Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011.
We bespreken nu het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, als startspreker bij het thema Economie wil ik toch graag eerst de minister-president feliciteren met de geleverde inspanningen in de beleidsbrief. Als we de omgevingsanalyse bekijken, zien we dat de groei traag, maar gestaag aantrekt. Ons bbp ligt 27 procent hoger dan het EU-gemiddelde en onze export doet het goed. Het is duidelijk dat de maatregelen die de regering genomen heeft, vruchten afwerpen. Ook de werkloosheid, die door de crisis is gestegen, begint opnieuw te verminderen. Deze regering heeft de verdienste dat ze in haar beleidsbrief verder heeft gekeken dan de huidige crisis en dat ze keuzes maakt voor de toekomst. Kijken naar de toekomst betekent ook dat ze het ondernemerschap sterker wil maken en wil uitbreiden.
Erg belangrijk om het ondernemerschap te promoten, zal de samenwerking met het onderwijs zijn. De ondernemersplanwedstrijden kunnen we hierbij een positief initiatief noemen, want het is voor studenten erg belangrijk om met het ondernemen in contact te komen. Ook kijken we uit naar de impact van de nieuwe brugprojecten economie-onderwijs, die de kloof tussen bedrijfsleven en de educatieve omgeving willen verkleinen.
Een ander punt is de wil van de Vlaamse overheid om bedrijven te stimuleren om groener te ondernemen. Dit is een geleidelijk proces en vergt veel investeringen.
Dit brengt ons bij het ander punt: de groeiende ondernemingen. Wanneer we groeibedrijven in Vlaanderen willen aantrekken en alle kansen willen geven, dan moeten we in het kader voorzien en de nodige stimuli vlot beschikbaar maken.
Als laatste aandachtspunt heeft de minister-president het in zijn beleidsbrief over de efficiënte en effectieve overheid. Het is van ongelooflijk belang dat ondernemers op een vlotte manier toegang hebben tot de overheid en dat er werk wordt gemaakt van de administratieve vereenvoudiging.
Beste collegas, ik wil het graag nog hebben over drie punten die mij na aan het hart liggen: aandacht voor ondernemers in moeilijkheden, vrouwelijk ondernemerschap en innovatie in de winkelstraat.
Mijn aandacht gaat sterk uit naar ondernemers in moeilijkheden. Het gaat niet alleen over ingrijpen wanneer het moeilijk gaat, er is ook aandacht nodig voor preventief bedrijfsbeleid. Ik ben dan ook tevreden dat de regering zal zorgen voor een grotere bekendheid van de mogelijkheden inzake preventief bedrijfsbeleid. De Vlaamse Regering is gelukkig ook niet blind voor het slechtst mogelijke scenario. Nog altijd gaan heel veel bedrijven failliet. Daarom ook verdienen de initiatieven Tussenstap en Zenitor alle aandacht en steun. Tussenstap is belangrijk omdat er niet alleen aandacht wordt besteed aan de zakelijke kant van het verhaal, maar dat mensen ook op persoonlijk vlak worden begeleid: psychosociale begeleiding van de ondernemende mens als wezen, een wezen dat niet alleen denkt, maar ook voelt.
Mijn tweede punt is het vrouwelijke ondernemerschap. Het is belangrijk dat voldoende vrouwen durven te kiezen voor een job als zelfstandig ondernemer. Het maakt me gelukkig dat de Vlaamse Regering hieromtrent verschillende initiatieven zal nemen tijdens het komende werkjaar.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over innovatie. De Vlaamse overheid investeert sterk in innovatie. Een grote uitdaging blijft echter ongetwijfeld het stimuleren van de innovatie in de kleinhandel.
Collegas, eind november telden we 4 procent minder werklozen dan vorig jaar. Het einde van de crisis is dus hopelijk in zicht. Tegen deze achtergrond willen we mensen stimuleren om te ondernemen. We willen ze laten kiezen om risicos te nemen voor hun welvaart, maar ook voor de onze. Zij mogen, terecht, van de overheid verwachten dat zij geïnformeerd en ten volle ondersteund zullen worden, want voldoende ondernemers zorgen voor een bloeiende economie en dat is de beste garantie op een zekere tewerkstelling. (Applaus bij CD&V)
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, bij het bespreken van het beleid en de begroting is het goed eerst eens de kritieken van het Rekenhof ter hand te nemen. Het Rekenhof stelt dat er te weinig budgettaire ruimte is om alle verbintenissen uit de beleidsbrieven waar te maken. Dat staat in schril contrast met de uitspraken die de minister-president reeds heeft gedaan in het verleden. Hij stelde in december van vorig jaar dat hij ervan overtuigd was dat de Vlaamse Regering tezelfdertijd de crisis kon bestrijden en een goede, coherente begroting kon uitwerken. Op dat laatste vlak wordt hij dus alvast door het Rekenhof tegengesproken.
De beleidsbrief Economie verwijst dikwijls naar initiatieven in het kader van ViA. Zoals ik vorig jaar al zei, bij de bespreking van de beleidsnota Economie, ben ik van oordeel dat ViA in de praktijk reeds pure fictie is geworden. De Vlaamse Regering heeft geen coherente visie en beschikt niet over de nodige middelen om alle beloftes van ViA na te komen. Ik ben alvast blij daarin een jaar later deels te worden bijgetreden door niemand minder dan de heer Van Rompuy. Hij is hier vaak al geciteerd ter zake. Als iemand de waarheid zegt, moeten we dat zo veel mogelijk blijven verspreiden, nietwaar, geachte leden? Op 21 november stelde de heer Van Rompuy op zijn blog dat de meerderheid meer dan één uitschuiver heeft gemaakt. Hij wijst erop dat de Vlaamse Regering geen duidelijk project meer heeft en niet over de middelen beschikt om een aantal beloftes na te komen. Ik wou vooral zijn uitspraken over ViA belichten. Hij wijst erop dat ViA zichtbaarheid mist, te versnipperd over tientallen projecten werkt en bovendien ook niet erg mobiliserend is. Ik geef toe dat ik het zelf niet beter had kunnen stellen.
Het is inderdaad belangrijk om op dit moment maatregelen te nemen om onze bedrijven door de crisis te helpen. Dat is een van de belangrijkste beleidsintenties van deze regering. Heel wat bedrijfsleiders twijfelen aan de effectiviteit van de Vlaamse stimuleringsmaatregelen. Uiteindelijk is dat logisch: we hebben immers dringend nood aan een ingrijpende verdere staatshervorming. Vlaanderen heeft veel te weinig hefbomen in handen om zelf een efficiënt en coherent beleid te kunnen voeren. De federale anticrisismaatregelen begeven zich bovendien op het terrein van de gewestelijke bevoegdheden. Dat heb ik in het verleden ook al gezegd. Het Actieplan Ondernemerschap dient om de ondernemerscultuur in Vlaanderen te versterken. Dat is zeker nodig. De realiteit is echter dat het ondernemerschap in Vlaanderen veeleer achteruitgaat. Ook de synergie tussen ondernemerschap en onderwijs blijft jammer genoeg een knelpunt. Deze problematiek sleept al lang aan, maar wordt mijns inziens onvoldoende gecounterd door de Vlaamse Regering.
De Staten-Generaal van de Industrie werd georganiseerd om de versnelde transformatie van de Vlaamse industrie te bewerkstelligen. De vooruitzichten voor de industrie in Vlaanderen zijn volgens sommige vooraanstaande analisten verre van rooskleurig. Sommige sectoren worden echt ongerust. Ik verwijs daarbij naar de vraag die ik vorige week heb gesteld aan de minister-president over de problemen in de chemiesector. Het was duidelijk dat er niet alleen in de chemiesector, maar ook op andere vlakken grote problemen rijzen.
Over de achteruitgang van de budgetten voor O&O werd al heel veel gezegd. Toch wil ik daar kort op terugkomen. Hoewel de oorspronkelijke Lissabondoelstellingen gericht waren op 2010, zal de Vlaamse Regering een belangrijke bijkomende inspanning moeten doen om de vooropgestelde doelstellingen tegen de nieuwe streefdatum, namelijk 2014, toch te halen. Het belang van het economisch overheidsinstrumentarium is groot, omdat Vlaanderen niet over het volle potentieel van zijn economische mogelijkheden beschikt.
Het is zeker niet de eerste keer dat u hoort dat het Vlaams Belang een voorstander is van een maximale regionalisering van de economische bevoegdheden. Alleen zo kan het Vlaamse economiebeleid perfect worden afgestemd op de Vlaamse behoeften en op maat zijn van de Vlaamse bedrijven en hun werknemers.
Er moet bovendien een gezonde mix bestaan tussen subsidies en lastenverlagingen. De Vlaamse Regering kan zelf vrijwel geen lastenverlaging initiëren, zodat ze wordt gedwongen met subsidies en garantiestellingen te werken. Minister, in die zin hebt u dan ook gelijk als u stelt dat nog steeds blijkt dat de participatiemaatschappijen van de overheid een rol moeten spelen om te vermijden dat de investeringsmotor stilvalt. We moeten immers elke mogelijkheid aangrijpen om Vlaanderen eigen extra economische impulsen te kunnen geven.
De beleidsbrief Economisch Overheidsinstrumentarium beklemtoont dat men ook onverminderd zal blijven inzetten op en investeren in innovatieve initiatieven. Dat klinkt een beetje wrang voor wie de afgelopen jaren de noodkreten vanuit de innovatieve sector kon horen.
We blijken eerder terrein te verliezen ten opzichte van onze buurlanden, dan terrein te winnen.
De klemtoon dient dus eerder te liggen op extra inzet inzake innovatie in plaats van op blijvende inzet. Positief is alvast dat men in verhoogde mate aandacht wil geven aan het versneld naar de markt brengen van resultaten uit onderzoek en ontwikkeling, zowel bij bedrijven als bij kenniscentra.
Bij de bespreking van de beleidsnota Economisch Overheidsinstrumentarium vorig jaar heb ik gewezen op het feit dat de Vlaamse Energiemaatschappij blijkbaar iets participatiefs ging worden. We blijken echter niet veel verder te staan dan vorig jaar. Het Vlaams Energiebedrijf lijkt vooral een lobbymachine en belangenverdediger te worden van de groenestroomproducenten in Vlaanderen. Van een Vlaams Energiebedrijf dat in concurrentie kan treden met Electrabel en dat de Vlamingen een lagere energiefactuur bezorgt, is tot nader order nog niet veel in huis gekomen.
Wat me ook stoort, is het feit dat men in de beleidsbrieven Economie en Economisch Overheidsinstrumentarium nog steeds veel moet onderzoeken. Ik heb dat ook bij de bespreking van de beide beleidsbrieven gezegd. Men moet altijd onderzoeken, met gaat nagaan of. Daar blijft het dan jammer genoeg meestal bij.
Wat de pps-initiatieven betreft, nodigt minister Lieten haar collegas-ministers uit om van de bestaande expertise ter zake gebruik te maken wanneer ze nieuwe pps-initiatieven overwegen. Ik wil verwijzen naar mijn kritiek van vorig jaar waarin ik naar minister-president Peeters verwees, die stelde dat elke minister blijkbaar per se zijn eigen pps-project moet hebben. In De Tijd bekende hij vorig jaar schuld: elke minister moest in de voorbije regeerperiode zijn eigen pps-project hebben, zo niet voelde hij zich onwennig.
Minister, deze regering mag dezelfde fouten niet maken. U bent uitstekend geplaatst om daar een oog op te houden. Maar laat dit nu net niet de aanpak zijn die uit de beleidsbrieven blijkt.
Voorzitter, ik besluit met de stelling die ik hier al vaak naar voren heb gebracht. Het Vlaams Belang blijft in afwachting van de Vlaamse onafhankelijkheid voorstander van een maximaal doorgedreven regionalisering van de economische bevoegdheden, zodat Vlaanderen zelf zijn eigen welvaart kan aansturen met een beleid dat op maat van de Vlaamse bedrijven en hun werknemers is geschreven. (Applaus bij Vlaams Belang)
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de huidige Vlaamse Regering heeft de mond vol van het belang van wetenschap en innovatie. In de praktijk voert ze sinds haar aantreden een beleid van bezuinigingen. De voorbije twee jaar heeft de Vlaamse Regering ongeveer 68 miljoen euro bespaard op wetenschap en innovatie. Deze besparing staat haaks op het regeerakkoord en op ViA, en gaat ook regelrecht in tegen de EU 2020-norm van 1 procent overheidsinvesteringen in wetenschap en innovatie, die de Vlaamse Regering nochtans zelf onderschreven heeft. Het blijft te veel bij mooie, loze woorden.
Vijftien jaar volgehouden investeringen in wetenschap en innovatie hebben onze regio van de staart van Europa in de middenmoot gebracht. Als de huidige besparingen gerealiseerd en voortgezet worden, zal het niet lang duren vooraleer Vlaanderen opnieuw achteraan in de Europese rangorde bengelt. Dit zijn niet mijn woorden. Dit is het begin van de platformtekst van een groep onderzoekers die publiekelijk hun woede hebben geuit. Zij beginnen met de woorden: Wij, onderzoekers in Vlaanderen, zijn verontrust. Wij, onderzoekers in Vlaanderen, zijn boos.
Minister, het zal u niet onbekend wezen: ik denk dat zij gelijk hebben. Het duurt altijd een tijdje vooraleer de gevolgen van regeringsbeleid doordringen tot in het werkveld, maar blijkbaar begint dit nu te komen. Ik heb het al in de commissie gezegd: wij zijn wat betreft de overheidsinvesteringen in onderzoek in nauwelijks twee jaar tijd teruggevallen tot op het niveau van 2003. Dat heeft een aantal gevolgen, die men nu op het veld voelt. Met dat beleid doet de Vlaamse Regering het omgekeerde van wat andere Europese landen doen die misschien vooruitziender zijn.
Mevrouw Moerman, we hebben daar al verschillende keren met elkaar over van gedachten gewisseld en geprobeerd om een beetje hygiëne in het debat te brengen. Ik zal dat opnieuw proberen te doen.
U verwijst naar de belangrijke doelstelling die in het regeerakkoord staat om de 1 procent te halen. Daarover heb ik in de commissie duidelijk, op een transparante manier aangegeven welke grote uitdaging dat is. We hebben ook informatie en cijfers uitgewisseld over hoe we dat zouden kunnen doen. Willen we de 1 procent halen tegen 2014, wat is er dan nodig aan budgettaire opstappen? Willen we die halen in 2020? We hebben ook het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI).
Die uitdaging is zeer groot. Ik betreur, en andere mensen met mij, dat we nu twee magere jaren hebben waarbij we besparingen collegiaal hebben gedragen in alle beleidsdomeinen. We hebben er nog al over gesproken of dat nu een slimme beslissing is geweest of niet, maar het is nu zo en we proberen dat op een collegiale manier te doen. Dat neemt niet weg dat de ambitie van 1 procent ook een ambitie is van deze regering, zoals het ook de ambitie was van de vorige regering.
U zegt terecht dat pas na enkele jaren de gevolgen van het beleid duidelijk worden. Ik wil daarop ingaan want ik herinner me dat de ambitie van 1 procent ook de ambitie was van de vorige regering. De OESO heeft berekend dat we in 2003 aan 0,52 procent zaten, in 2005 aan 0,56 procent en in 2007 terug aan 0,53 procent. Mevrouw Moerman, ik wil heel bescheiden zijn en zeggen dat we inderdaad nog heel veel werk hebben, maar ik stel voor dat u ook wat bescheiden bent.
Minister, mocht u gewacht hebben tot het einde van mijn betoog om tussen te komen, dan zou u die bescheidenheid zeker hebben waargenomen. Ik zal ze nu in de mate van het mogelijke invullen. Ik wil u het leven niet lastiger maken dan het al is. Ik heb in het verleden vaak in de commissie gezegd toen men mij ondervroeg: streven naar de 1 procentnorm is schieten op een bewegend doel. Als je tijden hebt van grote economische groei en het brp wordt groter, dan moet je er natuurlijk meer geld in stoppen om een hoger percentage te hebben. Makkelijk is dat niet. Maar wat men in vijftien jaar niet heeft gedaan, is nominaal de kredieten verminderd. Dat gebeurt nu wel.
