.
Uw voorgangers hebben projecten gelanceerd waarvoor we vandaag nog altijd de factuur betalen. Nu kom ik terug op de allereerste vraag die ik in dit parlement heb gesteld. De vraag ging toen over zwarte verkeerspunten.
Dit project is door een van uw voorgangers in 2003 opgestart met een budget van 400 miljoen euro. Rond verkiezingstijd ging de heer Stevaert Vlaanderen verkeersveilig maken. Hij ging op 5 jaar tijd 800 zwarte verkeerspunten wegwerken. Dat wil zeggen dat in 2008 alle verkeerspunten zouden zijn weggewerkt en het budget op moest zijn.
Vandaag stellen we vast dat in 2010 slechts tweederde van de zwarte verkeerspunten zijn weggewerkt. Tegen het einde van de legislatuur zullen alle verkeerspunten verkeersveilig zijn gemaakt. We zullen uitkomen op meer dan 1 miljard euro. Het project is niet alleen in de opleveringstermijn meer dan verdubbeld, budgettair is het project bijna verdriedubbeld. Vlaanderen moet daar vandaag nog altijd voor betalen, terwijl dat geld hoognodig is om onze wegen te fatsoeneren.
Ik heb het niet alleen over het feit dat we die herstellingswerken moeten uitvoeren maar ook over de procedures. Hier zitten twee ministers. Het is de regering die de macht heeft om de reglementitis aan te pakken en eindelijk die procedures te verkorten. Dan pas kunnen we in Vlaanderen gaan bewegen. Ik zie minister Muyters knikken. Ik wou dat ik in de praktijk evenveel enthousiasme zag.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Reekmans, u had het over de heer Heleven, die een standbeeld verdient. Intussen is dat de heer Van Troyen geworden, want de heer Heleven is met pensioen.
Het rapport-Heleven is niet zomaar een rapport. We hebben daar in de commissie een uitvoerige gedachtewisseling over gehad. Mijn administratie gebruikt dat rapport sinds twee jaar als investeringsdocument. We weten hoe de toestand was van de snelwegen in 2000 na de winterprik. We gebruiken dat document om te investeren waar dat nodig is. Dat is wat in het verleden te weinig gebeurd is. Het is dan ook de bedoeling van mijn administratie om dat te monitoren om de snelwegen tegen 2015 en de gewestwegen tegen 2020 in goede conditie te krijgen. Er zijn te veel werken om alles tegen 2015 af te krijgen. Bovendien zouden we ons op die manier allemaal vast rijden. Dit is dus wel degelijk een beleidsdocument dat wordt gebruikt om de investeringen op af te stemmen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik wil de draad opnemen waar ik die vorig jaar heb losgelaten, meer bepaald wanneer het gaat over de realisatie van grote maatschappelijke en infrastructuurprojecten. We hebben sindsdien de commissie Speed gekend in dit parlement, onder leiding van de heer Sauwens. Parallel was er de commissie-Berx. Vanuit de oppositie hebben we daar heel constructief en loyaal aan meegewerkt. Als we dat hadden gewild, hadden we nochtans elfendertig motieven gehad om dat niet te doen, om ons niet achter de resolutie te scharen. We hebben ons politiek heel volwassen en verantwoordelijk gedragen omdat we vinden dat grote projecten een kans moeten krijgen en dat we daar samen verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Ik ben er trouwens van overtuigd dat de mensen willen dat er een dynamiek is in onze samenleving. Een minderheid die tegen alles is, zal er altijd zijn. Die krijgen dan ook een aandacht in de pers die omgekeerd evenredig is. De meerderheid van de mensen willen wel dat dingen nog altijd kunnen gebeuren.
Laat het duidelijk zijn, het parlement wikt, maar de regering beschikt. Wij kunnen hier inderdaad een koers uitzetten, een richting aangeven, een aantal wetgevende initiatieven nemen. Maar ik weet uit ervaring dat het uiteindelijk de regering, het uitvoerende orgaan is dat beschikt over de echte hefbomen, de echte instrumenten om zaken in beweging te brengen, om dingen te realiseren. We hebben het gejeremieer gehad. We hebben dan de analyses gekregen, het geanalyseerd. Minister, nu is het tijd om te ageren, om acties te ondernemen.
