Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007
Voorstel van resolutie betreffende een duurzame beleggingsstrategie voor de middelen van het Toekomstfonds
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot een enkele algemene bespreking. Is het Parlement het hiermee eens? (Instemming)
Ik stel voor om ook de bespreking van het voorstel van resolutie samen te voegen met de algemene bespreking van de drie ontwerpen van decreet.
Is het Parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Reuse, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik breng verslag uit van de werkzaamheden van de commissie die een onderzoek heeft gedaan naar de ontwerpen van decreet houdende de middelenbegroting en de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007. Door de nauwe band tussen de verschillende ontwerpen van decreet is er één verslag opgesteld.
Verder werden in de commissies ook verscheidene beleidsbrieven besproken. Ik zal het daar later over hebben.
Vooreerst wil ik even dieper ingaan op de werkwijze in de commissie. De voorzitter van het Vlaams Parlement verwees de algemene uitgavenbegroting 2007 naar de bevoegde commissies, die na een indicatieve stemming een schriftelijk verslag uitbrachten bij de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting. In deze commissie kwamen ook een aantal specifieke aangelegenheden, waarover in geen andere commissie een advies werd uitgebracht, aan bod. De definitieve stemmingen en, uiteraard ook, de eindstemming over het gehele ontwerp van decreet viel onder de bevoegdheid van de commissie voor Algemeen Beleid. Enkel deze commissie onderzocht hoe het decreet houdende de aanpassing van de middelenbegroting voor 2007 eruit zag. Op hetzelfde moment hebben we ook het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting behandeld. Daarover volgt straks een ander verslag.
De heer Van Mechelen, Vlaams minister van, onder meer, Financiën en Begroting begon de bespreking met een toelichting. In zijn inleiding stelde hij achtereenvolgens de kerncijfers en de begrotingsaldi, de economische omgevingsfactoren, de middelen- en uitgavenbegroting, de reserveringen, de begrotingsnormering en de schuldevolutie en het schuldbeheer toe. Hij herinnerde eraan dat de begroting 2007 bij de start van de legislatuur werd aanzien als de begroting die voor het eerst op volle kracht een budgettaire invulling zou geven aan de uitvoering van het huidige regeerakkoord. Dankzij een gunstige ontwikkeling van de middelen, en inzonderheid de stijgende opbrengst van de gewestbelastingen, heeft de Vlaamse Regering de budgettaire invulling niet alleen kunnen versnellen maar ook versterken, zij het met een blijvend respect voor een structureel gezonde begroting op lange termijn en afgestemd op de strengste normen uit de richtlijnen van de Hoge Raad van Financiën en op de in het Overlegcomité gemaakte afspraken met de federale overheid en de andere gemeenschappen en gewesten in ons land. De begroting van 2007 gaat dus een aanzienlijke stap verder dan de inschatting die was gemaakt bij de start van de legislatuur.
Toch acht minister Van Mechelen het belangrijk dat ook het voorzichtigheidsprincipe in 2007 wordt gehanteerd. Daarom worden budgettaire buffers onverkort behouden of ingevoerd. Concreet gebeurt dit door het integraal behouden van de conjunctuurprovisie van 93 miljoen euro. Er wordt een extra indexprovisie van 69 miljoen euro aangelegd als buffer tegen een mogelijke inflatie. Daarnaast wordt een toekomstfonds opgericht met een fiscale capaciteit van ongeveer 187 miljoen euro.
Ten opzichte van de aangepaste begroting van 2006 stijgen de middelen met ongeveer 1,2 miljard euro. De grootste stijging zit in de samengevoegde en gedeelde belastingen voor een bedrag van ongeveer 970 miljoen. Daarnaast worden ook de ontvangsten van de gewestbelastingen substantieel hoger ingeschat, ondanks de toepassing van twee nieuwe fiscale maatregelen die leiden tot een vermindering van de opbrengsten. Het gaat met name over de vrijstelling op de successierechten voor de gezinswoning voor de langstlevende partner en de verhoging van het abattement voor onroerende starters. Minister Van Mechelen stelt vast dat blijkbaar iedereen bereid is om zijn belastingen te betalen, aangezien de tarieven in Vlaanderen op een aanvaardbaar niveau zijn gebracht.
Voor het eerst wordt in de voorliggende begroting de kredietverdeling verspreid over de dertien beleidsdomeinen, wat de budgettaire implementatie is van de operatie beter bestuurlijk beleid. Heel belangrijk is ook dat een deel van de vrije marge wordt gebruikt voor een versnelde afwikkeling van de betaalverplichtingen. Naar analogie met de vorige begrotingsjaren liggen de betaalkredieten substantieel hoger dan de beleidskredieten. Het gaat hier om een inhaaloperatie van bijna 200 miljoen euro.
Met deze begroting haalt Vlaanderen het met de Hoge Raad van Financiën afgesproken overschot van 346,4 miljoen euro op het ESR-vorderingssaldo ruimschoots, namelijk circa 348,9 miljoen. Door de combinatie van begrotingsoverschotten en de sterke kaspositie kan Vlaanderen verder andermaal en versneld de schuld afbouwen.
De minister heeft het dan over de conjunctuur. 2006 was opnieuw een zeer sterk economisch jaar. Er was een groei van 2,9 of zelfs 3 percent. Er zal een lichte vertraging zijn in 2007, maar die zal maximaal geschat 0,8 percent bedragen. De inflatie zal minder dan 2 percent bedragen. Uit de conjunctuurenquête blijkt dat het ondernemersvertrouwen boven nul is gestegen. Dat kondigt een positieve conjunctuur aan. Ook het consumentenvertrouwen is vrij positief.
Wat betreft de evolutie van de werkloosheid drukt de minister erop dat deze zeer positief is. Uit economisch onderzoek is onomstotelijk vastgesteld dat de evolutie van de uitzendarbeid een zeer betrouwbare leidende factor is op het vlak van de toekomstige economie. De minister zegt wel dat de werkloosheidsgraad bij vrouwen nog 10 percent bedraagt en bij mannen 6,8 percent. Volledige tewerkstelling wordt gesitueerd tussen 3 en 4 percent. Het is de bedoeling van de Vlaamse Regering om dit op termijn te realiseren.
De minister gaat dan over naar de middelenbegroting. Het aandeel van de samengevoegde en gedeelde belastingen bedraagt 75 percent, en dat van de gewestbelastingen 20 percent. De samengevoegde en gedeelde belastingen stijgen met 970 miljoen euro door de aanpassing van de dotatie aan de economische groei en de inflatie, aan de groeiende fiscale capaciteit en de denataliteitsparameters. De gewestbelastingen stijgen met 276 miljoen euro of 6,89 percent. Er is ook gesproken over de evolutie van de gewestbelastingen. De minister merkte op dat de gewestbelastingen de laatste jaren een vrij snelle groei hebben gekend, vanaf het Lambermontakkoord in 2002.
De ontvangsten van de eigen instellingen bedragen ongeveer 1 miljard euro. Wat de uitgavenbegroting betreft, stelt de minister dat de beleidskredieten ten opzichte van de begrotingscontrole 2006 met 1,2 miljard euro toenemen. Omdat de uitgaven gegroepeerd zijn in dertien beleidsdomeinen naar aanleiding van de hervorming van de Vlaamse administratie in het kader van BBB, werd deze keer afgestapt van de beleidstabellen. De minister overloopt in het kort de uitgaven per beleidsdomein. Meer dan 40 percent gaat nog steeds naar het departement Onderwijs en Vorming. Dat wordt in de rangschikking gevolgd door Welzijn, Volksgezondheid en Gezin met 12,1 percent en Mobiliteit en Openbare Werken met 8,1 percent.
De minister stelt de tabel voor met de beleids- en betaalkredieten per beleidsdomein. Daarmee wordt meteen een indicatie gegeven over de evolutie, namelijk de afbouw van de impliciete schuld. Daarna is gesproken over een aantal specifieke elementen met betrekking tot het beleidsdomein Financiën en Begroting. Door de versnelde schuldafbouw moeten specifiek in het beleidsdomein Financiën en Begroting 9,6 miljoen euro minder rentekredieten worden ingeschreven en wordt zodoende 9,6 miljoen bijkomende beleidsruimte gecreëerd.
