Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De minister is opgebeld en is op komst. Wilt u daarop wachten? (Instemming)
De vergadering wordt geschorst om 10.26 uur.De vergadering wordt hervat om 10.39 uur.
We hervatten de vergadering.
De heer Vermeulen, verslaggever, heeft het woord.
Collega's, voor ons ligt het ontwerp van decreet tot wijziging van het Kunstendecreet. Het werd op 24 april toegelicht door de minister, op 13 mei organiseerde de commissie een hoorzitting met vertegenwoordigers uit de sector en op 22 mei werd het ontwerp in de commissie besproken en goedgekeurd. Voor een uitvoerig verslag verwijs ik naar het schriftelijke verslag, hier en nu beperk ik mij tot de hoofdlijnen.
Dit ontwerp van decreet wil enige wijzigingen aanbrengen aan het Kunstendecreet dat bij aanvang van deze legislatuur effectief in werking trad, en algemeen zeer gunstig werd en wordt onthaald. De realiteit bracht in de voorbije jaren echter een aantal punten aan het licht die voor verbetering vatbaar zijn. Daarom was een beperkt ontwerp van wijzigingsdecreet nu nog aangewezen. De wijzigingen betreffen enerzijds een aantal technische correcties, het wegwerken van onduidelijkheden en een aanzienlijke planlastvermindering. Anderzijds wordt meer aandacht en ruimte gemaakt voor de noden van individuele kunstenaars en een hogere kwaliteitszorg bij beoordeling en evaluatie. Over deze thema's, deze aanpassingen, was grote eensgezindheid binnen de commissie.
Dat geldt ook voor de aangepaste regeling in verband met de enveloppenfinanciering voor structureel gesubsidieerde organisaties. Als hun enveloppe boven een bepaald bedrag ligt, komen zij voortaan niet meer in aanmerking voor bijkomende projectsubsidies. Zo krijgen kleinere organisaties en typische projecten, innoverend of niet, meer kansen. Er zijn meer dergelijke bijsturingen.
Meer discussie was er over het afschaffen van de 'koppelsubsidies', dat is de financiering van enkele grote huizen, niet enkel door de Vlaamse Gemeenschap, maar ook door steden en provincies. Deze regeling in het Kunstendecreet was niet afdwingbaar - er was geen stok achter de deur - en zorgde nogal eens voor onzekerheid bij de betreffende instellingen. Enkele collega's uitten hun bezorgdheid over deze afschaffing en stelden dat daarmee het probleem van de financiële onzekerheid van de huizen niet wordt opgelost. Andere collega's pleitten ervoor om nu zeker met steden en provincies heldere afspraken te maken over 'wie financiert wat'. Het is een afspraak over kerntaken in plaats van een decretale verplichting.
Er was het meest commotie en discussie, zowel bij de hoorzitting als bij de bespreking, over de komende subsidieronde en de bijbehorende termijnen. De volgende drie mogelijkheden werden daarbij gewikt en gewogen en tegen het licht gehouden. A, het decreet gaat ongestoord zijn gang en over een jaar beslissen we voor de daaropvolgende twee en vier jaar. B, we beslissen volgend jaar niet, een mogelijkheid die in het decreet staat, waardoor alle subsidies automatisch met één jaar verlengd worden, en de volgende minister een ronde van twee en vier jaar beslist. C, het decreet aanpassen voor de uitzonderlijke situatie van een verkiezingsjaar: volgend jaar wél beslissen, maar voor een termijn van drie jaar, twee en vier vervallen voor één keer.
Ik zal niet al die redeneringen herhalen, maar de belangrijkste invalshoeken in dit debat waren de politieke versus de culturele logica en hoe ze sporen, de vraag hoe je best continuïteit realiseert, inhoudelijk en financieel, en de beleidsruimte die een volgende minister van Cultuur - want ook na deze minister komen er ministers van Cultuur - al dan niet moet hebben. Het decreet heeft daarvoor de instrumenten. Ook de praktische consequenties van een beslissingsronde in tijden van demissionaire parlementen en opstartende regeringen, en zelfs de optie om in de toekomst voor vijfjarige termijnen te gaan, lagen op tafel.
Hoe dan ook, het debat was intens, want aan alle mogelijkheden die de revue passeerden, zaten hoeken en kanten. De meerderheid volgde het voorstel in het wijzigingsdecreet, namelijk de driejarige termijn in het uitzonderlijke geval van een verkiezingsjaar, een jaar dat we, zoals u weet, volgend jaar hebben. De appreciatie hiervan ging van 'minst slechte oplossing' tot 'best beschikbare bepaling'. De oppositie volgde het voorstel in het decreet niet.
In dit verband uitten wel alle collega's de bekommernis dat er in elk geval snel duidelijkheid moet komen. De sector leeft betreffende die termijnen, al te lang in onzekerheid en de dossiers moeten binnen. Om aan de sector tegemoet te komen, werden overigens, in dit verband en via amendement, de indiendata aangepast.
Tot slot werd, eerst door de sector, maar ook door een aantal collega's gepleit voor een, in de nabije toekomst, diepgaande evaluatie en reflectie betreffende het Kunstendecreet. Maar er werd eveneens gepleit, onder meer door de voorzitter, voor een periode van decretale rust.
Collega's, ik besluit. Bij de artikelsgewijze bespreking werden meer dan dertig amendementen ingediend. Het zal u niet verbazen dat alle amendementen van de meerderheid werden aangenomen, wat niet geldt voor die van de oppositie. Het aldus geamendeerde ontwerp van decreet tot wijziging van het Kunstendecreet werd in de commissie van 22 mei aangenomen met zeven stemmen bij twee onthoudingen en wordt nu voorgelegd aan de plenaire vergadering. Ik dank u, en leve de kunst! (Applaus)
De heer Delva heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wens in de eerste plaats de verslaggever te bedanken voor zijn heel duidelijke en verhelderende verslag.
Onze fractie kan zich zeker vinden in dit wijzigingsdecreet. Naast de louter technische verbeteringen aan het decreet zijn wij onder andere tevreden over volgende aanpassingen. Ten eerste zijn er duidelijke elementen in de tekst die zullen leiden tot een sterke vermindering van de planlast. Ten tweede is het duidelijk dat we naar een meer stringente kwaliteitszorg gaan bij de beoordeling en de evaluatie. Ten derde denk ik dat de situatie voor de individuele kunstenaars fel zal verbeteren via meer vormen van ondersteuning en subsidiemogelijkheden. Ik voeg hier onmiddellijk aan toe dat de financiële middelen natuurlijk zullen moeten volgen, want anders zal dit aangepaste luik van het decreet dode letter blijven.
We zijn ook tevreden dat via een aantal amendementen die we met de meerderheidsfracties hebben ingediend - de verslaggever heeft erop gealludeerd - toch gedeeltelijk een antwoord gegeven kon worden op de vragen en bekommernissen die de sector meegaf tijdens een hoorzitting. Wat ook naar voren kwam in de hoorzitting, was dat de sector hoopt op een meer grondige evaluatie en op overleg bij een volgende wijziging van dit belangrijke decreet, maar het spreekt voor zich, en iedereen had daar in de commissie begrip voor, dat een dergelijke diepgaande evaluatie pas kan plaatsvinden nadat men de effecten van dit decreet met meer feitenmateriaal in kaart gebracht zal hebben.
