Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Wetenschappelijk Onderzoek en Innovatie 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Creyelman heeft het woord.
Collegas, wetenschap en innovatie zijn de motor van de maatschappelijke en economische vernieuwing die Vlaanderen terug aan de top moet brengen op economisch, ecologisch en sociaal vlak. Dat is het openingszinnetje van uw beleidsnota. We zijn het daar over alle partijgrenzen heen mee eens.
Jammer genoeg blijkt dat niet uit de fondsen die deze regering besteedt aan innovatie en onderzoek. Vlaanderen blijft wat dat betreft zwak presteren. We zitten nog altijd onder het niveau van onze belangrijkste handelspartners. Er zijn dus bijkomende inspanningen van de Vlaamse overheid vereist. We zouden dan ook kunnen verwachten dat u niet zou besparen op dit essentieel onderdeel van een sterke, toekomstgerichte Vlaamse economie. Wij stellen echter vast dat uw budget voor onze koepelorganisatie voor innovatie-instellingen, het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) met 23 miljoen euro daalt. Er gaat vooral minder geld naar de ondersteuning van technologische innovatie. Enerzijds zegt u dat u innovatie onwaarschijnlijk belangrijk vindt en dat het de motor moet zijn van onze Vlaamse economische wederopstanding. Anderzijds gooit u te weinig benzine in de tank zodat de motor wel moet stilvallen.
Ik wil het ook hebben over een van de doelstellingen van de Lissabonagenda, met name de beschikbaarheid van hooggekwalificeerd talent en de groei van het aantal onderzoekers. Recente cijfers tonen aan dat ook hier het beleid faalt en dat Vlaanderen er niet in slaagt om voldoende hooggekwalificeerd talent aan te trekken en het aantal eigen onderzoekers te laten stijgen.
Om onderzoekers aan te trekken zijn een aantal basisvoorwaarden noodzakelijk, onder meer gunstige arbeidsvoorwaarden en carrièrevooruitzichten, fiscale stimuli en loonkosten en het unieke karakter van de aanwezige onderzoeksinfrastructuur. Wat dat laatste betreft, vermindert u de budgetten voor de aankoop van de onderzoeksinfrastructuur. De Herculesstichting ziet het budget met 0,8 miljoen euro dalen, terwijl onderzoeksapparatuur zeker niet goedkoper is geworden.
Wat fiscale stimuli en loonkosten betreft, hebt u natuurlijk weinig troeven zelf in handen en moet er op het federale vlak gemarchandeerd worden. De al lang aangekondigde staatshervorming zou op fiscaal vlak minimaal die bevoegdheden in Vlaamse handen moeten brengen, willen we op lange termijn onze kenniseconomie verder kunnen uitbouwen en meer onderzoek en vooral onderzoekers aantrekken. Met andere woorden, de vennootschapsbelasting als Vlaamse bevoegdheid is een absoluut minimum minimorum.
Een algemeen gunstig fiscaal klimaat is uiteindelijk nog veel beter dan allerlei programmas zoals Odysseus en Methusalem. Het zou ons alweer een paar afkortingen en namen kunnen besparen en voldoen aan de voorstellen en aanbevelingen van het rapport-Soete. Mede door het Belgische feit slagen we er voorlopig niet in om voldoende wetenschappers aan te trekken. We zouden er dan ook op zijn minst voor moeten kunnen zorgen dat de Vlaamse wetenschappers hier blijven en nog belangrijker dat er voldoende grote instroom van eigen wetenschappers uit het onderwijs komt.
We stellen vast dat het aantal gediplomeerden in wetenschap en technologie al jaren hetzelfde blijft. Hoewel de Vlaamse twintigers vrij hoog geschoold zijn, zelfs in internationaal perspectief, blijft het aandeel hogere diplomas wiskunde, wetenschap en technologie relatief laag. Vlaanderen bengelt op dat vlak echt aan de staart van het Europese peloton, ongeveer 15 percent achterop het EU-gemiddelde.
Er is nu al, zowel aan de universiteiten als in het bedrijfsleven, in sommige domeinen een gebrek aan jonge wetenschappers. Aangezien de competitiviteit van onze economie staat of valt met de kennisintensieve en hoogtechnologische bedrijven, zou dit een belletje moeten doen rinkelen. Maar dat gebeurt niet. We zien dat de budgetten voor wetenschapsinformatie en popularisering van wetenschap en technologie al jaren status quo blijven.