Minister, in dat verband zou ik u heel kort willen spreken over twee Limburgse dossiers, maar die eigenlijk van algemeen Vlaams belang zijn. Ik heb het dan over de maatschappelijke context, over de noord-zuidverbinding enerzijds en de realisatie van het Spartacusproject, de sneltramverbinding tussen Hasselt en Maastricht, anderzijds. Minister, we zijn veertig jaar bezig over de noord-zuidverbinding. Uw voorganger als minister van Openbare Werken was de heer Kris Peeters. Ooit, in een onverdacht moment, heeft hij gezegd dat hij in 2007 de schop in de grond in Limburg zou steken en de werken van start laten gaan. Nadien zijn we nog samen naar Limburg getrokken naar de ambtswoning van de toenmalige gouverneur, de heer Stevaert, om de beslissing van de Vlaamse Regering over de omleidingsweg te communiceren en vast te stellen dat er een breed politiek draagvlak was, en dat er zeker bij het economische middenveld in Hasselt een absoluut draagvlak was voor die beslissing.
Ondertussen, minister, is er nog altijd niets gebeurd en koopt men tijd. U zit hier nu toevallig samen: aan de ene kant minister Crevits, belast met Infrastructuur, en aan de andere kant minister Muyters, belast met Ruimtelijke Ordening. Het is nu tijd om knopen door te hakken en beslissingen te nemen, ministers.
Hetzelfde geldt wanneer het gaat over de tramverbinding Hasselt-Maastricht. Dat is niet alleen een Vlaams dossier en niet alleen een mobiliteitsdossier, maar de betrokken steden en gemeenten op dat traject zijn daar ook mee bezig. Zij maken ook hun gemeentelijke en stedelijke plannen. Dat heeft te maken met economie, met middenstand, met parkeerbeleid. Die zitten voorlopig met de handen in het haar, want het is absoluut niet duidelijk wat Vlaanderen nu gaat doen. Ook daar moet de Vlaamse Regering knopen durven doorhakken en beslissingen durven nemen en wat u als meerderheid hebt afgesproken in uw regeerakkoord in de praktijk brengen.
Ik wil het als afrondend punt nog hebben over de cultuur bij onze ambtenaren. Wij hebben vandaag heel veel zeer goede ambtenaren, vooral vanuit de mentaliteit van het partneriaat: hoe ga je om met de gemeentebesturen, de stadsbesturen, de zogenaamde ondergeschikte besturen? Er zijn er echter nog te veel die een beetje de mentaliteit hebben van de vroegere gendarmes: Ik ben de baas, ik ben de hogere overheid. Ik zeg neen, en dan zul je pas weten naar wie je moet luisteren.
Het gaat maar goed met Vlaanderen als het goed gaat met de steden en gemeenten. Daar leven de mensen en daar moeten projecten worden gerealiseerd. Daar moet Vlaanderen die lokale besturen met man en macht helpen om die projecten ook te concretiseren. Dat heeft te maken met een andere mentaliteit, een andere ambtenarencultuur. En laat dat nu een punt zijn in de evaluatie van de ambtenaren, hoe zij omgaan met de lokale besturen, niet om over zich heen te laten walsen, maar door constructief op voet van gelijkheid met elkaar te overleggen en beslissingen te nemen.
Ministers, dit is geen klassieke oppositietaal. Dit is een constructieve boodschap. Ik hoop dat de regering deze kans grijpt om die constructieve boodschap om te zetten in concrete regeringsacties. (Applaus)
Mijnheer Keulen, de wens om grote infrastructuurprojecten op een slimmere, betere en meer efficiënte manier georganiseerd te krijgen, is een wens die de Vlaamse Regering absoluut hoog in het vaandel draagt. We hebben onze visienota, onze drietrapsraket die op het terrein op zeer grote instemming kan rekenen, maar die moet nu worden omgezet in regelgeving, en dat is natuurlijk een zaak die zorgvuldig moet gebeuren. Je moet bekijken of je de sectorale wetgeving gaat veranderen, of dat in een apart decreet gaat doen. Dat traject loopt nu. Het is misschien niet klassiek dat de zorg van de oppositie dezelfde is als die van de meerderheid, maar die zorg is zeker iets waar zeer hard aan wordt gewerkt.
U haalde twee dossiers aan als voorbeeld. Wat de noord-zuidverbinding betreft, is vorige week op de ministerraad van de Vlaamse Regering een bestek goedgekeurd om te bekijken welke aannemer of aannemerscombinatie zon dossier kan uitvoeren. Minister Muyters is ook hard aan het werken aan het GRUP dat daarvoor nodig is. Ook hier geldt dat zorgvuldigheid iets belangrijker is dan haast. Er zijn ook wat bezwaarschriften, zoals ook in andere dossiers. Die moeten zorgvuldig beantwoord kunnen worden, anders riskeer je om op een later moment in de procedure voor verrassingen te komen te staan.
