Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Sociale Economie 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal proberen de toon te zetten door bijzonder kort en positief te zijn.
Sociale Economie is een zeer belangrijk beleidsthema. De plaats die het vandaag op de agenda krijgt, mag niet laten vermoeden dat we er minder aandacht aan zouden besteden.
Iedereen heeft recht op een duurzame job, ook de zwaksten op de arbeidsmarkt. Diezelfde arbeidsmarkt sluit, als we hem niet bijsturen, systematisch hele groepen uit: mensen die wel degelijk talenten hebben maar deze niet in het reguliere economische circuit kunnen aanwenden om fysieke, mentale, verstandelijke redenen, maar soms ook omdat ze na een langdurige periode van werkloosheid het werken wat verleerd zijn. Dat is nefast voor het individu, maar dat is ook een maatschappelijk verlies.
Tegelijkertijd slaagt het reguliere economische circuit er zonder subsidiëring niet in om nochtans legitiem geachte vragen en noden in te willigen: groenonderhoud, hergebruik van spullen, arbeidsintensieve en repetitieve handelingen, fietsenherstel, enzovoort. Op het kruispunt van deze twee vragen, de vraag van het individu om werk en de vraag van de maatschappij om diensten, is er een plaats voor de sociale economie. Het subsidiërende optreden van de overheid in deze activiteiten is dus niet marktverstorend, maar remedieert net aan tekorten van de markt.
Tegelijkertijd beweegt die sociale economie zich wel degelijk in een marktomgeving en ondergaat zij wel degelijk de invloed van die markt en dus ook van de huidige crisis. De structurele gevolgen van de economische crisis op de arbeidsmarkt zullen ongetwijfeld de sociale economie alleen nog maar meer onder druk zetten en de noodzaak eraan nog meer beklemtonen. Vandaar ons evidente pleidooi, gericht tot de voltallige Vlaamse Regering, om deze legislatuur in een billijk groeipad voor de sociale economie te voorzien.
Wij steunen de minister ook in haar aandacht voor de doorstroming van kansengroepen naar de reguliere arbeidsmarkt.
Voorzitter, collegas, de sociale economie is organisch gegroeid door de jaren heen. Dit leidt ertoe dat we vandaag een zeer ingewikkeld landschap kennen. De aangekondigde vereenvoudiging tot twee pijlers, een van maatwerkbedrijven en een van de lokalediensteneconomie, is meer dan welkom. Naast de toetsing door Europa is de aandacht voor de zwaksten op de arbeidsmarkt voor ons een belangrijk ijkpunt.
Sociale economie is geen eiland. Daarom moeten we erover nadenken waar en hoe we het generieke Vlaamse instrumentarium zouden kunnen openstellen voor de sociale-economie-initiatieven. Dat betekent ook dat het pleidooi dat we net hebben gehouden voor een innovatieve, meer kennisgedreven economie, ook van toepassing zou moeten zijn binnen de sociale economie. Ook binnen de sociale economie zou ruimte moeten komen voor innovatie.
Dames en heren, wanneer het economisch slecht gaat, lijden de zwaksten op de arbeidsmarkt daar het sterkst onder. Zij verdienen dus niet minder dan onze prioritaire aandacht. Die ambitie vinden we heel duidelijk terug in deze beleidsnota. Wij hebben dit willen versterken met de motie en wij gaan deze dan ook goedkeuren. (Applaus bij sp.a en Groen!)
De heer Laurys heeft het woord.
Voorzitter, op 26 november 2009, op 10 december 2009 en op 3 maart 2010 hebben we de begroting voor Sociale Economie 2010 en de beleidsnota Sociale Economie 2009-2014 besproken. De beleidsnota geeft helder en duidelijk de ambities voor de komende jaren weer. Dit is trouwens een weerkerend punt. Ook de vorige minister is er steeds geslaagd hierover een heldere cursus te schrijven. Ik wil hier drie specifieke bezorgdheden bespreken.
In de eerste plaats wil ik het over de problematiek van de doorstroming hebben. De Vlaamse overheid moet de doorstroming blijven promoten. De mensen die in staat zijn naar een duurzame job in de reguliere tewerkstelling door te groeien, moeten worden gestimuleerd en geholpen.
