Report plenary meeting
Report
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mijn vraag kort houden.
De afgelopen weken hebt u allemaal kennis kunnen nemen van een studie die in de kranten is verschenen over de psychopathische trekjes die gedetecteerd zouden zijn bij jongeren uit het secundair onderwijs. Die cijfers waren vrij verontrustend. Twintig kinderen op een gemiddelde Vlaamse school zouden enige psychopathische trekjes vertonen. We moeten de zaak wel enigszins nuanceren. In het artikel staat ook dat professor Declercq aangeeft dat die psychopathische trekjes later niet direct aanleiding geven tot gewelddadig of misdadig gedrag.
De pertinente vraag die er toch aan verbonden is, is wat we in het onderwijs doen met deze analyse. Het is niet zo evident om symptomen te detecteren als men niet de juiste kwalificaties heeft. Het is een nieuw gegeven. Blijkbaar moet de zaak wel opgevolgd worden. Dat is toch een van de raadgevingen in onderwijs. Misschien is detectie wel aangewezen.
Ik herhaal dat ik de zaak nuanceer. Ik zie de heer Sannen trouwens de wenkbrauwen fronsen. Ik verzin dit echter niet. Het gaat wel degelijk om een universitaire studie.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn vrij duidelijk. Kunnen CLB's en scholen deze symptomen herkennen bij scholieren? Kunnen ze door gelijk welke psycholoog gedetecteerd worden? In de communicatie wordt vermeld dat een certificering voor psychologen noodzakelijk is, dat er toch wel enige specialisatie vereist is. Over welke middelen beschikken we in scholen, in CLB's om kinderen met een psychopatische aanleg te herkennen? Zijn er voldoende psychologen in onze CLB's die over de nodige opleiding beschikken om dat gedrag te kaderen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Schoofs, ik heb ook via De Standaard kennis genomen van die studie. Ik heb die studie ook opgevraagd. Ik zal ze kritisch laten bekijken door mijn medewerkers. Ik durf er niet veel over zeggen als ik geen oordeel kan vellen over de manier waarop men die steekproef van leerlingen heeft gedaan, over hoe representatief die is, over de validiteit van de vragenlijst, over de conclusies die daar dan uit volgen en ze in verband brengen met ander wetenschappelijk onderzoek. Ik moet dat toch wel eerst goed bekijken vooraleer we daar algemene conclusies uit kunnen trekken.
Op basis van wat de onderzoekers zelf uit die studie aangeven, kan ik wel zeggen dat het niet zeer zinvol is om met een algemene detectie te beginnen, een soort screening, van leerlingen met zogenaamde psychopatische persoonlijkheidstrekken. De meeste psychopaten zullen immers niet overgaan tot het plegen van misdrijven. En een diagnose is uiteraard nog geen misdrijf. We moeten dus zeer goed nadenken vooraleer we beginnen met een soort van screeningsmethodiek.
Wat echter wel duidelijk op de agenda moet komen, is dat in de komende jaren ruim geïnvesteerd moet worden in leerlingenbegeleiding. Dat wordt echt een cruciaal onderwerp. U hoort dat, ik hoor dat van directies die we ontmoeten, van leerkrachten die we zien. Met name in het secundair onderwijs is er een groeiende vraag naar een goede begeleiding van leerlingen, waar we inderdaad CLB's voor nodig hebben, waar samenwerking voor nodig is met de welzijnssector. Er is nog heel wat werk op de plank.
U weet dat we een tiental dagen geleden in dit huis een conferentie hebben georganiseerd over leerlingenbegeleiding. Daarmee wilde ik een belangrijk signaal geven dat we leerlingenbegeleiding, en dus een hele hoop problematieken, zoals ook deze, au sérieux nemen. Op die conferentie hebben we natuurlijk vanuit het werkveld heel wat signalen gekregen dat we meer moeten investeren in leerlingenbegeleiding, dat er samenwerking nodig is met de welzijnssector, met de gezondheidssector, dat we ervoor moeten zorgen dat bij zeer ernstige problemen eventueel psychiatrische ondersteuning nodig is, dat dergelijke ondersteuning dan ook beschikbaar moet zijn. Die zaken moeten een zeer prominente plaats krijgen op de agenda van een volgende Vlaamse Regering.
