Report plenary meeting
Actuele vraag over het naleven van de regeling voor het begin en het einde van het schooljaar
Report
Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het einde van het schooljaar is in zicht en de grote vakantie staat voor de deur. Leerlingen, leraars, ouders en directies: iedereen kijkt uit naar de vakantie en het is hen ook van harte gegund. Normaal gezien loopt het schooljaar van 1 september tot en met 30 juni. Aangezien 30 juni 2008 op een maandag valt, hebt u beslist om daar een vrije dag van te maken. In uw Nieuwsbrief van 7 mei 2008 geeft u aan dat dit een vrije dag is voor de leerlingen. Over de leerkrachten zegt u niets. Bij schooldirecties en leraren heerst dus verwarring: eindigt ook voor hen het werk op 27 juni en kunnen ze vanaf dan met verlof gaan? Kunt u daarover duidelijkheid scheppen?
In dat verband kunnen we in de pers lezen dat steeds meer ouders vroeger met vakantie vertrekken. Ze wachten niet tot vrijdag 27 juni, maar gaan al op de avond van donderdag 26 juni met verlof. Dan kunnen we niet voorbijgaan aan een min of meer fundamentele discussie over de samenstelling van de examenroosters. Veel directies organiseren de examens steeds vroeger, waardoor de leerlingen ook vroeger thuis zijn en de periode tussen het einde van de examens en de start van de vakantie enkele dagen telt. Ouders moeten hun werk en vakantie daaraan aanpassen. Omdat de kinderen al thuis zijn, overwegen de ouders om vroeger met vakantie te gaan, want dat is goedkoper.
We hebben er veel begrip voor dat de scholen tijd nodig hebben om examens te verbeteren en te delibereren. Toch willen we van u vernemen of u initiatieven neemt om met de inrichtende machten te overleggen, zodat de komende jaren iets beter samengestelde examenroosters worden aangeboden en de periode tussen het einde van de examens en de start van de vakantie zo kort mogelijk wordt gehouden. En kunt u bevestigen dat de werktaken van de leraren ook eindigen op 27 juni, en zij dus op maandag 30 juni niet meer naar de school moeten?
Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik sluit me graag aan bij wat mevrouw Libert zei. Ik zou het probleem toch in een iets breder perspectief willen plaatsen.
De afgelopen dagen is er veel heisa geweest over het einde en het begin van het schooljaar. Voor veel leerlingen is het positief dat ze na een periode met examenstress nu al met vakantie kunnen. Ook sommige ouders vinden dat positief. In de media kwam echter ook verontwaardiging van ouders aan bod. Het gaat dan vooral om werkende ouders, die problemen hebben met de opvang van de kinderen. Ik denk dat het vooral gaat over kinderen die in de eerste graad van het secundair onderwijs schoollopen. Die ouders maken zich vooral zorgen over het gebrek aan toezicht op de kinderen.
Veel ouders vinden het bijna vanzelfsprekend dat scholen zorgen voor de opvang van de kinderen, uitgerekend op het ogenblik dat scholen een heel belangrijke rol vervullen: op een rustige manier delibereren. Mijn eigen kinderen vinden het positief en plezant dat de leerkrachten een week uittrekken om grondig te delibereren.
De vraag van de ouders kan terecht lijken, maar ik heb er toch een probleem mee dat ouders ervan uitgaan dat scholen op zeer belangrijke momenten in het schooljaar, bijvoorbeeld bij de deliberatie, ook voor de opvang van de kinderen moeten zorgen. Ik vind het een beetje jammer dat door toedoen van de ouders de maatschappelijke nood naar de opvang van kinderen een nieuwe zorgvraag wordt voor de school.
De regelgeving die het mogelijk maakt dat tijdens het schooljaar een beperkte periode wordt vrijgemaakt om op een degelijke manier de prestaties van leerlingen te beoordelen, moet behouden blijven. Elke leerling heeft recht op een weloverwogen en eerlijke beoordeling. Maar er rijst, zoals al gesteld, een probleem rond de opvang van leerlingen. We mogen de oplossing niet alleen van de scholen verwachten. Mijnheer de minister, welke andere oplossing ziet u hier?
