Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Economie 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
Gezien zijn fysieke toestand, vraag ik u de minister-president te ontslaan van aanwezigheid.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, een beleidsnota voorleggen in economisch moeilijke tijden is uiteraard geen gemakkelijke opdracht. Er moeten keuzes worden gemaakt en voor mij maakt de Vlaamse Regering die niet echt. Het is zoeken naar initiatieven die de negatieve spiraal van bedrijfssluitingen en ontslagen echt kunnen doorbreken. Het Vlaams Belang stelt vast dat het duidelijk is geworden dat het sociaal-economische actieplan Vlaanderen in Actie (ViA), dat jaren geleden werd gelanceerd, in de praktijk pure fictie is geworden. Reeds in het Vlaams regeerakkoord, dat zich op ViA baseerde, werd de horizon voor onder meer de omvorming en de transformatie van de Vlaamse economie naar 2020 verlegd.
Eind november 2009 heeft minister-president Peeters aangekondigd dat de Vlaamse Regering in de periode 2010-2012 800 miljoen euro extra zou investeren in de relance van de Vlaamse economie. De middelen zouden enerzijds worden besteed aan een aantal projecten uit ViA, zoals de ontwikkeling van het Medisch Centrum Vlaanderen en de uitbouw van Vlaanderen tot een slimme draaischijf, en anderzijds aan de oprichting van een Vlaams energiebedrijf. Met de aankondiging van 800 miljoen euro extra investeringen blijft men de Vlamingen allerlei verre en vage toekomstprojecten voorschotelen. Ondertussen krijgen de vele duizenden Vlamingen die vandaag vooral in de industriële sectoren hun baan verliezen, geen concreet antwoord en geen concrete oplossingen van deze Vlaamse Regering. Verder zijn velen het er ook over eens dat, willen we het hoofd kunnen bieden aan deze economische crisis, we op innovatie moeten inzetten. We komen uit een economie die werd gedreven door productiviteit, maar onze productiviteit stijgt minder snel dan die van de concurrentie, voornamelijk uit de lageloonlanden. Ondanks deze wetenschap faalt de Vlaamse Regering echter ook wat dit betreft. Uit de begroting konden we al opmaken dat de Vlaamse Regering ervoor kiest om niet prioritair te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Met betrekking tot strategische keuzes wijst deze regering erop dat ze versterkt wil inzetten op de ontwikkeling van een kenniseconomie. Ze stelt dat de oriëntatie op innovatieve initiatieven onverminderd moet worden doorgezet. De waarheid is echter dat dit eigenlijk niet gebeurt. Ik verwijs naar de kritiek van het Rekenhof ter zake. We hebben daar in de commissie ook al genoeg over gedebatteerd. Ik zal dat hier nu niet herhalen.
Het Vlaams Belang is niet a priori tegen het principe van open ondernemerschap. In dat kader wil de Vlaamse Regering het economisch beleid deze legislatuur in de eerste plaats richten op een duurzame transformatie van het Vlaams economisch weefsel. Over het transformatiefonds en de transformatietrajecten heb ik morgen een interpellatie in de commissie. Daar zal ik dus niet verder over uitweiden.
Het Vlaams Belang heeft in het verleden regelmatig gepleit voor meer transparantie en eenduidigheid. Hierover vinden we in de beleidsnota hier en daar wel wat terug, maar laten we hopen dat het niet bij engagementen blijft.
Ten slotte kijk ik met bijzonder veel aandacht naar het hoofdstuk Samenwerking op alle niveau s, in het bijzonder dan het gedeelte over het federale bestuursniveau. Dat stelt echter teleur. Men stelt in het begin dat in het kader van het economische beleid er zich hoe dan ook een afstemming met het federale niveau opdringt. Dit is natuurlijk een understatement. De waarheid is dat Vlaanderen en de Vlaamse Regering geen of veel te weinig essentiële instrumenten heeft om concrete antwoorden te bieden op de gevolgen van de economische crisis. Ik verwijs hierbij naar de verdeelde bevoegdheidsverdelingen inzake fiscaliteit, lastenverlagingen, loon- en arbeidsmarktbeleid.