Een moeilijke discussie was ongetwijfeld de aanpassing van de subsidieperiode in een verkiezingsjaar, waarvoor we van twee- en vierjarige erkenningen naar driejarige erkenningen gingen. Ook hierop alludeerde de verslaggever. We brengen even in herinnering dat CD&V dit element natuurlijk al had aangekaart bij de initiële goedkeuring van het Kunstendecreet in 2004. Wij stelden toen reeds een alternatief voor: het brengen van de subsidieperiode op vijf jaar. Daar waren voordelen aan en ook een paar nadelen. Het is wel zo dat er tijdens de hoorzitting geen unanimiteit was over een echt alternatief voor wat in dit ontwerp van decreet vandaag voorligt. Het is zo, collega's, dat het systeem van de driejarige erkenningen zeker geen schoonheidsprijs verdient, maar we nemen het toch op in het wijzigingsdecreet.
Zoals ten overvloede bleek uit de discussie in de commissie, zitten we hier pal in het spanningsveld tussen de politieke logica, met inbegrip van het probleem van het democratische gehalte van de te nemen subsidiebeslissingen, en een logica inzake cultuurmanagement. Ik besef dat de gekozen oplossing niet optimaal is, maar het bleek, ondanks verkenningen van meerdere pistes, niet mogelijk een betere oplossing te vinden die rekening hield met het vraagstuk van de democratische legitimiteit van de te nemen beslissingen.
Over de afschaffing van de zogenaamde koppelsubsidies zijn we niet erg enthousiast. In dat kader vragen we aan de minister dat ook hierover een degelijk kerntakendebat wordt gevoerd en dat er met de lokale besturen, die een structureel gesubsidieerde kunstenorganisatie op hun grondgebied hebben, duidelijke afspraken worden gemaakt in het kader van het decreet Lokaal Cultuurbeleid.
Het is voor ons duidelijk dat met dit wijzigingsdecreet het debat niet ten einde is. We sluiten ons dan ook aan bij de vraag van onder andere oKo om tijdens de volgende legislatuur, als het decreet meer effecten zal hebben gegenereerd, een grondiger evaluatie te doen van het Kunstendecreet, om daarna, op basis van een dialoog met de sector, tot een globale herziening van dit decreet te komen.
Ik denk dat er dan zeker aandacht moet worden besteed aan een aantal elementen die door de sector naar voren werden gebracht tijdens de hoorzitting, en die we ook al aangegeven hebben tijdens het debat in de commissie.
Conclusie: wij keuren dit ontwerp van decreet goed, maar dringen tegelijkertijd aan op de volgende drie elementen. Eén: een snelle bekendmaking van de uitvoeringsmodaliteiten. Twee: een billijk budget voor de uitvoering van alle aspecten van het decreet. Drie: een uitvoerig debat met de sector, om tot een grondige evaluatie van het Kunstendecreet te kunnen komen tijdens de volgende legislatuur. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het ontwerp tot wijziging van het Kunstendecreet verbetert een aantal tekortkomingen van het decreet van 2004. Met dit ontwerp van decreet wordt de regelgeving transparanter en uniformer. Technische mankementen worden omwille van de werkbaarheid aangepast, procedures worden binnen het decreet, alsook met andere decreten, op elkaar afgestemd.
Ook de planlastvermindering gaat in dit ontwerp van decreet onverkort voort. Het voorleggen van een actieplan per werkingsjaar in plaats van een aangepast meerjarig beleidsplan en de geactualiseerde beleidsplannen, en het schrappen van een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van de beheersovereenkomsten met de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap zijn daar voorbeelden van. Het zijn aanpassingen die door de sector als positief worden aanvaard.
De wijzingen van het decreet gaan echter verder dan technische en procedurele aanpassingen. Ook inhoudelijk wordt er wat bijgeschaafd, terwijl dat in eerste instantie niet de bedoeling was.
Het voorliggende ontwerp van decreet versterkt zo de ondersteuning en de rol van de individuele kunstenaar. Het is positief dat kunstenaars niet langer verplicht zijn om een organisatiestructuur rond hun artistieke werken te bouwen om voor subsidiëring in aanmerking te komen. Dat de individuele kunstenaars terecht moeten kunnen bij de grote organisaties en instellingen die beschikken over een eigen infrastructuur, is evident.
Open Vld meent dat het voorwaardenscheppende beleid zo ruim mogelijk moet zijn. Creatie en beleving moeten in een gunstig klimaat kunnen gedijen. Het beleid moet kunstenaars de vrijheid geven om individueel te werken, te werken binnen eigen, onafhankelijke structuren, in organisatieverband, ofwel binnen de grote, culturele instellingen, indien zij dat zelf willen. Het voorliggende ontwerp van decreet komt daaraan tegemoet.
Wat het bijsturen van de subsidiesystemen voor de individuele kunstenaars en vooral de inspanningen van de structureel gesubsidieerde organisaties voor de kunstenaar betreft, vraagt Open Vld weliswaar op vrij korte termijn een evaluatie.
Het ontwerp van decreet gaat voluit voor het principe van de enveloppesubsidiëring. Het uitsluiten van meerjarige gesubsidieerde organisaties, met inbouw van een plafond van 300.000 euro, van andere projectmatige subsidies zal meer duidelijkheid en transparantie brengen.
De grote organisaties worden op die manier mee geresponsabiliseerd. In dit kader stelde de Adviescommissie Kunsten tijdens de hoorzitting in de commissie Cultuur dat er binnen het kunstenlandschap een onevenwichtige ontwikkeling tussen grote en kleine organisaties zou bestaan, ondanks de toename van de subsidies. Volgens deze adviescommissie zien de kleinere of nieuwe organisaties het bos door de bomen niet meer, terwijl de grote gevestigde organisaties zich gedragen als subsidieshoppers die ongelofelijk bedreven zijn in het machtigen van subsidies.
De enveloppensubsidiëring voor de grote organisaties komt tegemoet aan de gestelde kritiek. Wat de kleinere organisaties betreft die nog wel in aanmerking komen voor afzonderlijke projectsubsidies, meent Open Vld dat het belangrijk is dat zij worden geïnformeerd over de verschillende subsidiekanalen.
Ik wil de twee heikele punten in dit ontwerp van decreet niet uit de weg gaan, namelijk de driejarige subsidieperiode en het afschaffen van de koppelsubsidies. Er is heel wat te doen geweest over de invoering van de driejarige subsidieperiode in een verkiezingsjaar. We worden hier geconfronteerd met een culturele logica tegenover een politieke logica, zoals iemand het tijdens de hoorzitting verwoordde.
Open Vld houdt zich aan het compromis dat binnen de regering is afgesloten. Weliswaar moet worden nagedacht over het voorstel dat de voorzitter van de sectorraad voor Kunsten en Erfgoed tijdens de hoorzitting heeft gelanceerd om de subsidieperiode af te stemmen op de regeerperiode van de Vlaamse Regering.