We kunnen er nog lang over doorgaan en, de tijd in het oog houdende, ga ik de details opzij laten liggen. Minister, ik wil u een voorstel doen. Ik heb het al gedaan in de commissie en in de krant, maar dat is niet de plaats om een politieke dialoog te voeren met de regering. Wat we moeten doen is het volgende. U zegt: ik wil de 1 procent. Dat is een abstract doel. Nog niet volledig duidelijk is wanneer u die 1 procent wilt halen. Wilt u die in 2014? We weten dat dat niet meer kan. U zou dan vanaf volgend jaar, dus binnen veertien dagen, elk jaar een opstap van 300 miljoen euro moeten doen. Dat kan niet. Wel haalbaar, maar het zal ook nipt zijn, is om tegen 2020 de 1 procent te halen, wat Europa trouwens van ons vraagt. De Vlaamse Regering was ambitieuzer. Ze zei in haar regeerakkoord en in ViA: we doen het tegen 2014.
Mijn vraag en aanbod zijn de volgende. Stop met te zeggen dat het 2014 moet zijn. We weten allemaal dat dat niet kan. Het veld weet dat ook. Laat ons dat niet meer herhalen. Laat ons vervolgens eens kijken wat we moeten doen om het te halen tegen 2020. Dat is nog drie legislaturen en twee verkiezingen. Laat ons doen wat minister Smet heeft gedaan voor het hoger onderwijs. Daar was er ook een belang want voor sommige decreten is er een tweederdemeerderheid nodig. Hier is dat niet het geval. Laat ons eens kijken, over de spelletjes tussen regering en oppositie heen en over partijpolitieke grenzen heen, of we niet met zijn allen een akkoord kunnen sluiten over hoe we deze doelstelling zullen bereiken. Dat is nog moeilijk genoeg. U hebt zelf de slides getoond in de commissie: gemiddeld 172 miljoen euro opstap per jaar vanaf 2012. Dat is nog heel veel.
Laat ons dat samen doen. In dat geval zullen we er misschien, net als voor de hervormingen van het hoger onderwijs, in slagen om van onderzoek en ontwikkeling over de verkiezingen en de regeringsvormingen heen een prioriteit te maken. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat we onze doelstelling in 2020 halen en kunnen we een perspectief bieden aan de onderzoekers, die zich nu kwaad maken, en aan de economie, die hiermee gebaat zou zijn. Geen onderzoek betekent geen innovatie. Geen innovatie betekent een economie die niet meer vooruitgaat. (Applaus bij Open Vld en bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, ook met betrekking tot het beleidsdomein Economie worden de nodige besparingen voorgesteld. Deze besparingen worden over de verschillende programmas verdeeld. Een belangrijke vaststelling is dat het krediet voor de kmo-portefeuille wordt bevroren op een constant bedrag van 33 miljoen euro. Het budget voor de strategische opleidings- en investeringssteun daalt in beperkte mate.
In de motie van aanbeveling van de meerderheid over de beleidsbrief Economie vragen we de minister-president dit jaar werk te maken van de in het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) beloofde evaluatie van de bestaande Vlaamse ondersteuningsinstrumenten. Hoe efficiënt worden de middelen ingezet? In welke mate slagen we erin met behulp van deze middelen het ondernemerschap in Vlaanderen te versterken, economische groei te realiseren, werkgelegenheid te bestendigen en innovatie te bevorderen? Het kader voor de strategische opleidings- en investeringssteun is hier recent voor aangepast.
Een tweede aandachtspunt betreft de bestrijding van de armoede op het domein van de economie. Mevrouw Fournier heeft het hier ook al over gehad. Dit is voor mij een belangrijk punt. Deze maand hebben we berichten over armoede bij zelfstandige ondernemers gehoord. Armoede bij ondernemers is een ernstig en aanhoudend probleem. De economische crisis heeft dit er niet eenvoudiger op gemaakt.
Ik ben tevreden dat ik de armoedebestrijding als doelstelling in de programmas van de minister-president terugvind. Momenteel is het armoedebeleid voor ondernemers nog te zeer op faillissementsbegeleiding gericht. Het preventief bedrijfsbeleid is nog onvoldoende effectief.
Een belangrijke doelstelling is de bevordering van de aantrekkelijkheid van het ondernemen in Vlaanderen. Er worden al heel wat inspanningen geleverd om het ondernemerschap beter te belichten. Ik denk hierbij onder meer aan de ondernemingsplanwedstrijden en aan de bevordering van het ondernemen in het onderwijs.
Indien een aantal structurele uitdagingen niet worden aangepakt, dreigen deze inspanningen echter in het niets te vallen. Ik denk dan onder meer aan de werkbaarheid van het ondernemerschap en, meer in het bijzonder, aan de bijzonder onevenwichtige verdeling tussen werk en gezin, aan de moeilijkheden van veel vrouwelijke ondernemers, aan het probleem van de vergrijzing in veel familiebedrijven en aan de zoektocht naar gepaste overnemers.
De uitdagingen met betrekking tot het beleidsdomein Economie en Innovatie zijn in het komende jaar groot. We weten dat 2010 een bijzonder moeilijk jaar is geweest. De sluiting van Opel heeft iedereen een kater bezorgd. Tegelijkertijd hebben we ook enkele voorzichtige vooruitzichten op beterschap. Ford Genk en Volvo Gent zijn succesverhalen.
In 2010 staat een enkele doelstelling centraal in dit beleidsdomein, namelijk het wapenen van het ondernemerschap tegen de economische crisis. Het anticrisisbeleid van de vorige jaren heeft gewerkt. Het keerpunt is sneller gekomen dan verwacht. De groeivooruitzichten worden positief bijgesteld.
Ik ben ervan overtuigd dat de Vlaamse Regering hiertoe een bijdrage heeft geleverd. De waarborgregeling en Gigarant hebben hun nut in moeilijke omstandigheden en tijdens een periode van credit crunch bewezen.
In 2011 moet, in overleg met alle sociale partners, verder werk van de transformatie worden gemaakt. Werkgevers en werknemers moeten, samen met de Vlaamse Regering, de plannen van Vlaanderen in Actie (ViA) en van het Pact 2020 verwezenlijken. De plannen liggen op tafel. Het gaat onder meer om de winkelnota en om een nieuw industrieel beleid. We hebben hierover in de commissie al een aantal discussies gevoerd. Het doel is een innovatief Vlaanderen.
Minister Lieten stelde verschillende instrumenten voor. Het TINA-fonds (Transformatie-, Innovatie en Acceleratie Fonds) wordt het komende jaar geoperationaliseerd. De proeftuin rond de elektrische wagen wordt verder geconcretiseerd. De innovatieregiegroepen komen op volle toeren. We hebben vanmorgen en vanmiddag al een aantal sprekers gehoord over de 1 procentnorm voor innovatie. Ik denk dat we die discussie niet te beperkt mogen houden. De uitdaging is veel breder. De uitdaging is om van Vlaanderen een innovatiegedreven omgeving te maken. We mogen niet alleen focussen op de 1 procentnorm, de private sector moet worden aangesproken om de andere 2 procent te realiseren. Dat vergt van alle actoren meer aandacht voor innovatie en voor de vermarkting van innovatieve producten.
Ook de kmo-portefeuille moet bijdragen tot een innovatief Vlaanderen. Het winkelbeleid kan bijdragen tot meer innovatie. Innovatie moeten we met alle economische instrumenten nastreven, en niet alleen met beperkte budgettaire middelen.
Het nieuw industrieel beleid wordt vandaag bediscussieerd, met de sectoren, met de werkgevers en de werknemers. Deze oefening moet leiden tot een blijvende aanwezigheid van een duurzame en een arbeidsintensieve industrie in Vlaanderen. Het succes van het beleid zullen we niet uitsluitend kunnen aflezen aan de herstelcijfers van de economie. De resultaten zullen vooral moeten blijken uit de transformatie en de modernisering van ons industrieel en economisch weefsel.
De heer Diependaele heeft het woord.
Vier minuten met betrekking tot onze visie over innovatie en economie is een beetje weinig. Ik verwijs u door naar de beleidsbrief, de begroting en onze moties voor een opsomming van de positieve punten. Ondernemerschap krijgt meer steun. Het budget stijgt van 4,09 naar 6,63 miljoen euro. We gaan meer inzetten op de kmos. Dat budget blijft ongeveer gelijk op 33,8 miljoen euro. De strategische onderzoekscentra (SOC) blijven gevrijwaard van besparingen. De positieve punten vindt u daar terug.
We hebben hier een jaar geleden, in november dacht ik, gedebatteerd over de heroriëntering van onze economie, naar aanleiding van Opel onder andere. We hebben toen gezegd dat we erop zouden letten dat we de crisismaatregelen op lange termijn zouden afstemmen op een transformatie of heroriëntatie van onze economie. We zitten nu in dat scharniermoment. We hebben laat ons voorzichtig zijn een licht economisch herstel. We gaan dat van dichtbij moeten opvolgen. Er zijn toch al enige punten van beterschap. Het is nu het moment om verder vooruit te kijken en een langetermijnvisie voor onze economie te ontwikkelen.
Als Vlaanderen een aantrekkelijke regio wil zijn voor de bedrijven die hier nu al investeren en om nieuwe bedrijven aan te trekken, telt in de eerste plaats de fiscaliteit. Om los te komen van de rol van subsidieoverheid hebben we die fiscaliteit nodig. Spijtig genoeg hebben we die nog niet in handen. Daar zit de grootste sleutel voor onze Vlaamse economie. Ik hoop dat we die vroeg of laat in handen krijgen.
Voor heel veel zaken zijn we wel bevoegd. We zijn bezig aan het groenboek Industrieel Beleid. Wij bieden als parlement onze diensten aan aan de regering om daar samen aan door te werken. We zijn vorige week begonnen met een heel interessante hoorzitting en na het reces doen we voort om meer concrete maatregelen te nemen om die in een witboek te kunnen gieten en uit te voeren op het terrein. We moeten loskomen van de planfase en naar de concrete implementatie gaan.
Een onderdeel daarvan is de administratieve vereenvoudiging, iets dat algemeen binnen alle kmos en grote bedrijven aangegeven wordt als een heel groot punt dat we dringend moeten aanpakken.
Wat betreft ruimte om te ondernemen hebben we van de minister-president gehoord dat er met de crisis minder vraag is geweest naar ruimte, maar die kan heel snel terug groter worden. Laat ons hopen dat dit gebeurt en laat ons ervoor zorgen dat we daar ook een antwoord op hebben en dat we die ruimte kunnen bieden om verder te ondernemen.
Wat betreft het vergunningenbeleid en dergelijke meer wil ik zeggen dat het niet allemaal geld hoeft te kosten om een goed beleid te voeren. Wat betreft innovatie begrijp ik die bezorgdheid naar meer middelen heel goed, mijnheer Vereeck, mijnheer Gatz, mevrouw Moerman en mijnheer Watteeuw. Ik denk trouwens niet dat er hier iemand is die niet zou pleiten voor meer middelen, als die beschikbaar zouden zijn en als we in een andere budgettaire context zaten. Die is er nu eenmaal. We kunnen daarover discussiëren.
Er zijn een paar goede uiteenzettingen zijn geweest over waar we precies gaan schaven en waar niet. Maar uiteindelijk zullen we de knoop moeten doorhakken. De heer Vereeck heeft al verwezen naar de topregio in Europa. Ik wil u graag het citaat van Koenraad Debackere meegeven dat op 9 december in Trends stond: Maar ook in de ons omringende landen is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. In Nederland gaat het absoluut niet goed. Het Verenigd Koninkrijk vindt dat fundamenteel onderzoek elders in de wereld moet gebeuren. Uit Frankrijk horen we dat er geen tien excellentiepolen, maar wel zes worden opgericht als startbasis. En dan is er nog Duitsland. De Angela-norm voorziet in een stijging van de onderzoeks- en ontwikkelingsbudgetten met 7 procent.
Ik heb dat eens opgezocht. In totaal gaat het blijkbaar om 12 miljard euro die voor de komende twee jaar aan onderzoek en ontwikkeling zal worden gegeven. Ik citeer verder: Hier kijken veel mensen daarnaar op. Maar het is de federale regering die het budget laat stijgen met 7 procent, terwijl we van de deelstaten weten dat ze fors besparen. U moet dat zelf maar eens nagaan. Heel wat deelstaten in Duitsland besparen inderdaad, niet alleen op onderzoek en ontwikkeling, maar ook op onderwijs. Wat de som van de twee zal zijn, kunnen we maar zeggen over een of twee jaar. In het hele avondland staan onderzoek en ontwikkeling onder druk.
Laat me duidelijk zijn. Ik pleit daarmee niet voor verdere besparingen op onderzoek en ontwikkeling of tegen uw stelling dat er meer middelen moeten zijn. Als we een topregio willen zijn, zal het niet alleen van meer middelen afhangen, maar ook van een beter beleid. Laat ons daar samen werk van maken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, het Vlaamse economische beleid staat voor een omslagmoment, namelijk van een crisisbestrijdend beleid naar een groeibeleid. Het crisisbestrijdend beleid heeft resultaat opgeleverd. De waarborgregeling, er was daarnet al sprake van, heeft de voorbije twee jaar uiteindelijk voor meer dan 2 miljard euro aan bedrijfsinvesteringen mogelijk gemaakt. Duizenden jobs zijn zo gered of gecreëerd. Vlaanderen is, in de slipstream van Duitsland, maar ook door het gevoerde beleid van de federale en Vlaamse overheid, de regio bij uitstek die de crisis te boven is gekomen. De Belgische economie heeft in 2010 alle jobs teruggewonnen die in 2009 helaas verloren waren gegaan. Op dit moment zijn er in België 4.474.100 mensen aan het werk. Ook in Vlaanderen zijn de cijfers van de voorbije maanden, gelukkig maar, positief. De VDAB ontving dit jaar meer dan 20 procent meer vacatures dan in 2009. De aanpak van de knelpunteconomie waar we nu structureel inkomen, is voor ons Vlaams economisch en werkgelegenheidbeleid een heel belangrijke prioriteit.
De aanpak van de crisis door de regering-Peeters II kreeg dan ook heel wat lof. Ik citeer Voka-voorzitter Luc De Bruyckere die twee weken geleden zei: "De Vlaamse Regering heeft uitstekend werk geleverd in het aanpakken van de crisis. Samen met de federale regering heeft ze ervoor gezorgd dat de bloedsomloop van de economie gevrijwaard is. Inmiddels is het tijd om de omslag te maken naar dat groeibeleid en ook daar heeft de Vlaamse Regering gelukkig al wat meer gedaan, mijnheer Deckmyn, dan wat maatregelen onderzoeken. Er zijn nieuwe instrumenten gecreëerd en die worden in de strijd geworpen. Er is het Groenboek Nieuw Industrieel Beleid voorgelegd. We roepen vanuit de CD&V-fractie alle mensen in dit parlement maar ook alle betrokkenen in het veld op om deze denkoefening mee te maken en te komen tot een Nieuw Industrieel Beleid. Het There Is No Alternative of TINA-fonds, minister, zal daarbij een belangrijk instrument zijn waarbij we moeten mikken op voldoende kritische massa, zowel bij de industriële als bij de onderzoekswereld.
We zijn heel blij met de Vlaamse winkelnota. Eindelijk is er vanuit Vlaanderen aandacht voor de distributiesector. We gaan er met een kernversterkend beleid enerzijds en een gericht aanbodbeleid voor zones buiten de kern anderzijds voor zorgen dat de distributiesector in Vlaanderen meer dan ooit zal leven.
Het is ook de bedoeling van de Vlaamse economie om onze bedrijven meer te laten groeien. De Gazellesprong is gelanceerd, de pilootprojecten zijn vertrokken. In totaal krijgen 170 groeibedrijven extra begeleiding. Dat is niet min.
Vrijdag is ook de nieuwe beleidsvisie op ruimtelijke economie door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Vlaamse bedrijven schreeuwen om ruimte om te ondernemen. We zijn blij dat de regering deze ruimte ook effectief wil aanbieden, liefst zo snel mogelijk.
Er komen ook aanpassingen aan bestaande instrumenten: de ecologiepremie, de kmo-portefeuille, de opleiding- en investeringsteun, de Winwinlening, de waarborgen, ARKimedes-bis. We gaan verder met het gevoerde beleid zodat onze economie ook in de toekomst kan groeien.
