Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, de bespreking is geopend.
De heer de Kort, verslaggever, heeft het woord.
Het voorstel van resolutie met betrekking tot die beleidsmatige onderbouw werd op 27 mei en 3 juni 2008 in de commissie besproken.
Als eerste indiener stelde de heer Peeters in de commissie dat een integrale benadering van het mobiliteitsprobleem essentieel is. Zonder aandacht hiervoor in de toekomst zal het onmogelijk zijn om tastbare doelstellingen te halen die in overeenstemming zijn met de uitgangsprincipes van het ontwerp van mobiliteitsplan. Bijgevolg is het noodzakelijk metingen te maken en te evalueren. Een echt Mobiliteitsplan Vlaanderen moet worden verankerd in een ontwerp van decreet, waarin een methodiek wordt vastgelegd om te meten en te toetsen. Dit moet leiden tot een meer beleidsmatige onderbouw die bijsturing toelaat, met een meer efficiënte inzet van middelen tot gevolg.
Gezien de prognoses inzake verkeerscijfers vraagt collega Peeters naast aandacht voor de groeiende uitdagingen inzake mobiliteit ook meer aandacht voor de impact op het vlak van volksgezondheid. Tot slot moet de evaluatie grondig en integraal gebeuren. De grote doelstelling op lange termijn is te komen tot een definitie van 'duurzame mobiliteit voor Vlaanderen' en hoe dat kan worden ingevuld.
De heer Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen dateert reeds van 2001 en is gebaseerd op gegevens van 1995 tot 2000. Het heeft zeker zijn verdiensten gehad, maar ik denk dat het anno 2008 achterhaald is en geen voldoende basis meer kan zijn om het huidige mobiliteitsbeleid - en vooral de aanpak van de toekomstige uitdagingen - op te stoelen. Het vraagt dringend om bijsturing. De indieners vragen uiteraard dat de Vlaamse Regering snel werk maakt van een grondige herziening van het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen.
Wij hebben daar natuurlijk onze redenen voor. Ik haal enkele voorbeelden aan. Ik verwijs onder andere naar heel wat gegevens die niet altijd even duidelijk zijn. Men spreekt bij de VRIND-indicatoren over vijf tot zes miljoen verliesuren te wijten aan files. Het Vlaams Verkeerscentrum daarentegen maakt gewag van minstens tien miljoen. Hoe betrouwbaar zijn de gepubliceerde statistieken? Hoe efficiënt is de meetapparatuur? Bij verschillende hoorzittingen hebben zowel de minister als de specialisten toegegeven dat hier een en ander schort. Meten is belangrijk, wil men evalueren en bijsturen, dan moet men over betrouwbare gegevens beschikken.
Aan de andere kant heeft het ontwerp van mobiliteitsplan bijgedragen aan de daling van het aantal verkeersongevallen. Sinds vorig jaar echter is het aantal verkeersslachtoffers - zeker tijdelijk - gestagneerd. Uiteraard, de betreurenswaardige cijfers van verkeersdoden en het aantal licht- en zwaargewonden zijn en blijven een zorg en aandachtspunt. Het uitgangspunt blijft dat elk slachtoffer er één te veel is.
Het Federaal Planbureau heeft vorige week nog meegedeeld dat het verkeer zal blijven toenemen tot 2030, en dit zelfs met 40 percent, waar het zwaar verkeer een heel belangrijk onderdeel van is.
Het was trouwens een beetje verrassend dat de toename van het verkeer tijdens het eerste half jaar van 2008, ten opzichte van 2007 met maar liefst 4 percent is gestegen. We hebben nu reeds congestieproblemen en capaciteitsproblemen voor de verschillende vervoersmodi.
Als het verkeer blijft toenemen, is het gevolg natuurlijk dat het aantal jaarlijks afgelegde kilometers stijgt, dat er een stijgende motoriseringsgraad is van de huishoudens en dat er ook een almaar groter wagenpark wordt gecreëerd. Deze toename van het verkeer heeft uiteraard ook weer andere belangrijke milieugevolgen.