In het kader van de Vlaamse lastenverlaging wordt een krediet van 125 miljoen euro ingeschreven als terugstorting aan de federale overheid ter financiering van de forfaitaire vermindering van de personenbelasting. Er is ook nog een tweede compenserende maatregel ten voordele van de federale overheid, voor een bedrag van 6,4 miljoen euro, voor uitgaven in verband met fiscale minderinkomsten in het kader van het ARKimedesfonds. De conjunctuurprovisie van 92,8 miljoen euro is niet in de beleidskredieten maar vanzelfsprekend wel in de betaalkredieten behouden. Er zijn geen beleidsinitiatieven tegenover gesteld. Eventueel kan op het einde van het jaar worden beslist om dat geld te gebruiken voor de verdere afbouw van de impliciete schuld. In tegenstelling tot 2006 wordt voor 2007 een indexprovisie van 68,5 miljoen euro ingeschreven. Die provisie anticipeert op een eventuele versnelling van de inflatie in 2006 en 2007. Men verwacht immers een versnelde indexsprong.
Betreffende de nieuwe beleidsinitiatieven en de stijging van de beleidskredieten per beleidsdomein, wordt verwezen naar de besprekingen in de commissies. Wat de investeringen betreft wordt voor de reguliere kredieten gebruikgemaakt van het horizontale programma voor investeringen over de verschillende beleidsdomeinen. Voor de alternatieve financieringen wordt gebruikgemaakt van de cijfers vermeld in de beleidsbrief. Voor de eerstgenoemde investeringen gaat het over een bedrag van ongeveer 2,6 miljard euro of bijna 150 miljoen euro meer dan in 2006. BAM en de vastleggingen van het Garantiefonds Sociale Huisvesting zijn daar niet in begrepen: ze zitten in de alternatieve financieringen.
Wat de reserveringen betreft, wordt gesteld dat de Vlaamse Regering een voorzichtig budgettair beleid nastreeft. Op lange termijn gebeurt dat met het Toekomst- en Zorgfonds, op korte termijn met de conjunctuur- en indexprovisie. De implementatie van de toekomstnorm gebeurt via de creatie van het Toekomstfonds. Wat het Toekomstfonds betreft, herinnert de minister aan zijn pleidooi voor de toekomstnorm die de economische groei voor een deel uitvlakt en via provisies reserveert. Men streeft de intertemporele neutraliteit na, waardoor de extra middelen ter waarde van 187 miljoen die Vlaanderen in 2007 uit de federale dotaties zal ontvangen, worden gereserveerd in dat Toekomstfonds.
Waarom moet er een apart Toekomstfonds worden opgericht? De minister stelt dat dit ontegensprekelijk deel uitmaakt van een macrobudgettair beleid dat de beleidsdomeinen overstijgt. Het kan daardoor snel en adequaat worden ingezet waar het nodig is. Bovendien speelt ook het argument van de voorzichtigheid. Een eventuele toekomstige staatshervorming zal ongetwijfeld budgettaire consequenties hebben: er zijn nog dossiers hangende bij het Overlegcomité en ook de Kyotonorm mag niet worden vergeten. Om een en ander te realiseren is in het Programmadecreet bij de initiële begroting 2007 het Toekomstfonds als rechtspersoon gecreëerd.
De fiscale capaciteit stijgt met 163 miljoen euro. De evolutie van de denataliteitscoëfficiënt is goed voor 24 miljoen euro extra ontvangsten. In 2006 kreeg het Zorgfonds een belangrijke eenmalige injectie van 150 miljoen euro.
Maar het blijkt dat de uitbetalingen in ieder geval stijgen. De recurrente ontvangsten bestaan op dit ogenblik uit 99 miljoen euro aan ledenbijdragen, en de geïndexeerde dotatie vanwege het Vlaamse Gewest bedraagt op dit ogenblik 110 miljoen euro. Maar daartegenover staat een recurrente uitgave van 235 miljoen euro zodat de minister van oordeel is dat een politiek-maatschappelijk debat betreffende het Zorgfonds onvermijdelijk zal worden.
Wat de normaftoetsing betreft, zal Vlaanderen ook in 2007 de norm respecteren. Er werd voorts gesproken over de schuldevolutie. Door meer betaalkredieten dan beleidskredieten in te schrijven, vindt de minister dat er een inhaaloperatie op het vlak van de impliciete schuld plaatsgrijpt. De minister vraagt tot besluit van zijn uiteenzetting het vertrouwen van het parlement voor de begroting.
Er is vervolgens een toelichting bij het verslag van het Rekenhof. Mevrouw Van de Kerckhove, eerste auditeur-revisor, heeft het over de HRF, de norm van de Hoge Raad van Financiën. Er zijn geen anomalieën op dat vlak, geen problemen buiten de toekomstnorm.
Volgens een beleidsnota van Financiën en Begroting zou de toekomstnorm een verbintenissennorm zijn die aansluit op de HRF-norm en die de haalbaarheid van de begroting ten opzichte van het HRF-traject ook op termijn zou waarborgen. Maar, stelt het Rekenhof, de algemene toelichting bij de begroting 2007 toetst niet expliciet aan een duidelijke norm.
Wat de alternatieve financiering aangaat, onderschrijft het Rekenhof het advies van de SERV ter explicitering van de alternatieve financieringsformules aangezien dergelijke langetermijnverbintenissen gedurende tientallen jaren budgettaire gevolgen hebben. Gelet op het budgetrecht van het Vlaams Parlement, moet een machtiging met duidelijke limieten in de begroting worden ingeschreven. De meerjarenbegroting is volgens het Rekenhof geen geschikt instrument aangezien het Vlaams Parlement niet over dat document stemt.
Wat de waarborgen betreft, stelt het Rekenhof dat het niet duidelijk is in welke mate de ingeschreven machtigingen tot het verlenen van een waarborg ofwel een totaal cumulatief plafond inzake waarborgverlening inhouden, ofwel jaarlijkse machtigingen zijn.
Wat de ontvangstraming betreft, stelt het Rekenhof vast dat de federale en Vlaamse ramingen bijna gelijklopen, zowel wat het gedeelte van de samengevoegde belastingen aangaat als van de gewestbelastingen. Over de uitgaven heeft het Rekenhof een hele analyse gemaakt. Ik verwijs naar de pagina's 31 en 32 van het schriftelijk verslag waar we de verschillende gedetailleerde opmerkingen kunnen lezen.
Wat de implementatie van een Beter Bestuurlijk Beleid in de begroting betreft, heeft de Vlaamse Regering in de loop van 2006 de reorganisatie van de Vlaamse overheid doorgevoerd, in uitvoering van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid. Door de begrotingspresentatie nog op de oude organisatie inclusief de DAB's te enten, ontbreekt een overzicht van de basisallocaties per entiteit van de Vlaamse overheid. De door de decreetgever beoogde transparantie van het Vlaams overheidslandschap is derhalve volgens het Rekenhof niet bereikt.
Deze bespreking door het Rekenhof wordt vervolgens door de commissie besproken. Collega Van Rompuy opent het debat en stelt dat voor alternatieve financiering een decretale machtiging wordt gevraagd en dat het Rekenhof op dat punt scherp uithaalt. Hij wenst te weten wat de regering volgens het hof concreet moet doen opdat de toetsing van de toekomstnorm mogelijk blijft. De reactie is dat duidelijk limieten moeten worden vastgesteld voor de komende jaren.
Het Rekenhof benadrukt dat een voorafgaande parlementaire goedkeuring nodig is door de opname van machtigingen in het begrotingsontwerp.
Minister Van Mechelen benadrukt daarbij het belang van de meerjarenbegroting als uniek element in de budgettaire rapportering en hij wijst erop dat het investeringsbedrag dat de minister mag inzetten via PPS, bepaald wordt door de hoogte van de beschikbaarheidsvergoedingen die het Vlaams Parlement gemachtigd heeft. Hij meent dan ook dat het Rekenhof wil dat de machtiging in het programmadecreet wordt opgenomen en hij zegt dat hij dit in de Vlaamse Regering zal verdedigen. De heer Robbe van het Rekenhof legt uit dat voor het Rekenhof de machtiging moet worden opgenomen in het begrotingsontwerp. Hij vermoedt dat men de machtiging veeleer nodig heeft tijdens de investeringsperiode, daarom vindt hij de opname in het programmadecreet niet realistisch. Uiteindelijk werd er besloten dat het Rekenhof op maandag 20 november 2006 zijn standpunt zou verduidelijken.
De heer Van den Heuvel stelt vragen over de verdere daling van de impliciete schuld. De heer Robbe van het Rekenhof antwoordt dat het Rekenhof in kennis is gesteld van de methodiek om de impliciete schuld te beschrijven, maar dat het die niet heeft getest. In zijn verslag wijst het Rekenhof wel op een aantal zwaktes zoals de tracering ervan bij de VOI's. De regering beperkt zich immers tot de machtigingen en brengt zo een aantal uitstaande verbintenissen van VOI's niet in rekening. Op mijn aandringen heeft het Rekenhof beloofd dat het het hoofdstuk over de impliciete schuld zou voorleggen, wat later ook gebeurd is.