Mijn collega heeft ook het probleem aangeraakt dat mensen vroeger met vakantie gaan. Het wordt hier bijna voorgesteld alsof dat ieders recht is. Het is inderdaad voor sommige ouders een goedkopere oplossing om iets vroeger op vakantie te vertrekken. Maar we moeten toch ook kijken naar de problematiek van het luxeverzuim. Je ziet steeds meer ouders vroeger vertrekken, maar ze komen ook later in de maand september terug op school met hun kinderen. Ik wil graag van u vernemen, mijnheer de minister, welke maatregelen u in dit verband zult nemen.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst antwoorden op de precieze vraag van mevrouw Libert over 30 juni. Wij hebben inderdaad beslist dat voor de leerlingen het schooljaar eindigt op 27 juni. Dat is logisch. Waarom zou je hen de maandag na dat weekend nog eens doen terugkomen? Dat zou voor veel ouders een beetje treiterachtig overkomen.
Voor de leerkrachten is het anders. De directies weten dat, en ik heb het bij vele gelegenheden ook al gezegd: voor leerkrachten eindigt het schooljaar op 30 juni. Dat is in hun belang. Neem bijvoorbeeld iemand die tijdelijk is aangesteld in een vacant verklaarde betrekking. Zo iemand moet uit dienst worden gemeld. Hij wordt uit dienst gemeld op 30 juni. Anders moet hij eerder uit dienst worden gemeld. Dat is niet erg interessant voor de betrokkene. Voor tijdelijken in een niet-vacante betrekking is de regeling anders. Daar wordt men uit dienst gemeld op het ogenblik dat er een dienstonderbreking is. Over het algemeen is dat een rechtsbescherming van de betrokken leerkracht. Het is in het belang van de leerkracht dat het contract loopt tot 30 juni. Ik spreek over diegenen voor wie dan de situatie verandert. Ik heb het natuurlijk niet over de vastbenoemden. Dat betekent uiteraard ook dat de directie aan die leerkracht kan zeggen dat zijn opdracht inhoudt dat hij op school moet zijn of dat hij iets moet doen in schoolverband op 30 juni, ook al is voor de kinderen het schooljaar dan al voorbij en de vakantie begonnen. Men weet dat. Maar ik geef toe dat ik daarover dikwijls vragen krijg.
Ik kom nu bij het punt dat u beiden aanraakt en dat ook mij nogal bezighoudt. Ouders die voor het einde van het schooljaar met de kinderen op vakantie vertrekken, ouders die pas op 3 of 4 september met de kinderen terugkomen, en dan het probleem van ouders die geen opvang hebben voor hun kinderen maar die niet op vakantie vertrekken en een aantal dagen voor het einde van het schooljaar voor een gesloten schoolpoort staan. Ik vind dat twee keer een probleem.
Ik heb wel een beetje begrip voor ouders die zeggen dat het goedkoper is om op reis te vertrekken voor de schoolvakantie begint, maar ik vind dat ouders een zeer grote fout maken en in overtreding zijn met de wetgeving op de leerplicht. De kinderen moeten op school zijn. Ze missen soms bijzonder belangrijke activiteiten op school. Ze missen ook de gelegenheid tot oudercontact, dat in een aantal gevallen wordt georganiseerd op het eind van het schooljaar. Ik steun de directies die dit niet aanvaarden en niet met de rapporten achter de ouders willen aanlopen.
In het secundair onderwijs is er dan weer een probleem met scholen die vele dagen voor het einde van het schooljaar geen activiteiten of zelfs geen opvang voor de leerlingen organiseren. Ik heb, opnieuw, wel begrip voor die scholen want er is veel werk met deliberaties, maar ik denk dat we er verandering moeten in brengen. Ik ben dat ook van plan. Ik kom daar dadelijk op terug.
Voor de afwezigheden zijn we de puntjes op de i aan het zetten. Bij het begin van het schooljaar vraag ik vanaf nu een extra en een strenge controle op afwezigheid in het begin van september. Vanaf nu zijn de scholen verondersteld zeer goed in het oog te houden en ook te laten weten wie er de eerste dagen van september niet opdaagt. Bovendien is het zo dat ik de scholen een beleid vraag over ongewettigde afwezigheid of problematische afwezigheid. De scholen moeten dit noteren vanaf dag één. Ook dat 'luxespijbelen' van kinderen die op vakantie vertrekken of die laat uit vakantie terugkomen, is problematische afwezigheid en moet opgevolgd en gemeld worden door de scholen. De scholen moeten daar een beleid tegenover plaatsen.
