Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007
Voorstel van resolutie betreffende een duurzame beleggingsstrategie voor de middelen van het Toekomstfonds
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van de ontwerpen van decreet en het voorstel van resolutie.
We bespreken eerst het onderdeel Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
De heer Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, op dit ogenblik zitten we ongeveer in de helft van de legislatuur. We zouden een begin kunnen maken met het opstellen van een bilan, maar het lijkt me nuttiger om te kijken naar het werk dat nog voor de boeg ligt.
Los van bilans die ooit nog zullen worden opgesteld, moet men beseffen dat in de sector cultuur nog heel wat voornemens te realiseren zijn, zeker als men er het regeerakkoord en de beleidsnota's op naleest. De voornemens hebben te maken met de evaluatie van het decretale werk. In dat verband is dan ook afgesproken om er in 2007 werk van te maken. Ik zal hier even bij stilstaan.
Mijnheer de minister, u deelt met mij waarschijnlijk wel het gevoel dat er nog veel werk aan de winkel is. Ik som enkele punten op. We zitten met het decreet lokaal cultuurbeleid, dat we willen evalueren en desgevallend aanpassen, met het decreet sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen, het decreet voor het Vlaamse jeugdbeleid, het decreet op het jeugdtoerisme en het decreet voor de sportfederaties. Voor ieder van deze decreten komt er nog heel wat evaluatiewerk aan te pas en niet alleen op het decretale niveau ook op het niveau van de bevoegdheden.
Ik wil even stilstaan bij de prioriteiten die onze fractie naar voren heeft gebracht. Wat het decreet lokaal cultuurbeleid betreft, hebben we al verschillende gesprekken gehad. U kent de CD&V-bekommernissen: vermindering van planlast en administratieve regelneverij en ook het wegwerken van de fameuze infrastructuur- en personeelsvoorwaarden om in te stappen in het decreet lokaal cultuurbeleid. Ook over de diplomavereisten en de invoering van de enveloppenfinanciering hebben we al eerder van gedachten gewisseld.
Een tweede prioriteit bij het decreet lokaal cultuurbeleid is ervoor zorgen dat de witte vlekken in het cultuurspreidingsbeleid weggewerkt kunnen worden en er een correcte ondersteuning van het gemeentelijk cultuurbeleid in alle Vlaamse en Brusselse gemeenten komt.
Ook moeten de variabele subsidies door een systeem van projectsubsidies worden vervangen - of door een prioriteitenregeling - en er moet een correcte samenhang komen met het door u aangekondigde Participatiedecreet, om er voor te zorgen dat participatie - die hoe dan ook in elk goed lokaal cultuurbeleid een prioriteit is - niet wordt weggezogen naar het Participatiedecreet alleen. Via het decreet lokaal cultuurbeleid moet men ervoor zorgen dat elke gemeente op een correcte manier een participatiebeleid inzake cultuur kan blijven voeren. Het Participatiedecreet moet in de eerste plaats leiden tot een sturende positie van de Vlaamse overheid via 'vuurtorens' of 'trekkers' of 'sleepbootprojecten', maar met aandacht voor de autonomie van de lokale overheden. We moeten ervoor zorgen dat participatie in de andere decreten aanwezig blijft, wat ook uw intentie is.
Het is jammer dat de nieuwe cultuurschepenen straks aantreden zonder een compleet zicht te hebben op de aanpassing van het decreet lokaal cultuurbeleid. We zullen dat moeten opvangen door te zorgen voor een bestendige dialoog met de betrokkenen.
CD&V hecht veel belang aan de evaluatie van het decreet sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen. We willen een vermindering van de planlast en de administratieve regelneverij. We wensen ook een evaluatie van de overheidsvoorzieningen regionale volkshogescholen. We vragen ons af of de samenwerking met de private organisaties wel werkt. Er zijn een aantal regionale volkshogescholen die zichzelf echt als platform opstellen voor initiatieven die ook komen van andere organisaties, maar andere stellen zich op als een 'vormingsfabriek' zonder veel tussenkomst van buitenaf. Dat is niet de juiste formule.
Verder is er de rol en de plaats van het sociaal-cultureel werk in het debat 'levenslang en levensbreed leren'. Ook het debat over de elders verworven competenties moet opnieuw gevoerd worden in het licht van het decreet sociaal-cultureel vormingswerk. Er moet ook een verfijning komen van de beoordelingscriteria, de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, de rol van de beoordelingscommissie en de administratie. We vinden het een goed idee om beheersovereenkomsten af te sluiten met organisaties voor de duur van de planperiode. Ten slotte is het ook belangrijk om een goede afstemming tussen het Vlaamse en provinciale beleid in deze sector te hebben.
Voor het decreet Vlaams jeugdbeleid is CD&V ervan overtuigd dat er een grondige evaluatie van het internationaal jeugdbeleid moet komen. We stellen ons vragen bij de subsidies voor individuele reisbeurzen. Voor het decreet jeugdtoerisme, hopen we dat er meer samenhang komt tussen het decreet Toerisme voor Allen van minister Bourgeois en het decreet jeugdtoerisme. Er moet een vermindering van de planlast en de administratieve regelneverij komen, in het bijzonder voor de uitbaters van kampplaatsen. Er zijn meer subsidies nodig om de diversiteit in jeugdverblijfsinfrastructuur en kampplaatsen te garanderen en er moet een oplossing komen voor de zonevreemde kampplaatsen.
Ook bij het decreet voor de sportfederaties moet gedacht worden aan een vermindering van de planlast. We vragen ons ook af of het huidige decreet genoeg stimuli bevat om de sportfederaties tot fusies aan te zetten. Het is zo dat een fusie veel geld kost aan een federatie. We willen dat de prioriteitenregeling voor jeugdsport wordt vervangen door een regeling voor een jeugdopleidingsfonds voor alle erkende sportfederaties.
Dat zijn heel wat evaluaties, mijnheer de minister. Ik wil afsluiten met nog wat methodische zorgen.
Wij moeten in de komende maanden heel wat decreten bekijken om te zien of we ze kunnen verbeteren. Wij moeten dat doen op een goede methodische manier. Wij vragen dat men een goed traject zou opstellen, dat we ook een timing afspreken die voldoende ruim is om kwalitatief werk te leveren en om ervoor te zorgen dat de evaluatie daar waar mogelijk met wetenschappelijke onderbouw gebeurt. Wij vragen dat men tijd neemt voor echte participatie en inspraak. Als oud-jeugdleider weet u ook dat wanneer je in een groep aan het marcheren bent, je af en toe eens moet wachten op de laatste. Met participatie is het niet anders. Je kunt niet altijd het ritme opleggen, af en toe moet je de mensen de tijd gunnen om van hun recht van participatie gebruik te maken. We moeten er ook voor zorgen - het zou erg zijn als ik het hier niet zou zeggen - dat er een grondig parlementair debat komt over die geëvalueerde en te wijzigen decreten en over die decreetaanpassingen. Wij moeten er voor zorgen dat er voldoende tijd is voor een correcte implementatie. Wij willen hier geen haastwerk.
Mijnheer de minister, ik heb u gesproken over de evaluatie van een aantal decreten. Maar u weet, wanneer u de beleidsnota leest, dat er nog meer evaluaties op de plank liggen. Ik noem er twee bij wijze van voorbeeld. Er is de evaluatie van de fameuze 'bovenbouw' in de sector: de werking van alle mogelijke steunpunten. En er is ook de door u aangekondigde evaluatie van het functioneren van Cultuurnet Vlaanderen. Ik zou nog een vijftal andere voorbeelden kunnen opsommen waarbij we los van decretaal werk hebben afgesproken dat we bepaalde aspecten van ons beleid zouden evalueren. Ook daar geldt dezelfde redenering: laten we het methodisch doen, laten we zorgen voor een stukje wetenschappelijke onderbouw, laten we ervoor zorgen dat de klanten van die dienstverlening zich kunnen uitspreken over hun tevredenheid of ontevredenheid en laat ons de tijd nemen om dat samen hier in het parlement te bespreken zodat we tegen 2008 inderdaad kunnen nadenken over een echt bilan van de legislatuur.
De heer Schueremans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren en dame ministers, collega's, gisterenavond was er meer volk op het concert van Muse.
Het programma Cultuur, met inbegrip van Jeugd, stijgt in 2007 opnieuw met forse tred: met 9 percent. Volgens de beleidsbrief zou daar tegen 2009 nog ongeveer 1 miljoen euro bijkomen en zou de begroting uitkomen op 440 miljoen euro. Die explosie op tien jaar tijd is enorm. Wij hopen, mijnheer de minister, dat u de beoogde begroting voor 2009 hard kan maken.
Ik ben niet alleen verheugd over de toename van het cultuurbudget maar ook over de inhoud van het cultuurbeleid. De beleidsopties en de beleidsmaatregelen zijn een voortzetting, uitdieping en concretisering van de beleidslijnen in de beleidsnota Cultuur 2004-2009. Het is ook positief om vast te stellen dat er gehoor wordt gegeven aan de resoluties en moties die in dit parlement werden gestemd. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de resolutie betreffende de culturele instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. De inhoud is positief omdat hij een voortzetting is van het tot nu toe gevoerde beleid. Weliswaar stel ik vast dat er tijdens deze legislatuur nog weinig nieuwe accenten zullen worden gelegd.
De voorbije jaren werd het cultuurbeleid op de sporen gezet. Heel wat sectoren werden hervormd en er werd een nieuwe dynamiek gecreëerd. Ik denk hierbij aan de belangrijke decreten over het lokale cultuurbeleid, het sociaal-culturele werk, het Kunstendecreet en het Erfgoeddecreet. Die decreten worden geëvalueerd, bijgestuurd en geplaatst in de nieuwe maatschappelijke context.
De participatiegedachte, cultuur bij de mensen brengen, loopt als een rode draad doorheen het verhaal. Heel wat initiatieven werden genomen om de cultuurparticipatie te verhogen en te verbreden. Indirect wordt die doelstelling beoogd in de decreten. Blijkbaar is dat nog onvoldoende, want het is heel moeilijk om kwetsbare groepen te betrekken bij cultuur.
We zijn verheugd dat het beleid inzake cultuurparticipatie wordt onderbouwd met de ontwikkeling van een Participatiedecreet, dat in 2008 operationeel moet worden. Belangrijk voor de VLD is dat alle kwetsbare groepen van de bevolking worden gestimuleerd om deel te nemen aan cultuur, en dat er verlagende drempels worden ingebouwd. Participatiebevordering moet voor de organisaties een doelstelling op zich zijn. De VLD blijft gekant tegen het opnemen van quota gekoppeld aan bijkomende subsidies in decreten.
Mijnheer de minister, het hoeft niet altijd veel te kosten. Ook in die zaken moeten we creatief zijn. De Werchterfestivalpolsbandactie trok vorig jaar 8.500 jongeren naar de musea, dit jaar waren er dat meer dan 10.000. Ik ben verheugd dat zulke initiatieven werken, dat u ze hebt gesteund en in de toekomst nog meer zult steunen. Het leven kan simpel zijn, ook goede acties kunnen simpel zijn.
Wat de professionele kunsten betreft, mijnheer de minister, kan ik alleen maar beamen dat u erin geslaagd bent om de culturele doelstelling, namelijk een rijk cultureel landschap mogelijk maken door middel van een transparant, geïntegreerd en kwalitatief kunstenbeleid, te bereiken. Nieuwe mogelijkheden werden geschapen voor belangrijke disciplines. Ik denk hierbij aan de beeldende kunsten. Sectoren als de audiovisuele kunst, architectuur en vormgeving werden vorig jaar voor de eerste maal erkend in hun eigenheid. Maar het werk is niet af.
In 2007 wordt de sector van de letteren verder gestimuleerd en wordt er aandacht besteed aan een meer geïntegreerd beleid hieromtrent. Dat er budgettaire keuzes dienen gemaakt te worden is evident. De stijging van de middelen in de voorbije periode waren aanzienlijk en komen nu stilaan aan een plafond. Het feit dat er wordt gekozen voor een voldoende financiële ondersteuning van de individuele kunstenaar is positief om de dynamiek en vernieuwing binnen het veld van de kunsten alle kansen te geven.
De principes van het liberale cultuurbeleid, die ingang vonden in de jaren negentig, worden gedragen door het huidige beleid. Ik denk hierbij aan decentralisatie, het bevorderen van een kwalitatief beleid, het uittekenen van een integraal beleid, om het belangrijke principe van de ontzuiling niet te vergeten.
Als laatste punt wil ik het hebben over de culturele industrieën en de oprichting van CultuurInvest. De VLD staat daar 200 percent achter. Heel wat initiatieven worden vandaag niet ondersteund door de overheid vanwege hun commerciële karakter. CultuurInvest moet de toegang tot risicokapitaal vergemakkelijken voor ondernemingen uit de marktgerichte kunstensector.
De beleidsbrief kondigt nogmaals de oprichting van CultuurInvest aan. Aan de reeds in 2006 gefocuste sectoren, musical, pop en rock, audiovisuele sector, nieuwe media en boekensector, worden nu ook in 2007 de mogelijkheden voor de cultuurindustrieën onderzocht binnen de culturele-erfgoedsector.
Gisteravond kwamen 16.000 mensen naar het Sportpaleis naar de Engelse groep Muse kijken. In Vlaanderen hebben we even goede groepen. Ik denk aan Zornik. Alleen krijgt Zornik niet de kansen die Muse krijgt, omdat de groep in Engeland woont. Muse zit aan het begin van de stroom, onze groepen moeten tegen de stroom oproeien. Mijnheer de minister, ik heb u een aantal voorstellen gedaan om binnen CultuurInvest bepaalde zaken te doen. Het is niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf. Het is jammer dat uw kabinetschef weggaat. Hij was heel goed. Ik hoop dat u een nog betere vindt, zodat we sommige zaken die we ons hebben voorgenomen, snel kunnen uitvoeren.
Mijnheer de minister, uw enthousiasme siert u, maar ik wil er toch op aandringen om CultuurInvest operationeel te maken.
Minister Anciaux heeft het woord.
In verband met CultuurInvest wil ik toch even zeggen wat de situatie op dit ogenblik is. Enkele maanden geleden heb ik, samen met de ministers Van Mechelen en Moerman, van de regering het fiat gekregen om voort te gaan. De verantwoordelijken zijn aangeduid. De mensen die de dossiers gaan beoordelen, zijn er. De financiële inbreng van de privépartners is meer dan wat we hadden vooropgesteld. Het enige waar we nog op wachtten, was de zegen van Europa. Die is er eergisteren gekomen en er werd geen enkele opmerking geformuleerd. Het zogenaamde concurrentieprobleem stelt zich helemaal niet. Europa heeft dus groen licht gegeven om voort te gaan.
Daarnaast waren we nog aan het wachten op de definitieve zegen van de Nationale Bank in verband met de ESR-neutraliteit. Blijkbaar gebeurt een totaalonderzoek, wat een heel normale procedure is, voor heel de werking van de Participatiemaatschappij Vlaanderen. Eigenlijk lag er een brief klaar over CultuurInvest, maar die wordt op dit ogenblik door de Nationale Bank wat ingehouden.
Zowel mijn kabinet als het kabinet van minister Van Mechelen onderzoeken of er een mogelijkheid is om de overbrugging mogelijk te maken, zodat CultuurInvest snel kan opstarten. Ik heb altijd gehoopt om dat nog in 2006 officieel te kunnen doen, maar dat wordt moeilijk. Begin 2007 moet echt wel haalbaar zijn. De brief van de Nationale Bank, waar we al enkele maanden op wachten, zou uiterlijk eind februari toekomen, maar we gaan zo lang niet wachten en proberen om ondertussen al op te starten, want er is heel veel interesse om met CultuurInvest scheep te gaan.
Mijnheer de minister, dat is fantastisch nieuws.
Ik wil u ook feliciteren met de organisatie van de eerste Week van de Smaak. Met bijna 2500 activiteiten was dat een enorm succes. U hebt onze volle steun om dit initiatief de volgende jaren voort te zetten en te versterken.
Wat het beleidsdomein Jeugd betreft, omschreef u de toelichting bij de beleidsbrief als een zakelijke rapportage. Het kan niet worden ontkend dat er een duidelijke inspanning is geleverd om te werken volgens de strikte opdeling tussen wat het afgelopen jaar werd gerealiseerd en wat de plannen voor het komende jaar zijn. Dit, samen met het budgettaire tijdspad van 1999 en 2009, dus tot het einde van de legislatuur, vergemakkelijkt de parlementaire controletaak.
De begrotingspanorama's voor deze tijdspanne ogen zonder meer indrukwekkend. Als de voorspellingen zich doorzetten, zou men afklokken op een absolute toename van bijna 28 miljoen euro, wat neerkomt op een relatieve groei van om en bij de 83 percent. Voor dit jaar betekent dat een absolute groei met 4,85 miljoen euro, maar toch moet deze euforie enigszins genuanceerd en zelfs getemperd worden, omdat ook de kostenstructuur en de noden blijven stijgen.
Mijnheer de minister, ik geef twee concrete voorbeelden om dat te illustreren. Al tijdens de vorige legislatuur hebt u aandacht besteed aan het investeren in het ter beschikking stellen van degelijk kampeermateriaal. U kondigt nu aan om op dat elan verder te willen gaan. Jeugdbewegingen zaten de voorbije jaren opnieuw in de lift, waardoor ook de vraag om degelijk materiaal te ontlenen, toeneemt. Daarbij komt dat deze vraag ongelijk gespreid is over het jaar.
