Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Werk 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, collegas, het belang van een degelijk werkgelegenheidsbeleid kan in deze tijden van economische en financiële crisis of in de nasleep ervan niet worden overschat. De werkloosheid neemt toe en de prognoses zijn bovendien somber. Er zouden dit jaar nog eens tienduizenden mensen hun baan verliezen. Met een werkzaamheidsgraad van 66,5 percent kan Vlaanderen niet aansluiten bij de Europese topregios en blijft Vlaanderen onder de Lissabondoelstelling van 70 percent. Met de werkzaamheidsgraad van 55-plussers en van laaggeschoolde jongeren is het nog dramatischer gesteld. De Lissabondoelstellingen een totale werkzaamheidsgraad van 70 percent, 60 percent voor vrouwen en 50 percent voor 55-plussers zijn nog veraf. Het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid zal dus extra inspanningen moeten leveren om enerzijds aansluiting te vinden bij de Europese topregios en anderzijds de Lissabondoelstellingen te bereiken.
Vlaanderen ziet zichzelf als topregio, zou dat ook moeten zijn, maar hinkt nog steeds achterop in vergelijking met de Europese regios. Vlaanderen mag momenteel om het in voetbaltermen uit te drukken niet deelnemen aan play-off 1, zelfs niet aan play-off 2. Het behoort momenteel tot de derde groep en zit daarmee in de tweede helft van het klassement. De topregios zitten voornamelijk in de Scandinavische landen, maar er zijn ook heel wat Britse, Duitse en zelfs Nederlandse bij. In de tweede groep zitten andere buurregios en Vlaanderen behoort dus tot de derde groep. De Belgische dwangbuis is daar voor een deel debet aan. Wallonië en Brussel behoren immers tot de zesde en laatste groep, vergelijkbaar met Zuid-Spaanse en Zuid-Italiaanse regios.
Bovenop de lage algemene werkzaamheidsgraad is er een structureel probleem op de arbeidsmarkt met de 55-plussers, de arbeidsgehandicapten en de niet-EU-bevolking. Gisteren nog raakten cijfers bekend van het Steunpunt Werk en Sociale Economie van de K.U.Leuven. Van alle nieuwe indiensttredingen in 2009 ging slechts 5,7 percent naar iemand van 50 jaar of ouder. In 2008 bedroeg dat cijfer 6,4 percent en in 2007 6,6 percent. Nochtans blijft het aandeel 50-plussers in de totale beroepsactieve bevolking stijgen: van 17,6 percent in 2003 tot 22,7 percent in 2009.
De kans dat 50-plussers, zodra ze eenmaal in de werkloosheid terechtkomen, een nieuwe job vinden, is overigens bijzonder klein. Vlaanderen blijkt een structureel probleem te hebben als men de vergelijking met de rest van Europa maakt. Enkel de Waalse, Brusselse en Sloveense werkloze 50-plussers vinden nog moeilijker werk dan hun Vlaamse leeftijdsgenoten.
De werkloosheidsgraad bij niet-EU-burgers ligt vijf keer hoger dan bij Vlamingen. Het mag daarbij toch wel eens gezegd worden dat alle integratie- en inburgeringsprojecten met de daarbij horende subsidiëring nog steeds niet het verhoopte effect hebben, wel integendeel. De veelheid aan initiatieven om de tewerkstelling van allochtonen te verhogen hebben tot op heden weinig succes. Rekening houdend met de huidige toestand van onze arbeidsmarkt valt het dan ook te betreuren dat uitgerekend op dit moment de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) het met 23 miljoen euro minder moet doen. De stijging van de werkloosheid betekent nochtans meer werkzoekenden, meer vraag naar bemiddelings- en begeleidingsopdrachten en dus een stijging van het aantal te behandelen dossiers.
Mijnheer de minister, tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap in de tweede helft van dit jaar zult u optreden als woordvoerder namens de Belgische delegatie in de Europese ministerraad voor Werkgelegenheid. Maak van de gelegenheid gebruik om de Europese collegas duidelijk te maken dat in België geen efficiënt arbeidsmarktbeleid kan worden gevoerd omwille van de bevoegdheidsoverlappingen tussen de verschillende beleidsniveaus. Zonder grondige staatshervorming of wat ons betreft staatsvorming blijft het dweilen met de kraan open.
In afwachting van de overheveling van het volledige arbeidsmarktbeleid moet u en zullen ook wij er nauwgezet op toezien dat de federale regering niet intervenieert in gewest- en/of gemeenschapsbevoegdheden. Indien de redelijkheid geen deel uitmaakt van het arbeidsbeleid van uw federale collega, zijn wij genoodzaakt telkens opnieuw een belangenconflict in te dienen. Wij hopen dat u daarin consequent bent en dat wij voor het goedkeuren van deze belangenconflicten in dit parlement ook op u en uw partij mogen rekenen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte collegas, beter laat dan nooit hebben we hier de beleidsnota Werk voor ons liggen in dit halfrond. Het blijft jammer dat de begroting en de beleidsnotas niet samen kunnen worden besproken, want uiteindelijk vallen we noodgedwongen in herhaling.
