Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de organisatie van coëxistentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen, waarvan het opschrift door de commissie is gewijzigd met een spellingcorrectie in het woord "coëxistentie".
De algemene bespreking is geopend.
De heer Callens, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, minister-president Peeters schetste de context van het ontwerp van decreet. Het uitgangspunt is de Europese richtlijn 2001/18, die werd goedgekeurd door het Europees Parlement, over de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen (ggo´s). De federale overheid heeft die richtlijn bij koninklijk besluit van 21 februari 2005 in nationale regelgeving omgezet. Essentieel in de richtlijn is dat de uitgewerkte regelgeving helemaal moet worden gevolgd, voordat de Europese Unie de introductie van een bepaald ggo-ras toelaat.
De Vlaamse Regering wil de keuzevrijheid van de landbouwers garanderen om al dan niet ggo-vrij te telen. Daarom heeft ze beslist een co-existentieregeling op te stellen. Dit ontwerp van decreet bevat twee belangrijke onderdelen. Ten eerste schept het een kader waarin de Vlaamse Regering teeltvoorwaarden kan opleggen. Dit gebeurt bij besluit van de Vlaamse Regering en op basis van wetenschappelijk advies, wat de minister-president als een zeer belangrijk element aanstipt. Ten tweede voorziet het ontwerp van decreet in een schadevergoedingsfonds, voor het geval ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch contaminatie zou ontstaan.
De heer Sintobin dringt erop aan om de juiste discussie te voeren, niet over de ggo´s als dusdanig, maar over hun co-existentie met conventionele en biologische gewassen. Uit de hoorzitting leidt hij af dat over de ggo-teelt zelf nog onenigheid bestaat, zowel in de wetenschappelijke wereld als in de landbouwsector. De heer Sintobin besluit dat het met de huidige gegevens nog niet mogelijk is een duidelijk standpunt te bepalen en kondigt aan dat het Vlaams Belang zich bij de indicatieve stemming in de subcommissie zal onthouden.
De heer Bart Martens stelt dat het geen optie is om helemaal geen co-existentiedecreet tot stand te brengen, aangezien de Europese regelgeving er in dat geval toe leidt dat alle door Europa toegestane ggo-gewassen zonder enige beperking kunnen worden geteeld. Ook een algemeen verbod is gezien de Europese beslissingen onmogelijk. Het komt er nu op aan om voorwaarden op te leggen die streng genoeg zijn om kruisbestuiving en vermenging van niet-ggo-gewassen met ggo-gewassen uit te sluiten.
Mevrouw Dua beaamt dat de beslissing om ggo-teelt toe te laten, op Europees niveau is genomen. Ze vraagt zich af hoeveel producenten echt ggo-teelt willen. Toen ze dat aan de landbouworganisaties vroeg, hebben die de vraag ontweken omdat de meeste landbouwers weinig voelen voor ggo-teelt. Er zijn nu eenmaal risico´s verbonden aan genetisch gemodificeerde gewassen, stelt mevrouw Dua. Op het vlak van de volksgezondheid wijzen verschillende onderzoeken op mogelijke vruchtbaarheidsproblemen, allergieën enzovoort. Mevrouw Dua vindt dat het voorzorgsprincipe, dat de Vlaamse Regering op andere gebieden zo hoog in het vaandel voert, ook hier van toepassing moet zijn.
Op milieugebied kan het hele ecosysteem worden verstoord door de kruisbestuiving. Niet alleen in de landbouw, maar ook in de natuur kan dit gevolgen hebben.
Ten derde, aldus mevrouw Dua, zijn er economische problemen. De biosector voelt zich terecht erg bedreigd. Ook conventionele landbouwers die bewust niet voor ggo-teelt kiezen, lopen gevaar. Op Europees vlak bestaat nu een procedure om de bevoegde overheidsinstanties, maar ook alle andere belanghebbenden, persoonlijk op de hoogte brengen. Open Vld vindt het logischer dat de bevoegde overheid dit na de melding zelf zou doen. De mogelijkheden om bezwaren in te dienen, zijn bovendien erg ruim en kunnen tot een tijdrovende beoordelingsprocedure leiden. Dat kan een ernstige belemmering vormen voor een initiatief tot ggo-teelt.
Mijnheer de minister-president, het gaat vooral over het feit dat Open Vld zich zorgen maakt over de administratieve verplichtingen die in het ontwerp staan in verband met het melden van ggo-teelten. Open Vld is er veeleer voorstander van dat de landbouwers die melding alleen maar moeten doen aan de overheid. Daarna moet de overheid zorgen voor mogelijke meldingen aan buren of andere personen die er belang bij hebben.