Als u al een initiatief wilt nemen rond het populariseren van de wetenschap, dan is het door meer aandacht te besteden aan allochtonen en andere kansengroepen omdat deze groepen onvoldoende zouden worden bereikt. Het stimuleren van wiskundige en wetenschappelijke richtingen vlot echter bij al onze jongeren niet. Ik vind het dan ook ongelukkig dat u daar in zijn geheel weinig aandacht aan besteedt. Ik vraag me of het alweer nodig is om extra te gaan investeren in het bereiken van altijd dezelfde doelgroep. Wat is het nut te focussen op diversiteit en gender? Wie kan het wat schelen of zijn geneesmiddel werd bedacht door een allochtoon of door een vrouw? Niemand. Werk dus een programma uit waar iedereen baat bij heeft. Dat is zowel efficiënt als kostenbesparend.
Minister, wij zijn het erover eens dat er moet worden bespaard, maar u moet wel op de juiste dingen besparen en dat doet u onzes inziens niet. U bespaart op datgene dat er juist voor moet zorgen dat onze economie voldoende toekomstperspectieven heeft. Het blijft trouwens niet bij deze ene verkeerde keuze, ook de werkingsdotatie van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) eigenaardig genoeg de bevoegdheid van een andere minister daalt al bijna net zo erg als de in- en uitvoer tijdens het laatste jaar zelf. De nefaste besparingen in de innovatiesector versterken de nefaste besparingen in de export en vice versa. Vlaanderen heeft structureel een gebrek aan export van en investeringen in hoogtechnologische goederen. Dat blijkt uit de terugval van onze handelspositie op de internationale ranking.
Ten slotte, minister, wilt u ook inzetten op een meer geïntegreerde aanpak door de agentschappen die bevoegd zijn voor het innovatiebeleid. Er moeten inderdaad niet steeds meer organisaties en instrumenten worden opgezet. Er zijn er al meer dan genoeg en enige rationalisering dringt zich op. In plaats van nieuwe of bijkomende instrumenten op te richten, bestaat de uitdaging dan ook in het optimaliseren en het verhelderen van de bestaande beleidsmix. Wij steunen dat opzet maar wachten toch wel even af of het u ook gaat lukken. Tot hier een korte samenvatting van mijn commentaar op uw beleidsnota. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben net gesproken over de beleidsnota Werk, en ik ben blij dat we daarop aansluitend nu ook het innovatiebeleid kunnen bespreken. Ook het innovatiebeleid gaat over jobs en tewerkstelling, over de bescherming van ons sociaal stelsel en onze welvaart. De economie in Vlaanderen kent hevige concurrentie vanuit het buitenland. Als we onze positie op de internationale markt willen handhaven en versterken, dan moeten we vernieuwen. Ook de klimaatsverandering zorgt ervoor dat we moeten innoveren en onophoudelijk op zoek moeten gaan naar de meerwaarde van onze productie.
Collegas, in 2000 heeft de Europese Unie de Lissabonstrategie uitgetekend. Tegen 2010 zal Europa de grootste kenniseconomie ter wereld zijn ik zie u het hoofd schudden, minister. De resultaten ogen vandaag inderdaad mager, maar ik heb er alle vertrouwen in, want de verschillende voorliggende beleidsnotas voorzien in voldoende instrumenten om de economie te transformeren zodat we op internationaal vlak kunnen concurreren.
De weg naar innovatie is een weg naar meer wetenschappelijk onderzoek, naar kwalitatief onderwijs, naar samenwerking tussen overheid en privé, naar samenwerking tussen de onderzoekscentra en de bedrijfswereld. Innovatie is niet alleen technologische innovatie. Ik ben ook heel blij, minister, om in de beleidsnota te kunnen lezen, en we hebben dit in de commissie ook al besproken, dat u ook zult inzetten op sociale innovatie, op innovatie in het personeelsbeleid en in de bedrijfsorganisatie. Goed innovatiebeleid is niet enkel kennisverwerving, het houdt ook in dat we onze creativiteit vermarkten op een maatschappelijk verantwoorde manier.
Collegas, in het rapport-Soete werd het Vlaams innovatiebeleid in 2007 als volledig omschreven, maar als onvoldoende gestroomlijnd en onnodig complex. Wel, ik ben blij dat de regering daar niet doof voor was. Het innovatiebeleid wordt nu geoptimaliseerd en de innovatie-instrumenten worden gestroomlijnd, vereenvoudigd en verbreed, en dit in samenspraak met de kenniscentra, met de universiteiten, met competentiepolen en met de regiegroepen die worden opgericht. We scoren nog altijd onvoldoende in het aantrekken van Europese middelen voor innovatie.
