Report plenary meeting
Actuele vraag over het tekort aan sociale woningen
Report
Mevrouw Hermans heeft woord.
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, uit recente cijfers die we eergisteren in de pers konden lezen, blijkt dat de Vlaamse socialehuisvestingsmaatschappijen 137.000 woningen aanbieden aan een prijs die onder de marktwaarde ligt, om het recht op wonen te kunnen invullen van gezinnen die problemen hebben met het bekostigen van een woning. Momenteel staan 58.000 gezinnen op een wachtlijst. Als we het Steunpunt Ruimte en Wonen mogen geloven, komen er volgens de huidige normen eigenlijk 240.000 gezinnen in aanmerking voor een sociale woning.
De Vlaamse overheid levert serieuze inspanningen, daar zijn we ons van bewust. Op dit moment worden 2000 tot 3000 sociale woningen per jaar bijgebouwd, wat niet min is. De realiteit noopt ons om te zeggen dat het aan dit tempo nog zestig jaar zal duren om de huidige wachtlijst in te vullen.
We moeten in een realistischere benadering nagaan of dit het enige pad is dat we kunnen bewandelen. Is het haalbaar om nog zestig jaar te werken op de manier waarop we bezig zijn? Of noopt de realiteit ons niet om eens te onderzoeken welke andere vormen mogelijk zijn, ik denk aan een onderzoek naar huurcheques of -subsidies?
De heer Penris heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil me hier volledig bij aansluiten. Ik zal enkele cijfers van mevrouw Hermans nuanceren en duiden.
We hebben twee weken geleden de studie van het Steunpunt Ruimte en Wonen kunnen inkijken. Wij - en de minister in het bijzonder - gingen ervan uit dat het in de socialehuursector niet zo slecht gaat. De sociale huurder zou zeer tevreden zijn met de kwaliteit van de woningen. Dat wordt genuanceerd door de ombudsman en door de ervaringen die wij in ons sociaal dienstbetoon allemaal hebben.
De socialewoonmaatschappijen doen het zo slecht nog niet. Er zijn een aantal socialewoonmaatschappijen die de titel van Gazelle krijgen. Er wordt verwezen naar voorbeelden uit Roeselare, maar er zijn ook maatschappijen in het Antwerpse, mevrouw Berx, die die titel voeren - gelukkig voor Antwerpen. Daar tegenover staat het verhaal van Mechelen, dat we morgen wellicht zullen bespreken, waaruit blijkt dat er een en ander misloopt.
Het verhaal over sociaal wonen is een genuanceerd verhaal, ook wat betreft het aanbod van sociale woningen.
Momenteel zou er sprake zijn van 58.000 wachtenden op de inschrijvingslijsten. Dat is het minimumcijfer waarvan in de pers sprake is. Uit een schriftelijk antwoord van u op een vraag van de heer Decaluwe blijkt dat het er iets meer dan 76.700 zijn. Dat is dus heel wat meer.
Nu zegt het Steunpunt Ruimte en Wonen dat het gaat over nog eens het dubbele daarvan, als we iedereen die in aanmerking zou kunnen komen, in aanmerking nemen. Ik weet wel dat het hier gaat over universitairen, met hun voorgeschiedenis. Sommigen kijken liever met hun linkeroog dan met hun rechteroog. Ze kijken dus heel ruim, maar zelfs wie met zijn rechteroog kijkt, zal moeten toegeven dat er in onze veranderende samenleving heel wat mensen voor sociale huisvesting - en voor mij is dat volkshuisvesting - in aanmerking komen. Dan gaat het over mensen met een bescheiden inkomen. De legerkorporaal, de postbode, de gepensioneerde onderwijzer: dat waren de mensen die vroeger een beroep deden op de volkshuisvesting. Dat zijn de mensen die vandaag in die volkshuisvesting moeten blijven. Nemen we die mensen allemaal in aanmerking, dan voelen we allemaal aan dat er een extra inspanning nodig is. Dat is ook bij de pers blijven hangen naar aanleiding van de studiedag die die organisatie vorige week heeft gehouden in dit parlement.
