Report plenary meeting
Voorstel van decreet houdende wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, wat de ondertiteling, de Vlaamse Gebarentaal, de audiobeschrijving en de auditieve ondertiteling betreft
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet betreffende de radio-omroep en televisie en het voorstel van decreet van mevrouw Stevens, de heer Caron, mevrouw Hermans en de heren Decaluwe en De Loor houdende wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, wat de ondertiteling, de Vlaamse Gebarentaal, de audiobeschrijving en de auditieve ondertiteling betreft, die door de commissie in samenhang zijn behandeld, met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heren Van Dijck, Deckmyn, Marginet en Arckens hebben ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2 van ons Reglement mee de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Delva, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik zal verslag uitbrengen over de algemene bespreking van het ontwerp van decreet en van het voorstel van decreet, de heer Verstrepen zal dieper ingaan op de artikelsgewijze bespreking ervan.
De Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media besprak in december, januari en februari het ontwerp van decreet betreffende radio-omroep en televisie en ook het voorstel van decreet houdende de wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, wat de ondertiteling, de Vlaamse Gebarentaal, de audiobeschrijving en de auditieve ondertiteling betreft. De commissie besloot om het voorstel van decreet en het ontwerp van decreet samen te behandelen en om over beide initiatieven een hoorzitting te organiseren. De commissie hoorde hierbij onder andere de Vlaams Regulator voor de Media (VRM), de VRT, de sectorraad Media, de regionale televisiezenders, de private omroepen, de onafhankelijke televisieproducenten, de radioverenigingen, de Gezinsbond, een aantal professoren enzovoort.
Na deze uitgebreide hoorzittingen werd besloten om het ontwerp van decreet als basis van de bespreking te nemen en de maatregelen van het voorstel van decreet in te brengen in dat ontwerp van decreet.
Op 5 februari vond de algemene bespreking van het ontwerp van decreet plaats, op 12 februari de artikelsgewijze bespreking. Een aantal commissieleden vroegen een tweede lezing van het ontwerp van decreet. Die vond plaats op 19 februari en werd gevolgd door de eindstemming. Bij die eindstemming bestond er echter nog onvoldoende duidelijkheid over een paar elementen, en daarom werd op 3 maart nog een bijkomende hoorzitting georganiseerd, onder andere met betrekking tot het kenniscentrum Mediawijsheid, en er werd ook afgesproken om op basis van deze hoorzitting eventueel nog amendementen in te dienen op het ontwerp van decreet betreffende radio-omroep en televisie tijdens de plenaire behandeling ervan.
Bij de toelichting van het voorstel van decreet betreffende de ondertiteling, de Vlaamse Gebarentaal, de audiobeschrijving en de auditieve ondertiteling stelde mevrouw Stevens dat er werk wordt gemaakt van inclusieve televisie. Heel wat Vlamingen kunnen vandaag niet genieten van dit belangrijke medium omdat de televisieomroepen te weinig rekening houden met hun beperkingen. Ze stelde ook dat er in Vlaanderen nog een lange weg te gaan is op het vlak van ondertiteling, zeker wat de commerciële zenders betreft, en op het vlak van de Vlaamse Gebarentaal staat Vlaanderen nog helemaal nergens. Gebarentaal is voor veel doven nochtans een noodzakelijke aanvulling van de ondertiteling. Mevrouw Stevens verwijst hier naar de regelgeving in Groot-Brittannië en in Nederland. Ze stelt dat dit voorstel van decreet zich hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend richt tot de openbare omroep.
De heer Caron geeft aan dat audiobeschrijving en auditieve ondertiteling in Vlaanderen nog in de kinderschoenen staan. Volgens hem wordt thans met beide instrumenten een voorzichtige start genomen.
Bij de toelichting van het ontwerp van decreet betreffende de radio-omroep en televisie, gaf minister-president Peeters aan dat het nieuwe Mediadecreet tot doel heeft om de Europese richtlijn van 11 december 2007 inzake Audiovisuele Mediadiensten om te zetten in de Vlaamse regelgeving, die bovendien meer eenduidig en coherent moest worden gemaakt. Het nieuwe Mediadecreet moest hierbij ook oog hebben voor de nieuwe technologieën en marktontwikkelingen, onder andere voor de veelheid van platformen waarop radio- en televisiediensten worden verspreid.
Een aantal belangrijke uitgangspunten werden toegelicht, zoals het toepassingsgebied, met een onderscheid tussen de lineaire en de niet-lineaire diensten, waarbij de lineaire diensten aan strengere voorschriften onderworpen worden, maar ook de versoepeling van de reclamevoorschriften en de principiële toelating van productplaatsing, behalve voor kinderprogramma's.
Een belangrijke beleidsoptie is de keuze voor een drielagenmodel, waarbij de inhoud wordt aangeleverd door omroepen, waarbij de distributie de taak is van de dienstenverdelers en waarbij de transmissie gebeurt via kabel, ether of satelliet.
Het ontwerp van decreet voert ook een nieuw begrippenkader in. Aan de basis hiervan ligt het onderscheid tussen omroepactiviteiten en omroepdiensten. Enkel de omroepdiensten worden onderworpen aan procedurele en inhoudelijke verplichtingen.
De Vlaamse mediadecreten werden volledig geherstructureerd op basis van het drielagenmodel. Voor de VRT zijn er geen fundamentele wijzigingen. Voor de omroepactiviteiten en omroepdiensten zijn er wel nieuwigheden. Een nieuwe regel voor de omroepdiensten is bijvoorbeeld de informatieplicht: aanbieders van omroepdiensten moeten bepaalde informatie ter beschikking stellen van de kijkers en de luisteraars.
Inzake commerciële communicatie is er de nieuwe algemene machtiging voor particuliere en openbare omroepen om commerciële communicatie te brengen. Er worden wel specifieke beperkingen ingevoerd voor de openbare omroep. De VRT mag geen reclame brengen, tenzij radioreclame en reclame die gericht is op zelfpromotie. De VRT-televisie mag geen telewinkelen brengen. De VRT-televisie mag zijn kinderprogramma's niet laten sponsoren en mag geen productplaatsing toepassen in kinderprogramma's.
Ook voor de radiodiensten zijn er nieuwe regels. Zo is bijvoorbeeld een erkenning enkel nog nodig voor radio's die analoog uitzenden in frequentiemodulatie (FM) of in amplitudemodulatie (AM).
Bij de algemene bespreking van het ontwerp van decreet refereert de heer Marginet aan de kritiek die tijdens de hoorzitting te horen was op het ontwerp van decreet, met name over een mogelijke bevoegdheidsoverschrijding, en over de overdreven complexiteit van het document. Hij stelt ook dat hij het niet eens is met de versoepeling van de reclamevoorschriften. Hij vreest dat men met die versoepeling op weg is naar Amerikaanse toestanden, waarbij programma's om de haverklap worden onderbroken door reclameboodschappen. De heer Marginet vindt ook de regeling omtrent productplaatsing en sponsoring allesbehalve eenduidig en coherent.
Wat de VRT betreft, wenst de heer Marginet dat de programma's van de levensbeschouwelijke derden afgeschaft zouden worden. Zijn fractie is er ook voorstander van om de bepalingen inzake reclame-inkomsten van de VRT te schrappen.
De heer Vermeulen herinnert aan de bedoeling om bij de omzetting van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten zo dicht mogelijk bij de Europese richtlijn te blijven. Men mag ook niet de illusie koesteren dat dit de definitieve regeling is, want in de sector duiken voortdurend nieuwe technieken op.
De heer Kris Van Dijck is er zich van bewust dat het moeilijk is voor de decreetgever om de snelle evoluties in de mediasector bij te benen. Hij dankt de heer Geert Bourgeois als voormalig minister van Media, die de basis legde voor de omzetting van de Europese richtlijn.
Ook de heer Decaluwe brengt hulde aan het voorbereidende werk van minister Bourgeois. Door de snelle aanpak is Vlaanderen een koploper in Europa wat de omzetting van de richtlijn betreft. Het ontwerp van decreet is voor de heer Decaluwe coherent. De mediaregelgeving wordt op een consequente en eenduidige manier samengebracht en geactualiseerd. Hij is tevreden met de door de Vlaamse Regering gemaakte beleidskeuzes, zoals de invoering van het drielagenmodel, de integratie van de Code voor Reclame en Sponsoring in het decreet als tegenwicht voor de liberalisering van de reclameregels, en de keuze voor een duidelijk onderscheid tussen omroepdiensten en omroepactiviteiten.
De heer Decaluwe geeft ook aan dat hij nog een aantal amenderingen nuttig acht. Hij pleit er bijvoorbeeld voor om de erkenningen van alle private radio-omroepen op één lijn te krijgen. Ten slotte vraagt de heer Decaluwe verduidelijking over de verhouding tussen de VRM en de Jury Ethische Praktijken inzake reclame.
De heer Verstrepen is tevreden dat vrijwel de hele sector een inbreng heeft gehad in het ontwerp van decreet, via adviezen en hoorzittingen. Daaruit bleek dat er te veel knelpunten waren om het voorontwerp van decreet ongewijzigd te laten. De heer Verstrepen vindt het een stap in de goede richting dat in het ontwerp van decreet, de definities worden verfijnd en aangepast. Hij mist echter co- en zelfregulering in de tekst.
Het ontwerp van decreet benadert de mogelijkheden van productplaatsing strenger dan Europa. De heer Verstrepen vraagt zich af of dat wel een goede keuze is. Wat het drielagenmodel betreft, vraagt hij zich af of de beoogde transparantie en duidelijkheid bewaard blijven als één speler op de drie lagen actief is.
De heer Verstrepen vindt de beperking van sponsoring in journaals en politieke informatieprogramma's onvoldoende afgebakend. Hij vraagt meer aandacht voor duidelijke definities, zodat men beter het verschil kan maken tussen informatie en duiding. Hij vindt dat de radiosector heel conservatief benaderd wordt, en dat het ontwerp van decreet te weinig mogelijkheden biedt voor de crossmediale digitale radioplatforms.
Mevrouw Hermans vindt dat er een goed evenwicht werd bereikt in de reclamewetgeving. Zij is onder andere blij met de versoepeling van de reclameregels, met de actualisering van de terminologie en met de administratieve vereenvoudiging van de vergunningen en de aanmeldingen.
De heer Stassen vindt de poging tot integrale coördinatie van de mediadecreten een goede zaak. De vertaling van de Europese richtlijn is volgens hem vrij goed gelukt, al had hij liever een principieel verbod op productplaatsing gezien, met daarop toegestane uitzonderingen. Wat de advertentiereglementering betreft, gaat het ontwerp van decreet veel verder dan wat Europa vraagt, terwijl uit de hoorzitting juist bleek dat alle actoren voorstander zijn van versoepeling, aldus nog de heer Stassen. Verder vindt hij dat de definitie van onafhankelijke producent in het ontwerp van decreet moet worden opgenomen.
Samenvattend noemt de heer Stassen het ontwerp van decreet een mooie poging om de Europese richtlijn naar de Vlaamse situatie om te zetten, die een aantal jaar zal meegaan. Aan de andere kant blijven sommige discussies open, zoals die over de zelfregulering, de beperking van de advertentieregels, de positie van de VRM en de onafhankelijke producenten.
Mevrouw Rombouts vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot het kenniscentrum Mediawijsheid. De heer Vandenbossche wijst er ten slotte op dat een jaarlijkse aanpassing van de regelgeving voor radio en televisie onvermijdelijk wordt door de snelheid van de technologische ontwikkelingen.
Minister-president Kris Peeters gaf in zijn replieken aan de verschillende intervenanten onder andere aan dat hij de mening van de heer Marginet over de mogelijke bevoegdheidsoverschrijding niet deelt, dat het onder bepaalde voorwaarden en gecontroleerd toestaan van productplaatsing in het ontwerp van decreet inspeelt op een trend die nog moeilijk te stoppen valt, maar dat het de rechtszekerheid zal vergroten en leiden tot meer transparantie, en dat hij geen voorstander is van de schrapping van de uitzendingen van levensbeschouwelijke derden.
Op de vraag van de heer Decaluwe om de erkenningen van alle particuliere radio-omroepen op één lijn te brengen en op eenzelfde datum, namelijk in 2016, te laten aflopen, gaf minister-president Peeters aan dat het inderdaad een voordeel zou zijn dat in 2016 gelijktijdig nieuwe erkenningen kunnen worden uitgereikt aan alle radio's, en dat dit bovendien mogelijkheden biedt om op dat moment een nieuw radiolandschap uit te bouwen, rekening houdend met de mogelijkheden op dat moment van de analoge en digitale technologie.
Inzake de verhouding tussen de VRM en de Jury voor Ethische Praktijken (JEP) antwoordde de minister-president dat het toezicht op de naleving door de omroepen van de regels inzake commerciële communicatie wordt uitgeoefend door de VRM. De reclameregels moeten immers worden nageleefd door de omroeporganisaties, terwijl de JEP toekijkt of de adverteerders de toepasselijke zelfregulerende codes in acht nemen.
Op de opmerking van de heer Verstrepen dat het ontwerp van decreet weinig ruimte laat voor co- en zelfregulering, antwoordde de minister-president dat zelfregulering voor de reclamesector via de JEP zijn rol speelt en alle kansen krijgt.
De heer Stassen pleitte voor een definitie van onafhankelijke producent in het ontwerp van decreet. De minister-president geeft aan dat er inderdaad best een dergelijke definitie wordt ingevoerd. Op de vraag van de heer Stassen naar een beroepsinstantie bij de Vlaamse Gemeenschap tegen de beslissingen van de VRM, antwoordde de minister-president dat de huidige beroepsmogelijkheden bij de Raad van State volstaan.
Mevrouw Rombouts en mevrouw Hermans vroegen naar de stand van zaken met betrekking tot het kenniscentrum Mediawijsheid. De minister-president verwijst naar het standpunt dat de VRM hierover naar voren bracht. Hij stelde voor dat de commissie hierover een hoorzitting zou organiseren. Die hoorzitting vond plaats op 3 maart.
De heer Vandenbossche pleitte voor de afschaffing van de politieke zendtijd op de openbare omroep. De minister-president treedt hem bij dat de afschaffing van de politieke zendtijd alvast als voordeel heeft dat alle partijen op dit vlak gelijk behandeld worden.