Minister, vandaag heeft de commissie verschillende universiteiten en bedrijven op bezoek gehad en we hebben vastgesteld dat de problematiek van het aantrekken van Europese middelen te wijten zou zijn aan de valorisatievereiste van het IWT. Die mensen hebben ons dat uitgelegd. Ik ben heel tevreden dat we vandaag van die mensen konden vernemen dat u hen morgen zult ontmoeten, dat u zult luisteren naar hun verzuchtingen en dat u samen naar een oplossing zult zoeken. Dat is kort op de bal spelen en dat is nodig, en ik dank u daarvoor.
De speerpunten van het Vlaamse beleid worden voort versterkt en verdiept. Het beleid spitst zich nog meer toe op die domeinen die maatschappelijk belangrijk zijn en waarin wij het verschil kunnen maken. Ik denk bijvoorbeeld aan de wagen van de toekomst. Dat moet een milieuvriendelijke wagen zijn, waarbij we in eerste instantie focussen op de elektrische wagen. Dit is een dossier waarover we al voldoende hebben gediscussieerd, maar het is ook een dossier waarin we het verschil kunnen maken. Nergens in Europa zijn de afstanden voor het woon-werkverkeer zo klein als hier. We hebben een echte opportuniteit om proeftuinen op te starten. Ondertussen zijn die ook al opgestart. Ook in andere sectoren, in de biomedische sector, de zorgsector, de logistieke sector kunnen we het verschil maken.
Een ander aandachtspunt is de innovatie door kmos. Er zijn heel veel kmos en micro-ondernemingen in Vlaanderen. We mogen hen niet vergeten. Zij strijden vandaag uiteraard vooral om te overleven, en terecht. Op korte termijn zal dat niet verbeteren, maar in de toekomst moeten de Vlaamse kmos mee in rekening worden gebracht in het innovatiebeleid. Minister, het verheugt me dat ook in uw nota te lezen. De innovatie-instrumenten moeten duidelijker en toegankelijker worden. De kmos moeten worden gestimuleerd om te innoveren, maar ze moeten ook zelf de voordelen inzien van innovatie en ook heel belangrijk van de transfer van kennis en technologie. U hebt aandacht voor zowel starters en doorgroeiers als grote ondernemingen, van het ontstaan en aftoetsen van ideeën tot het in de markt zetten en internationaliseren van hun activiteiten.
We moeten ook wetenschap en innovatie promoten bij jongeren. Mijn voorganger heeft zich afgevraagd waarom dat nodig is bij allochtonen en vrouwen. Volgens hem is dat niet nodig. Minister, ik wil u verzoeken daar geen onderscheid in te maken. Als we qua kenniseconomie bij de topregios willen horen, hebben we wetenschappers nodig. Dat zal een aanpak worden van de jeugdwerkloosheid, met een goede afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt.
Ook qua innovatief aanbesteden valt er nog wat te verbeteren. Alle beleidsdomeinen moeten ter zake meer vooruitgang boeken. We moeten realistisch zijn. De Vlaamse overheid kan de hervorming van onze economie en de innovatie niet alleen realiseren. Dat zal opnieuw met het bedrijfsleven moeten gebeuren. Dat bedrijfsleven zal ook moeten worden gestimuleerd, maar het zal ook de verantwoordelijkheid moeten nemen om in te zetten op onderzoek en ontwikkeling. Ook Europa heeft een belangrijke rol te spelen. Het Belgisch voorzitterschap van de EU in de tweede helft van het jaar zal ter zake mogelijkheden bieden. Vlaanderen heeft een sterke rol te spelen in dat voorzitterschap. Minister, ik ben zeker van dat u die rol op u zult nemen. (Applaus bij sp.a)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook onze fractie heeft een aantal aandachtspunten bij de bespreking van de beleidsnota Innovatie. De achtergrond is dat er een ambitieus ViA-traject voor ons ligt: tegen 2020 willen we tot de top 5 in Europa behoren. Anderzijds is er natuurlijk de schaarsheid van de budgettaire middelen.
De volgende jaren liggen er twee belangrijke uitdagingen voor ons. We moeten het bestaande instrumentarium kritisch evalueren en wat in Vlaanderen wordt gepresteerd qua onderzoek valoriseren. Voor de kritische evaluatie hebben we een goed kompas: het rapport-Soete, dat ondertussen al enkele jaren geleden werd gepresenteerd. Het had twee klemtonen. Het instrumentarium is ruim en dekt eigenlijk het hele veld, maar is te complex en te ontransparant. Ook de kennisdiffusie en de technologietransfer naar de kmos kan beter.