Open Vld staat achter de afschaffing van de koppelsubsidies. Daar zijn in het verleden al heel wat problemen mee geweest. Niet alle overheden voelden zich verplicht om een beslissing te volgen waar ze zelf niet bij betrokken waren. Bovendien bestaat er geen instrument om koppelsubsidies hard te maken. De betrokken organisaties waren het kind van de rekening.
Het afschaffen van koppelsubsidies getuigt van meer respect voor de autonomie van de lokale overheden. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat binnen het decreet Lokaal Cultuurbeleid heel wat middelen worden toegekend aan de gemeenten opdat zij hun beleid optimaal zouden kunnen invullen. Het is evident dat tijdens de besprekingen rekening wordt gehouden met deze problematiek met het oog op de convenanten in het kader van het lokaal cultuurbeleid.
Open Vld zal dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is de eerste keer in drie beleidsperiodes dat mijn fractie een decreet over kunst en cultuur niet zal goedkeuren. We zullen zelfs tegenstemmen. Dat is bizar voor mijn fractie want wij hebben het kunst- en cultuurbeleid altijd bekeken vanuit het domein zelf en nooit vanuit de partijpolitieke bestuurslogica van meerderheid tegen oppositie. Bij ons ging het telkens om de inhoud. Ik vind het dan ook een pijnlijke zaak dat we vandaag worden gedwongen om tegen dit ontwerp van decreet te stemmen.
Het Kunstendecreet werd aan het einde van de vorige legislatuur eenparig goedgekeurd. Het was een mooie poging om heel het kunstenlandschap te herstructureren. Daarbij werden een aantal regels opgesteld over wie wat voor welke periode kon krijgen. Wanneer men nu een aantal technische verbeteringen wil aanbrengen aan het Kunstendecreet, dat inderdaad nogal breed is opgevat, dan zijn wij de eersten om dat goed te keuren. Tijdens de vorige legislatuur, toen Groen! er nog bij was, werd afgesproken dat het Kunstendecreet tijdens de volgende legislatuur en op basis van een aantal schoonheidsfouten en tekortkomingen zou worden bijgestuurd. Wij zouden dat als loyale partners goedkeuren. De meerderheid heeft zich echter niet aan die afspraak gehouden. Zij is veel verder gegaan dan de technische opkuis van het Kunstendecreet, onder meer voor wat de koppelsubsidies betreft. Ik kan het als volgt samenvatten: er is een probleem, dat probleem staat in een decreet, dus we schaffen de decreetsregel af en het probleem bestaat niet meer.
Indien het zo simpel was, dan kunnen we nog veel decreten maken om situaties op te lossen. Zo eenvoudig is dat echter niet. Het klopt dat er een probleem is met het feit dat de hogere overheid of de Vlaamse Gemeenschap aan de Vlaamse gemeenten en provincies zegt dat ze mee verantwoordelijk zijn voor bepaalde cultuurhuizen en dus mee moeten betalen. Dat zou dan geregeld worden in een decreet. Dat kan niet hard worden gemaakt. In het begin van de vorige legislatuur, bijna tien jaar geleden, werd daarom het kerntakendebat opgestart. Dat heeft niet tot resultaten geleid. En vandaag zetten we dan in een decreet dat het probleem niet meer bestaat. We nemen in het decreet op dat het niet meer moet. Zo simpel liggen de zaken echter niet.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mijnheer Stassen, ik kan uw redenering volgen. Tijdens de vergadering in de commissie over het Kunstendecreet heb ik mijn mening al gezegd. Als we het hebben over het probleem van de koppelsubsidies, dan gaat het met name over de stadstheaters. In het compromis dat we tijdens de vorige legislatuur hebben bereikt over het Kunstendecreet, werd die koppelsubsidie verder ingeschreven. De praktijk heeft echter uitgewezen dat sommige overheden, en met name de provincie Antwerpen, want over die overheid gaat het, die regeling inzake de koppelsubsidies niet respecteerde.
Ik begreep ook wel de redenering van de minister op dat vlak. Doordat lokale overheden hun verplichtingen niet nakwamen, kwam de subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor die huizen in gevaar. Ik blijf bij mijn stelling. Geen enkele minister van Binnenlandse Aangelegenheden heeft al maatregelen genomen ten aanzien van de begrotingen van de lokale overheden als ze die regeling betreffende koppelsubsidies niet naleven. Men voerde die verplichting niet uit bij het toezicht op de koppelsubsidies. Men geraakt in een soort patsituatie.
Ik volg uw redenering. Het was belangrijk die koppelsubsidies op te nemen. Aan de andere kant weet ik dat zelfs al waren ze opgenomen, bepaalde overheden die regeling niet naleefden. Nu ze niet meer worden opgenomen in het Kunstendecreet blijft het probleem bestaan met die ene overheid. In Gent is er geen probleem en in Brussel ook niet meer. Het gaat hier over één overheid. Ik lig er niet echt wakker van dat de koppelsubsidies uit het decreet zijn verdwenen. Het probleem blijft hetzelfde, of ze er nu in staan of niet.
Het vertrekpunt was enkele technische correcties aan te brengen. Nu gaat het veel verder dan wat technische correcties.
Uw uitleg is zeer correct. Ze toont alleen aan dat de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Regering de discussies met de burgemeesters in de randgemeenten veel belangrijker vindt dan die over een cultuurbeleid. Dat is een pijnlijke vaststelling. Het cultuurbeleid is blijkbaar niet van die aard om een aantal gemaakte afspraken, die kamerbreed werden goedgekeurd, ook door alle partijen die deel uitmaken van de bestendige deputatie van de provincie Antwerpen, echt hard te maken. Het belang van cultuur, van kunst en van kunsthuizen is blijkbaar niet zo belangrijk als dat van een aantal symbooldossiers. Dat is een pijnlijke vaststelling die we samen kunnen maken. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Ik heb het niet over u, mijnheer de minister. De politieke vaststelling is dat niet wordt opgetreden als een decreet, dat unaniem werd goedgekeurd, niet wordt uitgevoerd door een provinciale overheid. Over andere toestanden is er wel heel wat heisa.
Ik wil de zaken niet met elkaar vergelijken, maar dit is wel een duidelijke vaststelling. Dat is ook de eerste reden waarom we dit ontwerp niet zullen goedkeuren en zelfs tegen zullen stemmen.
Een tweede, en ook belangrijkste reden waarom we tegen zullen stemmen, is de structurele ingreep betreffende de erkenningsperiodes in het kunstenlandschap. Daarnet heb ik gezegd dat een van de essentiële elementen in het Kunstendecreet het samenbrengen van een aantal kunstdisciplines in één decreet en het ordenen van de erkenningen en subsidiëring in een aantal periodes was. Daarrond werd dan een redenering opgebouwd. De grote, gevestigde organisaties krijgen op basis van een dossier een goedkeuring voor vier jaar. Ze moeten een beleidsplan voorleggen, dat wordt gecontroleerd.
De nieuwe organisaties kunnen projecten indienen. Op dit vlak vormt het Kunstendecreet een duidelijke verbetering ten opzichte van het Podiumkunstendecreet en de andere voorgaande decreten. Het is nu mogelijk een embryonale werking te organiseren en als projecten te laten subsidiëren.