Herhaling hoeft niet noodzakelijk slecht te zijn als het aankomt op het herhalen van een aantal zaken die nog steeds niet voldoende doorgedrongen zijn. Ik hoef maar naar de krantenberichten van gisteren te verwijzen waaruit bleek dat 50-plussers op onze arbeidsmarkt op Brussel, Wallonië en Slovenië na , het meest moeizaam worden geactiveerd. Met andere woorden: hoe meer we spreken over activering, hoe minder goed het lijkt te lukken bij de kwetsbare doelgroep van de 50-plussers.
Even een paar maanden terug in de tijd. Bij de bespreking van de begroting in de commissie heeft ook minister Muyters met ontnuchterende feiten en cijfers een les in nederigheid gegeven door ons voorgoed de illusie te ontnemen dat Vlaanderen een Europese topregio zou zijn. Minister, nu bij het lezen van uw beleidsnota is de meest opvallende vaststelling dat er werk zal worden gemaakt van een geïntegreerde visie. Verder somt u een aantal strategische krachtlijnen op die een samenraapsel van doelstellingen zijn, die zeker niet betwistbaar zijn en zelfs eigenlijk gemeengoed zijn geworden. Denken we maar aan de focus op werkzaamheid en einde loopbaan, aan het bestrijden van structurele werkloosheid, aan de nood aan sociale innovatie en aan het versterken van het partnerschap werk, economie en onderwijs.
Minister, aan uw goede intenties om dit alles te realiseren twijfelen we niet. De hamvraag is en blijft of u uw denkbeelden voldoende zal kunnen doordrukken, gegeven de besparingen die u op uw departement moet doorvoeren en de zeer beperkte ruimte voor nieuwe initiatieven. Het Werk- en Investeringsplan heeft intussen aangetoond dat u niet veel verder komt dan een precaire evenwichtsoefening met uw regeringspartners en de sociale partners.
Over het communautaire gekrakeel met minister Milquet willen we het niet hebben. Als we de verklaringen van mevrouw Milquet in de Kamer mogen geloven, dan is er op dit ogenblik beterschap in de verstandhouding met u. Ik hoop dat u daar even enthousiast over kunt zijn. Wij stellen ons de vraag of dit op korte termijn perspectieven biedt om eindelijk te komen tot een nieuw samenwerkingsakkoord inzake activering, dat er 3 jaar geleden al had moeten zijn.
Het vreemde is dat vanuit het federaal niveau in een aantal miljoenen euro worden voorzien voor de gewesten in het kader van de activering van werkzoekenden. Mevrouw Milquet speelt graag Sinterklaas met een lege federale zak, maar het zal voor de Vlaamse minister van Werk een mooi geschenk zijn dat een pleister is op een houten been voor de VDAB, dat 23,1 miljoen euro moet besparen, terwijl van de VDAB net een grotere inbreng in de activering van werkzoekenden wordt verwacht. Het laat niet meteen het beste verhopen voor de ambitieuze plannen met betrekking tot de sluitende aanpak. Meer ambitie, minder centen en een federale aalmoes: het lijkt allemaal moeilijk te rijmen. Daarom hopen we dat de private arbeidsmarktintermediairen meer zullen worden ingezet bij de activering van werkzoekenden en vooral dat ze daartoe een eerlijke kans zullen en mogen krijgen.
In verband met de activering wil ik bijzondere aandacht vragen voor de knelpuntvacatures. Aangezien de jobs er al zijn en we ook zoveel werkzoekenden hebben, pleiten we voor gerichte vormings- en opleidingsinitiatieven van de Vlaamse werkzoekenden die na een screening geschikt blijken voor de invulling van knelpuntvacatures.
Een meerjarenactieplan met inbegrip van streefcijfers zou in samenspraak met de sociale partners meer dan wenselijk zijn. Gezien de problematiek van de oudere werkzoekenden kan eventueel gedacht worden aan een specifiek streefcijfer voor deze categorie.
Minister, ik wil ook pleiten voor een goede samenwerking tussen de VDAB en het OCMW om te voorkomen dat geactiveerde leefloners nadien opnieuw in de werkloosheidsverzekering blijven steken. De wet van de communicerende vaten tussen de verschillende bijstandssystemen moet worden vermeden.