We kunnen die inspanning doen op twee manieren. We kunnen nieuwe woningen bouwen. Het huidige ritme volstaat echter niet om de nood aan volkshuisvesting te lenigen. Het voorbije jaar was er sprake van 2000 nieuwe woningen. Het jaar ervoor ging het over ongeveer 1400 woningen. Ik verwijs opnieuw naar een schriftelijk antwoord op een vraag van de heer Decaluwe. Dat is te weinig. Mevrouw Hermans zei het al: aan dat ritme hebben we nog 60 jaar nodig om alle noden te lenigen. Dus blijft de vraag: zijn er geen andere mogelijkheden? Zou het in aanmerking doen komen van sommige mensen voor een huursubsidie op de vrije markt, zoals die in het buitenland bestaat, geen mogelijkheid zijn?
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, zoals steeds ben ik heel blij met deze vraag. Er is het verhaal van de 180.000 wachtenden. Ik werd maandagavond uitgenodigd in de studio's van TerZake om daarover op de rooster te worden gelegd.
Mijnheer Penris, u zult zeker weten dat dit cijfer er is gekomen op basis van statistiek, en niet op basis van reële behoeften. Er werd gekeken naar inkomens, en aan de hand van die statistieken heeft men bepaald wie potentieel in aanmerking zou kunnen komen voor een sociale woning. Nu, het grootste deel van die mensen zijn tevreden met hun huidige huisvestingssituatie. Die mensen huren op de privéhuurmarkt. Ze zijn tevreden over de huur, de relatie met de buren en de huiseigenaar. Zij willen geen verandering. Een klein deel van die mensen zijn wel kandidaat voor een sociale woning. Zij maken deel uit van die wachtlijst van 58.000 mensen.
Hoe meer ik op het terrein kom - en ik doe dat wekelijks -, en ik met directeurs van huisvestingsmaatschappijen en andere verantwoordelijken praat, hoe meer blijkt dat we bij die wachtlijst een duidelijk onderscheid moeten maken tussen de woonwensen en de woonbehoeften. Ik wil me er niet vanaf maken, maar als mensen bereid zijn 4 jaar te wachten op het verwezenlijken van een nieuwbouwproject in een bepaalde straat, wijk en deelgemeente, dan zegt dat iets over hun woonwensen. Ze voldoen weliswaar aan de voorwaarden, maar kampen niet met acute woningnood.
Ik krijg tegenwoordig van heel veel directeurs de opmerking dat mensen tot twee- of driemaal toe een aanbod weigeren alvorens een sociale woning te betrekken. De maatschappijen moeten de rij afgaan om te vragen wie die woning wil. In de reportage waren een aantal beelden te zien. Ik heb contact opgenomen met de directeur van Zonnige Kempen. Hij zei me dat, als mensen tevreden zijn met om het even welk aanbod binnen het werkingsgebied van zijn huisvestingsmaatschappij, ze uiterlijk binnen 1 jaar geholpen zijn. Dan zeggen sommige mensen dat ze 7 jaar moeten wachten. Dat betekent dat ze 7 jaar hebben moeten wachten op dat specifieke project waar ze per se wilden worden gehuisvest. Opnieuw, dat zegt iets over de woonwensen, en minder over de woonbehoeftigheid. Ik wil daar geen afbreuk aan doen. Die mensen voldoen aan de voorwaarden, maar ze hebben blijkbaar geen acute woningnood. Dat bleek ook heel duidelijk uit die reportage. Ik vond dat schitterend. Ik was heel blij dat ik die kans kreeg.
We zijn natuurlijk ook een beetje het slachtoffer van ons eigen succes. Naderhand vroegen mensen me in de wandelgangen of het waar is dat ze tegen gemiddeld 260 euro per maand kunnen huren in de sociale huisvesting, terwijl de gemiddelde huur op de privéhuurmarkt 431 euro per maand bedraagt. Tel uit je winst. Dat betekent gemiddeld een winst van een derde tot de helft ten opzichte van huren op de privéhuurmarkt. Die wachtlijst moet ons altijd aansporen tot verdere investeringen, maar dit cijfer zegt dus vaak meer over woonwensen dan over woonbehoeftigheid.