U weet dat ik vanaf nu ook genereuzer ben - en terecht - met schooltoelagen voor gezinnen met een bescheiden inkomen, maar dat is wel gekoppeld aan afwezigheid op school. Wie herhaaldelijk in de fout gaat, kan een probleem krijgen met die schooltoelage.
Voor het einde van het schooljaar in het secundair onderwijs zal ik een dubbele maatregel voorstellen. Ik ben die aan het uitwerken. Ik wil die ook doorzetten, hoewel er nog overleg nodig is. Om te beginnen wil ik het aantal dagen waarop een secundaire school aan de leerlingen kan zeggen dat er geen les is, verminderen van maximaal 30 tot maximaal 25. Ik wens dat het maximumaantal dagen dat een school kan besteden aan examens, deliberaties en evaluaties, vermindert van 30 naar 25.
Daarnaast wens ik dat de scholen opvang bieden aan ouders en leerlingen die daarom vragen. Liefst zou ik ook hebben dat er zinvolle activiteiten worden georganiseerd. Ik denk niet dat we kunnen dulden dat ouders die allebei gaan werken of alleenstaande ouders die gaan werken, geen opvang hebben voor leerlingen van 12, 13, 14 of 15 jaar en dat die op straat moeten lopen.
Het is dus mijn duidelijke doelstelling om het aantal lesvrije dagen te verminderen, en ik wil dat scholen opvang van leerlingen tot de laatste dag van het schooljaar verzorgen. Op die manier wijzen we scholen op hun verantwoordelijkheid. We moeten ook ouders op hun verantwoordelijkheid wijzen dat ze niet op vakantie vertrekken voor het schooljaar gedaan is en dat ze er bij het begin van het schooljaar moeten staan. Dat zijn cruciale momenten in het leven van de school en dus in het leven van de kinderen. Men moet daar respect voor hebben.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Mijn eerste vraag ging over de aanwezigheid van leerkrachten op 30 juni. Ik begrijp heel goed dat er technische aspecten zijn die een strikte uitwerking vragen, maar ik kan me niet voorstellen dat we aan leerkrachten gaan vragen om op 30 juni voor de klas te staan als er geen leerlingen zijn.
Er zijn ook andere dingen dan voor de klas gaan staan. Overigens beslist de schooldirectie daarover, want het gaat over de rechtsbescherming van die mensen. Iemand die tijdelijk is aangesteld in een vacante betrekking, komt in de werkloosheid terecht.
Maar andere leerkrachten, die niet in die positie zijn, kunnen toch gerust thuis blijven. Ik snap niet dat zij massaal voor lege klassen zullen moeten staan.
Mag ik nog eens herhalen dat er in een school andere dingen zijn dan voor een klas staan?
Mijnheer de minister, u hebt duidelijk gesteld dat scholen een nuttige invulling moeten geven voor de leerlingen, tot de laatste dag. Als we aan ouders vragen om de leerplicht te respecteren en hun kinderen op school te houden tot de allerlaatste schooldag, moeten we ook kunnen verwachten dat de leerlingen een nuttige invulling krijgen. Anders mogen we dat ook niet vragen van de ouders, denk ik.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat het goed is dat met betrekking tot de afwezigheden of het luxeverzuim extra controles zullen worden gevoerd. Mijnheer de minister, ik vind het ook een zeer goede uitspraak dat de verhoogde schooltoelage gekoppeld wordt aan de effectieve aanwezigheid van leerlingen op school.
In de praktijk merk ik dat men vroeger tijdens de laatste schoolweek in veel meer activiteiten voorzag. Ik heb - maar dat is misschien subjectief - een beetje het gevoel dat men daar nu veel soepeler mee omgaat dan een aantal jaren geleden.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat de kinderen ook in de laatste week, vooral voor werkende of alleenstaande ouders, nog zinvolle activiteiten kunnen doen. Ik heb hier gehoord dat eigenlijk iedereen een beetje verantwoordelijk is, zowel de ouders, voor het naleven van de schoolplicht, als de scholen, die opnieuw gesensibiliseerd worden voor het organiseren van zinvolle activiteiten.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer de minister, het is inderdaad een leerplichtonderwijs van 1 september tot 30 juni. Dan is het logisch dat u correct en consequent handelt en dat iedereen aanwezig moet zijn. De ouders weten dat van 1 september tot 30 juni de kinderen op school horen te zijn. Dan hoort er ook opvang te zijn en horen de leerkrachten aanwezig te zijn.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben eigenlijk zeer tevreden met uw antwoord. U stelt duidelijk dat ouders de verantwoordelijkheid hebben om de leerplicht na te leven, maar ook dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om in opvang te voorzien voor de kinderen.