Tot slot, minister, wil ik u vragen om initiatieven te nemen om het ondernemerschap bij werkzoekenden te stimuleren via een gedegen begeleiding en een gerichte financiële ondersteuning van werkzoekenden die zich wensen te vestigen als zelfstandige.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de N-VA-fractie kan zich volledig vinden in de beleidsnota Werk die volgens haar duidelijk, ambitieus en vernieuwend is. De minister heeft in zijn synthese de pijnpunten in het Vlaams werkgelegenheidslandschap duidelijk blootgelegd. Het is een duidelijke oproep om niet zelfgenoegzaam te zijn. Zelfgenoegzaamheid leidt zelden tot resultaten. Vooral op het vlak van de 55-plussers, de werkzaamheidsgraad van nieuwe Vlamingen en zeker ook op het vlak van mensen met een arbeidshandicap is er nog heel veel werk aan de winkel. In Europa bengelen we wat dat betreft zelfs aan de staart.
Het beleid voor de traditionele doelgroepen lijkt zich maar zeer langzaam te vertalen in resultaten, al ligt dat vaak aan het feit dat er voorheen te weinig op werd ingezet. Uit mijn ervaring weet ik dat veel staat of valt met de nodige mentaliteitswijziging. Dat vergt echter jarenlange inspanningen. Het is absoluut nodig om de traditionele kansengroepen blijvend in het vizier te houden.
Wat personen met een arbeidshandicap betreft, zal nog een mentaliteitswijziging aan werkgeverskant noodzakelijk blijven om hen zelfs met loonkostsubsidie aan te werven binnen het regulier circuit. Dat was al zo in een krappe arbeidsmarkt en zeker nu in een tijd van opnieuw hoogoplopende werkloosheid blijft het een pijnpunt. Een degelijk ondersteuningsbeleid voor deze doelgroep blijft dus nodig. Een andere optie is er niet. Als we daar niet in investeren, dan betalen we niet alleen een zware prijs via de vervangingsinkomens, maar zal dit ook steeds meer gaan wegen op de samenleving in haar geheel doordat deze mensen onproductief aan de kant moeten blijven staan.
Niet plooien, zoals men in Gent zegt, maar juist extra inzetten op deze aspecten is de boodschap. Bij de 50-plussers wordt zowel gewezen op de noodzaak dat mensen langer aan het werk blijven als op het belang van herinstroming in de arbeidsmarkt.
Ook bij de jeugd neemt de werkloosheid sterk toe. Ik onderschrijf volledig de analyse dat prioritair ingezet moet worden op de bestrijding van langdurige werkloosheid omdat dit een belangrijke negatieve impact heeft op de competenties en het geloof in eigen kunnen van degenen die werk zoeken. Het is een belangrijke uitdaging in deze economisch moeilijke tijden met veel jobverlies en weinig jobcreatie om ervoor te zorgen dat voor een grote groep jongeren en ouderen de afstand tot de arbeidsmarkt niet te groot wordt. Eens de economie weer aantrekt, moeten zij snel terug kunnen instromen. Tegelijkertijd staat het departement Werk zelf ook voor moeilijke financiële keuzes.
Rationaliseren zonder daarbij de ondersteuning en de dienstverlening te verminderen, is een moeilijke evenwichtsoefening. In deze economisch moeilijke tijd zal er sowieso extra druk komen op de werking van de VDAB, maar inzake de opleidingen zou het jammer zijn dat een verhoogde vraag nu niet kan worden beantwoord. Het verwerven van competenties is net een van de aandachtspunten in deze nota.
Minister, de beleidsnota is, zoals ik al zei, ambitieus en kan ook goed dienen als langetermijnvisie voor het Vlaams werkgelegenheidsbeleid. Tegelijk stelt u zich ook kwetsbaar op. Er worden heel wat aanzetten gegeven die niet altijd evident zijn en wellicht pas in de volgende legislatuur ten volle zullen renderen, maar vaak gaat het beleidsmatig ook over veel meer dan alleen maar werk. Ook andere beleidsdomeinen spelen ter zake een belangrijke rol en hopelijk kunt u goede synergieën creëren met uw collegas.
De kennis van het Nederlands is essentieel om aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt. U zet dan ook terecht in op een versterkt partnerschap werk-inburgering om de aansluiting tussen inwerking en inburgering te optimaliseren en de efficiëntie van bestaande tewerkstellingsmaatregelen voor allochtonen te verhogen. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar de ontwikkeling van een sluitend aanbod NT2 voor en naar de taalverwerving door anderstalige werkzoekenden en werknemers.
Ten slotte is er natuurlijk de realiteit waarin we werken en die allesbehalve ideaal is. Vaak lopen maatregelen van het Vlaamse en het federale niveau door elkaar. Maatregelen die complementair en samenhangend uitgewerkt zouden moeten worden, zitten nu op verschillende niveaus met vaak zeer verschillende visies en uitgangspunten. Dit is niet altijd goed voor het beleid. De talrijke aanvaringen op korte tijd met de federale minister van Werk, hebben al duidelijk gemaakt dat er van samenwerkingsfederalisme vaak geen sprake is, integendeel.