Er zijn nog aandachtspunten zoals de kredietverlening aan bedrijven. Dat blijft een belangrijk probleem. We moeten de PMV-instrumenten behouden en ook de monitoring van de kredietverlening van de banken blijft belangrijk. Het gebruik van d e kmo-portefeuille moet worden opgevolgd. Het budget is hetzelfde gebleven als het vorige jaar, maar in de beleidsbrief lezen we extra opdrachten. Het instrument mag niet overladen worden en moet budgettair beheersbaar blijven.
Een derde uitdaging is het aantrekken van buitenlandse investeerders. Daar moet de Vlaamse Regering sterker op inzetten. Vlaanderen is een kmo-land. Maatregelen moeten de kmos dan ook ten goede komen.
Ten slotte kijken we dit jaar ook erg uit naar de concrete uitrol van het Vlaams Energiebedrijf, het paradepaardje van het Vlaams regeerakkoord. We rekenen erop dat het energiebedrijf een ernstig businessplan krijgt dat we vervolgens in dit parlement kunnen bespreken.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Over innovatie is hier al veel gezegd. Budgettair zitten we moeilijk, maar het verhaal moet genuanceerd worden zoals de heer Diependaele stelde. Ook in Duitsland zit men met een nulsituatie. De federale overheid besteedt meer, maar de deelstaten besparen op innovatie. Het groeipad moet in de toekomst zeker vorm krijgen, maar daarbij is visie noodzakelijk. We mogen niet alleen middelen toestoppen, we moeten dat op de juiste wijze doen. We moeten de volgende maanden volop gestalte geven aan deze visie. Ik heb vier punten.
Vooreerst moeten we durven te focussen. We moeten de moed opbrengen om daar verder in te gaan, misschien via strategische platformen. Drie punten moeten daarbij als leidraad dienen, namelijk voldoende wetenschappelijke relevantie, een maatschappelijke relevantie maar ook een voldoende industriële valorisatie. Dat zijn de krijtlijnen.
Een tweede punt is efficiëntie ook in het innovatiebeleid inbouwen. Zaken die niet werken, moet men durven af te bouwen. Evaluatie van de competentiepolen is een vereiste. De vraag is of elke competentiepool even hard en efficiënt werkt. We moeten deze oefening durven te maken.
Ik heb ook al kritische vragen gesteld bij de innovatieregiegroepen. We zijn niet overtuigd van de meerwaarde ervan. We hopen dat de relevantie ervan in de toekomst zal blijken. Als dat niet het geval zou zijn, moeten de nodige consequenties worden getrokken.
Ten slotte is er duidelijke communicatie nodig met alle spelers op het veld, met de instellingen en de onderzoeksinstellingen, ook als er slecht nieuws is. De facturen moeten op tijd worden betaald. Dat is ook heel belangrijk. Zo kunnen problemen worden vermeden.
Uiteindelijk moet er ook voldoende gecommuniceerd worden over wetenschap en techniek. De uitdaging moet worden aangegaan om het aantal studenten in wetenschap en techniek op te trekken. Als tussen het onderwijsveld en de innovatiewereld de violen op elkaar worden afgestemd, is een mooie inhaaloperatie mogelijk.
We gaan over tot het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Vorige week vrijdag keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Jeugdbeleidsplan Naar een Jongerenpact 2020. Prioriteiten voor de regeerperiode 2010-2014 goed. Minister Smet houdt dus blijkbaar vast aan zijn plan om het Jongerenpact dat werd gevraagd in het regeerakkoord te koppelen aan het Vlaams jeugdbeleidsplan.
CD&V is niet overtuigd van deze methodiek. Wij blijven er daarom op aandringen om grondiger werk te maken van dit Jongerenpact en veel meer te doen dan het louter distilleren van een aantal krachtlijnen uit de strategische doelstellingen van het Vlaams jeugdbeleidsplan, dat als horizon 2010-2014 heeft. Het Jongerenpact biedt de Vlaamse Gemeenschap immers de kans om een visie op lange termijn uit te werken met alle relevante partners. De opname van het Jongerenpact in het regeerakkoord is een unieke kans, een kans die de jongeren nog nooit eerder kregen. Deze kans mag niet verkeken worden. Voor ons moet het Jongerenpact daarom uitdrukkelijk vertrekken vanuit de vraag wat de jongeren verwachten van de samenleving in 2020.
Dit pact moet bovendien opgesteld worden in nauw overleg met alle stakeholders die het moeten uitvoeren. We gaan ervan uit dat daar werk van gemaakt zal worden.
In de beleidsbrief zelf wordt ruim ingezet op onder meer jeugdwerk, werk voor jongeren, respect voor de vrijwilliger, responsabilisering van de jeugdsector, enzovoort. Terecht, het zijn allemaal belangrijke themas, die op heel wat domeinen gedetailleerd worden uitgewerkt.
Wat ik echter spijtig vind, is dat de beleidsbrief zeer vaag blijft op het gebied van kinderrechten. De minister beperkt zich tot de belofte rekening te houden met de aanbevelingen van het derde rapport van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind. Meer algemeen had ook het thema jongerenwelzijn voor ons meer aandacht mogen of zelfs moeten krijgen. Zo valt het op dat in de beleidsbrief niet gerept wordt over de commissie Jeugdzorg die de oorzaken probeert te achterhalen van de toenemende instroom, op jongere leeftijd, in de jeugdzorg.
Minister, ik hoop ten stelligste dat u, wanneer de commissie haar werk zal hebben afgerond en een maatschappelijke nota met beleidsaanbevelingen zal hebben uitgewerkt, mee uw schouders zult zetten onder de realisatie van deze beleidsaanbevelingen.
Minister Smet heeft het woord.
Men moet in het leven altijd logisch blijven. Het is niet logisch dat men een Vlaams jeugdbeleidsplan opstelt dat nog geen strategische doelstellingen heeft. Uiteraard moet het Jongerenpact vertrekken van wat bij de jongeren leeft. Momenteel wordt samen met de jongeren bekeken welk traject het best kan worden afgelegd. Het zou een totale contradictie zijn om een jongerenpact af te sluiten binnen een jaar, dat dan in strijd zou zijn met de strategische doelstellingen van het huidige jongerenbeleidsplan. Dat zou bijna te gek zijn om los te lopen. Op die manier doet men niet aan goed bestuur, en daarom moet er enige logica in zitten. Het spreekt echter vanzelf dat we met de jongerensector en met de jongeren in Vlaanderen dus niet alleen de georganiseerde jongeren zullen bekijken wat er precies op hun lever ligt en hoe dat pact kan worden gesloten. Ik begrijp uw zorg, het is ook mijn zorg. We hebben de eerste lezing van dat plan goedgekeurd. Nu is het de bedoeling dat iedereen nog commentaar kan geven voor het plan definitief wordt goedgekeurd.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat voor ons belangrijk is, is dat het Jongerenpact verder kijkt dan 2010-2014 en dat het met alle betrokkenen wordt uitgewerkt. Ik noteer uw engagement om dat op die manier te doen.
Normaal is het nu de beurt van de heer Arckens. Hij zit niet in het Koffiehuis en is ook niet aanwezig in de vergadering.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Ik moet de heer Arckens verontschuldigen. Hij was de hele ochtend afwezig wegens medische onderzoeken die deze namiddag verder zijn uitgelopen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Geachte voorzitter, geachte leden van de Vlaamse Regering, geachte collegas, deze regering brengt de culturele sector en de culturele beleving in zijn geheel in gevaar door een gebrek aan visie en daadkracht. Bert Anciaux, de vorige minister van Cultuur, is die mening ook toegedaan, maar wordt door zijn partij, heden ten dage de sp.a, gevraagd om zich zo veel mogelijk te onthouden van commentaar. Toch lichtte hij volgens Belga tijdens een gesprek met een delegatie van de sociaal-culturele sector een tipje van de sluier op. Ik citeer: Ik heb het gevoel dat één partij (binnen de Vlaamse meerderheid welteverstaan) Cultuur als een soort melkkoe aan het leegmaken is om een aantal andere sectoren te sparen.
Geachte leden van de Vlaamse Regering, we hebben het in de commissie reeds uitgebreid gehad over de besparingsplannen die minister Schauvliege wil doorvoeren en ik trap een open deur in wanneer ik stel dat net die besparingen niet bij iedereen in goede aarde vallen. Dat er bespaard moet worden op alle niveaus en binnen alle portefeuilles weten we ondertussen. En hoewel wij ons vragen stellen over de opportuniteit om te besparen op Cultuur, zullen we dat niet als premisse nemen voor deze discussie. Het ontbreken van een globale visie en het uitblijven van concrete stappen inzake alternatieve financiering van de cultuur lijkt ons in dezen beter.
Deze besparingen maken immers pijnlijk duidelijk dat er in de culturele sector ruimte moet worden gemaakt om gebruik te kunnen maken van alternatieve manieren van financiering. Dat gegeven werd reeds meerdere malen aangekaart, en niet alleen door mezelf, want ook in de beleidsplannen maakt de minister er gewag van. Maar het is hoog tijd dat de daad bij het woord wordt gevoegd. Dat de minister van Cultuur hier niet de volle bevoegdheid in heeft, is geweten, maar een structureel overleg met de federale collegas is mijns inziens niet onoverkomelijk. We kijken in dat kader ook uit naar de evaluatie rond CultuurInvest en het Participatiedecreet en hopen dat hierop zo snel mogelijk beleidsmatige antwoorden zullen worden geformuleerd, zowel binnen als eventueel buiten het decreet. We kijken daarnaast vol verwachting uit naar de voorstellen van de minister rond de kunstkoopregeling en de indemniteitsregeling.
De manier waarop en waar er bespaard wordt, is een stevige voedingsbodem voor verdere discussie. Om te beginnen ontbreekt het voor de Open Vld-fractie aan een globale visie inzake het cultuurbeleid. In plaats daarvan wordt er een heel sterke ad-hocbenadering gehanteerd. Een tweede wederkerend gegeven is het feit dat de communicatie tussen de minister, haar kabinet en de betrokken spelers op het veld op zn zachtst uitgedrukt nogal bizar te noemen valt. Het lijkt ons dan ook aangewezen het begrip communicatie te herdefiniëren op het kabinet-Schauvliege.
Het probleem dreigt dat bepaalde van de besparingsplannen een zware hypotheek leggen op ons cultuurbeleid. Gerard Mortier omschreef gisteren in De Standaard de hervormingsplannen rond de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap als niet doordacht. Maar het gaat niet enkel over de grote instellingen. Het aankoopbudget van het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen bijvoorbeeld wordt op twee jaar tijd van 200.000 euro tot 0 euro herleid.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, ik heb eens naar het verkiezingsprogramma van Open Vld gekeken. Ik heb daar gelezen dat er in Cultuur komaf moet worden gemaakt met het overmatig subsidiëren van organisaties of structuren. Hoe zou u dat dan zelf aanpakken?
Minister, we hebben u meermaals gezegd dat u werk moet maken van alternatieve financiering. Tenzij ik mij daarin vergis, is het gebleven bij op regelmatige tijdstippen in de commissie zeggen dat u daar werk zou van maken. Maar tot op vandaag hebt u daar nog niet echt werk van gemaakt.
Mijnheer De Gucht, we hebben daar in de commissie al herhaaldelijk over gediscussieerd. U weet dat een en ander binnenkort zeker uitgewerkt zal zijn. U somt een aantal besparingen op, en dat gaat ook over structuren en organisaties. Dat strookt dus eigenlijk met wat in uw verkiezingsprogramma staat.
Minister, ik ben bijzonder gecharmeerd dat u ons verkiezingsprogramma zo onder de loep hebt genomen. Ik hoop dat u er iets van opsteekt. Er kan inderdaad iets voor worden gezegd dat bepaalde structuren vereenvoudigd moeten worden.
Mijn groot probleem met uw beleid is dat ik er geen lijn in zie, dat ik geen visie zie waarop uw beleid gebaseerd is. Mocht u nu een visie hebben daar wordt er bespaard en om die reden , maar u bespaart een beetje in het wilde weg. U verrast er zelfs regelmatig mensen uit de meerderheid mee. Dat is eigenlijk het enige wat mij opvalt.
Ik wil met u best wel eens gaan lunchen, hoewel ik weinig tijd heb. Dan kunnen we samen discussiëren over de manier waarop we een zekere visie in uw cultuurbeleid kunnen brengen.
Het gaat dus niet enkel over de grote instellingen. Het aankoopbudget van het MuHKA is van 200.000 euro tot nul euro herleid. Het aankoopbudget van een museum voor hedendaagse kunst opschorten voor een jaar getuigt van een absoluut gebrek aan inzicht. Door deze beslissing hypothekeert deze Vlaamse Regering het belang van onze musea op internationaal vlak.
De besparingen bij de volkshogescholen leiden tot zware procentuele verliezen in hun betoelagingen. En misschien is het toch ook niet onbelangrijk te vermelden dat minister Schauvliege hier ook de meerderheid in snelheid heeft gepakt. Dat werd tijdens een actuele vraag en in de commissie wel duidelijk. Ook hier was slechte communicatie troef.
Minister, in de bespreking in de commissie gaf u te kennen dat op vrijdag 17 december een overlegmoment zou plaatsvinden om in kaart te brengen en na te gaan waar de effecten van de besparingen nog kunnen worden verzacht. Mag ik u vragen, minister, wat de uitkomst van het gesprek is en welke gevolgen dit zal hebben voor de begrotingscontrole van 2011?
Ik zou zeggen dat we dat eens tijdens een lunch kunnen bespreken, maar ik denk dat we de debatten in het parlement moeten voeren.
Er zijn een aantal gesprekken met de volkshogescholen geweest. Morgen is er opnieuw overleg. Het is de bedoeling om alles, zo snel als mogelijk en ik denk dat we morgen de resultaten zullen zien in kaart te brengen. We zullen nagaan hoe we de sociale gevolgen van de besparing kunnen verzachten. De gesprekken lopen dus nog altijd.
De Volkshogescholen, het Vlaams Fonds voor de Letteren, het Vlaams Audiovisueel Fonds, het internationaal cultuurbeleid, de verschillende steunpunten, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap: in al deze domeinen zijn er ferme besparingen. Mijn fractie houdt alvast haar hart vast voor de gevolgen voor de werkgelegenheid.
Voorzitter, tot slot zou ik nog kort een bezorgdheid willen uiten in het kader van het beleidsdomein Jeugd, al gaat het in zekere zin ook op voor Cultuur. In het kader van de interne staatshervorming en de planlastvermindering hebben verschillende organisaties hun bekommernis geuit over het feit dat ze hun inspraak op lokaal niveau niet willen verliezen of afgebouwd zien. Ook wil de jeugdraad dat bepaalde geoormerkte middelen blijven bestaan. Ik meen als liberaal dat inspraak een hoog goed is waar aandacht aan besteed moet worden, en ik heb er vertrouwen in dat de ministers dit zullen onderschrijven.
De heer Delva heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, ik zou u willen vragen dat u na uw lunch met de minister verslag komt uitbrengen in de commissie Cultuur. Dat is de aangewezen plek om over cultuurbeleid te praten.
Ik probeer te volgen wat u zegt. U zegt dat er geen visie is en dat er overal een beetje wordt bespaard met de kaasschaaf. U eindigt uw betoog met te zeggen dat er op een aantal punten die u opsomt, harder wordt bespaard en dat dat ook niet gaat. U bent dus tegen de kaasschaaf, u wilt visie, u haalt een aantal punten aan waarvan u het niet goed vindt dat er op wordt bespaard. Maar dan blijft er natuurlijk één, en slechts één, vraag overeind. Als u het ermee eens bent dat cultuur mee een deel van de besparingen moet dragen en u kunt dat betreuren , waaraan denkt u dan concreet?
U denkt veel aan alternatieve financiering en ik apprecieer dat. Dat is nuttig. Maar volgend jaar moeten we besparen. Mijn vraag is heel eenvoudig: waar denkt u dat te doen?
Mijnheer Delva, je kunt je inderdaad afvragen of er in Cultuur op die manier moet worden bespaard. Ik kan ermee akkoord gaan als u zegt dat het een beslissing is van de meerderheid. Maar waar wordt er dan bespaard? Is dat bijvoorbeeld bij het M HKA? Als kunstliefhebber stelt u zich toch ernstige vragen maar dat mag u niet zeggen bij het feit dat het M HKA in 2011 geen enkel kunstwerk zal kunnen aankopen. Het enige wat ik vraag van deze meerderheid is om daar een lijn in te krijgen, waar ze bespaart en waarom ze dat doet.