Open Vld heeft ook problemen met de betalingen die de ggo-telers zouden moeten doen aan een fonds, dat zou moeten dienen om mogelijke schade te vergoeden die werd berokkend door die teelten aan naburige teelten. Open Vld vindt dat dat fonds niet gespijsd moet worden, en zeker niet in hoge mate, door de landbouwers. Het zou misschien interessanter zijn om te onderzoeken of de Vlaamse Regering zelf kan instaan voor een bepaald fonds. Een van de landbouworganisaties heeft voorgesteld om na te gaan of er een verzekering kan worden afgesloten bij een verzekeringsmaatschappij om zo het risico te dekken.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, ondanks mijn bedenkingen, vooral in verband met de te strenge schadebepalingen, en op voorwaarde van een duidelijke administratieve eenvoud, betuigt Open Vld haar steun aan het ontwerp van decreet. (Applaus)
De heer Sintobin, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, dit ontwerp van decreet is in het lang en het breed besproken in de commissie. Er werden een aantal niet-onbelangrijke hoorzittingen aan gewijd. Dat ontslaat mij van de plicht om de techniciteit van het hele ontwerp hier opnieuw uit te leggen. Ik zal me dus beperken tot een aantal veeleer politieke overwegingen, die waarschijnlijk bij elke fractie en bij elk individueel parlementslid aan de orde zijn.
Zijn wij tegen of voor ggo's? Daarover gaat de discussie niet. Ikzelf sta er een beetje huiverachtig tegenover. Maar dat terzijde. De discussie gaat ook niet over de vraag of we ze al dan niet zullen toelaten. Aan de ene kant zetten directieven vanuit Europa ons ertoe aan om ze willens nillens toe te laten. Aan de andere kant zijn er de feiten van de dag: er zijn al ggo's op de markt; Europa en dus, per definitie, ook Vlaanderen hebben er al mee te maken. Ook die discussie voeren heeft nog maar weinig zin.
We worden vandaag geconfronteerd met een kaderdecreet dat ertoe moet leiden dat het al dan niet toelaten van de ggo's en het samenleven van deze ggo's met de traditionele gewassen op een min of meer ordentelijke manier zou gebeuren. Ik treed mevrouw Dua bij waar zij in de commissie stelt dat het de taak is van de Vlaamse overheid en van elke overheid om het voorzorgsprincipe hoog in het vaandel te voeren en ook te hanteren. Wij moeten ons de vraag stellen of de Vlaamse overheid door middel van dit decreet het voorzorgsprincipe voldoende hanteert. Wij hebben daar onze vragen en onze twijfels bij. Als dit parlement dit vanavond goedkeurt, geeft het te veel carte blanche aan de Vlaamse Regering en aan de Vlaamse minister van Landbouw en aan de Vlaamse minister-president. Niet dat wij hem niet vertrouwen, maar desalniettemin. Wij draaien al lang genoeg mee in dit vak, mijnheer de minister-president, en kennen het politieke bedrijf dus al een beetje. Zekerheden inbouwen, zelfs in een kaderdecreet, kan nooit kwaad. Ik vind dat er in dit decreet te weinig zekerheden zijn ingebouwd. Daarom hebben wij een aantal amendementen van mevrouw Dua in de commissie gesteund.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijnheer Wymeersch, u bent nogal sibillijns in uw uitleg.
Dat heb ik van u geleerd, mijnheer De Meyer.
Ik zou graag van u vernemen hoe u zult stemmen: voor, tegen of onthouding? Ik zal u zeggen waarom ik u die vraag stel. Ik citeer wat u aan de landbouwers schrijft: "Genetisch gemanipuleerde organismen: gevaar of concurrentievervalsing? Europa voert op dit ogenblik onder druk van een aantal lidstaten en organisaties een heel stringent beleid inzake de erkenning van ggo-gewassen: zowel voor het uitzaaien van deze gewassen binnen Europa als voor de import van deze gewassen als grondstofvoeders. Op die manier dreigt Europa zich te isoleren en groeit het gevaar op concurrentievervalsing."
En zo gaat u verder. Ik hoef u niet te vertellen welk verwachtingspatroon u hier bij de landbouwers creëert. Met betrekking tot uw stemgedrag komt dit toch wel uitermate verwarrend over, mijnheer Wymeersch. Of vergis ik mij?