Deze beleidsnota maakt nogmaals duidelijk dat de Vlaamse Regering belangrijke hefbomen mist om het arbeidsmarktbeleid beter aan te passen aan de actuele omstandigheden en noden in Vlaanderen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
De heer Laurys heeft het woord.
Voorzitter, minister, eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik dacht dat we de beleidsnota al hadden besproken bij de begroting, maar blijkbaar is dat niet het geval. Ik zal me beperken tot het herformuleren van een aantal algemene bedenkingen en toch enkele bekommernissen uitdrukken.
Algemeen is er uiteraard geen probleem, het is een heldere nota, klare taal, heel duidelijk. Echt nieuwe dingen staan er niet in, maar dat is ook logisch, want de meeste problemen zijn bekend in het arbeidsmarktbeleid: gehandicapten, allochtonen en ouderen. Het zou maar erg zijn indien we nu plots met een mirakeloplossing zouden komen om de werkgelegenheid aan te pakken.
Verfrissend is de vergelijking per regio, dat was nieuw. We kennen wel het rapport-De Backer, waarbij men ons vergeleken heeft met zes Europese regios, maar de vergelijking met alle Europese regios was toch een beetje confronterend. Het is een les in bescheidenheid, want wij behoren eigenlijk maar tot de middenmoot van de Europese regios.
Een aantal themas zit een beetje gepaard tussen Vlaamse materies en federale materies. Dat heeft waarschijnlijk te maken met uw verleden, maar zo is iedereen belast met zijn verleden. Ik verwijs naar de te grote ontslagbescherming, het pleidooi om de wachtuitkeringen te herzien, de hervorming van het brugpensioen en dergelijke meer.
We volgen u volledig in uw verhaal over rechten en plichten, een verhaal dat ook door de vorige minister van Werkgelegenheid, de heer Vandenbroucke, werd aangebracht met de sluitende aanpak. Het is wel goed dat er een bijsturing komt, ik heb er ook altijd voor gepleit dat middelen en mensen worden ingezet waar ze het meest rendabel zijn en dat niet elke werkzoekende het volledige traject moet krijgen, maar dat er wordt gedoseerd.
Ik weet ook wel dat er momenteel vanuit sommige hoeken een debat op gang wordt gebracht over het wat verzwakken van de controle op werkzoekenden, gezien de economische crisis. Geen zinnig mens pleit voor het ontketenen van een heksenjacht. Daarnet is al verwezen naar het beter gebruiken van mensen en middelen. Dat kan allemaal in rekening worden gebracht, maar ik verwijs nogmaals naar de vorige minister, die heeft gesteld dat het ergste dat we kunnen doen tegenover de werkzoekenden, is hen een beetje aan hun lot overlaten en hen niet meer begeleiden. Ook is het belangrijk dat die zaken toch wel wat in evenwicht worden gehouden, in het kader van het draagvlak voor de sociale zekerheid.
Ik heb nog enkele opmerkingen, die misschien negatief klinken, maar het zijn bekommernissen, die zeker geen afbreuk doen aan het geheel. Minister, u zegt: Supply creates its own demand. Met andere woorden, u stelt dat ervoor moet worden gezorgd dat er zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt komen, en dan zal er wel een vraag worden gecreëerd. Hetzelfde argument wordt gebruikt om ook de gepensioneerden bij te laten werken. Er zal wel een vraag worden gestimuleerd. Ik betwist dat niet, maar ik zou er toch heel voorzichtig mee zijn, zeker als we ook de migratie erbij nemen. Het zou immers niet mogen dat we mensen vormen en dat dan de werking stilvalt. Dat zal alleen maar frustraties, demotivatie en verbittering met zich meebrengen.
U verwijst naar het OESO-rapport om te stellen dat de ontslagbescherming moet worden afgebouwd. Ik begrijp de redenering. Ik pleit er zeker niet voor mensen te laten stoppen op 55 jaar, integendeel. De heer Peeters heeft al verwezen naar de cijfers die recent zijn bekendgemaakt door het expertisecentrum Leeftijd & Werk van het Departement Werk en Sociale Economie. Die tonen aan dat het voor oudere werkzoekenden zeker moeilijk is om een baan te vinden. Dat heeft niets te maken met de huidige economische crisis, zo stelt men. Dat is inderdaad structureel. Het lijkt me dan wat voorbarig ervoor te zorgen dat er een groot aanbod van 50-plussers op de arbeidsmarkt komt, vanuit de redenering dat er wel een vraag zal worden gecreëerd.
In hoofdstuk 2.15. pleit u ook voor een vernieuwd activerend arbeidsmarktbeleid. U pleit voor meer activering en opleiding, maar ook voor het afbouwen van de gesubsidieerde tewerkstelling in de sector van de gehandicapten en de non-profitsector. Ik wil daarvoor waarschuwen. Die sectoren leven van die banen. Ook gemeenten leven vooral van de tewerkstelling van gescos. Het zomaar afbouwen van die gesubsidieerde tewerkstelling is dus gevaarlijk. Ook vergelijken met andere landen, zoals de Scandinavische, is soms wat gevaarlijk. Het kan daar immers gaan over rechtstreeks door de overheid betaalde banen, terwijl dat bij ons via een tewerkstellingprogramma gaat. Het kan zijn dat men appelen met citroenen aan het vergelijken is.