Bij de algemene bespreking van het voorstel van decreet betreffende ondertiteling, de Vlaamse Gebarentaal, audiobeschrijving en auditieve ondertiteling gaat de heer Bart Caron in op de relatie tussen het ontwerp van Mediadecreet en het voorliggende voorstel van decreet. Hij kan zich vinden in de werkwijze waarbij het ontwerp van decreet als basis wordt genomen. Met een aantal amendementen kan het voorstel van decreet vervolgens hierin worden geïntegreerd.
Inhoudelijk komt het voorstel van decreet erop neer dat een beperkt aantal regels wordt opgelegd, waarbij drie technieken worden ingevoerd, vooral bij de openbare omroep en in mindere mate bij de commerciële zenders. Doel is dat mensen met een handicap, meer bepaald doven, slechthorenden, slechtzienden en blinden, hulpmiddelen worden aangereikt om toch televisie te kunnen volgen. Minister-president Peeters meent dat het verzekeren van de toegankelijkheid van televisieprogramma's voor personen met een sensorische handicap zeker alle steun verdient. Op dit moment is nog niet duidelijk wat de financiële consequenties van de voorgestelde toegankelijkheidsmaatregelen zijn voor de sector en voor de overheid.
Mevrouw Stevens stelt vast dat blijkbaar de vrees leeft dat de verplichtingen die men wil invoeren, vooral de commerciële omroepen op hoge kosten zou jagen. Daartegenover staat dat de financiële impact van de verplichtingen die de indieners willen invoeren, ook niet overdreven mag worden. Ze vraagt dat de commissie op zeer korte termijn een aantal belangrijke cijfergegevens verzamelt bij de Vlaamse commerciële omroepen. Mevrouw Stevens besluit dat het hoog tijd wordt voor concrete maatregelen en concrete inspanningen. Tot hier, collega's, een verslag van de algemene bespreking van dit ontwerp van decreet.
De heer Verstrepen, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik breng verder verslag uit over de artikelsgewijze bespreking van dit ontwerp en voorstel van decreet. Ik dank de heer Delva voor het voortreffelijke eerste deel van het verslag.
Na de algemene bespreking werden meerdere amendementen ingediend door de Vlaamse Regering, meerderheid en oppositie. De amendementen ingediend door de Vlaamse Regering betreffen technische definities, meer bepaald elektronische communicatienetwerken. De minister-president deelt mee dat deze amendementen voortvloeien uit het federale overleg in het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie, en in het Overlegcomité. Een duidelijke definitie wordt ingevoerd om verwarring met federale bevoegdheden te vermijden. De amendementen van de Vlaamse Regering worden unaniem aangenomen.
Heel wat amendementen zijn technische verbeteringen en definitiebepalingen die meer duidelijkheid moeten creëren. Als verslaggever ga ik niet alle amendementen, goedgekeurd of verworpen, toelichten. Ik haal er enkele hete hangijzers uit die bepalend zijn voor het verdere ontwerp van decreet en tot uitgebreide discussie en geanimeerde repliek hebben geleid in deze levendige commissie.
Bij bijvoorbeeld titel 10: "Televisieprogramma's door levensbeschouwelijke verenigingen en radioprogramma's door levensbeschouwelijke en sociaal-economische verenigingen en zendtijd voor politieke partijen" werden meerdere amendementen ingediend door zowel meerderheid als oppositie.
Bij artikel 35 stelt de heer Deckmyn dat na het afschaffen van politieke derden het onnuttig lijkt om de levensbeschouwelijke derden te behouden. Zowel de heer Stassen als Decaluwe willen dat het parlement de VRT blijft verplichten om programma's van levensbeschouwelijke en sociaaleconomische verenigingen een plaats te geven. De heer Kris Van Dijck pleit ervoor dat deze programma's op het open net verder worden uitgezonden om de pluriformiteit van Vlaanderen verder te etaleren. Het amendement wordt verworpen en het artikel wordt aangenomen.
Bij artikels 36 en 37 staat de zendtijd voor politieke partijen in de aanloop naar de verkiezingen ter discussie. De indieners van het amendement wijzen erop dat volgens het ontwerp van decreet in aanloop naar de verkiezingen zendtijd kan worden toegekend aan politieke partijen die een fractie in het Vlaams Parlement hebben en dat dit aanleiding geeft tot discussies en moeilijkheden. Om die reden willen de indieners deze zendtijd schrappen op de openbare omroep. Zowel mevrouw Hermans als de heer Verstrepen stellen dat ze dit amendement mee hebben ondertekend, op voorwaarde dat betalende politieke reclame wel wordt toegelaten op de commerciële televisie- en radio-omroepen. Ook lokale radio- en televisiezenders kunnen een rol spelen voor andere kandidaten die niet aan bod komen op de openbare omroep. De beslissing is een logische stap in de liberalisering van deze materie.
De heer Kris Van Dijck is het niet eens met deze visie en staat huiverachtig tegenover enkel betalende verkiezingsboodschappen. Hij vindt dat alles wat met politiek te maken heeft door de handen moet gaan van journalisten. Hij onderstreept dat de openbare omroep deze opdracht moet blijven invullen en de partijen de kans moet geven om hun boodschap te brengen. Hij brengt zelfs een oud citaat van mevrouw Ceysens ten gehore.
De heer Van Dijck stipt aan dat de federale overheid de financiering van alle boodschappen op radio en televisie zal blijven verbieden. De heer Jos Stassen stelt dat politieke programma's gemaakt worden door onafhankelijke redacties en dat de schrapping van dit artikel logisch is, aangezien partijen in het veranderende medialandschap mogelijkheden genoeg hebben om zelf in beeld en geluid te communiceren.
De heer Deckmyn heeft problemen met het schrappen van de politieke zendtijd tijdens de verkiezingen, omdat door het ontbreken van objectieve journalistiek deze beslissing volgens hem in het nadeel zal zijn van zijn partij. Commissievoorzitter Vandenbossche en de heer Decaluwe stellen dat het niet oorspronkelijk de bedoeling was dit amendement te koppelen aan een regeling die het wel mogelijk maakt politieke boodschappen te brengen, aangezien dat de zaak is van de federale wetgever.
De discussie wordt levendig voortgezet bij de bespreking van artikel 48. De heer Wim Van Dijck wil het artikel schrappen, wat impliceert dat politieke reclame is toegelaten zonder voorwaarden. De heer Verstrepen wil geen schrapping, maar stelt een amendement voor waarbij het is toegestaan om tegen betaling politieke mandatarissen of kandidaat-mandatarissen en politieke partijen zendtijd toe te staan tijdens de sperperiode. Het lid stelt dat politieke reclame wel is toegelaten via print en internet, maar niet op radio en televisie. Men moet wel rekening houden met de federale wet op de verkiezingsuitgaven.
Zowel de heer Stassen als de heer Decaluwe sluiten zich aan bij de stelling dat politieke partijen, in de sperperiode en binnen de uitgavenplafonds, spots voor televisie kunnen maken en zendtijd kopen. De schrapping kan als neveneffect geven dat rijke politieke partijen het hele jaar door spots over zichzelf kunnen laten uitzenden en zo de perceptie creëren dat ze hard werken.
De heer Decaluwe vreest dat parlementsleden bepaalde regionale omroepen bijna zullen moeten sponsoren om algemeen politiek nieuws te brengen. De heer Caron stelt eveneens dat de reclame beperkt moet worden tot de sperperiode en binnen het verkiezingsbudget. Het amendement wordt omgezet met de verkiezingsuitgavenclausule, en de indieners engageren zich ertoe om federale initiatieven te nemen naar aanleiding van dit amendement.
Meerdere amendementen werden ingediend om commerciële communicatie verder te stroomlijnen en mogelijk te maken, grotendeels in de lijn van de Europese richtlijn van 11 december 2007 inzake audiovisuele mediadiensten. Televisie-omroepen krijgen minder beperkingen inzake reclamezendtijd, publi-reportages, telewinkelen en sponsoring. Het verbod om duidingsprogramma's te sponsoren wordt opgeheven. Het amendement was nodig om de verdere verstrenging, voortkomende uit de Europese formulering, opnieuw te versoepelen.
Minister-president Peeters wil oeverloze discussies vermijden en de huidige situatie behouden, waarna zich toch een discussie ontspon over de definitie van duidingprogramma's.
Bij artikel 105, eerder gekend als 104, stelt de heer Verstrepen voor om het recht van antwoord op televisie uit te breiden naar eerstvolgende uitzending, om rekening te houden met het verschil van kijkcijfers tussen een 7 uur- en een laatavondjournaal. Naar analogie van de geschreven pers wordt het recht van antwoord scherper gesteld op televisie.
De heer Decaluwe vindt dit zinvol en verwijst naar de Vlaamse decretale regeling van het recht van antwoord waarvan hij de indiener was. Hij wijst er eveneens op dat in geval van een nieuwsuitzending men rekening moet houden met dezelfde impact. Ook minister-president Peeters sluit zich daarbij aan, waarna het amendement unaniem wordt aangenomen.
Voor radio-omroeporganisaties werd een verdere beperking van de administratieve last doorgevoerd waardoor samenwerkingsverbanden versoepelen. Dit geldt ook op het vlak van lokale journaals en samenwerking met regionale televisieomroeporganisaties.
De heer Kris Van Dijck is het met deze versoepelingen niet eens en pleit voor lokale radio's met een lokale binding en verankering. Mevrouw Hermans en de heer Decaluwe vinden de zorg misschien terecht maar wijzen erop dat de realiteit anders is en de leefbaarheid van lokale radio's onder de huidige regelgeving in het gedrang komt.
Voorts werden een aantal nieuwe artikelen teruggebracht tot hun oorspronkelijke inhoud zoals regionale televisieomroeporganisaties die het statuut van vzw behouden.
Een aantal amendementen heeft een weerslag op de werking van de Vlaamse Regulator voor de Media, meer bepaald de bevoegdheidsbepaling voor het toezicht op de bescherming van minderjarigen.
Tot slot worden alle erkenningen en vergunningen die voor de inwerkingtreding van dit ontwerp van decreet werden uitgereikt aan particuliere radio-omroeporganisaties, verlengd tot 25 september 2016. Voor de heren Decaluwe en Verstrepen biedt dit kansen om een volledig nieuw radiolandschap uit te bouwen rekening houdend met de mogelijkheden van analoge en digitale radiotechnologie. Ook biedt deze verlenging de mogelijkheid om een eventueel 'zero base'-onderzoek te doen.
Mevrouw Hermans deelt nog mee dat haar fractie veeleer pleit voor een verlenging tot 2013 maar het amendement toch steunt. De minister-president motiveert eveneens de verlenging en zag dat het goed was.
Nadat de commissie artikelsgewijs over het ontwerp van decreet had gestemd, vroeg de heer Wim Van Dijck een tweede lezing. Voor de eindstemming kondigde hij een reflectienota aan. Na kennisneming van die aankondiging werd op 19 februari met het nodige enthousiasme gestemd over dit ontwerp van decreet dat werd aangenomen met negen tegen twee stemmen. (Applaus)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil even mijn ongenoegen uiten over het feit dat de amendementen die zijn ingediend namens de meerderheid, een zeer brede meerderheid overigens gelardeerd met de Lijst Dedecker, zeer laat op de banken zijn rondgedeeld. Op reglementair vlak is alles wellicht in orde maar ik vind het toch niet netjes om drie kwartier voor het begin van het debat die amendementen nog rond te delen. Ik vind dat niet echt fatsoenlijk.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mijnheer Van Dijck, ik begrijp uw zorg. U zult zich echter ongetwijfeld herinneren dat bij de eindstemming over dit ontwerp van decreet is gesteld dat er nog amendementen zouden worden ingediend tijdens de plenaire vergadering. De amendementen die nu voorliggen, gaan over de onderwerpen waarover in de commissie was gezegd dat er nog amendementen zouden volgen. Het enige nieuwe amendement gaat over de onafhankelijke televisieproducenten die zelf hebben gezegd dat de definitie niet zo goed was. Ik heb begrepen dat de onafhankelijke televisieproducenten helemaal afhankelijk zijn.
Ik weet wel dat er nog een aantal zaken in de pijplijn zaten en dat we de voorliggende amendementen dus konden verwachten. Dat neemt echter niet weg dat de agenda van de indiening van die amendementen volledig bij de indieners ligt en dat wij maar moeten raden wat er op de banken zal verschijnen. Wanneer dat dan drie kwartier voor het debat gebeurt, vind ik dat rijkelijk laat.
Dit ontwerp van decreet betreffende de radio-omroep en televisie was al lang aangekondigd. De totale herziening van de gecoördineerde Mediadecreten werd immers ingezet toen de heer Bourgeois nog Vlaams minister van Media was. De Mediadecreten waren inderdaad aan herziening toe. De Europese richtlijnen moesten in dit ontwerp van decreet worden opgenomen. Een aantal onduidelijkheden moest worden weggewerkt en het Mediadecreet moest toekomstgerichter worden gemaakt.
De oefening die heeft plaatsgevonden, is vrij geslaagd, maar tijdens de bespreking in de commissie nam de herziening van het Mediadecreten plots een opmerkelijke wending, die ik vanuit democratisch oogpunt dermate verontrustend vond dat ik het nuttig en nodig vind om ook bij deze algemene bespreking daarop te focussen.
Collega's, dit ontwerp van decreet is immers vergiftigd door de goedkeuring van enkele amendementen die ertoe strekken de politieke zendtijd op de openbare omroep in verkiezingstijd te schrappen. Voor het Vlaams Belang is die schrapping onbegrijpelijk en niet nuttig. Op geen enkel moment in de discussie zijn er argumenten aangereikt die overtuigend waren. Ook in het verleden, toen het voorstel om de verkiezingsspots op de VRT te schrappen nog maar een proefballonnetje was, waren de argumenten pro schrapping van een ondraaglijke lichtheid. Het enige argument dat ik in de huidige discussie heb gehoord, was dat het debat over de verdeling van de zendtijd altijd uitdraait op ruzie, dat het allemaal nogal moeilijk was, dat men het probleem liefst vermeed. Dat is, eerlijk gezegd, een zwak argument.
Argumenten die ik vorige jaren heb gelezen, waren bijvoorbeeld dat de kijker onnodig moet wachten op de start van zijn favoriete programma's. Dat geldt natuurlijk voor alle vormen van reclame en ook voor betaalde politieke boodschappen, die in de toekomst misschien mogelijk zijn. Dat politieke spots verwarrend zouden zijn voor de kijker, want getoond zonder de uiteraard steeds verhelderende duiding van journalisten, getuigt van een haast koloniale houding ten opzichte van diezelfde kijker - alsof de doorsnee-Vlaming niet in staat zou zijn om de boodschap te begrijpen en te beoordelen zonder de welwillende hulp van de missionarissen van de VRT!
