Report plenary meeting
Report
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, we zijn de voorbije weken en maanden heel frequent met onheilspellende berichten over onze arbeidsmarkt geconfronteerd. Er zijn de aangekondigde herstructureringen in de automobielsector geweest. De toekomst van de vestiging van Opel in Antwerpen blijft onzeker. De ontslagen in de textielsector zijn al bijna vergeten. Het geheugen wist snel. De bouwsector heeft aan de alarmbel getrokken. Er is, kortom, geen goed nieuws van onze arbeidsmarkt. Ik heb het hier trouwens enkel gehad over de zaken die het nieuws halen. Er zijn ook veel kleine herstructureringen. Er vallen dagelijks ontslagen. Mensen die op pensioen gaan, worden niet vervangen.
De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid heeft een studie gepubliceerd waarin al die fragmentaire gegevens worden opgelijst. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid komt tot een onrustbarende voorspelling. We zullen dit jaar op een jobverlies van 55.000 banen uitkomen. Bovendien zullen een hele reeks nieuwe intreders, in casu schoolverlaters, geen baan vinden en zullen er 6000 zelfstandigen minder zijn. Indien we dit allemaal optellen, blijkt dat er in 2009 ongeveer 100.000 werklozen bij zullen komen.
Hoewel dit op zich al zeer onrustbarend is, verklaart de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid dat het allemaal nog erger zou kunnen worden. De studie gaat immers uit van een aantal onzekere economische prognoses. Ik heb deze ochtend in de krant gelezen dat er tijdens maart 2009 niet minder dan duizend faillissementen zijn geweest. Dit is absoluut een triest record. Er is geen reden om hier optimistisch van te worden.
Op basis van deze vaststellingen doet de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid een aantal beleidsaanbevelingen. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid stelt een verhoogde en vooral op maat gemaakte aandacht voor oudere werklozen voor. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid vraagt ook blijvende aandacht voor jongeren, laaggeschoolden en allochtonen.
Mijnheer de minister, mijn vraag is in feite eenvoudig. Hoe reageert u op deze studie? Welke al dan niet voorlopige conclusie kunt u met betrekking tot het door deze Vlaamse Regering gevoerde beleid trekken? Wat is uw reactie op de studie van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat de heer Van Malderen het me niet kwalijk zal nemen dat ik een vrij algemeen en principieel antwoord zal geven. Dit antwoord is in elk geval niet minder gemeend of minder belangrijk.
De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid legt terecht het verband tussen de problemen die we al lang kennen. Voor bepaalde groepen, zoals ouderen, laaggeschoolden en allochtonen, blijven de deuren gesloten. Er is nood aan een arbeidsmarkt met veel mobiliteit, aan activering en aan opleiding. Op zich is dit een gekend pleidooi. Gezien de structurele moeilijkheden op onze arbeidsmarkt blijft het echter nodig.
De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid legt terecht het verband tussen deze uitdagingen en de stappen die we op het ogenblik van een diepe economische recessie moeten zetten. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid gaat ervan uit dat die recessie in de werkloosheidscijfers zwaar zal aantikken.
Ik geloof dat we moeten doen wat de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid voorstelt. We moeten nu in opleidingen blijven investeren. De mensen zullen misschien denken dat er, zelfs als ze een opleiding zouden volgen, geen job op hen ligt te wachten. We moeten in de begeleiding van mensen naar de bestaande vacatures blijven investeren. We moeten de bijzondere aanpak van bepaalde doelgroepen behouden.
Als voorbeeld geef ik onze inspanningen voor mensen met een arbeidshandicap. We hebben het hele systeem herbekeken. We hebben een Vlaamse ondersteuningspremie voor mensen met een arbeidshandicap geïnstalleerd. Ten gevolge van onze reorganisatie van het landschap maakt een duidelijk loket het die mensen meteen mogelijk bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) terecht te kunnen.
Op het eerste gezicht staat dat haaks op de berichten van crisis en stijgende werkloosheid. Je zou kunnen zeggen dat je daar vandaag niet echt mee moet bezig zijn. Jawel, daar moet je mee bezig zijn.
Hetzelfde geldt ten aanzien van laaggeschoolde jongeren. We hebben de aanpak die we uitgetest hebben in 13 steden en gemeenten, verbreed naar heel Vlaanderen. Wij doen nu overal, in alle gemeenten, een intensieve, kordate en snelle begeleiding van jonge mensen die werkloos zijn. Dat moet je inderdaad doen, ook al vermindert het jobaanbod.
Hetzelfde geldt voor ouderen. We hebben een mooie afspraak met de Vlaamse sociale partners dat we een stelselmatige begeleiding ontwikkelen van vijftigplussers die werkloos zijn. Ik ga ervan uit dat we dat medio april echt op gang kunnen brengen. Dat betekent dat, daar waar er kansen zijn op de arbeidsmarkt voor vijftigplussers die werkloos zijn, we die mensen zullen proberen toe te leiden naar die kansen. Daar waar we vaststellen dat het zinvol is voor mensen om een bijkomende opleiding te volgen, zullen we een opleiding aanbieden. We zullen mensen begeleiden.