Tussen beide categorieën in bevindt zich de tweejaarlijkse erkenning. Die erkenning biedt nieuwe organisaties de kans door te groeien. Ze biedt tevens een herkansing aan de organisaties waarvan is vastgesteld dat ze in de loop van de voorgaande periode niet zo goed hebben gewerkt. Die organisaties kunnen zich bewijzen en weer naar de vierjaarlijkse erkenning doorstromen. Indien ze zich niet bewijzen, moeten we de subsidies schrappen.
Het gaat om een zeer logische redenering. Ze is op een bestuurslogica en niet op een cultuur- of kunstbeleidslogica gebaseerd. Die logica wordt nu eenzijdig doorbroken. Omdat er in juni 2009 verkiezingen zijn, worden de vier- en de tweejaarlijkse periode tot een driejaarlijkse periode samengeklutst. Het is een gemakkelijke berekening. Tweemaal vier is zes, wat gedeeld door twee drie geeft. Door een periode van drie jaar in het leven te roepen, wil de minister alles oplossen. Hij wijkt hiermee echter af van de fundamentele beleidskeuzes die in het Kunstendecreet zijn gemaakt. Dit gaat helemaal in tegen de afspraken die bij de aanvang van de bespreking van het voorliggend ontwerp van decreet zijn gemaakt. Het zou immers om een aantal technische verbeteringen aan een in april 2004 unaniem goedgekeurd decreet gaan.
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, aangezien ik de werkzaamheden van de commissie voor Cultuur slechts bij mondjesmaat volg, neem ik hier met enige schroom het woord.
Ik denk dat de heer Stassen overdrijft. Er kan over deze minister veel worden gezegd. Hij heeft bepaalde zaken niet gedaan. Hij heeft ook een aantal zaken wel gedaan. Het gaat dan onder meer om het verstrekken van bijkomende middelen aan de kunstensector en aan de culturele sector in het algemeen. Door middel van de invoering van de reeds aangehaalde periodes heeft hij rechtszekerheid geschapen. Dit is belangrijk. De sector weet waar hij aan toe is. Niemand kan stellen dat het cultuurbeleid dat de Vlaamse Regering de voorbije jaren heeft gevoerd tot een soort crisissfeer heeft geleid. Er zijn helemaal niet te weinig middelen. In de huidige context vind ik het verantwoord dat de meerderheid de gevolgde filosofie decretaal wil doortrekken.
Ik beweer niet dat we tijdens elke legislatuur aan de subsidieperiodes moeten morrelen. Er is hier evenwel een spanningsveld. Het uitgangspunt van de minister is legitiem. We hebben de discussie in alle openheid gevoerd. De sector komt op zich niets te kort. Er is een financiële zekerheid en een rechtszekerheid.
De meerderheid wil het te voeren cultuurbeleid niet tot het einde van de volgende legislatuur betonneren. Dat lijkt me wat te negatief uitgedrukt. Ik vind de wijze waarop deze discussie is gevoerd niet overdreven. Ik heb echo's van de hoorzittingen in de commissie voor Cultuur opgevangen. Indien ik in een van de grote sectoren zou werken, zou ik daar ook mijn eigen sector hebben verdedigd. Dat is geen beschuldiging van particularisme. De koepels van de instellingen vinden onze idee niet goed. Ik had niet anders verwacht.
Ik vind dat we twee principes op een goede, genuanceerde en rechtvaardige wijze hebben afgewogen. Het gaat hier om niets meer of minder. Het staat de heer Stassen vrij hier een groot filosofisch of ideologisch debat van te maken. Ik denk niet dat het dat eigenlijk is.
Ik ben zeker geen filosoof. Ik ben eigenlijk ook geen ideoloog. Ik bekijk de zaken praktisch en pragmatisch. In het Kunstendecreet van april 2004 zijn een aantal pragmatische keuzes gemaakt. Het decreet vormt de technische uitwerking van een basislijn, met name de opdeling tussen de opstartfase, de tweejaarlijkse erkenning en de vierjaarlijkse erkenning. Die lijn volgt uit een bestuurslogica en niet uit een cultuurlogica. Indien we die opdeling veranderen, halen we die bestuurslogica onderuit.
De gehanteerde argumentatie is zelfs niet politiek, maar partijpolitiek. De politieke argumentatie kan niet worden gebruikt. In april 2004 heeft het Vlaams Parlement het Kunstendecreet immers op basis van de politieke logica unaniem goedgekeurd. Die politieke beslissing is op basis van een bestuurslogica genomen. Dit is de redenering die toen is gevolgd. Het Kunstendecreet is hierop gebaseerd.
Het zijn verkiezingen op het moment dat de zaken voor twee en vier jaar moeten worden vastgelegd. Een autonoom parlement heeft in april 2004 een bepaalde beslissing genomen en een bestuurslogica vastgelegd. Het argument om dit te veranderen omdat er een nieuw parlement wordt samengesteld in juni 2009, kan alleen zijn dat er dan misschien andere fracties en anders samengestelde fracties zullen zijn. Hier wordt een puur partijpolitieke logica bovengehaald. Die is niet ideologisch of filosofisch. De bestuurslogica van het Kunstendecreet van april 2004 is uitgemond in dit decreet. Het had de steun van alle fracties op dat moment. Dit wordt nu verlaten omdat er in 2009 misschien een ander parlement zal zijn samengesteld.
Ik wil de redenering van de heer Stassen wel volgen. Ook in de commissie heb ik gezegd dat ik hier helemaal niet gelukkig om ben. Ik heb de indruk dat er vrij weinig gelukkig waren met de drie jaar. Er bestaat nu echter eenmaal zoiets als het bereiken en naleven van een compromis. U kent dat nog uit de vorige legislatuur. Ik vind niet dat het een gelukkig compromis is, maar het is er. Ik zal het straks ook goedkeuren omdat het een compromis is.
Ik vind dat de heer Thielemans tijdens de hoorzitting in de commissie een goede suggestie heeft gedaan. Hij suggereerde om de termijnen opnieuw te bekijken en ze op een of andere wijze te koppelen aan de regeringsperiode. Daar moeten we over nadenken.
Ik wil even wijzen op een logica die ook in het Kunstdecreet zat. Er is een grote autonomie in de kunstensector. Via beoordelingscommissies worden adviezen geformuleerd. Tijdens de discussie over het Kunstendecreet was er de vraag op welke wijze de minister en de regering nog beleidslijnen kunnen trekken of een kader kunnen scheppen. Via de beleidsbrieven en de beleidsnota kan een minister van Cultuur een kader scheppen waarin accenten worden gelegd, waarbinnen beoordelingscommissies weten hoe ze moeten functioneren, waarbinnen lijnen kunnen worden getrokken die nadien door de minister moeten worden gehonoreerd. Er wordt in elk geval een kader geschapen. Ik vind dat een belangrijk element in deze discussie, los van politiek versus cultuur omdat dit het niet altijd is.
