Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Verstreken, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, de commissie voor Cultuur vergaderde op 10 en 15 april. Anderen zullen hier ook nog spreken, terwijl ik het nu over de hoorzitting zal hebben. Verschillende mensen werden er gehoord over dit toch niet onbelangrijke cultureel-erfgoedbeleid. De heer Frank Herman, lid van de voormalige Raad voor Cultuur, poneerde dat het ontwerp van decreet omvattender, overzichtelijker, inhoudelijker en preciezer is gedefinieerd. Het is een vertrouwenwekkende basis voor de verdere implementatie van een integraal en integrerend cultureel-erfgoedbeleid op Vlaams niveau, dat zich steeds meer inschrijft in een Europees kader.
Met de toekomst voor ogen maakte hij in naam van de voormalige Raad voor Cultuur enkele bedenkingen. De problematiek van depots wordt voor zich uitgeschoven en met onvoldoende daadkracht opgenomen, hoewel het een zeer dringend probleem blijft. Er moet ook voeling zijn met en aandacht voor de erfgoedhouders die erfgoed niet als onderwerp hebben. Ten slotte is een precisering van de forumfunctie en de toevoeging ervan aan de collectiebeherende erfgoedorganisaties aangewezen. Ook in dat verband zullen de uitvoeringsbesluiten een oplossing moeten aanreiken. Ten persoonlijken titel wenste hij nog aan te stippen dat men vandaag een veel beter zicht heeft op het erfgoedveld en daardoor komt de aangehaalde rijkdom, diversiteit en omvang meer tot uiting.
In de erfgoedsector wordt het erfgoed steeds meer als middel ingezet - in de citymarketing, het toerisme, de gemeenschapsvorming, het jeugdbeleid, sociale acties en zelfs voor commercieel gewin. Dit kunnen maatschappelijk positieve insteken zijn als ze eerlijk, ethisch en wetenschappelijk onderbouwd zijn. Ten slotte geeft het decreet in verschillende hoofdstukken en afdelingen aan dat men ook over de Vlaamse gemeenschapsgrenzen heen wenst te kijken. Europa is ook steeds meer nadrukkelijk aanwezig.
Dan was er de uiteenzetting door mevrouw Sabine Van Cauwenberghe van de VVSG. De VVSG wil graag opmerkingen formuleren bij vijf aspecten van het decreet. Ten eerste: het decreet streeft naar een complementair cultureel-erfgoedbeleid voor de drie bestuursniveaus. Uit het kerntakendebat van enkele jaren geleden ontstond een ambtelijke werkgroep samengesteld uit de drie bestuursniveaus. Deze werkgroep maakte de oefening wat een complementair erfgoedbeleid zou kunnen zijn. Het voorliggende ontwerp van decreet is geïnspireerd op deze oefening. Het is zoeken naar een evenwicht tussen zelf de krijtlijnen willen uittekenen en toch van start willen gaan met een gedragen complementair beleid. Het al dan niet hebben van een erfgoedconvenant wordt dus cruciaal voor gemeenten met erfgoedinstellingen en erfgoedorganisaties. Zolang er geen cultureel-erfgoedconvenant is gesloten, wordt de subsidie rechtstreeks aan de verenigingen uitbetaald. 2014 is ook het laatste jaar waarvoor de subsidie wordt toegekend.
Ten tweede: voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden wordt de extra taak - de ondersteuning van de lokale erfgoedactoren - een moeilijke oefening die nog meer voorbereiding en afstemming zal vragen dan voor één stad of gemeente het geval is. Een nieuw aspect van het cultureel-erfgoedconvenant is de financiering van een cultureel-erfgoedforum. Dat behelst een erfgoedorganisatie waarin een integraal en geïntegreerd beleid tot uiting komt. Dergelijke organisatie brengt het verhaal van een stad of gemeente en maakt daarvoor gebruik van het lokale erfgoed en de verschillende hedendaagse cultureel-erfgoedpraktijken. Deze toevoeging wordt aan het cultureel-erfgoedconvenant stapsgewijs ingevuld.