Tegelijkertijd blijkt dat de federale regering en de federale anticrisismaatregelen zich nog steeds onbeschaamd op het terrein van de gewestelijke bevoegdheden en gemeenschapsbevoegdheden waagt. De belofte voor een grote staatshervorming om dergelijke zaken aan te pakken door op zijn minst twee partijen van de meerderheid, wordt niet ingevuld in deze beleidsnota. Dat is meer dan jammer en eigenlijk nu al een niet-ingeloste belofte. Het Vlaams Belang is daarom een fel voorstander van de maximale regionalisering van de economische bevoegdheden zodat we een beleid kunnen voeren dat perfect aansluit bij de noden die er in Vlaanderen ter zake bestaan. Ik heb het al vaker gezegd: alleen op deze manier kunnen we een performant economisch beleid voeren dat op maat is geschreven van onze Vlaamse bedrijven en de werknemers die er worden tewerkgesteld.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collegas, het lijkt ons niet evident om een coherente beleidsvisie inzake economie te ontwikkelen indien het innovatiebeleid, dat met voorsprong het belangrijkste onderdeel van het Vlaams economisch beleid is, niet tot de bevoegdheid van de minister van Economie behoort. Een ander belangrijk economisch instrument, de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), die meewerkt aan grote economische projecten met een belangrijke maatschappelijke meerwaarde en een essentiële rol speelt in het verschaffen van risicokapitaal, behoort ook niet tot de bevoegdheid van de minister van Economie.
De minister-president geeft in zijn omgevingsanalyse aan dat we nog steeds geen kennisgedreven topregio zijn. In vergelijking met een aantal innovatieve topregios blijft Vlaanderen achter. Een minister van Economie zou normaliter een impact hebben op het bevorderen van ondernemerschap en het omzetten van onderzoek in nieuwe producten en diensten, maar in dit verband lijkt de versnippering van de bevoegdheden Economie en Innovatie hoe dan ook een kwalijke zaak.
De minister-president vertrekt duidelijk van een more is more-concept. Naast het door de crisis helpen van bedrijven, komen de doelstellingen neer op meer ondernemerschap, meer groene economie, meer groeiende ondernemingen, meer innovatieve en kennisintensieve economie. Deels is dit correct: we hebben inderdaad meer ondernemerschap nodig, we moeten verder de richting inslaan van groene economie, we moeten een meer innovatieve economie krijgen, ofschoon dat moeilijk te rijmen valt met de dalende budgetten voor innovatie.
Meer van hetzelfde getuigt echter van een gebrek aan verbeeldingskracht. De Vlaamse economie staat evenzeer voor een kwalitatieve transformatie: een structurele transformatie van een regio gespecialiseerd in laag- en middentechnologische sectoren naar een economie gebaseerd op hoogtechnologische, duurzame en kennisgedreven activiteiten.
Het is die aandacht voor de geschetste transformatie die ik een beetje mis in de beleidsnota. Wij vragen dan ook uitdrukkelijk dat de regering een beleidsvisie zou ontwikkelen die erop gericht is de structurele transformatie van Vlaanderen naar een innovatieve kennisregio en groene economie te begeleiden en te bespoedigen. Het bestaande onbecijferde en vage investeringsplan toont het nut van zon beleidsvisie nogmaals aan.
In zijn beleidsnota kondigt de minister-president een nieuw actieplan ondernemerschap aan, maar de toelichting over de inhoud van dat plan blijft eerder vaag. Er wordt verwezen naar ondernemingscultuur en het ondernemersklimaat, maar hoe men die beide elementen concreet in gunstige zin wil beïnvloeden, blijft onduidelijk. Het is niet aangewezen een nieuw actieplan op te stellen indien het enkel bij plannen blijft. We vragen in de eerste plaats actie. In dit verband lijkt het aangewezen om de uitvoering van het plan Vlaanderen in Actie sneller te concretiseren zodat Vlaanderen tegen 2020 behoort tot de top vijf van de Europese regios.
Dat de minister-president de uitbreiding van de Winwinlening heeft aangehaald in zijn beleidsplan, kunnen we alleen maar toejuichen. Wel vragen we ons af wanneer het decreet tot uitbreiding van de Winwinlening in het Vlaams Parlement zal worden ingediend.
Verder bepleit onze fractie het uitbreiden van de waarborgregeling en de start van een nieuwe ambitieuze ronde van ARKimedes. Er wordt gezegd dat dat eraan komt. We vragen ons af wanneer dat zal gebeuren en hoeveel men zal kunnen ophalen, want eens te meer is dat een belangrijke bron van jobcreatie.
In het kader van het bevorderen van risicokapitaal mag ook de rol van de Business Angels niet worden onderschat. Business Angels zorgen niet alleen voor microfinanciering van zeer innovatieve ondernemingen, ze hebben vaak ook gespecialiseerde kennis over de sector waarin ze investeren, wat vaak niet het geval is bij banken en bij de overheid. In de Verenigde Staten gebeurt dat heel intens. We vragen ons af of de Vlaamse Regering niet van plan is om inzake de Business Angels meer stimulerende maatregelen te nemen.
Minister-president, u zegt dat de structurele transformatie van onze economie een visie op de economie in zijn geheel moet zijn. De laatste tijd is nochtans heel sterk gefocust op één bepaalde industriële sector. We hebben de indruk dat dit getuigde van een heel interventionistische instelling, die soms lijkt op het klassieke sectorbeleid.
