Report plenary meeting
Report
De heer Crombez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag gaat over een totaal ander onderwerp. Ongeveer een jaar geleden heeft de vorige minister van Welzijn gezegd dat we zorgzaam moeten omspringen met de opvoeding van de jongeren. Dat is een evident punt. We weten al jaren dat er wachtlijsten in de bijzondere jeugdzorg zijn en er problemen in het veld zijn. De cijfers nemen onrustbarend toe. In uw beleidsnota staat dat er 36 percent meer opnames zijn, vooral van jongeren in problematische opvoedingssituaties. Maar er is ook een stijging met 10 percent van het aantal opnamedagen. Dat zijn cijfers tot 2007. Sindsdien blijven de cijfers stijgen. De jongste weken zijn er in diverse dossiers, maar ook in een lopende reportage van P-Magazine, een aantal concrete gevallen aan het licht gekomen die bijzonder schrijnend zijn. Ook dat is niet nieuw. Maar het aantal en de aard ervan roepen vragen op.
Het gaat om pleegouders die bijvoorbeeld getuigen dat ze het kind onder hun zorg veel weekends zien vertrekken naar de ouders, waar het tussen verslaafden zit. Elke week moeten zij herbeginnen aan de opvoeding. De pleegouders zijn bijna bang om daarover te getuigen.
U hebt in de bespreking van de beleidsnota aangekondigd dat in het verlengde van het perspectiefplan en de resolutie die door dit parlement is aangenomen, er zaken moeten gebeuren. Als je ziet hoe snel de problematiek toeneemt, als je hoort van de sector wat er allemaal in het veld gebeurt, als je weet dat het om veel meer dan 20.000 jongeren gaat die echt in moeilijke omstandigheden zitten omdat het systeem niet groot genoeg is en niet goed genoeg werkt, is de vraag: bestaat er een manier om sneller tot actie te komen om een aantal problemen te matigen? Hoe kunnen we die resolutie snel uitwerken? Zijn er snelle heroriënteringen mogelijk voor het personeel en de middelen? Hoe staat het met het Raadgevend Comité, dat werkt in de kinderopvang en hier ook een toegevoegde waarde zou kunnen hebben in het debat, dat dringend nodig is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Crombez, het gaat om een zeer ernstige problematiek. Zoals u zegt, is het aantal jongeren dat in de jeugdzorg terechtkomt, op 7 jaar tijd met meer dan 35 percent gestegen. Dat is een indrukwekkend cijfer. Dat die trend zich zo manifest doorzet, zegt niet enkel iets over jongeren die hulp nodig hebben of zoeken, maar ook over onze samenleving.
Door het vorige parlement is een resolutie goedgekeurd op basis van dat perspectiefplan. Naar die resolutie wordt ook verwezen in het regeerakkoord. We hebben getracht om in 2010 al stappen te zetten in de uitvoering ervan. Het is niet zo, omdat de sector misschien niet in de schijnwerpers staat als andere sectoren, dat we niet geprobeerd hebben om al stappen te zetten.
Ik denk aan het aantal thuisbegeleidingen, aandacht voor de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, budgetten voor crisisopvang en voor knelpuntdossiers. We proberen zeer grote prioriteit te geven aan de intersectorale toegangspoort in het kader van de integrale jeugdhulp. Zoals u weet, hebben we afgesproken dat we een oproep doen aan initiatiefnemers om in te schrijven op een ondersteuning van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), in het perspectief dat we op enkele jaren de capaciteit kunnen uitbreiden. Ik verwijs naar wat ik hier al gezegd heb over de gesloten instellingen en de uitbreidingen die we gaan doen of moeten doen in de loop der jaren.
In de loop van 2010 worden daar toch al wat stappen gezet. Het is evident dat ik voort uitvoering wil geven aan de aanbevelingen van het parlement. Die probeer ik stapsgewijs uit te voeren. Daarin is pleegzorg heel belangrijk. U weet dat we werken aan een globale decretale benadering. In vergelijking met andere landen zitten we wat dat betreft zeker nog onder de mogelijkheden.
De situatie van kinderen van drugsverslaafde ouders is een thematiek die wij heel nauw trachten te volgen. Wij trachten ook hulpverleners in tal van omstandigheden, ook mensen uit het onderwijs, te sensibiliseren, te leren herkennen en te leren hoe je moet reageren en snel alarmeren indien er zaken fout gaan. We doen een aantal zaken zeker en zetten ze op de rails, zelfs in budgettair moeilijke omstandigheden.