Een andere zorg van de VVSG is de samenstelling van de beoordelingscommissie, die samen met de administratie de aanvraag van een werkingssubsidie en het beleidsplan moet beoordelen. De VVSG vraagt daarom een evenwichtige samenstelling van de beoordelingscommissie, met vertegenwoordigers uit de verschillende sectoren en zowel uit grote en kleine gemeenten als uit samenwerkingsverbanden van gemeenten.
Ook het terugschroeven van de projectsubsidies baart de VVSG zorgen. De mogelijkheden worden beperkt tot drie onderdelen projectsubsidies met het oog op de zorg voor en de ontsluiting van het culturele erfgoed, projectsubsidies voor internationale projecten cultureel erfgoed, en projectsubsidies voor éénmalige publicaties over cultureel erfgoed. Zo kunnen erfgoedorganisaties en gemeenten moeilijker inspelen op nieuwe trends of uitdagingen. Projecten fungeren vaak als hefboom voor een beleidsmatigere aanpak.
Over de veelbesproken 1 euro-maatregel is al heel wat commotie geweest. Daarom stelt het ontwerp van decreet voor om alle jongeren onder 26 jaar individueel voor maximum 1 euro toegang te geven tot de erkende musea die zijn ingedeeld bij het Vlaamse niveau en tot de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Het invoeren van een dergelijke maatregel vergt volgens de VVSG onderzoek en onderhandelingen.
Met betrekking tot de afweging tussen roerend en onroerend erfgoed hoopt de VVSG dat de Vlaamse overheid soepel met deze realiteit blijft omspringen.
Dan was er ook nog de uiteenzetting door de heer Tom Troch van de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP). In haar adviezen wees de VVP er steeds op dat met de herverdeling van bevoegdheden ook een herverdeling van middelen gepaard moet gaan: meer investeringen in het provinciale erfgoedbeleid, waarin al stevig geïnvesteerd wordt, zijn immers niet vanzelfsprekend. Het steunpunt voor cultureel erfgoed krijgt de opdracht lokale en provinciale overheden te ondersteunen in hun cultureel-erfgoedbeleid. De VVP vraagt de Vlaamse Gemeenschap dit element op te nemen in haar beheersovereenkomst met het steunpunt Cultureel Erfgoed. In de praktijk is iedereen gebaat bij een constructieve samenwerking waarin het steunpunt ondersteunend werkt.
Het cultureel-erfgoedconvenant zal twee pijlers kennen: depotbeleid en de ondersteuning van regionale musea. Tot en met 2014 is de financiële ondersteuning vanwege de Vlaamse Gemeenschap verplicht te besteden aan de ondersteuning van de regionale musea. Dat stelt artikel 118. De provincies stemden in met de verdeelsleutels voor deze werkingssubsidies over de vijf provincies. Tussen de provincies bestond er discussie over de verdeling van de personeelssubsidies of beter gezegd: de subsidie voor aanvullende tewerkstelling. De VVP stelt dan ook voor om de aanvullende subsidie voor tewerkstelling op een andere manier te verdelen. Uitgangspunt is een forfaitaire verdeling, waarop een correctie gebeurde op basis van inwonersaantallen.
Voor de beleidsperiode 2009-2014 moesten de provincies volgens het voorontwerp een eerste plan indienen voor 1 juli 2008. Dat was een zeer krappe timing. Daarom vraagt men ook de eerste datum voor het indienen van een beleidsplan Cultureel Erfgoed vanuit de provincies te verleggen naar 31 december 2008, naar analogie met de indiendata voor de andere sectorale beleidsplannen vanuit gemeenten en provincies.
Men vraagt om de subsidielijn van het Fonds voor Culturele Infrastructuur zo spoedig mogelijk operationeel te maken. Daarvoor zou in de nodige middelen voorzien moeten worden door het parlement en moet het subsidiereglement aangepast worden door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Gemeenschap ondersteunt intergemeentelijke erfgoedconvenants. Die ontwikkelen een beleid op subregionaal en regionaal niveau. Voor wie uitgaat van een complementair beleid, gebaseerd op kerntaken, is het in inhoudelijk opzicht een minpuntje dat het decreet in dit opzicht nergens provinciebesturen vermeldt.