Wij vragen om een totaal beleid te ontwikkelen voor de gehele industrie. Ik verwijs in dat verband naar Ivan Van de Cloot, die onlangs een interessante bijdrage heeft geschreven. Ik zal die hier niet uit de doeken doen. Alleszins vragen we om een totale, gezonde en daadkrachtige ambitie in het verdere economische beleid.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik was het alvast op een punt eens met de heer Deckmyn, namelijk over het feit dat we in de commissie al heel veel gelegenheid hebben gehad om over deze beleidsnota te praten. Ik ga het hier dan ook kort houden.
Voor ons is dit een sterke beleidsnota, die een algemene en brede visie ontwikkelt op het Vlaams economisch beleid, ook door te kijken naar de raakvlakken met bevoegdheden van andere ministers. Dat verzekert een consistente aanpak en gecoördineerd beleid en countert de handicap van de versnipperde sociaal-economische bevoegdheden binnen deze regering. Mevrouw Peeters, ik herinner u eraan dat dat in de vorige regering ook al minstens deels het geval was.
De krachtlijnen en prioriteiten zijn logisch in deze tijden van economische crisis en globalisering. Bedrijven door de crisis helpen en dus tegelijk ook zo veel mogelijk bestaande werkgelegenheid redden, is de eerste prioriteit. Niemand kan ontkennen dat deze en de vorige Vlaamse regering al heel wat grote inspanningen hebben geleverd in verschillende moeilijke dossiers, maar ook met maatregelen zoals de overbruggingspremie.
De tweede prioriteit is meer en sterker onderschap, de groene economie, meer groeiende ondernemingen en, tot slot, een meer innovatieve en kennisgedreven economie, dat alles met het oog op een duurzame transformatie van onze Vlaamse economie.
Zoals al is gezegd, zijn het bestrijden van faillissementen en werkloosheid in het eerste jaar twee terechte en belangrijke aandachtspunten geweest. De regering heeft dan ook een aantal concrete maatregelen genomen in dit domein. Er is bijvoorbeeld de opstart van het preventief bedrijfsbeleid, de uitbreiding van de waarborgregeling, het aanpassen van de maatregelen bij hinder bij openbare werken, de versoepeling van de Winwinleningen en de voorbereiding voor een ARKimedes-bis. Uiteraard moeten die laatste twee elementen nog de gebruikelijke procedure doorlopen. Mevrouw Peeters, u weet dat er af en toe een advies aan de Raad van State en aan de sociale partners moet worden gevraagd. Dat is ook zo in dit geval. De laatste twee trouwens waren trouwens een heel concrete uitvoering van de ondertussen georganiseerde rondetafelconferentie voor kredietverstrekking.
Financiering van bedrijfsinvesteringen faciliteren, is ook de rode draad doorheen die andere beleidsnota, namelijk die over het overheidsinstrumentarium van minister Lieten. Onze fractie zal daar niet meer apart op ingaan. In die nota lezen we samen met de inhoud van de beleidsnota Economie een consistente visie, waarbij de PMV, De Vlaamse Participatiemaatschappij (VPM), de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en de Vlaamse Energiemaatschappij ten dienste staan van de doelstellingen zoals ze in de beleidsnota Economie worden geformuleerd. Op het vlak van de concretisering wachten we natuurlijk wel met spanning op het eerste businessplan van het Vlaams Energiebedrijf.
Om werk te maken van meer en sterker ondernemerschap wordt werk gemaakt van het actieplan ondernemerschap. Maar, mevrouw Peeters, ook op dat vlak begrijp ik dat u zeer benieuwd bent. Morgen zullen we daarover in de commissie al een eerste gesprek kunnen voeren.
Ook ruimte om te ondernemen is een belangrijk thema voor ons. Het nieuwe kaderdecreet dat daartoe wordt voorbereid, zal een belangrijke stap vooruit zijn. De gazellesprong moet voor ons dan weer het vehikel worden waarmee we Vlaamse kmos kunnen helpen bij hun internationale doorgroei. De studie van Vives van vorige week bewees nog het belang van beslissingscentra in Vlaanderen. Dat instrument moet ervoor helpen zorgen dat we meer dergelijke centra in Vlaanderen krijgen. De Staten-Generaal voor de Industrie is ondertussen opgestart en de eerste concrete resultaten verwachten we in de zomer. Dat wordt een zeer boeiende periode. Hiermee is het in de beleidsnota aangekondigde vernieuwde beleid opgestart.
Tot slot kijken we ook uit naar de in de beleidsnota aangekondigde nota over het Vlaamse winkelbeleid. We staan een geïntegreerd beleid voor, samen met Ruimtelijke Ordening. We kijken dan ook uit naar de visie van de regering.