Een gerichte ondersteuning en voldoende begeleiding op de werkvloer zijn randvoorwaarden om die doorstroming mogelijk te maken. De CD&V-fractie pleit voor voldoende begeleiding door externen en niet door de bedrijven zelf. We willen enclavewerking en supported employment alle kansen geven. De ervaring met deze sector leert ons echter dat de finaliteitstewerkstelling vaak het enige haalbare scenario vormt.
Ik ben dan ook erg blij dat de minister in de commissie de noodzaak van een terugkeergarantie heeft erkend. Werknemers die doorstromen en niet in hun reguliere job slagen, moeten opnieuw kunnen worden opgevangen. Ik hoop enkel dat de minister de nodige randvoorwaarden zal creëren om dit in de praktijk mogelijk te maken.
In de tweede plaats wil ik het over de nieuwe maatschappelijke noden hebben. De sociale economie is vanuit een zoektocht naar de nieuwe maatschappelijke noden en niches gegroeid. Op dit ogenblik vormt de vergrijzing een van de meest belangrijke maatschappelijke noden die een duidelijk antwoord vergen.
Een evaluatie van de bestaande samenwerkingsverbanden is nodig. Op dit vlak ben ik het met de minister eens. Ik wil nu al expliciet wijzen op de mogelijkheden die de nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de minister van Welzijn en de minister van Sociale Economie bieden.
Volgens de analisten zal de crisis in het algemeen en de tewerkstellingscrisis in het bijzonder de nood aan bijkomende handen in de zorg enkel vertragen en zeker niet structureel oplossen. Ik wil vanuit het Vlaams Parlement voor een versterking van de sociale economie in de zorgsector pleiten.
In de derde plaats wil ik wijzen op de noodzaak van succes bij de vereenvoudiging van de sector. Tijdens de bespreking hebben we naar het rapport van het Rekenhof verwezen. Volgens dit rapport moeten we dringend werk maken van een vereenvoudiging en een harmonisatie van de inschakeling van de kansengroepen. Volgens het Rekenhof heeft de verscheidenheid aan maatregelen en aan begeleidingsvormen in Vlaanderen tot een ondoorzichtige praktijk geleid. Door de ondersteuningsstructuur te hervormen en het rugzakprincipe te concretiseren, kunnen we hier iets aan doen. We beogen op dit vlak meer transparantie. Hierdoor zal de controle door het Vlaams Parlement verbeteren.
De Europese context maakt deze oefening niet gemakkelijk. De CD&V-fractie pleit er dan ook voor hier voorzichtig mee om te gaan. We willen niet te licht over de Europese afstemming heen gaan. We zijn enigszins beducht voor de mogelijke nefaste gevolgen voor een grote groep doelgroepmedewerkers. De CD&V-fractie hoopt dat de minister in voldoende middelen zal voorzien om dit veranderingstraject in de sector tot een goede einde te brengen.
Ik heb net drie belangrijke opmerkingen gemaakt. Daarnaast wil ik nog even verwijzen naar een paar andere interessante punten, zoals het belang van de sociale economie in het nieuw Vlaams interprofessioneel akkoord, het belang van een gemeenschappelijke visie op arbeidszorg, waar de doorstroming en de finaliteit een rol in spelen, het belang van de afstemming op andere beleidsdomeinen en -niveaus, waar de klaverbladfinanciering deel van uitmaakt, en het belang van een evaluatie van de ondersteuningsmaatregelen.
Minister, wij steunen u uiteraard volledig. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, de beleidsnota Sociale Economie is een interessant en evenwichtig document geworden. Ik zou vanuit onze fractie een zestal punten onder de aandacht willen brengen.
Een belangrijke opdracht voor de komende jaren is de hertekening van het landschap van de sociale economie. De afgelopen jaren zijn talrijke experimentele projecten uitgevoerd. Hierdoor kunnen we eigenlijk drie blokken onderscheiden. Het gaat dan om de invoegbedrijven, de lokale dienstenbedrijven en de maatwerkbedrijven. De minister heeft de intentie de hele sector te herschikken en tot een overkoepelend organisatiemodel voor alle doelgroepenorganisaties en -voorzieningen te komen. Dit moet in twee pijlers resulteren.
Dergelijke vereenvoudigingsoperatie kunnen we enkel maar toejuichen. De sector is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een belangrijke speler in het Vlaamse economische landschap en verdient dan ook een aangepast, professioneel kader.