De heer Arckens heeft het woord als verslaggever en aansluitend namens zijn fractie.
Mevrouw de voorzitter, ik stel voor dat ik verwijs naar het verslag omdat ik de rijke bespreking die heeft plaatsgevonden in de commissie hier onmogelijk in tien minuten kan samenvatten. Ik zou afbreuk doen aan de gedachten die ontwikkeld zijn.
Ook wat betreft de ontwikkeling van mijn eigen gedachte zal ik, op verzoek van mijn fractie, kort zijn. Vindt u dat goed? (Rumoer)
Mocht ik ervoor kunnen zorgen dat ik anderen dichter bij mijn fractie kan brengen, dan wil ik graag zelf een offer brengen.
Ik wil het hebben over één theoretisch puntje en twee praktische puntjes. Er waren 200.000 mensen op de Erfgoeddag, en dat is ongelooflijk. Als we dit bekijken in het licht van een discussie die we twee maanden geleden hebben gevoerd in verband met het Participatiedecreet, dan opent dit de ogen. Waarom is men anno 2008 zo geïnteresseerd in het erfgoed, zowel in het roerend als in het onroerend? Ik probeer daar een antwoord op te geven.
De musea, de patrimoniumzorg, het stamboomonderzoek, amateurarcheologie, heemkunde, het schiet overal als paddenstoelen uit de grond, zelfs in de kleinste dorpjes. Er zijn plekken in Vlaanderen die ik helemaal niet ken en waar ik soms kom en dan een bord 'Heemkundige kring' zie. Zoiets is mij vanuit mijn jeugd totaal onbekend.
Die behoefte vraagt om een decretale verankering. Wij weten allemaal hoe dit decreet historisch tot stand is gekomen. Het is een goede wending, alleen is er het probleem van het roerend en onroerend cultureel erfgoed. Natuurlijk speelt Brussel weer slachtoffer.
Ook de dialecten zitten in de lift, wel in de lift naar beneden. Om dit aspect van het oraal erfgoed wordt enorm druk gedaan, ook in Brussel. Ik ben blij dat zelfs gewezen politici zoals Robert Delathouwer zich daar persoonlijk voor inzetten. Vaak hangt cultuur niet alleen af van politiek, maar ook van persoonlijke inzet. Dat is allemaal vrij belangrijk.
We hebben in de commissie de reflectieperiode weggestemd, maar u ziet dat mijn reflecties nog niet weg zijn: ze zijn pas gegroeid na het wegstemmen.
Ik wil nog even ingaan op de plotse belangstelling. 200.000 mensen, dat is 'niet normaal'. Ik had onlangs een droom. Een buitenlandse professor zei dat het Vlaams Erfgoeddecreet en de politiek voorbeelden waren die navolging verdienden in het buitenland. Het was een droom. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Het was geen droom? We leven in een periode van versnelling en verhevigde moderniteit. Dit heeft consequenties. We leven in een tijdperk dat door sommigen wordt omschreven als zijnde futurocentrisch. Dat wil zeggen dat men leeft in het heden met altijd een visie op de toekomst. Men consumeert in het heden dus constant de toekomst, de toekomst die is ontdaan van het fatum en van onvoorspelbare dingen die zouden kunnen gebeuren. Alles is eigenlijk mogelijk - we zijn allemaal kleine liberaaltjes geworden - als we ons maar voldoende inspannen en als we ons persoonlijk inzetten.
Er is geen tijd meer voor de verwondering of voor de geruchten of voor de gelatenheid. Inzet in deze moderne tijd is het algemeen credo. Daarom noemt iedereen zich progressief. Ik ken nog weinig mensen die zich links noemen, terwijl dat heel belangrijk is. Maar goed, dit is een ander thema.
Mijnheer de minister, we zitten in een tijdsgewricht dat de indruk geeft dat we uit de geschiedenis zijn getreden. Sommigen spreken van post-historie, maar dat heeft niets te maken met Paula D'Hondt - excuseert u mij -, dat was een post-histoire. We opereren eigenlijk in een kader dat uitgekristalliseerd is in de techniek en dergelijke meer. Dat is allemaal prima, maar we vergeten eigenlijk dat we ook mensen zijn en een verleden hebben. Daar kom ik eigenlijk toe.