Collegas, uit mijn bijdrage blijkt duidelijk dat de minister van Economie en deze regering niet bij de pakken zijn blijven zitten. Heel wat maatregelen uit deze beleidsnota zijn ondertussen in uitvoering of worden voorbereid. Dat duidt op de daadkracht die onze Vlaamse economie nodig heeft. (Applaus)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, heel lang hebben we onze welvaart als vanzelfsprekend ervaren. Sommigen leefden in de waan dat we altijd een van de meest welvarende regios zijn geweest en dat we dat ook zouden blijven. Het volstond dat we over het dichtstbijzijnde muurtje keken om ons vrolijk, dan wel boos te maken over de toestand in Wallonië. Daarbij wiegden we vooral onszelf in slaap, hypnotiseerden we onszelf en bleven we blind voor de problemen en de tekortkomingen van onze regio. Ik verwijs naar de bestaansonzekerheid en armoede, structurele uitsluiting van groepen en generaties, het drama van faillissementen en herstructureringen, de stijgende arbeidsstress, milieuschade, de beperkte actieradius van onze kmos, het verhuizen van beslissingscentra van multinationale ondernemingen, ik kan zo nog even doorgaan. Dat beeld van de heilstaat Vlaanderen is vandaag volledig weg. Verschillende processen van diverse oorsprong en uit verschillende tijdshorizonten beuken genadeloos in op ons economisch bestel. Op korte termijn is de economische crisis acuut, die met schokken en naschokken ook gezonde bedrijven dreigt ten val te brengen, en die zich, het mag ook nog eens gezegd, vandaag veruiterlijkt in 170.000 werklozen in Vlaanderen.
Op middellange termijn spelen vergrijzing en het proces van de globalisering nog altijd een determinerende rol. Grondstofschaarste, het energievraagstuk en klimaatverandering maken het dreigende kader compleet. We zijn ons daar vandaag allemaal van bewust en zijn ervan overtuigd dat we onze economie tot in het DNA moeten hervormen, in functie van de uitdagingen die ik net heb opgesomd.
Een dergelijke hervorming, mevrouw Peeters, vraagt een krachtdadige en intelligente overheid. In de acht strategische doelstellingen vinden we afdoende elementen om dat beleid en deze beleidsnota voluit te steunen: bedrijven door de crisis loodsen, groeiende ondernemingen proberen op te zetten, een groenere economie, een innovatieve en kennisintensieve economie.
Toch zou ik voor wat de beleidsnota van de minister-president betreft, twee punten extra in de verf willen zetten. Eerst en vooral: de aandacht voor de tewerkstelling. 170.000 werklozen, dan mag het duidelijk zijn dat de broodnodige transformatie van onze economie maar het nodige maatschappelijke en economische draagvlak zal kennen als we daarbij een continue aandacht hebben voor de duurzame verankering van onze tewerkstelling. Die aandacht zouden we ook moeten doordrukken in elk van onze steunmaatregelen. We kijken dan ook uit naar de aangekondigde hervorming van de strategische opleidings- en innovatiesteun. 1 miljoen euro steun per bedrijf is eigenlijk wel genoeg om sluitende engagementen inzake tewerkstelling te eisen. Misschien moeten we dan ook maar eens over het muurtje kijken hoe andere regios dat aanpakken.
Een tweede aandachtspunt is de efficiëntie van de instrumenten die we inzetten om de Vlaamse economie te vergroenen en te verwitten. Door in te zetten op meer duurzame productiemethodes, minder energieverbruik en duurzamer producten, verlagen we niet alleen de milieudruk, maar zorgen we ook voor de jobs van de toekomst. Essentieel is dat we daarbij inzetten om het verschil te maken. Business as usual is voor ons echt geen optie en hoeft dus eigenlijk ook niet ondersteund te worden. In die zin is de hervorming van de ecologiepremie zeker toe te juichen.
Ministers, collegas, de Vlaamse economie is als een olietanker die in de zwaarste storm van de jongste decennia is beland. We moeten ervoor zorgen dat we dit schip drijvend houden, van koers veranderen en tegelijkertijd ombouwen tot een rank zeilschip. En we moeten al die dingen tegelijk doen. Daar vinden we heel veel elementen van terug. De werktuigen om het schip om te bouwen, vinden we in het beleidsdomein van viceminister-president Lieten. Het is een ambitieus proces dat we willen opzetten. De verantwoordelijkheid waar u voor staat, minister, is dan ook groot.
Belangrijke vragen die we daarbij willen stellen, en die we moeten blijven stellen in functie van een wijzigende omgeving, zijn de volgende. Beschikken we over voldoende instrumenten? Beantwoorden die instrumenten aan de vraag? Zijn ze doelgericht? Zijn ze efficiënt? Zeker wanneer de middelen schaars zijn, moeten we kritisch durven te evalueren, en waar nodig bijsturen. Dat is ook de boodschap die we in de beleidsnota hebben gevonden.