Het ene moment is de totaliteit van het materiaal zo goed als onaangeroerd en op andere momenten, in de vakantie, blijkt het moeilijk om de vraag bij te houden.
Ik geef een tweede voorbeeld. De landelijke jeugdorganisaties van hun kant zien zich geconfronteerd met stijgende werkingskosten en dito loonkosten onder meer via de anciënniteit van het personeel. Ondertussen zijn de detacheringen van leerkrachten afgeschaft en worden de Lottogelden en kredieten voor internationaal jeugdbeleid, naast de decretaal voorziene subsidies, vervangen door een enveloppensubsidiëring die ontoereikend blijkt. Dit legt in zekere zin een paradox bloot: de begroting voorziet in zo'n 4 miljoen euro meer, maar de organisaties zelf hebben niet de indruk dat ze over extra budgettaire manoeuvreerruimte beschikken.
Het is goed een misverstand weg te werken. De stijging voor de landelijke jeugdorganisaties is voor de periode 2007 echt wel indrukwekkend. Men zegt steeds dat tegelijkertijd de zogenaamde Lottomiddelen of participatiemiddelen weggevallen zijn. In totaal ging het over 175.000 euro die structureel werd toegekend, terwijl de stijging alleen voor die organisaties om en bij de 4 miljoen euro bedraagt. Die verhouding is niet van die aard dat het ene het andere compenseert - wel integendeel: er is een forse stijging.
Bovendien zijn de Lottomiddelen nog altijd beschikbaar, niet structureel maar specifiek in het kader van participatieprojecten die worden ingediend. Die middelen zijn niet weg, ze komen in het Participatiedecreet. Men kan daar een beroep op doen, maar niet structureel, want daar heeft men voldoende middelen voor gekregen. Er zijn maar twee organisaties die erop achteruit zijn gegaan, namelijk twee organisaties die een uitdrukkelijk negatief advies hebben gekregen van de beoordelingscommissies en de administratie. Al de rest is er fors op vooruitgegaan, en terecht, want de kosten zijn fors gestegen.
Het vernieuwde decretaal kader voor het gemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid werd recentelijk goedgekeurd en bijkomende middelen worden toegezegd. Dat dit juridische kader op een zo kort tijdsbestek in twee stappen werd aangepast, vonden wij een minder gelukkige operatie, maar hoe dan ook valt er een duidelijke vermindering van de administratieve lasten op en wordt er een klare keuze gemaakt voor twee speerpunten die het voordeel van de duidelijkheid hebben, ook al was de Vlaamse Jeugdraad niet zo gelukkig met een van beide.
Met het oog op het planningsjaar dat voor de deur staat, wil de VLD er vooral voor pleiten dat de betrokken actoren voldoende degelijk en tijdig geïnformeerd worden over de nieuwigheden en dat ze de kans krijgen om zich in alle rust en kalmte aan te passen aan dit nieuwe kader, zonder dat ze binnen de kortste keren opnieuw geconfronteerd worden met wijzigingen. We kijken ook met bijzondere aandacht naar de bevindingen en de oplossingen die de minister aankondigt voor de specifieke situatie in de Vlaamse Rand.
In het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan worden een aantal keuzes gemaakt voor nuttige basisinstrumenten, zoals wetenschappelijke monitoring, een aantal voorzieningen voor informatie aan de jeugd, subsidiëring voor kinderrechtenmiddelen, het jaarverslag kinderrechten en de aanspreekpunten kinderrechten en jeugdbeleid. Naast het wegwerken van een aantal knelpunten en het overgaan tot een realistische lastenvermindering, zouden we de minister willen ondersteunen in zijn intentie om deze instrumenten ook daadwerkelijk te verwerken in de uittekening van een nieuw decreet Vlaams jeugdbeleid, om een zo breed mogelijk Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid mogelijk te maken. De nadruk op kinderrechten is een gunstige ontwikkeling, en met de overheveling van de Kinder- en Jongerentelefoon en de Kinderrechtswinkels wordt dit reeds duidelijk.
Wat het jeugdtoerisme betreft, valt er op dit ogenblik weinig concreets te melden: de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme wordt via een audit doorgelicht. De databank als opvolger van het kampeerrepertorium valt te verwachten in het voorjaar van 2007 en aan een ontwerpdecreet op de jeugdverblijfscentra wordt momenteel gewerkt. De minister merkt terecht op dat 2007 een belangrijk scharnierjaar wordt waarbij een aantal bepalingen, zoals het dubbel vernieuwde gemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid, in werking treden.
Ook moeten de ontwerpen van decreet betreffende het Vlaamse jeugdbeleid en de jeugdverblijfscentra aan het parlement worden voorgelegd, om in 2008 operationeel te kunnen zijn. De VLD zal dit alvast met de nodige aandacht volgen. Mijnheer de minister, wij danken u en zullen u blijven steunen. "Optimism is a moral duty." Ook cultuurparticipatie is een morele plicht. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik zal niet ingaan op cijfers, maar wil een aantal algemene opmerkingen maken over Media en Cultuur. Zoals u kunt zien, is de belangstelling van de media voor de behandeling van de begroting Media enorm. Dat is ook een beetje logisch. De grote hap uit die begroting is immers de dotatie aan de VRT.
Eergisteren werd het nieuwe ondernemingsplan van de VRT goedgekeurd. Dit is niet het ogenblik om dat plan te bespreken. We hebben afgesproken dat we het na het reces in de commissie zullen behandelen. We bevinden ons nu in een volgende fase. Vorige week vernomen we dat de raad van bestuur het ondernemingsplan heeft goedgekeurd. Nu is het afwachten wat de houding van de vakbonden zal zijn.
Ik wil eigenlijk terugkomen op wat ik hier vorige week heb verklaard. Toen ging de discussie niet over besparingsmaatregelen, maar over de herprofilering en hervorming van Radio 1. In de muzieksector was enige beroering ontstaan over de wijze waarop Radio 1 zou worden hertekend. Vandaag las ik opnieuw een e-mail waaruit bleek dat er sinds vorige week weinig is veranderd. Blijkbaar is er nog altijd niet gepraat met die sector, zoals ik bijna kon vermoeden.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Vandenbossche, u hebt me daar vorige woensdag inderdaad een actuele vraag over gesteld. Ik heb u toen gezegd dat ik uw bezorgdheid met betrekking tot de diversiteit deel. Ik heb die bezorgdheid geuit bij de gedelegeerd bestuurder, met het volle respect voor de autonomie van de VRT. Ook u gaat niet buiten die krijtlijnen. De VRT is autonoom, zowel wat de hervorming van Radio 1 betreft als wat de programmering betreft.
Ingaand op uw vraag, heeft de gedelegeerd bestuurder me toegezegd dat er een dialoog komt met de muzieksector.
Dat verheugt me zeer, want die onrust is helemaal nog niet weg.
Ik wil terugkomen op iets dat ik tijdens de behandeling van de mediabegroting in de commissie heb gezegd. Het gaat over een heel belangrijk onderwerp. In de vorige regeringsperiode hebben we, samen met uw voorgangers, en met name met minister Van Mechelen, zeer veel aandacht besteed aan het probleem van de mediaconcentratie. Dat is natuurlijk geen louter Vlaams probleem: het manifesteert zich in heel Europa.
Mijnheer de minister, u hebt hier ook aandacht aan besteed. Ik heb verwezen naar de situatie die is ontstaan bij de kranten. In de krantenwereld waren en zijn er immers herstructureringen gaande. Ik verwijs in dat verband naar Corelio en de Persgroep. In een stuk had iemand van de journalistenbond het over de vervlakking. Ik weet niet of hij dat deed als vertegenwoordiger van de journalistenbond of in eigen naam. Deze persoon wees erop dat er, door al die herstructureringen binnen de krantengroepen, een probleem zou kunnen rijzen met betrekking tot de onafhankelijkheid en de eerbiediging van de deontologische codes door de journalisten van de betrokken kranten.
Ik blijf van hieruit vragen dat er blijvende aandacht aan wordt besteed. Het is immers een heel specifiek probleem voor de schrijvende pers in Vlaanderen.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het volledig eens met wat de heer Vandenbossche poneert, maar ik wil nog een stapje verder gaan inzake de problematiek van de mediaconcentraties. Er is een nieuwe tendens merkbaar. Misschien moeten we eens nadenken over hoe klein we in Vlaanderen zijn ten opzichte van Europa. Het is u waarschijnlijk niet ontgaan dat SBS in het licht van de overname van een Duitse omroep alles heeft gefinancierd met risicokapitaal. Er wordt dus overgestapt van traditionele persbedrijven op risicokapitaalverschaffers. Er schuilt gevaar in die mediaconcentratie. De vroegere uitgevers stapten erin om crossmediaal samen te werken, zowel voor radio, tv als voor de schrijvende pers. Het nieuwe gevaar moet op een of andere manier in kaart worden gebracht, want de risicokapitaalverschaffers investeren niet enkel in de media, maar ook in grote evenementen en sportclubs. Het risico bestaat dat die financiers, die alles in handen hebben, over tien of vijftien jaar bepalen wie de finale van de Champions League zal spelen. Hopelijk blijft dit fictie, maar het zou realiteit kunnen zijn omdat dat het meest interessant zou zijn voor zowel de sportrechten, als voor een omroep, als voor een club. Dit is een aanvullend element in deze discussie, dat we wellicht mee in ogenschouw moeten nemen.
Mevrouw de voorzitter, dit thema kwam inderdaad aan bod tijdens de bespreking in de commissie. Er is een evolutie bezig die we absoluut niet in de hand hebben. Het is een Europese en mondiale evolutie. Ik heb al verteld dat ik zoek naar nieuwe vormen van samenwerking met de uitgeverijen. Ik heb de commissie uitgenodigd om daar mee over na te denken. Onze hefboom is heel, heel klein.
Het is belangrijk dat we het volledige mediabeleid, ook op het vlak van mededinging, in handen krijgen. Ik meen te mogen vaststellen dat mijn mening hierover wordt gedeeld door de commissie, ervan uitgaand dat mededinging puur commercieel, economisch en ondernemingsmatig een andere dimensie krijgt als het de mediasector betreft, want daar komen de vrije nieuwsgaring en de pluriformiteit van de informatiekanalen aan bod. Het is belangrijk dat we binnen de Belgische context deze bevoegdheid in handen krijgen.
De heer Decaluwe wees op een bijkomende evolutie. Er zijn anonieme hefboomfondsen actief en het betreft niet langer 'uitgeverijen' in de strikte betekenis van het woord. Het is business geworden. De crossmedialiteit grijpt om zich heen, zelfs op het vlak van de evenementen. Pro7 werd overgenomen door SBS en daarmee zitten we op Europees niveau. De culturele dimensie ontbreekt heel vaak in het pure mededingingsrecht. Ik deel hierover de mening van de heer Decaluwe.
Mevrouw de voorzitter, ik wil nog even een paar woorden wijden aan de begroting Cultuur. De minister heeft in zijn toelichting bij zijn beleidsbrief en de begroting een duidelijke samenvatting gegeven van het beleid dat hij de voorbije jaren heeft gevoerd. Ik sta volledig achter dat beleid waarbij een zo groot en verscheiden mogelijk aanbod wordt gerealiseerd voor een zo groot mogelijk aantal mensen, en daarbij moeten zo veel mogelijk mensen zo veel mogelijk kansen krijgen om te participeren aan cultuur. De tweede pijler van het beleid houdt in dat de mensen die werkzaam zijn in de sector, in optimale omstandigheden kunnen werken.
Die baseline van het Vlaamse cultuurbeleid van de voorbije jaren - een beleid dat velen onder ons op de voet hebben gevolgd - had tot gevolg dat de voorbije jaren voor de eerste keer de budgetten van cultuur zijn gestegen.
Op de tweede verdieping van dit huis staat een bord met de verdeling van ons budget. Voor Cultuur bedraagt dat 5 percent. Men zou daar euforisch kunnen van worden, maar in dat bedrag is natuurlijk wel alles inbegrepen: de VRT, de sport enzovoort.
Ik herinner mij dat ik bij de vorige verkiezingscampagne voor het Vlaams Parlement samen met mijn goede collega, mevrouw Mieke Van Hecke, een lans heb gebroken om voor Cultuur een 5 percentregel in te voeren in de begrotingen, en met name ook in het Vlaams Parlement. Ik ben blij dat degene die hier de borden maakt, dat ook onmiddellijk heeft opgepikt en er 5 percent heeft opgezet. Maar zover zijn we nog lang niet.
Elke groei van dat budget is meegenomen. Er is inderdaad bijna een verdubbeling, maar in het totale budget van de Vlaamse Gemeenschap blijft dat een heel klein aandeel in de begroting. De groei van het cultuurbudget is uiteraard positief te noemen. Die groei mag niet ophouden.
Daarnet is er verwezen naar de motie met betrekking tot de grote instellingen. Ook daarvoor moet de aandacht van de sector, van de minister en van de parlementsleden behouden blijven. Het is niet omdat we de motie gestemd hebben, dat we daarmee het probleem opgelost hebben. Het vergt voortdurende aandacht om die grote instellingen niet in moeilijkheden te brengen.
Ik verwijs naar een ontwerp van decreet dat we hier binnenkort gaan behandelen, met name de hervorming van de Vlaamse Opera. Daarbij heeft de aandacht voor die grote instellingen geresulteerd in een nieuwe decreetgeving, onder meer wegens het beter bestuurlijk beleid.
Als men van deze minister van Cultuur en zijn kabinet iets kan zeggen, is het dat hij het budget heeft doen groeien en dat in de vorige legislatuur bijna de hele sector in decreten is vertaald. Mijn toenmalige collega, mevrouw Van Hecke, heeft toen echter vele malen op deze tribune gestaan, om aan het kabinet Cultuur te zeggen dat er ook nog zoiets bestond als een parlement. Zij heeft diverse malen gemeld dat de sector zich al helemaal voorbereidde op een ontwerp van decreet waarvan wij nog geen kennis hadden. En nog steeds lezen wij op de website regelmatig maatregelen waar wij nog niet over gestemd hebben.
Ik beklemtoon dat dit een zeer actief kabinet is met een zeer goede minister, maar in navolging en ter ondersteuning van de kritiek van mijn toenmalige collega, herhaal ik dat er nog zoiets bestaat als een parlement.
Het is soms grappig te lezen over dingen die nog helemaal niet in dit huis zijn behandeld. Dat was bijvoorbeeld het geval met een ontwerp van decreet dat, als ik me niet vergis, nog door de plenaire vergadering moet worden goedgekeurd. U zult zich ongetwijfeld herinneren dat de hervormingen die daarin zijn opgenomen, al de ronde hebben gedaan.
Mijnheer Vandenbossche, als dat al het geval is, dan gaat het wellicht om de wijzigingen aan het Kunstendecreet waarover morgen moet worden gestemd.
Ik bedoelde niet het Kunstendecreet, maar daarmee is inderdaad hetzelfde gebeurd.
Als u het circusbeleid bedoelt, dan gaat het alleen maar over reglementen die nog niet in een ontwerp van decreet zijn gegoten. Ze zullen in een ander ontwerp van decreet worden vervat. Wat u zegt, verbaast me dan ook.
Mijnheer de minister, dat komt omdat u niet gehoord hebt wat ik zo-even heb gezegd. U was net in gesprek. Ik wil hiermee geen kritiek geven, maar wel aangeven dat de kritiek die vaak geuit is, in vele gevallen nog steeds van toepassing is.
Ten slotte wil ik nog even stilstaan bij het Participatiedecreet, dat het sluitstuk moet zijn van het uitgetekende cultuurbeleid. In dit verband wil ik even ingaan op wat de heer Vanackere zei. We hebben tijdens de vorige regeerperiode de hele sector - opnieuw - geregeld. Daarmee hebben we eigenlijk de structuur van de sector uitgetekend. Dat alles is nu weliswaar aan een evaluatie toe, maar over de meeste van de decreten en de uitvoering ervan kunnen we tevreden zijn. Ook in de sector heerst er tevredenheid over. Als we dus alsnog wijzigingen willen aanbrengen, dan moeten we dat voorzichtig en weloverwogen doen.
Mijnheer de minister, ik neem aan dat dit sluitstuk, het participatiedecreet, in 2007 aan het parlement wordt voorgelegd. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Arckens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik zal beginnen waar de heer Vandenbossche is geëindigd: met het Participatiedecreet.
Mijnheer de minister, u hebt tijdens de begrotingsbesprekingen een mooie schets gemaakt, toen u het had over de realisaties sinds 1999. Vermits u denkt aan te blijven tot 2009, gaat het, de korte interruptie met minister Van Grembergen daargelaten, om een periode van tien jaar, die u vergeleek met het optrekken van een huis met verschillende kamers. Sommige kamers zijn al bewoond; aan andere moet nog wat worden getimmerd. Heel binnenkort komt de opera aan de beurt. Daarnaast hadden we al de circuskunsten, die ons allemaal nauw aan het hart liggen. Deze morgen vernamen we ook hoever het staat met CultuurInvest.
In deze context - in deze fase van de strijd, anno 2006 - is de komst van een participatiedecreet echter wat bevreemdend. Ik leg dat uit. Vooreerst hebt u altijd gezegd dat u niet over participatie wilt spreken, maar ze gewoon wilt toepassen. Bovendien vraag ik me af wat zo'n heus decreet over participatie wel mag inhouden. Ik wil hiermee niet vooruitlopen op het debat dat ongetwijfeld in 2007 zal volgen, maar alleen even ingaan op een paar dingen waarover ik in de pers lees.