Dat deze oefening geen gemakkelijke opdracht is, is evident en dit blijkt ook uit de ongerustheid die leeft in het veld. Bij de N-VA zijn wij ons hiervan terdege bewust. Wij begrijpen die ongerustheid ook. Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat de rationaliseringsoperatie ten koste gaat van de kwaliteit van de ondersteuning of dat de opgebouwde en waardevolle expertise die bij de vele actoren aanwezig is, verloren gaat. Het komt er dan ook op aan om omzichtig te werk te gaan.
In uw beleidsnota is uw belangrijkste doelstelling een versnelling hoger schakelen bij de uitbouw van een sociale economie die duurzame tewerkstellings- en inschakelingskansen op maat biedt. Terecht zet de Vlaamse Regering in op de sector van de sociale economie. De afgelopen jaren is de sector uitgegroeid tot een sterk groeiende tak van onze economie. Vandaag bestaat de sector uit niet minder 800 kleine en middelgrote bedrijven. Maar liefst 24.000 mensen uit een kansengroep vinden vandaag een job in het kader van de sociale economie. De gevolgen van de financiële en economische crisis waarmee we vandaag nog steeds worden geconfronteerd, mogen geen excuus zijn om daar vandaag niet verder in te investeren. Wij rekenen dan ook op u om dat ter harte te nemen.
Naast het creëren van nieuwe jobs blijft ook de doorstroming van werknemers in en uit de sociale economie belangrijk. Het moet inderdaad de ambitie blijven om mensen die in staat zijn een job in het reguliere arbeidscircuit op te nemen, op termijn te laten uitstromen uit de sociale economie. Voor heel wat werkgevers is het echter niet vanzelfsprekend om mensen uit de sociale economie aan te werven. Daarom vinden wij het belangrijk dat wordt onderzocht hoe we werkgevers daartoe kunnen stimuleren of zelfs ondersteunen.
De suggestie van het rugzakprincipe lijkt ons in dezen een zeer zinvolle piste. Voor sommige mensen is een job in het gewone circuit echter te hoog gegrepen. Daarom moet duurzame tewerkstelling in de sociale economie eveneens mogelijk blijven. Vanuit dat oogpunt steunen wij ook het voornemen om in een terugvalmogelijkheid te voorzien voor werknemers bij wie de introductie op de arbeidsmarkt toch niet lukte.
Niet alleen op vlak van tewerkstelling biedt de sector nog heel wat kansen. In tijden dat iedereen de mond vol heeft van innovatie, kan de sociale economie bijvoorbeeld een belangrijke bron van inspiratie zijn. Innovatieve methoden en sociale innovaties zijn immers eigen aan de sector. Daarnaast kunnen we het maatschappelijke aspect van deze bedrijven niet genoeg onderstrepen. De sociale economie probeert een antwoord te geven op specifieke vragen die leven in de samenleving maar waar reguliere bedrijven veelal geen of toch geen rendabele oplossing voor hebben. Vandaag zijn in verschillende sectoren al heel wat stappen gezet. Hopelijk kunnen we de komende jaren ook in nieuwe sectoren projecten opstarten. Samenwerking met de lokale besturen is in dezen noodzakelijk.
Niet alleen op lokaal vlak is samenwerking belangrijk. Willen we de geplande hervormingen in de sociale economie tot een goed einde brengen dan is voldoende afstemming met de andere beleidsdomeinen en -niveaus nodig. Met raakpunten aan welzijn en vooral werk is voldoende overleg en afstemming ook in de Vlaamse Regering belangrijk om van de sociale economie een coherent verhaal te maken. Sociale economie is vandaag nog geen unieke Vlaamse bevoegdheid, en dat zorgde de afgelopen jaren meer dan eens voor hinder en vertraging. Hoeft het gezegd dat de N-VA dit betreurt?