Op 14 november 2006 is er de algemene bespreking. Die begint met een tussenkomst van de heer Van den Heuvel die vraagt om een meer gedetailleerd overzicht van de geplande en de uitgevoerde investeringen. Hij constateert een enorme toename van de gewestbelastingen.
De heer Van Rompuy wenst een aantal kanttekeningen te plaatsen bij de begroting 2007. Hij vindt dat de begroting om verschillende redenen structureel gezond is en dat zij past in een meerjarenbegroting. De begrotingsnorm van de Hoge Raad wordt gehaald en er is een budgettair overschot. Bovendien zal de directe en indirecte schuld in Vlaanderen in 2009 nul bedragen. Hij stelt vast dat er in 2004 bepaalde eenmalige operaties werden gedaan. Hij vraagt zich af of er voor 2007 opbrengsten zijn ingeschreven. Verder drukt de heer Van Rompuy zich positief uit over de reserveringen van het Zorgfonds en het Toekomstfonds. Hij vraagt zich af of de uitgaven niet te snel stijgen. Een reden hiervoor is dat de middelen die Vlaanderen krijgt van de federale regering, sterk gegroeid zijn. Bovendien bedragen de rente en de aflossingen minder dan een percent van de totale begroting.
De heer Van Rompuy is het overigens niet eens met diegenen die vinden dat deze begroting een luxebegroting is. De departementen Welzijn en Onderwijs zijn samen goed voor bijna 60 percent van alle uitgaven. Investeringen in Openbare Werken, Milieu, Innovatie en Economie vormen een andere belangrijke uitgavenpost. De reguliere begroting volstaat niet en het aangaan van leningen is uitgesloten. Omdat in 1989 is overeengekomen dat de openbare schuld grotendeels federaal bleef, mogen de gewesten namelijk niet lenen. De Vlaamse Regering moet daarom een beroep doen op alternatieve financiering.
De begroting 2007 bevat voor 4,7 miljard euro aan alternatieve financiering. De heer Van Rompuy verklaart zich akkoord met de opmerkingen van het Rekenhof. De budgettaire implicaties van alternatieve financiering overschrijden de meerjarenbegroting, en de machtigingen moeten volgens hem ook met een duidelijke limiet worden ingeschreven in de begroting.
De heer Van Rompuy heeft het verder over de fiscale autonomie en stelt vast dat het IMF in zijn rapport pleit voor meer fiscale autonomie. Bevoegdheden overhevelen zonder de bijhorende middelen is volgens de heer Van Rompuy uitgesloten, want op de Vlaamse begroting is daar geen ruimte voor. Hij houdt daarbij ook rekening met de beperkte fiscale capaciteit van Wallonië en is van oordeel dat een overgangsperiode hier hoe dan ook wenselijk is.
Betreffende de toestand van de economie en de enorme variëteit aan subsidies, fondsen en instellingen, stelt de heer Van Rompuy vast dat, om de economie echt te kunnen stimuleren, de overheveling van fiscaliteit onontbeerlijk is. Hij vermeldt daarbij in het bijzonder de vennootschapsbelasting. Hij stelt vast dat de Vlaamse Regering te weinig doet om te duiden waar de Vlaamse economie voor staat. Toch zegt hij dat het de jongste jaren niet ontbrak aan initiatieven in de Vlaamse begroting. Volgens de heer Van Rompuy gaan de middelen voor het stimuleren van de innovatie echter nog altijd naar een te kleine groep van ondernemingen en hij pleit dan ook voor investeringen in de breedte.
Wat het arbeidsmarktbeleid betreft, zegt de heer Van Rompuy dat dit helemaal naar de regio's moet gaan en niet alleen opleiding en vorming. De heer Van Rompuy vernoemt hierbij de werkloosheidsvergoeding, de arbeidswetgeving en het brugpensioen. Hij vreest, wat dat laatste betreft, dat naar aanleiding van het banenverlies in Vorst de discussie uit het Generatiepact weer naar boven zal komen. De werkzaamheidsgraad zit al op 64 percent maar moet naar 70 percent gaan.
De heer Van Rompuy besluit zijn tussenkomst met te zeggen dat de begroting structureel evenwichtig is en dat de uitgaven naar fundamentele maatschappelijke behoeften gaan. Zowel groeipad als reserveringen noemt hij verantwoord, maar hoe dan ook zal men moeten komen tot meer fiscale autonomie. De overheveling van enorme bevoegdheden als arbeidsmarkt of gezondheidszorg volgens het systeem-Moureaux is immers onbetaalbaar. De heer Van Rompuy verwacht dat de zoektocht naar nieuwe financieringsmechanismen geen gemakkelijke klus wordt. Hij pleit ervoor dat de Vlamingen zich niet alleen op politiek maar ook op technisch vlak goed voorbereiden.
Na de heer Van Rompuy volgde een tussenkomst van mezelf. Ik had het eerst over de alternatieve financiering, en in het bijzonder over de vraag of de verbintenissenmachtiging moet worden ingeschreven in de begroting of in het programmadecreet en over de gevolgen daarvan voor de zekerheid van de toekomstige betalingskredieten. Ik had het verder over de verschillende vormen van de PPS-financiering en de bedenkingen die daarbij moeten worden gemaakt, met name wat de weerslag op de begroting zelf betreft.
Wat de impliciete schuld betreft, valt vast te stellen dat het Rekenhof zelf acht dat het niet aangewezen is op dit ogenblik een berekening te geven omdat het van oordeel is dat dit eigenlijk niet echt kan. Verder wordt gesteld dat de Vlaamse Gemeenschap naar een optimale transparantie en controleerbaarheid moet streven, wat de dag van vandaag niet het geval is. Het is mijns inziens dan ook onmogelijk om nu te komen tot een echt duidelijk inzicht in de begroting.
Wat betreft het Toekomstfonds, werd gevraagd wat precies zal gebeuren met het geld van het fonds en eventuele andere buffers. Inzake de fiscale autonomie werd vastgesteld dat de fiscale capaciteit van Vlaanderen meer dan 60 percent is, slechts 28 percent voor Wallonië en het saldo voor Brussel.
Brussel en Wallonië zijn voor meer dan de huidige 100 percent van de staatsschuld verantwoordelijk. Volgens mij is een dergelijk uitgangspunt een bijzonder moeilijke onderhandelingspositie, maar we zijn bereid om daarover te praten.
De heer Van Rompuy stelde nadrukkelijk de vraag naar ons standpunt over de begroting. Wij stelden dat het geld gewoon moet worden gebruikt om een aantal problemen aan te pakken, zoals de kwaliteit van wegen, sociale problemen, omgevingskwaliteit, onderwijs enzovoort. De gelden die vandaag beschikbaar zijn, moeten gaan naar de noden die er vandaag zijn. De nood aan investeringen moet worden gelenigd, terwijl nu alleen geld wordt opgepot, niet alleen omdat men geld reserveert, maar ook omwille van de lieve federale staat. Budgettaire voorzichtigheid kan, maar men moet de noden van vandaag beantwoorden.
Mevrouw Eeckhout stelde zeer tevreden te zijn met de voorliggende begroting met een overschot van 350 miljoen euro. Haar conclusie luidt dat de begroting ook een budgettaire invulling geeft aan het regeerakkoord en dat dat wordt versneld met een bedrag van 1,2 miljard euro. Mevrouw Eeckhout concludeerde dat de nieuwe budgettaire ruimte niet volledig wordt aangewend, vindt het bijzonder goed dat de strengste HRF-norm wordt gerespecteerd en dat niet alles meteen wordt uitgegeven, maar buffers worden ingebouwd.
Mevrouw Eeckhout onderstreepte ook dat een aantal liberale keuzes te bemerken zijn en beklemtoonde voornamelijk het succes van de gewestbelastingen. De conjunctuur- en indexprovisie en het Toekomstfonds vond zij bijzonder voorzichtig, maar zij maakte zich wel zorgen over het Zorgfonds.
De heer Sannen merkte enkele verrassende cijfers in de begroting op. Er kan een conjunctuurfonds van 93 miljoen euro opzij worden gezet, er is een indexprovisie, het grote overschot maakt een versnelde schuldaflossing mogelijk en de uitgaven stijgen. De spreker noemde de begroting gezond en goed. Enerzijds is de begroting goed, dankzij de beperkte fiscale autonomie, maar anderzijds is dat een ongezonde en onhoudbare toestand.
Over de fiscale autonomie zei de heer Sannen dat er een ernstig probleem is. De fiscale ontvangsten zijn te laag in vergelijking met de totale middelen. De Vlaamse begroting hangt in te grote mate af van dotaties en onvoldoende van de eigen fiscale middelen. Meer fiscale autonomie maakt het volgens de heer Sannen bovendien mogelijk om eigen beleidsklemtonen te leggen. Vlaanderen heeft al bewezen dat het met zijn eigen fiscale instrumenten een goed beleid kan voeren.