Ik zou het hele beleid moeten herbekijken, maar ik zou niet besparen zonder visie. En alvorens te besparen, zou ik met die mensen eerst aan tafel gaan zitten, in plaats van dat eerst aan te kondigen en dan pas aan tafel te gaan zitten. Ik zou ook nagaan of er geen alternatieven zijn alvorens te besparen. Dat is wat ik mis en wat ik tot vervelens toe tegen de meerderheid heb gezegd. Tenzij u niet akkoord gaat met het feit dat ik dat al heb gezegd bij verschillende gelegenheden, hebben we een probleem.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben in de commissie Cultuur de beleidsbrief en de begroting uitgebreid besproken. Hier in dit halfrond hebben we het vaak over de internationale uitstraling van Vlaanderen, over de promotie van Vlaanderen in het buitenland op zoveel mogelijk gebieden. Maar laat cultuur nu net een beleidsdomein zijn waar we internationaal in uitblinken. Anne Teresa De Keersmaeker won verschillende Bessie Awards met haar gezelschap Rosas, Wim Vandekeybus deed hetzelfde met zijn groep Ultima Vez. Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen won een Laurence Olivier Award for Outstanding Achievement in Dance, zowat de Nobelprijs voor dans. Sidi Larbi Cherkaoui won de prestigieuze Duitse Kairos-prijs. En dan heb ik het enkel over dans.
We hebben ook Luc Tuymans, Jan De Cock, Michaël Borremans, Needcompany, Jan Fabre, Philippe Herreweghe, noem maar op. Allemaal schilders, theatermakers, acteurs, muzikanten en filmmakers die internationaal hoge toppen scheren, maar die hier vaak te weinig of te laat erkenning krijgen. Moeilijke tijden nopen tot moeilijke beslissingen, maar tegelijkertijd wil ik er echt voor pleiten dat we ons bezinnen over de toekomst.
Ik voorspel dat de culturele sector een moeilijk jaar tegemoet gaat. Ze staan al op de tippen van hun tenen en nog staat het water hen aan de lippen. Als we echt geven om cultuur en om de internationale uitstraling van Vlaanderen, dan moeten we stoppen met snijden in wat ons zo dierbaar is. Ofwel moeten we keuzes maken. Waar willen we echt in investeren, wat is echt belangrijk en wat heeft zijn tijd gehad? Ik wil deze oefening gerust doen met u, minister, en met mijn collegas, niet tijdens een lunch, maar in de commissie Cultuur.
U hebt ons een ambitieuze beleidsbrief voorgelegd en legt uzelf heel wat doelstellingen op, zoals een geïntegreerd letterenbeleid, meer aandacht voor de beginnende en de individuele kunstenaar, de invoering van een prijs voor cultuurmanagement. Zoals u ongetwijfeld weet, bestaat een dergelijke prijs al aan de universiteit van Antwerpen. Het zou goed zijn de Vlaamse managementprijs daarop te enten. De afschaffing van het gala van de cultuurprijzen is een wijze beslissing. Het verheugt mij in het bijzonder dat er 839.000 euro is vrijgemaakt voor projectsubsidies. We hebben het daarover vorig jaar heel uitgebreid gehad. Mijn bekommernis was dat deze projecten, die zorgen voor de broodnodige dynamiek in de sector, zouden verdwijnen.
U hebt ook een studie aangekondigd over de kunstkoopregeling. Ik ben daar bijzonder verheugd om. U weet dat ikzelf in dit parlement een voorstel heb ingediend om te zorgen voor een kunstkoopregeling.
Ik heb echter ook een aantal opmerkingen. De manier waarop de communicatie over de synergie voor de grote instellingen werd aangepakt, roept vragen op. Veranderingen werden gecommuniceerd met de pers en er was weinig overleg met de betrokken instellingen. En zo dreigen we dubbel te verliezen. We verliezen niet alleen instellingen met internationale uitstraling, maar ook het draagvlak, dat zo noodzakelijk is voor dit veranderingsproces, komt hierdoor op de helling te staan. En dat is bijzonder jammer! Het was vaak woord tegen woord, een welles-nietesspelletje. Wanneer belangrijke actoren niet het gevoel hebben dat ze voldoende gehoord zijn in deze fundamentele veranderingen, dan kunnen we niet spreken van een daadwerkelijk overleg. Minister, ik hoop dat u binnenkort gaat samen zitten met de grote instellingen om te praten over de nieuwe beheersovereenkomsten en dat u dat moment aangrijpt om, samen met de instellingen, een veranderingstraject uit te tekenen: een duidelijk en concreet plan van aanpak, dat realistisch, haalbaar en gedragen is door iedereen.
Mevrouw Idrissi, ik wil nogmaals benadrukken dat de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen over de grotere samenwerking. Ik heb de commissie een volledige lijst bezorgd. Daaruit blijkt dat er enorm veel is overlegd met die grote instellingen. Alles is mooi opgelijst over wanneer wat is gebeurd met wie. Wat dat betreft, is er zeker overleg gepleegd met de grote instellingen.
Alleen werd in de media vaak een welles-nietesspelletje gespeeld over het al dan niet vermeende overleg of communicatie die daarover al dan niet werd gevoerd.
Ook in de sector van het sociaal-cultureel werk komen er serieuze besparingen aan. VormingPlus ziet een kwart van haar subsidies verdwijnen, en ook daar kwam men dat te weten in de pers. Ik stelde u in de commissie de vraag of u nog van plan was om overleg te hebben met de instelling en wat u zou doen indien ze niet in staat blijkt om haar opdrachten nog naar behoren te vervullen. Ik hoor ondertussen en dat verheugt me ten zeerste dat u afgelopen vrijdag overleg met hen hebt gehad, en dat dit in een open en constructieve sfeer verlopen is. Volgende woensdag zou er opnieuw een overleg zijn. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Voor sp.a is het belangrijk dat deze besparingen op een sociaal verantwoorde manier gebeuren en dat er geen sociaal bloedbad is. Indien zou blijken dat er problemen zijn, dan is het belangrijk dat er bij de begrotingscontrole van 2011 opnieuw een bijsturing is.
Minister, uw besparingsbeslissing met betrekking tot Daarkom is een probleem omdat er geen juiste cijfers werden gecommuniceerd. Ik hoop dat u dat zult opvangen bij de begrotingscontrole.
Minister, veranderingen gaan niet alleen over structuren, maar ook om mensen. Het gaat hier om mensen met bijzondere talenten, die ervoor kiezen om zich daaraan te wijden, zich ten dienste te stellen van hun kunst en daar vaak weinig voor in ruil krijgen. Het gaat om mensen met een zeer grote inzet, die ons respect verdienen en onze waardering. Het is nobel dat u naar synergie zoekt die een meerwaarde kan betekenen binnen de grote instellingen, en het is eveneens nobel dat u oplossingen zoekt, maar wanneer u al dan niet zonder voldoende overleg ingrijpende maatregelen aankondigt in de media, maakt u veel kapot, en soms te veel. Of om het met de woorden van Jacques Brel te zeggen: Je sais on fait ce quon peut, mais il y a la manière.
De heer Wienen heeft het woord.
Voorzitter, elke vogel zingt zoals hij gebekt is, maar de heel rustige en bij momenten heel positieve toon van mevrouw Idrissi verbaast me een beetje, wetende dat een oud-minister van Cultuur in een recent interview in de internetkrant De Wereld Morgen heeft gezegd dat hij de indruk heeft dat er binnen de Vlaamse meerderheid één partij is die Cultuur gebruikt als een melkkoe om er zwaar op te besparen zodat andere sectoren gespaard kunnen blijven. Voormalig minister Anciaux is, voor zover ik weet, toch nog altijd een partijgenoot van u maar bij die man verandert dat wel af en toe. Hij stelt dat het geen kaasschaafmethode is die werd toegepast in de cultuursector, maar dat de besparingen van 15, 20 of meer procent, echte politieke afslachtingen zijn. Hij besluit dat het dossier voor hem geenszins afgesloten is en dat een en ander moet worden geremedieerd bij de begrotingscontrole 2011.
Mevrouw Idrissi, ik stel me de vraag hoe het zit met de samenhang binnen de meerderheid voor wat het cultuurbeleid betreft. De manier waarop voormalig minister Anciaux, een partijgenoot van u, zich uitlaat, lijkt me toch een probleem te zijn.
Mijnheer Wienen, wat ik te zeggen heb, heb ik hier in dit halfrond gezegd. Over wat de heer Anciaux heeft gezegd, zult u hem moeten ondervragen. (Opmerkingen van de heer Wim Wienen)
Wat de besparingen betreft voor de vormingsinstellingen, daar zijn we heel duidelijk over: indien blijkt dat er een serieus probleem is, dan zal dat tijdens de begrotingscontrole 2011 geremedieerd worden.
Ik stel vast dat de sp.a een probleem heeft met het cultuurbeleid dat minister Schauvliege op dit moment voert. (Opmerkingen van de heer John Crombez)
De heer Dehandschutter heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, achtbare collegas, algemeen gezien ligt de begroting Cultuur 2011 in de lijn van de verwachtingen in de huidige budgettaire context. Iedereen moet besparen en zeker in Cultuur zijn besparingen nooit populair.
Minister, we blijven echter bezorgd over een aantal zaken, onder meer over het beleid inzake de volkshogescholen, ook na uw uitspraken over een verdere rationalisering. De besparingen van 15 tot 29 procent per instelling, komen in die 13 instellingen heel zwaar aan. De volkshogescholen pleiten voor het behoud van hun coördinatiefunctie en stellen dat de besparingen niet in verhouding staan tot de opdracht die ze vervullen. U hebt op basis van de evaluatie gezegd dat de invullingen op verschillende manieren zullen gebeuren. Wij zullen de verdere uitwerking dan ook met grote aandacht volgen.
Wat de grote instellingen betreft, heeft de Vlaamse Regering beslist om ze te kaderen in de huidige budgettaire context. De beslissing bedreigt geen enkele instelling fundamenteel in haar voortbestaan. Dat werd ook vorige week benadrukt tijdens een hoorzitting in de commissie. Toch moet dat besluit nog worden vertaald in de nodige beheersovereenkomsten met de verschillende instellingen en ook dat zullen wij van nabij blijven volgen.
Ondanks alle besparingen is het lovenswaardig dat u middelen hebt gevonden om drie nieuwe organisaties volwaardig te subsidiëren: Scouting voor volwassenen (VOSOG), Oxfam Wereldwinkels en Actie Dorpen Roemenië-Vlaanderen.
De schaduwzijde aan de begroting is dat u 12 procent van de middelen voor LOCUS wegsnijdt. LOCUS is een belangrijke speler in de Vlaamse culturele wereld, die op een heel dynamische wijze heel kwalitatief en verdienstelijk werk verricht. De opgelegde besparing zal de organisatie dwingen om de werking drastisch terug te schroeven.
Positief is dan weer dat u inzake Kunsten en Erfgoed ruimte heeft gecreëerd voor redelijke en verdedigbare alternatieve besparingen. De ondersteuning voor het Concertgebouw Brugge van 441.000 euro was volgens ons dringend en noodzakelijk. Onze fractie hoopt ook dat op de aankoop van kunstwerken niet recurrent wordt bespaard, maar enkel in 2011.
Minister, met betrekking tot Erfgoed stel ik vast dat de erfgoedcel Pajottenland in 2011 zal worden erkend. Dat hebt u althans in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast is er nog niets duidelijk voor 2012. U hebt wel gesteld dat de inbreng van de steden en gemeenten in de toekomst groter zal moeten zijn. Toch hoop ik dat deze dynamische en vernieuwende sector, die een brug legt tussen het verleden en de toekomst, de nodige ruimte zal krijgen om voort te kunnen groeien. We zijn ervan overtuigd dat de instandhouding en herwaardering van ons erfgoed het gemeenschapsgevoel versterkt en ook onze veranderende lokale, regionale en nationale identiteiten beter definieert. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik meen te kunnen stellen dat er in de commissie Sport een goed debat heeft plaatsgevonden over de begroting. Toch zullen we met deze begroting geen kampioen worden, maar opnieuw net naast het podium vallen. Ik heb kunnen constateren dat het budget voor topsport de jongste jaren is verveelvoudigd, maar dat de topprestaties niet zijn verveelvoudigd. Integendeel, ze zijn bijna gehalveerd. De uitgetrokken middelen moeten volgens mij ook een betere bestemming krijgen en vooral de juiste personen, de juiste instellingen, de juiste clubs bereiken.
Minister, nog een heikel punt is dat een topsporter die een diploma Toegepaste Economische Wetenschappen op zak heeft en geen medaille heeft gehaald op een Europees kampioenschap, een wereldkampioenschap of de Olympische Spelen, meer verdient dan een sporter die daar wel goud heeft behaald en geen diploma op zak heeft.. Ik vind dat heel moeilijk te begrijpen. Ik vind de combinatie tussen sport en onderwijs heel belangrijk voor na de carrière van de sporter, maar de kerntaak van een betaald topsporter bestaat erin prestaties te leveren. Hij moet medailles halen en vooral resultaten neerzetten. Sportlui die topprestaties leveren en misschien niet de tijd of het intellect hebben om hun sport met onderwijs te combineren, moeten toch met een of andere premie kunnen worden beloond voor hun geleverde prestaties.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Werbrouck, ik denk dat u al weet wat ik ga antwoorden. Strikt genomen zie ik wel iets in dat aspect van het competentiebeleid, ook in de sport, maar wel in een combinatie van een diploma én presteren. Mijn voorganger, minister Anciaux, heeft daar een hele studie aan laten wijden en de moeilijkheden ter zake in kaart gebracht. Ik heb ook in de commissie gezegd dat daar werk van maken me vandaag niet de topprioriteit lijkt. Men heeft een poging gedaan. Die is mislukt, en momenteel ga ik daar niet opnieuw aan beginnen.
Minister, ik wist al wat u zou antwoorden, maar ik wil nogmaals duidelijk stellen dat een topsporter prestaties moet leveren in plaats van ervoor te zorgen dat hij op het einde van het jaar slaagt, zonder prestaties te leveren. Dit moet een en-enverhaal zijn.
Ook is er de problematiek van de topsportscholen. Die leveren gewoon niet genoeg topsporters af. Ze leveren veeleer subtoppers af. Het merendeel van de topsporters, zon 90 procent, gaat niet naar een topsportschool, maar volgt de reguliere weg. Daarom pleit ik voor strengere instapcriteria voor die topsportscholen en vooral ook voor een herziening van de toekenning van subsidies aan die topsportscholen. Die subsidies zouden niet enkel afhankelijk mogen zijn van het aantal studenten aan die topsportscholen, maar zouden ook moeten worden gekoppeld aan geleverde prestaties. Ook dat is een en-enverhaal.
Ook wil ik erop wijzen dat onze infrastructuur meer zou moeten worden opengesteld en beter benut. Anderzijds moet er minder over worden getwijfeld om de noodzakelijke investeringen te laten plaatsgrijpen. Ik mag toch even dromen en net als veel trainers in Vlaanderen droom ik dan van een multidisciplinair topsportcentrum, een sportthuis voor de topsporters.
En dan droom ik nog wat verder. We hebben de Topsporthal Vlaanderen in Gent. Bloso heeft daar een gymzaal, een sporthotel en een indoorwielerpiste. Die kunnen we omvormen of ergens anders in Vlaanderen opzetten.
Minister, ik wil u ook nog een bloempje toewerpen voor uw antidopingbeleid. Wij hebben bij u een luisterend oor gevonden. Ik kijk uit naar de decreetaanpassingen. Ik heb ook hoge verwachtingen ten aanzien van het decreet Sport voor Allen. Ik ben ook heel blij, minister, dat u overleg pleegt met de andere ministers. Maar het mag niet enkel bij overleg blijven. Ik zou graag volgend jaar resultaten zien, want minister, u weet dat stilstaan in sport achteruitgaan is.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collegas, het is jammer dat de heer Decaluwe hier niet meer is, anders zou ik zijn begonnen met de mededeling: Tot u spreekt Radio Caron. Ik hoop dat hij het verslag nog eens nakijkt.