Ik heb al verwezen naar de arbeidsmigratie. Sinds 1 mei van vorig jaar zijn we een volledig open arbeidsmarkt. Er moest wel worden onderzocht of er geen volledige ontwrichting van onze arbeidsmarkt was. Ik heb dat onderzoek blijkbaar gemist. Ik hoop dat we ook ten aanzien van die migratie die drietrapsraket blijven gebruiken. Dat betekent dat we eerst investeren in de eigen reserve van werkzoekenden, door opleiding en tewerkstellingprogrammas, dat we vervolgens binnen Europa zoeken en pas dan in derde landen zoeken. Het mag niet de bedoeling zijn zomaar plots green cards ter beschikking te stellen voor bepaalde functies en die mensen massaal binnen te halen.
Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) lijkt wel hét wondermiddel. Ook hier wil ik pleiten voor wat realisme. U zegt dat dit zou moeten beginnen in het initieel onderwijs, maar de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) moeten daar toch mee bezig zijn? Het regeerakkoord stelt dat de VDAB eigenlijk het ankerpunt zou moeten zijn daarvoor. We moeten dat dus wat relativeren. Hetzelfde geldt voor competentiemetingen en -screenings. Daarbij wordt verwezen naar de ENTRE-spiegel voor het in kaart brengen van ondernemingscompetenties. Ik ben soms wat bang dat daar iets te theoretisch over wordt gedaan. Ik twijfel eraan of men al die competenties wel in kaart kan brengen en meten.
Ook met outplacement moeten we voorzichtig zijn. In het verleden is daar al heel wat mee gebeurd. Dit verdient inderdaad wat aandacht. Dit mag geen streepjestrekkerij worden. Het is heel goed dat er een certificeringsbureau komt, zodat outplacement echt een meerwaarde biedt.
We vinden het prima dat de leertijd zal worden geherwaardeerd. Dat is inderdaad werkplekleren. In het verleden is er ter zake ook wel wat misbruik geweest, maar het is goed dat dit opnieuw wordt opgevist. Ook de samenwerking met de sectoren vinden we een prima idee. Zij zijn de expertisecentra bij uitstek. Die ervaring kunnen we goed gebruiken.
Minister, tot daar enkele bedenkingen, die uiteraard geen afbreuk doen aan de waarde van de nota. Onze fractie zal die uiteraard ook steunen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijnheer Laurys, ik hoop dat ik evenveel applaus als u zal krijgen.
Collegas, vele mensen maken zich zorgen over hun job, en vaak terecht. De arbeidsmarktcrisis slaat ongemeen hard toe. Duizenden mensen hebben hun job al verloren, we hebben het er al over gehad, en spijtig genoeg is de crisis nog lang niet voorbij. Ook deze week, minister, hebben we slechte cijfers gelezen: werkzoekende 50-plussers die geen werk kunnen vinden, steeds meer langdurig werklozen en de tewerkstellingsgraad in de Vlaamse centrumsteden die pijnlijk laag blijft.
Uw beleidsnota heeft een visie ontwikkeld, zowel op korte als op lange termijn. Op korte termijn moeten we vandaag zorgen dat er zo veel mogelijk mensen aan het werk blijven en hun job kunnen behouden: jobs bij Opel, tienduizenden jobs bij toeleveranciersbedrijven, bij Carrefour enzovoort. We moeten ook samen met de private sector ervoor zorgen dat we jobcreatie stimuleren. De mensen die gisteren, vandaag of morgen hun job verliezen, moeten we begeleiden naar werk. Dit kunnen we doen in samenwerking met de VDAB door vormingen en opleidingen te geven en werkervaringstrajecten uit te werken. Er is in voldoende maatregelen voorzien in uw nota.
Minister, ook de crisis wilt u aanpakken. We hebben daar een werkgelegenheidsplan voor goedgekeurd. U bent bezig met de implementatie ervan samen met de sociale partners. Dat is nog volop bezig, denk ik. Ik hoop alleen dat dit plan zo spoedig mogelijk zal worden gerealiseerd en dat we er snel de vruchten van zullen kunnen plukken.
Maar minister, niet alle slechte cijfers zijn te wijten aan de crisis. De Vlaamse arbeidsmarkt kent ook enkele ernstige structurele problemen. De werkloosheid in de centrumsteden blijft onrustwekkend hoog. De werkloosheidsgraad in Antwerpen is al jaren dubbel zo hoog als elders in Vlaanderen en van de jeugdwerkloosheid weten we ook dat die niet volledig conjunctuurgebonden is. Dat zijn een aantal pijnpunten die moeten worden aangepakt.