Ik denk ook dat een aantal instrumenten die we met de Vlaamse Regering hebben gecreëerd en die relatief jong zijn, belangrijke signalen zetten in een optimistische richting: we kunnen iets ondernemen, we kunnen mensen aan werk helpen, we kunnen bedrijven ondersteunen, we kunnen iets doen, we kunnen tijdelijk betere oplossingen bedenken dan mensen afdanken. Er is de Vlaamse ondersteuningspremie voor mensen met een arbeidshandicap, de tewerkstellingspremie voor vijftigplussers, de overbruggingspremie waar vandaag al 34 bedrijven van hebben gezegd dat het hen interesseert.
In de mate dat de hoge raad zegt dat we ons moeten blijven richten op bepaalde doelgroepen, moeten blijven werken op structurele knelpunten, moeten zorgen voor meer mobiliteit op de arbeidsmarkt, denk ik dat de hoge raad gewoon gelijk heeft. Ik vind dus dat we wat de hoge raad zegt, heel ernstig en au sérieux moeten nemen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk om een signaal te geven dat we die bekommernis delen, zowel op de korte als op de lange termijn. Ik stip aan dat de hoge raad, in alle bezorgdheid die er bestaat op de korte termijn, zegt dat eens de economie aantrekt, de uitdaging van grote tekorten op onze arbeidsmarkt zich opnieuw zal voordoen. Daar stonden we een jaar geleden voor. Het is noodzakelijk om een batterij klaar te hebben die op dat moment antwoorden kan bieden. Die batterij bouw je niet op één, twee, drie uit. Het vraagt een voortgezet beleid. Het is dan ook goed dat Vlaanderen blijft verdergaan met de inspanningen voor personen met een handicap die u hebt geschetst.
Ik ben geïnteresseerd in het cijfer dat u hebt genoemd over de overbruggingspremie. Naast het verlies aan arbeidsplaatsen dat wordt geraamd op 100.000, is er ook een heel grote groep van technisch werklozen. U hebt al de mogelijkheid geboden dat ze vrijwillig kunnen instappen in het vormingsaanbod van de VDAB. Bedienden hebben die mogelijkheid niet. Als de overbruggingspremie zou kunnen worden geactiveerd, zou dat een mogelijkheid kunnen zijn om competenties te versterken.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de opmerkingen van de heer Van Malderen. Ook bij onze fractie leeft die bekommernis. Het is heel belangrijk om in deze moeilijke economische tijden mensen niet definitief te laten afdrijven van de arbeidsmarkt. De hoge raad onderstreept dat terecht door te zeggen dat we niet in de fout van de jaren zeventig en tachtig mogen vervallen en mensen niet in massa definitief afscheid mogen laten nemen van de arbeidsmarkt.
We moeten dus proberen om die mensen bij de arbeidsmarkt te houden door overbruggingspremies en uitbreiding van tijdelijke werkloosheid, gekoppeld aan opleiding en competentiebegeleiding. Dat is erg nodig, en het is ook wat de hoge raad adviseert.
Ik ben blij dat de Vlaamse Regering de voorbije weken de juiste beslissingen heeft genomen om mensen de band met de arbeidsmarkt te laten houden en om ze weerbaarder te maken. Want eens de economie opflakkert, ben ik ervan overtuigd dat we iedere Vlaming nodig hebben. Dat is ook goed voor de financiering van de overheid. Het is een van de grootste saneringsoperaties: meer mensen aan de slag krijgen. Dat is goed voor alle overheden. Het zou heel dom zijn om mensen definitief en massaal te laten afdrijven van de arbeidsmarkt.
Op de opleidingsmogelijkheden voor mensen die tijdelijk werkloos zijn, krijgen we nu al enkele reacties, omdat we dat aanbieden. Maar tijdelijke werkloosheid is natuurlijk voor arbeiders. Ik hoop dat bedrijven en individuele mensen, ook bedienden, gebruik zullen maken van de overbruggingspremie om ook in opleidingsformules te stappen.
Ik denk dat we bezorgd moeten zijn, maar ook zelfzeker. Ik ben ervan overtuigd dat er een hele batterij maatregelen klaar staat. Ik denk dat het goed is dat Vlaanderen werk heeft gemaakt om die instrumenten uit te werken.
Ik maak me meer zorgen over de reactie die ik op het federale niveau heb mogen noteren. Daar wordt opnieuw aangekondigd dat er een plan zou komen, maar dat is veel minder concreet. Ik hoop dat we, in tegenstelling met het verleden, elkaar niet in de wielen rijden.
100.000 bijkomende werklozen en 1000 faillissementen zijn cijfers die tot een soort algemene mobilisatie moeten leiden, maar dan wel in dezelfde lijn en zonder elkaar te proberen de loef af te steken. Maar dat is een bekommernis die we veeleer op het federale niveau zouden moeten uiten.
Het incident is gesloten.