Collegas, ik zal niet herhalen wat ik al tijdens de commissies heb gezegd. U kunt dat ook allemaal nalezen. Minister, ik hoop dat u ook ons verkiezingsprogramma hebt gelezen. Daar staan echt wel interessante en opbouwende dingen in. Ze luiden ietwat anders dan bij de heer De Gucht, maar ze zijn ook interessant. Ik zal het vooral over cultuur hebben, en dan nog kort over sport en media.
Ik wil mij vandaag baseren op de externe signalen. Ik begin met de kaasschaaf. De sector van het sociaal-culturele werk heeft actie gevoerd, niet met een kaasschaaf maar met deze ijskrabber. Dat maakte deel uit van de actie Warme samenleving, koude leugen. Deze krabber dient om het ijs op die samenleving, of op die regering, minister, af te schrapen. Dat signaal van de sector kan niet anders dan duidelijk zijn. Elke collega van de commissie Cultuur kent dit geschenk wat het dezer dagen toch is gebleken. Maar het is geen geschenk, het is een signaal over een beleid dat fout gaat.
Diezelfde sector voert dezer dagen een actie op de stoep van elk partijsecretariaat van de meerderheidspartijen. 2500 mensen tekenden de petitie van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV), en deze 2500 verontwaardigde burgers lezen op de stoep van de partijsecretariaten hun boodschap voor. Dat doen organisaties van alle kleuren en uit alle sectoren. Vandaag leest Vormingplus Brugge voor, samen met het Masereelfonds en het Afrikaans Platform, morgen lezen Ziekenzorg, Kerkwerk Multicultureel Samenleven en de Gezinsbond die 2500 boodschappen op jullie stoep voor.
Ik hoop dat u hun verhaal zult beluisteren, want de besparingen op het sociaal-cultureel werk zijn onevenwichtig. Bij de verenigingen wordt elke vernieuwing gesmoord door de projectmiddelen weg te halen. Bij de bewegingen is er een ernstig tekort om de positief geadviseerde projecten te honoreren. En bij de volkshogescholen gaat een kwart van de middelen van het budget af.
Dat laatste, die 25 procent, is vooral symbolisch. Aan diezelfde heer Decaluwe zou ik graag nog eens zeggen dat Vormingplus, zoals we het nu genoegzaam kennen, zon zes jaar geleden werd opgericht als fusie van allerlei regionaal en lokaal werkende vormingsinstellingen. Het was al een efficiëntieverbetering. Het was al het samenbrengen van talrijke vzws die elkaar overlapten. De middelen werden samengebracht. Daarom is het des te pijnlijker dat daaraan geraakt is. Minister, u weet dat ik mij niet van de indruk kan ontdoen dat u die laatste 2,4 miljoen euro die u nog extra moest besparen daar hebt gezocht, omdat net die initiatieven vernieuwend en pluralistisch zijn. U moet mij maar tegenspreken.
Het pijnlijkste van het verhaal is dat daar zeker veertig jobs door verloren zullen gaan. Dat is het gevolg. Zelfs minister Lieten, die bij de VRT veel meer jobs heeft moeten schrappen, heeft dat kunnen doen zonder gedwongen ontslagen. Dat is een duidelijk verschil.
Een volgende punt is de interne inconsistentie van een aantal dingen. Wat in uw beleidsbrieven staat en wat u doet, klopt niet. Wat betreft cultuurparticipatie, internationaal cultuurbeleid of projecten in de kunsten, doet u exact het tegenovergestelde van wat u in uw eigen beleidsdocumenten schrijft. Ik wil wel wachten op betere financiële tijden voor de Vlaamse Regering, maar ik zou toch signalen willen zien. Die krijg ik niet.
Een ander punt is dat andere signaal van de grote instellingen. De heer Dehandschutter refereerde al aan de hoorzitting van vorige week. Daar werd de nota van de synergie, zoals u die hebt gemaakt, minister, voorgelegd. Laat me duidelijk zijn: ik steun het principe van de synergie. Ik steun ook het principe om te durven nadenken over de grote instellingen. Maar als zo een synergienota aangevoerd wordt door de instellingen als een verkapte besparing, dan kan zo een project nooit lukken. Je voelde het wantrouwen zo door de hoorzitting heen, wantrouwen jegens elkaar en ongeloof en wantrouwen ten aanzien van de Vlaamse overheid.
Een ander signaal is dit verslagje van de lezing van Gerard Mortier vorige week in de krant. Ik haal er één citaat uit: Ik pleit ervoor te blijven investeren in cultuur, vooral in deze tijden waarin men goed moet nadenken welke waarden men moet verdedigen. Hij heeft het verder nog over de privémiddelen en de Amerikaanse omgeving en het cultuurbeleid aldaar. Ik wil die boodschap over de investering van de heer Mortier ook vandaag nog eens laten weerklinken.
Nog een extern signaal is dat van ex-minister Bert Anciaux. Besparingen Schauvliege pijnlijk, is de titel van een interview te zien op de website van De Wereld Morgen. Ik wil niet het spelletje spelen over of dat nu iemand van de meerderheid of van de oppositie is. Ik kan alleen maar vaststellen dat het de ex-minister van Cultuur is die spreekt en dat hij dingen zegt die er niet naast zijn en keihard zijn. Twee citaten: Dit is een politieke keuze. Dat kan niet onder de mom van het kaasschaafprincipe. Men is precies bezig de sector monddood te maken en dat kunnen we toch niet laten gebeuren. Het zijn de woorden van een lid van een meerderheidspartij in deze Vlaamse Regering.
Mijnheer Delva en mijnheer Van Rompuy, moet de cultuursector dan niet besparen misschien? Staat die boven de wet?
Mijnheer Caron, ik was een beetje geschrokken van de toon van het interview met de voormalige minister van Cultuur omdat Bert Anciaux juist over het regeerakkoord, de budgettaire consequenties en alles wat is afgesproken voor de komende vijf jaar, mee heeft onderhandeld.
Ik hoef daar natuurlijk niet op te antwoorden. Dank u voor de extra informatie, mevrouw de minister.
Aan de collegas die deze morgen vroegen of Cultuur dan niet moet besparen, zal ik duidelijk een antwoord geven. Ik zal niet flauw doen, mijnheer Delva, u hebt het niet aan mij gevraagd maar aan een collega. Ik vind dat in tijden van crisis ook de cultuursector een bijdrage moet leveren aan de gezondmaking van de overheidsfinanciën. Ik zal niets anders zeggen. Alleen vind ik dat de wijze waarop nu bespaard wordt, niet de goede is.
Je kunt maar één keer met een kaasschaaf besparen. Dat heeft iemand in een ander kader gezegd. Je kunt dat niet blijven doen. Hoe bespaar je dan wel? Je moet een visie ontwikkelen en die moet je baseren op een analyse van het culturele landschap in Vlaanderen. Dan moet je zelf politiek de noden durven bepalen, uiteraard in overleg met de samenleving en het middenveld. Je moet durven een uitspraak te doen over hoeveel grote musea we willen. Hoeveel grote orkesten willen we? Welk soort opera willen we? Welk ballet willen we? Hoeveel theatergezelschappen willen we subsidiëren in de volgende ronde? Welk soort verenigingen en bewegingen? Als we dat soort keuzes in een landschapstekening inbrengen en de keuzes maken, kan je bij elke ronde van elk decreet die keuzes honoreren. Als je daar een kwaliteitsvolle beoordeling van de aanvraagdossiers aan koppelt, kom je tot een evenwichtige beslissing. Dat zal soms pijn doen, maar dan zal die pijn tenminste aangekondigd zijn. Die zal op motieven en kwalitatieve gronden gebaseerd zijn en een globale visie op waar Vlaanderen met zijn cultuur in de breedste betekenis van het woord naartoe gaat.
Mijnheer Caron, in feite spreekt u zichzelf enigszins tegen. Eerst hebt u opgemerkt dat een aantal keuzes zijn gemaakt. Daarbij is met iets meer dan de kaasschaaf bespaard. Dat is ook nodig om een aantal andere zaken van verdere besparingen te vrijwaren. Daarnaast weet u dat de structurele erkenningen van organisaties in het kader van het Kunstendecreet tot 2012 lopen. Dat betekent dat we pas vanaf volgend jaar keuzes kunnen maken om, binnen de bepalingen van het Kunstendecreet, tot minder versnippering te komen. We zullen minder organisaties structureel erkennen. De keuzes die we moeten maken, zullen tot minder versnippering leiden. We zullen ons cultuurbeleid op die keuzes baseren. We kunnen dit pas volgend jaar doen, als de landschapstekening klaar is. De erkenningen kunnen pas in 2012 gebeuren. U weet dat dit niet vroeger kan.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, in de discussie die hier wordt gevoerd, gaat het altijd over de besparingen. We krijgen bijna de indruk dat Vlaanderen een culturele woestijn wordt. Ik heb de heer De Gucht daar ook al over horen praten. Ik wil er echter op wijzen dat de budgetten voor Cultuur onder het ministerschap van de heer Anciaux enorm zijn gestegen. Ik ken de cijfers niet van buiten, maar ik schat dat het budget voor cultuur ongeveer 700 miljoen euro bedraagt. Ik herinner me dat dit tien of twaalf jaar geleden de helft was. Er is de voorbije jaren een enorme stijging geweest.
We hebben vastgesteld dat voor een aantal hier goedgekeurde decreten niet in voldoende middelen was voorzien. De voorbije twee jaar zijn een heleboel lijken uit de kast gevallen. De heer Anciaux roept nu dat een aantal zaken moeten worden teruggeschroefd. Hij heeft nooit de budgettaire middelen gehad om bepaalde zaken tot stand te brengen.
Ik vind het gemakkelijk van de culturele sector nu aan de alarmbel te gaan hangen. We mogen niet vergeten welke middelen er de afgelopen tien jaar voor Cultuur zijn bijgekomen. Dat is ook tijdens het ministerschap van de heer Anciaux gebeurd. Dat siert hem. Ik vind het te gemakkelijk dit alles nu weg te geven. Hij wijst naar CD&V. Ik vind dit deloyaal ten aanzien van zijn opvolgster. Bovendien strookt dit niet met de realiteit. De culturele sector in Vlaanderen heeft de afgelopen jaren enorm gebloeid en heeft nog een enorme toekomst voor de boeg.
Naar aanleiding van een aantal besparingen hangt de sector nu een bepaald beeld op. Vaak gaat het om projectbesparingen. Er wordt geen tabula rasa gemaakt. Die zaken kunnen met wat meer verantwoordelijkheid en met een betere structurering worden opgevangen.
Mijnheer Caron, uw toespraak is totaal pessimistisch en beantwoordt niet aan de realiteit.
Minister, wat de kunsten betreft, hebt u gelijk. Dit is echter niet het geval voor het sociaal-cultureel werk. Die ronde is aan de gang. U hebt ervoor gekozen de volkshogescholen hard aan te pakken en de bewegingen niet allemaal te honoreren. Dat is een keuze die u volgens mij vrij arbitrair hebt gemaakt. Dat is uw verantwoordelijkheid. Ik zou die keuze niet hebben gemaakt.
Dit maakt geen deel uit van een totaalplan. Ik kijk even naar minister Muyters. Indien deze financiële evolutie in een totaalplan in kaart zou worden gebracht, zou u voor de kunsten een jaartje geduld kunnen uitoefenen. Dat zou toelaten alles in reliëf te plaatsen.
Mijnheer Van Rompuy, ik ben blij dat de cultuurbudgetten de voorbije jaren zo sterk zijn gestegen. We hebben in Vlaanderen een inhaalbeweging gemaakt. Vlaanderen is in het buitenland bekend vanwege zijn kunstenaars, van de Vlaamse primitieven tot de hedendaagse dansers. Die mensen dragen in het buitenland de naam van Vlaanderen uit.
Indien ik op een buitenlands festival informeer naar de uitkoopsommen en de voorwaarden van die gezelschappen, blijken de Vlaamse compagnies nog steeds de goedkoopste op de buitenlandse podia te zijn. Dit bewijst dat we geen hoge levensstandaard hebben. Wat wij voor cultuur doen, is geen weggesmeten geld.
Mijnheer Caron, wordt dit dan in gevaar gebracht? U wekt de indruk dat al die Vlaamse culturele instellingen, gezelschappen en vormen van internationale kunstactiviteit ten gevolge van deze begroting in één keer als een pudding elkaar zullen zakken.
Van het moment dat we aan die culturele sector raken of zaken in vraag stellen, krijgen we te horen dat we tegen cultuur zijn, en dat we de internationale ontwikkeling onmogelijk maken. Ik zie dat niet. U spreekt over ballet en opera, geef eens een voorbeeld.
In het internationale cultuurbeleid zijn drie vierde van de middelen sinds het begin van deze legislatuur verdwenen. Kleine delen van die budgetten gebruiken gezelschappen om naar buitenlandse festivals te gaan. Als de regering dat bedrag tot een kwart terugbrengt, blijkt dat veel compagnies dat geld zelf niet hebben, net zo min als de buitenlandse organisatoren. Ze gaan daar niet van dood natuurlijk, maar de kaasschaaf snijdt altijd dieper. Nu wordt nog eens 300.000 euro afgehaald van het budget van de Vlaamse Opera. Dat zal lukken. Ze zullen voortdoen, maar ze zitten wel op de minimumgrens.
Ik zal er nog een paar grote noemen. Wat gebeurt er met het collectiebudget van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen , met Daarkom, met de volkshogescholen, met de projectmiddelen in de kunsten? Dat begint wel diep in de spieren te snijden. Om dat te vermijden in de toekomst, is het nodig een langetermijnvisie te ontwikkelen en de besparingen daarin te brengen.
Ik wil overigens wel antwoorden. Het gaat mij niet om de huidige besparingen. Ook de cultuursector moet zijn bijdrage leveren. Met de kaasschaaf kan de sector tot op zekere hoogte leven, maar die grens is absoluut bereikt. De supplementaire keuzes die de minister maakt, zijn voor een aantal sectoren heel erg pijnlijk. Minister Muyters, ik hoop ook dat de DACers in de cultuursector morgen niet moeten sneuvelen. In het eerste ontwerp van programmadecreet stond dat wel ingeschreven. Dat gaat over veel jobs! Ook in de volkshogescholen. Als u dat niet belangrijk vindt!
Mijnheer Van Rompuy, het is net omdat het niet zon immens pijnlijke besparingen zijn dat het nog even gaat, maar we zitten op de grens van het draagbare. En dat geldt niet voor alle sectoren, in een aantal deelsectoren wordt wel ontzettend hard gesneden. Daar gaan wel jobs verloren. Dat is mijn punt.
Ja, we kunnen wat minder theater maken in Vlaanderen. We kunnen wat minder boeken publiceren en subsidiëren. Maar op een bepaald moment wordt de grens bereikt. Niet de kaasschaaf is pijnlijk, maar alles wat daar bovenop komt.
Mijnheer Caron, u weet dat ik niet alles kritiekloos slik wat de minister zegt en voorstelt. We moeten realistisch zijn. Het is nooit populair om in de cultuursector te bezuinigen. Ik heb aan het eind van de jaren 80 ook nog betoogd in Tongeren omdat de minister van Cultuur daar toen woonde.
U hebt alles van nabij gevolgd. U weet heel goed dat de grote instellingen allemaal samen 30 procent meer gevraagd hebben. Zo kan een minister nooit goed doen. We kunnen over een aantal modaliteiten redetwisten, maar het is voor deze regering en deze minister zeer ondankbaar om in deze omstandigheden te moeten werken. Als hij 30 procent surplusvragen krijgt, kan hij die nooit honoreren.
Het is al twee keer aangehaald dat er jobs moeten sneuvelen in de volkshogescholen. Daar zitten we allemaal mee. Dat valt ons zwaar.
Ik apprecieer wat u zegt, mijnheer Caron. We moeten het Kunstendecreet eens bekijken op langere termijn. Zitten we niet met te veel toneelgezelschappen of te veel orkesten? In alle eerlijkheid, dan gaan er ook jobs moeten sneuvelen. Ik vind dat vreselijk. Ik vind het moedig dat u dat voorstelt, maar het zal even goed gepaard gaan met banenverlies. Daar kunnen we niet buiten.