Als we de huidige periode één jaar verder laten lopen, zal een volgende minister van Cultuur sowieso met zijn beleidsnota niets kunnen aanwijzen omdat de dossiers binnen zijn. Als we de vier jaar gewoon laten lopen, zal dit wel kunnen. Dan zal de termijn waarin dit wordt toegepast de volgende regeerperiode zijn. Men zit altijd ergens in de knoop over op welke manier een regering of minister een beleidskader kan scheppen.
Als u in een volgende regering geroepen bent om over cultuur uw zeg te doen, lijkt het me logisch dat u bepaalde accenten wilt leggen, wetende dat er een grote autonomie is en een grote continuïteit. Laat ruimte voor accenten, eventuele bijsturingen of het beantwoorden van nieuwe noden. Via beleidsbrieven en de beleidsnota kan dit op een zeer ordentelijke manier geëxpliciteerd worden. In dat opzicht kunnen politieke en culturele logica elkaar vinden. Het systeem van drie jaar lijkt op het eerste zicht een beetje raar, maar ik vind het wel verdedigbaar.
Mijnheer Vermeulen, ik vind dat een zeer gevaarlijke redenering. Het kan dus dat goedwerkende organisaties die voor vier jaar worden ondersteund, door een nieuwe meerderheid niet meer zullen worden ondersteund.
Het gaat over accenten, en we vertrekken van een zeer grote continuïteit. Dat heb ik heel helder gesteld.
Ik weet dat u dat niet zult doen. Door deze redenering mee te volgen zegt u tegen de cultuursector, de Vooruit, de KVS en andere huizen, dat ze misschien wel moeilijkheden zullen ondervinden tijdens de volgende legislatuur. Het zou kunnen omdat de zaken nu eenmaal zo zijn georganiseerd dat het slechts voor drie jaar zal gelden omdat we de volgende beleidsperiode niet willen betonneren. Het gaat dan vooral om de grote organisaties. Twee jaar werkt immers minder lang door. Een volgende meerderheid of regering zal immers accentverschuivingen en beleidslijnen kunnen doorvoeren, en daar kunnen zij het slachtoffer van worden.
Dat vind ik een gevaarlijke redenering. Ik zeg niet dat u dat gaat doen, maar door dit te stellen zegt u in feite dat de politieke argumentatie die wij in dit decreet gebruiken, van aard is dat de structureel goedwerkende organisaties - en daarmee gaat iedereen akkoord -, het slachtoffer kunnen worden van een welbepaalde politieke redenering. U haalt een zeer gevaarlijke politieke argumentatie aan.
Nu draait u mijn redenering echt wel om. Het gaat mij alleen maar om de mogelijkheid een beleid te voeren, accenten te leggen en nieuwe noden te formuleren.
Waar vindt men dat terug in de vierjaarlijkse periode? Wat betekent dat voor de vierjarige periode?
De heer Delva heeft het woord.
De heer Stassen overdrijft als hij de consequenties schetst van de woorden van de heer Vermeulen. Ik sluit me volledig aan bij wat de heer Vermeulen heeft aangegeven. Hij stelt dat er twee logica's moeten worden verzoend. Dan eindigt men ergens tussenin. Dat biedt het voordeel dat de volgende minister van Cultuur een bepaalde zeggingskracht zal kunnen uitoefenen. Daar is niets mis mee, het is een van de essentiële punten van een democratie.
De manier waarop u het hier voorstelt, is fel overdreven. Voor de correctheid van het debat wil ik er nog even aan toevoegen dat, in tegenstelling tot wat de heer Stassen aanhaalt, in 2004 het Kunstendecreet niet unaniem of kamerbreed is goedgekeurd en onze fractie het decreet toen niet heeft goedgekeurd, onder meer omdat we de problemen toen al zagen aankomen.
Ik herhaal, zoals de heer Vandenbossche al heeft gezegd, dat we hier met een compromis zitten. Dat compromis is wat het is, we zijn er geen van allen heel gelukkig mee. De zaken op zijn beloop laten en niet tussenkomen is evenmin een voorbeeld van een vooruitziend en voorzichtig bestuur.
Ik wil even naar de feiten terugkeren, waar het echt over gaat. De moeilijkheid zit niet in de toepassing van het decreet, namelijk dat deze minister een beslissing zou nemen over de subsidies. De discussie en de partijpolitieke argumentatie die wordt bovengehaald gaat niet over de projectsubsidies of de tweejarige. Twee jaar werken niet voldoende door in de volgende beleidsperiode. De volgende minister kan misschien nog tweemaal beslissen. µ
Daar gaat het niet om: het gaat over de vierjarige. Daarover gaan we toch akkoord. Dan gaat het over de huizen waar we allemaal al eens naartoe gaan. We kennen ze allemaal omdat ze recensies halen in de kranten en soms voorstellingen maken waarrond commotie ontstaat. Iedereen die het een beetje volgt of vanuit het buitenland naar Vlaanderen kijkt, is het erover eens dat als er één sector is waarin Vlaanderen uitmunt, het de kunstensector en de podiumkunsten zijn. De sector wordt gedragen door de vierjaarlijks gesubsidieerde grote huizen.
Het is dan toch logisch dat men het volgende stelt. We gaan nu structureel in het decreet ingrijpen, en dan gaat het niet over de projectsubsidies en evenmin over de tweejarige, maar over de vierjarige. Er is immers het feit dat je dan tijdens deze beleidsperiode geen beslissing durft te nemen die doorwerkt in de volgende beleidsperiode van vier jaar. Iedereen weet nochtans dat het een algemeen gedragen beleid zal zijn omdat de cultuursector in Vlaanderen en zeker de grote huizen, goed werken.
Men wil nu wel ingrijpen, en het terugbrengen naar een jaar en er een partijpolitieke argumentatie voor bovenhalen. Dan is het toch logisch dat ik de vraag stel waarom men dat doet.
Een aantal mensen zeggen dat het niet nodig is, want het werkt goed en er is continuïteit. Toch wilt u dit doen. Waarom? Waarom? Het werkt toch goed? Waarom doet u dat dan? De enige argumentatie die ik vind, is dat we vanuit een beleidslogica misschien zullen ingrijpen in die vierjarig gesubsidieerde grote huizen. Ik stel toch een heel logische vraag? Antwoord daar eens op. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
U kunt er als minister op antwoorden, maar ik vraag een antwoord van het parlement. Mijn redenering is toch zeer logisch? Het gaat niet over de projectsubsidies, niet over de tweejarige maar over de vierjarige. Die vierjarige werken goed, maar toch zult u ingrijpen. Het gaat over HETPALEIS, de KVS, Toneelhuis, De Vooruit.
Minister Anciaux heeft het woord.
Laat ons in die redenering dan beslissen om alles vast te leggen voor 25 jaar. Wat is dat nu voor een redenering? (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Het is de logica van het decreet dat er om de vier jaar een ernstige evaluatie wordt gemaakt en er wordt gekeken naar de projecten. Doen alsof deze redenering haaks staat op vertrouwen hebben in die vierjarige, is de wereld op zijn kop zetten.
Waarom doet u het dan? Ik stel een aantal vragen waar ik geen antwoord op krijg.
Ik heb het daarnet proberen toe te lichten. Probeer ook die logica even te vatten. Ik verwijs enkel nog eens naar beleidsnota's en beleidsbrieven.