Ten slotte wil ik u zeggen dat we de beleidsnota voluit steunen. Wij hopen dat we binnen enkele jaren kunnen vaststellen dat alle doelstellingen zijn gerealiseerd. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, inzake het luik sociale economie zijn we verheugd dat de regering kiest voor een beleid dat is gericht op doorstroming. Belangrijk hierbij is dat de geesten over de concrete invulling van het begrip doorstroming bij alle partners zijn gerijpt. Ook bij ons is dat het geval. Doorstroming is niet voor iedereen weggelegd, maar dat mag geen alibi zijn om er ons van af te maken. Doorstroming moet niet alleen van de sociale naar de reguliere economie gebeuren, maar ook in de sociale economie zelf gebeuren. Doorstroming mag geen doel op zich zijn, maar moet wel de ambitie zijn voor die werknemers in de sociale economie die de capaciteiten hebben om door te stromen.
We pleiten voor welwillendheid en nuance, maar ook voor een duidelijk engagement, meer bepaald voor streefcijfers die kunnen worden vastgelegd in overleg met de sociale partners binnen de verschillende onderdelen van de sociale economie. Minister, ik betreur dat u zich in de commissie over dit voorstel eerder terughoudend heeft getoond, maar we merken toch een gezonde ambitie voor doorstroming. Een goed begin dus, zou ik zeggen.
Daarnaast mogen we mensen die doorstromen, niet aan hun lot overlaten, vandaar het grote belang van een terugkeermogelijkheid. Dat geldt ook voor mensen van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) die doorstromen naar het dienstenchequesysteem. Waarom zouden we de zwakste werknemers 5 jaar in de wacht zetten voor ze kunnen terugkeren naar de sociale economie?
We hopen ook dat de inschakelingscoaches van de VDAB zullen worden ingezet om de profielen van mensen die uit de sociale economie komen, en dan vooral uit de invoegbedrijven, en de daarmee corresponderende vacatures uit te zuiveren.
Het brengt me tot een volgend wezenlijk punt voor de sociale economie: arbeidscreatie op maat. Net als werkzoekenden hebben mensen uit de sociale economie recht op een maatpak. Dat vereist een eenduidig premiestelsel volgens het rugzakprincipe en een duidelijk beleidskader voor begeleiding op de werkvloer. Minister, we hopen dat het Eenheidsdecreet snel zal worden goedgekeurd. We willen erop aandringen snel gesprekken op te starten met de Europese Commissie en te verzekeren dat alle bestaande steunmaatregelen in de sociale economie getoetst en geconformeerd worden aan de bepalingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening van de Europese Unie.
Minister, ik wil eindigen met enkele liberale accenten. Zo is eerlijke concurrentie tussen initiatieven uit de sociale economie en reguliere ondernemingen voor ons een blijvend aandachtspunt. Het zoeken naar nieuwe marktniches blijft prioritair, opdat de sociale economie haar complementaire rol ten volle kan spelen. Sociale en reguliere economie mogen geen verhaal van de goede versus de slechte worden. Ook reguliere bedrijven zijn vatbaar voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
In dat verband pleiten we voor een duurzaam humanresourcesbeleid. Rationeel energiegebruik vindt iedereen een evidentie, maar wordt er in onze bedrijven voldoende rationeel omgegaan met het personeel? Hier ligt een belangrijke uitdaging voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Over ondernemen tout court wil ik mijn slotbedenking maken. We mogen er niet automatisch van uitgaan dat zelfstandig ondernemerschap onhaalbaar zou zijn voor mensen die een opstart maken via de sociale economie. Maar als iedereen het erover eens is dat werknemers binnen de sociale economie nood hebben aan begeleiding op maat, neem ik aan dat iedereen het er ook wel over eens zal zijn dat diezelfde regel geldt voor de zelfstandigen. We hopen het alleszins. Ik dank u. (Applaus bij Open Vld)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de werkzoekendenpopulatie is het voorbije jaar sterk toegenomen en aan die stijging lijkt voorlopig althans nog geen eind te komen. Helaas is er ook een erg grote toename van laag- maar ook hooggeschoolde jongeren die de eerste stap zetten naar de arbeidsmarkt. Zo wordt er als het ware een nieuwe kansengroep gecreëerd. In aanvulling op de beoogde kansengroepen is het noodzakelijk om van de werkgelegenheid van jonge werkzoekenden een prioriteit in het beleid te maken. De arbeidsdeelname blijft in Vlaanderen met twee op de drie werkenden in de totale bevolking op actieve leeftijd structureel beneden de doelstelling van een werkzaamheidsgraad van 70 percent. Wie een job heeft, krijgt een inkomen en dus kansen om zijn of haar leven vorm te geven.