Mijnheer Dehandschutter, collegas, een dotatie aan een orkest in Vlaanderen bedraagt zowat de helft van wat in het buitenland gebruikelijk is, ook in Nederland, Frankrijk en Duitsland. De Munt, onze federale opera en de federale begroting is er nog slechter aan toe krijgt dubbel zo veel als de Vlaamse Opera. Huizen vergelijkbaar met deSingel, zoals Cité de la Culture in Parijs, krijgen een dubbele tot driedubbele subsidiëring.
Ik wil gewoon maar even zeggen dat wij Vlamingen gewoon zijn om heel zuinig, met weinig middelen, heel erg veel te doen en toch veel culturele topprestaties te bereiken. Maar op een bepaald moment zijn die grenzen ook bereikt, en datzelfde geldt voor ons verenigingsleven. Aan mijn collega van LDD wil ik zeggen dat we nog geen 10 procent van het cultureel aanbod in Vlaanderen subsidiëren en dat 90 procent van de markt leeft. Ik neem aan dat u daar erg gelukkig mee bent. Als u het waardevolle in de maatschappij ook een kans wil geven, zijn er precies die publieke middelen nodig en die moet men gericht en efficiënt kunnen inzetten.
Ik hoop, minister, dat u straks keihard vecht, ook in de begrotingscontrole, om een aantal anomalieën uit deze begroting recht te zetten en dat samen te doen met de minister van Begroting, om net die uitstraling van Vlaanderen maar ook de warme samenleving die het verenigingsleven en de sociaal-culturele sector leveren, te behouden. (Applaus bij Groen!)
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, h et cultuurbeleid en de culturele sector beleven ook in Vlaanderen moeilijke tijden. Na een decennium van continue groei van de budgetten wordt vandaag de broeksriem aangehaald en de harde financiële noten die gekraakt moeten worden, laten sporen na.
Aan de culturele sectoren en actoren wordt een ernstige inspanning gevraagd. In een aantal sectoren, zoals de podiumkunsten, konden de besparingen die doorgevoerd moesten worden, plaatsvinden in overleg met de sector zelf. In enkele andere sectoren, bijvoorbeeld het sociaal-cultureel werk, was dat helaas niet het geval en daarvan zien en horen we vandaag de gevolgen. Zoals ik al in de commissie Cultuur benadrukte, vragen wij vanuit onze fractie dat er in de sector van de volkshogescholen snel werk wordt gemaakt van de nodige flankerende maatregelen in dialoog met de sector.
Ik denk dat vandaag nogmaals bewezen is dat, wat de culturele beleving in de ruime zin van het woord betreft, niet alle heil verwacht kan worden van de overheid, en dat namelijk de rol van gezinnen, van ouders, maar ook van culturele, sociale en jeugdverenigingen niet voldoende benadrukt kan worden. Een kleine illustratie hiervan. Onlangs kwam er een rapport uit waaruit bleek dat heel wat kinderen in Vlaanderen niet graag lezen. Ze lezen goed, maar ze lezen niet graag. Slechts 18 procent neemt graag een boek ter hand. Dat is jammer, want Vlaanderen kan bogen op een belangrijke literaire traditie en maakt sinds lang werk van een ambitieus letterenbeleid en een beleid van leesbevordering via de Stichting Lezen. Ik denk aan initiatieven zoals de Jeugdboekenweek, de Voorleesweek enzovoort. In de nasleep van dit onderzoek werd in dit parlement, maar ook in de media deze zorgwekkende evolutie besproken. Er verscheen onder andere een zeer lezenswaardig en interessant opiniestuk in De Standaard, onder de titel "Lezen is tijdverspilling, vinden heel veel jonge Vlamingen". In het stuk wordt de cruciale vraag gesteld: "Want wie anders zal jongeren verleiden tot lezen, hen de gewoonte aanleren een boek vast te nemen, hen overtuigen van het belang van lezen? De acteur, het popidool, hun coole leeftijdsgenoten misschien? De leerkracht! Een gepassioneerd leraar is er tien waard." Graag maak ik hier een bedenking bij, en dat is ook de boodschap die ik vandaag wil brengen.
Het is evident dat leerkrachten leerlingen moeten leren lezen en ze proberen leerlingen te motiveren om boeken ter hand te nemen. De meeste leerkrachten doen dat absoluut met veel overtuiging. Maar de eerste verantwoordelijken en daar wordt bijna nooit over gesproken - om kinderen aan te moedigen om te lezen, zijn de ouders. Van die laatste is geen spoor in het opiniestuk. De school, verenigingen, wie dan ook, maar de ouders vallen uit de boot. Een beetje verder klinkt het in hetzelfde stuk: "Zowel media als onderwijs als jongeren zelf zouden het belang van boeken en lezen moeten inzien". Weer geen spoor van de ouders. Heel vreemd. Aanzetten tot lezen behoort voor mij immers ongetwijfeld ook tot het ouderlijke opvoedingsproject. Een jongere is en blijft in de eerste plaats het kind van zijn ouders. De school, de leerkracht, de overheid spelen hierbij een zeer belangrijke rol, maar de ouders spelen - om in culturele termen te blijven - de eerste viool. Hier knelt natuurlijk het schoentje. Twee op drie Vlamingen gaan nooit naar een bibliotheek, en dat aantal is sinds een tiental jaren nog gestegen. Het is goed om dat eens te benadrukken.
Wat ik wil zeggen is het volgende. Er wordt zo dikwijls naar de overheid gekeken. De overheid heeft het nu financieel heel moeilijk. Ook in het cultuurbeleid zien we dat. Dat vergroot de verantwoordelijkheid van de andere actoren. En dat zijn de gezinnen, de culturele verenigingen, de jeugdverenigingen en de sportverenigingen. Dat aspect moet ook in dit parlement beter aan bod komen. Het verwachtingspatroon is te groot. Vandaag komt dat aan de oppervlakte. Andere actoren moeten meer verantwoordelijkheden nemen.
Een ander aandachtspunt voor het cultuurbeleid van de komende jaren koppel ik aan het bezoek dat ik onlangs aan de nieuwe openbare bibliotheek van Amsterdam bracht. De bibliotheek dateert van 2007. Het is een fantastische proactieve bibliotheek, met de blik op morgen gericht. De medewerkers zijn eigenlijk niet meer met boeken maar met mensen bezig. Dat zegt de directeur althans.
De bibliotheek kan tot voorbeeld voor heel Vlaanderen strekken. Wel hebben we al een hele weg afgelegd. Er staan prachtige projecten op stapel zoals Muntpunt in Brussel of de tentoonstelling De Waalse Krook in de Openbare Bibliotheek in Gent.
Met de commissie Cultuur gaan we de enorm boeiende uitdaging aan om deze sector zelf te bespreken. Ik hoop dat we daar de komende jaren meer werk van kunnen maken.
De heer Wienen heeft het woord.
Ik begin met een positieve noot. Ik heb de weddingschap over het uur gewonnen, mijnheer Verstrepen. Het is kwart over zeven. Het beleid van de mediaminister is een pak minder positief. Ik heb de indruk dat de minister het parlement in de rol van Joris Ockeloen duwt, het hoofdpersonage van Jeroen Brouwers eerste roman. Het hoofdpersonage zit het hele boek door te wachten. Wij wachten op beleid, keuzes en beslissingen. Ook voor het komende jaar 2011 blijft de minister blijkbaar steken in een studiefase.
Studeren is niet slecht, meten is immers weten. Maar er komt een moment dat er ook beslissingen moeten worden genomen. De minister loopt nu achter de feiten aan, in heel wat dossiers. We hebben het in het actuele vragenuurtje nog gehad over de problematiek van de distributiesector en het overwicht van één speler op de markt. Vandaag wordt voorgesteld de kabel open te gooien. Vorige week zei de minister nog alles te moeten bestuderen. De feiten halen haar in.
Ik wil het debat niet overdoen, maar een beetje respect voor de decreten die hier zijn goedgekeurd, voor de instellingen en de regulatoren die vanuit dit parlement hun bevoegdheden hebben gekregen, kan geen kwaad. We moeten blij zijn dat zij hun bevoegdheden gebruiken en daar nu verslag over doen, rapporten over opmaken en voorstellen over indienen. In de commissie krijgen we zeker nog de kans om daarover van gedachten te wisselen, maar in eerste instantie moeten we ons houden aan onze eigen wetgeving en de regulatoren hun werk laten doen.
Ik kan de heer Wienen en de leden van de mediacommissie meedelen dat ik zonet de regulator heb uitgenodigd om tekst en uitleg te komen geven bij twee zaken.
Het eerste is het nieuwe rapport over de mediaconcentratie. Het tweede is de gemeenschappelijke beslissing met de andere regulatoren in België over de positie van de distributeur en de beslissing om het netwerk open te stellen voor concurrenten in die markt. Dat zou normaal moeten plaatsgrijpen begin januari. We zullen daar dan uitgebreid over kunnen debatteren, zij het onder voorbehoud. Ik kan de regulator uitnodigen maar niet vorderen.
Ik heb al heel wat vragen verzameld. De krant was nog maar net verschenen en de vragen waren er al. Straks verschijnt er waarschijnlijk een nieuwe cascade van berichten over een tweede aspect. Maar ook daar heb ik geanticipeerd en de regulator gevraagd om tekst en uitleg te komen geven. Daarna kunnen we daarover debatteren, al dan niet, maar wat mij betreft, liefst in aanwezigheid van de minister.
Uw goedheid kent geen grenzen.
Het punt dat ik wil maken, minister, is dat de regering gewoon te traag is in dezen. Dit was geen nieuw probleem. Dat heb ik vorige week al gezegd. Het was te voorzien wat er zou gebeuren. Zo gebeurt dat ook met de grote problemen waarmee onze openbare omroep wordt geconfronteerd. Daarin wenst u ook nog altijd geen beslissingen te nemen en een beleid te vormen. Dat gebeurt dan in de duik zonder het parlement te raadplegen. De heer Tommelein was daar allesbehalve tevreden over. U gooide snel een visienota in de media die wij in eerste instantie niet mochten zien omdat reacties van de oppositie eventueel uw mediastrategie in de war zouden brengen. Op dat gebied was het duidelijk wat u van plan was.
Ook op budgettair vlak zijn er grote uitdagingen bij de VRT. Ik heb het dan onder meer over de renovatie van het omroepgebouw, die niet langer kan worden uitgesteld. Daarnaast is er ook de financiering van het pensioenfonds. Daarvan is slechts 42 procent gefinancierd. Dat zijn immense problemen waarmee de VRT geconfronteerd wordt en die u niet kunt oplossen.
We hebben het ook gehad over het knipperlichtenmodel. Ik dank de VRT voor alle informatie die hij heeft gegeven. Intussen hebben we door hoe de reclame-inkomsten bij de VRT gedaald zijn. De Vlaamse Audiovisuele Raad (VAR) beslist helemaal autonoom over het volume en de tarieven van reclame en jaagt daardoor elk jaar opnieuw de Vlaamse overheid op kosten. Ook dit jaar moet de Vlaamse overheid voor bijna 9,5 miljoen euro bijfinancieren met het knipperlichtenmodel. Dat kan niet, dat is er ver over. Ze schuiven hun verantwoordelijkheid van zich af. Daarom zullen we morgen ook stemmen over mijn amendement om dat knipperlichtenmodel uit de begroting te lichten.
Mijnheer Wienen, ik ben het met u eens dat dit een slecht model is. Maar als u dat model eruit wilt, wat is het alternatief dan? We zouden kunnen beslissen dat er geen reclame meer mag op de openbare omroep en dat bedrag toevoegen aan de dotatie. Een andere mogelijkheid is dat we het plafond verlagen en een kleiner bedrag toevoegen aan de dotatie. Een laatste optie is dat we de VRT nog wat meer laten bloeden. Waar kiest u voor?
Mijnheer Caron, het Vlaams Belang is geen tegenstander van de gemengde financiering van de openbare omroep. Voor de commerciële omroepen zijn advertenties de belangrijkste en zowat de enige bron van inkomsten. Zij moeten daarmee hun werking financieren. Wanneer de VRT een deel uit die markt haalt, heb ik daar geen probleem mee. Maar wanneer die markt het slecht doet en er zijn weinig advertenties, dan bloeden de commerciële zenders ook. En die hebben geen Vlaamse Regering die het verschil bijpast, mijnheer Caron. En dat is nu net het probleem. De VRT en de VAR zitten er helemaal niet mee dat die reclamebudgetten dalen want de Vlaamse Regering past het verschil toch telkens bij. Dat is het probleem van de knipperlichtenprocedure.
Mijnheer Wienen, wees nu eens duidelijk. Bent u voorstander van het commercieel activeren van de VRT of niet? Vindt u dat de publieke omroep commerciële activiteiten mag ondernemen?
Als het een slechte tijd is, is het een slechte tijd voor de privéomroepen, zegt u. Dat is juist. Dat wetende, zegt u eigenlijk dat de VRT zich moet onthouden van commerciële activiteiten omdat hij anders willens nillens een speler op de markt wordt en de marktactiviteiten van een ander verstoort.
Als je het niet doet, en je gaat voor een veel grotere publieke financiering of voor een loutere publieke financiering, dan is de consequentie toch dat de belastingbetaler meer gaat betalen voor die publieke omroep? Het ene kan toch niet zonder het andere? Het zijn toch communicerende vaten? Wat is nu eigenlijk uw stelling? Mag de VRT reclameinkomsten werven of niet?
Mijnheer Wienen, wilt u dat de VRT slagkrachtig is en maximaal middelen genereert, zodat hij minder kost aan de Vlaamse overheid? Of wilt u dat net heel laag houden? Welke financieringsmodellen ziet u? Als het economisch goed gaat, zijn de reclameopbrengsten voor de commerciële zenders ook goed. En ik gun hun dat van harte. Maar dat gaat samen met de omroep. Dat is dezelfde markt, waar we allemaal uit putten en ontvangsten proberen te genereren.
Wilt u dat de ene opgaat en de andere ondergaat? Wat is uw echte agenda?
U vermoedt altijd geheime agendas, mijnheer Caron. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Die duidelijkheid is er. Er is een systeem van gemengde financiering voor de openbare omroep, een systeem waarbij de reclame-inkomsten van de VRT geplafonneerd worden. Men moet dat plafonneren omdat de commerciële spelers het grootste deel van hun inkomsten uit die reclamemarkt moeten halen en omdat je anders elk commercieel initiatief en elke privéomroep in Vlaanderen de nek omwringt.
U spreekt over minder reclame-inkomsten, mijnheer Caron. Ik wil u erop wijzen dat de VRT elk jaar van de Vlaamse Regering en de Vlaamse belastingbetaler meer dan 300 miljoen euro krijgt. Dat krijgen de commerciële omroepen niet. Zij moeten met een veel kleiner budget even goede televisie maken. Dat probleem, dat u aanhaalt, zie ik toch niet.
Ik wil een aantal collegas en fracties helpen om het geheugen op te frissen inzake de mediahistoriek en de financiering van de openbare omroep. Ik hoor hier koud en warm tegelijk blazen. Ik hoor ook een hoop onzin. We mogen niet vergeten dat de politiek dit financieringsmodel van de openbare omroep heeft uitgedacht met maar één reden: de politiek had namelijk niet het lef om evenveel budgetten te geven aan een openbare omroep als wat ze kwijtspelen in Cultuur, waar massaal geïnvesteerd mag worden op onzin. Dan hebben ze een systeem uitgedacht om de commerciële partners te verzwakken: laten we de openbare omroep, die toch gesubsidieerd wordt en waar de rekeningen toch niet moeten kloppen, nog een extra budget geven, en laat diezelfde openbare omroep zich maar begeven op de commerciële markt, met alle concurrentievervalsing van de afgelopen decennia van dien. Dat is het resultaat geweest van het inkomstenmodel van de VRT.
Dat was echter nog niet genoeg, en toen is daar de knipperlichtenprocedure bovenop gekomen. Die is gecreëerd om een aantal van die bestuurders gelukkig te houden, omdat men vond dat men nóg niet genoeg geld kon binnenrijven. En dan heb ik het nog niet over allerlei subfinancieringen bij de openbare omroep, van ministers die een potje willen uitdelen, van Cultuur tot Innovatie en Economie, om een programmaatje te kunnen maken en zichzelf in de picture te plaatsen. Als je dat erbovenop telt, denk ik dat die openbare omroep genoeg centen ontvangt.
Ik vind het een valse discussie om nu te vragen hoe het dan moet. De VRT droogleggen? De VRT wordt niet drooggelegd. Bij de VRT werken al jaren honderden mensen te veel, zonder een job. De VRT heeft nooit een rekening gehad die sluitend is.