Ik kan u volgen als u zegt maatregelen te willen nemen om het aantal dagen te beperkten, van 30 naar 25. We moeten natuurlijk opvolgen dat dat geen verzwaring is van het examenrooster en er eigenlijk een spreiding gebeurt op het einde van het schooljaar, zoals we zelf verwachten dat de scholen dat gaan organiseren. Maar ik denk dat we ook vertrouwen moeten hebben in de scholen om dat op een positieve manier aan te pakken.
Ik volg u ook volledig als u zegt dat de school zinvolle activiteiten moet organiseren op het einde van het schooljaar. Ik stel vast dat ouders daar soms vragen bij stellen. Zij vragen zich af of het nu zo belangrijk is dat hun kind de laatste dagen van het schooljaar op school blijft, als enkel nog ontspannende activiteiten worden aangeboden en als ze op hetzelfde moment de kans krijgen om tegen veel voordeliger prijzen op vakantie te vertrekken.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat scholen goed nadenken over welke activiteiten ze aanbieden en goed communiceren met de ouders waarom het zinvol is dat hun kind wel op school aanwezig is. De school is perfect in de mogelijkheid, ook al zijn de examens gepasseerd, om nog zeer zinvolle activiteiten te doen met jonge mensen die nog een hele weg hebben af te leggen in onze samenleving. Scholen moeten daar veel aandacht aan besteden in de communicatie naar ouders.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik denk dat dit probleem voor een deel een maatschappelijk probleem is. De voorbije weken is er heel wat over gezegd. Ik heb u ook gehoord in een radioprogramma daarover.
Ik denk dat, zoals u stelt, we zeer consequent moeten zijn. Ik wil toch een onderscheid maken tussen de -12-jarigen en de +12-jarigen. Het is duidelijk dat voor het basisonderwijs, buiten de datum van 30 juni waar nu een beslissing over genomen is, ook de buitenschoolse kinderopvang voor kinderen tot 12 jaar daarop inspeelt. Een korte enquête leert mij dat heel wat buitenschoolse kinderopvang op maandag 30 juni al van start gaat en men niet wacht tot 1 juli. Ik denk dat dat lovenswaardig, terecht en te ondersteunen is.
Het andere probleem stelt zich vooral, denk ik, bij de +12-jarigen en vooral bij de jongeren van de eerste graad van het secundair onderwijs. Ik denk dat we daar stringent moeten optreden. De school heeft wel degelijk een verantwoordelijkheid naar deze kinderen. Niet alleen de data liggen vast, maar men moet ook verantwoordelijkheid nemen.
Ik heb natuurlijk begrip voor het feit dat er evaluaties zijn en dat de scholen niet over één nacht ijs willen gaan bij deliberaties en dergelijke, maar we moeten zoveel mogelijk trachten om de kinderen in de school te hebben tot op het moment dat de vakantie start. Mijnheer de minister, het is in elk geval een klacht die we van ouders hoe langer hoe meer krijgen, dat men geen opvangmogelijkheden heeft.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank de vraagstellers. Ik zou er toch willen voor pleiten om de scholen niet al te veel te stigmatiseren. Het einde van een schooljaar is een periode van grote stress. Heel wat scholen gaan inderdaad goed om met verantwoorde activiteiten, die al worden gepland tijdens de maanden april en mei. Veel scholen huren sportaccommodatie af, werken met de plaatselijke sportmonitoren of werken met trainers van clubs in samenspraak met de leraren lichamelijke opvoeding om hele sporttornooien te organiseren, die zelfs tot drie dagen duren. Ook in culturele centra zijn ze actief. Heel wat scholen zijn goed op weg. We mogen niet alle scholen over dezelfde kam scheren. Dit is trouwens al een heel goede invulling van het concept brede school waar we allemaal aan denken.