Het gaat dus over een genuanceerd verhaal waarachter een complexe werkelijkheid schuilgaat. Mijnheer Penris, u en de andere vaste leden van de Commissie voor Wonen, zoals mevrouw Heeren en de heer Decaluwe, weten dit. We bouwen op jaarbasis ongeveer 2200 huurwoningen en daarbovenop ongeveer 1000 koopwoningen.
Ik heb zelf geïntroduceerd dat er vooral een probleem was op de privéhuurmarkt. Als voorzitter van de commissie weet u dat, mijnheer Penris. Mevrouw Hermans, ik ben zelf begonnen met het organiseren van sociale huisvesting op de privéhuurmarkt door het invoeren van huursubsidies. In de begroting 2007 staat een krediet ingeschreven van 20.600.000 euro. In 2006 was dat nog maar 10 miljoen euro. We gaan in de richting van 30 miljoen euro.
We doen ook kwaliteitsbewaking op de privéhuurmarkt: de Wooninspectie, ondertussen een begrip, bestond nog niet toen ik minister werd.
Iedereen spreekt nu over de 58.000 kandidaten. Ik heb zelf op bepaald ogenblik gezegd: tel nu eens alle wachtlijsten op bij de verschillende huisvestingsmaatschappijen. Plotseling bestond de wachtlijst, maar die bestond al 50 jaar. De 180.000 mensen die op basis van hun inkomen in aanmerking komen voor een sociale woning, bestonden ook al tientallen jaren. Maar dat is de Vlaamse manier van doen: wat we niet weten, bestaat niet. Wie het ontdekt en het op de agenda zet, krijgt het onder zijn neus gewreven. Ik ben daar ook niet bang voor. Ik neem de verantwoordelijkheid graag op, maar we moeten het kunnen plaatsen.
De Wooninspectie beschikt binnenkort over een team van 24 inspecteurs. We zijn sinds 2003 ook volop bezig met publiek-private samenwerking en Constructieve Benadering Overheidsopdrachten. Dat zijn alternatieven om een extra aanbod op de huisvestingsmarkt te realiseren. Daarmee gaan we door. Toen ik in 2003 minister werd, bestonden de socialeverhuurkantoren op papier, nu bevat dat patrimonium toch 3300 woningen. Die richten zich eigenlijk naar de nog meer kwetsbaren dan degenen die aankloppen voor een sociale huurwoning.
Laat u niets wijsmaken. Er zijn geen vingerknipoplossingen. Stel dat ik morgen tegen de bouwsector zeg dat we 10.000 huurwoningen extra bouwen. Dat kunnen zij niet aan. Voor wie de geschiedenis van de huisvesting in Vlaanderen kent: er wordt heel vaak verwezen naar Domus Flandria begin jaren negentig. Er werd 7 jaar gebouwd aan die 10.000 woningen. Ik ben ze vandaag nog altijd aan het betalen. Het was een enorme debugetteringsoperatie. Het staat nu nog altijd in de begroting ingeschreven.
We moeten verder gaan op de weg die we aan het bewandelen zijn, en het onderscheid maken tussen woonbehoefte en woonwensen. In Vlaanderen willen mensen eigenaar worden. U spreekt van de korporaal en de postbode. Vandaag zijn er in Vlaanderen 75 percent eigenaars, en we gaan naar 80 percent. Dat zijn heel veel korporaals en postbodes, gelukkig maar. Nederland telt 30 tot 40 percent sociale huisvesting, maar daar hebben de postbode en de korporaal hun hele leven één perspectief en dat is huren bij een socialehuisvestingsmaatschappij. Bij ons worden die mensen eigenaar. Daar moeten we trots op zijn. We moeten ze daarvoor alle kansen geven. De mensen worden ook op steeds jongere leeftijd eigenaar. Nochtans is dat peperduur, soms vraag ik mij af hoe mensen dat kunnen. Ze worden nu al eigenaar op gemiddeld 28 jaar en 1 op 8 zelfs al onder 25 jaar. Eigenlijk loopt de huisvestingsmarkt vrij goed.