Mijnheer de minister, bent u er niet gerust in dat de mensen uw Cultureel Huis wel voldoende bezoeken? Wilt u het publiek - de vraagzijde - modelleren naar het Cultureel Huis - het aanbod? In kranteninterviews liet u alvast verstaan dat u alles wilt uitproberen om de cultuurdeelname te verhogen. Ik citeer u uit De Standaard van 9 november:
"Ik heb al meermaals gezegd dat de financiële middelen na 2009 niet meer kunnen toenemen. Maar voor participatie is er nog een inhaalbeweging nodig." Er komt dus een soort flankerend decreet.
Mijnheer de minister, u bent er blijkbaar niet al te gerust in dat een aantal cultuurcentra die onder meer via het Kunstendecreet een extra impuls hebben gekregen, genoeg volk trekken. Ik citeer u nogmaals uit dezelfde krant: "In Brussel is alles aanwezig wat men ons internationaal benijdt, maar het meer toegankelijke aanbod ontbreekt. In Brussel zou het Theater Arte daar een rol in kunnen spelen, in Gent de Tinnenpot of in Antwerpen De Roma."
Als ik u goed begrijp, mijnheer de minister, dan zijn de culturele instellingen zoals de Koninklijke Vlaamse Schouwbrug cultuurhuizen die men ons in de eerste plaats moet benijden. Pas in tweede instantie moeten we nagaan of die ook volk trekken. Ik heb u er al meermaals op gewezen dat dit een verkeerde redenering is.
Het is toch te gek voor woorden dat juist voor de ingang van de KVS een klein theater is ontstaan, Arte, dat letterlijk en figuurlijk toegang geeft tot meer toegankelijk theater, musicals, musicalopleidingen enzovoort. Ook het Brussels Volkstheater trekt veel volk maar klaagt over een tekort aan subsidies. Hetzelfde geldt voor het Brussels Operettetheater. Ik vraag me dan ook af waarom een deel van die activiteiten niet kan doorgaan in de KVS. Daar zijn twee podia, er kan dus simultaan worden gespeeld. Ik heb de indruk, mijnheer de minister, dat u die redenering volgt. Mijn vraag is dan ook wanneer u dat wilt implementeren.
Het is absoluut geen kunst om hoog opgeleide culturele omnivoren naar experimenteel theater te lokken, het is wel een kunst om een doorsnee middelmaatburger die zich wil vermaken naar een theater te krijgen. Pas dan kunnen we spreken van participatie.
Mijnheer de minister, uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat veel cultureel lekkers altijd bij dezelfde mensen terecht komt, namelijk de omnivore middenklasse. In onze theaters zitten jonge hoogopgeleide stedelingen. Vrouwen van middelbare leeftijd schijnen het boekenvak overeind te houden. 50-plussers uit de burgerij maken het gros uit van het publiek bij klassieke concerten. Voor mij mag dat omgekeerd zijn, of een mix, of wat dan ook. Mensen hoeven niet te participeren, maar als we er dan toch mee bezig zijn, kunnen we het beter grondig doen.
Wat de participatie betreft, is het hoopgevend dat er al drie boeken zijn uitgegeven. Een daarvan is 'Cultuurkijker' met heel veel teksten van Laermans en Bourdieu. Er is ook onderzoek gedaan om empirische bouwstenen te leveren voor een genuanceerde visie op de cultuurdeelname in Vlaanderen. Dat klinkt goed en is hoopgevend. Ik hoop dat deze werken als basismateriaal zullen worden gebruikt voor de verdere discussie in de commissie.
Het debat over de rol en de functie van de stadstheaters moet in deze context worden herzien. Mijnheer de minister, ik citeer u uit het verslag van de begrotingsbesprekingen Cultuur in de commissie want uw woorden waren in zekere zin hoopgevend voor mij: "In het lokaal cultuurbeleid is voorzien in goed draaiende cultuurcentra voor de meeste steden en gemeenten. De minister vindt het een grote uitdaging om precies dat luik in 2007 een grote rol toe te kennen in het participatiedebat. Het kan het aanbod meer divers maken en sluit niet uit dat de grote stadstheaters en/of instellingen in die zin mee moeten functioneren. Dat moeten enerzijds broeihaarden van dynamiek en nieuw talent zijn, maar anderzijds ook zaken brengen voor een breder publiek en toegankelijker zijn."
Mijnheer de minister, het zou prachtig zijn als we dit op die manier konden realiseren.
Mijnheer de minister, als we die richting uitgaan, ben ik een tevreden man en zal ik geen rel schoppen. Een twee- of meerderesporenbeleid, daar ben ik een groot voorstander van. Daarbij mag niet worden geraakt aan de programmatie. Dat was de grote, misschien wel gespeelde, angst van velen vorig jaar.
Mijnheer Arckens, ik ben het eens met de samenvatting in het verslag. Het gaat inderdaad om een meersporenbeleid. Via het Kunstendecreet hebben we ervoor kunnen zorgen dat er een heel groot en divers aanbod is. Iedereen moet zijn ding kunnen doen. Elke kunstenaar moet aan bod kunnen komen. We moeten daar een zo groot en zo ruim mogelijk publiek mee kunnen bereiken. In het Kunstendecreet is daarover heel wat opgenomen, zoals ook de sociaalartistieke projecten.
In uw inleiding verwarde u wel de cultuurcentra met het Kunstendecreet. De cultuurcentra zijn opgenomen in het lokaal cultuurbeleid. Buiten alle mogelijke instellingen binnen het Kunstendecreet moet het ook mogelijk zijn om andere instrumenten te hanteren om te zorgen voor een zo ruim mogelijke spreiding.
U weet dat ik erg bezorgd ben over de evolutie in Nederland. Daar is de afgelopen tien jaar zowat alles verkeerd gelopen op het gebied van cultuur wat maar verkeerd kon lopen. Dat is cru gezegd, maar het klopt wel. Ik wil daar later wel eens dieper op ingaan. We moeten een dergelijke evolutie, waarbij er geen platform meer is waar die creaties kunnen gedijen, voorkomen.
Daarnaast wijst heel wat onderzoek uit dat we wel een ruim publiek bereiken. Het zijn echter ook steeds dezelfde groepen die we niet bereiken. Dat kan voor mij niet. Juist daar is er een taak om, via een doorgedreven participatiebeleid met andere instrumenten dan die die in reguliere of sectorale decreten verankerd zijn, extra impulsen te geven om die doelgroepen beter te stimuleren en te bereiken via een ruim aanbod. Ik denk daarbij aan de mensen die in armoede leven, mensen met een dubbele culturele achtergrond, mensen die in de gevangenis zitten, mensen met een handicap enzovoort. Zij moeten zelf de keuze kunnen maken uit dat ruime aanbod. We moeten iets meer doen dan die mensen naar de cultuur leiden. We moeten de cultuur naar die mensen brengen.
Voor die eerste oefening zetten we forse stappen. Wat de tweede oefening betreft, moeten we absoluut een tandje bij steken. Het ligt wel in het verlengde van het discours dat u hier houdt.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat te horen. De groepen die u aanhaalt, mag u nog ruimer zien. Ik zou ze omschrijven als mensen met een minder hoog cultureel kapitaal en zonder een specifieke vooropleiding om te participeren aan kunst. Het gaat dan om alle mensen die men niet kan omschrijven als culturele omnivoren. Daar moeten we verder werk van maken. Als dat ook voor de stadstheaters kan: graag.
De artistiek directeurs van die stadstheaters behoren zich als ambtenaar terughoudend op te stellen tegenover de politieke wereld en ons zeker niet om de haverklap hun visie mee te delen over wereldproblemen allerlei, laat staan hun partijpolitieke voorkeur mede te delen en te rechtvaardigen. Dit moet gedaan zijn. We zijn het erover eens dat diversificatie de basisregel moet worden. Ik zou het nog anders kunnen uitdrukken. Het gaat om het recht op culturele differentie. Diversiteit slaat immers op iets anders. We mogen de termen niet door elkaar gebruiken.
Voorlopig stel ik me enigszins terughoudend op. Ik heb al veel meegemaakt. Geduld is een schone deugd. Enige scepsis kan ook nooit kwaad. We hebben de afgelopen jaren al te veel meegemaakt, tot en met 'bourleske' vertoningen in Antwerpen die expliciet tot doel hadden mijn partij aan het kruis van de jaren '40-'45 te willen vastnagelen.
Mijnheer de minister, ik wil de polemiek van vorig jaar die mij tot in de Larousse-encyclopedie vastnagelde, niet opnieuw aanwakkeren.
Er valt nog veel meer te zeggen over uw beleidsbrief en begroting. Dat de bomen niet tot aan de hemel reiken, dat Vlaanderen gemiddeld meer uitgeeft aan Cultuur dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië en Nederland, is al allemaal gezegd door de heer Vanackere. Ik zou het nog kunnen hebben over de modernisering van het decreet over de amateurkunsten en over de plotse dynamiek van het VAF, die veel mensen is ontgaan. We mogen niet vergeten dat CultuurInvest daar ook een rol in zal spelen. Als dat op poten staat, verwacht ik ook iets in verband met de musical, want dat zijn we uit het oog verloren. Ik zou het nog kunnen hebben over de plannen tot digitalisering van boek.be, over het lokaal cultuurbeleid enzovoort.
Mijnheer de minister, ik zie veel vooruitgang. Het gaat zelfs verbazend goed vooruit. Het effectief doorvoeren van een inclusief participatiebeleid kan een en ander completeren en uw meest fervente critici - maar daar behoor ik niet toe - naar de verdomhoek wijzen. Tien jaar Bert Anciaux in 2009: de geschiedenis zal over u oordelen, hard maar rechtvaardig. Ik heb u gewezen op een fundamenteel pijnpunt, meer bepaald de gebrekkige participatie van bepaalde groepen, en zie, daar is misschien al een stuk oplossing in zicht. Mijn excuses voor deze lichte voorafname op het komende debat, maar ook mijn welgemeende wens tot schoonheid, kracht en wijsheid.(Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil nog een amendement aankondigen dat we niet in de commissie hebben ingediend. Het is een amendement naar aanleiding van een discussie die is ontstaan over de billijke vergoeding. Die moet worden betaald door organisatoren die kunst en vooral muziek gebruiken. In het regeerakkoord staat dat die kosten niet meer betaald zullen moeten worden op voorwaarde dat het sociaal-culturele, sport- en jeugdverenigingen betreft. Dat is nog altijd gerealiseerd. Ondertussen is duidelijk geworden dat die billijke vergoeding meer zal kosten door een akkoord dat federaal minister Verwilghen heeft gesloten met de sector. De kosten zouden volgend jaar 10 percent meer bedragen. Vooral de jeugdsector vraagt dat u zich houdt aan de beloftes uit het regeerakkoord. Het amendement stelt dat de Vlaamse overheid in 2007 voor die organisaties die worden gesubsidieerd, de billijke vergoeding op zich neemt. Er wordt een schatting van 500.000 euro kosten gemaakt.
Mijnheer Stassen, ik ben benieuwd waar die 500.000 euro dan in mindering wordt gebracht.
Dat zal uw collega-minister naast u wel oplossen.
Het is dus geld dat uit de hemel neerdwarrelt.
Mijnheer Stassen, op de begroting staat reeds een post voor de billijke vergoeding ten belope van 250.000 euro. Het regeerakkoord geldt voor een periode van vijf jaar en het moet in 2009 gerealiseerd zijn. Ik maak me sterk dat we dit in 2007 vermoedelijk zullen kunnen oplossen, indien er niet te veel collega's op andere niveaus tussen fietsen. Ik vind het iets te gemakkelijk om een amendement in te dienen zonder te zeggen waar dat bedrag dan in mindering moet worden gebracht.
Aan wie wil de heer Stassen dat geld doorstorten?
Als u onnozel wilt doen, kan ik u eraan herinneren dat vandaag al 250.000 euro is ingeschreven. De minister moet zeggen wie dat geld zal krijgen. Zowel u als ik weten wie dat geld moet krijgen. Het enige wat ik wil, is het bedrag met 250.000 euro optrekken, want het ingeschreven bedrag zal niet volstaan. Er zijn nog genoeg reservefondsen waar men dat geld kan gaan halen. Dat is geen discussie waard.
We bespreken nu het onderdeel Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, we hebben in de commissie de gelegenheid gekregen om de begroting grondig te bespreken. Ik wens me hier dan ook te beperken tot enkele welzijnsdossiers die voor mijn fractie belangrijk zijn. U bent erin geslaagd een behoorlijk budget in de wacht te slepen om zo aan een aantal noden in Vlaanderen te beantwoorden. Ik erken dat en heb dat al eerder gezegd. In grote lijnen steunt onze fractie uw doelstellingen voor 2007.
Toch blijven er voor Welzijn belangrijke knelpunten die al jaren aanslepen en maar niet opgelost geraken. Vaak leidt dat tot grote menselijke drama's. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de wachtlijsten in de gehandicaptensector. Ondanks de vele beloften van alle partijen om daar bij prioriteit werk van te maken blijven de wachtlijsten bestaan en worden ze in de prakrijk niet afgebouwd. Integendeel: uit de evolutie van de centrale wachtlijst blijkt dat het aantal geregistreerde zorgvragen blijft toenemen. Er worden inspanningen geleverd, maar onvoldoende. De schrijnende problematiek blijft bestaan.
Het vooropgestelde meerjarenplan wordt niet gehaald. Het gevolg is wel dat personen met een handicap en hun onmiddellijke omgeving onder een enorme psychische druk komen te staan. Dat heeft vaak zeer tragische gevolgen. Het is dan ook absoluut noodzakelijk om bij absolute prioriteit de wachtlijsten in Vlaanderen weg te werken en zorgzekerheid te bieden aan mensen met een handicap en aan hun ouders en familieleden. Ik blijf pleiten voor het onmiddellijk vrijmaken van meer financiële middelen om deze onaanvaardbare wachtlijsten in de gehandicaptensector onmiddellijk en definitief weg te werken. Zorgzekerheid is de enige manier om ouders en familieleden ervan te overtuigen zelf zorgtaken zo lang mogelijk op zich te nemen.
Naar aanleiding van de Internationale Dag voor Personen met een Handicap van enkele weken geleden formuleerde de sector zelf concrete voorstellen om aan gehandicapten zorg op maat te geven en erover te waken dat elke zorgvraag wordt beantwoord. Dat zou kunnen met het systeem van de zorgvoucher. Ik ga niet in op die voorstellen, en neem aan dat ook de minister er kennis van heeft genomen. Het lijkt me alleszins de moeite waard om daarover na te denken.
In Vlaanderen bestaat een goed uitgebouwd netwerk van voorzieningen die door het Vlaams Fonds zijn erkend. Er is in die voorzieningen voldoende creativiteit aanwezig om nieuwe opvang uit te bouwen. Er is enkel nood aan subsidies voor het nodige personeel en voor de werking. Dat kan via de uitbouw van het reservefonds worden gerealiseerd.
Ik stel dan ook de vraag, mevrouw de minister, of dit voorstel haalbaar is. Niet alleen in de gehandicaptensector, maar ook in de geestelijke gezondheidssector zijn er wachtlijsten en moet er dringend een tandje worden bijgestoken. Zeker gezien de toenemende nood op dat vlak. Mensen met psychische moeilijkheden moeten binnen de week terecht kunnen bij een laagdrempelig centrum voor geestelijke gezondheidszorg. Psychosociale hulp moet een afdwingbaar recht worden. Gezinnen die geconfronteerd worden met kinderen die dringend opvang door een kinderpsychiater nodig hebben, hebben absoluut geen boodschap aan de mededeling dat zij nummer zoveel op de wachtlijst zijn. Deze gezinnen hebben nood aan onmiddellijke opvang, zeker nu iedereen weet dat zelfmoord een belangrijke doodsoorzaak bij onze jongeren is. Kortom, de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidzorg moeten kordaat worden aangepakt door een systematische en structurele uitbreiding van de capaciteit. Die uitbreiding is niet alleen nodig in de residentiële opvang, maar ook in de psychiatrische thuisverzorging en de centra voor geestelijke gezondheidszorg.
Over de wachtlijsten bij de kinderopvang zal ik kort zijn omdat we er twee weken geleden zeer uitvoerig over hebben gedebatteerd, maar ik blijf de nood onder de aandacht brengen. Er moeten dringend meer residentiële zorgformules worden uitgewerkt voor het toenemende aantal zorgbehoevende ouderen. En de problematiek zal alleen maar toenemen gelet op de vergrijzing van onze samenleving. Het is uw plicht om hierop te anticiperen en vandaag oplossingen uit te werken voor morgen. De nood aan een volwaardig ouderenbeleid blijft toenemen. Er zijn nog steeds te lange wachtlijsten, zowel in de thuiszorg als in de residentiële zorg. Het is dus nodig dat er nieuwe impulsen worden gegeven aan de verdere uitbouw van de thuiszorg en een effectieve ondersteuning van de mantelzorgers. We weten nu immers dat de meeste bejaarden graag zo lang mogelijk thuis worden verzorgd. De thuisverzorging moet financieel neutraal worden. Kiezen om thuis te worden verzorgd mag in geen geval duurder blijven dan een opname in een rusthuis of ziekenhuis.