Aangezien er geen bestuursargumentatie is om dit te doen, aangezien er geen politieke argumentatie is, gegeven het feit dat het decreet is goedgekeurd in april 2004 - niemand heeft tegengestemd en twee derde van het parlement heeft het goedgekeurd -, is mijn vraag welke fracties van dit parlement vragende partij zijn voor die driejarige subsidies.
De commissievoorzitter, de heer Vandenbossche, is geen vragende partij. De heer Delva van de CD&V is geen vragende partij. Welke fracties zijn vragende partij voor de driejarige subsidies?
Wenst u te horen dat Open Vld voorstander is? Dan zeg ik u dat graag. Ik heb u ook onze argumentatie gegeven.
Ik vind het volledig verkeerd dat u alles herleidt tot een partijpolitieke discussie. Een autonoom parlement heeft in 2004 de structuur van het huidige Kunstendecreet uitgezet. Een even autonoom parlement zal vandaag waarschijnlijk beslissen om op bepaalde elementen, met een motivering, terug te komen. En een even autonoom parlement zal enkele dagen na juni 2009 de beslissing nemen die zij acht te moeten nemen. Wat is er daar mis mee? Zolang wij dingen motiveren en transparant houden, zolang wij een goede financiële omkadering en rechtszekerheid bieden aan de sector, zie ik geen probleem. Ik zie het probleem niet. U bent zich aan het opwinden, ik ga proberen dat zelf niet te doen.
We draaien in cirkels. We hebben er al ten overvloede over gedebatteerd in de commissie. We doen het nu opnieuw.
Je kunt zeggen dat je alleen maar kijkt naar de logica van het cultuurmanagement op zich. Een aantal spelers van de sector - en ik begrijp dat volledig - houden dat aan. Maar ik denk dat wij een andere verantwoordelijkheid hebben. Wij moeten de logica van het cultuurmanagement verzoenen met de logica van de democratische legitimiteit van een beslissing die wordt genomen en die zich uitstrekt tot in de volgende legislatuur.
Je kunt er abstractie van maken - dat klinkt misschien gemakkelijk - maar het is onze taak om die twee dingen te verzoenen. Dat is een heel moeilijk debat. Het resultaat is wat het is, maar abstractie maken van een van de twee logica's, is te gemakkelijk.
Ik heb zonet proberen aan te tonen dat de bestuurslogica rond cultuurbeleid is vastgelegd in het Kunstendecreet. Elk parlement kan die bestuurslogica aanpassen. Een volgend parlement kan alle subsidies afschaffen. Het is het recht van een fractie om daar voor of tegen te zijn en daarover een georganiseerd meningsverschil te hebben. Maar dat is het debat niet.
Het debat gaat over de argumentatie waarom men iets doet. Ik volg die argumentatie niet, omdat u een argumentatie bovenhaalt die haaks staat op de bestuurslogica en de politieke logica van het Kunstendecreet. U hebt alleen een aantal argumenten die stellen dat het parlement geen hypotheek wil leggen op de volgende beleidsperiode. Dat is het argument dat ik hoor.
Mevrouw de voorzitter, nu gaan we eens kijken naar alle decreten die goedgekeurd zijn vlak voor het einde van de beleidsperiode. In april 1999 is het Zorgverzekeringsdecreet goedgekeurd, met grote consequenties voor het geheel. (Opmerkingen van de heer Sven Gatz)
Met grote consequenties, ook een aantal budgettaire, werd het goedgekeurd. In mei 1999 is het decreet op de ruimtelijke ordening goedgekeurd, de aanpassing van de Stedenbouwwet van 1962. Ook een decreet met grote bestuurlijke gevolgen. In april 2004 zijn ook nog een reeks decreten goedgekeurd met bepaalde consequenties voor het beleid daarna.
Collega's, als men die redenering volgt - wij willen als parlement geen hypotheek leggen op het volgende parlement - moeten we gewoon zeggen dat we het jaar voor de verkiezingen geen belangrijke decreten meer maken en geen belangrijke beleidsbeslissingen meer nemen, want die werken inderdaad door op de volgende beleidsperiode.
Nu kan ik niet meer volgen. Er is een verschil tussen de voorbeelden die u aanhaalt en het Kunstendecreet waarover we nu bezig zijn. In de voorbeelden die u aanhaalt, gaat het over permanente maatregelen die doorwegen op het beleid. In het Kunstendecreet gaat het om iets anders. Het gaat om - we zullen er geen cijfer op plakken - een bedrag dat besteed wordt aan een kunstenbeleid en waar elke minister van Cultuur in zijn beleidsnota een aantal accenten legt waarmee de adviescommissies rekening houden. Het beleid van de minister wordt uitgetekend en de beoordelingscommissies beoordelen in het kader van de criteria die de minister in zijn beleidsnota op een of andere manier heeft vastgelegd. Dat is niet vergelijkbaar met de decreten die u hier aanhaalt, ofwel mis ik iets.
Het gaat om maatregelen die een parlement neemt, met consequenties op lange termijn. De decreten die ik heb opgesomd - ik ken ze toevallig - laten een brede marge voor beleid open. Ze hebben een aantal consequenties op termijn, die men dan moet invullen.
Het Kunstendecreet laat ook heel veel marges open. Het Kunstendecreet, als we het niet zouden veranderen, laat toe dat de volgende minister heel snel kan beslissen over de volgende projectronde. Het Kunstendecreet, als we het niet zouden veranderen, laat toe dat men vrij snel kan beslissen over de tweejaarlijkse subsidies. Er zijn dus heel veel marges voor uitvoering. Dit decreet maakt het zelfs mogelijk dat men een aantal ondersteuningen voor kunstenaars kan geven.
De volgende minister kan dat beleid gaan voeren. Er is dus heel veel ruimte voor verdere uitvoering. En toch gaat men ingrijpen, gewoon omdat deze meerderheid en deze regering vinden dat zij geen beslissingen gaan nemen over de vierjarige overeenkomsten voor de grote huizen, gewoon omdat men dat niet aandurft. Daarmee geeft men het signaal - of men het nu graag heeft of niet - dat men misschien aan die zaken gaat morrelen tijdens de volgende legislatuur. Ik vind dat een slechte zaak. Mevrouw de voorzitter, daarom gaan we echt met veel overtuiging tegen dit ontwerp van decreet stemmen, omdat het een slechte zaak is voor het kunstenbeleid in Vlaanderen en een slechte zaak voor het kunstenlandschap.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil eerst de heer Vermeulen danken voor het duidelijke en heldere verslag dat hij heeft gebracht. Hij heeft ook niet proberen te verdoezelen dat niet over alles eensgezindheid was, zoals de heer Stassen ook nogmaals heeft aangetoond.
In essentie gaat dit ontwerp over een aantal noodzakelijke verbeteringen en aanpassingen. In tweede instantie zijn er een aantal maatregelen in opgenomen, zoals de versterkte aandacht voor de kunstenaar, waar wij principieel achter staan, maar waarvan wij ook vragen dat de effecten op het terrein goed opgevolgd en geëvalueerd worden om te vermijden dat ze leiden tot beleidsmatig ongewenste of contraproductieve resultaten. Ten slotte bevat dit ontwerp een aantal controversiële, maar politiek verdedigbare compromissen, zoals de aanpassing van de subsidieperioden en de afschaffing van de verplichte koppelsubsidie.