Mijnheer Penris, we hebben de voorbije weken een reeks studies laten doen. 93 percent van de Vlamingen zegt heel tevreden te zijn over zijn huisvestingssituatie. 2 percent is niet tevreden. Ik daag om het even welke sector in Vlaanderen uit om een dergelijke score voor te leggen.
De voornaamste maatregel om iemands huisvestingssituatie te verbeteren is het hebben van werk. Dat vergeten we vaak. Een koppel waar beide partners gaan werken, maakt meteen een enorme vooruitgang. We moeten verder op die weg gaan, doorgaan met de huursubsidies en ook dingen nuanceren. Ik ben de eerste om toe te geven dat het hier niet het ideale van het ideale is, maar ik daag u uit om een land aan te geven waar het beter is om te wonen. Dat ontslaat me niet van de plicht om bijkomende inspanningen te leveren samen met het parlement.
Mijnheer de minister, u hebt al heel wat inspanningen geleverd. Ik ben verheugd over uw pragmatische aanpak van de situatie. Ik concludeer dat dit een positief verhaal is, vooral de laatste jaren, maar komen die lijsten nog overeen met de realiteit? Het is veeleer een woonwens dan een echte nood. Moeten we dan niet werken aan de voorwaarden of er bijkomende zaken aan koppelen?
Mijnheer de minister, u hebt een punt. Met statistieken kunt u veel bewijzen en cijfers zijn heel abstract. Wijlen Godfried Bomans zei dat een statisticus verdronk in een rivier van gemiddeld één meter diep. Met cijfers wordt dus veel gegoocheld. U zegt dat er 58.000 mensen op de wachtlijst staan. Dat is een minimum. Een jaar geleden hebt u in een parlementair stuk aan de heer Decaluwe geschreven dat het er 76.700 en een beetje waren. Ik geloof niet dat er op zo korte tijd zoveel mensen van de wachtlijsten zijn geschrapt of dat er zoveel mensen aan een woning zijn geraakt. Dat laatste cijfer ligt volgens mij dichter bij de waarheid dan die 58.000.
Mevrouw Winters en haar ploeg hebben een schokeffect gecreëerd, en de pers heeft daar verontrust op ingespeeld met de mededeling dat die 76.000 nog onderschat is. Als we bekijken wie er echt voor in aanmerking komt, dan zijn het er 180.000. Laten we de peer in het midden doorsnijden. Laat de woonbehoefte ergens tussen de 76.000, die u officieel hebt aangegeven, en de 180.000, die academisch werden berekend, liggen. Dan is het nog een indrukwekkend getal.
We kunnen niet bouwen waar we willen. De vorige legislatuur heeft die fout gemaakt en gezegd: reken ons maar af op het cijfer dat we voorleggen. Ze hebben dat niet gehaald. Bouwtechnisch is het misschien niet haalbaar om per jaar meer dan 3.000 nieuwe woningen te creëren, maar er zijn alternatieven. Mevrouw Hermans heeft daarop al een begin van antwoord gegeven. Wij koesteren dat ook.
Mijnheer de minister, laten we de weg van de huursubsidie, die u al te voorzichtig bewandelt, verder opgaan, zodat we niet alleen de woonnood, maar ook de woonwensen van heel wat Vlamingen, die recht hebben op een goede en goedkope volkshuisvesting, kunnen inwilligen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer de minister, we kunnen niet ontkennen dat er in Vlaanderen een acute nood is op het vlak van de sociale woningbouw. De cijfers zijn wat ze zijn. Ze zijn niet zo nieuw als velen zouden denken, ze gaan al enkele jaren mee. Vlaanderen kent een specifieke situatie, met een eigenaarskorps van 74 percent en een kleine sociale woonmarkt van 5,4 percent.
De cruciale vraag van de studie was waar we naartoe willen met de sociale woningbouw. Welke keuze willen we maken? Gaan we voor volkshuisvesting of niet? Vandaag zullen we moeten kiezen voor het creëren van een sociale woningbouw voor de zwakkeren in onze samenleving en bepaalde doelgroepen, met behoud van de inkomensgrenzen die we vandaag hebben. We moeten dat realiseren in kleine projecten, niet in grote mastodonten.