Minister, maak er werk van. Zeker in deze tijd van financiële of budgettaire luwte is er een uitgelezen kans om daar werk van te maken. We moeten durven te evalueren en de versnippering tegengaan. Wat niet werkt, moeten we daadwerkelijk stopzetten en afschaffen.
Dat is ook nodig in een versnipperd landschap. Vanmorgen hebben we nog een hoorzitting gehad over het achtste kaderprogramma en ook daar kwam aan bod dat het innovatieveld heel versnipperd is en dat we keuzes moeten maken. Zo hebben bijvoorbeeld de competentiepolen allemaal hun verdienste maar ze moeten ook geëvalueerd kunnen worden met duidelijke criteria of worden aangepast zodat ze naar een lichtere virtuele structuur kunnen evolueren. Er zijn ook andere intermediaire structuren zoals de regionale innovatiecentra die ook allemaal op zich hun verdiensten hebben maar die ook geëvalueerd moeten worden om te zien of ze een effectieve meerwaarde hebben.
De tweede uitdaging is de valorisatie onderzoek en ontwikkeling en een derde is ondernemen. Daar moeten we ook werk van maken. Een kleine suggestie op dat vlak heb ik in verband met het TETRA-fonds waarbij wij de hogescholen de kans geven om met projecten naar de kmos te gaan. Waarom kunnen we dat niet meer vraaggestuurd doen en een omgekeerde beweging toelaten, zodat het TETRA-fonds door kmos kan worden aangewend om daarmee naar de hogeschool te trekken?
Een tweede aandachtspunt is het budget. In de beleidsnota lezen we de ambitie om naar de 3 percentnorm, de Barcelonanorm, te gaan op het einde van de legislatuur. Dat is en blijft heel ambitieus. We moeten eerlijk gezegd wat kanttekeningen maken bij de budgetnorm, want het is en blijft een primaire inputnorm. Dat is natuurlijk belangrijk maar niet voldoende. Nu hebben we de indruk dat bij de nieuwe Europese strategie 2020 die inputnorm wordt herhaald. Dat is een indicatie, maar wij zouden willen vragen om voldoende aandacht te hebben voor de output zodat met de centen ook goede dingen worden gedaan. We moeten ook de vraagzijde in het oog houden. Innovatief aanbesteden is en blijft een goed element.
Een derde aandachtspunt zijn de speerpunten. Durven kiezen is heel belangrijk en wij moedigen u daarbij aan.
Een vierde aandachtspunt is de integratie met economie. De beleidsnota maakt er regelmatig gewag van. Het is absoluut nodig dat de minister van Economie en de minister van Innovatie de handen in elkaar slaan om echt werk te maken van de transformatie. De bevoegdheden en het veld zijn wat versnipperd, dat maakt het allemaal wat complexer, maar maak er werk van om samen met uw collega de juiste richting uit te gaan en de juiste klemtonen te leggen.
Een vijfde punt is Europa. We hebben het er vanmorgen in de commissie nog over gehad dat Vlaanderen geen kansen mag laten liggen. We hebben gezien dat ons aandeel de laatste jaren ietwat daalt. We moeten voldoende aandacht hebben om de kanalen naar Europa open te houden en we moeten een heel actieve rol opnemen, samen met de andere partners in België, om naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap in de tweede helft van het jaar het achtste kaderprogramma te kunnen invullen.
Ten slotte is er nog een aandachtspunt met betrekking tot wetenschapscommunicatie. We hebben vorige week nog in de krant gelezen dat er een ingenieurstekort is. Dat is er maar één facet van, maar een belangrijk facet. Als we een innovatieve economie willen met voldoende onderzoek, is het absoluut nodig dat we voldoende wetenschappers hebben. Dat begint met de juiste studiekeuze in de humaniora. We hebben een heel versnipperd actieprogramma. Het zou goed zijn om te komen tot een coherent geheel.
Voorzitter, ik wil nog even iets over het economisch overheidsinstrumentarium zeggen; dat sluit nauw aan bij innovatie. De heer Bothuyne heeft daarnet ook al enkele opmerkingen gemaakt vanuit economische hoek.
Het is heel belangrijk dat we de hele levenscyclus van ondernemen en bedrijven in ogenschouw nemen en erop letten dat de verschillende instrumenten complementair zijn en elkaar geen concurrentie aandoen: Vinnof voor zaaikapitaal en ARKimedes om jonge ondernemingen verder te laten groeien. Daar is complemetariteit en we mogen niet overlappend werken.
Minister, in uw beleidsnota worden cleantech en life sciences vermeld als speerpunten. Dat kunnen we onderschrijven. Maar we moeten ook voor andere facetten durven kiezen.