In vroegere fasen, vijftig of zestig jaar geleden - voor zover ik daar zicht op heb via lectuur en mondelinge overleveringen -, was het verleden ingebed in het heden en de toekomst. Men had eigenlijk een triniteit, waarbij de drie in elkaar overliepen. Maar aangezien we momenteel in het heden alleen nog maar de toekomst consumeren, loopt dat verleden erbij als niet-organisch. Er is ergens een mankement en een hang naar dingen waarvan we vermoeden dat we ze kennen of zouden moeten kennen om ons verleden te leren kennen.
Vandaar de interessante notie de u zelf geeft. Het gaat niet meer over een erfgoedgemeenschap, maar over erfgoedgemeenschappen. Ik vind dat heel belangrijk. We opereren niet meer in het kader van negentiende-eeuwse natiestaten of een collectief ideaal.
De heer Loones heeft het woord.
Mijnheer Arckens, ik heb de indruk dat wat u zegt niet alleen interessant is, maar zelfs onderhoudend, maar we verstaan het niet. U praat alleen rechtstreeks met de minister, die zit te monkelen. Kunt u wat luider spreken, zodat we met jullie kunnen meeleven?
Dat is absoluut geen enkel probleem.
We hebben ook zin, als dat verleden er is, om dat ook zelf te gaan 'beleven'. Mijnheer de minister, ik wou dit nog kruiden met een aantal voorbeelden die ik zelf heb meegemaakt, maar ik ga daar niet verder op in.
Het is niet zo merkwaardig dat in het ontwerp van decreet niet gerept wordt over de nieuwe context die ik schets, dat er van het verleden - of wat sommigen noemen de verledenheid, het nieuw geschapen verleden via het erfgoed - weinig sprake is, evenmin als over de aard van de artefacten die belangstelling wekken en ontsloten en tentoongesteld moeten worden.
Een bepaalde kritiek, maar die komt niet van mij, luidt: de huidige boom in de sector is een louter evenementencultuur, die haaks staat op de logica van de echte historiografie. Erfgoed, zo luidt het, is "de transformatie van archieven en geschiedenis in een nieuw soort objecttheater."
Het verleden wordt uitgestald zonder veel verduidelijkende tekst, bevrijd van iedere meer specifieke historische context. Nog een stap verder: de evenementen worden grootschalig georganiseerd in een bad van toerisme en citytrips en grootschalige marketing. Met andere woorden: de erfgoedsector is massacultuur geworden en is eigenlijk niet goed. Ik ben het niet eens met die kritiek, maar ik schets het maar.
Mijnheer de minister, uiteraard zouden we daar verder op in kunnen gaan, maar ik ga dat niet doen.
Over de 1 euro heb ik u een jaar geleden geïnterpelleerd. Op 8 januari dit jaar werden de landelijke musea ingelicht over het initiatief om jongeren tot 26 jaar voor 1 euro toegang te verlenen tot landelijk erkende musea. Tegelijkertijd werd de maatregel via de media algemeen bekendgemaakt.
Op zich kan dit een prachtige zaak zijn, maar er zijn minpunten. Het publiek heeft geen boodschap aan de omschrijving van landelijk erkende musea en bijgevolg is de maatregel voor de jongeren die ervan kunnen genieten, helemaal niet zo duidelijk: in het ene museum mag je wel voor 1 euro binnen, in het andere moet je meer betalen. De stad Gent stelde een tijdje geleden voor om 5 euro te vragen voor haar musea, als ik me niet vergis. Ik weet niet wat er van dat voorstel is geworden, maar men had er volgens mij een sluitende filosofie voor. Het betekent een verdubbeling van de prijs. Andere musea zijn dan weer gratis. Er is dus een onevenwicht.
Die maatregel is, als we het louter markteconomisch bekijken, concurrentievervalsend voor de landelijke musea met in de onmiddellijke omgeving stedelijke en regionale musea. Dacht men aan het inkomstenverlies voor deze musea die publiek zullen verliezen aan de 1 euromusea? Op welke manier zullen zij gecompenseerd worden?