Ook mensen in armoede, allochtonen, laaggeschoolden en mensen met beperkingen worden vandaag op de arbeidsmarkt geconfronteerd met gigantische uitdagingen. Deze mensen moeten ook de kans krijgen om hun kwaliteiten aan te wenden. Er is nood aan een uitgewerkt doelgroepenbeleid en een verdieping van het kansengroepenbeleid.
U wordt ook geconfronteerd met een budgettaire realiteit, dat vegen we niet van de tafel. Dat de VDAB het in deze tijden van crisis niet gemakkelijk zal hebben, weten we ook allemaal. We moeten ons één ding blijven realiseren: als we vandaag niet inzetten op onze werknemers en niet aan competentieversterking gaan doen, dan gaan we daar morgen veel meer voor moeten betalen. Het wordt een moeilijk evenwicht, maar dat is een uitdaging voor u, minister.
Ook is er een gedifferentieerde aanpak ten aanzien van de steden. U hebt met een aantal steden al een kennismakingsgesprekje gehad, maar de steden zijn wel vragende partij voor meer samenwerking wat dat betreft. Ik hoop dat u van die samenwerking meer zult maken dan een informatieronde.
Gelukkig kijkt deze regering ook verder dan de crisis waarin we nu zitten. Morgen zullen we met nieuwe uitdagingen worden geconfronteerd zoals de vergrijzing van de samenleving. Zullen er morgen minder schouders meer lasten moeten dragen? Iedereen zegt dat we langer zullen moeten werken. Wel, collegas, als we de mensen vragen om langer te werken, als we de mensen langer aan het werk willen houden, dan moeten we de arbeidskwaliteit fundamenteel verbeteren. Vlaanderen moet onder andere inzetten op sociale innovatie maar we moeten bedrijven er ook van overtuigen dat het zinvol is om te investeren in het welzijn van hun werknemers.
Ook de globalisering en de ecologische uitdagingen zullen de arbeidsmarkt onder druk zetten. Daarom is het belangrijk dat we inzetten op goede scholing en goede afstemming van onderwijs op de arbeidsmarkt, en dat we er waakzaam voor blijven dat onderwijs de voeling met de economische realiteit niet verliest.
Minister, uw doelstellingen, zowel in de beleidsnota als in het werkgelegenheidsplan, kunt u niet alleen realiseren. U hebt de samenwerking nodig van de sociale partners, en vooral ook van de werkgevers. Ik hoop dan ook dat u van de werkgevers concrete, tastbare en meetbare engagementen zult bekomen.
Bedrijven moeten immers ook inzetten op opleiding van hun werknemers. Ouderen die voldoende scholingskansen op het werk krijgen, blijven langer werken en zijn gelukkiger op hun werk. Dat moeten we ook stimuleren. We hebben dit in de commissie al besproken. Laaggeschoolde arbeiders en onder andere vrouwen krijgen veel minder leermogelijkheden op de werkvloer.
Minister, ik heb er vertrouwen in dat deze Vlaamse Regering de uitdagingen goed zal aanpakken in samenwerking met de sociale partners, met de werkgevers met aandacht voor de doelgroepen en de werkloosheid in de centrumsteden. (Applaus bij sp.a en Groen!)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, werk, werk en nog eens werk. Dat moet het centrale doel zijn. Maar Vlaanderen telde eind februari nog steeds 212.588 werkzoekenden. Die cijfers zijn lichtjes vertekend, want de langdurigen vanaf een bepaald aantal jaren, en de mensen met tijdskrediet en brugpensioen zijn daar niet in verwerkt.
En toch, in schril contrast met die 212.588 werkzoekenden zijn er in Vlaanderen nog steeds 35.000 openstaande vacatures. Dat is een mismatch die we dringend moeten aanpakken. We moeten maatregelen treffen om die mismatch op te lossen. Hoe komt het dat die 35.000 vacatures niet ingevuld raken? Hoe het komt dat onze werkzaamheidsgraad bij 50-plussers zo bedroevend laag is? Ik hou dan nog geen rekening met de gevolgen van de vergrijzing die zich steeds meer doorzet op de arbeidsmarkt en die heel voelbaar en merkbaar zal zijn in de volgende 10 jaar. Vlaanderen evolueert stilaan naar een regio met een gemiddelde leeftijd van meer dan 50 jaar. Voor de mensen die daar al zijn: er is nog hoop, want we worden allemaal steeds jonger.
In tegenstelling tot wat al vaak is aangekondigd, moeten we niet gaan naar een transformatie van de economie, maar naar een transformatie van de arbeidsmarkt. Dat heeft de Vlaamse economie nodig. U stelt terecht in uw beleidsnota dat het arbeidsaanbod in de nabije toekomst zal inkrimpen, maar ik zie onvoldoende maatregelen om het arbeidsaanbod op middellange termijn te verruimen.