In elk geval moeten we vaststellen en dat is een zeer snelle analyse dat het huidige Vlaamse instrumentarium op zijn minst de volledige levenscyclus van bedrijven bestrijkt. We merken een duidelijke focus op life science en clean technology, die duidelijk sectoren van de toekomst zijn. Het succes van de Waarborgregeling bewijst dat dit wel degelijk een vraaggestuurde maatregel is. Zonder de illusie te koesteren dat we fundamentele stromingen kunnen stoppen, laat staan omkeren, beschikken we dus wel degelijk over een reeks instrumenten die ons in staat moeten stellen om een moeilijk veranderingsproces zonder onnodige angst te sturen, in functie van gekende en toekomstige maatschappelijke noden.
Ik geef nog een aantal aandachtspunten van onze fractie mee, die mee de basis hebben gevormd voor onze motie die straks ter stemming wordt voorgelegd. Eerst en vooral: aandacht voor de tewerkstelling. Men kan geen ecobedrijventerreinen bouwen op een sociaal kerkhof. We moeten kritisch evalueren, met bijzondere aandacht voor de aantoonbare relatie tussen inspanning en resultaat. Twee: onze instrumenten beter bekend maken, zeker bij kleine ondernemingen. En dan misschien wel het mooiste principe, zeker in het Engels: KIS, of keep it simple. We willen veel jobs creëren, maar subsidiologen horen daar niet bij.
Een laatste aandachtspunt: zet in op het vraagstuk van de toekomst. En voor ons is dat energie. Alle industrialisatiegolven in het verleden zijn altijd gepaard gegaan met een switch in energieverbruik: stoommachines en kolen in de eerste industrialisatie, aardolie in de tweede industrialisatie, zwakstroom in de derde industrialisatie. De vierde industrialisatie zal gebeuren op basis van groene stroom en zuinig energieverbruik. Daar moeten we op inzetten. Het is noodzakelijk dat Vlaanderen zich op dat vlak positioneert.
Al die zaken vinden we terug in de beleidsnota. We hebben ze willen versterken in de motie en we zullen straks dan ook de motie enthousiast mee goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, het is al gezegd door de heren Deckmyn en Bothuyne: de beleidsnota is ondertussen al enkele maanden oud en is ten dele al in uitvoering. We hebben zowel in de commissie als in de plenaire vergadering al heel wat debatten gehad over economie. Daarbij is telkens ingegaan op bepaalde punten die in de beleidsnota beschreven staan. Daardoor kan ik redelijk kort zijn, ook gezien de beperkte aandacht van de collegas. (Opmerkingen)
Dank u voor diegenen die wel aanwezig zijn. (Opmerkingen)
Ik had vroeger een professor die als er te veel geroezemoes was in de zaal het woordje seks liet vallen. Ik weet niet, gezien de gemiddelde leeftijd, of dat hier veel effect zal hebben. (Gelach. Opmerkingen)
De beleidsnota is voor een deel in uitvoering en voor een deel ook aangevuld met onder andere het werkgelegenheids- en investeringsplan. (Gelach)
Niemand moet het persoonlijk opnemen, voor alle duidelijkheid.
Wij denken ook dat dit een sterke beleidsnota is. Mocht de minister-president geen minister-president zijn of geen minister van Economie, dan zou hij waarschijnlijk bedrijfsleider zijn of teruggaan naar zijn vorig leven.
Omdat ik maar 5 minuten heb, en ondertussen maar 3 minuten en een beetje, zal ik mij concentreren op een paar punten.
De beleidsnota en het werkgelegenheids- en investeringsplan geven voor een deel gevolg aan de noodzaak dat deze regering ons ongeschonden door de crisis moet loodsen. We hebben al meerdere keren gezegd dat door deze crisis twee taken worden opgelegd aan deze regering: enerzijds op korte termijn ons door de crisis te loodsen en anderzijds op lange termijn onze economie om te vormen, de transformatie waarover zoveel gesproken wordt.
Ik wil focussen op de uitbreiding van de waarborgregeling, die er ondertussen al door is en waarvan de procedure in uitvoering is. Vooral voor kmos is het overbruggingskrediet in sommige situaties van levensbelang. Volgens mij bestaat er in de economie wel degelijk zoiets als een zelfzuiverend effect. Dat is bij mensen ook zo, en dat is gezond. Maar wij moeten er ons voor hoeden dat door deze crisis potentieel sterke bedrijven onderuitgaan. Daarom is die waarborgregeling, en met name het overbruggingskrediet, heel belangrijk. Wij moeten er waakzaam voor zijn dat deze uitzonderlijke situatie die gezonde bedrijven niet van het toneel doet verdwijnen.