Ten slotte is ook evaluatie belangrijk. We moeten de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) durven evalueren. Instrumenten die minder succesvol zijn, moeten we kritisch evalueren, en als ze niet werken, moeten we die durven stopzetten. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik begin met een citaat van Wim Roelandts, eredoctor aan de K.U.Leuven, dat de kern van de zaak weergeeft: Ingenieurs zijn de bronnen van onze welvaart. Het is een cliché, maar daarom niet minder waar. In de huidige constellatie met de crisis en de transformatie van onze economie, moeten we goed in ons achterhoofd houden dat wetenschappelijk onderzoek en innovatie wel degelijk de bronnen van onze welvaart zijn.
Voor Vlaanderen is dat bij uitstek het geval. Het zijn de onderzoekers die de grondstof geven waarop onze economie moet draaien en waarop onze welvaart steunt. Wij hebben namelijk geen andere grondstof dan onze eigen grijze hersencellen. Daarmee moeten we een concurrentieel voordeel opbouwen tegenover onze buurlanden en andere partnerlanden in de wereld. Het is evident dat wij moeten zorgen voor een zo efficiënt mogelijke inzet van deze troeven, zeker als we opnieuw bij de topregios van Europa willen horen, want de laatste jaren zijn we uit de koppositie weggevallen. Als we die ambitie blijven koesteren, moeten we daar zeker op inzetten.
Ik wil in dat verband verwijzen naar het rapport-Soete van 3 jaar geleden. Er zijn heel wat aanbevelingen gedaan, onder andere over de broodnodige efficiëntiewinsten, die zeker in deze tijden goed van pas kunnen komen. Toch heb ik soms de indruk dat er over dat rapport veel wordt gepraat, maar dat er weinig rekening mee wordt gehouden. Minister, ik roep u dan ook op om daar meer rekening mee te houden.
Ik overloop enkele concrete punten uit de beleidsnota. We steunen absoluut het idee om meer creatief en innoverend ondernemen te stimuleren door het innovatie-instrumentarium te optimaliseren. Een van de kernzaken van het rapport-Soete was de rationalisatie. We moeten die instrumenten beter stroomlijnen. Als we een slagvaardig beleid willen voeren voor onderzoek en ontwikkeling, moeten we ons durven afvragen of bepaalde instrumenten niet beter in elkaar worden geschoven of op zn minst beter op elkaar worden afgestemd. Een vereenvoudiging van de overheidsinstrumenten voor onderzoek en ontwikkeling dringt zich echt wel op.
Een tweede punt dat ik wil aanhalen, is de politiek van speerpunten die werd uitgezet in ViA en Pact 2020. De heer Van den Heuvel had het er ook over. De kracht ligt in de herhaling. We mogen die keuzes niet ondergraven. In dat verband zijn we bezorgd over de beleidsnota. De verbreding van het innovatietraject om de focus te verruimen naar de economische en maatschappelijke themas, mogen geen afbreuk doen aan de keuzes die zijn gemaakt voor de speerpunten. De proeftuinen en sectoroverschrijdende initiatieven, die op zich heel lovenswaardig zijn, moeten in de context van die speerpunten worden geïmplementeerd. Een proliferatie van speerpunten holt het begrip alleen maar uit en daarmee wordt de doelstelling van ViA en Pact 202 onderuitgehaald.
Minister, een derde en laatste punt dat ik wil aanraken, is de valorisatie van het onderzoek. Het is belangrijk dat kmos worden ondersteund bij het gehele traject van idee tot marktrijp product. Dat is ook maar een deel van de valorisatie. Wij steunen de keuze in uw beleidsnota om alle schakels in het innovatie- en ontwikkelingstraject te ondersteunen. De voorstellen die u doet voor het verwerven van vervolgfinanciering, marktpenetratie en eventueel internationalisatie lijken daarbij inderdaad cruciaal te zijn.
Bij die internationalisatie is het in elk geval belangrijk aandacht te hebben voor investeringen in de infrastructuur. Deze morgen hebben we het gehad over het achtste kaderprogramma. In een vraag om uitleg ging het over de European Strategy Forum on Research Infrastructures (ESFRI). We moeten ervoor zorgen dat we mee achter het stuur zitten. Want die infrastructuur is de manier om het onderzoek hier te verankeren. Deze morgen, tijdens de gedachtewisseling, hebben we gemerkt dat ook onderzoek en ontwikkeling niet langer vrij is van gevaar voor delokalisatie. Blijkbaar speelt ook hier de Belgische loonkost voor een deel mee. We moeten er onder andere voor zorgen dat we die infrastructuur hier kunnen houden.