Voor sommige werkzoekenden blijft de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt niettemin te groot. De sociale economie kan ook deze mensen kansen bieden op volwaardig werk op maat en in functie van hun mogelijkheden. Om de werkzaamheidsgraad te verhogen zult ook u dus in uw beleid een tandje bij moeten steken. Daarbij zal ook moeten worden ingezet op de doorstroom van werknemers uit de sociale economie naar de reguliere arbeidsmarkt. Doorstroom mag, zoals mevrouw Peeters aanhaalde, geen doel op zich zijn, maar de opportuniteiten moeten waar mogelijk wel worden benut. Het zal erop aankomen om ook onze ondernemingen hierin voldoende te ondersteunen. De nieuwe werkgever mag niet aan zijn lot worden overgelaten. Begeleiding en ondersteuning op de werkvloer zijn noodzakelijk.
Indien ondanks alle inspanningen een duurzame doorstroming niet haalbaar is, moet de werknemer naar de sociale economie kunnen terugkeren. In de beleidsnotas Werk en Sociale Economie vind ik onvoldoende afstemming tussen de verschillende tewerkstellingsmaatregelen. Het staat nochtans buiten kijf dat deze beleidsdomeinen sterk met elkaar verweven zijn. Ze onder de bevoegdheid van een en dezelfde minister plaatsen ware dan allicht ook een vorm van goed bestuur geweest.
Op 1 januari 2008, intussen meer dan 2 jaar geleden, werd het structurele kader voor de lokalediensteneconomie operationeel. De verankering ervan is niet voor alle beleidsdomeinen een algemeen succes. Bijvoorbeeld inzake Welzijn worden veel te weinig mogelijkheden benut. Hier wacht u nog een belangrijke opdracht. Intussen wachten wij op de evaluatie van de maatregel lokalediensteneconomie en de huidige klaverbladen.
Het maatschappelijk verantwoord ondernemen staat voor een systematische integratie in de bedrijfsactiviteit van drie pijlers: het economische, het sociale en het milieu. De minister wil nieuwe initiatieven lanceren om maatschappelijk verantwoord ondernemen verder te ondersteunen en ingang te doen vinden in het Vlaamse bedrijfsleven. Maar er wordt in de beleidsnota geen beeld geschetst van de manier waarop de minister dit wil realiseren.
Minister, de sociale economie kent de jongste jaren een forse uitbreiding. Duurzame jobs voor kansengroepen is het oogmerk van de sociale economie al mag dat niet beperkt blijven tot het creëren van bijkomende jobs in de sociale economie. Wij bepleiten een evenwicht tussen de reguliere en de sociale economie. Beide functioneren immers volgens een andere logica en zijn dus het best gebaat bij een eigen bedding in het economisch leven. Initiatieven in de sector van de sociale economie moeten immers een aanvulling zijn op het reguliere stelsel.
Ten slotte stellen we vast dat de sociale economie helaas een Belgische schoonmoeder heeft. Er is namelijk een federale overlapping. Ook in deze materie pleiten wij vanzelfsprekend voor een regionalisering zodat Vlaanderen de volledige bevoegdheid ter zake krijgt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, om het inkrimpend aanbod op de arbeidsmarkt te kunnen invullen, is het uiteraard uitermate noodzakelijk dat elke Vlaming die in de beroepsactieve leeftijdscategorie zit, werkt of althans aan werk geraakt. Daarom is het noodzakelijk om in deze sector iedereen aan te sporen om te werken met het oog op een duurzame job. Werk is nog altijd het beste middel in de strijd tegen armoede en voor een succesvolle integratie of re-integratie in de maatschappij. De sociale economie speelt daar zeker een belangrijke rol in. Gelijke arbeidsdeelname voor alle kansengroepen is een belangrijk aandachtspunt in deze beleidsnota en een positief punt. Het is ook volledig in overeenstemming met de beleidsnota van minister Muyters. Alle doelgroepen moeten in aanmerking kunnen komen en zeker in deze sector is het rugzakprincipe van belang: het recht op ondersteuning, begeleiding en opleiding die meegaat met de gerechtigde wanneer hij/zij een loopbaantransitie maakt.