Ik geef er nog eentje. Politieke spots zouden oubollig zijn. Dat ligt toch enkel en alleen aan de makers van die spots. Of worden die spots plots wel hip en modern als men voor de zendtijd moet betalen of als ze worden vertoond via het internet?
Kortom, tijdens de bespreking in de commissie hebben we ter zake een hoop non-argumenten gehoord. Want, collega's, wees nu toch eens eerlijk. Uiteindelijk blijft er maar één argument over, het grote, onuitgesproken argument, het enige argument dat telt: we belemmeren de toegang tot de media van een politiek concurrent, tegen wie blijkbaar alle middelen geoorloofd zijn. Misschien bent u er wel zelf op gekomen hoe handig het wel zou zijn als het Vlaams Belang zich niet meer rechtstreeks en ongefilterd tot de VRT-kijker kan richten. Of misschien is het de VRT geweest die op dit manoeuvre heeft aangedrongen. Tenslotte heeft de zender zich nog steeds te houden aan haar eigen nota - 'De VRT en de democratische samenleving' -, die een normale behandeling van onze partij verbiedt. Die nota rechtvaardigt zelfs dat parlementaire interventies van vertegenwoordigers van het Vlaams Belang worden weggeknipt.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Van Dijck, denkt u nu echt dat het afschaffen van de verkiezingsspotjes op radio en televisie bedoeld is om u het leven moeilijk te maken? (Rumoer)
Denkt u dat nu echt? Denkt u echt dat mensen zitten te wachten op verkiezingsspotjes van het Vlaams Belang en dat ze massaal zullen schrijven dat het toch wel een schande is dat het verdomde Vlaams Parlement die afschaft? U vervalt gewoon in het oude stramien waarbij u, zeker als het over cultuur en media gaat, alles in functie van uzelf ziet. U hebt het jeugdbeleid altijd aangevallen omdat de Vlaams-Blokjongeren niet werden erkend. Een aantal zaken uit de cultuursector hebt u aangevallen omdat er problemen waren met uw organisatie. (Rumoer)
En nu zegt u dat het hele ontwerp gemaakt is om u het recht te ontzeggen om drie keer gedurende twee minuten op televisie en drie keer twee minuten op de radio te komen en dat dat het bestaansrecht van uw partij onderuit haalt. U moet zich wel heel ernstig nemen om de zaken zo te bekijken. (Rumoer)
Mevrouw de voorzitter, ik luister met aandacht naar het betoog van de heer Van Dijck. Maar, met alle respect, fijne collega, wat u zegt, is toch wel zeer vreemd. Ik begrijp dat u het slachtofferrolletje hier moet spelen. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
U weet goed genoeg dat de piste die wordt gevolgd nu net leidt tot een verbreding en dat die meer mogelijkheden biedt dan alleen maar die VRT. (Opmerkingen van de heer Wim Van Dijck)
Laten we de zaken zeggen zoals ze zijn. Uw partij is daar immers voorstander van.
Ik denk dat uw partij, de rijkste partij van dit halfrond, nu net meer mogelijkheden zou kunnen hebben door de commercialisering van de politiek dan andere partijen. Laat me dat nu open en bloot zeggen, want u wilt ook altijd alles open en bloot zeggen. Ik wist niet dat u zo verknocht was aan een mededeling op die VRT, die u toch telkens weer aanvalt vanwege het feit dat het een staatszender is die tegen jullie gericht is en wat dan ook allemaal.
Maar dan vind ik het toch zeer vreemd dat u zelfs de lokale radio's en de regionale televisiezenders niet moet hebben. Want het gaat niet alleen over de nationale televisiezenders, dat moet u erbij vermelden. De piste die is ingezet, is dat politieke reclame mogelijk is van de kleinste lokale radio, waar u toch voorstander van bent, van de regionale tv, waar u toch voorstander van bent, tot elke mogelijke mediapartner in Vlaanderen die wat extra middelen zoekt en graag, ook van uw grote kassa, wat reclamebudgetten zou hebben. En u moet dat niet hebben. U zegt dat u terug wilt naar de VRT. Waarvan akte.
De heer Arckens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik voel mij een klein beetje gepakt door de woorden van de heer Stassen. Mijnheer Stassen, als ik u goed heb begrepen, zegt u dat wij talrijke initiatieven hebben ontwikkeld om het cultuurbeleid in Vlaanderen naar onze snit te snijden en dingen af te schaffen of te modelleren in een bepaalde richting. Ik daag u uit om nu een concreet voorbeeld of verschillende concrete voorbeelden te geven om uw boude bewering te staven, want het is een boude bewering. Nu, graag.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik vind het lastig om nu tussen te komen omdat het straks een van mijn punten is - ik zal het dan straks niet doen.
Ik heb samen met mijn fractie een amendement ingediend tot behoud van het vroegere artikel 36. Ik heb daarvoor wel andere drijfveren dan mijn naamgenoot Wim Van Dijck. Bij mij gaat het er niet om of partij X, Y of Z al dan niet kan optreden. Ik herhaal - en ook de heer Verstrepen heeft dit bij de verslaggeving duidelijk gesteld - dat als wij inzake reclameboodschappen voor politieke partijen mogelijkheden bieden aan de andere media, ik daarmee kan leven.
Maar ik heb het verdomd moeilijk om te aanvaarden dat een openbare omroep, die in grote mate functioneert met gemeenschapsgeld, ook - en ik ben mij daarvan bewust - in een verkiezingsperiode heel wat tijd en energie steekt in politieke duidingprogramma's, en dat wij langs de andere kant politieke partijen de kans ontnemen om zich rechtstreeks te richten tot de Vlaamse kiezers, die straks verplicht worden om hun stem uit te brengen. Bij mij gaat het dus om een democratische afweging, waarbij de betaalbaarheid ook niet onbelangrijk is.
Wij stellen algemeen dat wij de verkiezingsuitgaven moeten beperken. Daar hebben wij ook wetten en decreten voor. Wij mogen daar niet te veel geld insteken. Dan heb ik problemen met de motivatie uit het amendement om die zendtijd te schrappen. Dat dat moeilijk te bepalen is, oké. Maar als we alles afschaffen wat moeilijk is, dan denk ik dat we heel veel werk zullen hebben.
In die optiek vraag ik dat eenieder zich daarover vanuit democratisch oogpunt buigt. En als de meerderheid beslist om het af te schaffen, dan is het zo. Onze houding met betrekking tot dit Mediadecreet zal er niet van afhangen. Wij vinden het alleen een gemiste kans. Wij vinden dat wij hier de foute weg opgaan.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Ik wil de heer Kris Van Dijck tegenspreken. Hij zegt dat het niet meer kan dat politieke partijen zich rechtstreeks tot het publiek richten. De heer Verstrepen heeft terecht gezegd dat er een mogelijkheid is om dat via de commerciële weg te doen. Ik weet dat dit federaal nog moet worden goedgekeurd, ik ben het daar volledig mee eens.
Ook wat het financieel plaatje betreft, wil ik de heer Van Dijck tegenspreken. Er is een duidelijk financieel plafond voor iedere plaats op de lijst en voor elk partijbudget. Daar hoeft hij dus niet voor te vrezen.
Het wegvallen van de politieke zendtijd op de openbare omroep zou trouwens niet betekenen dat zijn partij haar stellingen niet langer kwijt zou kunnen. Ik veronderstel immers dat de politieke debatten zullen blijven bestaan.
Ik wil even op de interrupties inpikken.
Ik ben enigszins gecharmeerd door het eerstecommunicantengezichtje van de heer Stassen. Ik moet eerlijk zeggen dat hij me veeleer doet denken aan een volkscommissaris die vlak voor een executie komt zeggen dat hij het allemaal niet slecht bedoelt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Verstrepen, ik weet dat de afschaffing van de politieke zendtijd op de VRT een pendant in de betaalde politieke boodschappen heeft. Zo ver zijn we echter nog niet.
Mijnheer Van Dijck, uw enige inhoudelijke argument tegen mijn stelling is een verwijzing naar een regime waar ik niets mee te maken heb. U bent bedankt.
Ik denk niet dat ik op openlijke huichelarij moet reageren.
Wat de pendant van de commerciële boodschappen betreft, wil ik de heer Verstrepen volgen. We zijn echter zo ver nog niet. We hebben die sleutel niet in handen. Ik kom hier zo dadelijk nog op terug.
Uiteindelijk gaat het hier om het sluitstuk van de lange weg die is afgelegd om het Vlaams Belang zo veel mogelijk van de openbare omroep te weren. Aan het begin van die weg lag de afschaffing van de uitzendingen door politieke derden. Die beslissing is enkel genomen omdat de uitzendingen van het toenmalig Vlaams Blok met vlag en wimpel de hoogste kijkcijfers haalden.
We komen hiermee in een gevaarlijk straatje terecht. Nog steeds zijn tienduizenden en wellicht zelfs honderdduizenden kiezers vooral op radio en televisie aangewezen om kennis te nemen van de standpunten van de politieke partijen. In een land waar nog steeds de opkomstplicht heerst en waar elke kiesgerechtigde kiezer wordt verondersteld met enige kennis van zaken zijn stem uit te brengen, vormt de openbare omroep het medium bij uitstek om alle partijen hun verkiezingsprogramma ongefilterd te laten toelichten. De zendtijd moet hierbij evenredig en op basis van de grootte van de fracties in het Vlaams Parlement worden verdeeld. Dit is de regeling die tot op heden geldt.
Het argument dat deze aanpak voor onenigheid zorgt, is al even lachwekkend als de andere argumenten die worden aangehaald. Mochten de programma's die erop zijn gericht de burger over het politieke reilen en zeilen in Vlaanderen te informeren, zoals Terzake, Villa Politica of De Zevende Dag, zich objectief en neutraal van hun taak kwijten, zou nog kunnen worden overwogen de politieke spots ter discussie te stellen. We zijn nochtans van mening dat die spots ook dan nog een meerwaarde zouden bieden.
We moeten al jaren vaststellen dat de VRT ten aanzien van onze partij allesbehalve objectief handelt. De beruchte nota is hiervan alvast het grootste bewijs. Wie enig onderzoek verricht naar de aandacht, uitgedrukt in uren en minuten, die aan de onderscheiden partijen wordt besteed, zal gauw merken dat het Vlaams Belang, de voorbije vijf jaar nochtans de grootste fractie in het Vlaams Parlement, er bekaaid van afkomt. Zelfs Groen!, de partij van de heer Stassen en de kleinste fractie in dit halfrond, kan op meer media-aandacht rekenen.
Het beeld is zo vertekend dat het niet fraai meer is. Daar is geen enkele fatsoenlijke uitleg voor en zeker niet de kwaliteit van ons werk hier, wat gemakshalve weer als schijnargument wordt gebruikt. De enige reden voor deze achterstelling is ideologische vooringenomenheid en politieke uitsluiting.
Ook wij praten informeel met mensen van de VRT en van andere media. Off the record geven ze haast allemaal toe dat het hun niet geoorloofd is ons te veel in beeld te brengen, laat staan op een normale manier met ons om te gaan.
Dit alles is niet zonder gevaar. Ik weet dat sommigen daar lacherig over zullen doen, maar de gelijke en rechtvaardige toegang tot de media is een van de hoekstenen van de democratie. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) hanteert in haar 'Election Observation Handbook' van 2005 in dit verband strikte richtlijnen.
Enkele punten verdienen onze aandacht. "Politieke partijen moeten in gelijke mate toegang hebben tot de media, zowel de private als de staatsmedia. Daarbij mag de politieke boodschap van partij en kandidaten niet worden verdraaid." Wat met het Vlaams Belang om de haverklap gebeurt.
"De staatsmedia in het bijzonder moeten neutraal zijn en mogen geen partijen discrimineren." De praxis van de VRT, en eigenlijk ook van de andere zenders, tegenover onze partij, toont zulke discriminatie overduidelijk aan.
"Alle partijen moeten de mogelijkheid hebben om politieke advertenties te plaatsen in kranten en commerciële media." Geen enkele krant neemt advertenties van onze partij op. Thans wil men onze enige toegang tot de audiovisuele media ook nog afblokken. Gemeten aan de OVSE-standaarden, bevindt Vlaanderen zich op een zorgwekkend hellend vlak.
Gewoon een vraagje ter informatie. Is De Zondag een krant of niet?
De Zondag beschouw ik niet echt als een krant. Het is geen dagblad, zo u wilt.
U adverteert daar toch in.
Nuance, geen enkel dagblad neemt onze advertenties op. U hebt een klein gaatje gevonden, maar goed.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Ik heb met grote aandacht jullie reflectienota gelezen. Ik heb ook al aandachtig naar u geluisterd. U verwijst naar internationale instellingen, wat u siert. Er is natuurlijk één klein detail dat u over het hoofd ziet: uw partij is natuurlijk geen normale partij zoals een andere partij. (Opmerkingen van het Vlaams Belang)
Uw partij is destijds veroordeeld. Het hoogste rechtsorgaan heeft een uitspraak gedaan. U hebt zich hervormd. U moet niet alle argumenten gebruiken om te zeggen dat u even normaal bent als een andere partij, want dat klopt niet. (Rumoer)
Er zijn uitspraken van rechtbanken geweest. Uw partij is veroordeeld voor racisme. Het is correct. Toch wel. Een aantal vzw's die de uwe zijn, zijn veroordeeld. Voor mij is dat hetzelfde.
Eerlijk gezegd ben ik blij met de interventie van de heer Decaluwe want nu komt eindelijk de aap eens uit de mouw.
Ik hoor hem in de commissie nog zeggen dat dat onuitgesproken argument absoluut uit de lucht is gegrepen, want het gaat niet om onze partij. Nu is eindelijk uitgesproken wat lang onuitgesproken is gebleven: het gaat wel degelijk om onze partij die u als een niet normale partij beschouwt en waar dus ook een niet normale behandeling voor gerechtvaardigd is. Ik ben blij dat u dat zegt.
Het afschaffen van de politieke zendtijd geldt voor iedereen, niet alleen voor uw partij. Je moet niet praten over gelijkheidsbeginsel of democratie, het geldt voor iedereen.