Zelfs progressieve, socialistische landen als Denemarken en andere socialistische Scandinavische landen hebben voluit de vrijemarkteconomie en een flexibele arbeidsmarkt onderschreven. Het was ook Denemarken dat voor een paar jaar het enige land, behalve België, was dat werkloosheidsuitkeringen onbeperkt in de tijd uitkeerde, en dat heeft het land afgeschaft.
Die flexibilisering moet er absoluut komen en die kan enkel een onderdeel zijn van en leiden tot een bijkomende economische groei en de werkloosheid doen dalen. Minister, u zegt in uw beleidsnota dan ook terecht dat we de arbeidsmobiliteit en het recht op hertewerkstelling moeten beschermen.
We komen terug op hetzelfde pijnpunt van die arbeidsmarkt. De sociale lasten in België, en dus ook in Vlaanderen, swingen de pan uit. Ik weet dat het weer over de federale overheid gaat, maar dat is toch wel het grootste concurrentieel nadeel voor onze bedrijven. Stel u voor, vandaag halen we in dit eigenste Vlaanderen mensen uit Duitsland om hier werken uit te voeren. Oost-Duitse werknemers komen hier als onderaannemers werken. Als men de geschiedenis bekijkt, is dat toch wel de wereld op zijn kop. Door die hoge belastingdruk in combinatie met royale en in de tijd onbeperkte werkloosheidsuitkeringen, ontstaat de zogenaamde werkloosheidsval. Een maatregel die Vlaanderen dringend moet onderschrijven, gaat juist over de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen. Zoals ik daarnet al zei, moeten we buiten de lijntjes kleuren. Als Vlaanderen vooruit wil en we een nieuw project willen starten op de arbeidsmarkt, dan moet dit als eerste tijdens deze legislatuur en u hebt wat tijd met de federale collegas besproken worden om ervoor te zorgen dat Vlaanderen eindelijk kan doen wat het moet doen, namelijk die arbeidsmarkt naar zich toe trekken en die arbeidsmarkt op korte termijn regionaliseren, en de juiste maatregelen afstemmen op de specifieke noden van Vlaanderen.
Minister, één cijfer spreekt toch tot de verbeelding. Tegenover elke euro die wordt besteed aan passieve uitkeringen voor werkloosheid en vervroegde uittreding, zoals brugpensioen, staat slechts 17 eurocent aan actieve uitgaven voor opleiding en begeleiding van werkzoekenden, terwijl u permanent stelt dat u voornamelijk prioriteit wil verlenen aan een activeringspolitiek. Dat is toch een zeer fundamenteel probleem. Binnen Europa scoren we zeer slecht op dat vlak.
Een traditie die zelfs een aantal liberalen, zoals Guy Verhofstadt, zich spijtig genoeg eigen hebben gemaakt, is dat de overheid jobs zal creëren. Een overheid creëert geen jobs met een toegevoegde waarde. Ik wil geen afbreuk doen aan het werk dat wordt geleverd op een overheidsdienst, maar het draagt netto niet bij tot het bruto nationaal product. Daarom is het van enorm belang dat we een kader creëren om de reguliere markt van de jobs aan te zwengelen en geen afleidingsmanoeuvre uitvoeren door het creëren van gesubsidieerde jobs.
Voorzitter, ik ben nog niet aan het slot, wel aan een pre-slot. Ik kan u wel troosten. Ik zal bijzonder kort zijn over de sociale economie. Ik wil enkel nog een korte toelichting geven. Er is een voorbeeld naast de deur, namelijk het buurland Duitsland. Het is toch opvallend dat de socialistische eerste minister, de heer Schröder, en zijn opvolgster van de CDU, mevrouw Merkel, erin geslaagd zijn om van de ene dag op de andere de hele Duitse bevolking terug 40 uren te laten werken voor dezelfde prijs als voordien, toen ze 35 uur werkten, met als compensatie een belofte, die ook is nagekomen, van tewerkstelling. Hiermee staat Duitsland qua productiviteit, export en begrotingstekort aan de leiding in Europa. En wat gebeurt hier? We worden gedomineerd door stakingen of andere zaken die een weerspiegeling zijn van deze mistoestand.