Mijnheer De Meyer, indien u zou hebben gewacht tot het eind van mijn tussenkomst, dan zou u geen reden meer hebben gehad om mij te citeren. U hebt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om dat te doen. Ik weet dat u op hete kolen zit, maar troost u: ik zal u straks - tussen aanhalingstekens - 'bevredigen'.
Mijnheer De Meyer, het is inderdaad zo dat wij op dit ogenblik worden geconfronteerd met het feit dat de ggo's er zijn. Of we dat nu graag hebben of niet, wij moeten daarmee leren leven. Ik heb daar al in mijn inleiding op gewezen. Er is inderdaad de vrees voor de concurrentievervalsing. Het is een strijd tussen de economieën. Wij moeten het economische belang afwegen tegen het milieubelang.
Ik wil nog iets in verband met de rol van de Europese Commissie benadrukken. Een aantal mensen zullen zich nog herinneren dat we ons in tempore non suspecto, ten tijde van de behandeling van het eerste Mestactieplan in het Vlaams Parlement, steeds hebben verzet tegen het feit dat een decreet betreffende het leefmilieu een ernstige impact op de economische activiteiten in een sector kan hebben. Nu worden we geconfronteerd met een ontwerp van decreet betreffende economische activiteiten dat ontegensprekelijk een effect heeft op het leefmilieu en op de volksgezondheid. We hebben ons destijds tegen deze anomalie verzet. Nu hebben we onze twijfels.
Een lidstaat van de Europese Unie kan Europese regelgeving verstrengen, maar niet versoepelen. Wat het leefmilieu betreft, kunnen we strengere maatregelen nemen. We kunnen echter geen bijkomende economische maatregelen nemen. Daar moeten we afblijven. Ik vraag me af waar we mee bezig zijn. Dit versterkt ons euroscepticisme. Commissievoorzitter Barroso, een windhaan bij uitstek, en zijn kliek zouden eens ernstig moeten nadenken over de manier waarop ze politiek bedrijven.
Het gaat hier om een economisch gegeven. Onze landbouwers moeten daarmee kunnen omgaan. Indien we nu zeggen dat er stricto sensu geen ggo's mogen worden gebruikt, ijveren we in theorie voor een ideaalbeeld. Heel wat landbouwers, vooral traditionele landbouwers, biologische landbouwers en familiale en kleine bedrijven zijn hier nog steeds voorstander van. Hoewel ik me er hier niet over durf uit te spreken, is het overgrote deel van onze Vlaamse landbouwers hoogstwaarschijnlijk van mening dat de ggo's er zijn en dat we de concurrentie moeten kunnen aangaan. We moeten dit dan ook in goede banen leiden.
Dit brengt me terug bij mijn uitgangspunt. Het voorliggend ontwerp van decreet laat te veel open. Mevrouw Dua en anderen hebben in de commissie geprobeerd meer duidelijkheid in dit ontwerp te brengen. Ze hebben naar een betere aflijning in het ontwerp gestreefd. Om een of andere reden, die straks misschien door andere sprekers zal worden verduidelijkt, is dit blijkbaar niet mogelijk.
De heer De Meyer heeft net gevraagd wat ons stemgedrag zal zijn. Het is in feite eenvoudig. Wie de hoorzittingen heeft bijgewoond, heeft gehoord dat de landbouworganisaties twijfels hebben. Angst is een overdreven omschrijving. Ze hebben twijfels bij de effecten op lange termijn met betrekking tot het leefmilieu en de volksgezondheid. Tegelijkertijd worden ze met een concurrentiestrijd geconfronteerd. De Vlaamse landbouwsector heeft het momenteel niet gemakkelijk. Dit is een understatement. We komen hier deze namiddag nog op terug. Onze landbouwers moeten de concurrentie aangaan met binnenlandse concurrenten die wel ggo's gebruiken en zeker ook met concurrenten van buiten Europa. De individuele landbouwers en de landbouworganisaties moeten op die twee benen dansen. Ze zijn geen vurige minnaars van ggo's. Ze willen ggo's aanwenden om een betere toekomst voor hun sector en voor hun eigen bedrijf uit te bouwen.
Wij zijn het hiermee eens. We zijn geen vurige minnaars van ggo's. We willen dit accepteren. Dit ontwerp van decreet laat te veel zaken open en geeft de Vlaamse Regering te veel carte blanche. Omwille van de Europese betutteling mogen we op sommige vlakken geen en op andere vlakken wel beslissingen nemen. Om die twee fundamentele redenen, die niets met twijfels of met dansen op een slappe koord te maken hebben, zullen we ons bij de stemming over dit ontwerp van decreet onthouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Martens heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik wil mijn dank betuigen aan de heer Callens voor het geleverde verslag.