De maatregel gaat uiteraard in tegen het ethos van de musea die omschreven worden als landelijk erkende musea omdat ze hun neiging tot professionalisering en hun responsabilisering zouden kunnen verliezen als het geld toch maar zo binnenkomt.
De minister voorziet erin dat de landelijke musea voor de financiële gevolgen van deze maatregel worden gecompenseerd. De maatregel beperkt zich tot het bijpassen van de ticketprijs voor die andere musea. Is er daarnaast gedacht aan extra kosten voor de aanpassing van de communicatie op korte termijn en andere onrechtstreekse kosten die een verandering in het beleid, in casu wat u nu voorstelt, met zich meebrengt?
Mijnheer de minister, dan zijn er de gevolgen van de geplande wijzigingen voor de regionale en lokale erfgoedspelers, namelijk de instellingen ingedeeld bij het regionale niveau en instellingen ingedeeld bij het lokale niveau. Indien we het goed begrepen hebben, draagt het provinciebestuur de verantwoordelijkheid voor spelers die een regionale relevantie en werking hebben. Regionale erfgoedspelers kunnen nog wel projectsubsidies aanvragen bij de Vlaamse overheid, maar de structurele betoelaging verdwijnt na twee jaar. Een verlies van 50.000 euro betekent bijna ontegensprekelijk het verlies van een personeelslid.
Momenteel bestaat er geen enkele zekerheid over alternatieven voor deze financiering in de toekomst. Personeel met kennis van zaken, dat broodnodig is in deze sector en waarvoor de afgelopen jaren eindelijk de gevraagde erkenning en bestaansverzekering is gekomen, leeft de volgende twee jaar in ontevredenheid en onzekerheid over het voortbestaan van zijn functie. Instellingen ingedeeld bij het lokale niveau, de lokale erfgoedspelers, ik neem aan de gemeenten, kunnen binnen het kader van de zogenaamde erfgoedconvenanten nog op enige ondersteuning rekenen, maar de instellingen die buiten dat kader vallen, zien over zes jaar hun structurele betoelaging verdwijnen en kunnen enkel terugvallen op hun lokale besturen en het lokale cultuurbeleidsplan. Voor de lokale instellingen betekent de recent verworven werkingstoelage van de Vlaamse Gemeenschap een substantiële meerwaarde in het uitbouwen van een kwalitatieve werking, die na zes jaar zorgvuldige opbouw opnieuw afgebouwd zal moeten worden.
Mijnheer de minister, ik had nog heel wat andere bedenkingen maar ik laat het woord aan mijn collega's. Dit alles wijzigt onze stemhouding niet. We zullen in blok voor het ontwerp stemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, het voorliggende ontwerp is onmiskenbaar een belangrijke stap in de verdere ontwikkeling van het cultureel erfgoed. De versterking, verdieping en verbreding van het veld maken dat een erfgoedbeleid met internationale uitstraling wordt uitgetekend. Op de eerste plaats zijn we tevreden over de gevolgde methodiek bij het tot stand komen van dit decreet, in die zin dat alle deelsectoren ten volle werden betrokken, deelsectoren die overigens een constructieve bijdrage aan dit ontwerp hebben geleverd.
Open Vld steunt dit decreet, en dat om verschillende redenen. De regeling wordt vereenvoudigd, in die zin dat het ontwerp met betrekking tot het erfgoedbeleid de bestaande erfgoeddecreten integreert in één decreet. Overlappingen, onduidelijkheid over de afbakening tussen het Erfgoeddecreet, het Archiefdecreet en het decreet Volkscultuur, de grote verschillen in procedures en de te grote planlast worden door het voorliggende ontwerp van decreet opgelost. Het beleid wordt transparanter, in die zin dat de meeste deelsectoren gelijk worden behandeld, volgens dezelfde criteria. Ook werden procedures op elkaar afgestemd. In het kader van de integratie van de erfgoeddecreten is de fusie tot één groot erfgoedsteunpunt opportuun. Eén steunpunt voor de ondersteuning van de verschillende actoren en culturele erfgoedorganisaties maakt het performanter en duidelijker voor de sector. Bovendien krijgt dit steunpunt de opdracht om expertise uit te bouwen om de ontwikkeling van het cultureel-erfgoedbeleid te stimuleren.