Ik ben nog niet aan het eind van mijn betoog. Ik zal onmiddellijk uitleggen waarom dit toch een volledig oneerlijke praktijk is want het is voor ons de enige toegang tot de audiovisuele media. De remedie die u klaar hebt, zit nog maar in de knop. Het moet allemaal nog worden geregeld op federaal niveau. En dan nog komen wij niet aan bod, maar daar kom ik zo dadelijk op terug.
Mijnheer Van Dijck, ik heb een beetje de Fortiscommissie gevolgd. Er zijn maar een paar Vlaamse parlementsleden die aan bod komen. De heer Annemans komt zeer veel aan bod, waarschijnlijk omdat hij degelijk werk levert, ik weet het niet. Ik kan er niet over oordelen. Ik stel alleen maar vast. Als er een meting zou gebeuren, dan denk ik dat ik dat hij zelfs 'over' aan bod is gekomen. Niemand gaat er commentaar op leveren, want het behoort tot de journalistieke plicht van de openbare omroep om daarmee om te gaan.
Ik denk dus niet dat je kunt zeggen dat uw partij geviseerd is en niet aan bod komt. Er zijn zo nog een aantal voorbeelden. U verwijst misschien naar een praktijk van 20 jaar geleden, maar vandaag geldt die niet meer.
Bij de wapens die men heeft om elkaar electoraal te bestrijden, is de financiering van de politieke partijen het belangrijkste. Uw partij wordt gefinancierd net zoals alle andere partijen, op basis van de kiesuitslag en de vertegenwoordiging in het parlement. U kunt, binnen de marges die wettelijk worden toegestaan, uitgaven doen en propaganda voeren.
Als u vindt dat dit decreet van meer dan 200 artikels volledig tegen u is opgesteld en gemaakt is om uw politiek werk totaal onmogelijk te maken, denk ik dat u lijdt aan een vorm van tunnelzicht.
Nu doet u alsof wij ons onterecht geviseerd voelen. Ik wil u eens de cijfers ter beschikking stellen van de voorgaande jaren, waaruit blijkt dat we, in de programma's die ik daarnet heb genoemd, absoluut niet aan bod komen. Zelfs uw partij komt beter aan bod dan onze partij. Wij zijn de grootste fractie, vergeet dat niet.
Verwijt u de heer Annemans dat hij zijn werk doet in de Fortiscommissie?
Dan nog iets over de financiering, mijnheer Stassen. Bent u het niet die onze financiering wilt afnemen?
Dat eerstecommunicantengezicht begint me, eerlijk gezegd, wat te vervelen.
De OVSE-standaarden, overigens niet alleen wat de mediagerelateerde richtlijnen van het handboek betreft, en OVSE-waarnemers zouden wellicht heel wat aan te merken hebben op de gang van zaken in verkiezingsperiodes in dit land.
Zo kom ik bij de zogenaamde compensatie voor het afschaffen van de zendtijd op de VRT: de betaalde spots. Een idee dat de heer Verstrepen enkele jaren geleden al lanceerde, in een tijd toen hij daar nog zijn boterham mee moest verdienen. Een ideetje waartegen de heer Decaluwe indertijd al zijn duivels ontbond, gesteund door alle partijen.
Mijnheer Van Dijck, ik moet tot vervelens toe zeggen dat u me natuurlijk correct moet citeren. U moet goed weten waartegen we destijds gevochten hebben. Het oorspronkelijke voorstel was dat men tijdens de hele parlementaire periode, los van de sperperiode, elke dag als men dat wou en kon een spot kon kopen op een regionale televisie of op de zender van de heer Verstrepen destijds. We hebben gezegd dat dat niet de bedoeling kan zijn en hebben ons daartegen verzet. Want dan gaat men naar een systeem, als het buiten de verkiezingsuitgaven gebeurt, dat de parlementsleden met veel geld, maar die hier niets doen, de perceptie creëren dat het hard werkende parlementsleden zijn, want ze komen veel op televisie. Gewone parlementsleden die met hun parlementair mandaat rond moeten komen, zullen niet in staat zijn om te concurreren tegen de Desimpels van deze wereld en de Pierre Lano's van vroeger. Daar ging het over.
We hebben gezegd dat we dat wel steunen binnen de sperperiode, op voorwaarde dat het onder het plafond van de verkiezingsuitgaven blijft. Dat moet nog geregeld worden aan de federale kant. Hier is de opening gemaakt, maar we willen niet in Amerikaanse toestanden komen dat men jaar in jaar uit commercials kan bestellen. De vraag zal ook zijn of commerciële stations wel veel interesse hebben om dag in dag uit reclamespots te geven.
U moet niet zeggen dat we een bocht hebben genomen. We hebben altijd consequent die houding aangenomen. Het kan binnen de sperperiode, mits de plafonnering van de verkiezingsuitgaven. Voor ons kan de rest niet. Dat is ook wat in het decreet staat.
U hebt dat in de commissie al gezegd, mijnheer Decaluwe. Maar ik heb u er toen al op gewezen dat u vorige keer al uw duivels hebt ontbonden en de deur hebt dichtgeslagen, niet alleen voor de periode buiten de sperperiode, maar ook voor de sperperiode. U brengt nu die nuance aan, maar toen hebt u die niet aangebracht. Ik geef u dat maar mee. U hebt al uw duivels ontbonden en u achtte het toen inderdaad nodig om de toenmalige mediadecreten dermate aan te passen dat elke deur voor een dergelijk initiatief niet alleen gesloten, maar vergrendeld werd.
Nu is dezelfde collega mede-indiener om betaalde politieke spots toe te laten. Dat is een nuance die u aanbrengt, ik geef dat toe. Het kan verkeren, zei Bredero, die in zijn tijd natuurlijk nog geen notie had van het voortschrijdend inzicht, zoals dat heet.
Maar, collega's, de schrapping van de politieke verkiezingsspots op de VRT wordt in genen dele gecompenseerd door het toelaten van betaalde spots van kandidaten en partijen in de commerciële audiovisuele media. Net als bij de print zullen onze boodschappen carrément geweigerd worden.
Waar alle andere partijen en kandidaten, naargelang hun financiële draagkracht, de mogelijkheid krijgen om hun boodschap ongefilterd aan de man en de vrouw te brengen, heeft onze partij die mogelijkheid naar alle waarschijnlijkheid niet. Dat weten de indieners van deze amendementen beter dan wie ook. Zo zal het zijn, we zullen dat zien. Bovendien zijn we nog lang niet zover, aangezien eerst de federale wetgeving ter zake moet worden aangepast. Dat zit er zeker voor de verkiezingen van 7 juni niet in. Het ziet er op dit moment dus naar uit dat de kiezer verstoken zal blijven van ongefilterde boodschappen in de audiovisuele media van de aan de verkiezingen van 7 juni deelnemende partijen.
Mevrouw de voorzitter, ik kan niet anders dan vaststellen dat men ons een vuile streek heeft gelapt, tegen alle rechtvaardigheid, fair play en billijkheid in. Alle meerderheidspartijen hebben zich tot deze ongeoorloofde tackle verlaagd maar ook de zelfbenoemde kampioenen van de vrije meningsuiting daar achteraan. Eigenlijk verdienen zij allen een rode kaart, maar eens te meer wordt juist de getorpedeerde speler van het veld gestuurd. De match is dan ook voor de zoveelste keer verkocht. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik wil in de eerste plaats de beide verslaggevers van harte danken voor het bijzonder overzichtelijke verslag. Dat is niet zo evident na de lange besprekingen en hoorzittingen.
Collega's, tijdens deze legislatuur werden de gecoördineerde mediadecreten ruim tien keer gewijzigd of aangevuld. Ik vermoed dat dit ontwerp van decreet het voorlopige sluitstuk is van deze reeks. Het bevat in hoofdzaak de omzetting van de Europese richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. De minister heeft ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bestaande gecoördineerde mediadecreten, die sedert 1995 veelvuldig werden gewijzigd, op een coherente en eenduidige manier samen te brengen en te actualiseren. Zo werden overbodige bepalingen geschrapt, werd een administratieve vereenvoudiging doorgevoerd, werd het ontwerp van decreet ingediend op basis van het drielagenmodel en werd vooral gestreefd naar meer uniforme bepalingen.
Uiteraard bood de invoering van deze Europese richtlijn hiertoe een uitgelezen kans. Ik kijk naar de heer Bourgeois, die dit heeft ingezet met het schitterende voorbereidende werk vanuit de universiteit van Leuven. Belangrijk is dat het door dit werk meer is geworden dan een loutere omzetting. Mijnheer Bourgeois, ik wil oprecht hulde brengen aan uw voorbereidend werk voor dit ontwerp van mediadecreet, via het ARKADE-project.
Het parlement werd correct op de hoogte gehouden. Deze methodiek, ook met hoorzittingen, heeft ertoe geleid dat Vlaanderen een van de eerste Europese landen is waar de nieuwe EU-richtlijn straks effectief wordt omgezet en toegepast bij een nieuw ontwerp van decreet.
De vraag is of deze koppositie ook nadelen heeft. Dat zal blijken bij de toepassing van het ontwerp van decreet. Ik ben ervan overtuigd dat de media-actoren vandaag al toepassingen aan het ontwerpen zijn - en misschien al aan het testen - waarin het ontwerp van decreet niet heeft voorzien, en dat het de komende maanden of jaar misschien zal moeten worden aangepast.
De bespreking van dit ontwerp van decreet heeft ook aangetoond dat dit parlement en de commissie onder leiding van de heer Vandenbossche wel degelijk wetgevend werk kan verrichten. We hebben uitgebreide hoorzittingen gehad. We hebben op een open manier gediscussieerd over partijgrenzen heen, over meerderheid en oppositie. Dat bewijzen de vele amendementen die over meerderheid en oppositie heen werden ingediend. We hebben bijvoorbeeld uitgebreid gediscussieerd over het voorstel van mevrouw Stevens, de heer Caron en mezelf, vooral getrokken door de eerste twee. We hebben over belangrijke maatschappelijke doelstellingen gediscussieerd, waar eigenlijk iedereen het over eens is. Dat is ook een belangrijk klein deeltje uit het regeerakkoord.
We hebben daar lang over gediscussieerd en lang gezocht naar een verantwoorde implementatiemaatregel, die haalbaar is voor alle zenders, vooral ook voor de commerciële. In deze moeilijke tijden moet dit immers economisch haalbaar zijn, en vooral de commerciële zenders lijden daar toch wel onder. We hebben dus een nieuw amendement ter zake, maar ik veronderstel dat mevrouw Stevens of de heer Caron daar straks wat dieper op ingaan. Ik wil alleszins de beide collega's bedanken voor hun constructieve werk en samenwerking. Ze zitten beiden immers in de oppositie. Ze hadden dit populistisch kunnen aanpakken, maar dan waren de resultaten er waarschijnlijk niet geweest. Nu hebben we daadwerkelijk een concreet resultaat, een stappenplan met een enorm engagement.
Dit ontwerp van Mediadecreet heeft de ambitie om toekomstgericht te zijn. Gezien de onvoorspelbaarheid van de media- en technologische ontwikkelingen, geldt echter ook hier: the proof of the pudding is in the eating. Het is een illusie te denken dat een mediadecreet vijf jaar ongewijzigd kan blijven. We hebben het zelfs over een jaar of een aantal maanden. Ik heb het daarnet al gezegd: ik ben er zeker van dat er nu al technieken op stapel staan die nog niet worden geregeld door dit ontwerp.
Als het ontwerp van decreet straks wordt goedgekeurd, zal het toch wel een belangrijke stap zijn. Mijnheer de minister-president, morgen vinden de Staten-Generaal van de Media plaats. Met het ontwerp zijn natuurlijk niet alle problemen in de mediasector opgelost. Het betekent al evenmin dat er geen uitdagingen meer zijn voor de komende zittingsperiode. Zo hebben we bijvoorbeeld een niet onbelangrijk amendement - de verslaggevers hebben er al naar verwezen, net als naar de discussie, wars van de grenzen tussen meerderheid en oppositie - dat ertoe strekt alle radiolicenties op één punt te brengen, namelijk het jaar 2016, zodat een volgende erkenningsronde kan gebeuren vanuit een 'zero base'. Zo kan dit goed worden voorbereid en kunnen we het radiolandschap een nieuwe kans geven, waarbij we alle media-actoren betrekken. Ondertussen geven we ook de kans om het digitale voort te ontwikkelen.
Ook het REC Radiocentrum is een bijzonder belangrijke inspiratiebron geweest in de commissie. Het is ook belangrijk dat de studie ter zake voort wordt geïmplementeerd. Hopelijk zullen een aantal punten ervan terug te vinden zijn in het toekomstige regeerakkoord.
Belangrijk voor de CD&V-fractie is dat vooral de erkende radiozenders maximaal moeten kunnen worden beluisterd in hun zendgebied. Er komt nog een volgende ronde in de staatshervorming. De vraag is wanneer. Dat zal daar ook een belangrijk punt zijn. Dit moet van de baan zijn tussen de beide regio's, in het belang van iedereen.
De heer Verstreken heeft enorme inspanningen gedaan, net als mevrouw Hermans, om ook de stimulansen voor de Vlaamse muziekindustrie door de Vlaamse overheid op te nemen. Zo ook zal de leefbaarheid van die echte lokale gemeenschapsradio's worden gegarandeerd.
Mijnheer de minister-president, het debat over de openbare omroep zal natuurlijk de komende maanden meer dan ooit actueel zijn. Met dit ontwerp van decreet is dat debat ook niet afgesloten. In het kader van de openbaredienstverplichting zullen we de publieke opdracht van de openbare omroep heel nauwkeurig en doordacht moeten blijven definiëren, zodat er geen concurrentievervalsing wordt gecreëerd voor de commerciële sector en de geschreven pers, en de openbare omroep op een correcte wijze wordt gefinancierd voor het uitvoeren van die publieke opdracht. Misschien was het al mogelijk geweest om daar in het kader van dit ontwerp discussies over te voeren, en misschien nog aanpassingen te doen. Na rijp beraad hebben we dat niet gedaan. We zitten met de lopende beheersovereenkomst. Dat is een gegeven waarmee we rekening moeten houden. Belangrijk is dat er ook politiek vandaag een standstill moet komen met betrekking tot die beheersovereenkomst en de verhouding tussen dotatie en commerciële inkomsten. De dotatie is goed voor ongeveer 65 percent, de commerciële inkomsten voor ongeveer 35 percent. We zien dat het zeker vandaag lastig is, ook voor de openbare omroep, om die 35 percent te halen. De CD&V-fractie heeft zich er altijd toe verbonden dat, als die commerciële inkomsten worden afgebouwd, dat op een of andere manier moet worden gecompenseerd via de dotatie.