Door de vorige spreker is al gezegd dat de inhoud van dit ontwerp van decreet niet gaat over het al of niet opportuun zijn van het toelaten van ggo-teelten en ggo-producten op onze markt. Deze discussie kunnen of mogen wij, spijtig genoeg, niet meer voeren. Europa voert deze discussie voor ons. Europa heeft een vrij uitgebreide erkenningsprocedure gemaakt op basis waarvan nieuwe ggo-gewassen en ggo-teelten op onze markten kunnen worden toegelaten, na een uitgebreide screening van de gevolgen ervan op de volksgezondheid en de biodiversiteit. Pas als Europa van mening is dat die gevolgen beperkt zijn en dat de maatschappelijke baten van de producten en de teelten relevant zijn, zet het het licht op groen voor het toelaten van die gewassen en producten op onze eengemaakte Europese markt.
De nut-noodzaakdiscussie van ggo's, de afweging van de maatschappelijke baten versus de maatschappelijke risico's, is hier niet aan de orde. Die discussie is trouwens nog altijd bezig. Zelfs in de hoogste organen, in de Verenigde Naties en in het Wereldvoedselagentschap, zijn de meningen daarover, om het zacht uit te drukken, verdeeld. In een aantal strategieën die het Wereldvoedselagentschap heeft uitgetekend om de negen miljard toekomstige wereldburgers te kunnen voeden, komen ggo's in sommige scenario's wel voor en in andere niet. Ik merk gewoon op dat dit debat vandaag niet is afgelopen.
Als Vlaams Gewest zijn wij wel bevoegd voor het vastleggen van teeltvoorwaarden en het regelen van een systeem van economische schadevergoeding bij het telen van de door Europa toegestane ggo-gewassen op de Vlaamse akkers. Die kans moeten we aangrijpen omdat ik van oordeel ben dat niets doen, geen optie is. Als we geen Co-existentiedecreet maken, dan betekent dit dat de gewassen die Europa toestaat, onbeperkt en zonder voorwaarden op onze akkers kunnen worden ingezaaid, met alle gevolgen vandien. Economische gevolgen voor landbouwers die niet-ggo-gewassen telen en door contaminatie van de ggo-telers hun oogsten niet meer of tegen een veel lagere prijs kunnen afzetten. Gevolgen ook voor imkers enzovoort.
Ik denk dat we geen keuze hebben en dat we deze kans moeten grijpen om een co-existentieregeling uit te tekenen.
Voor ons zijn bij het vastleggen van de teeltvoorwaarden en het opzetten van een systeem van economische schaderegeling twee principes cruciaal. Het eerste principe is het recht op een ggo-vrije teelt en op ggo-vrije consumptie. De teeltvoorwaarden moeten voldoende streng en voldoende rigoureus zijn om besmetting absoluut te voorkomen. In die weinige gevallen dat er toch besmetting is en dat niet-ggo-gewassen besmet zijn met producten van transgene producenten, moet er een effectieve schaderegeling zijn.
Het tweede principe is dat de verstuiver betaalt. Niet de belastingbetaler moet opdraaien voor de economische schade van biologische producenten of van producenten die geen ggo-gewassen willen, maar de producenten van ggo-teelten zelf moeten betalen via een verplichte bijdrage aan een schadefonds voor de economische schade bij hun collega-landbouwers.
De vraag is natuurlijk in hoeverre aan die twee principes - het recht op ggo-vrije teelt en consumptie en het principe de verstuiver betaalt - wordt beantwoord in dit decreet.
Wat het eerste betreft, stel ik vast dat veel uiteraard is doorgeschoven naar de uitvoeringsbesluiten. In de uitvoeringsbesluiten zullen teeltvoorwaarden moeten worden opgenomen, kan men al dan niet bijkomende regels treffen en kan men bijkomende voorwaarden stellen aan loonwerkers, die toch een heel belangrijke schakel vormen in onze voedselketen en dus ook een belangrijke bron van besmetting en contaminatie kunnen vormen.
In de uitvoeringsbesluiten zal een combinatie gemaakt moeten worden met de strenge isolatieafstanden en eventuele andere flankerende maatregelen om besmetting absoluut te voorkomen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het plaatsen van landschapselementen en buffers tussen ggo-velden en andere velden.