Verder wil ik ook nog wijzen op het belang van Europa en het budget van 3 percent. Het blijft een prioriteit voor de regering en in de beleidsnota. Die wordt ook gehandhaafd bij EU 2020. Het is een beetje jammer dat men er nu veeleer aan denkt om die EU 2020 niet afdwingbaar te maken. Maar dat is een Europees debat.
Ik wil nog een kanttekening maken. We moeten letten op de output. Die 3 percent is belangrijk. Voor de overheid is het natuurlijk gemakkelijk om die als doelstelling vooruit te schuiven. Maar ik denk dat we ook belang moeten hechten aan bepaalde criteria voor de output. (Applaus)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, voorzitter, collegas, bij het lezen van het beleidsplan Innovatie is het eerste dat ons opvalt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan een algemene, globale visie op het innovatiebeleid in Vlaanderen. We weten allemaal dat de economie drie stadia kent: de factorgedreven economie, de efficiëntiegedreven economie, de innovatiegedreven economie. Vlaanderen bevindt zich nog in sterke mate op trap twee en moet zich verder ontwikkelen naar trap drie.
Als we kijken naar deze verschillende vormen van innovatie, dan zien we dat Vlaanderen nog een hele weg heeft af te leggen. Zo zijn we wel koploper op het vlak van procesinnovatie. Maar helaas zijn we veel minder actief op het vlak van productinnovatie en het omzetten van producten in commerciële successen. Ook op het vlak van niet-technologische innovatie is er nog heel wat ruimte voor verbetering.
Het tweede punt dat ons opvalt bij het lezen van de beleidsnota is de beperkte aandacht die wordt besteed aan de Lissabondoelstellingen op het vlak van de intensiteit van onderzoek en ontwikkeling. De beleidsnota maakt niet duidelijk hoe de structurele middelen voor wetenschap en innovatie de volgende jaren zullen evolueren. We weten dat er in 2009 werd bespaard. Alleszins is het zeker dat in 2010 zal bespaard worden op dit domein.
De afgelopen legislatuur zijn de middelen structureel gestegen met 52,4 miljoen euro per jaar. De totale middelen voor onderzoek en ontwikkeling zijn gestegen met 65,2 miljoen euro per jaar. Het is echter al gebleken dat deze extra inspanningen van het verleden niet voldoende waren om de doelstellingen van de publieke sector inzake onderzoek en ontwikkeling 1 percent van het bruto binnenlands product te halen. Indien Vlaanderen die norm wel wil halen tegen 2014, dan is er volgens de Vlaamse Raad van Wetenschapsbeleid jaarlijks minstens 177 miljoen euro extra nodig.
De Raad voor Wetenschapsbeleid merkt verder ook op dat de landen zoals Duitsland, Nederland en de Verenigde Staten wel beslist hebben om significant meer middelen te investeren in wetenschap, technologie en innovatie. Door net in tijden van economische crisis resoluut te kiezen voor bijkomende financiering voor onderzoek en ontwikkeling, zullen ze een betekenisvolle voorsprong kunnen uitbouwen. Als Vlaanderen in 2020 tot de topregios in Europa wil behoren, is het een absolute must om het voorbeeld van Duitsland, Nederland en de Verenigde Staten te volgen.
Een derde element dat we toch willen opmerken, is dat een succesvol innovatiebeleid ook moet vertrekken van een sterkte-zwakteanalyse van de Vlaamse economie. Ook dat komt te weinig aan bod in de beleidsnota. Onzes inziens wordt die analyse onvoldoende gemaakt. Zoals al vermeld werd, is het niet erg duidelijk hoe men de Lissabondoelstelling 3 percent voor onderzoek en ontwikkeling, 2 percent voor het bedrijfsleven, 1 percent voor de overheid zal trachten te halen. We blijven wat dat betreft op onze honger. We hopen dat we vroeg of laat positieve signalen zullen ontvangen.
Wat positief is, mag ook gezegd worden. Wij vinden het alleszins positief dat de regering gekozen heeft voor een optimale coördinatie tussen het Agentschap Ondernemen, het IWT, F.I.T. en de PMV. Elke instelling als dusdanig heeft een belangrijke taak binnen het kader van het innovatiebeleid. Het was uiteindelijk veel eenvoudiger geweest indien al die instellingen onder een en dezelfde minister zouden vallen. Maar ook daar vallen we in herhaling.