Open Vld steunt de aanzet tot een complementair erfgoedbeleid met de steden, gemeenten en provincies. In navolging van het kerntakendebat werden er nieuwe afspraken gemaakt. Open Vld is steeds een voorstander geweest van de autonomie van de respectieve bestuursniveaus: ieder beleidsniveau neemt de verantwoordelijkheid op zich voor de erfgoedinstellingen en ‑projecten die op zijn niveau relevant zijn. Iedereen is er zich wel terdege van bewust dat het slagen van het complementair beleid afhangt van het volledige engagement van alle bestuursniveaus.
De meerwaarde van de convenanten wordt door de sector beaamd. De verdere uitbouw van erfgoedconvenanten biedt kansen voor de bewaring en ontsluiting van het erfgoed op lokaal niveau. De sector maakte zich wel zorgen of het groeiscenario zal worden verzekerd.
Binnen het kader van het complementair cultureel-erfgoedbeleid wordt het provinciaal cultureel-erfgoedbeleid gesubsidieerd door het tevens afsluiten van een cultureel-erfgoedconvenant met de provincies. Van een volledige autonomie van de provincies met betrekking tot het voeren van hun cultureel-erfgoedbeleid kan niet worden gesproken, daar hun taken heel duidelijk worden opgelegd, maar voor wat hoort wat, en er is een belangrijke stap gezet in de takenafspraken. De provinciebesturen moeten inzetten op de ondersteuning van de regionale musea. Ook moeten ze vanaf 2010 een erfgoeddepotbeleid opzetten en coördineren.
Een heikel punt binnen het Erfgoeddecreet is de uitwerking van de bevordering van participatie van jongeren aan musea. Deze maatregel blijft voor wat discussie zorgen. Open Vld steunt het uitgangspunt, namelijk het stimuleren van museumbezoek door jongeren. Wil men blijvend meer jongeren aantrekken, dan volstaat de 1 euromaatregel niet. Men moet ook iets doen aan het imago van de musea. Ook moet het programma jongeren aanspreken. Het moet aantrekkelijk zijn en aansluiten bij de leefwereld van de jongeren. De vooropgestelde maatregel moet op korte termijn worden geëvalueerd. Ook de gevolgen voor de niet-landelijke musea, waarvoor de 1 euromaatregel niet geldt, moeten nauwkeurig worden gevolgd. Dit moet worden opgelost. Kortom, de Open Vld-fractie zal het ontwerp van decreet steunen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Delva heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, over het belang van ons erfgoed en dus over de noodzaak van een goed erfgoedbeleid kunnen we heel kort zijn. Ons erfgoed is enorm belangrijk, niet alleen voor onze generatie, maar ook voor de komende generaties, en niet alleen voor iedereen die in Vlaanderen woont, maar voor al wie Vlaanderen bezoekt.
Een van de basisprincipes van de Vlaamse christendemocraten is het rentmeesterschapsprincipe: zorg dragen voor wat we van de vorige generaties hebben gekregen, zodat we het in de beste omstandigheden kunnen doorgeven aan de volgende generaties. Dat principe geldt natuurlijk ook onverkort voor ons erfgoed.
CD&V is tevreden met dit nieuwe ontwerp van decreet omdat het tegemoet komt aan onze vragen. Ten eerste worden het Archiefdecreet en het decreet Volkscultuur geïntegreerd in het globale Erfgoeddecreet. Wij vinden dat een heel goede zaak. Er komt ten tweede een betere afstemming tussen de verschillende procedures, wat een vereenvoudiging betekent van het decreet en de planlast voor de organisaties en instellingen zal verminderen. Ten derde worden de conclusies van het kerntakendebat op een correcte manier toegepast. Er kan dus een coherent erfgoedbeleid worden uitgewerkt door een goede taakverdeling tussen de verschillende beleidsniveaus: de Vlaamse gemeenschap, de provincies en de gemeenten, én met aandacht voor de ruimere Europese en internationale context. Ten vierde komt er een fusie van de twee bestaande steunpunten tot FARO, het nieuwe expertise- en dienstencentrum voor de hele erfgoedsector. Wij hopen dat dit steunpunt ook gestimuleerd zal worden om samen te werken met de provinciale erfgoeddiensten en de belangenbehartigers, die ook heel wat expertise in huis hebben.