Een tweede kernzaak van de beleidsnota is het aanmoedigen van meer en sterker ondernemerschap. De heer Bothuyne is ook ingegaan op het actieplan ondernemerschap. Het is inderdaad zo dat het ondernemerschap in Vlaanderen het beginsel is van onze welvaart. Volgens verschillende studies en vergelijkingen met het buitenland zitten we daar met een probleem. We hebben een tekort aan starters. Ik hoop dan ook dat er bij de uitvoering van het beleid en ik ben er zeker van dat minister-president Peeters dat zal doen rekening wordt gehouden met de oproep Laat ons ondernemen die ondernemers zelf enkele maanden geleden de wereld hebben ingestuurd. In die oproep heeft een hele reeks werkgeversorganisaties de vinger gelegd op enkele wonden die we eigenlijk al lang kenden maar waarvoor we waarschijnlijk te weinig aandacht hebben gehad. Heel wat van hun eisen, zoals loonkost, arbeidsmarkt en dergelijke, zijn nog steeds federale bevoegdheden. Dat betreuren wij nog steeds, maar daar zullen we het mee moeten doen.
Zoals het regeerakkoord bepaalt, hoop ik dat de Vlaamse Regering er nauwgezet op toeziet dat in dat federale beleid de Vlaamse belangen niet worden geschaad en dat zij zal optreden als het wel gebeurt.
Ik wil daarbij nog wijzen op de voornemens om bijzondere aandacht te schenken aan de detectie en aanpak van armoede bij zelfstandigen. We moeten de idee bestrijden dat gefaalde ondernemers geen verdere kansen meer maken om deel uit te maken van onze economie. Failliet gaan doet wel degelijk lijden en wij mogen daar als maatschappij niet blind voor zijn. Ik stel dan ook veel hoop in de uitwerking van een traject voor een tweedekansondernemerschap, dat in de beleidsnota wordt geschetst.
Een derde punt is de sturing naar een groenere economie. De consensus daarover is breed, ik denk over alle partijen, en ook de N-VA schuift dat absoluut naar voren. Dat deden wij ook al in de verkiezingscampagne. Het gaat dan onder andere over de heroriëntering van de ecologiepremie. Hier komt duidelijk naar voren dat er dringend werk moet worden gemaakt van een stroomlijning van het beleid.
We moeten durven te focussen op de speerpunten waarvoor in ViA is gekozen.
Ik wil kort even ingaan op wat de heer Van Malderen heeft gezegd. Vlaanderen is een beetje aan zelfgenoegzaamheid ten prooi gevallen. We moeten ons daartegen verzetten. We moeten werk maken van de transformatie van onze economie. We moeten hier voortdurend werk van maken. Dit is geen eenmalige inspanning. Dit is een voortdurende inspanning. We moeten werk maken van de reactivering van het geheel van ons Vlaams economisch weefsel. We moeten hiervoor de nodige draagkracht in de maatschappij vinden. De overheid moet op dit vlak zelf het goede voorbeeld geven. We moeten zelf dringend een oefening inzake efficiëntie maken. De Belgische ziekte slaat ook hier al te vaak toe. (Applaus)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat de minister aanwezig is. Ik had daarnet een desolaat gevoel. Uiteindelijk wil ze ons toch komen beluisteren, waarvoor onze dank.
Ik wil het hier over een andere boeg gooien. We hebben het hier over de transformatie van onze economie. Hier hebben al veel mensen over het relanceplan en de bijbehorende 800 miljoen euro en over het transformatiefonds en de bijbehorende 500 miljoen gesproken. Het is natuurlijk gissen wat met dit geld zal gebeuren. We hebben in de commissie horen praten over een proeftuin voor elektrische autos en over anderen grootschalige projecten, zoals een Vlaams energiebedrijf.
Ik heb hier al vaak voor een defiscalisering van de ondernemingen gepleit. Dat is wat de Vlaamse economie en de Vlaamse bedrijven nodig hebben. De Vlaamse overheid moet ernaar streven de Vlaamse belastingdruk op de ondernemingen te verminderen.
Ik weet dat een van de belangrijkste fiscale maatregelen, de vennootschapsbelasting, een federale belasting is. Er zijn heel wat indirecte belastingen op het niveau van de gemeenten. Er zijn 46 verschillende bedrijfsbelastingen. Jaarlijks vertegenwoordigen ze 1 miljard euro belastinggeld dat door de Vlaamse ondernemingen wordt betaald.