Een ander positief element dat we willen benadrukken, is het feit dat men ook aandacht wil besteden aan innovatie op de werkvloer. Verder is het ook voor iedereen duidelijk dat de strategische onderzoekscentra een zeer belangrijke rol spelen in het innovatiebeleid. Het Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum (IMEC), het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT), de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) werken op een uitstekende manier samen. Helaas moeten we ook hier opnieuw opmerken dat voor het begrotingsjaar 2010 besparingen worden doorgevoerd op hun basisallocatie. Wij stellen ons de vraag of dat wel de juiste keuze is, gezien de return die die inspanningen met zich mee zouden kunnen brengen.
Verder zijn we van oordeel dat de beleidsnota vaag blijft over de toekomstige inpassing van deze instellingen in het beleid. Zal er iets worden gedaan aan de versnippering van de bevoegdheden en de middelen? Hoe gaat men het IBBT inschakelen in het versterken van onze positie op het vlak van breedband?
Er is tot slot nog de vaststelling dat het stroomlijnen van het volledige instrumentarium nog niet af is. Het werd destijds opgestart door mevrouw Ceysens op basis van het rapport-Soete. De huidige regering moet alleszins verder uitvoering geven aan de aanbevelingen van dat rapport, zodat het beleidsinstrumentarium inzake onderzoek en ontwikkeling verder kan worden geoptimaliseerd. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, hartelijk welkom om op dit gevorderde uur nog zo aandachtig te luisteren. Ik moet zeggen dat de opkomst mij nog meevalt. Zoals de heer Watteeuw al zei, is het een avondvullend programma, met nauwelijks onderbrekingen en geen reclame, en dat aan één stuk door, live te volgen op internet. Dat is toch mooi. (Gelach)
Het is ook jammer dat we maar 5 minuten hebben, minister, want ik heb u toch heel wat te vertellen over deze beleidsnota. Deze regering is gestart met de grootste ambities inzake innovatie. En terecht. Vlaanderen in Actie (ViA) moet onze regio tegen 2020 naar de Europese top leiden. ViA werd vertaald naar twintig doelstellingen, opgenomen in het Pact 2020. Dat pact is de leidraad voor deze regering, en die is heel ambitieus op het gebied van innovatie.
Ik wil kort drie punten aanhalen, minister, waarbij we enkele kritische maar constructieve opmerkingen willen maken, meer bepaald het budget, de rationalisering en de competentiepolen. Wat het budget betreft, is er een beetje een tegenspraak tussen uw ambitie en uw handelingen. Ook in tijden van besparen en crisis moet u uw beloftes waarmaken. En wat zien we? Dat u in eerste instantie, bij aanvang van deze legislatuur, ondanks de belofte van het regeerakkoord om ook in moeilijkere tijden de investeringen in onderzoek, ontwikkeling en kennis vol te houden, bespaard hebt. En niet onaanzienlijk. De bedragen zijn hier al eerder genoemd.
Positief is wel dat er intussen is aangekondigd dat u die voorziene besparing gedeeltelijk zou terugschroeven. Goed, we kunnen kritisch zijn, we blijven natuurlijk wel onder de 1 percentnorm die de overheid dient te halen tegen 2014, maar onder meer naar aanleiding van de reis naar Californië is daar toch al een kleine bijsturing gebeurd, en die kunnen we alleen maar toejuichen.
Als er mensen zijn die willen overleggen, kunnen ze dat ook in het Koffiehuis doen want ik kan tot hier sommige gesprekken volgen. Mijnheer Vereeck, gaat u rustig verder.
Ik had er geen last van, voorzitter. Ik was zo helemaal aan het opgaan in mijn discours. (Gelach)
Ik luister wel naar u, maar ik denk dat sommigen niet naar u luisteren, mijnheer Vereeck.
Die crisis mag u echt niet als excuus gebruiken want onze buurlanden, onder andere Duitsland, maar ook Finland en de Verenigde Staten doen nu net extra O& O-inspanningen en zij zullen, op het moment dat een aantal economieën op apengapen liggen, een significante voorsprong uitbouwen. Dit is het moment bij uitstek om nog een versnelling hoger te gaan en wij dreigen hier een klein beetje achter de feiten te hollen. Maar nogmaals, uw bezoek aan de Verenigde Staten heeft in uw mindsetting een klik gegeven, en dat is heel positief. Meer middelen zijn zeker noodzakelijk. Uit de cijfers in het advies 131 van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) blijkt dan ook dat we nog heel wat werk te doen hebben.
Het tweede punt is de rationalisering. Als de middelen schaars zijn, moet je de middelen zien te halen waar het maar enigszins kan. Daarvoor is het al vaak geciteerde rapport-Soete een eerste goede aanleiding. Het zegt onder meer dat het Vlaamse wetenschaps- en innovatiebeleid te ingewikkeld is. De financiële middelen zijn versnipperd en de innovatie-instrumenten zijn onoverzichtelijk. De dienstverlening moet transparanter en makkelijker toegankelijk worden. De steunaanvragen moeten eenvoudiger verlopen en bovendien elektronisch afhandelbaar worden.