Wat betreft het Toekomstfonds merkte de heer Sannen op dat de uitgaven enkel kunnen gebeuren na instemming door het Vlaams Parlement. Over de impliciete schuld stelde hij nog dat PPS uiteraard de impliciete schuld opbouwt. Schulden aangaan is niet fout, als men er voldoende zicht op heeft. De heer Sannen vroeg zich af of de engagementen voor alle PPS-constructies even duidelijk zijn.
De heer Vanackere zegt dat de machtiging van het parlement aan de uitvoerende macht moet erkend worden als het hart van de taken van het parlement. Dat precies is de bestaansgrond ervan. Hij wil dat het parlement op zijn strepen staat inzake transparantie. Met het oog op de dringende vraag om nog meer transparantie in de begroting, zou voor hoofdstukken zoals impliciete schuld en gemeenschaps- en gewestuitgaven, dus weer abstractie moeten gemaakt worden van het hele PPS-verhaal.
Dan volgt de repliek van de minister die tevreden is met het feit dat de meerderheid het er unaniem over eens is dat deze begroting structureel gezond is, dat de tering naar de nering is gezet en dat tegelijkertijd aan een aantal noden wordt voldaan.
Wat de gewestbelastingen betreft, merkt de minister op dat de registratierechten wel eens sterk zouden kunnen dalen mocht de vastgoedmarkt in elkaar stuiken. In 2006 vallen de registratierechten licht terug, maar de successierechten zijn een meevaller geworden. Beiden compenseren elkaar, maar toch is voorzichtigheid geboden wat de gewestbelasting betreft.
Wat de alternatieve financiering betreft, wijst de minister naar een memorie van toelichting bij de wet van 28 juni 1963, waarvan de bepalingen intussen in de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit zijn opgenomen. Daaruit concludeert hij dat een en dezelfde begroting niet met het integrale bedrag van dergelijke verbintenissen bezwaard kan worden, maar dat elke begroting slechts een bedrag dient op te nemen dat krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen of krachtens de contractclausules tijdens het begrotingsjaar opeisbaar wordt. Bij DBFM-constructies zal het jaarlijkse bedrag bijgevolg als vastleggingskrediet moeten ingeschreven worden en niet de totale verbintenis over de volledige looptijd van de overeenkomst. Verder verwijst hij ook naar het decreet van 8 november 2002 houdende de controle op grote infrastructuurwerken en naar het boek 'Overzicht van het begrotingsrecht in België' van de heer Beckers, raadsheer van het Rekenhof. De minister vindt dan ook dat er gebruik moet worden gemaakt van het decreet op de controle op grote infrastructuurprojecten. Dat is inzake Openbare Werken in de commissie Openbare Werken van het Vlaams Parlement met succes operationeel voor de opvolging van het Masterplan Antwerpen.
De minister vindt het cruciaal in te zien dat de evolutie van de impliciete schuld belangrijker is dan de definitie en de grootte van het bedrag. Men moet beseffen dat bij een investeringsregering de impliciete schuld onvermijdelijk stijgt, ook al probeert men ze maximaal te beheersen. De definitie van impliciete schuld is volgens de minister: alle in het verleden aangegane engagementen die in de toekomst nog tot een betaalverplichting ten laste van de Vlaamse begroting aanleiding zullen geven.
De heer Van Rompuy vraagt of er zoiets bestaat als een aanvaardbaar niveau van impliciete schuld. De minister antwoordt dat het niet aanvaardbaar is dat men door het peil van de impliciete schuld zijn betalingsverplichtingen niet zou kunnen voldoen, maar gezien in de begrotingen van 2004 tot en met 2007 de betaalkredieten telkens hoger gelegd zijn dan de beleidskredieten, slaagt de regering er wel degelijk in de betalingsverplichtingen correct na te leven.
Over de intertemporele neutraliteit benadrukt de minister dat de uitgaven niet mogen oververhit worden en zeker niet mogen worden omgezet in recurrente uitgaven. Hij leidt af uit de debatten dat men in Vlaanderen overtuigd is van het feit dat de wirwar van subsidies en subsidieloketten plaats moet ruimen voor eenduidige fiscale maatregelen. Daaraan zal gewerkt worden.
Nadien werd de beleidsbrief Financiën en Begroting besproken, net als de beleidsbrieven Duurzame Ontwikkeling, Planning en Statistiek en Overheidscommunicatie. Er werd ook akte genomen van de verslagen van de andere commissies.
Vervolgens werd gestemd over de middelenbegroting. De tabel werd aangenomen met 10 stemmen voor bij 5 onthoudingen. Het corpus werd aangenomen met 10 stemmen voor bij 5 onthoudingen. Het geheel werd aangenomen met 10 stemmen tegen 5.
Bij de uitgavenbegroting werd eerst gestemd over de geamendeerde tabel I. Die werd aangenomen met 9 stemmen tegen 5. De geamendeerde tabel III werd aangenomen met 8 stemmen tegen 5. De geamendeerde tabel V werd aangenomen met 8 stemmen tegen 5. Het corpus van het ontwerp van decreet werd aangenomen met 8 stemmen tegen 5. Het aldus gewijzigde ontwerp van decreet werd aangenomen met 8 stemmen tegen 5. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Matthijs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames ministers, geachte leden, ik wil kort verslag uitbrengen van de besprekingen van het programmadecreet in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting. Daar werd het hoofdstuk Fiscaliteit, met de verhoging van het abattement bij de aanschaf van een eerste woning, behandeld, net als een wijziging van de wet betreffende automatische ontspanningstoestellen, de leegstandsheffing, het Toekomstfonds, de inwerkingtreding van het Comptabiliteitsdecreet en de slotbepalingen, in aanwezigheid van de heer Van Mechelen, minister van Financiën.
Minister-president Leterme lichtte het begrotingsfonds van de IVA Studiedienst van de Vlaamse Regering toe.
Het belangrijkste punt uit het hoofdstuk Fiscaliteit is de verhoging van het abattement bij de aanschaf van een eerste woning die als eerste verblijfplaats moet dienen. Dit sluit aan bij het regeerakkoord, dat een betaalbare woning voor iedereen als doelstelling vooropstelde. Met het decreet van 1 februari 2002 houdende de wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten werd door de Vlaamse Regering voor het eerst een fiscale tegemoetkoming toegekend aan die belastingplichtigen die zich een eerste woning aanschaffen, op voorwaarde dat de belastingplichtige er ook daadwerkelijk zijn hoofdverblijfplaats wil vestigen.
De bedoeling was de fiscale instapdrempel te verlagen voor die belastingplichtigen die een eerste woning willen verwerven. We kunnen er echter niet omheen dat de aankoopprijzen van onroerende goederen, huizen, appartementen en bouwgronden de voorbije periode aanzienlijk zijn gestegen. Daarom is het aangewezen voor de kandidaat-kopers van een eerste woning deze maatregel te actualiseren, in functie van de voorbije prijsstijgingen. Artikel 19 van het ontwerp van programmadecreet trekt dan ook het vrijgestelde bedrag op van 12.500 euro tot 15.000 euro. De verhoogde vrijstelling zal gelden voor alle koopovereenkomsten die na 31 december 2006 worden afgesloten. De voorwaarden met betrekking tot het bekomen van en het behoud van het voordeel blijven onveranderd, in overeenstemming met het decreet van 1 februari 2002. In combinatie met de andere maatregelen opgenomen in het decreet van 1 februari 2002, namelijk de algemene tariefverlaging en de invoering van de meeneembaarheid van de in het verleden betaalde registratierechten, heeft het instellen van deze vrijstelling ertoe geleid dat steeds meer Vlamingen een eigen woning aanschaffen en dat op steeds jongere leeftijd doen.
De wijzigingen aan de belasting op automatische ontspanningstoestellen zijn een louter juridisch-technische operatie om de rechtszekerheid in de toekomst te waarborgen, zonder inhoudelijke wijzigingen.
Een derde punt betreft de leegstandsheffing op woningen. Daar dringt een aanpassing zich op, omdat het Arbitragehof een schending van het gelijkheidsbeginsel heeft vastgesteld tussen leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten enerzijds en leegstaande en verwaarloosde woningen anderzijds.
Een nieuwe bepaling gaat over de oprichting van het Toekomstfonds dat de conjunctuurschommelingen in de toekomst moet kunnen opvangen en een constant beleid mogelijk moet maken. Dat is het principe van de 'intertemporele neutraliteit', zoals de minister van Financiën het zo mooi uitdrukte.