De VRT heeft maar één keer, onder onze goede vriend Tony Mary, overschotten gehad. Toen stond diezelfde overheid met de hand open om de overschotten af te romen en af te pakken van de VRT. Het is koud en warm tegelijk blazen.
Het beleid, het bestuur, de politiek, uw voorgangers hebben beslist dat dit valse en niet-werkende financieringsmodel voor een openbare omroep werd gecreëerd.
U mag binnenkort de test binnen Europa doen voor de nieuwe digitale technieken waar ook de openbare omroep carte blanche heeft. Die discussie wordt binnen Europa gevoerd. Ik denk dat we die discussie moeten starten door eenvoudigweg te zeggen hoe de VRT moet worden gefinancierd.
De VRT wordt op dit ogenblik overgefinancierd. Men heeft nog nooit één doorgedreven audit bij de openbare omroep toegelaten over bestedingen en inkomsten.
Collega Verstrepen heeft natuurlijk voor een deel gelijk. Wat de gemengde financiering betreft, is dat geen probleem. Maar vergeet niet dat wanneer je de VRT toelaat om commerciële businessmodellen te ontwikkelen en alles commercieel uit te buiten, Europa meekijkt en dat het wel eens goed zou kunnen dat Europa met de houten hamer op het VRT-hoofd slaat. Dan zijn we nog verder van huis dan vandaag, want dan zal er van die sterke openbare omroep heel wat minder overblijven.
Minister, u hebt ook gezegd in te zetten op onafhankelijkheid, kwaliteit en pluriformiteit van de media. Ik vind dat goed, maar ik vraag me af hoever dat haalbaar is. De omroep die eigenlijk het voorbeeld van onafhankelijkheid moet geven, houdt er zelf geen rekening mee. In de VRT zwermt nog altijd de nota rond waarin staat dat Vlaams Belangers niet of zo weinig mogelijk aan bod mogen komen.
U steunt ook het Elektronisch Nieuwsarchief (ENA) financieel. Het ENA doet een monitoring van de verschillende nieuwsuitzendingen op televisie. Dan merk je die politiek bij de VRT op, zeker bij de VRT, maar ook bij andere omroepen, want wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien. Mijn fractie komt in nieuwsberichten ongeveer 4 procent per jaar aan bod. De traditionele partijen, sp.a, Open Vld en CD&V, zijn goed voor 83 procent van de aandacht in het nieuws. Wat de onafhankelijkheid van de journalistiek betreft, stelt er zich een groot probleem. Te gepasten tijde zullen wij dat ook nog eens aan de kaak stellen.
Tot slot zou ik het willen hebben over de radio- of FM-frequenties. U hebt geschreven dat u aan een nieuw frequentieplan werkt en dat u wilt werken aan het wegwerken van de Franstalige stoorzenders. U zult daarover een onderhoud hebben met uw collega in de Franstalige Gemeenschapsregering. Ik wens u alleszins veel succes want er zijn u veel ministers voorgegaan die er hun tanden op hebben stukgebeten. Ik denk aan minister Peeters, aan minister Bourgeois, aan collega Keulen, die het probleem nooit hebben kunnen oplossen, vanuit de manifeste onwil van de Franstalige Gemeenschap. In het belang van de Vlaamse gemeenschap en de radios... (Opmerkingen van de heer Jurgen Verstrepen)
Waarom moet ik steeds de heer Van Rompuy in het debat betrekken? Het is zo al erg genoeg met de Vlaamse Regering. Ik ga dat niet doen. Ik weet dat hij mediaminister is geweest, maar dat was een heel stuk voor mijn tijd.
Die discussie met de Franstalige radios in Brussel die onze zenders tot aan de taalgrens wegblazen, dateert al van 1994. Alle ministers van Media hebben er over onderhandeld en ik wens minister Lieten veel plezier. In mijn tijd was mevrouw Onkelinx minister van Media. Kris Van Dijck heeft me toen nog ondervraagd met zijn eerste vraag die hij ooit in het parlement heeft gesteld. Het is een zaak die onoplosbaar is. Ze werken met veel minder zenders maar met een veel groter vermogen. Zeker in Brussel kunnen we daar gewoon niet tegenop, zelfs de VRT niet.
Ik wil graag een kleine correctie aanbrengen in dit verhaal. Er is één minister die zich ooit heeft verzet tegen landelijke commerciële radio, en dat was de heer Van Rompuy, waardoor we de lokale radio hebben gekregen, waardoor we geen overlegmodel hadden en waardoor we alle frequentieshit hebben gekregen die er was. Met alle respect, maar daar is het begonnen.
Het is inderdaad al een heel oud zeer. Telenet en Belgacom hebben samen een marktanalyse gemaakt. Misschien kunnen de regulatoren dat probleem samen eens aanpakken, want dat is de enige uitleg daarvoor.
Mijnheer Verstrepen, ik weet niet of frequentieshit eigenlijk wel goed parlementair woordgebruik is, maar dat moeten de mensen van de Handelingen dan maar uitzoeken.
Minister, het is belangrijk om in dit verhaal en in het verhaal van het digitaal dividend want ook daar worden we tegengewerkt door de federale overheid een stevige vuist te maken. Ik kan niet anders dan zeggen met de woorden van Alfons De Ridder: Weet dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord, zolang ge stamelend bidt of bedelt bij de poort. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik vervang Peter Gysbrechts, die nu gemeenteraad heeft en mij had gevraagd om een betoog te houden over sport.
De minister van Sport heeft veel geërfd van zijn voorganger. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn beleid voortbouwt op wat in het verleden is besproken of beslist, maar onze partij heeft sterk de indruk dat de uitvoering van dit beleid soms een moeilijke bevalling is. Een voorbeeld daarvan zijn de motorcrossterreinen, zonder daarvoor de volledige verantwoordelijkheid bij de huidige minister te leggen. Een ander voorbeeld is het dopingbeleid. Alle fracties pleiten nu al heel lang voor een beter en proportioneel dopingbeleid. Als voorzitter voor Sport binnen Europa lag de weg hier open om binnen de Europese context tot een gezamenlijk standpunt te komen en nieuwe afspraken te maken. We zijn in volle verwachting van dat nieuwe dopingbeleid, en hopen dat daar snel werk wordt van gemaakt.
Iedereen die aanwezig is in de commissie, weet dat we continu en open van gedachten wisselen over dit onderwerp. Ik geef continu de stand van zaken door, zowel op Europees als op Belgisch vlak. We proberen samen met de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap tot één visie te komen, zodat voetballers van bijvoorbeeld Charleroi niet op een andere manier antidoping moeten volgen dan, ik zeg maar wat, spelers van AA Gent. Die zaken hebben we daar samen besproken. Als we een gemeenschappelijk beleid willen hebben in België, Europa, of internationaal, dan doen we dat niet van de ene dag op de andere.
Iedereen die de commissie inhoudelijk volgt, weet dat ik daar heel sterk mee bezig ben. Ik kan morgen een voorstel van decreet voorleggen, maar dan hebben we niet wat we wensen. Wat we allemaal wensen, is een uniform beleid, dat verder gaat dan Vlaanderen. We zouden opnieuw de fouten maken die in het verleden zijn gemaakt, maar dit parlement heeft eensgezind een antidopingbeleid goedgekeurd, en zegt nu zelf waar we het moeten wijzigen. Het is heel eenvoudig: dit moeten we niet snel, maar grondig doen. Iedereen in de commissie weet dat we dit grondig aanpakken.
Minister, u beaamt wat we hebben gezegd: alle fracties pleiten al heel lang voor een beter en proportioneel dopingbeleid. We weten dat we niet over één nacht ijs moeten gaan, maar toch wordt het stilaan tijd dat we vooruitgang boeken.
Een ander probleem dat blijft hangen, is de samenwerking met het onderwijs. De basis voor sport wordt op jonge leeftijd gelegd. Als we de jongeren via het onderwijs niet met een breder pallet aan sporten in contact laten komen, zullen we er niet in slagen om meer jongeren aan het sporten te krijgen.
Voorlopig wordt onzes inziens nog te weinig ingezet op een synergie tussen sport en onderwijs doorheen de hele schoolloopbaan.
Waar we ons absoluut wel in kunnen vinden, is de visie van minister Muyters dat er nood is aan een langetermijnaanpak voor topsport. Bloso moet zijn verantwoordelijkheid opnemen en bewijzen dat het dat kan organiseren. Er blijven echter een aantal pijnpunten. Een ervan is al vernoemd, namelijk de vergoeding van de topsporters op basis van het diploma in plaats van op basis van prestaties. Een ander pijnpunt is ook de kwaliteit van de uitstroom van de topsportscholen. Als we echt naar een topsportklimaat willen gaan in Vlaanderen, moeten we knopen durven doorhakken in dergelijke dossiers.
Ten slotte zien we dat minister Muyters werk wil maken van de evaluaties van de experimenten en de proefprojecten. In het kader van een goed en efficiënt bestuur heeft men hier ook kansen laten liggen. Zo heeft men beslist om een vervolg te maken op de samenwerkingsovereenkomst met Catalonië, Marokko en Zuid-Afrika zonder eerst te zorgen voor een grondige evaluatie. Het is maar de vraag wat de effectieve meerwaarde is van deze projecten, zeker in een jaar waarin besparingen en efficiëntie centraal zouden moeten staan.
Kortom, minister, er circuleren veel dossiers, er is veel in gang gezet, maar de landing moet voor een aantal dossiers echt wel worden ingezet. Onze fractie hoopt er alleszins actief aan te kunnen meewerken tijdens de komende commissievergaderingen.
De heer De Coene heeft het woord.
Voorzitter, achtbare collegas, ik zou eerst iets willen zeggen tegen mijnheer De Gucht, maar ik zie dat hij verdwenen is. Het had me eigenlijk verbaasd indien hij hier nog aanwezig zou zijn.
Ik wens mijn collega te verontschuldigen. Hij had echt andere verplichtingen. (Opmerkingen)
Mijnheer De Coene, hij wilde zich absoluut verontschuldigen voor het feit dat hij niet aanwezig kan zijn. Ik sta erop dat toch even te vermelden vooraleer u zegt dat hij misschien geen zin had om te luisteren.
Mijnheer De Coene heeft natuurlijk wel een punt. De collegas die hier het woord nemen over Cultuur, Jeugd, Sport en Media zouden de elementaire beleefdheid moeten hebben om aanwezig te zijn. Er zijn mensen die hier hun verhaal komen vertellen, daarna hun koffer pakken en huiswaarts keren. Ik vind dat stijlloos ten opzichte van degenen die wel de moeite doen om te luisteren naar wat besproken wordt tijdens het desbetreffende hoofdstuk. (Applaus)
Voorzitter, ik heb daar alle begrip voor. Ik zal hem de boodschap overmaken. Ik zal blijven luisteren tot het bittere einde, zoals vorig jaar.
Mevrouw Brusseel, ik heb het niet over u. Maar mevrouw Schryvers is verdwenen. Mevrouw Werbrouck is nog altijd aanwezig. Mijnheer Caron is nog altijd aanwezig. Mijnheer Delva is nog altijd aanwezig. Degenen die deelnemen aan het debat, moeten er maar voor zorgen dat ze daarna aanwezig zijn.
De heer De Coene heeft het woord.
Ik zal mijn bekommernissen toch uiten. Misschien word ik wel uitgenodigd voor een etentje door de betrokkene. Ik vind het wel opvallend, voornamelijk omdat het komt van een fractie die bij het begin van de zitting misbaar heeft gemaakt omdat de minister-president gekozen had voor andere activiteiten. Dit is ongeveer hetzelfde. Ik wil de twee niet met elkaar vergelijken, want dat zou oneervol zijn voor de minister-president.
Daarnet heeft de heer Caron gezegd dat we in het buitenland bekend zijn dankzij het ballet, dankzij onze kunstenaars. Maar ik denk dat we vanaf nu in het buitenland bekend zullen worden dankzij de bergbeklimmers. Dat is een goede zaak. Onze eerste minister is de ambassadeur van de topsport.
En de tafelspringers.
Collegas, voor alle duidelijkheid wil ik toch zeggen dat ik behoor tot een fractie die deel uitmaakt van de meerderheid. Ik zou willen terugkeren naar twee zaken die in het debat over Cultuur zijn aangeraakt, aan de oppervlakte komen. Enerzijds gaat het om de ingrepen in het sociaal-culturele volwassenenwerk, anderzijds om de toekomst van de grote instellingen.
En waarom wil ik daar even naar terugkeren en waarom zeg ik dat ik deel uitmaak van een meerderheid? Ik zeg dat omdat ik vind dat in een meerderheid geldt: samen uit, samen thuis. Ook als er maatregelen worden genomen die in se niet aangenaam zijn of die je zelf misschien niet zou nemen, dan moet je de politieke eerlijkheid hebben om te zeggen dat we ze samen nemen en dan moet je ook verantwoordelijkheid nemen. Ik vind het in de commissie, en ook elders, altijd aangenaam om met iemand als de heer Caron te discussiëren, want hij bezit de eerlijkheid om altijd genuanceerd te debatteren. Soms gebeurt dat tot zijn eigen schande, want dan vragen de mensen: Bart, wat is het nu eigenlijk? Zo genuanceerd doet hij het.
Ik wil dat in dezen ook een beetje doen. We moeten de verantwoordelijkheid nemen voor een aantal maatregelen die misschien niet leuk zijn en ik richt me nu even tot de minister van Cultuur op voorwaarde dat we ook binnen die meerderheid bereid zijn om de verantwoordelijkheid te nemen om te kijken wat de gevolgen zijn van de maatregelen die we nemen.
In dit licht wil ik toch even verwijzen naar de extra besparingen in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Ik meen me te herinneren, mevrouw de minister, dat u zei dat u boven op de reeds bestaande besparing, in uw departement 3,7 miljoen euro diende te besparen. Als ik de cijfers even bekijk, merk ik dat het grootste volume van de extra besparing zich situeert in dat specifieke cultuurdomein. Ik meen dat het goed is om in alle nuchterheid en redelijkheid te bekijken wat het effect van die besparingen is. Als we vaststellen dat de organisaties niet langer kunnen voldoen aan de decretale plicht, als we vaststellen dat er inderdaad sociale gevolgen zijn die eigenlijk niet aannemelijk zijn, dan moeten we proberen om dat in de begrotingscontrole 2011 te remediëren. Wij gaan ervan uit dat dit op een heel correcte manier zal gebeuren.
Het tweede punt is de toekomst van de grote instellingen. Het is inderdaad zo dat er op een zeker moment een vraag kwam naar 12 miljoen euro. Gecorrigeerd door de administratie kwam dat uit op ongeveer 5 miljoen euro. U hebt gezegd dat u wegens de budgettaire context niets kon doen, maar dat u zou proberen om de kosten te drukken via een betere samenwerking. Die ambitie is redelijk, op één voorwaarde. De hoorzittingen die we hebben gehouden met de sector, zijn daarbij van belang. De doelstelling moet zijn dat we tegen de best mogelijke kostprijs de grootste kwaliteit bereiken. Als we merken dat dit tweede in het gedrang zou komen, dan moeten we ook de openheid hebben om het onderscheid te maken tussen instrumenten en doelstellingen. Als we zouden vaststellen dat de doelstelling van het verder garanderen van topkwaliteit vanuit Vlaanderen niet gehaald wordt, dan moeten we ook in redelijkheid bekijken wat er dan wel moet gebeuren.
Ik herinner me flarden uit het debat over de samenwerking of fusie tussen ballet en opera. Ik luisterde voornamelijk naar de mensen van de opera. De ene vertegenwoordiger van de opera zei: Als je kunt samenwerken, dan moet je nog willen samenwerken, want we hebben het gevoel dat men niet altijd wil. De andere vertegenwoordiger van de opera zei: En als je wilt samenwerken, dan moet je nog kunnen. Hij was er niet van overtuigd dat er altijd kan worden samengewerkt. Soms gaan wij, als minder grote kenners dan hen die het vak uitoefenen, gemakshalve uit van een aantal scenarios. We moeten dit dus in alle redelijkheid bekijken. Ik ga ervan uit, mevrouw, dat we dat op een constructieve en een zelfkritische manier kunnen doen, want dat is veel beter dan ofwel de loftrompet te steken ofwel een soort van noodklok te luiden. De waarheid ligt dikwijls in het midden. Ik stel voor dat we op een pragmatische en onbevangen manier bekijken wat we het beste kunnen doen voor cultuur in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Verstrepen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal het niet over cultuur of sport hebben, het is media geworden. In de reclamewereld is herhaling het buzzword. Ik zal dit nu nog eens doen zodat u mijn boodschap eindelijk begrijpt voor het einde van het jaar en oudjaar.