Het is ook een vraag van budgettaire keuzes. In de loop van de volgende periode, in een budgettair moeilijke situatie, moeten we trachten om ook voor de integrale jeugdhulp stappen te blijven zetten en de mogelijkheden uit te breiden. We doen dat in 2010. Ik heb daar bewust voor gekozen. Ik hoop dat we dat kunnen volhouden.
Er zijn in 2009 drie of vier oproepen gebeurd om het Raadgevend Comité te kunnen samenstellen. Nu zijn de meeste kandidaturen binnen uit de verschillende groepen. Dat is nog niet lang zo. Na de vakantie zal ik onmiddellijk proberen om een voorstel te doen en dat aan de regering voor te leggen met betrekking tot de samenstelling van dat Raadgevend Comité.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. De voorbeelden die we de laatste tijd te horen en te lezen krijgen, zijn dermate schrijnend dat er bovenop wat in de steigers staat misschien nog andere keuzes moeten worden gemaakt. Misschien is daar niet veel geld voor nodig. Het gaat vaak om kinderen die maar één fout hebben: dat ze onder slechte omstandigheden geboren zijn of opgroeien.
Uit de getuigenissen van de pleegouders leid ik af dat er een groot probleem binnen de sector zit. Ik ben er niet van overtuigd dat er altijd veel geld nodig is om op zeer korte termijn een betere oplossing te vinden voor die kinderen. Nog eens, het gaat om veel meer dan 20.000 kinderen. Het is redelijk onvoorstelbaar dat dit nog bestaat bij ons.
Heel vaak wordt het bekeken vanuit de rechten van de ouders. De ouders hebben onder meer het recht om hun kind terug te krijgen. We moeten maar eens een analyse maken van de rechten van het kind. We moeten eens nagaan in hoeverre deze beschadigd zijn. Zelfs meervoudige moordenaars mogen hun kinderen blijven zien als ze hen niets misdaan hebben. Daar bestaat een recent voorbeeld van. Voor de kinderen kan dat enorm traumatisch zijn. Het is een recht van de ouder om zijn kinderen te blijven ontvangen in de gevangenis. Naast de budgettaire analyse moeten in de sector op korte termijn een aantal zaken gebeuren om de grote probleemgevallen te kunnen vermijden.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de terechte bekommernissen zoals de heer Crombez ze formuleerde. De stijging van de cijfers is inderdaad een indrukwekkend fenomeen. Minister, u merkt terecht op dat we ons eens moeten bezinnen omdat dat heel veel zegt over onze samenleving.
Het lijkt me belangrijk, minister, om aandacht te besteden aan de versnelde uitvoering van de resolutie die hier in de vorige legislatuur werd goedgekeurd. Er moet bijzondere aandacht gaan naar de pleegouders. U merkt dat terecht op. De pleegouders moeten het eerste initiatief zijn. Het is ook heel belangrijk om meer aandacht te gaan besteden aan de versterking van het beleid naar de gezinnen. We moeten specifieke maatregelen ter ondersteuning van de gezinnen nemen. Vooral alleenstaande ouders kampen met bijzonder veel stress en kunnen het vaak niet meer aan. U moet uw collegas ervan overtuigen om daar voldoende middelen voor vrij te maken. Dat moet een prioriteit worden.
Tot slot sluit ik me aan bij de slotopmerkingen van de heer Crombez, dat ouders inderdaad ook wel rechten hebben, maar dat we ons ook eens mogen buigen over de rechten van het kind. Dat is een zeer moeilijke discussie. Het zou zinvol zijn, minister, om in de commissie Welzijn hierover eens een grondige gedachtewisseling te organiseren.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
De situatie is in veel gevallen schrijnend en problematisch. Ik kan u volgen, minister, dat we in budgettair moeilijke omstandigheden verkeren. Het komt erop aan keuzes te maken. Het is nog maar een tweetal weken geleden dat ik dat heb gesteld. Minister, houdt u nog altijd vast aan het idee om nieuwe middelen te besteden aan nieuwe zaken zoals een nieuwe Vlaamse kinderbijslag en een nieuwe Vlaamse hospitalisatieverzekering? Wilt u daarvoor geld uittrekken terwijl er nog zo veel andere noden zijn die u niet kunt leningen wegens het budgettair moeilijke plaatje? Daar zou ik graag eens duidelijkheid over hebben.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, de toename van het aantal kinderen en jongeren in problematische opvoedingssituaties is natuurlijk een zorg van ons allen. We nemen telkens kennis van een stijging van de cijfers. Het perspectiefplan voorziet daar toch wel in heel wat maatregelen. We staan er allemaal achter dat die worden uitgevoerd en continu geëvalueerd. Zijn ze voldoende? Leveren ze voldoende resultaat?