In de teeltvoorwaarden kan ook de schade geregeld worden die derden lijden. Dan denk ik niet aan de professionele landbouwer, maar bijvoorbeeld aan de imkers. We hebben het in dit decreet wel degelijk mogelijk gemaakt dat imkers beschouwd kunnen worden als schadelijders en dus moeten kunnen rekenen op tussenkomsten van het schadefonds. Wij rekenen erop, mijnheer de minister, dat van die mogelijkheid ook effectief gebruik gemaakt zal worden.
De mate waarin wordt beantwoord aan het principe de verstuiver betaalt, hangt van verschillende zaken af. We stellen vast dat men enkel de economische schade kan vergoeden. De schade aan biodiversiteit en de natuur valt buiten de scope van dit decreet. Europa heeft ons dat ook zo opgelegd.
Dat neemt niet weg, mijnheer de minister, dat we, onzes inziens, wel de mogelijkheid hebben om via het Milieuschadedecreet een extra regeling uit te werken voor het vergoeden van schade aan natuur, habitats, soorten en onze biodiversiteit. Wij vinden dat de Vlaamse Regering die mogelijkheid ook zeer grondig moet verkennen en, indien mogelijk, ook moet bewandelen.
Conclusie: dit is een decreet dat ons met gemengde gevoelend opzadelt. De feitelijke discussie kunnen we binnen de scope van dit decreet niet aangaan. Het wordt aan de uitvoeringsbesluiten overgelaten in welke mate effectief een regeling tot stand kan komen om schade bij niet-ggo-gewassen zo veel mogelijk te voorkomen en het principe de verstuiver betaalt effectief toe te passen.
Mijnheer de minister, we zullen dit ontwerp van decreet uiteraard goedkeuren, omdat het een stap is in de goede richting. Niets doen, is geen optie. Maar dat neemt niet weg dat we vrij spoedig zicht moeten krijgen op de uitvoeringsbesluiten en die ook grondig wetenschappelijk moeten onderbouwen. Vandaar ook het amendement dat mevrouw Rombouts, mijnheer Callens en ikzelf in de subcommissie hebben ingediend en dat daar ook is goedgekeurd. Daarin staat dat bij er de opmaak van de uitvoeringsbesluiten adviezen moeten komen, onder andere van de Minaraad, de SERV en de strategische adviesraad land- en tuinbouw. In die adviesraden zitten ook vertegenwoordigers van de wetenschappelijke wereld. In de Minaraad, bijvoorbeeld, zitten vertegenwoordigers van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. We hopen dat via die weg de verschillende besluiten die genomen moeten worden, wetenschappelijk grondig kunnen worden onderbouwd.
Maar hoe dan ook denken wij dat het nodig zal zijn om binnen enkele jaren een grondige evaluatie te maken van de uitvoering die gegeven zal worden aan dit decreet, om te kijken of de bijdrageregeling aan het schadefonds toereikend is om alle schade te kunnen afdekken en of de teeltvoorwaarden die we hebben ingevoerd, voldoende stringent zijn om besmettingen van niet-ggo-teelten door ggo-gewassen te voorkomen. Desgevallend zal, op basis van de evaluatie, de zaak ook moeten worden aangescherpt.
Als blijkt dat er veel meer contaminatie is dan we nu voorzien, kunnen we twee dingen doen. Dan kunnen we de verplichte bijdrage opvoeren, om ervoor te zorgen dat alle economische schade ook effectief gecompenseerd gaat worden, maar kunnen we ook de teeltvoorwaarden aanscherpen. Ik denk dat dan veeleer die weg bewandeld moet worden, omdat ook hier voorkomen nog altijd beter is dan genezen.
In elk geval zal onze fractie dit goedkeuren, weliswaar met gemengde gevoelens, en ze kijkt uit naar de uitvoering die zal worden gegeven aan dit kaderdecreet. We leggen een zeer grote verantwoordelijkheid bij de Vlaamse Regering. We delegeren zeer veel aan de Vlaamse Regering. Ik denk dat de minister-president dat goed beseft. Nagenoeg alle teeltvoorwaarden worden doorgeschoven naar de Vlaamse Regering. We hopen dat de Vlaamse Regering ons vertrouwen in dezen niet beschaamt en dat ze er wel degelijk in zal slagen om vrij spoedig met effectieve daadkrachtige uitvoeringsbesluiten op de proppen te komen. (Applaus bij de meerderheid)