Mijnheer de minister, wij moeten inderdaad enige nuance aanbrengen bij de studie. Dat hebt u terecht gedaan. Er is wellicht nog verder onderzoek nodig door uw diensten en door het departement.
Ik ben blij dat u ermee instemt dat wij heel wat hebben geïnvesteerd in leerlingvolgsystemen met betrekking tot schoolse prestaties, maar minstens zo belangrijk is het om, in deze dynamische maatschappij waarin heel wat zaken op ons en op de jongeren afkomen, te investeren in leerlingvolgsystemen met betrekking tot het menselijke aspect. Het verheugt me ten zeerste dat u dat onderkent.
Daarnaast wijs ik in dat verband nog even op het gebrek aan kinderpsychiaters in het onderwijs. Ook daar zit een aandachtspunt voor de volgende regering.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik ben zeer blij dat de vraagsteller tijdens zijn uiteenzetting al een en ander nuanceert. Als ik de krantentitels vergelijk met de vrij beperkte steekproef die de aanleiding vormde van dit mediabericht, dan denk ik dat een en ander sterk uit verband is gehaald. Het gaat over één vragenlijst bij vijfhonderd leerlingen. Ze interviewden twaalfjarigen. Als die kinderen ja of neen antwoordden, turfde men aan of er aanleg zou zijn tot psychopathisch gedrag.
Het is zeer cruciaal dat wij, zoals de minister het al zei, in het onderwijs alle mogelijke linken leggen met Welzijn. Dat gebeurt al goed, maar er is nog veel ruimte voor verbetering. Het CLB heeft een heel belangrijke rol. Ook in de commissie voor Welzijn organiseren wij regelmatig initiatieven. Onlangs nog hadden wij het over het psychisch welbevinden van jongeren. Wij merken heel vaak dat er, mede dankzij dit soort persberichten, een taboe rust op kinderen en jongeren met een psychisch probleem.
We moeten de zaken altijd in het juiste verband zien. Laten we niet systematisch spreken over kinderen met een psychopathische aanleg. Laten we ernaar streven, zoals het nu al binnen het welzijnsveld en binnen het Vlaams onderwijs gebeurt, om zo goed mogelijk jongeren te detecteren of te begeleiden als ze zelf aangeven of als hun leerkrachten aangeven dat er problemen zijn. Ik wil daarvoor waarschuwen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
De collega's hebben genuanceerd. Ik wil gerust een stuk verder gaan.
Ik heb mij mateloos geërgerd aan de manier waarop De Standaard over dit onderzoek heeft bericht. Dit is een voorbeeld van een gebrek aan respect, gebrek aan kennis, gebrek aan inzicht in wat er in onze scholen allemaal al gebeurt in het kader van het beleid inzake geestelijke gezondheidszorg. Dit is een zogenaamde kwaliteitskrant absoluut onwaardig.
Ik vraag de minister niet om mij in mijn verontwaardiging bij te treden. Ik wil enkel mijn hoop uitdrukken dat elk nadeel van deze vorm van berichtgeving ook een voordeel mag hebben, namelijk dat de aandacht die nu al naar geestelijke gezondheidszorg gaat, naar een geïntegreerde benadering van onze jongeren op school, hierdoor een extra impuls krijgt. We zijn het er met zijn allen over eens dat er nog ruimte is voor verbetering. We zijn wat dat betreft al een heel eind opgeschoven.
Ik wil nog eens mijn bijzonder grote verontwaardiging uiten over deze bijzonder ongenuanceerde vorm van berichtgeving.
De heer De Cock heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers. De journalisten hebben hier voortgesurft op een angstgolf die is ontstaan door een aantal heel spijtige voorvallen.
Wat mevrouw Jans zegt, ligt heel dicht bij wat moet gebeuren en aan het gebeuren is. Ook het antwoord van de minister blijkt daar duidelijk aan te refereren. Er is vroege detectie en begeleiding nodig. Misschien moet er ook worden gepolst naar het welbevinden van de leerlingen. Ook dat is hier gezegd. Maar het is nodig dat welbevinden in kaart te brengen, want het heeft geen enkele zin om jonge mensen met een of andere spectrumstoornis of hun ouders te culpabiliseren.
Het incident is gesloten.