Vandaag moeten er andere prioriteiten zijn, maar het is toch belangrijk om deze verhouding opnieuw te bekijken in een nieuw regeerakkoord. Daarna kunnen we, over ruim een jaar, een evaluatie maken van de beheersovereenkomst waarbij we bekijken wat kan en wat niet kan.
Mijnheer de minister-president, collega's, een aantal evoluties binnen de VRT op het vlak van de commercialisering, stemmen ons niet gunstig. Ik geef u een aantal voorbeelden. Ik begrijp dat de openbare omroep het maximale moet halen uit de commerciële inkomsten omdat de beheersovereenkomst er nu eenmaal is, maar als nieuwsbeelden van de nieuwsdienst worden verkocht met reclame errond, dan kunnen we ons toch afvragen of informatiebeelden die gemaakt zijn met belastinggeld, geen concurrentievervalsing inhouden ten opzichte van private spelers die hetzelfde doen. De vraag stellen, is ze beantwoorden.
Ik vind het ook niet normaal dat de VRT advertentieruimte biedt op de Sporza-website aan een bedrijf dat gespecialiseerd is in het gokken op voetbalwedstrijden. Ik vind dit niet normaal. Het is natuurlijk een vorm van commercialisering en men probeert om alle mogelijke inkomsten bijeen te grabbelen, maar dit is geen goede manier van werken.
Ik geef een ander concreet voorbeeld. De laatste maanden en weken wordt men nu via Radio 2 West-Vlaanderen wakker met een reclamespot - de heer Bossuyt zal die ook al gehoord hebben. Vroeger werd men wakker met een spelletjesprogramma, nu is er een nieuw soort spelletje waarbij een bedrijf een halve dag verlof kan geven aan een van zijn werknemers. Mensen van het bedrijf worden daarbij geïnterviewd - ik noem dat een betaalspot of product placement. Er worden twee vragen gesteld: hoe slaapt uw bedrijfsleider, slaapt hij goed of niet goed? De halve dag verlof ter waarde van 150 euro wordt aangeboden door Sleepy. Dit is nogmaals een commercial midden in een programma. Ik vind dit erover, mijnheer de minister-president, ik meen dat dit zelfs in strijd is met de mediawetgeving.
Ik heb er begrip voor dat men de verhouding 65/35 moet behouden, maar telkens weer merken we dat er op een creatieve manier wordt ingebroken in programma's. Dat is geen goede evolutie, niet ten aanzien van de luisteraar, noch ten aanzien van de commerciële sector.
Deze voormiddag had ik het met een aantal medewerkers nog over het spelprogramma Mercator. De kandidaten die daarin rondlopen, dus niet de presentator, maar de kandidaten, zijn, en ik ga nu overdrijven, 'rondlopende reclames'. Op de kleren van de kandidaten is duidelijk te zien door wie ze gesponsord worden.
Een jaar of twee geleden zag men zoiets niet. Ik herhaal dat ik er begrip voor heb. Wij zullen de kwestie op de ene of andere manier moeten herbekijken. Vanuit de CD&V-fractie pleit ik er in elk geval voor om dit niet nu te doen, om de VRT nu te laten voor wat hij is, maar dat we naar een formule gaan waarbij de totale commerciële inkomsten, hoe creatief ze ook zijn, worden geplafonneerd. Later kan geëvalueerd worden, en als het plafond naar beneden moet, dan kan er gecompenseerd worden.
We hebben veel gediscussieerd en er zijn een groot aantal amendementen. De reden daarvoor is niet, dames en heren van het Vlaams Belang, dat er onenigheid was, integendeel, iedereen, zelfs uw fractie, was het tijdens de besprekingen eens over het principe. Blijkbaar was er een probleem met de juridische interpretatie en de gevolgen. Nu hebben we een goede oplossing gevonden voor de problemen van de additionele programma's, teletekst enzovoort. Het is belangrijk om te benadrukken dat ook de teletekst op de digitale kanalen, hier ook onder valt. Daar is geen discussie over, maar het is belangrijk dat dit nogmaals wordt bevestigd en benadrukt.
Belangrijk is dat de openbare omroep zijn werking permanent zal moeten evalueren, vooral op het vlak van efficiëntie en van de doeltreffendheid van de bestede middelen. Ik heb het gevoel dat men op de goede weg is.
Ik kom tot het debat over de digitale kanalen via het gebruik van de rode knop. De heer Vandenbossche heeft daar al terechte opmerkingen over gemaakt. Er zijn ook al moties over goedgekeurd. Het enige wat mij verontrust, is dat ik in de praktijk niet veel verandering zie. Men zegt ons dat men het heeft overgemaakt aan de minister-president en dat het op komst is, maar het is belangrijk dat die bijsturing ook echt zichtbaar is. Ik wil zelfs een tip geven aan de VRT-leiding: maak dat die bijsturing zichtbaar is tegen de start van de onderhandelingen over het regeerakkoord, zodat daar geen nervositeit over bestaat. Want op lange termijn betaalt men altijd zelf het gelag.
De aanbevelingen uit het recente evaluatierapport over het addendum bij de beheersovereenkomst inzake de openbare omroep, domein Cultuur, moeten we effectief omzetten in concrete afspraken, en wel bij een volgende beheersovereenkomst.
We zullen ook een kader moeten uitwerken dat openbare, commerciële en regionale omroepen stimuleert tot samenwerking, om de efficiëntie en effectiviteit van de middelen te verhogen, bijvoorbeeld inzake de verwerving van bepaalde uitzendrechten of de digitalisering van archieven.
Er hebben ook een grote discussie en een hoorzitting plaatsgevonden over de regionale televisieomroepen, naar aanleiding van dit voorstel van decreet. Dat zal blijvende aandacht vragen, maar we moeten ook nagaan hoe we die regionale zenders op een structurele manier kunnen betrekken bij het communicatiebeleid van de Vlaamse overheid. In de toekomst moeten we misschien ook op dat vlak een tandje bijsteken.
Ook de aanbevelingen van de maatschappelijke beleidsnota Digitaal Vlaanderen, waar ook een aantal nieuwe toepassingen in staan, zullen vroeg of laat moeten worden geïmplementeerd in dit voorstel van decreet.
Over de realisatie van het belangrijke kenniscentrum Mediawijsheid zal mijn collega, mevrouw Rombouts, namens onze fractie nog een tussenkomst houden. Ook het engagement inzake dat kenniscentrum zullen we in elk geval moeten nakomen.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, we gaan dit voorstel van decreet vanuit onze fractie met grote unanimiteit steunen. Er is ook een breed draagvlak in heel dit parlement. Ik dank nogmaals de collega's van de meerderheid en de oppositie. In het vooruitzicht van de Staten-Generaal van morgen, roep ik alle actoren op om dit voorstel van decreet op een correcte manier toe te passen. Dat zou veel discussies en zorgen in dit parlement wegnemen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik hoef niet meer uitgebreid in te gaan op het voorliggende voorstel van decreet. Ik dank dan ook de heren Delva en Verstrepen voor het zeer gedetailleerde verslag, waarin duidelijk werd gesteld dat er heel wat zaken vernieuwd of aangepast zijn in dit voorstel van mediadecreet.
We hebben een hele reeks debatten en hoorzittingen gehad, alsook heel wat amendementen en dergelijke meer. Ik wil dan ook een pluim geven aan de voorzitter van de commissie. Ik vind dat hij heel professioneel aan alle actoren in het veld de kans heeft gegeven om hun reactie en hun mening te geven.
Het ontwerp heeft een lange voorgeschiedenis. En het heeft een dubbel doel: het omzetten van de bepalingen van de Europese richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten enerzijds en het uitwerken van één coherent mediadecreet anderzijds. In dat kader is men overigens afgestapt van het bestaande tweelagenmodel en is men overgestapt naar het drielagenmodel, waarbij naast de programmamakers en de omroepen ook de dienstenverdelers worden geïdentificeerd.
Die verdelers, Belgacom en Telenet, waren aanwezig bij de hoorzitting en hebben duidelijk verklaard dat ze achter dat nieuwe drielagenmodel staan. Het wordt dus gedragen door de sector. Overigens wordt deze laag door dit voorstel van decreet maar in beperkte mate gereguleerd. We mogen aannemen dat het niet de bedoeling is om daar snel verandering in te brengen. Dat is toch wel een goede zaak.
Het ontwerp van decreet werd uitgewerkt aan de hand van een voorbereidende studie van het Interdisciplinair Centrum voor Recht en Informatica (ICRI) van Leuven, de zogenaamde ARKADE-studie. Naast de minister-president, de gewezen minister van Media Geert Bourgeois en de administratie moet ik ook dit ICRI bedanken voor het geleverde werk. Zij hebben de aanzet gegeven tot wat wij vandaag stemmen. Hun inspanningen hebben een modern Mediadecreet, aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen bij de media onder meer op het internet, voorgekauwd.
Er bestaat nu duidelijk een onderscheid tussen lineaire en niet-lineaire mediadiensten, waarbij de laatstgenoemde diensten gelukkig en terecht veel minder streng worden aangepast en gereguleerd. Uiteindelijk betreft het daar enkel het verbod op het aanzetten tot haat.
Over het algemeen betekent het decreet een belangrijke administratieve vereenvoudiging voor alle media-actoren. Als het kan, wordt geopteerd voor zelf- en coregulering. In zijn advies stelt de Mediaraad dat men op een bepaald vlak nog verder had kunnen gaan. Maar we zitten ook met een bepaalde bevoegdheidsverdeling in dit land, die het afstemmen van de diverse regelgevingen op elkaar niet altijd vergemakkelijkt.
Als fractie zijn wij verheugd over het versoepelen van de reclameregels. We zijn daarvoor al jaren vragende partij. We hebben een gezonde aanpak van deze materie gevraagd. Nu zit dit ingebakken in de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. Ik denk dat het niet aangewezen zou zijn dat we in ons land nogmaals veel strengere reclameregels zouden hanteren dan in andere landen, ook al omdat dit de ontwikkeling van een eigen florerende en particuliere media-industrie alleen maar hindert.
In dit verband staan wij ook volledig achter het toestaan van politieke reclame tijdens de sperperiode, uiteraard met inachtname van de wetgeving inzake de verkiezingsuitgaven. Een andere beschermingsvorm is het feit dat er een limitering is op reclameboodschappen van 20 percent voor de omroepen. Ook politieke boodschappen vallen onder die reclamewetgeving. Het zal niet zijn dat we overspoeld worden met politieke reclameboodschappen.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, dit decreet laat ook veel zaken ongewijzigd. Ik denk maar aan de taak en opdracht van de openbare omroep, wat later zeker nog ter discussie zal komen. De heer Decaluwe heeft het ook al aangehaald: de verhouding tussen dotatie en commerciële middelen zal zeker ooit opnieuw bekeken moeten worden. Tussen dit en enkele maanden zal er weer iets gebeuren dat aanstoot geeft en waarop wij zullen moeten reageren. Door de commerciële druk neigt de openbare omroep vaak naar beslissingen die bijna onaanvaardbaar zijn voor de commerciële sector. We moeten daarover blijven waken.
De hervorming van het radiolandschap, met name het lokale radiolandschap, moet nog maar beginnen, maar de aanzet is gegeven. Dit zullen ongetwijfeld belangrijke discussiepunten worden voor de volgende legislatuur.
In dit verband zou ik toch nog eens de aandacht willen vragen - mijn tussenkomst zou anders niet volledig zijn - voor de plaats van de eigen muziek, niet alleen op de commerciële maar vooral op de openbare omroep. De muzieksector hebben we overigens gehoord. Zij zijn hun manifest 'Music is Life!' uitgebreid komen voorstellen in de commissie. Ze hebben de aandacht gevraagd voor lokale producties in de media en pleiten voor een nauwe band tussen muziek en media.
Ik zou de volgende suggestie willen doen. Misschien kan de overheid, hetzij de minister van Cultuur, hetzij de minister van Media, hetzij allebei, het initiatief nemen tot het opzetten van een gestructureerd en permanent overleg tussen onze eigen muzieksector enerzijds en de omroepen anderzijds. Ik zou er ook de private omroepen bij willen betrekken. Niet om quota - ik heb het woord bijna begraven - of verplichtingen op te leggen, ik denk eerder dat er een gezond evenwicht moet komen tussen het commerciële, het creatieve en het culturele denken. Ik pleit dus voor een soort van coregulering, waarmee dit decreet trouwens hoog oploopt.
In een dergelijk overleg zouden zaken kunnen worden behandeld zoals de rechtenproblematiek, wat blijkbaar een doorn in het oog is van veel productiehuizen, onafhankelijke of niet-onafhankelijke.
We kunnen nog lang spreken over vele andere onderdelen van dit decreet. De essentie is echter dat we erin geslaagd zijn de regelgeving te moderniseren, de verschillende lagen van het medialandschap te identificeren, de administratieve regels te vereenvoudigen en de reclameregels te versoepelen. Ik denk dat dit een uitstekende prestatie mag worden genoemd, al moeten we ons geen illusies maken. Het medialandschap verandert zo snel dat we binnen de kortste keren nieuwe aanpassingen zullen moeten doen. Denk maar aan de gevolgen van de digitalisering, ook op radiogebied. Maar hoe dan ook beschikken we nu over een stevige basis om vandaar te vertrekken. Ik denk overigens dat ook de sector zelf in zijn geheel vrij tevreden is over het geleverde werk. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, de ontwikkeling van dit ontwerp van decreet is in 2007 begonnen met een studie. De wijze waarop dit ontwerp van decreet tot stand gekomen is, zeker in die sector, is dé manier om het tot stand te laten komen. Een mediadecreet is een zeer relatief begrip. Binnen het jaar zullen er wellicht opnieuw discussies ontstaan over bepalingen omdat het soms moeilijk is om te decreteren. De mediatechnologie fietst ons voorbij terwijl we aan het decreteren zijn. We zijn het er allemaal over eens dat het een relatief decreet is qua geldingsperiode.
Op het einde van de vorige legislatuur hebben we hier ook een debat gehouden over de aanpassing van de mediadecreten aan de toenmalige Europese bepalingen. Toen waren we een jaar later opnieuw aan het sleutelen aan het betrokken decreet.