U weet dat ik altijd een pleitbezorger ben geweest van innovatie op het vlak van de digitale samenleving en maatschappij, onderzoek en digitale ontwikkeling. Ik ben heel droevig als ik uw beleidsbrief en uw begroting bekijk, want ik zie gewoon een verschuiving.
Minister, ik zie een verschuiving van het digitale naar een aantal projecten waarbij ik nogal wat vragen heb, zoals uw Mediafonds. De Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) zegt ook dat dit leidt tot versnippering in plaats van tot cohesie. In de versnipperaar hoort ook uw beleidsbrief thuis, want er staat niet veel duidelijks in. Tot mijn grote verbazing, zeker gezien uw politieke ideologie, is uw beleidsbrief een conservatief document. Het ontbeert een visie, een strategie, een perspectief. Het ontbeert toekomstgericht denken in Vlaanderen. Het brengt geen hoop en ik houd van hoop, zeker ook in die sector. Qua radiobeleid en digitale media blijven we stilstaan, en dat zijn gemiste kansen, zeker als u ziet wat er vanuit het buitenland op ons afkomt: we worden overspoeld door nieuwe initiatieven. Onze mogelijke, potentiële digitale industrie wordt verwezen naar Het Land van Ooit, en u weet wat er in Vlaanderen met Het Land van Ooit is gebeurd.
De VRM is daarnet even aangehaald. Die instantie is bevolkt met een paar politieke pionnen. Vreemd genoeg geeft u hun minder middelen. U weet dat ik niet zal pleiten voor die VRM zoals die nu werkt. Ik steek niet onder stoelen of banken dat het niet mijn beste vrienden zijn, maar naast het uitdelen van boetes zijn er een aantal kerntaken en onderzoeken die de VRM wél zou moeten doen. Die schuift u door naar nieuwe en naar mijn mening overbodige onderzoeksinstellingen ik zal ze maar even zo omschrijven. U laat monitoren. U laat onderzoeken dat het een lieve lust is, en dan liefst nog door uw beste vrienden aan de universiteit.
De media zijn alomtegenwoordig in onze samenleving. Ze evolueren razendsnel. Alles in onze maatschappij wordt digitaal verbonden en u gaat nu het analoge museum eens observeren. U mekkert wat op de distributeurs. Er komen nu hoorzittingen. U weet echter dat u eigenlijk de bevoegdheid of de middelen niet hebt om de distributeurs op de knieën te dwingen. In het beste geval maakt u wat mediawind, maar dat is dan een vernietigende windhoos in plaats van een frisse wind. De sector loopt immers de deur van uw kabinet plat. Misschien moet u uw kabinet er eens van op de hoogte brengen dat het wat meer moet overleggen met de sector. U overlegt volgens mij immers alleen met uzelf en met uw partij.
Minister, u bent de kampioen in het niet antwoorden op vragen in debatten. U negeert soms de parlementaire werking. We hebben daar vorige week over gediscussieerd. Ik vind dat niet fijn. Zelfs op de meest eenvoudige vragen geeft u geen antwoorden. Ik zal die dan heel snel stellen. Anders krijg ik de voorzitter op mijn dak. Waarop is de resultatencontrole bij de steun aan de geschreven pers gebaseerd? Digital Audio Broadcasting (DAB) is een mislukking: wat is uw alternatief? Wat is uw plan? Voortdoen met de Staten-Generaal voor de Media? Een evenement met hapjes organiseren? Wat de VRT betreft, is uw enige daad tot nu toe het invoeren van quota geweest, en zelf proberen op televisie te komen. Elke vraag schuift u terzijde onder het mom van de nakende beheersovereenkomst. U begrijp dat ik dit met zon slecht rapport niet kan goedkeuren en steunen.
Mijnheer Verstrepen, ik ben verrast door uw betoog, en toch weer niet. U stelt dat de minister de trein van de media-innovatie mist, voornamelijk wat de audiovisuele media betreft. Telkens als de minister in de commissie komt verklaren dat ze onder meer wil dat de publieke omroep aansluiting vindt bij de nieuwste technologieën, dat hij een voortrekker is in het incorporeren van al die nieuwe technologieën, dat hij aanwezig kan zijn op digitaal vlak, bent u echter de eerste om te verklaren dat dit voor de publieke omroep niet hoeft. Ik begrijp dat eigenlijk niet goed: wat is het nu eigenlijk?
Mijnheer De Coene, dat is ook een discussie die we al enorm hebben uitgeput. We moeten duidelijk zijn: die innovatie en dat voortrekker-zijn met betrekking tot die nieuwe technologieën, is geen taak voor een openbare omroep. (Opmerkingen)
Dat zou een enorme besparing opleveren voor de VRT. Dergelijke taken moeten we aan de markt overlaten. Dat betekent niet dat de VRT de technologieën niet moet volgen. De VRT moet mee zijn met zijn tijd. Dat voortrekker-zijn lijkt me echter geen taak die deel uitmaakt van de openbare opdracht, zoals beschreven in het decreet.
Mijnheer De Coene, u weet dat ik uw intellect en de kennis van uw commissie weet te schatten.
Nu begin ik het ergste te vrezen. (Gelach)
Ik wil toch even de puntjes op de i zetten. Als ik het heb over digitale innovatie, dan heb ik het over een potentiële digitale industrie in Vlaanderen. Ik laat dan nog in het midden of de VRT ter zake een voortrekker moet zijn of niet. Dat is een discussie waard.
Maar u verengt dat tot een openbare omroep. Dat zegt toch genoeg over hoe u en hoe ik de digitale economie in Vlaanderen zien. Ik zie dat ruimer en breder, naar buitenlandse voorbeelden, naar wat men jarenlang in Nordrhein-Westfalen heeft gedaan. Daar heeft men de digitale creatieve industrie en de digitale distributie-industrie en alles wat daarbij hoort gestimuleerd. Ik vereng het niet tot het audiovisuele. Ik vereng het zelfs niet tot één openbare omroep. Want mijn fractie is ervan overtuigd dat dit een tak zou kunnen zijn. Daarmee is iedereen gediend, ook de openbare omroep. Maar als u zegt dat alleen de openbare omroep dat moet doen, dan ben ik het niet met u eens. U verengt het.
Ik zeg dat absoluut niet. Ik heb het woord alleen niet uitgesproken. Ik heb gezegd dat het niet kan als de minister dat voorstelt voor de openbare omroep. En dan hoor ik hier de waarheid wat dat betreft: de publieke omroep moet een meeloper zijn en geen voorloper.
Dan wil ik wel eens op papier zien wat de minister vertelt.
Ik stel voor dat u de beleidsbrief leest. Daar staat het in extenso in.
Die heb ik gelezen. In de vlucht. En hij hoort thuis in de papierversnipperaar want er stond niets in.
De heer Mahassine heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, de toespraak van de laatste spreker in een heel lange rij dreigt verloren te gaan. Daarom wil ik hier en u zou het misschien van mij niet verwachten de communautaire toer op gaan. Succes gegarandeerd.
Communautair, niet om Vlamingen en Walen tegen elkaar op te zetten of om van elkaar geld af te pakken. Ik wil een pleidooi houden voor een goede samenwerking tussen de gemeenschappen en de federale overheid. Want een goede samenwerking tussen federale en Vlaamse politici en administraties is echt nodig: voor de jeugd, voor sportverenigingen, voor vrijwilligersorganisaties, voor het sociaal-culturele middenveld, van de kleinste wijk tot de grootste stad en de nationale organisaties.
Beste collegas, wat is het probleem? Ons verenigingsleven waar we zo trots op zijn, onze creatieve vrijwilligers, onze maatschappelijke zuurstof, zij kreunen nog altijd onder de administratieve druk, de bureaucratische overlast, de regelneverij en controles van allerlei inspectiediensten.
Ik spreek hier ook namens heel wat verenigingen. Als festivalorganisator heb ik heel wat ervaring. Ik werk samen met heel wat verenigingen. Andere collegas hier aanwezig onderschrijven dat ook. Ook zij hebben dagelijkse contacten met die verenigingen en organisaties. Zij zitten in dezelfde positie en delen dezelfde zorgen.
Ik som ter illustratie even op wat een lokale sociaal-culturele vereniging of jeugdvereniging allemaal moet doen als er bijvoorbeeld een fuif moet worden georganiseerd. Voorzitter, ik weet nu al dat ik riskeer mijn spreektijd te overschrijden als ik de lijst overloop: verzekeringen afsluiten; toestemmingen vragen aan de gemeente; een uitzondering aanvragen op geluidsnormen; navragen of er sterke drank mag geschonken worden; Sabam betalen en organiseren; billijke vergoeding betalen en aanvragen; toezicht op de parking organiseren; toestemming vragen om bewegwijzering te hangen; doorgeven aan de burgemeester wie voor de veiligheid instaat; de buurtbewoners verwittigen; de brandveiligheid van het gebouw of de tent laten controleren; statuten opstellen om een rekening te kunnen opnemen bij een bank, enzovoort.
Ik vertel niets nieuws als ik de vraag stel: wie van ons wil dat allemaal nog doen? Wie van ons wil dat engagement, die risicos nog op zich nemen? Wie van ons voelt zich nog op zijn gemak om iets te organiseren of om zich te engageren? Wie voelt er zich niet geviseerd door allerlei inspectiediensten? Een jeugdvereniging, jeugdhuis of sportvereniging durft bijna nergens een activiteit in elkaar steken, omdat ze worden belegerd door allerlei controles, inspecties en ga zo maar door. Wij, politici, moeten ervoor zorgen dat we onze vrijwilligers niet verliezen. Het vrijwillig engagement, het cement van onze samenleving, mag niet verloren gaan. De organisatoren en de verenigingen in onze samenleving staan onder een enorme druk. Dat is vanavond al door andere sprekers duidelijk gemaakt.
Al jarenlang discussiëren wij in dit gebouw, in deze zaal, over administratieve overlast, administratieve vereenvoudiging, regelneverij enzovoort. Collegas, ik stel vast dat we nog niet zijn waar we moeten zijn, integendeel. Het wordt met de dag erger. Allerlei verenigingen en organisaties kreunen eronder. Nu kom ik bij mijn communautair verhaal. Ik stel vast dat er veel te weinig overleg is inzake jeugd, sport en cultuur, kortom in ons verenigingsleven, tussen het Vlaamse en het federale niveau.
Mijnheer Mahassine, ik luister met belangstelling naar uw sympathieke kersttoespraak in het kader van het Jaar van de Vrijwilliger. De meesten van ons delen uw ervaring voor een deel. Aan de andere kant wil ik erop wijzen dat vele van de verplichte zaken die een lokale organisator moet doen, wel zinvol zijn, en nodig zijn. Het gaat om preventieve maatregelen. Als men dat niet zou doen, zou men zware risicos lopen. Ik stel ook vast dat heel wat steden en gemeenten zich zodanig hebben georganiseerd om cultuur-, sport- en jeugdverenigingen maximaal te ondersteunen en te begeleiden bij het vervullen van al die formaliteiten. Ik denk dat we dat moeten toejuichen en hen daarin verder moeten aanmoedigen. Ik zie niet direct het punt waar de Vlaamse Regering daarin substantieel verandering kan brengen, los van de planlastvermindering die men links en rechts beoogt. In de marge zijn wel een aantal verbeteringen mogelijk.
Mijnheer Dehandschutter, u begon zeer sympathiek met het Jaar van de Vrijwilliger, maar u gleed wat weg. De heer Mahassine verdient een diploma van moed en zelfopoffering om dat hier nog eens hardop te komen zeggen, want hij heeft natuurlijk dik gelijk. Laat ons misschien zo eerlijk zijn om eens te kijken waar Vlaanderen voor verantwoordelijk is we zullen zien dat de Vlaamse overheid voor heel veel van die regeltjes wel degelijk verantwoordelijk is en dat samen met de gemeentebesturen oplossen.
Een minister van uw partij heeft hier een project van planlastvermindering voor lokale besturen. Het zou een goede missie zijn om ook eens na te denken over planlastvermindering voor het weghalen van pesterijtjes die er zijn ten aanzien van al die culturele organisaties. Men moet vandaag bijna een vrijgestelde in dienst hebben om nog te voldoen aan alle regels die er zijn. Ik pleit voor een sterke deregulering om het vrijwilligerswerk te stimuleren en een grondige evaluatie te doen. Ook het federale niveau, de provincies en de gemeenten hebben verantwoordelijkheid, maar laat Vlaanderen het goede voorbeeld geven.
Ik vind het nogal goedkoop om plots te spreken over pestreglementen. Dat doet me denken aan de retoriek van een andere partij in dit halfrond over pestbelastingen en dergelijke meer. Als je ziet waar dat concreet over gaat, valt dat nog best mee.
Ik wil nog eens benadrukken dat heel wat van die maatregelen niet uit de lucht zijn gevallen en dikwijls zijn ingegeven na serieuze problemen of incidenten om problemen te voorkomen inzake veiligheid, verkeer enzovoort.
Natuurlijk moeten een aantal zaken als vanzelfsprekendheden aan alle burgers, verenigingen, bedrijven of eender welke organisaties worden opgelegd. Daar gaat het mij nu niet om.
Waar het mij nu om gaat, is dat er een aantal Vlaamse bevoegdheden zijn. We hebben een jeugdbeleidsplan. Binnen het beleidsdomein schenken we aandacht aan jongeren en kinderen, aan jeugd en welzijn, aan jeugdtoerisme of aan jongerenmobiliteit. Deze combinaties klinken ons bekend in de oren. Het zijn allemaal Vlaamse combinaties en bevoegdheden van Vlaamse ministers. Waar het mij vooral om gaat, is dat we niet mogen vergeten dat er ook een federaal België is. We hebben veel minder aandacht voor jeugd en financiën, jeugd en sociale zekerheid of jeugd en justitie. Daar zijn in het federale België verschillende overheden voor bevoegd. Jeugd en, bij uitbreiding, het verenigingsleven vormen geen structurele aandachtspunten voor de federale overheid.
Tijdens alle gespreken die ik met jongeren of met vrijwilligers voer, komt de administratieve vereenvoudiging telkens weer ter sprake. Dikwijls gaat het om de federale rompslomp, zoals SABAM, de billijke vergoeding, veiligheid, bewaking, voedselveiligheid, fiscaal statuut, personenbelasting, arbeidsinspectie, belastingdiensten of btw. Al die jonge mensen engageren zich in hun vrije tijd.
Ik zou een oproep willen doen aan de leden van de Vlaamse Regering die verantwoordelijk zijn voor het verenigingsleven. Dat zijn ze bijna allemaal. Iedere minister is verantwoordelijk voor zijn middenveld. Minister Muyters is verantwoordelijk voor sport. Minister Schauvliege is verantwoordelijk voor cultuur en voor leefmilieu. Minister Smet is verantwoordelijk voor jeugd. Ik roep hen op contact op te nemen met hun federale collegas. Ze moeten hen op die administratieve overlast wijzen. Ze moeten ervoor zorgen dat onze verenigingen kunnen bloeien. Ze moeten hun sector niet enkel binnen de Vlaamse Regering verdedigen. Ze moeten dat ook doen op de andere beleidsniveaus.
Als politici zouden we het best een voorbeeld nemen aan al die vrijwilligers die zich dag en nacht voor hun vereniging inzetten. Zij zorgen voor het sociaal weefsel dat voor Vlaanderen zo belangrijk is en waarmee we in het buitenland zo graag snoeven. Laten we dat koesteren. Laten we hen ondersteunen en stimuleren om hun engagement voort te zetten.
Het Vlaams verenigingsleven is rijk. Dat moet zo blijven. Is het misschien de bedoeling hen binnen afzienbare tijd te subsidiëren om de bureaucratie te kunnen weerstaan en om ervoor te zorgen dat er nog een verenigingsleven mogelijk is? Ik pleit voor iets anders. (Applaus bij Open Vld, de N-VA en Groen!)