Voorzitter, deze kafkaiaanse toestand, deze mismatch tussen meer dan 200.000 werklozen en 39.000 Fransen die elke dag bij ons komen werken want in hun land is de werkloosheid wel beperkt in de tijd kan niet meer. Deze grensarbeid is het gevolg van het niet-functioneren van de arbeidsmarkt in de eigen regio en in eigen land. We moeten komen tot een mentaliteitswijziging in Vlaanderen. Willen we die collectieve verarming, waarover de collegas van sp.a het gehad hebben, een halt toeroepen, dan moeten we de komende generaties alle kansen tot ontplooiing geven door een drastische reorganisatie van ons sociaal-economisch beleid. Zelfgenoegzaamheid dient daarbij plaats te maken voor zelfredzaamheid, zowel voor de overheid, maar zeker ook voor de burger.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, we gaan verder met het avondvullende programma. Voor dit uur van de dag is de werkzaamheidsgraad van de Vlaams Parlementsleden nog vrij hoog. Hoewel, als ik even rondkijk (Gelach. Opmerkingen)
Ik had het niet over u, mevrouw Heeren. En zeker niet over u, mijnheer Verfaillie. Hoe later op de avond, hoe actiever u wordt. Dat weet ik. (Gelach)
Minister, een van de grote verdiensten van de beleidsnota is dat u erin slaagt om de sense of urgency toch sterk aan te houden. U had kunnen proberen om het beeld van de arbeidsmarkt wat te vergoelijken en wat mooier voor te stellen dan het is. U hebt dat niet gedaan, en ik vind dat sterk van u. De toestand is natuurlijk niet goed. De situatie is ernstig. Dan gaat het niet alleen over het stijgende aantal werkzoekenden, maar ook over de toegangspoorten en de structuren in de arbeidsmarkt die maken dat mensen minder gemakkelijk werk vinden. Ik vind het zeer goed dat u de sense of urgency daarrond aanhoudt.
De tweede verdienste van deze beleidsnota is dat u heel sterk focust op de maatpakbenadering, gericht op competenties en het persoonlijke ontwikkelingsplan. Dat is een zeer goede benadering. Ze is ook noodzakelijk. Misschien zou dit zelfs nog wat breder moeten. Dat is dan niet alleen een taak voor u. Het gaat niet alleen over competenties, het gaat ook over empowerment. Mensen moeten algemeen sterker worden om mee te kunnen draaien in de samenleving. Het gaat dan niet alleen over de arbeidsmarkt. Dat is veel breder dan uw bevoegdheidsdomein.
Ik wil drie bekommernissen aangeven. Een van de focussen die u legt, is de activering van ouderen. Terecht. Ik begrijp dat volkomen. De werkzaamheidsgraad van 50-plussers laten stijgen, is een correcte doelstelling. Wij kunnen die onderschrijven. Alleen is de werkelijkheid dat de werkzaamheidsgraad van ouderen momenteel al sterk aan het stijgen is en, vanuit demografisch oogpunt, nog verder zal stijgen. De laatste tien jaar is er een duidelijke stijging. Maar vooral: de werkzaamheidsgraad van de jongeren daalt. En dat is niet alleen in Wallonië zo. Ook in Vlaanderen is dat het geval. In die zin is de afwijzing van een aantal maatregelen van minister Milquet misschien niet echt zinvol.
Een tweede bekommernis betreft diversiteit. Ik vind dat het diversiteitsaspect in uw beleidsnota wat onderbelicht blijft. Er is natuurlijk het punt van de diversiteitsplannen. We zullen binnenkort meer diversiteitsplannen dan ooit hebben, namelijk 750, en er moeten er nog meer bij komen. Alleen is er wel een verschil tussen het hebben van een diversiteitsplan en het voeren van een diversiteitsbeleid.
Diversiteit is hét item van de toekomst. Bepaalde bevolkingsgroepen komen nu systematisch niet aan de bak. Ik heb het dan zeker niet alleen over allochtonen, maar ook over laaggeschoolden en mensen die in armoede leven. Dat zijn bevolkingsgroepen die zeer moeilijk aan de bak komen op de arbeidsmarkt. U hebt daar een zware verantwoordelijkheid, minister. Er moeten meer instrumenten voor worden ontwikkeld. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de zo belangrijke taalopleidingen. Er valt op dat vlak nog een en ander te doen. Er is eigenlijk nog altijd een te klein aanbod van taalopleidingen.
Een derde bekommernis zijn de partners waarmee u uw arbeidsmarktbeleid moet ontwikkelen. Het is zeer belangrijk dat u die partners als partners behoudt, zowel de bedrijven als de VDAB. U zet sterk in op de versterking van human resources in bedrijven. Dat is ook een positief punt, al ben ik daar misschien iets pessimistischer dan u. Ik vind dat bedrijven op dat vlak een beetje achterblijven. Niet omdat ze het niet willen, maar noodgedwongen, vanwege de situatie op de markt.
Het is enorm belangrijk dat u de dienstverlening van de VDAB vrijwaart. Dat is een ongelooflijk belangrijke actor op de arbeidsmarkt. Ik vrees dat de dienstverlening van de VDAB een stuk achteruit zal gaan door de besparingen, ook al noemt u dat efficiëntiewinsten.
Het is belangrijk dat u de groepen op de arbeidsmarkt die het kwetsbaarst zijn, wat exacter detecteert en dat u nog meer inzet op het ontwikkelen van de juiste instrumenten om die groepen aan een job te helpen. (Applaus bij sp.a en Groen!)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.