Tot slot werd de inwerkingtreding van het Comptabiliteitsdecreet besproken. Een nieuw boekhoudsysteem zal mogelijk starten op 1 januari 2010, dit is een indicatieve streefdatum. Hiervoor wordt momenteel de ontwikkeling van een informaticatool voorgesteld en besproken. De begroting van 2008 zal wel al volledig worden voorgesteld volgens de nieuwe bestuursstructuur in 13 beleidsdomeinen en agentschappen.
Bij de bespreking werd ingegaan op de verhoging van het abattement. Het Vlaams Belang wilde de invloed kennen van het abattement op de woningverkoop. Minister Van Mechelen kon met uitspraken van immobiliënkantoren en met cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek en van de FOD Financiën duidelijk aantonen dat de aankoop van onroerende goederen sterk is toegenomen.
Ook kwam het Vlaams Belang terug op de retroactieve decreetswijziging over de ontspanningstoestellen. Minister Van Mechelen pareerde dit door te zeggen dat het een retroactieve versterking van de rechtszekerheid betreft, waarbij er geen inhoudelijke veranderingen te bespeuren zijn, enkel de omzetting van KB's in een decreet, omdat belastingen per decreet of wet moeten worden vastgesteld, niet 'krachtens' de wet of het decreet.
De sp.a voerde bij monde van de heer Sannen een monoloog over de beleggingen van het Toekomstfonds. Het gaat over 187 miljoen euro die volgens de heer Sannen op een duurzame manier moet worden belegd. Het is evident dat 'duurzaam' meerdere invullingen kan krijgen. Het Vlaams Belang is niet overtuigd dat ethisch beleggen ook voordelig beleggen kan zijn, want de ethische beleggingen zouden financieel het laagste rendement geven.
De sp.a kwam ook terug op de genoemde voorbeelden in de memorie van toelichting over de aanwending van het Toekomstfonds, zoals maatregelen voor de realisatie van de Kyotodoelstellingen, en trok hieruit, verkeerdelijk, te vroeg de conclusie dat de regering niet gelooft in de haalbaarheid van het Vlaams Klimaatbeleidsplan door in een buffer te voorzien.
Minister Van Mechelen ontkende formeel dat er twijfel zou zijn over het Vlaams Klimaatbeleidsplan. Ook minister Peeters deed dat in de Commissie voor Leefmilieu. In decreetsartikelen over het Toekomstfonds wordt met geen woord gerept over Kyoto noch over het klimaatbeleidsplan. De verwijzing naar maatregelen betreffende het klimaat, was louter illustratief. Het is aan de minister van Begroting om op voorstel van de regering de bestemmingen van de middelen uit het Toekomstfonds te bepalen. Vergrijzing kan evengoed als voorbeeld worden gegeven.
De houding van CD&V was in eerste instantie dat het beleggen een exclusieve aangelegenheid is van de regering die erover moet waken dat het Toekomstfonds maximaal rendeert. Minister Van Mechelen van zijn kant bevestigde dat de regering verantwoordelijk is voor beleggingen en nam aan dat de regering daar minstens het vertrouwen van de meerderheid voor krijgt. Het fonds zal niet gebruikt worden voor recurrente uitgaven.
De heer Sannen trok zijn resolutie in. Na overleg binnen de meerderheid werd een nieuwe resolutie ingediend waarin aan de regering wordt gevraagd om criteria voor duurzaam beleggen te bepalen en om de middelen van het Toekomstfonds ook via een duurzame strategie te beleggen. Uiteindelijk is deze resolutie een democratische steun aan het huidige financiële beleid van de minister van Financiën. De Vlaamse overheid investeert al op een duurzame wijze in verschillende sectoren. Hij verwees hiervoor naar het Zorgfonds. De resolutie vraagt om hetzelfde te doen met het Toekomstfonds.
CD&V kwam terug op de vertraagde invoering van het Comptabiliteitsdecreet, dat als sluitstuk van de BBB-operatie werd gezien door voormalig minister-president Dewael. Vlaanderen hoeft volgens CD&V niet te wachten op de andere gewesten en gemeenschappen, de Vlaamse Gemeenschap heeft hierover zelfbeslissingsrecht.
Minister Van Mechelen wijst erop dat de timing van het BBB-beleid al met drie jaar werd vertraagd. Het ESR-systeem, of het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, toepassen op alle agentschappen, is niet zo gemakkelijk. De VRT slaagt er bijvoorbeeld in, maar De Lijn voorlopig nog niet.
Hij constateert ook dat het Orafinsysteem, dat dateert uit de legislatuur 1995-1999, nog kampt met technische moeilijkheden. De minister besluit met te zeggen dat hij een betrouwbare, werkbare en performante economische boekhouding vanaf de eerste dag van de inwerkingtreding verkiest. De IVA Accounting zal de stand van zaken opvolgen en de minister belooft het parlement jaarlijks te rapporteren over de ontwikkelingen van de boekhouding.
De CD&V beaamt dat het nieuwe boekhoudsysteem vanaf de eerste dag van de invoering adequaat moet functioneren, maar vraagt om toch een datum als doelstelling in het decreet op te nemen. Daarop stelt de minister dat de datum van 1 januari 2010 de streefdatum is en blijft. Tot zover een verslag van het programmadecreet en van het Toekomstfonds. (Applaus)
Mevrouw Vissers, de heren Verfaillie, Roegiers, Vrancken, Sintobin en Verstreken, mevrouw Hermans, de heer Vanackere, mevrouw Temsamani, de heren Laurys, Van den Heuvel en Callens, de dames Schauvliege en Helsen, de heer Peumans, mevrouw Van Linter, de heer Dehaene, mevrouw Hostekint, de heer Van Dijck en mevrouw Berx, verslaggevers, verwijzen naar het schriftelijke verslag.
De heer Dewinter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst en vooral de verslaggevers - en zeker de verslaggever van de oppositie, wat ongebruikelijk is - bedanken voor hun omstandige verslag. Zij zijn geslaagd in hun poging om volledigheid na te streven, zeker de heer De Reuse. Ze zijn er zelfs in die mate in geslaagd dat de fractieleiders zich zouden kunnen aansluiten bij het verslag en hun uiteenzetting daartoe beperken. Maar dat is wishful thinking. Dat gaat niet door en dus zult u nog even moeten luisteren naar mijn uiteenzetting, en ook naar die van mijn collega's van de meerderheid, vrees ik.
Mevrouw de voorzitter, collega's, het is ongetwijfeld correct dat de Vlaamse Regering kan rekenen op een aanzienlijke groei van de ontvangsten. Dat blijkt ook uit het verslag. Er is ruimte voor nieuwe beleidsinitiatieven, die de uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord ten dele mogelijk maken, en dat door begrotingsoverschotten. Men tracht ook een snelle evolutie naar een schuld van bijna nul te realiseren, en dat alles vanuit de visie van een vrij voorzichtige - soms wat té voorzichtig, naar onze bescheiden mening - budgettaire koers. Zo worden er ook ruime reserves aangelegd, onder andere bestaande uit de indexprovisie en een conjunctuurprovisie.
De afgelopen jaren zijn de ontvangsten van de gewestbelastingen relatief sterk toegenomen, en dat onder meer dankzij een aantal lastenverlagingen, zoals de schenkingsrechten en de registratierechten. Onder andere als gevolg van de economische groei ontvangt Vlaanderen ook extra middelen uit federale dotaties, de zogenaamde samengevoegde en gedeelde belastingen.
Er was en is dus inderdaad ruimte voor een aantal leuke, fiscale maatregelen, zoals een Vlaamse korting van 125 euro op de personenbelasting en vrijstelling van successierechten voor de langstlevende op de gezinswoning. Wij hebben die fiscale maatregelen goedgekeurd, maar wij hebben daarbij een aantal amendementen ingediend, omdat wij nog verder zouden willen gaan op dat pad. Ik ga die amendementen niet allemaal toelichten. U weet wat de inhoud daarvan is. Tot zover de goednieuwsshow.
Aan de ene kant bewijzen de lastenverlagingen bij gewestbelastingen dat Vlaanderen wel degelijk succesvolle eigen accenten kan leggen - wij ontkennen dat niet: als het goed is zeggen we het ook - wanneer het over zijn volle bevoegdheid beschikt. Maar anderzijds blijft onverminderd de vaststelling gelden dat de Vlaamse begroting voor 80 percent een dotatiebegroting is en dus leeft bij de gratie van de federale overheid en de bepalingen van die bijzondere financieringswet.
De succesvolle eigen accenten vanuit de al te beperkte bevoegdheden zijn één zaak, maar tegelijk blijkt dat die zogenaamde eigen accenten al te vaak aantonen dat de Vlaamse Regering nog te veel een subsidieregering is.