U sprak ook over de tramverbinding Spartacus. Dat gaat inderdaad over een verbinding tussen Hasselt en Maastricht. Dat betekent dat we ook op Nederlands grondgebied investeringen moeten doen. Er waren nog een aantal knopen door te hakken. We moesten bekijken of we die beddingen van Infrabel konden gebruiken, er moesten goede afspraken worden gemaakt met gemeenten. Ik verneem dat pas vorige maand de laatste obstakels opgelost zijn geraakt. Je kunt een dossier ook niet lanceren als die obstakels niet opgelost zijn.
Daarenboven zie ik begin januari de nieuwe Nederlandse minister van Infrastructuur. Ik vind het niet onbelangrijk dat er ook met Nederland spijkerharde afspraken worden gemaakt over waar het traject loopt, wie het zal betalen enzovoort. Ik hoop dat ook daar met zeer veel zorg stappen vooruit kunnen worden gezet.
Maar het is dus niet zo dat er in die dossiers niets gebeurt. We proberen met heel veel zorg om in die grote infrastructuurdossiers en er zijn er nog veel meer dan de twee die u opsomt stappen vooruit te zetten.
De heer DHulster heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, als dit een muziekfestival was, dan was ik top of the bill. Ik weet niet hoe ik mij nu als laatste spreker moet voelen. Ik zou van mijn eerste seconde gebruik willen maken om de collegas die tot het laatste zijn gebleven te bedanken, in het bijzonder mijnheer de Kort omdat die mij nog een lift naar huis zal geven.
Drie minuten is heel weinig om iets te zeggen over een interessant beleidsdomein als Mobiliteit en Openbare Werken. Daarom zou ik al mijn seconden willen spenderen om aandacht te vragen voor verkeersveiligheid.
Minister, als Vlaanderen echt de ambitie heeft om een topregio in Europa te zijn, dan zijn we het aan onszelf verplicht om ook een topregio te worden op het vlak van verkeersveiligheid. De positie die we nu bekleden, valt een beetje te vergelijken met de positie van onze Rode Duivels in de voetbalwereld. Ik zal het woord tweedeklassers niet gebruiken. Op dit moment zijn we helaas een modale middenmoot in Europa, zeker in vergelijking met onze naaste buren de Nederlanders, de Scandinaven, de Britten doen we het eigenlijk niet zo goed. Vlaanderen staat niet waar het hoort te staan op het vlak van verkeersveiligheid.
De afgelopen jaren zijn er in tal van beleidsplannen Mobiliteitsplan Vlaanderen, Vlaanderen in Actie, het verkeersveiligheidsplan Vlaanderen zeer scherpe doelstellingen geformuleerd om de menselijke tol op onze wegen terug te dringen. Het afgelopen decennium en de afgelopen jaren werden er ook op heel wat beleidsniveaus tal van maatregelen genomen en niet zonder succes. Ze hebben zeker geleid tot een duidelijk dalende evolutie in het aantal ernstige verkeersongevallen. Jammer genoeg tonen de recente ongevallencijfers aan dat de daling aan het stokken is en zelfs dreigt te stagneren. De harde realiteit is dan ook dat we aan het huidige tempo al die scherpe maar levensbelangrijke doelstellingen die we onszelf hebben opgelegd, niet zullen halen. Dat is een zorgwekkende vaststelling.
Minister, in uw beleidsbrief en in de begroting staan heel wat maatregelen en acties waarvan ik overtuigd ben dat ze de verkeersveiligheid op de Vlaamse wegen ten goede zullen komen. Er worden onder andere stappen gezet in de richting van een permanente verkeerseducatie, zoals het project Slimme Mobiele Scholen, de Mobibus. Er is de intentie om eindelijk een Vlaamse ongevallenanalyse uit te bouwen, iets waar de mensen op het terrein al lang nood aan hebben. Er zijn ook een aantal belangrijke maatregelen met betrekking tot handhaving en infrastructuur.
Maar, minister, als we echt de doelstellingen willen halen, dan moeten we nog een tandje bijsteken. Het is ook een van de duidelijke conclusies van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA). De tijd van de quick wins is voorbij. We moeten onderzoeken hoe we verder duurzame winst kunnen realiseren. Onzes inziens kan dat enkel via een gestructureerde aanpak en via extra inspanningen.