In plaats van met subsidies te werken, zouden we veel beter op basis van een gelijkheidsprincipe werken. We zouden aan een defiscalisering moeten werken. Hiertoe zou misschien een nieuwe financieringsdeal tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid moeten worden gesloten. Hierdoor zouden die 46 verschillende gemeentelijke belastingen kunnen worden afgeschaft en zouden we onze bedrijven de nodige zuurstof kunnen geven.
Dit zou voor iedereen gelijk zijn. Nu lopen we met de selectieve subsidiëring het risico dat we ons doel voorbijschieten. We moeten leren de winnaar door een defiscalisering te ondersteunen, en niet de subsidiejager met politieke contacten te steunen. Dat is de boodschap die we onze ondernemingen moeten sturen. Dat is de boodschap die ze willen horen.
De vennootschapsbelasting is uiteraard geen Vlaamse materie. Ik vind het spijtig dat de heer De Wever niet meer aanwezig is. Tijdens de verkiezingsshows heeft hij, bijna tot vervelens toe, verklaard dat hij buiten de lijntjes zou kleuren. Daarnet heeft hij gezegd dat hij niet kan rekenen. Hij kan waarschijnlijk wel buiten de lijntjes kleuren. Waarom gaan we er in Vlaanderen niet unaniem voor de fiscaliteit zo snel mogelijk volledig in Vlaamse handen te krijgen? In dat geval zouden we kunnen doen wat we moeten doen, namelijk defiscaliseren.
Ik heb hier al veel gehoord. Het gaat vooral om aankondigingspolitiek. Er is zelfs een nulmeting van het Pact 2020 en van ViA geweest. Tot nu toe heeft dat allemaal weinig concrete maatregelen opgeleverd.
Als de overheid op een vlak een rol kan spelen, is het op het vlak van de innovatie. We stellen echter vast dat we de Barcelona-norm, die 3 percent bedraagt, met wat we nu doen op geen enkele manier zullen halen. In 2010 is het budget voor wetenschap en innovatie zelfs met 66 miljoen euro verlaagd.
De Global Entrepreneurship Monitor geeft dan ook aan dat de ondernemingszin in Vlaanderen zeer laag is.
Het is dan ook logisch dat de minister in zijn beleidsnota heel wat aandacht besteedt aan de redenen waarom de zin tot ondernemen zo laag is. Dat is het positieve punt in deze beleidsnota.
Flankerend beleid is het modewoord, maar flankerend beleid via subsidies is mijns inziens verkeerd. Flankerend beleid via subsidies is misschien wel goede politieke marketing, maar dat leidt tot drie ernstige negatieve gevolgen. Een: dat leidt tot een scheeftrekking van de gezonde concurrentie in de markt, tussen wie subsidies krijgt en wie niet. Twee: dat leidt tot politiek-economisch cliëntelisme, en dat kan nooit goed eindigen. Drie: dat leidt dikwijls ook tot budgettaire ontsporing en tezelfdertijd tot woekerkapitalisme. Denken we daar maar aan dat prachtige voorbeeld van ABX. Het is wel geen Vlaams verhaal, maar het kreeg toch vorm onder het bewind van iemand die vandaag staatssecretaris is. De NMBS pompte 1,5 miljard euro in ABX, dat voor 80 miljoen werd verkocht en nadien door de kopers voor 600 miljoen is doorverkocht. De bottomline is een verlies van 600 miljoen euro belastinggeld.
Het is positief dat wordt opgeroepen om te ondernemen. Maar we hebben bedrijventerreinen nodig, en daarom ben ik blij dat minister Muyters hier aanwezig is. Er is een nijpend tekort aan kwaliteitsvolle bedrijfshuisvestingsmogelijkheden. Graag breng ik mijn oproep aan minister Muyters in herinnering om proactief werk te maken van de herbestemming van de militaire domeinen, want first in, first served. Ten dienste van de Vlaamse economie moet daar prioritair werk van worden gemaakt. Ik juich het ook toe dat in de beleidsnota staat dat de minister de vergunningspraktijk wil verkorten. Snellere beslissingen zijn inderdaad nodig. In de commissie is wel gezegd dat we dat zullen doen en daartoe zijn krijtlijnen uitgezet, maar de tijd van actie is gekomen.
Ik sluit af om u gunstig te stemmen, mijnheer de voorzitter. Ik citeer letterlijk de minister-president uit zijn beleidsnota: We kunnen een wereldpositie verwerven op het vlak van kennis en economische activiteiten die gericht zijn op duurzame groei en vergroening van de economie. Daartoe is een gazellesprong nodig, maar voorlopig beweegt de Vlaamse Regering zich niet sneller voort dan een slak. (Applaus bij LDD)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, ik ben er zeker van dat de minister-president erg ontgoocheld is dat hij geen toeschouwer kan zijn van dit namiddag- en avondvullend programma. Ongetwijfeld zou hij het een zeer boeiend spektakel vinden. Ik zal het wel kort houden. Onlangs kregen we de nulmeting van het Pact 2020 onder ogen. Die nulmeting werpt een nieuw licht op de beleidsnota Economie. Het beeld is wat scherper geworden. We beschikten al over een aantal elementen, maar nu krijgen we toch meer te zien.