Mijnheer Van Dijck, ik heb u daarstraks niet onderbroken omdat we de discussie over de politieke zendtijd, de verkiezingsfilmpjes zeg maar, voeren alsof dit het belangrijkste zou zijn van het betrokken decreet. Dat is het niet. Degene die het heeft gelanceerd, ben ik. Ik discussieer daar graag over met u. In de loop der jaren hebben de mediacommissie en de plenaire vergadering de VRT verplicht tot een aantal zaken: de politieke derden en de verkiezingsfilmpjes gebaseerd op een ingewikkelde berekening van het aantal minuten en seconden van wie hoe lang en waar mag uitzenden. Die discussie overschaduwt dit ontwerp van decreet. U zegt dat dit het belangrijkste is. U zegt dat we een ontwerp van decreet hebben gemaakt om een complot tegen u te organiseren. Dat is erg bij het haar getrokken, als u weet wat in de vorige legislatuur met de politieke derden is gebeurd en wat daar het resultaat van was. Het resultaat is een programma dat hier elke woensdag loopt en bij mijn weten registreert Villa Politica meestal.
Als dat niet zo is, dan moet u me dat illustreren. U voert nu een discussie die voor mij al jaren passé is. Die discussie was passé toen het nieuwe VRT-decreet werd aangenomen. Dat decreet zorgde voor de structuur van een naamloze vennootschap waarin de CEO de belangrijkste man was. We hebben fantastische CEO's meegemaakt. De CEO, de raad van bestuur en het directiecomité zijn de drie organen die de controle uitoefenen binnen die nv. Ik dacht, maar ik heb gemerkt dat dat niet juist is, dat we tijdens de vorige legislatuur het tellen en wegen van wie waar wanneer op het scherm van de openbare omroep is verschenen, achter ons hadden gelaten. Dat is een oude discussie die niets te maken heeft met het ontwerp van decreet dat hier voorligt.
Mijnheer Vandenbossche, het zijn niet wij die dit ontwerp van decreet hebben vervuild met de amendementen die in de commissie plots zijn goedgekeurd. Het ontwerp van decreet voorzag niet in de truc die u nu hebt uitgehaald. Die amendementen zijn er plots gekomen om de politieke spots op de VRT af te schaffen. Daarna was er het amendement van de heer Verstrepen dat is overgenomen door de meerderheid om eventueel commerciële, betaalde spots toe te laten. Wij hebben dat niet ingevoerd, u hebt dat gedaan.
U schetst inderdaad de weg van de politieke derden enzovoort waar wij destijds al tegen waren. Voor ons is dat de optie die toen is genomen om onze uitzendingen van het scherm te halen. Uiteindelijk worden nu ook nog eens de politieke spots van het scherm gehaald, waar alleen wij nadeel van ondervinden. U zegt nu dat dit voor alle partijen hetzelfde is omdat ze allemaal van het scherm verdwijnen. Dat is waar tot op het moment dat de betaalde spots worden toegelaten want dan kan iedereen weer op het scherm behalve wij.
Ik hoor het graag zeggen dat Terzake en Villa Politica dat allemaal objectief doen en dat die tellingen niet meer van deze tijd zijn. Die tellingen doen wij elk jaar en wij zijn niet de enigen die dat doen. Er zijn ook universiteitsstudenten en mensen die doctoreren over het medialandschap die nagaan in welke mate de politieke partijen aan bod komen in de programma's. Die tellingen geven altijd hetzelfde beeld. Wij hangen aan de staart wat de media-aandacht betreft. Eerst zijn er de grote meerderheidspartijen, dan de oppositiepartijen en dan het Vlaams Belang. U zegt dat die tellingen passé zijn maar voor ons zijn die heel relevant.
Ik begrijp de collega's van het Vlaams Belang niet. De heer Vandenbossche heeft een relaas gegeven van de feiten van de politieke derden tot nu. Het Vlaams Belang is vandaag meer dan ooit, in beeld door de uitzendingen van Villa Politica. Het verschil ten opzichte van vijf, zes jaar geleden is groot. Wanneer de heer Dewinter zijn show opvoert, komt dat rechtstreeks op televisie.
Mijnheer Van Nieuwenhuysen, gaat u beweren dat er een rastertje voor het gezicht van de heer Dewinter komt wanneer hij in beeld verschijnt?
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
Ik zeg alleen dat het geen rechtstreekse uitzending is.
Een ding is zeker: nu komen we niet in beeld.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer Vandenbossche, mijnheer Decaluwe, wat de politieke derden en bij verlenging de afschaffing van de politieke verkiezingsspots betreft, volgt u een bepaalde logica. U vindt dat dit niet meer hoeft.
Er is nu inderdaad Villa Politica. We moeten nu blijkbaar al blij zijn dat als we op de tribune staan, er niet wordt weggezapt. Zover is het al gekomen. U gaat uit van een bepaalde politieke logica. Maar soit, laten we daar niet over klagen. Het zou er nog aan mankeren dat men dat zou doen. Men brengt namelijk een rechtstreeks verslag van een parlementaire vergadering. Maar u functioneert als partij in een heel ander medialandschap dan wij. En dat vergeet u. U zegt dat u dat niet aanbelangt. De heer Decaluwe zegt hetzelfde. Natuurlijk niet. Zoals de heer Verstrepen zegt, zullen de adverteerders wel klaar staan voor de centen van de rijkste partij. Dat is echter net het probleem. Wat dat betreft, hebben we geen toegang tot adverteren op de media zoals andere partijen, buiten de advertenties op pagina 36 van De Zondag en de streekkranten. Dat is net het verschil. Net daarom vinden we het zo belangrijk dat we op een bepaalde manier een verkiezingsboodschap via de openbare omroep kunnen brengen.
Mijnheer Vandenbossche, u zegt dat we toch niet meer gaan tellen wie wanneer in welke programma's verschijnt. Ja, we gaan dat blijven doen! Ik heb het aan de minister van Media gevraagd. Uit het antwoord van twee dagen geleden bleek dat het voor de VRT te arbeidsintensief is om op te lijsten wie wanneer op, bijvoorbeeld, Terzake is gekomen. We hebben wel de lijst van de infotainmentprogramma's. We gaan dat blijven doen. We doen dat niet om alles op een apothekerschaaltje af te wegen. Die tijd van 20 à 25 jaar geleden is gelukkig voorbij. Toen werd rekening gehouden met de sterkte van een partij om ze meer of minder aan bod te laten komen. Dat is nu gedaan. Het gaat inderdaad om de politieke relevantie. We moeten alles dus niet meer op een apothekerschaaltje afwegen. Ik stel echter al jaren vast dat wij geen apothekerschaaltje meer nodig hebben om het onevenwicht te meten, maar een hele bascule. En dus zullen we dat blijven meten, mijnheer Vandenbossche.
We vinden het aberrant dat men in het kader van dit grote ontwerp plots afkomt met een bepaling terwijl men zeer goed weet in welke mediatieke context onze partij moet functioneren. Commerciële spots mogen nu. U weet zeer goed dat dat niet het geval is. Ik kan er ook niet aan doen, mijnheer Decaluwe. De wetgeving over wat in de sperperiode kan of niet kan, wordt federaal geregeld.
We zullen dat regelen. (Gelach)
Mijnheer Decaluwe, die wetgeving is veranderd. Weet u wat er nu is ingeschreven? Dat adverteren op commerciële websites niet mag. En nu komt u ons hier wijsmaken dat we er drie maanden voor de verkiezingen nog voor gaan zorgen dat de federale overheid toestaat dat spots in bioscopen mogen, dat men op commerciële zenders spots mag maken! Laten we elkaar geen Liesbeth noemen. Er was geen enkele reden om via die amendementen die verkiezingsspots op de VRT af te schaffen, tenzij er één goede bedoeling aan ten grondslag lag. U weet in welk mediatiek landschap onze partij al jarenlang moet functioneren.
Mijnheer Van Hauthem, u hebt gelijk als u het hebt over de aanwezigheid op de VRT ten tijde van het Vlaams Blok. Toen kwam u nauwelijks aan bod. Maar nu kunnen we een aantal voorbeelden geven uit ongeveer alle nieuwsprogramma's waarvoor een aantal van uw mensen zijn gevraagd: in De keien van de Wetstraat, in Phara, in Terzake enzovoort. Het gevolg, al dan niet causaal, is dat u van 25 percent naar 18 percent zakt in de peilingen. (Gelach/Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Stassen, als u zich belachelijk wilt maken, dan doet u dat maar.
Daarstraks werd gesproken over de partijfinanciering. Ik zit in de controlecommissie voor de partijfinanciering, ook op het federale niveau. Ik stel vast dat men al gedurende tien jaar alle wetgevingen heeft veranderd om ervoor te zorgen dat we financieel zouden worden drooggelegd en dus ons politiek functioneren zou kunnen beletten. Ook uw partij heeft daaraan meegewerkt.
Als ik het heb over de toegang tot de media, dan heb ik het niet alleen over de VRT maar ook over de geschreven media. Wij krijgen, tenzij per uitzondering, geen vrije tribune meer aan de pers gesleten. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Tenzij je aangevallen wordt, mijnheer Decaluwe, dan mag je toch nog reageren. Als je in De Standaard twee keer wordt aangevallen, mag je reageren. Dat is de uitzondering die de regel daar bevestigt. Dat is het enige, voor het overige is er niets.
In het kader van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) ben ik al een paar keer als waarnemer van de verkiezingen naar het buitenland kunnen gaan, mijnheer Stassen. Dat is zeer boeiend en leerrijk. Weet u wat een van de handregels van de OVSE is om te kunnen spreken van democratische verkiezingen? In het algemeen is dat de toegang tot de media. U zou die vuistregel eens moeten lezen. Ik stel vast dat het medialandschap in Vlaanderen en België - en dan heb ik het niet alleen over het audiovisuele maar over de hele berichtgeving - niet voldoet aan de norm van de OVSE.
Nu leg ik mijn papieren helemaal opzij, mevrouw de voorzitter. Ik was van plan om niet te lang tussen te komen. Ik wil afsluiten. Een ding is zeker: ik zal nu wellicht ook op de zwarte lijst van De Standaard staan, veronderstel ik, gelet op het feit dat ik op de enquête die De Standaard op dit ogenblik voert over de inkomsten van de publieke mandatarissen, heb geantwoord - en ik raad u aan om dat ook te doen, collega's: "Gelieve mij ook de vergoedingen en bonussen van de bestuurders van de nv Corelio toe te sturen, van de werknemers van de nv Corelio, alsmede ook de vergoedingen van de hoofdredacteur omdat ik mij afvraag waarom wij midden in een mediacrisis moeten discussiëren over het afdanken van mensen bij Corelio." Ik heb er geen bezwaar tegen. Ik heb hen alles meegedeeld wat moest worden meegedeeld, denk ik. Het zou interessant zijn voor de commissie voor Media om, in het kader van de discussie over de mediacrisis, alle vergoedingen en bonussen van de betrokkenen te kennen. Dat zou ons helpen om de discussie te voeren.
Wij zijn een hele tijd bezig geweest met de discussie over dit decreet. Ik wil alle commissieleden bedanken voor de wijze waarop wij dit decreet hebben tot stand gebracht. Ik dank ook de beide ministers die Media onder hun bevoegdheid hebben voor de zeer open wijze waarop wij over dat decreet hebben gediscussieerd, te meer omdat wij bij de ARKADE-studie een zitting achter gesloten deuren hebben gehouden en dat ik daarover niets in De Standaard heb gelezen. (Applaus)
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik wil om te beginnen de verslaggevers bedanken voor het uitgebreide verslag. Nu weten ook de mensen die het niet hebben gevolgd waarover het gaat. Ik dank beide bevoegde ministers voor dit ontwerp van decreet en ik wil ook de heer Vandenbossche bedanken voor de manier waarop hij de voorbije vijf jaar dit alles heeft geleid. (Applaus)
Diegenen die de mediadebatten volgen, weten dat het er soms nogal hevig en bijna emotioneel aan toe gaat en dat het niet altijd gemakkelijk is om dit te organiseren.
Dit decreet is een aanpassing van de Europese richtlijn, met een poging om de technologische evoluties om te zetten in decreetgeving. Iedereen die de media volgt, weet dat die omzetting meestal iets later komt, want telkens is er een nieuwe technologische evolutie en volgt een vertaling naar de toch wel specifieke Vlaamse situatie. De Europese richtlijn geldt immers voor de hele Europese Unie, het Vlaamse landschap is toch wel iets anders dan het gemiddelde Europese medialandschap.
Het voorbereidende werk was goed. Er zijn ook na de discussie nog een aantal zaken aangepast. Wij hebben het uitgebreid met de discussie over de politieke reclame op de commerciële televisie en radio en over de afschaffing van de politieke reclame tijdens de sperperiode voor de verkiezingen. Dit debat hebben we al gehad. Ik vind het goed dat we dit hebben gedaan want het is een soort uitvoering en voltooiing van een evolutie die is ingezet met een gedepolitiseerde VRT en die maakt dat men binnen het commerciële landschap ook, als de federale wetgever het zou toelaten, binnen bepaalde regels commerciële boodschappen zal kunnen kopen in de drie maanden voor de verkiezingen.
Ik wil afsluiten met een oproep aan het volgend Vlaams Parlement en aan de volgende Vlaamse Regering. Vlaanderen heeft een sterk medialandschap, met een sterke openbare omroep. In vergelijking met de situatie in andere regio's doet de VRT het goed. De RTBf heeft het in het Franstalig landsgedeelte zeer moeilijk.
We hebben een sterke openbare omroep en ook sterke commerciële omroepen. Een van die commerciële omroepen is in sterke mate in het Vlaamse cultuur- en ondernemerslandschap ingebed. Dat is op zich een vrij unieke situatie. Het is een goede zaak dat we hierover beschikken en dat het in de toekomst zo zal blijven. Ik hoop dat de staten-generaal van de minister-president de positie van de redacties in de schrijvende en audiovisuele commerciële media zal versterken. Het algemeen economisch ondersteuningsbeleid biedt de commerciële mediapartners de kans sterk te blijven. Wat De Persgroep in Nederland heeft gedaan, is op zich ongezien. Die uitbreiding is een vrij knappe realisatie. Het is dan ook een goede zaak dat het algemeen economisch ondersteuningsbeleid ook op de commerciële mediapartners gericht blijft.