Het was de heer Dedecker, toen nog lid van de VLD - 3 partijen geleden - die dat in onverdachte tijden aanklaagde en die stelde dat het zo hardnekkig nagestreefde imago van investeringsregering meestal via alternatieve financiering, PPS-constructies en dergelijke moet worden gerealiseerd. De Vlaamse subsidiepot wordt in feite onvoldoende aangevuld met middelen voor een echt economisch beleid.
Het is ons stokpaardje, maar ik zie me verplicht bij iedere begroting weer te herhalen dat Vlaanderen geen of onvoldoende impact heeft op de sociale zekerheid, de loonkosten, de fiscale druk en andere belangrijke instrumenten die daadwerkelijk invloed zouden kunnen uitoefenen op de Vlaamse economie. Tegelijkertijd zijn er allerlei federale beslissingen, bevoegdheden en intenties die het Vlaamse beleid al te vaak doorkruisen. Ik denk bijvoorbeeld aan de recente uitspraken van minister Demotte die het preventiebeleid wil herfederaliseren.
Collega's, de federale begroting voor 2007 heeft nog maar eens aangetoond dat in elk geval de paarse federale regering op haar tandvlees zit. Zelfs de voormalige voorzitter van de Hoge Raad voor Financiën, professor emeritus Van Rompuy, heeft onlangs beklemtoond dat volgens het Rekenhof alleen al het reële Belgische overheidstekort van 1,25 miljard euro wel tot een nieuwe staatshervorming moet leiden, waarbij het opnieuw doorschuiven van bijkomende middelen naar de deelstaten zonder nieuwe bevoegdheden bijna onmogelijk is.
Omgekeerd verwerpen wij ook de visie van minister-president Leterme, die hier jammer genoeg niet aanwezig kan zijn. Dat valt hem niet te verwijten, want hij neemt deel aan een belangrijke Europese conferentie over Landbouw en Visserij. In een interview met Knack op 6 december, amper veertien dagen geleden stelde hij dat een overdracht van bevoegdheden kan zonder corresponderende middelen. De gezonde budgettaire situatie van Vlaanderen, maar ook het Zorgfonds en het Toekomstfonds, bieden echter onvoldoende waarborgen om een volwaardige staatshervorming zonder corresponderende middelen te dragen.
De heer Van Rompuy heeft overigens enkele weken geleden in de commissie voor Financiën terecht gesteld dat Vlaanderen met het huidige niveau van financiële autonomie geen ruimte heeft voor het verwerven van nieuwe bevoegdheden zonder dat er ook nieuwe middelen komen. Daarmee ging hij in tegen wat zijn eigen minister-president zei, onder andere in het interview in Knack.
Vlaanderen heeft inderdaad talrijke investeringsnoden met betrekking tot Welzijn, Openbare Werken, Leefmilieu, Innovatie en Onderwijs, om nog te zwijgen van de nood aan bijkomende sociale woningen. We weten dat er op de socialehuurmarkt meer dan 58.000 kandidaten wachten op een woning. Dat heeft wachttijden tot gevolg van 3 of 4, tot zelfs 5 jaar, wat ontzettend lang is. Ook op de socialekoopmarkt zijn er nog steeds lange wachtlijsten, alle budgettaire inspanningen van de Vlaamse Regering ten spijt.
Ik citeer de heer Van Rompuy op zijn veelgelezen website. "Ook is het een verkeerde voorstelling dat de gemeenschappen ruim bij kas zitten. Bijna 60 percent van de Vlaamse uitgaven gaan naar Onderwijs en Welzijn. Het groeipad van deze uitgaven is zeker verantwoord. Ook investeringen in Openbare Werken, Leefmilieu en Innovatie zijn nodig voor de toekomst. De regering-Leterme noemt zich trouwens een investeringsregering. In de begroting worden deze investeringsuitgaven geraamd op 2,7 miljard euro. Waar gaat men hierop besparen?"
Dat is inderdaad de hamvraag. Als er nieuwe bevoegdheden komen zonder nieuwe middelen, waar zal het geld dan vandaan komen om die bevoegdheden uit te oefenen?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik weet niet waar u die stelling vandaan haalt. Wij hebben nooit gezegd dat belangrijke bevoegdheden kunnen worden overgeheveld naar de deelstaten zonder dat daar middelen tegenover staan. Daarom zijn wij ook voorstander van fiscale autonomie en een grotere responsabilisering. Wat bijvoorbeeld de arbeidsmarkt of de gezondheidszorg betreft, zouden we niet instemmen met een overheveling zonder dat de financiering daarvoor gegarandeerd is.
Minister-president Leterme heeft dat in een interview met Knack verklaard. Een aantal bevoegdheden zouden kunnen worden overgeheveld zonder de daartegenover staande middelen. De Waalse partijvoorzitters zitten in elk geval bijeen en plegen overleg over wat kan en niet kan naar aanleiding van de staatshervorming. Een Vlaams front blijkt hier niet mogelijk, waardoor we met de grootst mogelijke verwarring naar die onderhandelingen zullen gaan. Dit parlement en deze regering weigeren een doorslaggevende rol te spelen omdat de meningen tussen de verschillende meerderheidspartijen te ver uiteenlopen.
De heer van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik heb de indruk dat u een tweespalt zoekt tussen nieuwe bevoegdheden en bijkomende financiële mogelijkheden. Er zijn voorbeelden van bevoegdheden waarbij niet onmiddellijk meer middelen nodig zijn. Ik geef het voorbeeld van de verkeerswetgeving. Deze wetgeving zou onze bevoegdheid kunnen worden, maar brengt op zich geen meerkost in de beleidsmiddelen teweeg. Daartegenover staan de bevoegdheden die wel een meerkost genereren en waarvoor een bijpassing nodig is.
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, Vlaanderen heeft geen nood aan een nieuw onderling gesprek. We hebben een regeerakkoord waar de regeringspartijen achter staan. Het is met dat regeerakkoord dat we naar de onderhandelingen gaan.
Ik hoop dat daar inderdaad een consensus over bestaat. Na uitspraken van onder meer de heer Vande Lanotte heb ik echter de indruk dat dit helemaal niet zo evident is als u hier vandaag voorstelt. Vandaar ook mijn pleidooi om ervoor te zorgen dat bij de overheveling van nieuwe bevoegdheden ook wordt voorzien in de corresponderende middelen. Zo niet krijgen we op heel korte termijn te maken met serieuze begrotingsproblemen.
Indien we de Vlaamse autonomie substantieel willen vergroten met een nieuwe grote staatshervorming, dan moet dat hoe dan ook samengaan met het stopzetten van een aantal financiële transfers naar Wallonië en moet de federale staat verder worden uitgekleed, ook op financieel en fiscaal vlak. Het ene kan niet zonder het andere. Maar ook over de splitsing van de sociale zekerheid bestaat er binnen de meerderheid nog veel onduidelijkheid. Met het oog op de onderhandelingen na de federale verkiezingen geeft het me geen goed gevoel dat daar zoveel over geruzied wordt.
Ik zou ook wel eens willen weten hoe het zit met de wetenschappelijke validering van de fameuze ABAFIM-studie. De resultaten van de studie werden in de herfst van 2004 bekendgemaakt. In juli 2005 werd een wetenschappelijk comité officieel geïnstalleerd. Het is nu 19 december 2006 en nog steeds heerst er grote stilte. Mijnheer de minister, kunt u enige toelichting geven over de resultaten van die studie?
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik veronderstel dat de opmerking van de heer Dewinter tot de zogenaamde retorische vragen behoort. Mijnheer Dewinter, veertien dagen geleden heeft uw fractiegenoot, de heer Van Hauthem, daarover minister-president Leterme ondervraagd. Hij heeft toen een antwoord gekregen.
Ik dacht dat het in het kader van de begrotingsbesprekingen niet oninteressant was om ook de minister van Begroting te ondervragen.
De heer Van Hauthem heeft daarover een vraag gesteld. Hij heeft toen een uitgebreid antwoord gekregen. Zoals zo dikwijls stelt u weer een retorische vraag.
Ik stel een vraag aan de minister van Begroting. Ik weet dat u ministeriële ambities hebt. U moet echter nog even geduld hebben. (Gelach)
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Ik neem aan dat de heer Dewinter het verslag grondig heeft gelezen. De vraag werd gesteld in de commissie voor Financiën en Begroting. Ook ik heb daar een antwoord op gegeven. Het wetenschappelijk comité heeft ondertussen meer dan dertien keer vergaderd. De werkzaamheden worden beëindigd. Het verslag wordt opgesteld. Mijnheer Dewinter, als u begin januari de vraag stelt, zult u het antwoord krijgen.