Het aantal werkzoekenden daarentegen, en dat is een eigenaardige en spijtige vaststelling, met een arbeidshandicap is sterk gestegen. In Vlaanderen is dat aantal in de laatste 10 jaar gestegen met maar liefst 60 percent, terwijl bij heel wat beschermde werkplaatsen de vacatures niet ingevuld geraken. Dat laatste stemt dan weer overeen met de klassieke arbeidssector. Deze mismatch tussen vraag en aanbod is een algemeen probleem. Daarom vinden wij dat het beleidsdomein Sociale Economie onder dezelfde bevoegdheid moet vallen als het domein Werk. We vinden het niet wijs om de Sociale Economie af te splitsen van de verantwoordelijkheid van de minister van Werk. Deze bedenking wil ik u meegeven.
In uw beleidsnota blijven een aantal maatregelen op het vlak van doorstroming vrij vaag. De doorstroming vanuit de sociale economie naar het normale economische circuit blijft problematisch laag. Ik denk dan ook dat het van belang is dat u bijkomende maatregelen neemt om deze integratie in het normale economische circuit te verbeteren en te stimuleren.
Tot slot, het beleid inzake sociale economie is te versnipperd. Het is versnipperd over de verschillende beleidsniveaus die ik heb aangehaald, maar ook over de verschillende beleidsniveaus in dit land, zowel federaal als Vlaams. Ik zeg het nogmaals: om deze versnippering tegen te gaan, dringt zich een verdere regionalisering op om op die manier een beter functionerende sociale economie te hebben. (Applaus bij LDD)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dat dit parlement na 21 uur een animator verdient.
Mijnheer Watteeuw, ga uw gang.
Ik kan dat absoluut niet zo goed als u, voorzitter. Ik ga me daar dus ver van houden.
Ik ga me beperken tot de beleidsnota. Deze beleidsnota stelt me wel vrij tevreden. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, het mag ook goed zijn.
Minister, ik denk dat u inderdaad goed hebt ingezien dat de sector zeer complex is. Als men in deze sector actief wil zijn, dan moet men een specialist en een expert zijn. Er zijn verschillende actoren: invoegbedrijven, beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, subsidies, regels enzovoort. Het is bijna niet te overzien.
Het is dan ook positief dat u aangeeft dat u dit wilt aanpakken en vereenvoudigen. Het gevolg van die complexiteit is dat de meest kwetsbaren, die eigenlijk in deze sector terecht zouden moeten kunnen, worden verdrongen. Ook de slagkracht van heel wat actoren in die sector gaat teloor. We moeten niet alleen de mogelijkheden op zich vergroten en niet alleen zoeken naar meer aanbod en plaats voor deze sector, maar we moeten er ook voor zorgen dat de sector eenvoudiger wordt.
De financiële positie van heel wat van die actoren is zeer kwetsbaar. Ik heb in de commissie gezegd dat meer dan een kwart van de beschutte werkplaatsen operationele verliezen lijdt. Dit is een situatie die niet houdbaar is. Er moet iets aan gebeuren. Er is de facto sprake van een desinvestering. Het is een punt waaraan u zeker moet werken want het zijn tenslotte deze actoren waarmee u moet verder werken.
Het is een goede zaak dat u de rechtstreekse en absolute band tussen de sociale economie en de reguliere economie de doorstroming waar mevrouw Peeters zo sterk voor pleit nuanceert. Als het kan, dan is het nodig. Als het kan, dan moeten we zorgen voor een doorstroming tussen de sociale economie en de reguliere economie, maar het mag geen automatisme zijn. De allerzwaksten, de meest kwetsbaren moeten in die sector terecht kunnen. Als het een automatisme wordt, dan zullen deze mensen uit de boot vallen.
Daarom moet u ook meer plaats scheppen in die sector. Dat is mijn enige punt van kritiek: de ambities mochten wel iets hoger zijn. Ik verwijs naar het werkgelegenheids- en investeringsplan, waaruit duidelijk blijkt dat Vlaanderen in de sociale economie eigenlijk maar een beperkt aantal plaatsen bij wil scheppen. Er is sprake van 600 plaatsen , wat zeer weinig is. Er is een grotere inspanning nodig, ook al gezien de arbeidsmarkt.
Minister, ik wil nog eens zeggen dat wij over het algemeen vrij tevreden zijn over deze beleidsnota.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.