Minister, nochtans is besparen op structuren echt wel mogelijk. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan de Herculesstichting. Het hele management ervan kan toch voor een groot deel worden ondergebracht bij bestaande structuren?
Over de competentiepolen hebben we al in de commissie de discussie gevoerd. U hebt evaluatierapporten van die competentiepolen. U wenst deze niet ter beschikking te stellen van het parlement omwille van de confidentialiteit. Dat vinden wij jammer omdat wij daardoor niet helemaal goed weten wat er misloopt. Wij hebben een aantal indicaties dat het niet allemaal goed loopt, zoals het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) en Flanders DRIVE. Er zijn kritische geluiden geweest, enerzijds vanuit het Instituut voor de aanmoediging van innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT), anderzijds van de heer Heller. Wij moeten daar toch eens nadenken over een hertekening van het landschap.
De regering wil van Vlaanderen een topregio maken. Innovatie staat terecht centraal. Uw beleidsnota is erg ambitieus, maar vertaalt zich op dit ogenblik onvoldoende in daden. Er werd zeker bij aanvang te veel bespaard met de crisis als excuus, waardoor Vlaanderen de trein naar een performante innovatiegedreven economie dreigt te missen. Dit hypothekeert de toekomstige welvaart voor Vlaanderen. Maar wij van LDD zijn, als liberalen, optimisten. Wij hebben in ieder geval de afgelopen weken toch een sprankeltje hoop gezien in de beleidsverklaring van u en de minister-president. (Applaus bij LDD)
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, het is goed dat een beleid keuzes durft te maken inzake onderzoek en innovatie. Ik ondersteun u daarin. Het is goed dat een beleid een deel van de onderzoeksbudgetten uitgeeft aan wat het maatschappelijk relevant acht. Het systeem van speerpunten en clusters vind ik op zich erg goed, hoewel ik sommige van uw clusters minder genegen ben. Maar, minister, het houdt ook gevaren in. Grote wetenschappelijke ontdekkingen zijn nu net via fundamenteel onderzoek gebeurd, zonder een fixatie op maatschappelijke relevantie of nut. De toepasbaarheid, waarin we natuurlijk geïnteresseerd zijn, bleek pas nadien.
Wat het outputgedreven onderzoeksbeleid betreft, zit ik met een gelijkaardige vrees. Dit kan eventueel dezelfde gevaren inhouden. Het is ons niet duidelijk wat de minister hiermee precies bedoelt. Negatieve onderzoeksresultaten en een negatieve output geven ons soms meer informatie dan positieve resultaten. Ik hoop dat de minister zich niet tot de maatschappelijke sturing van innovatie- en onderzoeksdomeinen zal beperken. Ze moet ook voldoende aandacht hebben voor de pijler van het onderzoek op initiatief van de vorser.
Er is nood aan een gezond evenwicht. Daarvoor is het natuurlijk noodzakelijk voldoende middelen voor onderzoek en innovatie vrij te maken. Dan duikt plots het spook of de kwelgeest van de 3 percentnorm op. Blijkbaar verwacht de minister voorlopig dat we haar op haar woord geloven. Het eerste begrotingsjaar geeft ze alvast niet het goede voorbeeld. Ze bespaart op de budgetten. Op die manier wordt het natuurlijk moeilijk te geloven dat we de norm tegen 2014 plots wel zullen halen. Ik geef de minister, voor alle duidelijkheid, het voordeel van de twijfel. We zullen in 2014 zien wat het resultaat is.
Tot slot hoop ik dat de minister Vlaanderen niet enkel beschouwt als een internationale of een Europese speler, maar ook als een partner binnen België. Ik zeg dit zeker niet vanuit Belgicistisch romantisch gevoel. Er zijn momenteel nog een aantal federale onderzoeksprogrammas, zoals de interuniversitaire attractiepolen, die hoogkwalitatief onderzoek ondersteunen. Indien de bevoegdheid voor onderzoek volledig naar de regios zou gaan, wat er allicht zit aan te komen, zou die samenwerking wegvallen.
Ik wil in dit verband kort het voorbeeld van de VUB aanhalen. Ik heb soms de indruk dat het de VUB gemakkelijker wordt gemaakt samen te werken met een Congolese of een Chinese universiteit dan met de ULB, die op enkele meters afstand is gelegen. (Applaus bij Groen!)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.