Voorts blijft de aandacht voor het wegwerken van leeftijdsdiscriminaties in de Vlaamse regelgeving afwezig, ook al bestaat hierover een duidelijke wetenschappelijke studie. Ook hiervan vraag ik u werk te maken. U bent immers minister van Gezin en hebt altijd al aangekondigd dat u stond voor "een menselijke combinatie van arbeid, gezin, sociaal leven en vrije tijd". De aangekondigde Kwali-Tijd-kaart moest het mogelijk te maken om in de best mogelijke omstandigheden en met voldoende financiële ondersteuning zelf de zorg voor kinderen, zieken, personen met een handicap of zorgbehoevende ouderen op te nemen. Allemaal zaken waarin ik u steun. Maar op het terrein, en de legislatuur is halfweg, stel ik vast dat er niet veel is veranderd en dat er geen sprake is van een volwaardig en integraal gezinsbeleid. Er is bijvoorbeeld geen financiële, fiscale en economische ondersteuning van de gezinnen, een thema waarvoor mijn fractie al lang ijvert. Evenmin wordt er een kostendekkende geboortepremie toegekend en ook de invoering van een bijzondere tegemoetkoming aan gezinnen blijft uit. In uw beleid wordt rekening gehouden met gezinnen waarvan beide partners uit werken gaan en er is aandacht voor een uitbreiding van de kinderopvang en een flexibele en occasionele kinderopvang. Allemaal zaken die wij positief evalueren, laat me dit duidelijk beklemtonen. Maar er is geen aandacht voor de thuiswerkende ouder die hiervoor bewust kiest of hiervoor bewust zou willen kiezen, maar voor wie dit vandaag onmogelijk is omwille van financiële beperkingen. Nochtans had u in uw programma hiertoe een aanzet gegeven door een financiële stimulans te beloven aan mensen die ervoor kiezen om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen. Ik zal blijven ijveren voor het toekennen van een statuut aan de thuiswerkende ouder met financiële ondersteuning en de opbouw van pensioenrechten.
Mevrouw de minister, collega's, vooraleer het verwijt te krijgen niet op alle schrijnende problemen op het vlak van welzijn tijdens deze begrotingsbespreking in te gaan, geef ik graag toe dat dit binnen het gegeven tijdsbestek onmogelijk is. Er zijn immers nog andere belangrijke dossiers.
Ik verwijs naar de drugsproblematiek, de problematiek van de armoedebestrijding, de algemene strategie ter preventie van thuisloosheid. Om zoals beloofd de armoede en sociale uitkering minstens te halveren tegen 2009 en de sociale grondrechten van eenieder te eerbiedigen, moet u dringend initiatieven nemen en meer middelen vrijmaken.
U kent zeer duidelijk de bekommernissen van onze fractie over het jeugdsanctierecht. Ook de investeringen in preventieve gezondheidszorg en gezondheidspromotie moeten worden opgedreven, met bijzondere aandacht voor de belangrijkste oorzaken van gezondheidsproblemen, zoals ongezonde leef- en werkgewoonten en een lage scholing. We moeten de Vlamingen meer overtuigen van de eigen verantwoordelijkheid om over hun gezondheid te waken en die te bevorderen. Want ook iedere individuele burger heeft hier een eigen verantwoordelijkheid. Hier intensief aan werken, levert flinke besparingen op en maakt zorg beter betaalbaar voor iedereen.
Ook op het vlak van de gevoerde preventie is het dringend nodig na te gaan of de gekozen weg wel de juiste weg is. Heel wat van die preventiedossiers zijn dossiers uit het verleden waarvoor vandaag een grondige evaluatie nodig is. Ik denk bijvoorbeeld aan de borstkankerscreening. Ook de vraag om preventie uit te breiden, bijvoorbeeld naar huidkanker, naar osteoporose, naar glaucoom, verdient aandacht.
Vandaag bent u vaak beperkt in uw mogelijkheden, mevrouw de minister, om bepaalde doelstellingen te bereiken omdat Vlaanderen niet alleen bevoegd is in vele welzijndossiers, maar ook de federale overheid nog te veel en te belangrijke bevoegdheden heeft. Om een coherent beleid te voeren is een volledige en snelle overheveling van alle bevoegdheden inzake gezin, welzijn en gezondheid, alsmede van de volledige sociale zekerheid naar Vlaanderen dringend noodzakelijk. Alleen op deze wijze kan u een volwaardig, autonoom, integraal en positief beleid voeren, aangepast aan de wensen en behoeften van alle Vlamingen. Maak hiervan voor 2007 een absolute topprioriteit. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, het tijdsbestek laat niet toe om op alles grondig in te gaan; daarom licht ik er enkele thema's uit.
Het belangrijkste is dat de budgetten significant stijgen. Ook de beleidsbrief kan dit jaar ambitieus genoemd worden en bovenal duidelijk en leesbaar. Duidelijk, omdat we zeggen waar de uitdagingen zich bevinden, hoe we ze willen aanpakken en wat de timing is. CD&V heeft haar doelstellingen voor welzijn altijd duidelijk verwoord.
Maar het beleid is niet zo simpel in een aantal woorden te vatten. Op vele vlakken wordt er werk geleverd. De begroting 2007 bevat dan ook een aantal goede initiatieven en vertaalt het voorgenomen beleid. Ik denk bijvoorbeeld aan het globaal plan Bijzondere Jeugdzorg, maar ook aan de zorgverzekering waar we de residentiële zorg niet meer zullen discrimineren. Ook de implementatie van de opvoedingswinkels is er duidelijk in terug te vinden evenals het Vlaams vaccinatieprogramma met het vaccin tegen de pneumokokken. Maar essentieel blijft de aanpak van de wachtlijsten, mensen met een handicap zijn voor ons prioritair. Dat blijkt ook uit de cijfers in de begroting.
Het Vlaams Agentschap ziet zijn beleids- en betaalkredieten met meer dan 48 miljoen euro stijgen. Cruciaal hier zijn de 22 miljoen euro voor het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. Het is belangrijk dat de 7,5 miljoen euro voor de opstap in 2007 ook nu al in onze initiële begroting vermeld staat. Op dat punt was vroeger veel kritiek. We kunnen hier nu toch wel een duidelijk signaal geven.
Ook was er nog de wachtlijst voor hulpmiddelen: de individuele materiële bijstand. In 2004 bedroeg de gemiddelde wachttijd voor een persoon met een handicap die een brailleregel of een rolstoel aanvroeg elf maanden. Toen werd uw voornemen om die wachttijd tot één maand te herleiden zeer kritisch bekeken. Vandaag zijn we zover. Als een persoon met een handicap vandaag diezelfde aanvraag doet, is de wachttijd één maand.
Een derde, en niet minder belangrijk voorbeeld, is de afrekening van de dagprijsdossiers. Ook hier zal de begroting 2007 het volledig mogelijk maken om de resterende dagprijzen van 2004 en alle dagprijsdossiers van het dienstjaar 2005 effectief te verrekenen. U hebt daarvoor een budget van 9 miljoen euro uitgetrokken. Er wordt ook gegarandeerd dat de maandelijkse voorschotten tijdig worden betaald. Het klinkt inderdaad logisch dat wij zaken tijdig en correct betalen, maar dat was vroeger allesbehalve vanzelfsprekend. Ik ben dan ook blij dat we hier de fouten van het verleden rechtzetten en hoop dat we dit in de toekomst zullen volhouden.
Onze fractieleider zei gisteren bij de algemene toelichting bij de begroting: het is een kenmerk van deze Vlaamse Regering dat wij onze facturen op tijd betalen. Ik blijf dit een van de mooiere voorbeelden vinden.
Nog enkele zaken over kinderopvang. Wij hebben hierover enkele weken geleden een grondig debat gevoerd in de commissie en in de media, helaas in de omgekeerde volgorde. Ik wil enkele belangrijke cijfers herhalen.
Sinds de start van de legislatuur zijn al meer dan achtduizend plaatsen gerealiseerd in verschillende sectoren. Er zullen er in de loop van deze legislatuur nog meer dan duizend bijkomen. Het plan voor flexibele en occasionele opvang staat garant voor meer dan tweeduizend extra plaatsen in de kinderopvang. Dat brengt het totaal op het einde van de legislatuur boven de elfduizend extra plaatsen. Dat is toch wel belangrijk in het kader van deze bespreking.
Het gezondheidsbeleid verdient de nodige aandacht. Ik verwees al naar de opname van het pneumokokkenvaccin. Dat had een invloed op uw budget.
Ook de geestelijke gezondheidszorg komt sterk aan bod. Dat is niet minder belangrijk. Er waren heel wat initiatieven, zoals de 'Fit in je hoofd'-campagne en de initiatieven inzake zelfmoordpreventie. Hierin is de uitbreiding van de Zelfmoordlijn maar een van de vele voorbeelden.
Verscheidene projecten worden momenteel gesubsidieerd en ondersteund binnen onze Vlaamse gezondheidszorg. Dat past allemaal in de vernieuwingsgolf, die ik met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg en de aanpak ervan op Vlaams niveau ontwaar.
Wij engageerden ons ook in het regeerakkoord om de hulpverleningscapaciteit binnen de centra voor geestelijke gezondheidszorg sterk uit te breiden. Het Vlaams Parlement heeft dat voornemen nog kracht bijgezet door onze motie, die we vandaag precies één jaar geleden ook hier in de plenaire vergadering hebben goedgekeurd en waarbij we de concrete uitvoering hebben gevraagd.
Op dit punt blijf ik soms nog wat op mijn honger zitten. Vooral wat betreft de duidelijke definiëring van het groeipad voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg en de invulling ervan de komende jaren.
Ik wil afsluiten met het vrijwilligerswerk. In de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector zetten zich op dit ogenblik meer dan 200.000 vrijwilligers belangeloos in. Dat is meer dan één vierde van alle vrijwilligers in Vlaanderen. U onderstreept in uw beleidsnota het belang van deze vrijwilligers en het werk dat ze doen. Ik ben ervan overtuigd dat we hun inzet en de resultaten die zij boeken niet kunnen overschatten. In wetgevend opzicht vallen zij onder het decreet van 1994. Dat decreet is 12 jaar oud, het werd geëvalueerd en beantwoordt niet meer aan de noden.
Ik wil dan ook, zoals eerder in de commissie werd gedaan door onze partij, ervoor pleiten om deze groep van vrijwilligers op alle mogelijke manieren meer dan vandaag te ondersteunen en om hen ruimte te bieden voor een sterke coördinatie. De inzet van deze vrijwilligers in een sector waar 'zorg dragen' voor mensen het uitgangspunt is, is onbetaalbaar en moeilijk in euro's uit te drukken.
Toch moet gezegd dat deze begroting met cijfers duidelijk maakt dat zorg dragen voor elkaar en investeren in welzijn en gezondheid een prioriteit is en blijft. CD&V ziet in deze begroting dan ook veel kansen om tegemoet te komen aan heel wat behoeften in de sector van de zorg en het welzijn. We zullen de beleidsbrief en de begroting met veel overtuiging goedkeuren. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, Welzijn rijft met deze begroting heel wat extra middelen binnen. Ik kan daar als lid van de commissie alleen maar blij om zijn. Ik ben ook verheugd dat gehoor wordt gegeven aan een aantal resoluties en moties die in de commissie werden goedgekeurd.
Het meest opvallende aan de begroting zijn uiteraard de gevolgen van de alternatieve financiering. Eigenlijk zullen we de zeer concrete gevolgen van dit systeem pas echt zien vanaf 2008 en 2009, en nemen we dit jaar alleen maar een aanloop. De VLD hoopt dat het tweede luik van de alternatieve financiering, het waarborgfonds voor commerciële rustoorden, nu ook snel van start zal kunnen gaan. Dit is voor ons een belangrijk punt in de ondersteuning van het commerciële initiatief in de zorg.
Mevrouw de minister, u kondigt in uw beleidsbrief een decreet Woonzorgbeleid aan dat de basis moet leggen voor het ouderenbeleid van de komende decennia. Dat is een grote uitdaging, gelet op de vergrijzing, maar ook gelet op de gewijzigde verwachtingen van ouderen. We bouwen volop residentiële instellingen en die zullen nodig blijven, maar is het dat wat het gros van de ouderen verwacht?
De nota van de Vlaamse Gezondheidsraad over de toekomst van het gezondheidszorgbeleid in Vlaanderen heeft het over een morbiditeitscompressie. De gezonde levensverwachting stijgt terwijl de periode van gezondheidsbeperkingen door chronische aandoeningen toeneemt, zonder dat evenwel de periode van intensieve medische interventie in gelijke mate stijgt. We leven dus langer in gezonde toestand, maar we leven ook langer met gezondheidsbeperkingen. We gaan pas naar het rustoord om er de laatste paar jaren van ons leven door te brengen. Voordien leven we thuis of in een serviceflat, al dan niet met een chronische aandoening en behelpen we ons met vormen van thuiszorg of semiresidentiële zorg.
Ik wil me aansluiten bij de collega's die oproepen om ons in het parlement te bezinnen over de koers die we moeten varen in het ouderenbeleid. In de commissie moeten we alle actoren horen, we moeten kijken naar wat men in het buitenland doet. Voor de VLD is de vergrijzing immers één van de belangrijkste uitdagingen van de toekomst. Oplossingen moeten worden uitgewerkt voor doelgroepen die nu nog te dikwijls in de kou blijven staan, zoals de dementerenden en de bejaarden in een thuissituatie die om een of andere reden plots onhoudbaar wordt. Vandaag stellen we vast dat voor beide groepen opvang in een rustoord vinden bijzonder moeilijk is. Voor echtparen is de situatie nog dramatischer.
Ook de omkadering van de thuiswonende oudere met een of meer gezondheidsbeperkingen wordt een uitdaging van de toekomst. De zorg om het gepast wonen is daarbij een heel belangrijk gegeven. Ook hier zien we dat senioren die op zoek zijn naar een serviceflat jaren moeten wachten vooraleer er een plaats vrijkomt. De vraag is dus: hoe passen we de thuissituatie aan waardoor mensen zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven leven of hoe voorzien we in voldoende aangepaste huisvesting voor mensen met gezondheidsbeperkingen?
Het belang van de thuiszorg kan in de toekomst nauwelijks worden onderschat. In die optiek is het te betreuren dat de groei van het urencontingent in de thuiszorg slechts stijgt met 2,5 percent en niet met de 4 percent die gepland is in de regelgeving.
De commissie heeft ook een discussie gevoerd over de beste manier om meer serviceflats gebouwd te krijgen. De vastgoedbevak NV Serviceflats Invest heeft de verwachtingen ver van ingelost. Verschillende parlementsleden hebben voorbeelden gegeven van gemeenten die zelf initiatieven ontwikkelen. Het zou goed zijn mochten de Vlaamse ministers van Welzijn en Financiën samenzitten, om na te gaan welke andere formules voor ondersteuning door de Vlaamse overheid in aanmerking zouden komen. Mevrouw de minister, ik refereer hier aan de vraag die ik daarover stelde, zowel aan u als aan minister Van Mechelen, en waarop minister Van Mechelen zich bereid verklaarde om daarover, samen met u, denkwerk te verrichten.
In dat kader wil ik ook wijzen op de conclusie van het Consortium Vergrijzing in Vlaanderen. Demografen dachten aanvankelijk dat maar 10 percent van de bevolking ouder zou worden dan 87 jaar. Ondertussen is gebleken dat 10 percent ouder wordt dan 93 jaar. Deze vaststelling zet onze programmatiecijfers op de helling.
Positief is in elk geval dat een oplossing is gevonden voor de dagcentra voor palliatieve verzorging voor 2007 en ik hoop dat er zeer vlug een structurele oplossing wordt uitgewerkt voor 2008 en later.
Bij de diensten voor gezinszorg blijft het probleem bestaan van de hulpverlening aan jonge gezinnen. 80 percent van de hulpverlening gaat naar ouderen, slechts 20 percent naar jonge gezinnen. Nochtans zijn er heel wat situaties waarin jonge gezinnen nood hebben aan meer dan poetshulp, maar aan echte gezinsbegeleiding. We blijven benadrukken dat we bij de prijszetting dringend ook aan jonge gezinnen moeten denken. Inkomensgerelateerdheid heeft zijn verdienste, maar de realiteit leert ons dat jonge gezinnen die met zeer zware gezondheidsproblemen worden geconfronteerd, niet aan bod komen.
Mevrouw de minister, de VLD betreurt dat voor 2007 geen middelen werden ingeschreven voor de subsidiëring van de animatiefunctie in commerciële rustoorden. Bij de begrotingscontrole 2006 werden middelen die ingeschreven waren voor de animatie in rustoorden, overgedragen naar andere sectoren. Toen werd beloofd dat de middelen zouden terugvloeien naar de animatiefunctie. Dat is jammer genoeg niet volledig gebeurd. Tijdens de commissievergadering hebt u verklaard dat een subsidiëring van de animatiefunctie in commerciële rustoorden 4 miljoen euro zou kosten en dat 800.000 euro dus onvoldoende zou zijn. Onze fractie was best bereid om deze subsidiëring gefaseerd te laten verlopen. Men had in 2007 kunnen beginnen met een subsidiëring van een vijfde van de kostprijs. De schuld afschuiven naar de Vlaamse Regering is dus niet aan de orde.