We moeten ook de privé-huurmarkt ondersteunen met de huursubsidie en ervoor zorgen dat die niet verdwijnt. Hadden we de budgetten, dan hadden we ook brede huursubsidies. Vandaag zijn er budgettaire beperkingen. Daarom zijn de huursubsidies niet verder uitgebouwd dan het perspectief van de 30 miljoen euro.
Als we het hebben over het uitbreiden van het aanbod, dan is er zoiets als een sociaal huurbesluit en een nieuw financieringssysteem.
We helpen u om dat snel te implementeren. Het moet in werking treden op 1 januari 2008. De sector verkeert immers in een soort immobilisme. We kunnen het de maatschappijen niet kwalijk nemen dat zij morgen geen projecten wensen in te dienen als ze niet weten in welk financieel kader zij kunnen ageren.
Naar aanleiding van mijn vraag gisteren aan minister Van Mechelen, in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening, hadden we het over de doorlooptijd van de projecten. Ik heb onthouden dat het belangrijk is dat de wegenisprojecten eerst worden ingediend en daarna de aanvraag voor een bouwvergunning. Als er veel vertragingen zijn, dan ligt dat vaak aan het feit dat de projecten onvolledig zijn. We zouden iets kunnen doen aan de doorlooptijd. Die elementen kunnen er ook voor zorgen dat we de productie kunnen opdrijven.
Ik heb het al ontelbare keren gezegd: het contingent sociale woningen moet nog stijgen. We werken daar stelselmatig aan. Ik heb daarvoor de volle steun van de commissie en van het parlement.
Inzake het concept volkshuisvesting versus het sociale vangnet hanteer ik dezelfde thesis als mevrouw Heeren. Uw kader, mijnheer Penris, is louter theoretisch. Als mensen nog maar het perspectief zien, ze moeten het nog niet eens hebben, om eigenaar te worden, dan zijn ze vertrokken. Of ze zijn kandidaat voor sociaal koopproject, of ze kopen een woning, en renoveren die desnoods. Alle tweeverdieners gaan gewoon voor een eigendom. De buschauffeur, de politieagent, de korporaal en de bode op het stadhuis, allemaal hebben ze een huis in eigendom. Gelukkig maar, want dat is de beste verzekering voor hun oude dag. Over enkele jaren zitten we aan 80 percent eigenaars. We zijn nu al wereldkampioen, we zullen onze voorsprong nog zien groeien.
Er zijn er die niet meekunnen. De tweedeling in onze samenleving zien we aan de huisvesting. Wie een pot choco op tafel zet, eet dat graag of kan zich niet meer permitteren. Daaraan valt niets af te meten. Hetzelfde geldt voor kleding. Het verschil zien we wel in de huisvesting. Daaraan zien we wie meekan en wie achterophinkt. Er is een groep van 15 à 20 percent die nooit eigenaar zal worden. 10 percent zit onder de armoedegrens, ook dat is nog altijd Vlaanderen. 10 percent heeft tijdelijk pech door faillissement, ziekte of echtscheiding. Die 20 percent moeten we ook betaalbaar en kwalitatief huisvesten. We moeten hen een opvangnet bieden via de sociale huisvesting of via betaalbare huurprijzen op de privémarkt.
Die 30 miljoen euro toont aan dat we daarin groeien, mevrouw Hermans, vandaar de huursubsidies. Ik heb een budget van 600 miljoen euro voor sociale huisvesting. Dat is een record. We kunnen daar veel mee doen, maar nog niet alles. De alternatieven - PPS, CBO, socialeverhuurkantoren, huursubsidies - zijn concreet. Ik praat niet alleen over concepten, maar over daden, reële maatregelen en beslissingen.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Dat is inderdaad een realistische benadering. We moeten dat pad blijvend onderzoeken en uitbouwen.
Mijnheer de minister, u bent ambitieus. Wij zijn dat ook, zeker voor de zwaksten in de samenleving. Daarom geloven wij in het concept van de volkshuisvesting en willen we dat versterken. We hebben daar nu enkele academische argumenten voor aangereikt gekregen. Ik zou zeggen: het debat wordt voortgezet in de commissie. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.