Daarnaast pleit ik ook voor een sterke openbare omroep. Over de verhouding tussen de dotatie en de commerciële inkomsten valt te discussiëren. Op dit ogenblik ligt die verhouding vast. De openbare omroep probeert zich binnen die regels te handhaven. Dat kan worden veranderd. Als het ene daalt, is de consequentie dat het andere moet stijgen. De regels die bepalen hoe de openbare omroep zich moet trachten te handhaven, moeten duidelijk blijven.
Ik hoop dat het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering dit sterke openbare en commerciële medialandschap zullen blijven versterken. Groen! zal dit voorstel van decreet goedkeuren. We hebben een aantal amendementen ingediend. We zullen ook tijdens de hoofdelijke stemming voor dit voorstel van decreet stemmen. (Applaus bij Groen!)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, volgens mij hebben we hier, vooral over een welbepaald klein aspect van het voorstel van decreet, al een boeiende discussie gevoerd. Ik wil daar niet veel meer over zeggen.
Ik richt me even tot de verslaggevende diensten van het Vlaams Parlement. Ik hoop dat ze goed opletten en dat ze de juiste Van Dijck op de juiste plaats vermelden. Het gebeurt immers zelden dat eenzelfde amendement door twee mensen met dezelfde achternaam met een andere finaliteit wordt verdedigd. Ik vermeld dit, omdat de eer dan aan de heer Wim Van Dijck kan toekomen indien ze hem hoort toe te komen.
Ik heb een vreemd gevoel bij de bespreking van dit voorstel van decreet. Volgens mij ben ik een van de weinigen die al gedurende veertien jaar het geluk hebben lid van deze commissie te mogen zijn. Ik heb niet altijd een stem gehad, ik ben soms toegevoegd lid geweest. Ik heb media al dan niet ten gevolge van interne afspraken binnen de fractie mogen volgen. In elk geval is veertien jaar een hele tijd.
Ik herinner me heroïsche debatten over de openbare omroep. Ik vond het als pril parlementariër schitterend dat we de naam BRTN in VRT konden veranderen. Uiteindelijk kon ik hier echter niet voor stemmen. Ik vond immers dat de rest van het minidecreet nergens op leek. Dit was mijn rol als lid van de oppositie.
Wat media betreft, hebben we in de loop van deze legislatuur hard gewerkt. Zoals ik al tijdens de commissiebesprekingen heb vermeld, zijn heel wat wijzigingen het gevolg van evoluties op het terrein geweest.
Met dit decreet kunnen we zeggen dat er een tijdelijk orgelpunt is geplaatst, omdat ook hier de evoluties waarschijnlijk de decreetgever voor zullen zijn. Toch zetten we met dit decreet een belangrijke stap en zullen we tot het koppeloton van Europa behoren.
Universiteiten, minister Bourgeois en zijn medewerkers, de administratie, minister-president Peeters, alle mensen op het terrein, de mensen in de hoorzittingen, iedereen heeft een enorme bijdrage geleverd. Sta me toe om me ook even, en ik doe dat heel oprecht, te richten tot de commissievoorzitter, de heer Vandenbossche. Danny, de legislatuur loopt ten einde en we weten ook dat je niet zult terugkomen. Het is niet aan mij om hierover verklaringen af te leggen. Maar ik weet nu al - en dat meen ik oprecht - dat we jou in deze commissie zullen missen. Je hebt duidelijk je eigen visie, en zo hoort het ook, maar je bent ook iemand die enorm goed kan luisteren, iemand die enorm goed mee tonen kan zetten en die respect opbrengt voor andermans meningen, maar je gaat er wel van uit dat die meningen ook onderbouwd zijn. Je geeft ruimte aan debat. Je hebt je rol zeer goed vervuld. Voor media, maar ook voor cultuur, zullen we jou hard missen. (Applaus)
Ik zeg het met enige schroom, omdat het eigenlijk niet aan mij is om dit te zeggen, maar ik wou het toch graag doen. Het gaat over het laatste grote decreet dat bij jou in de commissie is besproken.
Ik denk dat dit een goed Mediadecreet is. Er konden inhoudelijke accenten gelegd worden. De heer Decaluwe heeft er ook al naar verwezen: de duidelijke stappen vooruit die we met mevrouw Stevens kunnen zetten, maken dat we binnen de media ruimte willen voor alle Vlamingen, ook zij die met een auditieve of visuele handicap te maken hebben. Ik denk dat mevrouw Stevens er straks zelf nog iets over wil zeggen.
Mijnheer de minister-president, geachte collega's en vooral leden van de meerderheid, we hebben het toch nodig geacht om vanuit onze fractie drie amendementen in te dienen. Over de eerste twee is al uitvoerig gediscussieerd. Ik ga die discussie niet meer openen, alleen wacht ik nog op het eerste, echte inhoudelijke argument.
Voor het andere amendement, wil ik toch even aandacht vragen. De heer Decaluwe zei dat we de voorbije legislatuur zo'n tien keer het Mediadecreet hebben gewijzigd. Een van de wijzigingen, waarvoor ik mee heb gepleit, was het mogelijk maken van ketenvorming door lokale radio's. Ik vond dat dit nodig was voor de leefbaarheid van vele van deze lokale radio's. Ik vond dat trouwens niet alleen, want anders was het decreet nooit gestemd geweest. Wij hebben toen niet voor niets een bepaling ingeschreven waarvan men nu in de motivering schrijft dat die blijkbaar zonder reden was. Die bepaling stelde dat ook in de ketens minimaal 21 uur programma's van lokale aard moesten worden gebracht. Daar hadden we een reden voor.
De hoofdreden waarom ik toch vraag om dat te behouden, collega's, is omdat we anders te drastisch ingrijpen in de dossiers die lokale radio's destijds moesten indienen om een erkenning te krijgen. Ik spreek nu over het einde van de vorige legislatuur. Er werden dossiers ingediend om zendvergunningen te krijgen en er waren ook heel wat vragen die buiten de prijzen vielen. Als we nu op deze manier wijzigingen doorvoeren, denk ik dat we voor een deel abdiceren wat we hen destijds hebben opgelegd. Ik vraag straks dan ook opnieuw de stemming.
Collega's, dit is een tijdelijk orgelpunt. Ik hoop alleen dat straks ook de nieuwe mediacommissie, het vernieuwde parlement en de nieuwe minister van Media op een even adequate wijze de evoluties zullen volgen en, samen met het veld, ervoor trachten te zorgen dat het medialandschap in Vlaanderen pluriform en sterk blijft. (Applaus)
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat mevrouw Stevens het voorstel van decreet, omgezet in een amendement, zal toelichten. Ik wil alleen onderstrepen dat de samenwerking in de commissie zeer voorbeeldig is geweest. Ik dank evenzeer de voorzitter en de twee ministers die mee de vormgeving van het ontwerp van decreet hebben gerealiseerd.
Ik ben blij, mijnheer Decaluwe, dat we, nu mevrouw Stevens en ikzelf, maar ook de heer Stassen, behoren tot de oppositie, bijna een kamerbrede meerderheid hebben rond een aantal punten. Dat bewijst eigenlijk hoe belangrijk het medialandschap in Vlaanderen is en hoeveel aandacht we daarvoor hebben.
Het landschap is duaal - commercieel en openbaar - en precair. Ik bedoel daarmee dat er een goed evenwicht moet zijn. Als dat verstoord wordt, zal dat de kwaliteiten van ons landschap aantasten. Het is die kwaliteit die ons zo uniek maakt. Ik wil dat ook even onderstrepen en ben blij dat veel mensen die gedachte ondersteunen.
Dit ontwerp van decreet heeft ook de bedoeling om de Europese richtlijn in te voeren. Daarmee zijn we voorbeeldig en we doen dat snel. Daar ben ik ook blij om. We hebben dat goed gemoduleerd. Ook de reclame rond kinderprogramma's hebben we op een wijze manier geregeld. Ik dank u daarvoor.
Dit ontwerp van decreet voorziet ook in een sterke openbare omroep en een heel goed legistiek kader voor die omroep. Dat moest worden bijgestuurd. Ik ben blij dat dat ook zo breed wordt gedragen.
Ik wil afsluiten met mevrouw Stevens nog even in beeld te brengen. We hebben samen een voorstel van decreet geschreven, dat indertijd ook door de collega's mee is ondertekend, over audiodescriptie, ondertiteling Vlaamse gebarentaal en audio-ondertiteling. Het lijkt symbolisch, maar dat is het niet. Het gaat om het principe dat de media ook toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap, wat die beperking ook is. We willen, bij wijze van spreken, kosten noch moeite sparen om die toegankelijkheid ook maximaal te maken.
Collega's, we hebben in het amendement opgenomen dat de Vlaamse Regering, vanuit het parlement, in budgetten voorziet, zodat de Vlaamse Regering ook subsidies kan toekennen voor dit soort toepassingen. Ik denk dat het goed is dat dat gebeurt. In die mate dat ik met de collega's van de meerderheid akkoord kan gaan dat de mensen recht hebben op die toepassingen, maar dat het het evenwichtige landschap niet mag schenden en de draagkracht van onze commerciële zenders niet te boven mag gaan.
Ik wil even uitdrukkelijk beklemtonen dat we een goede samenwerking hebben gehad. Dat resulteert in een effectieve regelgeving, in een toepassing op het terrein. Ik heb liever dat dan boude verklaringen waar we twee krantenregels mee halen. Ik denk dat degelijk werk is geleverd. Ik dank de collega's voor het vertrouwen, want ik heb in die periode zelf politiek een stap gezet.
Het is een goed decreet. Dat mag gezegd worden. (Applaus bij Groen!)
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik had een aantal pagina's opgeschreven, maar ik denk dat ondertussen al zo veel is verteld, dat ik het wat ga inkorten.
Ik vind het een beetje spijtig dat een gedeelte van dit parlement deze mediadecreten verengt tot een puntje in het hele verhaal, als je weet hoeveel amendementen er zijn ingediend, hoeveel discussies er zijn gevoerd en hoe er in de breedte is gediscussieerd. Sommigen verengen het tot een kleine discussie. Die is al gevoerd, ik ga er niet dieper op in. Ik vermoed dat u, in de voortschrijding van de kennis over media, ook hebt gelezen dat voor het eerst uit een onderzoek blijkt dat mensen langer naar het internet kijken dan naar televisie. Dat is een zeer belangrijk signaal. Die stap is gezet.
Dit ontwerp van decreet is een frame, een basis. Het ontwerp van decreet zal straks gestemd worden en het is er eentje van de nieuwe generatie. Een beetje 'granny proof', met oog voor ongeduldige jonge mediaconsumptie. Het is niet een vastliggende regelgeving voor de volgende jaren en dat maakt dit ontwerp van decreet op dit ogenblik zo interessant. Volgens mijn bescheiden mening is de titel zelfs een beetje verkeerd aan het worden. Het is immers breder dan radio en televisie. Toen ik vandaag alles nog eens doornam, besefte ik dat ik de digitale leefwereld mis. Daar wil ik even aandacht voor vragen. Als je als verslaggever alles nog eens minutieus naleest, dan pas vallen de definities en artikels op die van toepassing zijn op ontwikkelingen uit het verleden die al enkele jaren worden toegepast. Dat wil zeggen dat je bent ingehaald en dat alles relatief is. Je moet zorgen voor de nodige plug-ins voor de toekomst.
Ik wil vanuit mijn niet-fractiepositie in de oppositie, alle collega's danken voor het vertrouwen dat er is gegeven en voor de opbouwende discussies in de commissie voor Media, waarbij we politiekoverschrijdend hebben geprobeerd iets neer te zetten voor de sector. We hebben dat niet gedaan vanuit een politieke ivoren toren maar in samenspraak met de sector, met de spelers in de mediamarkt, met hun vragen en opmerkingen, bedenkingen en positieve bijdragen.
Waarom zijn deze mediadecreten zo belangrijk? Omdat ze de basis kunnen vormen van een digitale transformatie die Vlaanderen meemaakt. Zoals ik al zei, gaat het niet meer alleen over radio en televisie. Dat zijn de traditionele media. Media dat zijn tegenwoordig internet, interactiviteit, non-lineaire mediaproducten, gaming, breedband, YouTube, social networks, mobile devices, pda's, web 3.0, semantisch web, DVB-H. U vindt er delen van terug. Morgen zullen we daar op de Staten-Generaal meer over vernemen vermoed ik. Dit is maar een fundament. Volgende legislatuur zullen de discussies boeiender dan ooit zijn. We kunnen Vlaanderen mogelijkheden geven, niet alleen op het vlak van media, maar ook om van digitaal Vlaanderen een economische factor te maken en toekomst te bieden aan de volgende generaties.
Ik vraag nog voor een punt aandacht. Soms moet je het verleden eens bekijken, om niet dezelfde fouten te maken. Ik heb in mijn vroegere carrière jarenlang zeer kritisch gestaan ten opzichte van de regelgeving op het vlak van oude analoge radio. Sommige aanpassingen in dit ontwerp van decreet, laten we eerlijk zijn, komen te laat. De lokaleradiosector is op sterven na dood. We proberen nog wat zuurstof te geven, maar misschien is het te laat.
Hoe is het zover gekomen? Dat kwam door een vorige regelgeving, die daar weinig voeling mee had. Dat is een spijtige zaak. Als Vlaanderen dat in het verleden heeft geleerd, moet het openstaan voor de toekomst en voor de digitalisering op het vlak van radio en televisie. We mogen die fouten niet maken. Het is vermoedelijk uit angst gebeurd.
Ik doe daarom een oproep aan de Vlaamse Regering, eigenlijk zou ik met tot de volgende regering moeten richten: houd niet te veel vast aan het verleden, ook niet wat de zendtechnieken betreft. DAB is 'dead and burried'. In heel de mediawereld wereldwijd zegt men dat dat verleden tijd is. Het is een techniek die er niet zal doorkomen, en ze kost veel geld. Begraaf dat en kijk naar de nieuwe technieken. Zet ook niet te veel in op draadloze televisie. Heb oog voor het draadloze internet, waar al die beeld- en geluidsapplicaties worden doorgestuurd.
Voorlopig heeft niemand er vandaag op gewezen, maar ik wil onderstrepen dat het spijtige aan deze zaak de bevoegdheid inzake Telecommunicatie is. We gaan daaraan voorbij. We mogen hier praten en discussiëren over dit ontwerp van decreet dat zal worden goedgekeurd, en over het fundament en het kader. Als die bevoegdheid niet naar de Vlaamse overheid overkomt, zullen we echter problemen krijgen, hoe goed we de decreetteksten ook maken, hoe goed de komende aanpassingen ook zullen zijn. Op een bepaald ogenblik stevenen we af op een clash, vrees ik. Dat is zeer belangrijk. Dat mogen we niet uit het oog verliezen.