Mevrouw de minister, we betreuren ook dat u argwanend blijft staan tegenover het voorstel om commerciële rustoorden centra voor kortverblijf en centra voor dagverzorging te laten organiseren. We zijn natuurlijk blij met de uitbreiding van het aantal centra voor dagverzorging en kortverblijf in 2006 en met de geplande uitbreidingen in 2007. Er is zeker vooruitgang, maar de vraag is of die vooruitgang voldoende is.
Als we aan het huidige tempo bijkomende plaatsen blijven realiseren, hebben we pas over 6,5 jaar de norm voor de dagverzorgingscentra en over 11,5 jaar de norm voor de centra voor kortverblijf ingevuld. Dat lijkt ons te lang. Wij denken dat, als we commerciële rustoorden deze zorgvormen zouden laten aanbieden, we sneller de programmatienorm zouden realiseren.
Opnieuw pleiten we vanuit de VLD voor het stimuleren van ondernemerschap en marktwerking in de zorgsector. Wij willen het volle potentieel uit de privésector aanwenden om de vergrijzing in onze maatschappij mee op te vangen, want we kunnen het allemaal niet alleen blijven doen. Mevrouw de minister, wij hopen dat u in 2007 uw argwaan zult laten varen en dat u zich achter ons voorstel zult scharen.
De discriminatie van de commerciële rustoorden wordt trouwens nog groter naar aanleiding van de nieuwe maatregel die dagverzorgingscentra toelaat comfortdagen uit te bouwen.
Steeds meer krijgen we in de welzijnssector de ethische vraag te horen of het verantwoord is dat zij die al zorg krijgen, altijd meer - en begrijp mij niet verkeerd - terechte zorg krijgen, terwijl zij die niet terecht kunnen wegens een gebrek aan voorzieningen, helemaal geen zorg krijgen. Ik weet dat dat zeker uw bedoeling niet is.
Inzake gehandicaptenzorg is het een goede zaak dat we niet alleen in extra middelen voorzien om op jaarbasis de opstap in 2006 te financieren, maar dat we nu reeds de middelen hebben kunnen verwerven voor het uitbreidingsbeleid van 2007. Tot nog toe hebben we steeds moeten wachten op de begrotingscontrole. Dat is dus een flinke stap vooruit.
Positief is ook dat bijkomende middelen zijn vrijgemaakt voor de administratieve en financiële afhandeling van de dagprijsdossiers. De wachtlijsten blijven evenwel groeien. Daarop is terecht gewezen in de commissie door verschillende collega's. De VLD vraagt echter meer. Het decreet van 21 december 2001 hield de invoering van een persoonsgebonden budget in, maar ook, en trouwens in samenspraak met uw partij, mevrouw de minister, een nieuwe financieringsmethode voor de voorzieningen waarbij de nadruk ligt op vereenvoudiging en flexibiliteit. Voor dat laatste is de fase van de zorggradatie afgewerkt en is het nu wachten op de invulling van de financiële vergoeding voor elke zorgmodule.
De VLD is niet naïef te denken dat de nieuwe financieringsmodaliteiten voor de voorzieningen gemakkelijk zullen verlopen. We denken evenwel dat het absoluut tijd wordt om een operationeel uitvoeringsplan, gefaseerd in de tijd, op te stellen, zowel met betrekking tot de invoering van de nieuwe subsidiëring van de instellingen als voor de uitvoering van het persoonsgebonden budget. Werken met experimenten doet ons vrezen dat de hervorming op de lange baan wordt geschoven. Inzake de fiscale aftrekbaarheid van de subsidie aan zelfstandige initiatieven in de kinderopvang, blijft onze fractie hopen dat men snel komt tot een positief resultaat. Het zou een belangrijke stimulans kunnen zijn voor zelfstandige initiatieven ofschoon we beseffen dat dit niet voldoende zal zijn.
De kern van mijn betoog is dat wij tevreden zijn met deze begroting, omdat er meer middelen worden vrijgemaakt om de problemen in de diverse sectoren aan te pakken. De VLD-fractie blijft op haar honger zitten wat betreft verregaande vernieuwingen in de zorg- en welzijnssector en de stimulering van marktwerking en ondernemerschap. Beide zijn ook voor een stuk met elkaar verweven. Onze prioriteiten daarbij zijn: de zorgvernieuwing in de gehandicaptensector via de uitvoering van het PGB-decreet, het wegwerken van belemmeringen voor de zelfstandige kinderopvanginitiatieven en het betrekken en stimuleren van de commerciële initiatiefnemers in de thuis- en ouderenzorg op een volwaardige en gelijkwaardige basis.
Na het kerstreces, mevrouw de minister, zult u het Woonzorgdecreet voorstellen. Wij hopen dat dat een gelegenheid zal zijn om uitvoerig te debatteren over hoe we de uitdagingen in de ouderen- en thuiszorg kunnen aangaan in de komende 10 tot 20 jaar. Wij hopen dat dit debat zonder oogkleppen en zonder bekrompen denken kan worden gevoerd en dat de nodige, gedurfde vernieuwingen en hervormingen op de rails kunnen worden gezet. De VLD-fractie zal de beleidsbrief en de begroting goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik ga me toespitsen op drie punten. Deze beleidsbrief en begroting zorgen voor een grote vooruitgang in het welzijnsbeleid. Er wordt voorzien in veel extra middelen en er is een doorbraak op het vlak van infrastructuur. We hopen dat de lang aanslepende infrastructurele problemen opgelost raken. Dat biedt perspectieven voor zowel de ouderenzorg als de zorg voor personen met een handicap.
Ik wil drie kanttekeningen maken bij het algemene beleid, die ook in de commissie aan bod zijn gekomen maar die meer van politieke aard zijn. Eerst wil ik het hebben over de ouderenzorg. In de beleidsbrief staat dat de minister eind 2006 een globaal ouderenbeleidsplan zal voorstellen. Het is nu eind 2006 en ik hoop dat de minister ons daar vandaag meer informatie over zal geven en dat de stukken weldra in het parlement beschikbaar zullen zijn.
Begin 2007 zal de minister dan met een nieuw plan voor de dag komen in het kader van het Woonzorgdecreet. Dat valt natuurlijk toe te juichen, maar er mag niet worden getalmd. In de vorige zittingsperiode is er heel veel werk gemaakt van het Woonzorgdecreet. Het onderdeel met betrekking tot het ouderenzorgbeleid is eigenlijk nog niet uitgevoerd. De coalitiewijziging brengt natuurlijk nieuwe prioriteiten en een nieuwe werkwijze met zich mee, maar we mogen de fout niet maken al het werk opnieuw te willen doen en gewoon van nul te willen beginnen.
Mevrouw de minister, u hebt de instrumenten gecreëerd om versneld infrastructuur te bouwen. Laten we die instrumenten ook gebruiken om vernieuwde ouderenzorg te bouwen en ervaring op te doen ter zake. De tijd van experimenteren en plannen is voorbij. We moeten nu vooruitgaan en een concreet toekomstproject voor het ouderenbeleid in Vlaanderen hebben.
Wat kinderopvang betreft, hebt u ons uw totaalplan voor de vernieuwde aanpak in de kinderopvang voorgesteld. Samen met minister Van Brempt hebt u een plan gemaakt voor flexibele en occasionele opvang. U maakt 6,6 miljoen euro vrij voor de uitbreiding van de kinderopvang. Ook hier vragen we een echt gedurfde aanpak. Een aantal principes ter zake delen we. Wat een aantal andere principes betreft, moeten een en ander nog worden opgehelderd.
De betaalbaarheid voor de ouders is voor ons een prioriteit. We zijn blij dat u daar veel aandacht aan besteedt in uw plan. Dat is terecht. Ook transparantie is belangrijk. Het moet veel duidelijker worden voor ouders waar kinderopvang beschikbaar is, waar er plaatsen zijn en hoe de vormen van aanbod op elkaar worden afgestemd. U hebt het in uw plan over een eenloketfunctie. Dat verheugt ons, maar het baart ons tegelijk zorgen dat u niet uitsluit dat er in één regio verscheidene loketten kunnen zijn. Dat is een contradictie. Als er meer loketten zijn, moeten de ouders weer gaan shoppen. Dat willen we zo veel mogelijk uitsluiten.
We willen ook oproepen tot creativiteit. We moeten nadenken over flexibele infrastructuurnormen, over een gedeeld gebruik van lokalen door kinderopvang, scholen en jeugdbewegingen. Ook wat dat betreft willen we stappen vooruit zetten.
Ten slotte nog iets over de zorgverzekering en de maximumfactuur in de zorg. De heer Sannen zei het al: we moeten een verhoogde waakzaamheid aan de dag leggen met betrekking tot de toekomst en de financiering van de zorgverzekering. We moeten erover waken dat we de nodige financiële maatregelen nemen om het systeem overeind te houden. U weet, mevrouw de minister, dat we daarnaast veel belang hechten aan die passage uit het regeerakkoord waarin het gaat over de maximumfactuur voor de zorg. Wij willen dat systeem echt grondig voorbereiden. Daarom is het essentieel dat er een aantal voorbereidende stappen worden gezet. We zijn dan ook blij dat u in de commissie hebt verklaard ter zake voort met ons te willen overleggen.
In de commissie hebt u ook een aantal conclusies toegelicht van de enquête bij de zorgkassen en de ziekenfondsen. Ik wil daar verder op bouwen. U wilt een maximumfactuur voor zwaar zorgbehoevende personen. Dat stemt perfect overeen met ons voorstel. Wij stellen voor die maximumfactuur uit te bouwen als een bovenbouw van de zorgverzekering. In de thuiszorg is die verzekering al beperkt tot zwaar zorgbehoevende personen. U wilt zich richten op mensen met een beperkte financiële draagkracht en zware zorgkosten, en daarmee de financiële toegankelijkheid van het systeem vergroten. Het spreekt vanzelf dat dit ook voor ons prioritair is. Ik zal niet ingaan op de technische aspecten van de hoge aantoonbare niet-medische kosten, maar ook voor ons is dit vanzelfsprekend. De zorgverzekering zou blijven bestaan als basisstructuur. Daarbij zou het gaan over niet-aantoonbare kosten. De maximumfactuur zou dan een bovenbouw zijn voor de aantoonbare kosten.
We zijn het eens over de basisprincipes. We moeten verdere stappen zetten om dit concreet uit te voeren.
Laat ons misschien beginnen met de nomenclatuur voor de thuiszorg over alle mogelijke diensten binnen de thuiszorg. Ik zal u zeker nog aanspreken over de verdere stappen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, beste collega's, gezien de beperkte spreektijd zal ik het heel kort houden. Mijn collega's Dillen, Jans, Van der Borght en Roex hebben reeds de belangrijkste punten uit de lange discussies in de commissie voor Welzijn aangehaald.
De N-VA vindt het belangrijk en is tevreden dat er opnieuw meer middelen uitgetrokken zullen worden voor het beleidsdomein welzijn in Vlaanderen, hoewel dat op het eerste zicht niet zo lijkt. Er is een stijging van 211 miljoen euro voor de recurrente beleidskredieten binnen welzijn. Als men weet dat de totale Vlaamse begroting zal stijgen met 1,2 miljard euro, betekent dit dat welzijn ongeveer een zesde van de totale stijging voor zijn rekening zal nemen. Dat is significant en is een belangrijk signaal naar de bevolking. Toch is enige nuancering op zijn plaats, want enerzijds vallen een aantal eenmalige investeringen weg en anderzijds worden er ook dit jaar weer een aantal eenmalige investeringen gepland om een inhaalbeweging te maken.
Dames en heren, er is echter nog een lange weg te gaan, maar we gaan stap voor stap vooruit. We moeten er wel voor zorgen dat de stappen telkens voldoende groot zijn zodat het doel effectief dichterbij komt. Dat is niet altijd even evident. Op veel vlakken blijft de vraag niet constant, maar stijgt jaarlijks. Ik verwijs maar naar het aantal tolkuren dat noodzakelijk is om aan de vraag van doven en slechthorenden te voldoen. Dit is echter slechts één concreet voorbeeld. Er werd in de commissie heel veel aandacht besteed aan het feit dat de verschillende wachtlijsten blijven bestaan, ondanks stijgende investeringen. Waar bij aanvang van de legislatuur bepaalde objectieven haalbaar leken door middel van bepaalde investeringen, is dit nu niet langer het geval.
Welzijn is een belangrijke bevoegdheid. Onze beslissingen hebben een grote impact op het dagelijkse leven van veel mensen in Vlaanderen. Denk maar aan de kinderopvang, aan het persoonlijke-assistentiebudget voor personen met een handicap enzovoort. Er moeten voldoende middelen worden uitgetrokken voor welzijn. Voor te veel politici komt welzijn nog steeds na economie of de harde sectoren. Welzijn is voor de N-VA een basisrecht. De Vlaamse overheid kan een mooie balans voorleggen, maar we moeten het doel duidelijk voor ogen houden. Dat betekent niet een jaarlijkse toename van de beleidskredieten, maar wel het effectief wegwerken van allerlei wachtlijsten en tekortkomingen.
Ik zal ook eventjes de Vlaamse trom roeren. Het afgelopen jaar heeft onze minister meerdere keren vanuit het Vlaamse niveau een vuist gemaakt naar het federale niveau onder meer in verband met het jeugdbeschermingsrecht en met de opvang van de Vlaamse geïnterneerden. We moeten dit verder blijven doen. Ook op het vlak van de volksgezondheid en het preventiebeleid liet minister Vervotte zich niet doen. Dit is geen evidentie aangezien de PS-ministers Onkelinx en Demotte alles bij voorkeur uitsluitend op het federale niveau willen regelen, zonder lastig overleg met de deelstaten. Wij blijven van mening dat waar er onduidelijkheid is en/of overlappingen bestaan, we onze bevoegdheden beter moeten invullen zodat er minder ruimte is voor de federale ministers om in onze bevoegdheden te interveniëren.
Daarnaast moeten we ook inzake welzijn verdere stappen zetten. In het Vlaamse regeerakkoord van 2004, dat alle meerderheidspartijen hebben ondertekend, dus ook de VLD en sp.a, staat dat de volledige gezondheids- en gezinszorg overgeheveld dient te worden naar het Vlaamse niveau. Ik wil er graag aan herinneren dat dit slechts één aspect is van de Vlaamse resoluties van 1999.
2007 wordt voor de Vlaamse meerderheidspartijen dus het jaar van de waarheid. In 2007 zal de Vlaamse meerderheid opnieuw een kans hebben om die onderdelen van het Vlaamse regeerakkoord die tot nu toe nog niet of onvolledig werden uitgevoerd, integraal aan te pakken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vervotte heeft het woord.
Ik zal algemeen reageren op een aantal zaken. Ten eerste wil ik meegeven dat ik vragende partij ben in het debat rond de centrale registratie van personen met een handicap. Ik heb ook in de commissie gevraagd om samen zeer creatief na te denken.
We stellen vast dat er grondige investeringen gebeuren. Voor mij komt het erop aan om in 2007 te kijken hoe die zorgzekerheid op de beste manier geboden kan worden. 2007 wordt op dat vlak een belangrijk jaar. Ik heb de commissie gevraagd om daar ook zelf voorstellen rond te formuleren.
We stellen vast dat een aantal mensen verdrinken in heel die registratie. We moeten ook erkennen dat er in de registratie een aantal mechanismen zitten die ervoor zorgen dat diegenen die als eerste aan bod zouden moeten komen, niet altijd als eerste aan bod komen. De zorgregie biedt daar deels een antwoord op, maar we moeten dat nog verder uitwerken. Ik hoop dat daar in de commissie constructieve debatten en voorstellen rond komen.
Ik wil nog even ingaan op de zorgvernieuwing. Alle stappen voor de zorggradatie zijn nu gezet. Wij hebben daar samen met de sector in geïnvesteerd en ik ben de sector daar heel dankbaar voor. Voor de mensen uit de sector kwam die inschaling er immers nog eens bovenop.
Nu moeten we uiteraard het debat over de financiering voeren. Wij hebben gekozen voor een tweesporenbeleid, waardoor we zeker en vast niet zullen vertragen. Enerzijds hebben we alles ingeschaald in de modules van de zorggradatie en kunnen we nu de debatten aanvatten over de financiering ervan. Maar anderzijds kunnen we al experimenten inzetten, zodat we zowel vanuit de debatten als vanuit de ervaring op het terrein een structurele wetgeving en uitvoering kunnen uitbouwen. Het is dus zeker geen vertragingsmanoeuvre, maar net een tweesporenbeleid om alles zo grondig mogelijk te kunnen uitvoeren.
Over de geestelijke gezondheidszorg heb ik regelmatig overleg met mijn federale collega, minister Rudy Demotte. Veel vragen over bijvoorbeeld jongeren en kinderen situeren zich op het niveau van de psychiatrie. Je krijgt daar een doorschuifsysteem waardoor jongeren met ernstige psychische problemen wegens plaatsgebrek of een opnameweigering terechtkomen in onze gemeenschapsinstellingen, omdat die een opnameplicht hebben. Ik zit dus regelmatig samen met minister Demotte om te kijken welke zorgtrajecten wij kunnen uitvoeren.
Intussen hebben we, na de versterking van de ambulante sector, wat uiteraard nog moet worden voortgezet, al initiatieven genomen. Een nieuw initiatief is de outreaching vanuit Sleidinge naar onze gemeenschapsinstellingen, om ook daar de geestelijke gezondheidszorg zo goed mogelijk verder uit te breiden.