We vragen ook een integrale benadering van de mobiliteitsproblematiek, over alle bestuursniveaus heen: de gemeenten, de provincies, het Vlaamse niveau, maar ook het federale niveau. We stellen immers vast dat iedereen wel plannen heeft, maar dat er veel te weinig onderlinge afstemming is, laat staan een integrale benadering van het hele mobiliteitsvraagstuk.
We vragen ook dat er duidelijk toetsbare doelstellingen zijn die in overeenstemming zijn met de uitgangsprincipes van het Mobiliteitsplan. Deze uitgangsprincipes blijven uiteraard overeind, het zijn met name bereikbaarheid, toegankelijkheid, verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en uiteraard ook een vermindering van de impact op milieu en natuur. Bovendien moet er geïnvesteerd worden in correcte metingen die het mogelijk maken om te evalueren en bij te sturen.
Enkel op deze manier kunnen de beschikbare middelen doelmatiger en efficiënter ingezet worden. Dit is de uitdaging voor de toekomst, en we zijn van oordeel dat de langetermijndoelstelling moet zijn om aan te geven wat duurzame mobiliteit voor Vlaanderen betekent en hoe die kan worden ingevuld, uiteraard rekening houdend met de randvoorwaarden: de relatie tussen beleid, ruimtelijke ordening, internationale aspecten en de inzet van financiële middelen. En indien hierover een politiek voldoende gedragen beslissing bestaat, dan kunnen de nieuwste gegevens, vaststellingen en opgedane kennis vertaald worden in een grondig bijgestuurd en geactualiseerd Mobiliteitsplan Vlaanderen.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, we ondersteunen de bedoeling en de principes van het voorstel van resolutie dat voorligt, omwille van een aantal redenen. Ik sluit me volledig aan bij de heer Peeters over de nood aan evaluatie: waar staan we momenteel, in welke mate werden de vijf strategische doelstellingen uit het verleden gerealiseerd? Ik ben het ook eens met de nood aan actualisering: welke zaken uit het ontwerp van Mobiliteitsplan moeten worden bijgestuurd, en welke kunnen behouden blijven? We zijn er ook van overtuigd dat een betere planmatige onderbouw de consistentie van de mobiliteitsplanning op de verschillende niveaus zal bevorderen.
We kunnen ons volledig scharen achter de principes, maar bij de implementatie zouden we niet graag zien dat er overhaast te werk wordt gegaan, vandaar dat we enkele aanbevelingen hebben voor de Vlaamse Regering. In de eerste plaats vinden we dat het heel belangrijk is dat het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen geëvalueerd en geactualiseerd wordt. Daarna pas kan men de mobiliteitsdoelstellingen en -principes op de verschillende beleidsniveaus decretaal verankeren.
We vinden ook dat er aandacht moet zijn voor de planlast op de verschillende beleidsniveaus. Die planlast moet geminimaliseerd worden. Men moet ook onderzoeken wat de gevolgen zijn van mobiliteitsplanning, zoals van de MOBER's, op de uitreiking van milieu- en stedenbouwkundige vergunningen. Die procedures mogen niet onnodig verzwaard worden.
Tot daar een aantal aanbevelingen, maar met de principes zijn we het dus volledig eens. Daarom hebben we dit voorstel van resolutie mee ingediend, en we zullen het ook goedkeuren.
De heer Huybrechts heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, onze fractie ondersteunt het voorstel van de heer Peeters volledig. Inderdaad, het vorige Mobiliteitsplan heeft zijn verdienste gehad, maar het is voorbijgestreefd en nu hebben we nood aan een geactualiseerd en concreet Mobiliteitsplan dat inspeelt op de noden van vandaag. Dus: onze volle steun voor dit voorstel van resolutie.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.