Misschien moeten we niet altijd dadelijk grijpen naar de grote maatregelen, maar beginnen bij het begin. Ik verwijs dan naar de extra middelen die er zijn voor opvoedingsondersteuning enzovoort. Ik denk dat daar het begin moet worden gemaakt.
Wanneer kinderen en jongeren dan toch niet in de eigen omgeving kunnen blijven, dan is pleegzorg natuurlijk het eerst aangewezen. Ik hoor u spreken over de rechten van de ouders tegenover de rechten van de pleegouders. Het statuut van de pleegouders is natuurlijk federale materie. Er zijn heel wat vragen over. Er zijn voorstellen en wetsvoorstellen over. Minister, ik wil u toch vragen om bij de federale ministers aan te dringen om er werk van te maken.
Ik deel een aantal bekommernissen. Ik ben natuurlijk gebonden door het regeerakkoord en door de afspraken met de coalitiepartners. Ik ga ervan uit dat dat ook betekent dat we de passages over de jeugdzorg en de jeugdhulp die in het regeerakkoord staan, met zn allen proberen waar te maken.
Het statuut van de pleegouders is inderdaad een federale aangelegenheid. Ik heb uiteraard minister Wathelet al aangesproken en gevraagd om de nodige initiatieven mee te ondersteunen. Hij heeft toegezegd om dat te doen. Maar ook op het federale niveau zijn er moeilijke en delicate debatten over rechten van de ouders, rechten van het kind, de relatie tussen de kinderen en de natuurlijke ouders. Men moet niet ineens een spectaculair initiatief verwachten. Men ziet het statuut van de pleegouders meer in fiscale en sociaalrechtelijke termen. Over ouderlijk gezag en ouderlijke macht wordt op federaal niveau niet gesproken. Maar we zijn zeker vragende partij.
Ten slotte gaat het ook over een interventie van de jeugdrechtbank. Er zijn situaties waarin de jeugdrechter gevat is en kan tussenkomen. Ik heb er geen probleem mee om het debat eens te voeren over wat men in zon situatie doet en wat consulenten doen enzovoort. Ik denk dat de huidige gang van zaken het resultaat is van een samen opgebouwde beleidsvisie op de relatie tussen ouders en kinderen en de plaats van pleegzorg daarin. Op het ogenblik dat het kaderdecreet Pleegzorg aan de orde wordt gesteld, zal het parlement opnieuw gevat zijn door de vraag wat pleegzorg betekent, wat de plaats van pleegzorg is binnen de jeugdhulp en hoe dit alles zich verhoudt tot de rol en de verantwoordelijkheid van de jeugdrechter die op zijn beurt opnieuw het onderdeel is van een debat over de installatie van een familierechtbank enzovoort.
Het is dus geen probleem om zulke situaties niet als evident en onwrikbaar te aanvaarden, maar er zijn een aantal medeactoren die we moeten erkennen en betrekken. Ik doe uiteraard geen uitspraken over individuele gevallen. Ik heb er absoluut geen moeite mee om het agentschap te vragen om de beleidslijnen die daar worden gebruikt, nog eens op te lijsten en om daar eens een gesprek over te hebben.
Ik wil eerder nog iets zeggen over een paar betogen van collegas dan over wat de minister zegt.
Ik denk ook dat het nuttig kan zijn om ons te bezinnen over de samenleving. Dat kan voor veel dingen nuttig zijn. Het kan nuttig zijn om met het federale niveau te spreken en het is een goede zaak dat er meer ondersteuning voor de gezinnen komt. Maar mijn vraag gaat over zeer dringende, urgente en schrijnende gevallen. Ik denk dat het niet onbelangrijk is om ook als parlement ervan uit te gaan dat we zonder veel extra middelen een aantal zaken kunnen doen. Ik ga een heel concreet voorbeeld geven. In de resolutie stond ook: Er mee voor zorgen dat de consulenten sterker in hun schoenen komen te staan. Dat kan je op vele manieren doen. Als je leest wat de problemen zijn, dan kan er heel wat gebeuren.
Ik zou er dus voor durven pleiten om, in de aanloop van de uitvoering van wat er gepland is, ook heel snel te onderzoeken wat er op het terrein kan gebeuren om zoveel mogelijk schrijnende toestanden te vermijden.
Het incident is gesloten.