Er is door de sprekers ook heel wat aandacht besteed aan de vergrijzing. Het voorbereidende werk is nu geleverd, zodat we inderdaad verdere stappen kunnen zetten. We zijn trouwens niet van nul moeten beginnen, want er was al veel werk geleverd door de vorige commissies. Het debat daarover in de commissie kan nu plaatsvinden, indien de werkzaamheden van de commissie dat toelaten. De beleidslijnen in deze zijn: zo lang mogelijk thuis kunnen blijven, gedifferentieerde woonvormen en meer flexibiliteit in de verschillende functies.
In verband met drugs en drugspreventie wil ik benadrukken dat ik een voorstander ben van een meersporenbeleid in Vlaanderen. We zullen daar middelen voor vrijmaken. Rekening houdend met de verschillende pijlers van het preventiebeleid, de primaire, de secundaire en de tertiaire, die we nog zullen versterken, zullen we nu het meersporenbeleid meer vorm geven.
Er is volop een consultatieronde aan de gang bij de verenigingen waar armen het woord nemen. Het gaat hier om een horizontale bevoegdheid, zodat iedere minister van de Vlaamse Regering hierin zijn verantwoordelijkheid opneemt. Vanuit deze gespreksronde streven we naar een actualisering van het beleid. In maart zullen we in de commissie ten volle het debat voeren over de opvolging en de uitvoering van het Vlaams actieplan armoede.
Over de comfortdagen dreigt een misverstand. Ze dienen niet om de zorg voor de mensen in de rusthuizen te verbeteren, maar zijn juist bedoeld om de rusthuizen open te trekken naar mensen die er niet verblijven. Het gaat dus om een samenwerkingsverband met de thuiszorg, dat het mogelijk maakt dat mensen die thuis blijven, tegelijkertijd kunnen rekenen op thuisverzorging enerzijds en kortverblijf of dagverblijf anderzijds. Dat biedt de mogelijkheid van bijkomende steun, die soms heel basaal kan zijn. Terecht is opgemerkt dat het niet altijd mogelijk is een woning aan te passen. Bijvoorbeeld aangepaste baden zijn heel duur. De comfortdagen zijn bedoeld om mensen de nodige mogelijkheden te bieden, zonder dat ze individueel die kosten moeten dragen.
In verband met de kinderopvang is de eenloketfunctie ter sprake gekomen. Mijn visie daarop is voldoende in de commissie toegelicht. Dat verhaal loopt door, want de oproepen zijn gelanceerd en de sector is volop bezig zich daarbij aan te sluiten. Dat is positief, want het hele landschap van de kinderopvang zal in de toekomst grondig wijzigen. De centra voor kinderopvang spelen daarbij een cruciale rol.
Er is een pleidooi gehouden voor een versteviging van de zelfstandige sector. Ook daar kan ik positief op reageren. Naast de initiatieven die we al hebben genomen voor het verhogen van de vergoeding, hebben we met deze sector overleg gepleegd naar aanleiding van de implementatie van de centra voor kinderopvang. Daarbij zijn we nagegaan welke instrumenten nog nodig zijn om de sector voldoende te versterken. Dat zal verder in de werkgroepen worden behandeld.
We bespreken nu het gedeelte Algemeen Beleid en Financiën.
De heer De Reuse heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en heren ministers, collega's, tijdens de debatten in de commissie en tijdens de uiteenzetting van mijn fractievoorzitter werd de vraag gesteld waarom het Vlaams Belang tegen deze begroting stemt. Immers, de HRF-norm wordt gehaald, er worden buffers ingebouwd, de schuld wordt verder afgebouwd, de inkomsten en de uitgaven stijgen, er wordt tegemoetgekomen aan de vereiste van het stabiliteitspact, de begroting past binnen de meerjarenbegroting enzovoort. Geen vuiltje aan de lucht dus, beweert de heer Van Rompuy. Waarom moet dat verdomde Vlaams Belang dan toch tegenstemmen? Wellicht omdat ze altijd zo negatief zijn en zich enkel beperken tot het geven van kritiek. Ze klagen en morren dus zonder dat ze daar enige reden toe hebben. Zo eenvoudig wordt de situatie voorgesteld. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy en de heer Ludo Sannen)
Collega's, het zal u dan misschien ook niet verbazen dat ik sommigen onder u wil confronteren met wat uzelf tijdens de commissiebesprekingen hebt gezegd. U kunt zich dan nadien de vraag stellen waarom u eigenlijk voor die begroting stemt.
Wat de inkomsten betreft, verklaart de heer Sannen dat de fiscale ontvangsten te laag liggen in vergelijking met de totale middelen. De Vlaamse begroting hangt in te grote mate af van de dotaties en onvoldoende van de eigen middelen. Meer fiscale autonomie maakt het volgens de heer Sannen mogelijk om eigen klemtonen te leggen. (Opmerkingen van de heer Ludo Sannen)
Mijnheer Sannen, ik herhaal hier wat u hebt gezegd. Ondanks al uw kritiek op deze begroting zult u ze toch goedkeuren.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mijnheer De Reuse, mijn vraag aan u is waarom u de begroting verwerpt zoals die hier is neergelegd.
Mijnheer Van Rompuy, u moet me de kans geven om mijn uiteenzetting te stofferen. Nadien kunt u zoveel kritiek geven als u wilt. U hebt opmerkingen over de begroting maar toch doet u niets. Misschien moet u zich dus bezinnen over de vraag waarom u voor die begroting stemt en begrijpt u dan waarom wij tegenstemmen.
Mijnheer Van Rompuy, u zegt: "Om de economie echt te kunnen stimuleren, is de overheveling van fiscaliteit onontbeerlijk, in het bijzonder de vennootschapsbelasting."
De heer Caluwé zei gisteren over de Lambermontakkoorden dat we de Walen te snel de strop van rond de hals hebben gehaald. Ik kom daar trouwens nog op terug.
Mijnheer Van den Heuvel, u hebt zich ook in het debat gemengd. U pleit voor voorzichtigheid inzake de enorme toename van de gewestbelastingen, met name de registratie- en de schenkingsrechten. Volgens u worden die mee bepaald door de enorme opwaartse trend van de prijzen op de immobiliënmarkt. U zegt dat de bomen nu eenmaal niet tot in de hemel groeien en dringt aan op een diepgaande analyse. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé)
Onderbreek me nu toch eens niet! U kunt nadien zeggen hoe gek ik ben. Laat eerst de gek zijn gedacht zeggen. Stoor me niet. Ik confronteer u met wat u zelf hebt gezegd.
Mijnheer Van Rompuy, u vroeg zich af of de uitgaven niet te snel stijgen. U vroeg naar argumenten, die u echter niet hebt gekregen. U bent het niet eens met iedereen die zegt dat dit een luxebegroting is. Welzijn en Onderwijs samen zijn goed voor 60 percent van alle uitgaven, zo stelt u. De investeringen bij Openbare Werken, Milieu, Innovatie en Economie samen bedragen 2,6 miljard euro. De reguliere begroting volstaat niet. Het aangaan van leningen is uitgesloten. De Vlaamse Regering moet daarom een beroep doen op alternatieve financiering. Mijnheer Van Rompuy, dat hebt u gezegd.
Als u het hebt over een gebrek aan een ernstige fiscale autonomie, verwijst u naar het rapport van het IMF. Daarin wordt gepleit voor meer fiscale autonomie. U dringt aan op een grotere fiscale verantwoordelijkheid tijdens de komende jaren. U pleit voor het overhevelen van bevoegdheden en de bijhorende middelen. De verwachtingen van de CD&V-fractie voor de komende jaren zijn hooggespannen. CD&V hoopt op begrotingsbesprekingen die meer worden dan een verdeling van een subsidiepot, doordat men uiteindelijk zal beschikken over sociaaleconomische hefbomen.
Dat is inderdaad een mooi citaat. U brengt hier het programma van het CD&V-N-VA-kartel voor de volgende verkiezing.
Ik geef hier net uw eigen vernietigende analyse! Daar gaat het om. U wilt dat niet zien.
De sprekers van de VLD hebben - natuurlijk - geen woord gezegd over een grotere fiscale autonomie.
Mijnheer Van Rompuy, interessant was de discussie die we hebben gevoerd over de Lambermontakkoorden. Ik vond het toen al een slecht akkoord omdat we niet enkel naar het financiële plaatje moesten kijken. De heer Sannen was toen zo vriendelijk om op te merken dat u dat destijds ook al een slecht akkoord vond. U reageerde daarop met - opnieuw - een zelfbekentenis. U zei dat toen middelen werden gegeven aan de Walen terwijl men over de fiscale autonomie voor de gewesten en de gemeenschappen had moeten onderhandelen.
Men heeft gezorgd voor een herfinanciering van de Franse Gemeenschap, waardoor elke motivering voor hen is weggevallen om nieuwe onderhandelingen te voeren. Ze hebben geld gekregen. Ze zijn dus niet geneigd over nieuwe bevoegdheden en fiscale autonomie te spreken. Mijnheer Van Rompuy, luister goed: "Dit is volgens hem een historische vergissing", staat in het verslag. U was erbij. U kunt het weten, natuurlijk. (Opmerkingen)
Veel beloven en weinig geven, doet natuurlijk alleen de zotten in vrede leven.
Mijnheer De Reuse, Lambermont is een historische vergissing. Ik heb dat zes jaar geleden als fractieleider op deze tribune gezegd en ik herhaal het. Ik zeg dus niets nieuws.
Ik zeg ook niets nieuws, maar ik citeer u. Ik zeg dat u verkeerd bent als u deze begroting klakkeloos aanvaardt. U levert zelf kritiek op deze begroting, maar wij mogen dat niet. Het zou natuurlijk erg zijn als er aan de begroting niets goed was, en we bekennen ruiterlijk dat er een aantal goede elementen in zitten. Daarover gaat het niet. Als u al zo'n gefundeerde kritiek hebt, vindt u het dan abnormaal dat wij de begroting niet steunen? Er zijn bepaalde beloftes van sommige partijen van deze meerderheid om er iets aan te doen, maar tot op heden is dat niet gebeurd. Soms beweert u zelfs dat u er niets aan kunt doen. Het is dan toch logisch dat de oppositie deze begroting niet steunt. Ik zou durven zeggen dat het abnormaal is dat u ze nog steunt.
De heer Sannen heeft het woord.
Mijnheer De Reuse, u hebt het enkel over de middelenbegroting. U vindt dat die best anders was geweest: meer fiscaliteit en minder dotaties. Ze is wat ze is, en dat is geregeld in de Financieringswet. Als u het voor het zeggen zou hebben, zou u de dotaties dan niet aanvaarden?
Het is niet omdat de zaken op dit moment zo zijn, dat wij ons daarbij moeten neerleggen. Een begroting is de cijfermatige vertaling van het beleid. Ik vraag dan ook dat het beleid wordt aangekondigd. Wat zie ik? Ik zie dat u zich neerlegt bij de zaken zoals ze vandaag zijn.
Het beleid wordt weerspiegeld in de uitgavenbegroting.
Dat klopt, en dat is het subsidiepotje dat volgens de heer Van Rompuy wordt uitgedeeld. Hij zegt: "Deze regering doet op het gebied van economie veel te weinig en kan te weinig doen. Het is te lokaal. Er is geen macro-economisch concept." Ik zeg dat niet, maar dat zijn de woorden van een lid van de meerderheid over deze begroting. U vraagt me waarom we deze begroting afkeuren. Ik vraag u waarom u ze goedkeurt.
Mijnheer De Reuse, wat zijn uw argumenten om tegen deze begroting te stemmen en wat is uw alternatief?
Mijnheer De Reuse, ik heb gisteren ook al gezegd dat N-VA problemen heeft met het feit dat de Vlaamse overheid voor 80 percent moet werken op basis van dotaties. Leggen we ons daarbij neer? Uit het Vlaams regeerakkoord blijkt dat dit niet het geval is. Op dit moment moeten we echter roeien met de riemen die we hebben. Er moeten lonen worden betaald en er moeten investeringen gebeuren. Wat moeten we doen? Dat allemaal niet doen? Niet functioneren? Ga dat maar eens uitleggen aan onze ambtenaren en leerkrachten. De situatie is wat ze is. We zijn er niet gelukkig mee, maar we roeien met de riemen die we hebben.
Men staat me niet toe om mijn redenering af te maken.
Inzake de economie heeft de heer Van Rompuy weinig goeds mee te delen. Moet dat niet tot maatregelen leiden die in de begroting hun weerslag vinden? De heer Van Dijck heeft gisteren in zijn tussenkomst eigenlijk geen woord over de begroting gezegd. Hij heeft het alleen over enkele bijkomstige problemen gehad. Dat is zijn recht. Zijn fractie heeft trouwens niet deelgenomen aan de debatten in de commissie.
Ik ben plaatsvervangend lid van die commissie. Ik ben een trouw bezoeker van de commissies waarvan ik lid ben. Ik heb zelf prioriteit gegeven aan de commissie voor Mobiliteit. Op twee plaatsen tegelijk kan ik niet zijn. Ik vind het evenwel spijtig dat ik niet aan die debatten heb kunnen deelnemen.
Ik heb het woord gevoerd namens het kartel CD&V-N-VA.
De VLD zegt geen woord over fiscale autonomie. In de uiteenzetting van mevrouw Eeckhout, die ik twee keer heb gelezen, heb ik de term niet teruggevonden. Als ik lees wat de eerste minister van België daarover zegt, dan stel ik me vragen. Als ik lees wat de heer Vande Lanotte daarover zegt, dan vraag ik me af wat het allemaal waard is. Mensen zoals de heer Van Dijck beloven beterschap. Dat zijn beloftes, niets meer.
Er is gepraat over de nulschuld. De heer Van den Heuvel vraagt zich af of dat niet moet gerelativeerd worden. Hij vraagt zich af hoe het zit met de alternatieve financiering bij Aquafin, De Lijn en de SHM's. De vraag is gesteld, maar daar is geen antwoord op gevolgd.
Een belangrijk element is de impliciete schuld. Volgens de minister stijgt onder een investeringsregering de impliciete schuld onvermijdelijk. De heer Sannen treedt hem bij, en zegt dat PPS-projecten de impliciete schuld doen toenemen. De heer Van den Heuvel had daar heel wat vragen over. (Opmerkingen van de heer Van den Heuvel)
U hebt daar een hele reeks vragen gesteld waarop u geen antwoord hebt gekregen. Ik wens deze technische materie niet in de plenaire vergadering uit te putten. We gaan naar een nulschuld, maar dat heeft met de directe en de indirecte schuld te maken, mijnheer Van den Heuvel.
Minister Van Mechelen heeft woord.
We moeten duidelijk zijn, mijnheer De Reuse. Impliciete schuld is inherent aan wie bestellingen en vastleggingen doet en daardoor ordonnanceringsverplichtingen of betaalverplichtingen op zich laadt. Voor een dynamische Vlaamse overheid, ik zou zelfs zeggen voor een Vlaamse Regering en een Vlaams Parlement 'in actie' is het intrinsiek logisch dat er impliciete schulden zijn.
Ik heb bij de voorbereiding van de begrotingsbesprekingen 2006 gezegd dat het belangrijk is de evolutie van de monitoring van de impliciete schuld op te vangen. Zoals collega Van Rompuy ooit stelde dat het belangrijk is dat een overheid zijn betaalverplichtingen kan nakomen.
Ik kan u twee dingen zeggen en daarmee open ik het debat al voor het volgende jaar. De impliciete schuld zal in 2007 stijgen. Gelet op de stijging van de kredieten in 2006, onder meer ook door het vooruitschuiven van een aantal uitgaven en vastleggingen, zullen we sowieso meer vastleggingen doen dan we betalingen kunnen realiseren. Gewoon omdat we de facturen nog niet in handen hebben om ze te betalen. Daardoor zal de impliciete schuld stijgen. De vraag is of dat ongezond is. Het antwoord is onverkort neen.
Tot slot wil ik u nog één cijfer geven om het impliciete schuldverhaal voort te relativeren. Vanmorgen heb ik het laatste kasverslag van november en de prognose voor december 2006 doorgestuurd naar het Vlaams Parlement. Vlaanderen heeft op dit ogenblik meer dan 1,4 miljard euro op haar kasbankrekening staan. Alle facturen trachten we dus nu al maximaal te betalen.
De impliciete schuld zal zeker stijgen, dat is duidelijk. Als u stelt dat een stijging helemaal geen probleem oplevert, dan ga ik daar niet mee akkoord. De heer Van Rompuy zal er evenmin mee akkoord gaan. Hij stelde immers uitdrukkelijk de vraag hoe hoog deze schuld dan mocht oplopen en of er een aanvaardbaar niveau bestond. Als we het bedrag van de schuld niet kennen, kunnen we evenmin dat aanvaardbaar niveau vastleggen.
U zegt nu dat niemand kan zeggen hoeveel die impliciete schuld bedraagt. Ik zie u glimlachen, mijnheer de minister, maar het Rekenhof glimlacht niet en stelt: "Elke berekening van de totale geconsolideerde impliciete schuld zal arbitrair blijven zolang de Vlaamse…"
Het bedrag van de impliciete schuld verandert iedere minuut.
U zou kunnen stellen dat u de impliciete schuld op een welbepaalde dag zal vaststellen. Dat het bedrag de volgende dag anders zal zijn of gisteren anders was, maakt niets uit. Alles is toch een momentopname. U ontgaat blijkbaar die opmerking van het Rekenhof. Het Rekenhof stelt dat ze altijd arbitrair zal blijven "zolang de Vlaamse overheidsinstellingen geen verbintenissenboekhouding houden."