Ik leer dat we, 4 jaar nadat de heer Leterme Vlaanderen opriep om in actie te komen, veraf staan van de positie van een economische topregio. Op veel domeinen, ook op domeinen van economische aard, drijven we van die positie weg. Kijk maar naar de nulmetingen in de hoofdstukken over de competitieve en duurzame economie, innovatie en ondernemerschap. Om daaraan te remediëren is een krachtig economisch beleid nodig. Ik wil wel geloven dat deze regering dat wil, maar op een aantal vlakken schiet ze toch tekort.
Het zal u niet verbazen dat ik het dan in eerste instantie heb over de transitie naar een groene economie. Dat is goed voor een apart hoofdstuk in de beleidsnota, en dat schept verwachtingen
De laatste maanden waren er heel wat verklaringen van de regering en de meerderheidspartijen dat ze naar die groene economie willen. Daarnet zei de heer Diependaele het nog. Dat wordt in deze beleidsnota niet waargemaakt. In deze beleidsnota vind ik niets over de vergroening van de economie, enkel de herwerking van de economiepremie. Dat is erg mager.
Het gaat ook niet om het zomaar uitkiezen van enkele groene activiteiten. We moeten een totaalprogramma ontwikkelen voor de omschakeling van de economie. Ik doe enkele suggesties. Een eerste punt zou moeten zijn dat we partners zoeken in de verandering. Dat kent de minister-president toch zeer goed. Die oefening is gemaakt door de regering in het Pact 2020. Daar heeft men partners gezocht om samen een breed maatschappelijk project op te zetten. Dit zou ook moeten gebeuren voor een verregaandere vergroening van ViA. De vakbonden zijn daar duidelijk al mee bezig. Het ACV zet zeer zwaar in op de vergroening van de economie.
We moeten de bedrijven en ondernemingen meer helpen om strategieën uit te werken om hun ecologische voetafdruk te verminderen. We zouden een balanced scorecard moeten maken van de duurzaamheid. We zouden dat duurzaamheidsperspectief er moeten inschuiven en kritische succesfactoren helpen formuleren. De minister-president verwijst graag naar de literatuur als hij in discussie gaat. Ik raad hem aan om Norton en Kaplan eens te lezen.
We moeten een sectoraal beleid voeren. Geert Noels pleit daar expliciet voor. We moeten sectoren uitkiezen waar duurzaamheid echt een meerwaarde oplevert voor de samenleving en de ondernemingen zelf binnen die sector competitiever kan maken.
Men maakt hier nu keuzes die zelfs ingaan tegen die groene economie, zoals de verbreding van de Brusselse ring of bijkomende bedrijventerreinen. De heer Sabbe heeft daarnet gepleit voor meer bedrijventerreinen. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gesteld dat men 6000 hectare bedrijventerreinen extra wil. De heer Peeters heeft aangetoond dat de voorraad bedrijventerreinen in Vlaanderen momenteel 12.000 hectare is. Dat is niet niks.
Ik vind het een goede zaak dat er in de beleidsnota aandacht is voor ondernemerschap en dat men een bevorderend omgevingskader wil creëren. Op die basis noemt men in dit hoofdstuk verschillende evidente, maar belangrijke maatregelen. Ik denk aan de administratieve vereenvoudiging. Dat moeten wij absoluut ondersteunen. Maar men moet verder gaan. In dat ondernemerschapbevorderend omgevingskader moet ook plaats zijn voor de economie van de nabijheid. Dat betekent dat ondernemingen ingebed moeten zijn in de samenleving. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is maar een heel klein deeltje van deze beleidsnota. We moeten er vooral voor zorgen dat ondernemingen niet denken dat de omgeving waarin ze werken inwisselbaar is.
Ik steun ook het deeltje uit de meerderheidsmotie waarin aandacht wordt gevraagd voor micro-ondernemingen en kleine zelfstandigen. Die vinden bij uitstek hun plaats binnen de economie van de nabijheid. Tot slot vraag ik ook aandacht voor de MeMO-bedrijven: mens- en milieuvriendelijke ondernemingen.
Voorzitter, u weet dat ik bang ben van u. Als u zegt dat ik moet besluiten, doe ik dat. Ik besluit dat de nulmeting waarnaar ik heb verwezen aantoont dat de economische uitdagingen erg groot zijn. We moeten nu een strategie opzetten voor een vergroening van de economie en een economie van de nabijheid. Enkel dan zullen we een topregio worden. (Applaus bij Groen!)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.