Minister, er zijn tijden om realistisch te zijn en er zijn tijden om voluntaristisch te zijn. In het geval van de Rode Duivels moeten we realistisch zijn want vanuit dit forum hebben we er niet echt veel invloed op. In het geval van verkeersveiligheid hoop ik dat we voluntaristisch kunnen zijn want besparen op het budget is belangrijk, maar besparen op verkeersslachtoffers ook.
De heer van Rouveroij heeft het woord.
Ik moet de heer van Rouveroij verontschuldigen want hij moest naar de gemeenteraad in Gent.
Minister Crevits heeft het woord.
Misschien ben ik wel de apotheose van deze sessie.
Ik heb twee bedenkingen. Verkeersveiligheid is uiteraard belangrijk, maar ik wil er u toch op wijzen dat mijn voorgangster een eminent lid was van uw partij. Ze heeft ook vijf jaar aan den lijve moeten vaststellen hoe moeilijk het is om doelstellingen, die je makkelijk kunt stellen, te halen.
Ik denk dat iedereen in Vlaanderen, vriend en vijand van flitspalen, weet dat veel meer investeren dan wat we nu doen in het handhavingsbeleid vrij moeilijk lijkt. Daar wordt heel hard aan gewerkt.
Wat de infrastructuur betreft, zijn mijn prioriteiten duidelijk. De manier waarop we de infrastructuur veilig moeten maken, ligt vast. Er wordt ook over gerapporteerd. De grote pijler waar het beleid op dit ogenblik onvoldoende greep op heeft, is de sensibilisering en de educatie. Ik val omver als ik in studies lees dat meer dan de helft van ons verkeersgedrag wordt beïnvloed door onze sociale omgeving, door onze vrienden en ouders. We moeten daar proberen op in te spelen. Als je daarnaast de statistieken zet dat een of tweederde van de ongevallen te wijten is aan drank of snelheid, dan weet je het wel. We moeten proberen in te grijpen. We moeten het sexy maken dat je je aan de regels houdt, en dat je niet drinkt als je met de wagen rijdt of als je je beweegt in het verkeer. Dat is een gezamenlijke opdracht van de politiek, maar ook van al wie in Vlaanderen leeft.
Op het gevaar af dat ik als een predikant overkom, wil ik zeggen dat het goed is om nu te stoppen. Maar ik wilde dit even duidelijk maken.
Mijnheer DHulster, ik geloof en ben er zelfs van overtuigd dat uw intenties oprecht zijn. Deze namiddag heb ik de perscommuniqués van uw partijgenoot Steve Stevaert eens nagelezen. In 2003 ging hij met 400 miljoen euro in vijf jaar tijd Vlaanderen verkeersveilig maken. Dit zijn de letterlijke woorden van Steve Stevaert, die toen minister van Openbare werken was: Met sp.a zal Vlaanderen binnen vijf jaar verkeersveilig zijn.
We zijn ondertussen drie jaar verder, er is nog twee jaar te gaan. Ik geloof dat u die intenties hebt, maar vraag me af wat vandaag het sp.a-plan is om die verkeersveiligheid te brengen. Het vorig plan is een beetje mislukt en duur uitgevallen.
Ik ben de partij binnengekomen als kleine Steve, nu de grote Steve weg is. Er is al een enorme winst geboekt. Toen de toenmalige grote Steve zijn plannen uit de doeken deed, zaten we eind jaren 90 op Belgisch niveau op 1500 slachtoffers. Nu zitten we aan 1000 slachtoffers op het Belgische niveau, en tegen de 500 op het Vlaamse niveau. U kunt niet zeggen dat er geen dalende trend is geweest.
We stellen nu gaandeweg vast dat de grote winst ondertussen is behaald, vooral in zaken als de gordeldracht en de introductie van de flitspalen. Die hebben op korte termijn veel winst opgeleverd. Maar nu zitten we in een fase dat we heel veel inspanningen moeten doen om nog meer winst te boeken. Dat neemt niet weg dat we die inspanningen wel moeten doen.
In het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen, dat ondertussen al wat is gedateerd, zijn er enkele aangrijpingspunten om een gestructureerd verkeersveiligheidsbeleid uit te bouwen, zowel voor uw zwakke weggebruikers, mijnheer Reekmans, als voor die van mij. Dat is het belangrijkste. Maar om meer winst te boeken, zullen we veel harder moeten werken dan in de eerste jaren. De eerste tien jaar is er een enorme winst geboekt.