Ook over de volgende vernieuwingen zijn wij tevreden. De beperking werd geschrapt dat er jaarlijks maximum drie nieuwe erfgoedconvenanten met lokale besturen kunnen worden afgesloten. Wij verwachten dat heel veel Vlaamse gemeenten - al dan niet via een intergemeentelijke samenwerking - gebruik zullen maken van dit succesvolle instrument. CD&V vraagt om zeker in de nodige budgetten te voorzien zodat alle goedgekeurde aanvragen zo snel als mogelijk ondersteund kunnen worden.
Een andere nieuwigheid is de verruiming van het erfgoedconvenant. Er komt een belangrijk takenpakket bij voor de erfgoedcellen, met name de ondersteuning van de lokale cultureel-erfgoedactoren zoals musea, archieven, heemkringen en andere erfgoedverenigingen. De financiering van een cultureel-erfgoedforum is nog een nieuw aspect. We begrijpen de voorzichtigheid waarmee de minister dit nieuwe instrument wil inzetten, en waarom hij het tijdens de eerste beleidsperiode beperkte tot Antwerpen, Gent, Brugge en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Maar we begrijpen ook dat andere steden deze beperking betreuren omdat zij daardoor hun ambities voor de uitbouw van een dergelijk forum tot 2014 moeten bevriezen.
Nog een nieuwigheid is de oprichting van een visitatiecommissie bestaande uit vertegenwoordigers van de drie beleidsniveaus die zal oordelen of een instelling een kwaliteitslabel krijgt. Dat draagt onze volledige goedkeuring weg.
Er is ook nog de erkenning en subsidiëring van expertisecentra. Wij hebben in de commissie heel duidelijk gemaakt dat onder andere centra voor religieus, literair en muzikaal erfgoed voor ons erg belangrijk zijn.
Wij juichen ook de invoering van de regionale depotwerking toe. Dat is alvast een eerste stap om tegemoet te komen aan de grote nood aan kwaliteitsvolle bewaarruimten.
Dan is er nog de oprichting van de Vlaamse erfgoedbibliotheek als samenwerkingsverband. We dringen aan op een voldoende groot budget zodat er voldoende dynamiek kan worden ontwikkeld.
Wat de 1 euromaatregel betreft, zoals gesteld in de commissie delen we de bezorgdheid van onder andere de VVSG over de gevolgen van deze maatregel op de andere erkende musea en op de honderden niet-erkende musea. Dit dient dan ook nauwlettend in het oog gehouden te worden. We zijn tevreden dat er in flankerende maatregelen wordt voorzien, onder andere inzake de compensatie voor het verlies aan ticketinkomsten, de oprichting van een werkgroep in FARO om kennis en expertise uit te wisselen. We zijn ook tevreden dat in het ontwerpdecreet expliciet wordt voorzien dat deze maatregel in 2011 wordt geëvalueerd. Met name de gevolgen van deze maatregel op de werking en dus de uitgaven voor educatieve werking zal dan ook moeten worden bekeken. Veel jongeren via de 1 euromaatregel naar een museum krijgen is één ding, deze jongeren zo gepast en adequaat mogelijk opvangen, begeleiden en betrekken is natuurlijk nog iets anders. Me dunkt dus dat de rol en het belang van de educatieve diensten in de betrokken musea nog zal toenemen.
De CD&V-fractie is tevreden met dit nieuwe Erfgoeddecreet. Wij hopen dan ook, samen met de deelnemers aan de hoorzitting, dat de financiering van dit ambitieuze decreet de uitvoering ervan zal kunnen volgen. (Applaus bij de meerderheid)