Dat is een gewettigde kritiek. U stelt dat, zolang we kunnen betalen, er geen probleem is en verwijst naar de gunstige kassituatie.
Ik ga er nog mee akkoord dat zolang u kunt betalen, er geen onmiddellijk probleem is. Maar aangezien u de omvang van de impliciete schuld in de toekomst niet kunt meten en u alleen weet dat ze aangroeit, moeten de bedragen om ze te betalen ook aangroeien.
Ik denk dat u de essentie niet vat. De essentie is dat een overheid zijn betaalverplichtingen kan nakomen en ook budgetteert, zowel in beleidskredieten als in betaalkredieten. Ik zeg al jaren dat door het feit dat de betaalkredieten hoger liggen dan de beleidskredieten, de impliciete schuld vermindert. Die inspanning wordt al een aantal jaren volgehouden.
In de begroting 2006 staan heel wat kredieten, ook beleidskredieten. Het vastleggen van dossiers gebeurt momenteel op maximumsnelheid. Uit die vastleggingen vloeien natuurlijk vandaag geen betaalverplichtingen. Daardoor zie ik dat wanneer de vastleggingen, op 0,4 percent na, gebeuren, ik ongeveer 3 percent betaalkredieten over zal hebben. Dat betekent dat als men de vergelijking maakt in 2007, men de indruk heeft dat de impliciete schuld gestegen is.
In 2007 voorzien we in 1,2 miljard euro nieuwe beleidsinitiatieven en zorgen we er ook voor dat daar maximale betaalkredieten tegenover staan. Maar ik kan u nu al verzekeren dat we te veel betaalkredieten zullen hebben. Vandaar dat ik werk met toekomstfondsen en structurele reserves die mij toelaten om een stop-and-go-budget in Vlaanderen te vermijden.
Ik denk dat de minister duidelijk heeft aangehaald dat op dit moment de betaalkredieten hoger zijn dan de beleidskredieten. Zo werkt men aan de afbouw van de impliciete schuld. Wanneer deze regering structureel middelen opzij zet, zoals de conjunctuurprovisie, vermindert men de impliciete schuld. Maar uw fractie is tegen zo'n conjunctuurprovisie, want die vindt dat we die middelen gewoon moeten uitgeven. U pleit voor meer uitgaven in plaats van structureel middelen opzij te zetten.
U bent de grootste oppositiepartij. Ik heb nooit meegemaakt dat een oppositiepartij ervoor pleit om meer uit te geven en schulden te maken. Gisteren heeft uw fractieleider, de heer Dewinter, gezegd dat Vlaanderen moet kunnen lenen en schulden moet kunnen maken. Hij vindt het begrotingsoverschot te groot. Die voorzichtigheid moet toegejuicht worden, maar het Vlaams Belang wil net dat Vlaanderen schulden maakt. Dat is een historische uitspraak van uw fractieleider. Eigenlijk verwerpt uw fractie de begroting omdat ze schuld wil maken. (Applaus bij CD&V)
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, u maakt zelf schulden. Heel de BAM, hoeveel schulden maakt u daar niet mee?
U zegt dat er schulden worden gemaakt met de BAM. Hoeveel schulden?
U maakt in alle PPS-constructies voor miljarden schulden. Uit de louter boekhoudkundige discussie daarover blijkt dat het Rekenhof helemaal niet akkoord kan gaan met de manier waarop die constructies in deze begroting worden verwerkt. Men is van oordeel dat het totale pakket van PPS-constructies in de begroting 2007 zou moeten staan. Het Rekenhof zegt dat dit de rechtszekerheid niet ten goede komt. Men moet meteen het hele bedrag inschrijven.
Het was niet mijn bedoeling, maar ik zeg het hier toch voor het verslag. Op uw vraag of er nu al of niet een globaal vastleggingskrediet of een -machtiging in de begrotingstabel moet worden ingeschreven: ik ben daarover gewoon in dialoog met het Rekenhof. Het zou kunnen dat de wetten op de rijkscomptabiliteit in de toekomst wijzigen. Maar in de huidige regelgeving, waaraan wij onderworpen zijn, zijn er op dit ogenblik drie redenen om hierop neen te antwoorden. Ik heb die redenen in de commissie gegeven, maar ik zal ze hier voor het verslag nog eens geven.
De eerste reden is artikel 6 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit die duidelijk stellen dat het steeds moet gaan om de kredieten voor de uitgaven die tijdens het begrotingsjaar opeisbaar zullen worden. In dit geval gaat het om het betalen van een beschikbaarheidsvergoeding. Die middelen moeten in de begroting vermeld staan.
De tweede reden is de wet van 28 juni 1963. Daar staat duidelijk dat het criterium van invorderbaarheid in de plaats wordt gesteld van het criterium van het ontstaan van de verbintenis. Met andere woorden: het bedrag van het invorderbare moet worden ingeschreven in de begroting.
De derde reden vind ik het meest doorslaggevende argument. In het boek 'Overzicht van het begrotingsrecht in België', geschreven door raadsheer Beckers van het Rekenhof, staat op bladzijde 272: "Het spreekt vanzelf dat een en dezelfde begroting, deze van het jaar waarin de verbintenissen ontstaan, niet met het integraal bedrag van dergelijke verbintenis bezwaard kan worden doordat elke begroting slechts het bedrag dient op te nemen dat krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen of krachtens de contractclausules tijdens het begrotingsjaar opeisbaar wordt."
Dit was mijn repliek in de commissie. Zo is het ook meegedeeld aan het Rekenhof. Als het op termijn aangewezen zou zijn om de spelregels te veranderen, dan veranderen we ze. Maar vandaag zijn dit de spelregels die gelden op onze comptabiliteit.
Ja, dat zijn de spelregels die u toepast. Maar het Rekenhof schrijft in de nota waarin het zijn standpunt over de budgettaire aspecten van de alternatieve financiering verduidelijkt: " … omwille van de rechtszekerheid en gelet op het doel van de toelagen, twee redenen voorzien in het decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, gaat de voorkeur naar de eerste interpretatie". Dat wil dus zeggen dat men in dit geval 2,25 miljard euro in de begroting 2007 zou moeten inschrijven en niet 75.000 euro.
Ik stel voor dat het Rekenhof die discussies voert met raadsheer Beckers.
Mijnheer de minister, u hebt gelijk want u maakt de begroting op en die wordt hier goedgekeurd. De meerderheid wuift u lof toe maar het Rekenhof zegt dat u te laat bent. U spreekt meer dan één keer met dubbele tong.
We zeggen helemaal niet dat we schulden moeten maken. We bekritiseren wel dat we geen leningen kunnen aangaan. Dat is iets anders. Daarom moeten we alternatieve financieringssystemen aanboren. U lacht daarmee, mijnheer Peumans, maar dat is net hetzelfde als leningen aangaan. Wellicht is het een veel duurdere constructie dan lenen bij de banken. Mijnheer Peumans, u knikt en ik ben blij dat u me gelijk geeft.
Iedereen is het erover eens dat 80 percent uit dotaties komt. Dat is geen fiscale autonomie. We geven een korting op de personenbelasting. Het resultaat is het bedrag dat we uit die korting bekomen. Op dit moment is dat 1,25 miljard euro. Dat mogen we aan de federale overheid geven, die het dan kan verdelen over België. Mijnheer Van Rompuy, u hebt me daarover gelijk gegeven in de commissie, maar dat staat niet in het verslag. Dat is net hetzelfde met de 6 miljoen euro aandelen van ARKimedes, en het is net hetzelfde met de 91 miljoen euro verkeersboetes. We innen daarvan meer dan 80 percent in Vlaanderen en we krijgen 53 percent terug. Dat is het systeem van de fiscale autonomie, de transparantie en de transfers.
Mijnheer de minister, we klagen en zagen dat het verslag van Abafim al een tijd in de schuif zit, en dat het op de lange baan wordt geschoven. Op mijn vraag voor het reces antwoordde u dat we daarover iets zouden horen in september. Dat is niet gebeurd. Op mijn hernieuwde vraag tijdens de commissiebesprekingen over de begroting, antwoordde u dat het wellicht na Kerstmis zou zijn. Gisteren zei u dat het januari wordt. We zullen zien wat ervan komt.
De minister-president heeft geantwoord dat het het voorjaar van 2007 wordt.
In de commissiebesprekingen heeft hij 'Kerstmis' gezegd.
Mijnheer De Reuse, vele getuigen in de commissie hebben gehoord dat ik me zou informeren over de stand van zaken. Ik heb dat aan het verslag laten toevoegen. Daarin staat dat de expertencommissie 14 keer was samengekomen.
16 keer hebt u gezegd.
Nee, ik heb niets gezegd, want ik zou het opzoeken. Ik heb wel gezegd dat het eindverslag niet klaar was.
Natuurlijk is dat niet klaar, we wachten er al jaren op.
Ik heb voldoende elementen gegeven, voor een groot deel zijn het uw eigen elementen. In de commissie was u zo eerlijk om dat toe te geven. De VLD heeft dat niet gedaan. De heren Sannen, Van Rompuy en Van den Heuvel hebben dat wel gedaan. Het is bijzonder pijnlijk dat ik u daar nu op wijs. U kunt het proberen met de glimlach weg te wuiven, maar zo werkt het niet. Denk er rustig over na en u zult weten dat ik gelijk heb. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega's, we weten dat er in de nabije toekomst verschillende uitdagingen op ons liggen te wachten. Zo heeft iedereen de mond vol van de klimaatverandering en de demografische uitdaging van de vergrijzing. Ik wil toch nog een getal in herinnering brengen: binnen 25 jaar is meer dan 10 percent van de Vlamingen ouder dan 80 jaar. Een andere uitdaging is de toenemende mondiale concurrentie, niet het minst met de BRIC-landen.
Vlaanderen kan zich dus maar beter zo goed mogelijk wapenen tegen al deze bedreigingen en trachten ze om te vormen tot nieuwe kansen en opportuniteiten. Grijp de klimaatproblematiek aan om milieutechnologische innovaties te introduceren. Beschouw de vergrijzing en het in het gedrang komen van de betaalbaarheid van de sociale zekerheid als een kans om het huidige beleidskader grondig te vernieuwen en iedereen over de streep te trekken, om de lage werkzaamheidsgraad aan te pakken bij bepaalde leeftijds- en kansengroepen. Geef deze mensen echte emancipatiekansen via echte jobs. Zie de verhoogde mondiale concurrentieslag als een unieke gelegenheid om de Vlaamse economie nieuwe zuurstof in te blazen en om grondig na te denken over hoe we Vlaanderen willen profileren.
Die omschakeling van de economie is echt nodig, net zoals het opkrikken van de innovatieve capaciteiten. Een duidelijk, efficiënt en stabiel instrumentarium biedt hierbij de ideale ondersteuning. Collega's, tegen deze achtergrond wil ik de begroting bekijken.
Is deze begroting duurzaam op financieel vlak? Is de begroting fundamenteel gezond? Bereidt ze de toekomst op een ernstige manier voor? Investeert ze voldoende in innovatie en bereidt ze Vlaanderen voldoende voor op de uitdaging van de globalisering?
Collega's, op de vraag of deze begroting voldoende financieel gezond, duurzaam en toekomstgericht is, is het antwoord multipel ja. Ik geef enkele kerncijfers. Er is het overschot, conform de HRF-norm. Er wordt afgebouwd naar 2009, maar dat is ook volgens de HRF-norm, zodat de beleidsruimte om maatschappelijke behoeften op te vullen aanwezig is.
De schuld gaat naar nul in 2009, zoals ook duidelijk in het regeerakkoord stond. Er is geen structurele onderbenuttiging in de begroting opgenomen. Er zijn verschillende buffers en provisies, waaronder de conjunctuurprovisie. Er is het Toekomstfonds, met 187 miljoen euro, dat de volgende maanden nog verder zal worden gespijsd en bovendien zullen deze middelen duurzaam worden belegd.
Er is een zeer realistische inschatting van de macro-economische kerncijfers. De ontvangsten, de dotaties van het federale niveau, zijn realistisch en waarschijnlijk veeleer laag ingeschat.
Tot slot is er het instrument van de meerjarenbegroting. Het is nieuw in dit land dat een regering zo open en transparant communiceert over de volgende jaren.
Onze Vlaamse begroting is duurzaam en structureel gezond. Ik wil even in een intermezzo het verschil aantonen met de federale overheid want soms worden we als CD&V'ers geconfronteerd met de vraag wat het verschil is tussen een regering met CD&V en één zonder. Als we de begrotingstoestand bekijken van de twee regeringen, zien we dat verschil heel duidelijk. We hebben een fundamenteel gezonde begroting, maar dat betekent niet dat er geen randbemerkingen, aandachtspunten en verbeterpunten zijn, mijnheer De Reuse.
Essentieel is de economie. Ik citeer uit het commissieverslag de heer Van Rompuy: "Om de economie echt te kunnen stimuleren, is de overheveling van fiscaliteit onontbeerlijk." Die overheveling is er niet, dus de economie wordt onvoldoende gestimuleerd. In het verslag staat verder: "De Vlaamse Regering doet volgens het lid te weinig om te duiden waar de Vlaamse economie voor staat. (…) Volgens de heer Van Rompuy gaan de middelen voor het stimuleren van innovatie nog altijd naar een te kleine groep van ondernemingen. Hij pleit voor investeringen in de breedte." In vergelijking met dat economische beeld dat door uw partijgenoot de heer Van Rompuy, geschetst wordt, spreekt u een andere taal. De economie is nog altijd een van de basisbegrippen bij een begroting. Daarop is er fundamentele kritiek geuit in de commissie, terwijl u de lof zingt van deze begroting en deze regering. U doet maar hoor.
Mijnheer De Reuse, ik zal straks nog iets zeggen over de fiscale autonomie en de sociaaleconomische hefbomen, maar heel fundamenteel is deze begroting gezond. Er zijn natuurlijk verbeterpunten. Het is niet omdat er zaken nog beter kunnen, dat je het kind met het badwater moet weggooien.
Een eerste aandachtspunt is dus de meerjarenbegroting die stopt in 2009. De lokale besturen worden verplicht om een rollend instrumentarium van de meerjarenbegroting te maken. Het is interessant dat de Vlaamse Regering dat ook doet voor het Vlaamse niveau zodat de nieuwe equipe in 2009 kan starten met een verkenning van de financiële situatie op dat moment.
Een tweede aandachtspunt is dat de ontvangsten van de gewestbelastingen stijgen met 9 percent in 2006. Er wordt voorzien in plus 6 of plus 7 percent in 2007. Minister Van Mechelen zegt dat dat de vruchten zijn van slimme belastingverlagingen. Dat is voor een deel correct, maar zoals hij ook op andere vlakken een voorzichtigheidsprincipe wil hanteren, zou hij dat ook hier moeten doen. Het zijn immers niet alleen de slimme belastingverlagingen die hier een rol spelen, maar wellicht ook de boom op de immobiliënmarkt die zich de voorbije jaren, tot op vandaag, heeft voorgedaan.
Een derde aandachtspunt is het voldoende transparant houden van de PPS-constructies of de constructies van alternatieve financieringen, en deze voldoende te expliciteren, zodat ook hier de controlefunctie van het Vlaams Parlement volledig kan spelen. Het is duidelijk, zoals het Rekenhof stelt, dat er machtigingen met duidelijke limieten in de reguliere begroting moeten ingeschreven worden. Dat is trouwens al voor het onderwijs gebeurd.
Een tweede hoofdstukje gaat over het fiscaal beleid. Onze fractie kan dat fiscaal beleid volop steunen. Er is een korting voor werkenden, wat een belangrijke incentive is voor de werkgelegenheids- en activiteitsgraad in Vlaanderen. We steunen volop het nultarief voor de successierechten voor de langstlevende echtgenoot op de gezinswoning, en we zijn blij dat het versneld is ingevoerd per 1 januari 2007.
We gaan akkoord met de verhoging van het abattement en de invoering van het nultarief op de eerste schijf van 100.000 euro bij de hypothecaire lening. Ook hier pleit ik wel voor enige consistentie tussen de Vlaamse en de federale overheid. Tot onze spijt moeten we immers constateren dat de federale overheid een belasting op de schuldsaldoverzekering heeft ingevoerd, wat een beetje tegenstrijdig is met het invoeren van dat nultarief van registratierechten.
Het is noodzakelijk dat het fiscaal pact met de gemeenten er komt. Iedereen werkt eraan, maar vooral in stilte, want we horen er eerlijk gezegd weinig over. De voorbije weken is nog maar eens gebleken dat dit pact nodig is, met de vaudeville over de vraag of lokale besturen al dan niet btw-plichtig zijn voor taken voor die lokale besturen die worden uitgevoerd door eigen mensen. De interpretatie door de btw-diensten wat de autonome gemeentebedrijven betreft, is steeds strenger geworden. Verscheidene Vlaamse gemeenten hebben de jongste jaren autonome gemeentebedrijven opgericht, als vehikel om bepaalde investeringen te financieren. We zien dat alle achterpoortjes ter zake worden gesloten door de federale overheid. Er is een grote nood aan een goede basis ter financiering van lokale besturen. Ik wil erop aandringen dat niet alleen werk wordt gemaakt van dat fiscaal pact, maar dat ook een duidelijk onderscheid zou worden gemaakt tussen de echte pestbelastingen en belangrijke belastingen die de lokale besturen veel geld opleveren.