Even belangrijk zijn echter de volgende stappen die nog moeten worden gezet en waarvan een aantal ondertussen zeer dringend zijn. Zo moeten er de nodige uitvoeringsbepalingen komen, waaronder het aangekondigde format van het beleidsplan waarop de sector echt zit te wachten, alsook een optimale, vlotte en zeer duidelijke communicatie met de sector waar er toch wel wat ongerustheid bestaat.
Een volgende stap die gezet moet worden, is de beslissing die volgend jaar in april genomen moet worden. Het zal gaan om een periode van drie jaar, maar de beslissing wordt daardoor niet minder belangrijk. Wij staan, zoals ook betoogd in de commissie, achter het politieke compromis dat gevonden is wat betreft de duur van de subsidieperioden, maar voor ons was wie de beslissing neemt, minder belangrijk dan het feit dat het een correcte beslissing moet zijn, die rechtvaardig en juridisch goed uitgewerkt en onderbouwd is. Ik verwijs naar problemen die kunnen ontstaan als dat ontbreekt. We hebben vorige week gesproken over het Brussels Jazz Orchestra, dat in een arrest van de Raad van State gelijk kreeg in verband met een niet of weinig gemotiveerde beslissing die in het verleden werd genomen.
Een correcte en rechtvaardige beslissing impliceert voor ons ook dat er een redelijke budgettaire ruimte moet zijn om te kunnen inspelen op de evoluties in en dynamiek van de kunstensectoren. Wij noteerden dan ook met bijzonder veel aandacht dat de minister zich in de commissie sterk maakte dat die nodige budgettaire beleidsruimte er ook zal zijn.
Een ander hangend probleem blijft het kerntakendebat. De discussie rond de koppelsubsidies, die overigens slechts een beperkt aspect vormt van deze discussie, heeft dit nogmaals scherp gesteld. We verwachten dat de minister nog verdere aanzetten geeft voor een oplossing van dit probleem, maar we beseffen dat dit ook een uitdaging zal vormen voor het volgende regeerakkoord en de volgende minister van Cultuur.
Ten slotte moet verder geïnvesteerd worden in een goede monitoring van ons beleid en de ontwikkeling van de daarvoor nodige instrumenten, zoals kwarts.be en andere, zonder dat dit er echter mag toe leiden dat we uiteindelijk in de diverse kunstensectoren appelen, peren en citroenen met elkaar vergelijken. We verwachten van de minister ook nog dezelfde stimulans voor een meer afstandelijke, wetenschappelijk onderbouwde beleidseffectenevaluatie, zoals dit bijvoorbeeld nu al gebeurt in studies van het Vlaams Theater Instituut (VTI). Ik verwijs onder meer naar de publicatie 'Metamorfose in podiumland'. Ook de diverse sectoren moeten worden aangezet en ondersteund om over te gaan tot zelfreflectie en het uittekenen van toekomstperspectieven, zoals thans de danssector al heeft gedaan in zijn masterplan en zoals de muzieksector op dit ogenblik bezig is te doen. Deze informatie is immers noodzakelijk om echt grondige en beleidsmatig zinvolle evaluaties van ons kunstenbeleid in de volgende legislatuur te kunnen uitvoeren.
Met deze bekommernissen en aandachtspunten in ons achterhoofd, zullen onze fractieleden straks dit wijzigingsdecreet met overtuiging goedkeuren.
Minister Anciaux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, ik dank u voor het enthousiaste ondersteunen van deze wijzigingen, althans vanuit de meerderheid. Voor mij dragen deze wijzigingen twee essentiële zaken in zich: planlastvermindering, waarvan ik aanneem dat iedereen het daarmee eens is, en de extra ondersteuning van de individuele kunstenaar en de mogelijkheden die hij krijgt. Ik ben het ermee eens dat we dit goed moeten monitoren en opvolgen en goed nagaan wat de effecten daarvan zijn, want het moet gaan over een versterking van de situatie van de individuele kunstenaar en niet over een verzwakking. Als dat het gevolg zou zijn, hebben we echt wel een fout begaan. Daarom de noodzaak van goede begeleiding, informatie en communicatie, en zoals de heer De Bruyn zonet vroeg, ook een goede monitoring van de situatie en het opvolgen tot en met.
Alleen wil ik die monitoring ook doen wat de situatie in het verleden betreft. Ik heb al gezegd dat ik de situatie van de individuele kunstenaar tot op heden niet voldoende positief vind. Hoewel het geld voor de kunsten meer dan verdubbeld is, hebben we het niet in voldoende mate naar die individuele kunstenaar zien vloeien. Daarom moet deze wijziging voor mij in eerste instantie daarop zijn gericht, naast die planlastvermindering.
Ik kom tot de twee knelpunten: de koppelsubsidie en de termijnen. Het laatste wat ik wil doen, is de koppelsubsidie wegvegen en doen alsof daarmee het probleem is opgelost. Laten we duidelijk zijn: ik ga wel degelijk het gesprek aan met de steden - want het gaat over de drie stadstheaters - en met de provincies. Alleen is het even dom ervan uit te gaan dat, indien het gewoon in het decreet blijft staan, het probleem daarmee opgelost zou zijn. Niemand gaat daarvan uit. Integendeel, het decreet schept eigenlijk nog een groter probleem. De consequentie van het huidige decreet is immers dat ik als minister strikt genomen geen subsidie kan toekennen aan stadstheaters indien de provincie of de stad niet genoeg geld heeft vrijgemaakt. We bestraffen dus onszelf met de huidige decreetsbepaling. Daar is niemand gelukkig mee. Het is echter duidelijk dat we, op basis van deze wijziging, wel degelijk het gesprek moet aangaan. Dat zal ik ook doen: ik zal mijn verantwoordelijkheid nemen.
Dan is er het probleem van de termijnen. Ik zal nog eens proberen heel voorzichtig de drie situaties te schetsen waarmee we te maken kunnen hebben. Ofwel doen we gewoon wat in het huidige decreet staat: we beslissen voor twee en vier jaar. Ik moet toch eerlijk zeggen dat dat toch ook wel problemen geeft. Het geeft ook problemen voor de tweejarig gesubsidieerden, het gaat niet alleen over de vierjarig gesubsidieerden. Als we de zaken bij het oude laten, dan neemt de huidige minister de beslissing voor twee en vier jaar, maar dan kunnen er vragen worden gesteld bij het democratische gehalte. Die beslissing wordt immers genomen op het ogenblik dat het parlement is ontbonden en er nog geen nieuw parlement is samengesteld. Dat is niet de meest interessante situatie. We hebben dit nu vervroegd. Voor 1 april moet de beslissing worden genomen, zodat het parlement ze minstens kan controleren. Ik dacht dat het parlement in elk geval tot eind mei in zijn volle glorie aanwezig is. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik weet het, maar het parlement is aanwezig. Als het parlement ontbonden is en het nieuwe er nog niet is, dan bevinden we ons toch wel in een moeilijke situatie. Dat zou in juni het geval zijn geweest.