Heel wat ervaren leerkrachten maken van 30 juni gebruik om een halve dag te vergaderen, zij het over vakoverschrijdende eindtermen of voor vakvergaderingen. Dat zijn vier tot vijf avonden gespaard in de maand september. Dat is een winstsituatie. Ze bereiden zo het volgende schooljaar voor. Op dat vlak heeft de minister overschot van gelijk.
Ik wil me eerst verontschuldigen bij mevrouw Libert omdat ik haar heb onderbroken. Ik heb dat gedaan omdat ik erg verbaasd was over uw uitdrukking. De leerkracht is al lang niet meer iemand die alleen maar voor de klas staat en een les geeft. Dat is bijna beledigend voor leerkrachten, maar u bedoelt het zo niet. Leerkrachten doen inderdaad ook wat de heer De Cock zegt, namelijk vergaderen in vakgroepen, nadenken over de manier waarop ze het aanpakken, pedagogische studiedagen volgen enzovoort. Wij geven vrij voor pedagogische studiedagen in de loop van het jaar. Waarom zou men dan in sommige scholen - dat is geen verplichting - op 30 juni niet eens samen dingen bekijken? Dat kan, ook al zijn er geen leerlingen meer. Dat kan, maar voor mij moet dat niet. Het is een deel van de normale opdracht van leerkrachten.
Dat brengt me bij het fundamentele punt, mevrouw de voorzitter, namelijk het goede gebruik van de schooltijd. Ik til daar nogal zwaar aan. Ik denk dat enkele mensen dat ook duidelijk hebben gemaakt in de discussie. Als we gelijke kansen willen geven aan alle kinderen in Vlaanderen om het goed te doen dankzij de school, dan zijn het met name die kinderen die niet thuis allerlei boeken hebben, die geen ouders hebben die zelf voortdurend bezig zijn met culturele activiteiten of voortdurend informatie opzoeken op websites, uitstapjes organiseren enzovoort. De kinderen die dat niet hebben - dat is maar een minderheid - hebben nood aan schooltijd, aan tijd samen doorbrengen op school en bijleren op school, bijvoorbeeld goed Nederlands leren spreken. Ik wil de schooltijd die we in Vlaanderen hebben, niet verlengen. Ik ga niet de Nederlandse toer op. Ik wil hem ook niet laten inkrimpen. Ik wil erover waken dat we die schooltijd goed gebruiken.
We hebben in het secundair onderwijs afgerond 180 dagen schooltijd. Daar 30 dagen uithalen als een maximum voor evaluatie, is te veel. Mevrouw Helsen heeft gelijk dat we moeten opletten dat daardoor de examenroosters niet zwaarder worden. Ik denk niet dat dat het geval is als je gaat naar 25 dagen. Beperk wat je lesvrij hebt gemaakt en gebruik die schooltijd met die leerlingen, ze hebben dat nodig.
Waarom is er wel wat druk? Ik heb daar begrip voor. De leerkrachten vandaag moeten veel stipter delibereren. Ze zijn meer gevat door allerlei klachten en juridische procedures. Ze steken meer tijd in deliberaties, dat is de druk van de samenleving. Daar heb ik begrip voor. Daarom ben ik ook wat bang voor een verdere juridisering van wat er gebeurt om en rond scholen. Respecteer het oordeel van de leerkrachten. Het is omdat we zoveel juridiseren dat ze zoveel procedures moeten volgen.
Het moet echter mogelijk zijn die maximale lesvrije tijd wat in te krimpen. Ik wil daar echt mee doorzetten. Ik ben het wel helemaal eens met de heer De Cock. Mijnheer De Cock, veel scholen doen fantastische dingen. Daarnet liep ik door een rij schoolkinderen die op woensdagnamiddag van de trein waren gestapt om Brussel te bezoeken. Op woensdagnamiddag! Dat is fantastisch. Zo zijn er ontzettend veel scholen die leuke dingen doen.
Ik ben het ten slotte eens met mevrouw Helsen: we moeten ouders ervan overtuigen dat het zinvol is, maar de meeste kinderen gaan graag naar de basisschool voor die activiteiten, hoor. Die moet je er niet heen jagen. Dat geldt zeker voor kleuters: die gaan graag. Laten we hier dus de kinderen volgen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor de duidelijkheid over het verlof van de leraren. Al diegenen die daar nu nog aan twijfelden, hebben nu meer duidelijkheid gekregen.
Het incident is gesloten.