Mijnheer De Reuse, gisteren hebben we al uitgebreid gedebatteerd over het economische beleid en de arbeidsmarkt. Het is goed dat er een inhaaloperatie komt voor het innovatiebudget, zodat topresearch niet alleen in Vlaanderen kan worden gehouden, maar ook terugkeert naar Vlaanderen. Ook steunen we de diverse financieringsmechanismen om risicokapitaal en de starters in Vlaanderen te ondersteunen. Belangrijk blijft daar dat die zeer toegankelijk moeten zijn, ook voor de KMO's. Het moet gaan over toegankelijke mogelijkheden, over transparante en eenvoudige maatregelen.
Wat de subsidieondersteuning betreft, blijven we bij onze opmerking dat het gaat over de op één na beste oplossing, en dat we moeten streven naar de fiscale middelen om te komen tot de beste oplossing om onze Vlaamse industrie te ondersteunen. Soms hebben we immers het gevoel in dit halfrond, en wellicht leeft dat nog meer op het Martelaarsplein, dat we met de rem op een economisch beleid moeten voeren, daar we niet over alle hefbomen beschikken. Dat zien we met het BEA. Dat is de op één na beste oplossing. Fiscale instrumenten zijn inderdaad onze eerste keuze. We zien dat ook bij het arbeidsmarktbeleid. We zouden liever de uitkeringsbevoegdheid en de begeleidingsinstrumenten samen hebben. Dat leidt tot een beter bestuur. Ik meen dat dit gevoel hier steeds meer wordt gedeeld. We moeten natuurlijk streven naar meer hefbomen. Zoals de heer Van Dijck daarnet opmerkte, kunnen we de wereld echter niet stopzetten en wachten, zonder voort te werken aan Vlaanderen. Mijnheer De Reuse, dit is het huidige kader waarbinnen we werken. Het is onze plicht en taak om binnen dat kader een goede begroting te maken. Dat weerhoudt ons er natuurlijk niet van te pleiten voor meer bevoegdheden. Dat betekent echter niet dat we nu niets moeten doen.
Het stemt me droevig dat dit weekend visionaire politici in ons land de mensen mooie toekomstprojecten en -trajecten voorspiegelden, zonder erbij te zeggen dat de middelen en de instrumenten moeten evolueren. Dat lijkt me kort door de bocht. Daardoor wordt hun betoog ongeloofwaardig. Ze doen me denken aan een middelmatige trainer van de ene of andere beste voetbalploeg die een geniaal nieuw theoretisch voetbalconcept heeft uitgewerkt, maar naderhand moet constateren dat het niet in praktijk kan worden gebracht, omdat hij niet beschikt over de Lehmannen, Ronaldinho's of Cannavaro's van dat land.
Ik denk dat het project dan ongeloofwaardig wordt. Ik zou het zelfs een beetje behoudsgezind of conservatief noemen. Ik zou het ook cynisch als een beetje een gemakzuchtig status quo kunnen omschrijven of als een krampachtig vasthouden aan de huidige posities van de persoon zelf.
Ik wil positief eindigen met wat ik al eerder zei: we steunen deze begroting omdat het binnen het huidige Vlaamse kader een sterke begroting is die fundamenteel gezond is en de juiste projecten formuleert. Tegelijkertijd zeggen we dat Vlaanderen nog beter zou kunnen als we over meer instrumenten zouden beschikken. En daaraan werkt het kartel volop, op een positieve en toekomstgerichte manier. (Applaus bij CD&V en de N-VA/opmerkingen van de heer Herman De Reuse)
Mevrouw Eeckhout heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn eerste conclusie blijft dezelfde als die van de voorbije jaren. Vlaanderen kan tevreden zijn over het beheer van zijn financiën. Minister Van Mechelen slaagt er opnieuw in om een begroting op te stellen met een overschot van 350 miljoen euro. Wie zou daar niet voor 200 percent achter staan?
Mijn tweede conclusie is dat de Vlaamse Regering haar belofte van bij het begin van de legislatuur houdt. In de begroting 2007 wordt immers een budgettaire invulling gegeven aan de uitvoering van het huidige regeerakkoord. De budgettaire invulling werd zelfs versneld en versterkt. In 2007 stijgen de middelen met ongeveer 1,2 miljard euro.
Mijn derde conclusie is dat de Vlaamse Regering de nieuwe budgettaire ruimte niet volledig aanwendt voor nieuwe uitgaven, maar blijft opteren voor een gezonde begroting op lange termijn en voor het respecteren van de strengste HRF-norm.
Mijn vierde conclusie luidt dat de nulschuld wellicht al in 2008 kan worden bereikt.
Tot slot kan ik tevreden vaststellen dat met het overzicht van de kredietverdeling over de 13 beleidsdomeinen, wel degelijk een stap werd gezet in de rapportering conform het Beter Bestuurlijk Beleid.
Ik wil kort blijven stilstaan bij een viertal liberale beleidskeuzes die de begroting maken tot wat ze is. Vlaanderen verlengt de win-winsituatie in de belastingen, zowel voor de burgers als voor de overheid. Er lijkt echt geen einde te komen aan het succesverhaal van de Vlaamse gewestbelastingen. Voor 2007 stijgen ze met ruim 275 miljoen euro. De lagere belastingtarieven slaan aan bij de belastingplichtingen en zetten hen aan om niet langer belastingen te ontwijken, maar om vrijwillig de lagere tarieven te betalen. Dit is vooral het geval voor de registratie-, schenking- of successierechten. Ondanks de kritiek vanuit verschillende hoeken dat deze win-winsituatie slechts een tijdelijk fenomeen zou zijn, blijkt vandaag uit de cijfers dat de liberale keuze voor de slimme lastenverlaging, de juiste was. We mogen niet vergeten dat het de gewestbelastingen zijn die via de recurrente middelenstroom leiden tot nieuwe beleidsruimte. Ik ben ervan overtuigd dat een verdere uitbouw van de fiscale autonomie voor Vlaanderen, de in te slagen weg is.
Mijnheer De Reuse, net als onze premier pleit ik voor een verstandige en doelgerichte aanpak, zonder a priori's en zonder de fanfare vooruit te sturen. Als we willen dat er een staatshervorming komt, dan moet er ernstig gepraat worden. Wij geloven in onderhandelingen. Ik zie de toekomst hoopvol tegemoet.
Mevrouw Eeckhout, wat is voor u het minimumprogramma om de economische hefbomen naar Vlaanderen te halen?
Mijnheer Van den Heuvel, we zijn aan het spreken over de begroting voor 2007 in Vlaanderen. Over de bevoegdheid waarnaar u nu vraagt, heb ik zonet gezegd dat wij geloven in de onderhandelingen die niet in dit parlement gevoerd worden, maar hier wat verderop. Wij hebben het volste vertrouwen in de mensen van onze partij die daar mee onderhandelen en die Vlaanderen ten volle verdedigen. We vertrouwen erop dat het daar helemaal in orde komt, binnen de grenzen van wat mogelijk is.
In de realiteit is het succes van de gewestbelastingen beter dan wat we in het totaal van de begrotingscijfers zien. Er zijn een aantal liberale maatregelen, die zorgen voor wat minder inkomsten in die gewestbelastingen, met name de vrijstelling van de successierechten op de gezinswoning voor de langstlevende partner bij het overlijden van de andere partner. Deze maatregel zal in 2007 ongeveer 27 miljoen euro minder betekenen op de begroting 2007.
De verhoging van het abattement voor de onroerende starter van 12.500 naar 15.000 euro, is een andere maatregel die we ten zeerste aanmoedigen. En, mijnheer De Reuse, er is inderdaad een lastenverlaging in de personenbelasting voorzien van 125 miljoen euro, en niet een miljard euro, voor een miljoen werkende Vlamingen.
Een tweede belangrijk punt is dat de politieke keuzes uit het verleden om budgettair op veilig te spelen, onverkort worden doorgezet. Vlaanderen blijft kiezen voor een conjunctuurprovisie van 92,8 miljoen euro en een indexprovisie van 68,5 miljoen euro.
Wat ook belangrijk is voor de VLD, is dat Vlaanderen een stap zet van de toekomstnorm naar het Toekomstfonds. Vlaanderen leverde in het verleden al heel wat extra inspanningen voor het respecteren van de toekomstnorm. In 2007 slaagt Vlaanderen erin zonder veel problemen de norm van 346,4 miljoen euro te respecteren. Het doel van deze toekomstnorm is de constante groei van de uitgaven te kunnen aanhouden, los van de effectieve conjunctuur. Met andere woorden, de conjunctuurgevoeligheid van de uitgaven voor Vlaanderen wordt vermeden.
Hiervoor wordt de groei boven twee percent gereserveerd in een conjunctuurprovisie. Tot op vandaag werd deze provisie niet doorgestort naar een fonds. Vanaf 2007 zal dat wel het geval zijn en zal er dus een toekomstfonds opgericht worden.
Dat Toekomstfonds moet ons in staat stellen om een aantal mogelijke extra bevoegdheden, vanuit de staatshervorming, te realiseren en de extra kosten voor Vlaanderen om de Kyoto-normen te halen, te dragen.
Het Toekomstfonds is een fonds met een duidelijk budgettaire inslag en hoort dus thuis onder het departement van onze minister van Financiën en Begroting. Het Toekomstfonds start met een dotatie van 187 miljoen euro. De financiering ervan gebeurt vanuit de extra middelen die ontstaan door de voor Vlaanderen bijzonder gunstige evolutie van twee parameters in de samengevoegde en gedeelde belastingen, met name de fiscale capaciteit en de denataliteit.
Wat betekent dat concreet? De Belgische burgers betaalden in 2005 met z'n allen 1,6 miljard euro minder aan personenbelasting, waardoor hun koopkracht is versterkt en het consumentenvertrouwen is gestegen. Voor de verdeling van deze dalende rijksmiddelen tussen de gewesten is de fiscale capaciteit of het aandeel van elk gewest in de personenbelasting bepalend.
Vlaanderen scoort hierin voor 2007 met zijn 63,6 percent aanzienlijk beter dan in 2006. Aanzienlijk is relatief, maar het zorgt wel voor een extra inkomst van 163 miljoen euro. De denataliteit is het aantal min-achttienjarigen ten opzichte van het referentiejaar 1988. Daarin scoort Wallonië hoger. De hoogste coëfficiënt van de drie gewesten wordt echter toegepast voor elk gewest. De hogere coëfficiënt in Wallonië zorgt ervoor dat er in Vlaanderen zo'n 24 miljoen euro extra middelen aanwezig zijn die we in het Toekomstfonds kunnen storten.
Dat Vlaanderen afstevent op een nulschuld, stemt ons bijzonder tevreden. Het doel was dat te bereiken tegen het einde van de regeerperiode. Op dit ogenblik staat er nog een schuld open van 160 miljoen euro, waarvan de terugbetalingstermijn volgens de huidige contracten loopt tot 2020. Als de minister een redelijk voorstel krijgt van de banken, dan kan deze schuld eventueel al in 2008 integraal worden terugbetaald.
Voor het Zorgfonds vraag ik speciale aandacht. In 2006 werd in het fonds een reserve opgebouwd, onder meer door een éénmalige injectie van 150 miljoen euro. In 2007 zal de reserve 700 miljoen euro bedragen. In de begroting van 2007 wordt echter geen reserve meer opgebouwd. Van de 17 miljoen euro die minister Vervotte uit haar vrije beleidsruimte in het zorgfonds stort, wordt 4 miljoen euro in hetzelfde jaar weer uitgegeven. Er wordt dus slechts een extra reserve van 13 miljoen euro gevormd.
Wanneer we het Zorgfonds even onder de loep nemen, dan blijkt dat het vrij veel werkingskosten vergt, namelijk 15 miljoen euro. De uitbetalingen stijgen bovendien door een toename van de gerechtigden, die vooral het gevolg is van de versoepeling voor Brussel, en door een grotere bekendheid van bijvoorbeeld de thuiszorg.
Op zich steunen we het dat er meer middelen terugvloeien naar de Vlamingen, maar we moeten er toch ook voor zorgen dat het Zorgfonds over een voldoende reserve blijft beschikken om ook in de toekomst zijn taak te kunnen vervullen. Ik vraag dan ook de minister daar extra aandacht voor te hebben en het beleid zo te oriënteren dat het Zorgfonds niet wordt leeggehaald.
Tot slot kan ik namens de VLD-fractie zeggen dat we de regering, en onze minister in het bijzonder, op basis van de voorliggende cijfers alleen maar kunnen feliciteren. Vlaanderen mag fier zijn op zijn begroting en op zijn kaspositie. We zullen deze begroting dan ook graag en onverkort goedkeuren.
Mijnheer Van den Heuvel, het boekje van de premier is vanaf vandaag te koop. Leest u dat eens grondig. U zult zien dat er belangrijke punten in worden besproken. (Gelach. Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Eeckhout, bedoelt u met uw betoog over het Zorgfonds dat het niet mag worden leeggehaald, of dat het structureel moet worden gefinancierd? Dat is een verschil.
Ik heb me op dit punt wat ongelukkig uitgedrukt. Wat we moeten voorkomen, is dat de reserves op korte termijn worden afgebouwd. Die reserves zijn immers, door de rente die ze genereren, een garantie dat we het fonds in de loop van de jaren kunnen blijven gebruiken.
Dus moeten we zoeken naar een nieuwe financiering.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, in de loop van 2007 zullen meerderheid en oppositie meer dan ooit de degens kruisen. Het zal niet zozeer over de begroting gaan, maar over boeiende communautaire aangelegenheden. Ik stel voor dat we er op dat moment verder over praten. Iedereen in het Vlaams Parlement is, net als ik, voorstander van minder dotaties en meer fiscale autonomie. Dat is een open deur.
De heer Van den Heuvel maakte een opmerking met betrekking tot de inschatting van de opbrengst van de gewestbelastingen. U weet dat ik op dat punt altijd bijzonder voorzichtig ben geweest, maar ik word daarbij op de vingers getikt door het Rekenhof, dat stelt dat de ramingen van de federale overheid en de Vlaamse Regering ver uit elkaar lopen. Bovendien wil ik om politieke redenen vermijden dat het verschil zou worden bestempeld als niet uit te geven. Daarom hebben we beslist de opbrengst van de gewestbelastingen maximaal in te schrijven, ook in 2007.
Het is daardoor echter ook noodzakelijk te voorzien in een conjunctuurprovisie, in dit geval van 93 miljoen euro. Die moet niet alleen een buffer vormen tegen een tegenvallend BBP.
Relevant daarbij is ook het terugplooien van een aantal activiteiten waarmee deze belastingen zijn gevestigd, namelijk het onroerend goed.
Ik heb vanmorgen de cijfers ontvangen voor de registratierechten van 2006. Die zullen 1,56 miljard euro bedragen. Dat is bijna 200 miljoen euro meer dan in 2005. Dat betekent een stijging met bijna 50 percent tegenover de 1 miljard euro in 2003. Ook de schenkingsrechten blijven het goed doen. In 2003 bedroegen de schenkingsrechten 41 miljoen euro, in 2004 was dat 122 miljoen euro, in 2005 184,4 miljoen euro. Voor 2006 worden ze op 207,6 miljoen euro geraamd.
Mijnheer Van den Heuvel, wat de meerjarenbegroting betreft, wil ik u verwijzen naar het uitstekende boekje van dit parlement over begrotingsregels dat bestemd is voor parlementair gebruik. Dat is een zeer sterk werkingsinstrument. Op bladzijde 49 staat hoe we in de toekomst met nieuwe organisatiestructuren in de begroting zullen omgaan.
Ik verwijs verder ook naar het discours van de heer Sannen van gisteren over de leesbaarheid van de begroting. Ik ben daar een absolute believer van. Je kunt echter niet van iemand vragen wat hij niet kan geven. Bij het opstellen van de begroting waren de tabellen niet beschikbaar, vandaar dat de begroting voor 2007 volgens een semi-oud model is opgesteld. In 2008 wordt overgestapt naar de nieuwe organisatiestructuur.
Mijnheer Sannen, ik neem uw suggestie ter harte. Ik wil uw woordvoerder zijn binnen de regering en administratie om de leesbaarheid binnen de horizontale programma's te bevorderen. Vandaag al geven we horizontale programma's aan in de begroting. Dat is de fameuze HP voor de linkse kolom in de tabellen. Op het vlak van bureautica, buitenlands beleid, financiële lasten, gelijke kansen, investeringen, lonen, wetenschapsbeleid, VESOC en communicatie geven wij vandaag horizontale programma's aan. Ik heb er drie nieuwe genoteerd: het Vlaams klimaatbeleidsplan, het Limburgplan en het startplan. Ik wil nagaan in welke mate we die horizontaal kunnen aangeven. Zo kunnen we dit ook op het vlak van de software snel doortrekken.
Mijnheer Van den Heuvel, wat de meerjarenbegroting betreft, stel ik voor dat we ons houden aan de afspraak die we in de commissie hebben gemaakt. Bij de begrotingscontrole 2007 leg ik een meerjarenbegroting voor 2007, 2008 en 2009 voor. Bij de begrotingscontrole voor 2008 proberen we de prognose door te trekken voor 2010. Daarop kan de volgende regering in 2009 zelf verder bouwen in het kader van haar regeerakkoord.