Er is ook sprake van een beleidslogica. De huidige minister neemt een beslissing voor de twee- en de vierjarig gesubsidieerden. Voor de vierjarige is er dan geen probleem, want de volgende minister kan zijn beleid bepalen en ook de instructies geven om bij de volgende ronde die vierjarige te beoordelen. Mijnheer Stassen, dat geldt echter niet voor de tweejarige. Die periode van twee jaar, waarover ik zelf zou beslissen, is te kort om de volgende minister van Cultuur de mogelijkheid te geven om in te grijpen. Dat betekent dat de volgende minister van Cultuur, een jaar voor de dossiers moeten worden ingediend, via de regering moet bekendmaken wat de bijkomende criteria kunnen zijn. Vanaf de verkiezingen heeft hij dan precies twee maanden de tijd om dat te doen. Dat is niet ernstig, voor niemand. Zeggen dat de beleidslogica geen invloed heeft op de tweejarige, is niet correct. Er is dus sprake van zowel een democratisch deficit als een beleidsdeficit, want de volgende minister van Cultuur moet vier jaar wachten alvorens hij kan ingrijpen.
We zouden ook niet kunnen beslissen. Dan wordt de huidige situatie automatisch met één jaar verlengd. Dan is er overigens geen sprake van tweejarige, maar van driejarige, maar goed.
Wat is de situatie dan? Dan schuiven we het probleem gewoon op want volgend jaar zitten we aan het einde van deze legislatuur en dan moet men beslissen wat men gaat doen. De facto zou men dan altijd met een vijfjarige situatie kunnen worden geconfronteerd. Maar ook dat is niet interessant. Als we het met één jaar uitstellen, is de volgende minister van Cultuur wel in functie, maar heeft hij niet de mogelijkheid gehad om daadwerkelijk op het beleid te wegen. Hij moet ten laatste één jaar voor de dossiers worden ingediend, dat is een jaar voor de beslissing, op de regering gepasseerd zijn met een besluit. Dat is niet het geval als we het één jaar uitstellen. Het probleem is dat in 2004 - en ik verwijt niemand iets - dit probleem onderkend werd maar niet opgelost. Daar geven we nu een elegante oplossing aan.
Wat stellen we nu voor? Alleen in een verkiezingsjaar - zelfs in dit land is dat niet zo vaak, in Vlaanderen is dat om de vijf jaar en dat zal zich dus één keer om de vijftien of twintig jaar voordoen - is er een driejarige beoordeling. Wat is de culturele logica daarachter? De logica is dat men dan een periode heeft zodat men een half jaar voor het ingaan van de ronde moet beslissen. Een jaar daarvoor moeten de dossiers binnen zijn en een jaar daarvoor moet de minister beleidsopties nemen. Wel, de nieuwe minister zal nu de tijd hebben om beleidsopties te vertalen in besluiten voor de Vlaamse Regering. En anders heeft hij dat niet. Zo simpel is het. We geven de ruimte aan de volgende minister om gedurende maximum één jaar na te denken over interessante beleidsopties die hij neemt. Dat is een correcte logica. De culturele en de maatschappelijke logica staan niet haaks op elkaar en bevinden zich in dezelfde realiteit.
Mijnheer de minister, u moet mij eens uitleggen wat het democratisch deficit is van de beslissing van 2004. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Daarmee zegt u eigenlijk dat dit parlement deficitair is. Dit parlement kan de beslissing die u voorbereidt en binnenkort zult nemen, bediscussiëren tot de dag vóór de verkiezingen. Wij zijn immers geen ontslagnemend parlement zoals het federale. Dit parlement blijft in voege tot het nieuwe parlement is samengesteld. Er is dus geen deficit. Er is alleen een argumentatie die zegt: ik wil niet voor vier jaar gaan beslissen. Uw argumentatie voor de tweejarige hebt u niet gevolgd in de opbouw van dit ontwerp van decreet. Deze bepaling is er gewoon gekomen omdat u geen beslissing mag nemen van uw meerderheid voor vier jaar. Daarmee zijn de twee jaar natuurlijk mee opgenomen in het pakket. De argumentatie waarom dit in het ontwerp van decreet staat, is dat deze meerderheid een beslissing voor vier jaar in de volgende legislatuur tegenhoudt. U moet daar geen andere zaken bijslepen.
Dat doe ik niet. Het is heel simpel. Indien er een consensus was geweest dat er gewoon voor twee en voor vier jaar werd beslist, dan was er voor mij geen probleem geweest. Ik had daar geen moeite mee. Maar ik aanvaard wel dat er een compromis wordt gesloten dat gevraagd wordt door meer dan één partij en ik onderbouw de logica van dat voorstel. Er zit een logica in. Het is absurd dat dit tegen de kunstenwereld zou zijn. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Ik heb het punt van het democratische deficit juist uitgelegd. Ik denk niet dat het verstandig is om niets te doen aan de termijn, want in dat geval zou ik tussen 1 juni en eind juni naar de regering moeten komen. Ik zou niet op 1 juni 2009 naar de regering stappen, dus zou ik dat een week of twee weken later doen, maar dat is net het ogenblik van de verkiezingen of vlak na de verkiezingen. Sorry, beste Jos, maar niemand zal het parlement vroeger bijeenroepen om te discussiëren over de beslissing van de minister van Cultuur. In dat geval zouden we wel degelijk werken in het politieke ijle en ik heb een voldoende grote politieke reflex om te beseffen dat dat een probleem is, dat dat voor het parlement en voor de controle van het parlement op een regering, een probleem is. Dat is de realiteit, maar als u dat niet wilt inzien, dan heb ik geen andere argumenten meer.
Ik heb begrepen dat er nood is aan voldoende budgettaire middelen. Vanzelfsprekend zal ik ervoor gaan om ook deze laatste ronde die, toch voor een deel, in mijn handen ligt, op een correcte en goede wijze af te ronden.
Bedankt voor de steun die we krijgen. Ik begrijp dat niet iedereen hier gelukkig mee is, maar u mag van mij ook weten dat ik u altijd dankbaar ben voor alle andere steun die u mij al hebt gegeven. Als u dan één keer tegen moet stemmen, doe het dan inderdaad nu. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de voorzitter, consequent met mijn betoog van daarjuist, heb ik twee amendementen ingediend, een om de afschaffing van de koppelsubsidies in dit ontwerp van wijzigingsdecreet te schrappen en een om het behoud te organiseren van de twee- en vierjarige beleidsperiodes voor het Kunstendecreet. De argumentatie daarvoor heb ik zopas, denk ik, duidelijk gegeven. Ik blijf twijfels hebben over het argument van de regering om dit te doen: volgens mij betreft het geen bestuurslogica, maar een puur partijpolitieke logica.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1631/4).
De artikelen 1 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 8. (Zie Parl. St. Vl. Parl. nr. 1631/5)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 9 tot en met 53 worden zonder opmerkingen aangenomen.Er is een amendement op artikel 54. (Zie Parl. St. Vl. Parl. nr. 1631/5 )
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 55 en 56 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.