Ik neem daar akte van. Ik ben blij dat u het antwoord hier nog eens bevestigt. Ik stel alleen vast dat het ondertussen december 2006 is. We hebben hier toch verdacht lang moeten op wachten. Ik hoop dat er snel resultaat volgt.
Wanneer men het hernieuwde akkoord tussen CD&V en de N-VA leest, dat eigenlijk slechts een explicitering is van wat in het communautaire onderdeel van het Vlaamse regeerakkoord is vervat, en daar vervolgens de beleidsbrief Financiën 2006-2007 naast legt, merk ik toch wel enige tegenstelling. De Vlaamse Regering kiest inzake fiscale autonomie noodgedwongen immers nog altijd voor een, naar mijn mening, al te minimalistisch scenario en beperkt de fiscale autonomie van Vlaanderen tot kortingen en afcentiemen. Vlaanderen kan afcentiemen toestaan, waarvan het de opbrengst vervolgens moet afdragen aan de federale overheid. Dat is de facto een bijkomende transfer, die ik absoluut niet kan goedkeuren of onderschrijven.
Een volwaardige fiscale autonomie betekent dat Vlaanderen zelf bepaalt welke belastingen het wil heffen, welke het ontvangt en hoe het die aanwendt. Het huidige - goedbedoelde - gerommel in de marge volstaat dus helemaal niet!
Wat de vennootschapsbelasting betreft, dient te worden onderstreept dat de Belgische vennootschapsbelasting, inclusief crisisbelasting, ondertussen met bijna 34 percent zowat 10 percent boven het Europese gemiddelde van 23 percent zit. Het niveau van de vennootschapsbelasting is nochtans een van de meest determinerende factoren voor de competitiviteit, het aantrekken van investeringen, de werkgelegenheid en de economische groei. De nieuwe Europese lidstaten zetten een lage vennootschapsbelasting in als economisch wapen. Als er één hefboom is die we hoe dan ook in eigen handen moeten krijgen, dan is het toch wel die vennootschapsbelasting. Enkel op die manier kunnen we economisch competitief blijven en worden we niet meegesleurd in het Belgische debacle.
Collega's, we gaan wel akkoord met de opmerking van minister-president Leterme dat de deelstaten opnieuw leningscapaciteit zouden moeten krijgen om zinvol te investeren. Hij heeft voor het volle 100 percent gelijk. Deze regering mag nu niet lenen voor zijn investeringen en moet dus zowel voor de investeringen in grote infrastructuurwerken en onderwijsgebouwen teruggrijpen naar een PPS-financiering, die de toekomstige begrotingen hoe dan ook bezwaart. Een van de belangrijkste opmerkingen van het Rekenhof bij deze begroting is trouwens dat de budgettaire implicaties van de PPS-financiering niet worden opgenomen in de begrotingsdocumenten. Ik heb daar al eerder op gewezen.
Mijnheer Dewinter, u moet stilaan afronden. U hebt uw tijd opgebruikt.
Ik weet het. Ik zal een zeven- à achttal minuten nemen van de heer De Reuse, die later nog op de technische aspecten van de begroting zal ingaan. Hij heeft daarnet al een uur het woord gevoerd als verslaggever. Hij zal me dat wel toestaan. (Rumoer)
Mevrouw, bij ons is er discipline. Bij uw fractie is dat niet altijd het geval. Dat heet 'geleide democratie'. (Rumoer)
Wat de PPS-financiering betreft, is het duidelijk dat een en ander lang aansleept. Of deze regering nu echt een investeringsregering is, zullen we uiteindelijk pas in het laatste kwart van deze legislatuur weten.
Volgend jaar zouden eindelijk de eerste aanbestedingen gebeuren voor scholen, toerisme en openbare werken. In 2007 zou er 250 miljoen euro bijkomen voor investeringen in infrastructuur en havens met onder andere het verder wegwerken van gevaarlijke kruispunten, baggerwerken en de prefinanciering van spoorverbindingen. De prefinanciering door het Vlaamse Gewest van enkele belangrijke projecten zoals de spoorverbinding met de Liefkenshoektunnel en de ontsluiting van de luchthaven van Zaventem - het fameuze Diaboloproject - is nog steeds in volle voorbereiding. We hopen dat de werkzaamheden voor de Liefkenshoekspoortunnel in 2012 daadwerkelijk zullen worden afgerond. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding van het vormingsstation in Zeebrugge. De Vlaamse Regering zal nog een tandje moeten bij steken om de ontsluiting van de haven van Zeebrugge substantieel te verbeteren want daar mangelt het nog steeds aan. Een totale investering van 111,2 miljoen euro in deze haven is wel degelijk broodnodig.
Hoe zit het trouwens met de IJzeren Rijn? De voorbije maanden plaatsten de Nederlanders vraagtekens bij het tijdelijk beperkt rijden over het bestaande historisch tracé. U hebt er zich enkele weken geleden in de commissie vanaf gemaakt door te stellen dat na er de Nederlandse verkiezingen van 22 november hopelijk wat meer duidelijkheid zou komen. Hoe zit het nu met die tijdelijke ingebruikstelling die belangrijk is voor Vlaanderen? De heer Peumans maakte daar in de commissie voor Openbare Werken een aantal opmerkingen over. Hij ging zelfs zo ver te vragen of we geen strijd voeren voor iets dat er nooit zal komen. De verkiezingen zijn voorbij en ik vraag nu naar een stand van zaken.
Tot slot wil ik nog een symbolische geste van de Vlaamse Regering vragen. We hebben de voorbije weken de vaudeville, het cabaret meegemaakt naar aanleiding van de bedenkelijke financiering van prins Laurent. In onze begroting gaat er ook een kleine geldstroom in de richting van zijne koninklijke hoogheid, namelijk de subsidiëring van de vzw KINT. Prins Laurent neemt daar het voorzitterschap van waar. We zullen een amendement indienen om de subsidies aan deze prinselijke vzw stop te zetten. Het is duidelijk dat een aantal praktijken absoluut niet door de beugel kunnen. We moeten het proces dat binnenkort zal starten niet afwachten.
Mijnheer Dewinter, ik heb uw toespraak aandachtig beluisterd en ik weet nog altijd niet waarom u tegen de begroting zult stemmen. Ik heb geen enkel inhoudelijk argument gehoord. De begroting gaat voor 20 miljard euro over onderwijs, werkgelegenheid, milieu en fundamenteel maatschappelijke onderwerpen. De regering poogt een beleid te voeren en ik verwacht van de oppositie dat die daar ofwel kritiek op geeft ofwel een alternatief biedt.
Als u uit de begroting enkel iets onthoudt over enkele tienduizenden euro voor een vzw om het zo over prins Laurent te hebben, dan toont u aan dat het Blok een beschamende laag niveau haalt. De begroting is belangrijk, en er zijn voor die begroting in de commissie erg veel inspanningen geleverd. (Applaus bij CD&V)
U bent hier binnengekomen om tien na elf, halverwege mijn uiteenzetting.
Ik heb hier zelfs de heer Matthijs nog horen spreken! Ik was hier! Ik vind uw toespraak beneden alle peil. Over de doelstellingen en de technische aspecten van de begroting hebt u het niet. U licht er gewoon iets uit dat u partijpolitiek kan gebruiken.
Ik had verwacht dat u als Vlaamsgezind christendemocraat zou zeggen dat ik gelijk heb. Vlaanderen kan het zich niet permitteren om die fameuze vzw en die noodlijdende Laurent geld toe te stoppen. U doet dat evenwel niet. U loopt er met een grote boog omheen. Dat is beneden alle peil.
Ik heb wel degelijk inhoudelijke kritiek op de begroting. Ik heb opmerkingen over de PPS-constructies, en wil het ook hebben over de bedenkingen van het Rekenhof. Er zijn prioriteiten die wel op onze goedkeuring kunnen rekenen; andere dan weer niet. Wij gaan niet akkoord met de minimalistische aanpak van de fiscale autonomie. Met het oog op een staatshervorming staan wij veel ambitieuzere doelstellingen voor. De verhoging van de budgetten voor wetenschap en innovatie en de extra investeringen in sportinfrastructuur en welzijn - volgend jaar meer dan 100 miljoen extra - zijn allemaal positief. Ik verheel dat niet.
Ik voer geen oppositie om de oppositie. Her is echter zo dat Vlaanderen zonder nieuwe institutionele hervormingen ter plaatse zal blijven trappelen. Dat is zeker op sociaaleconomisch vlak zo. Dit vraagstuk is duizendmaal belangrijker dan het geven van subsidies voor evidente zaken. Ik heb in dat verband het voorbeeld gegeven van de Belgische vennootschapsbelasting die in vergelijking met de buitenlandse aanslagvoeten veel te hoog is: Vlaanderen is daar de belangrijkste dupe van.