Ik rond af. Verouderde en inconsistente mediadecreten werken remmend. In het verleden hebben ze dat ook al gedaan. Ik vrees dat we in Vlaanderen op sommige vlakken iets hebben gemist. Alles wat te maken heeft met brede media, of het nu digitaal, non-lineair of lineair is, kent steeds minder grenzen. Dat is wat er op het speelbord van de brede media is veranderd. Daar moeten we vandaag oog voor hebben. Het is immers heel gemakkelijk om vanuit het buitenland met de nieuwste technieken projecten in Vlaanderen op te starten, in heel die brede mediaconsumptie waarover we niets te zeggen zullen hebben en waarvan we al evenmin de economische vruchten zullen plukken, ook niet in de toekomst. Dat is dus wat ik vraag, als vervolg op dit ontwerp van mediadecreet: dat we daar meer dan ooit aandacht voor zouden hebben. (Applaus)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, zoals de heer Decaluwe al heeft aangegeven, zou ik graag nog even iets zeggen over het kenniscentrum Mediawijsheid.
Bijna een jaar geleden keurde dit Vlaams Parlement met een ruime meerderheid het voorstel van resolutie goed dat ik samen met vijf collega's had ingediend en waarin we de Vlaamse Regering vroegen een omvattend en coherent beleid te voeren ter ondersteuning van de gamesector in Vlaanderen. We vroegen daarin ook heel concreet aan de Vlaamse Regering "een kenniscentrum Mediawijsheid op te richten bij de Vlaamse Regulator voor de Media, dat kennis verzamelt over de technologische ontwikkelingen, dat wetenschappelijk onderzoek uitvoert of laat uitvoeren naar de effecten en de educatieve mogelijkheden van nieuwe media, zoals internet, games en interactieve software, en dat sensibiliseringscampagnes opzet voor jongeren, ouders, leerkrachten en opvoeders, onder andere in samenwerking met de Gezinsbond, het onderwijstijdschrift Klasse, de sociaal-culturele vormingsorganisaties voor jongeren en volwassenen enzovoort."
Voor een definitie voor het begrip 'mediawijsheid' hebben we inspiratie gevonden bij de Nederlandse Raad voor Cultuur, die in 2005 een voor gebruikers heel toegankelijke definitie heeft gegeven. Die definitie werd trouwens ook vertaald in de recente Europese resolutie van 16 december 2008. Volgens die definitie is mediawijsheid "het geheel van kennis, vaardigheden en de mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe en veranderlijke en fundamenteel gemediatiseerde wereld".
De Vlaamse Regering heeft meteen na de goedkeuring van ons voorstel van resolutie aan de VRM en aan het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, waarvan de VRM ook deel uitmaakt, gevraagd hoe ze dit concreet zouden realiseren. De resultaten van de beide onderzoeken hebben we enkele weken geleden tijdens een interessante hoorzitting kunnen beluisteren.
De conclusie van onze fractie na deze hoorzitting is de volgende. Onze bezorgdheid is dat de volledige opdracht die we in onze resolutie aan het kenniscentrum Mediawijsheid geven, zou kunnen worden gerealiseerd. Daarom lijkt het ons best dat dit kenniscentrum zou worden ondergebracht bij het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Door het centrum onder te brengen bij de VRM zouden we mogelijk voor een aantal nadelige gevolgen kunnen zorgen.
Gezien de heel specifieke kennis en omdat het werkveld van de VRM momenteel gericht is op het medialandschap, is het een kracht voor het kenniscentrum Mediawijsheid, maar anderzijds verwachten we van het kenniscentrum dat het een brug bouwt naar ouders, scholen, jongeren en jeugdbewegingen, met andere woorden naar andere beleidsdomeinen, en naar wetenschap. De opdracht moet dus voldoende ruim uitgebouwd kunnen worden.
Een tweede element is dat we niet het risico willen lopen dat de onafhankelijkheid van de mediaregulator in het gedrang wordt gebracht door hem in een positie te zetten van rechter en partij. In de ruime opdracht, die ik daarnet heb omschreven, zouden we namelijk ook graag hebben dat het kenniscentrum samenwerkt met een aantal organisaties waarop de VRM net toezicht moet houden. Dat zou koorddansen worden tussen een rechter- en partijsituatie.
Zoals tijdens de hoorzitting uitvoerig door de secretaris-generaal van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) werd verduidelijkt, bezit dat reeds een aantal heel interessante instrumenten en ook een heel ruime ervaring op het vlak van een coördinerende functie. Uiteraard zal het departement CJSM hiervoor moeten samenwerken met de VRM als uitvoerende entiteit binnen het departement voor wat de specifieke knowhow betreft die de VRM kan inbrengen. De coördinerende opdracht die het departement nu al vervult in andere domeinen, bijvoorbeeld voor cultuureducatie, zal dus ook van pas kunnen komen bij de coördinerende methodieken die het kenniscentrum Mediawijsheid hoe dan ook zal vergen.
Aangezien de opdracht van het kenniscentrum Mediawijsheid voor onze fractie dus niet uitsluitend de opdracht is van de VRM, vergt dit geen aanpassing van de opdracht van de VRM in dit decreet, en dus dienen wij hiervoor geen amendement in.
De CD&V-fractie roept de minister-president wel op om aan het departement CJSM de opdracht te geven om het kenniscentrum Mediawijsheid uit te bouwen zoals werd omschreven tijdens de hoorzitting. Ook heeft de VRM een aantal heel boeiende zaken aangekaart om deze aanpak volledig te kunnen uitbouwen, omdat die de beste garantie biedt om de geest van de game-resolutie van vorig jaar uit te voeren.
Mevrouw Rombouts, ik wil hier toch even op reageren. Er is een hoorzitting gehouden en ik heb er al veel meegemaakt, maar dit was een bijzondere. Het was namelijk een hoorzitting van de VRM tegen de administratie en van de administratie tegen de VRM. Ik heb nog niet vaak een dergelijke hoorzitting meegemaakt in dit huis.
En ik heb niet dezelfde conclusie getrokken uit de hoorzitting. De conclusie van de hoorzitting is helemaal niet dat ik bereid zou zijn om een amendement in te dienen waarbij de taak zou worden toevertrouwd aan de administratie. Daarover werd nog niets beslist. Er is een resolutie, en daarmee moet men in de toekomst maar doen wat men ermee moet doen.
Ik denk dat ik heb aangehaald wat de CD&V-fractie naar voren heeft gebracht. Wij hebben een hoorzitting gehad waarin inderdaad verschillende elementen aan bod kwamen en waarin heel duidelijk ook de opdracht van beide administraties aan bod is gekomen, zowel die van het departement als die van de VRM. En aangezien de VRM deel uitmaakt van het departement, denk ik dat beide een heel duidelijke taakomschrijving hebben om het kenniscentrum Mediawijsheid uit te bouwen. De enige vraag is natuurlijk waar de coördinerende functie zich bevindt, en de CD&V-fractie stelt voor om die toe te kennen aan het departement.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, beste collega's, ik wil graag verwijzen naar de woorden van de heer Caron, en ik wil hem bedanken voor zijn bereidheid om mee aan de kar te trekken, want we hebben een heel lange weg moeten afleggen voor we u vandaag dit resultaat ter stemming konden voorleggen.
Ik wil ook heel graag alle collega's van de meerderheid danken voor hun bereidheid om tot dit concrete resultaat te komen, en ook de heren Delva en Verstrepen voor de verslaggeving.
Ik dank de heer Delva in het bijzonder om mijn verzuchtingen te vermelden in zijn verslag. Ik zal die verzuchtingen hier dan ook niet meer herhalen.
Het amendement dat artikel 146 in het ontwerpdecreet moet vervangen en dat vandaag op de valreep werd ingediend, is een naar mijn mening eerbare compromistekst, waarin de verzuchtingen die aan de grondslag lagen van ons voorstel van decreet betreffende ondertiteling, Vlaamse gebarentaal, audiobeschrijving en auditieve ondertiteling grotendeels werden opgenomen.
Concreet betekent dit: ?Met ingang van 1 januari 2010 of nadat de private televisieomroeporganisaties gedurende zes opeenvolgende maanden een gemiddeld marktaandeel van 2 percent behalen, voldoen zij aan de volgende voorwaarden binnen de hierna bepaalde termijn: volledige ondertiteling binnen twaalf maanden van het hoofdjournaal - dat is het journaal met gemiddeld het hoogste kijkcijfer - en volledige ondertiteling van alle journaals en 90 percent van de informatieprogramma´s binnen 36 maanden.?
Wat audiobeschrijving, Vlaamse gebarentaal en auditieve ondertiteling betreft, worden in dit voorstel van decreet geen minimumpercentages ingeschreven, omdat Vlaanderen nog de eerste stappen moet zetten op het vlak van Vlaamse gebarentaal, audiobeschrijving en auditieve ondertiteling op televisie.
Het is wel zo dat de volledige ondertiteling van alle Nederlandstalige programma´s het ideaal is. Dat moet het streefdoel zijn.
Uiteraard beseffen wij dat we ons niet kunnen beperken tot de ondertiteling van het journaal en informatieprogramma´s alleen. We zijn er allemaal van overtuigd dat doven en slechthorenden niet alleen recht hebben op informatie, maar ook op ontspanning. In onze hedendaagse maatschappij is televisie een belangrijke bron van ontspanning. Vandaar ook dat in dit amendement wordt vermeld dat de Vlaamse Regering een tijdspad en quota zal opleggen voor audiobeschrijving, Vlaamse gebarentaal, auditieve ondertiteling en - heel belangrijk - ondertiteling van andere programma´s dan nieuws- en informatieprogramma´s.
Dames en heren, dit amendement is een nieuwe stap in de richting van inclusieve televisie. Dit verhaal heeft een heel lange geschiedenis, die begon met een motie van aanbeveling die in 1991 op initiatief van Frieda Brepoels in de toenmalige Vlaamse Raad werd goedgekeurd. Een andere belangrijke stap was de goedkeuring van het voorstel van resolutie van 1999 betreffende de problematiek van personen met een auditieve handicap. Meer recent is er de beheersovereenkomst met de VRT voor de periode 2007-2012, waarin staat dat het ondertitelingsaanbod op de VRT wordt uitgebreid tot 95 percent in 2010, volgend jaar dus. Dat is een hele mooie en grote stap vooruit, en dit dankzij de inspanningen van voormalig minister van Media, de heer Bourgeois.
Nu staan we voor een nieuwe mijlpaal, omdat we via dit amendement nu ook verplichtingen gaan opleggen aan de commerciële omroepen. Wij vinden immers dat ook zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de zeer grote groep personen die blind of slechtziend zijn, doof of slechthorend. Naast de VRT spelen ook de landelijke commerciële omroepen een belangrijke rol in het tv-landschap. Daarom leek het ons ook nodig om een duidelijk kader te scheppen. De herziening van de mediadecreten is een uitstekende gelegenheid om de verzuchtingen van blinden of slechtzienden en dove of slechthorende mensen eindelijk ten volle in te willigen en te concretiseren.
We zijn hiermee niet over één nacht ijs gegaan, collega´s, dat kan ik u verzekeren. Dat spreekt ook vanzelf. Ik ben blij dat er nu een concreet en realistisch voorstel op tafel ligt en dat Vlaanderen ook op dit domein nu eindelijk het verschil kan maken voor blinde en slechtziende en dove en slechthorende mensen.
Dit is geen eindpunt, wel een zeer belangrijke stap in de richting van inclusieve televisie.
Wat betreft de opmerkingen over het kostenplaatje: er zal uiteraard een zekere financiële impact zijn. Maar we mogen dit ook niet overdrijven, zeker niet wanneer we zien hoeveel zogezegd Nederlandstalige programma's al ondertiteld worden omdat er dialect wordt gesproken. Kijk maar naar 'De Planckaerts', 'De Pfaffs', 'Mijn restaurant!' enzovoort. Van daar is het een relatief kleine stap naar een volledige ondertiteling. Bovendien laat het amendement toe dat de Vlaamse Regering subsidies verstrekt.
Collega's, niets belet de commerciële omroepen om extra inkomsten te verwerven via doelgroepreclame. Ik denk aan ondertiteling gesponsord door een hoorapparatenfabrikant of meer algemeen een waspoeder- of frisdrankfabrikant. Zo gebeurt het al sinds begin jaren negentig in Amerika. Voor en na een film of programma staat er: "Deze ondertiteling werd betaald door" en dan de betreffende sponsor. Dat is een mooi kanaal om nieuwe inkomsten te verwerven voor de commerciële omroep.
Ik hoop dat dit amendement eenparig zal worden goedgekeurd en dat de Vlaamse Regering geen minimale maar juist een maximale invulling zal geven aan dit artikel. Pas dan kunnen we zeggen dat de herziening van de Mediadecreten ook een mijlpaal zal zijn op het vlak van inclusieve televisie. Ik wil de commissievoorzitter en alle leden van de commissie nogmaals bedanken. Ik dank vooral de heer Caron voor de medewerking en de steun. (Applaus bij de meerderheid en de N-VA)
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, beste collega's, ik beperk me - tenzij u aandringt op meer felicitaties en dank - tot de twee verslaggevers. Zij hebben prima werk geleverd. Verder dank ik mijn voorganger de heer Bourgeois. Hij heeft heel wat werkzaamheden verricht voor dit ontwerp van decreet, dat ik samen met de commissie heb kunnen afmaken. Ik wil ook alle commissieleden danken en feliciteren. De commissie voor Media is een aparte commissie. Ik dank alle leden voor de gedrevenheid waarmee zij discussies voeren. Ik sluit me ook aan bij de felicitaties voor de voorzitter. Hij heeft dat schitterend gedaan. Ik bedank hem daarvoor.
Mevrouw de voorzitter, beste collega's, hier wordt geschiedenis geschreven. Maar ik weet goed dat in deze sector snel verdere stappen kunnen en moeten worden gezet. De Vlaamse wetgeving is met dit voorstel en ontwerp van decreet vooruitstrevend, en een van de eerste die de richtlijn implementeert. Het maakt ook duidelijk dat de mediasector belangrijk is. Ik ga ervan uit dat de problemen of elementen die nog niet zijn geregeld, snel worden aangepakt. Mijn felicitaties en dank.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.