De economische groei zorgt dit jaar voor een recordaantal werkaanbiedingen. Volgens de VDAB werden in vergelijking met 2005 31 percent meer jobs en 61 percent meer interims aangeboden.
Desondanks gaan in het federale België te veel jobs verloren gaan en worden te weinig nieuwe jobs gecreëerd. Bedrijven en KMO's zoeken wanhopig arbeidskrachten om vacatures in te vullen maar tegelijkertijd hebben nog steeds veel mensen geen job. Ook in Vlaanderen is dat het geval. De gebrekkige werking van de arbeidsmarkt blijft dus een groot probleem. Het ontbreekt onder meer aan vorming, aan professionele en geografische mobiliteit en aan motivatie als gevolg van werkloosheidsvallen en onvoldoende begeleiding van werklozen. De Vlaamse Regering heeft met een aantal maatregelen uit het banenplan en haar sociaaleconomisch actieplan aangetoond dat ze een inspanning wil leveren. Maar ze blijft met deze plannen binnen de lijntjes van het huidige institutioneel kader kleuren!
Voor deze begroting worden dus inspanningen gedaan. Wij zouden evenwel andere prioriteiten leggen. En de beperkte middelen die via deze subsidiebegroting worden vrijgemaakt, zorgen ervoor dat er nog altijd wachtlijsten blijven bestaan, zoals in de sociale huisvesting. Vele duizenden moeten soms vier of vijf jaar wachten. Daarom willen we een duidelijk signaal geven.
We hebben een aantal amendementen ingediend, maar vooral een duidelijk signaal willen geven dat de grote nieuwe staatshervorming van ontzettend groot belang zal zijn voor dit parlement, deze regering en vooral voor de begroting van de Vlaamse Regering in de toekomst. Er kan immers geen staatshervorming met nieuwe bevoegdheden komen zonder dat daar voldoende financiële middelen tegenoverstaan.
De signalen die ook van Vlaamse kant worden uitgestuurd, zijn alarmerend. Ik vrees dat we in de toekomst niet meer zullen worden geconfronteerd met begrotingen in evenwicht zoals we die vandaag krijgen voorgeschoteld, maar wel opnieuw met deficitaire, verlieslatende begrotingen. Dan komen we weer in een spiraal terecht zoals in het verleden, een neerwaartse negatieve spiraal. Dat willen we op geen enkel moment.
Onze fractie zal om de redenen die ik heb opgesomd, deze begroting dus niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, op mijn beurt dank ik de verslaggevers voor het verslag bij de begroting 2007 en het ermee verbonden programmadecreet. Het is soms moeilijk om bescheiden te blijven. Ik kan me voorstellen dat dit het gevoelen is van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en met hem de hele Vlaamse Regering. Er is in 2006 een ruim overschot en er zal in 2007 eveneens een overschot zijn. De schuld smelt weg, Vlaanderen krijgt de hoogste kredietrating, de facturen worden op tijd betaald, er zijn geen eenmalige kunstgrepen en er is geen geforceerde onderbenutting. Integendeel, we hebben een ingebouwd stootkussen door de conjunctuurprovisie. Als er in 2006 een economische groei van 3 percent wordt opgetekend, dan zullen nog meer middelen worden doorgestort dan thans gepland.
Met andere woorden, en we hebben het daarnet nog gehoord, is het moeilijk om hiertegen oppositie te voeren. Als er al problemen zijn met de Vlaamse overheidsfinanciën, zijn het 'the problems of plenty'. De vraag is of het feest kan blijven duren. De uitgavengroei is aan de hoge kant en dat is niet oneindig voor herhaling vatbaar. En om geen al te slechte manieren gewoon te worden, wordt een deel van de aangroei van de middelen gereserveerd in een toekomstfonds.
Het was misschien beter geweest om een toekomstnorm onder de gedaante van een uitgavennorm te hanteren, maar dat is de bekommernis niet van de oppositie. Volgens haar geven we niet te veel uit, maar te weinig.
Waar komt deze gelukzalige situatie vandaan? De reden is vooral te vinden in de onverwacht sterke groei van de ontvangsten uit gewestbelastingen als gevolg van de boom van het vastgoed. In 2006 stegen deze met 9 percent. In 2007 wordt een stijging van 7 percent verwacht. De reden is dus niet, zoals al eens wordt gezegd door degenen die uitvluchten zoeken voor de belabberde federale begrotingssituatie, de overfinanciering van gewesten en gemeenschappen. Daarbij wordt ook het Lambermontakkoord in één adem genoemd. Dat akkoord bestond er inderdaad in om snel en efficiënt toe te geven aan de Franstaligen. Het Lambermontakkoord heeft veel te snel voor weinig bevoegdheden de strop rond de hals van de Franstaligen weggehaald, maar heeft ze daarom nog niet onmiddellijk rond de hals van de federale overheid gelegd.
Zeggen dat de federale inkomsten maar een geringe stijging vertonen door te rijkelijke doorstortingen aan de gewesten en gemeenschappen, is de waarheid geweld aandoen.
Buiten de gewestbelastingen, waar we zelf voor verantwoordelijk zijn maar die maar 20 percent uitmaken van onze inkomsten, stijgen de doorstortingen van de federale overheid maximaal met de groei en voor een deel maar met de inflatie. Die inkomstenstijgingen zien we ook bij de inkomsten die de federale overheid zelf houdt.
Daarbij komt dat de federale overheid een uitgavencategorie heeft - de rentelasten - die sinds de sneeuwbal omgekeerd rolt, elk jaar opnieuw kleiner wordt, wat meer mogelijkheden geeft. Als de federale regering op dit moment in financiële nood is, is dat in de eerste plaats te wijten aan een slecht beleid. Uitgeven wat men niet ontvangt en niet ontvangen wat men uitgeeft, leidt tot het kunst- en vliegwerk dat we dagelijks zien: overheidsgebouwen verkopen en aan 9 percent van de koopwaarde terug huren, facturen in de schuif houden waardoor ook Vlaamse bedrijven overkop gaan. Ik zeg dit om aan te tonen dat een aantal Vlaamse bedrijven en instellingen er problemen mee hebben en dat er geen mismatch is in de financiering van gewesten en gemeenschappen.
Dat wil niet zeggen dat we bij de volgende communautaire onderhandelingen, niet moeten kijken naar de toekomst, samen met de federale overheid. Want een van de belangrijkste uitdagingen is de vergrijzing met de stijging van de pensioenen en de stijging van de gezondheidsuitgaven, wat federale bevoegdheden zijn. Het lijkt me niet meer dan normaal dat de deelstaten een van deze twee bevoegdheden overnemen, met name de gezondheidsuitgaven omdat die aansluiten bij onze welzijnsbevoegdheden. De Commissie voor de Vergrijzing zegt dat de kosten voor de gezondheidszorgen gemiddeld maar met 2,5 tot 3 percent mogen stijgen in de volgende 20 jaar. Nochtans zijn ze de voorbije 10 jaar gemiddeld met 4 percent gestegen, op een moment dat de vergrijzing nog beperkt is. De structuur en cultuur van die gezondheidszorgen verschillen in de twee landsgedeelten. Wij werken meer met huisartsen en thuisverpleging. In het zuiden wordt er meer beroep gedaan op specialisten- en ziekenhuiszorg. Als we dat vergrijzingsbeleid willen aankunnen en de kosten onder controle willen houden - zonder dat de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorgen worden aangetast - dan zal een eigen beleid noodzakelijk zijn.
Dit lijken mij sowieso de argumenten om bij het komende gesprek te zeggen dat, zoals we dat in de resoluties van het Vlaams Parlement hebben opgenomen, de gezondheidszorgen blijvend worden overgedragen aan de gemeenschappen en dat dat, in tegenstelling met wat sommigen vandaag zeggen, geen discussie uit het verleden is.
De voornaamste voorwaarde om de vergrijzing in de toekomst aan te kunnen en ervoor te zorgen dat we de pensioenen welvaartsvast en de gezondheidszorgen kwaliteitsvol kunnen houden, is ervoor te zorgen dat het aantal actieven stijgt. Ideaal zou zijn dat we, zoals in de Lissabonnorm staat, de werkzaamheidsgraad van 70 percent in 2010 bereiken, op het moment dat de kinderen van de babyboom met pensioen gaan.
In Vlaanderen zijn we op dit moment aan 65 percent. Ook al dragen wij in Vlaanderen de gevolgen van drama's zoals dat van Vorst, we zien dat de werkzaamheidsgraad gestaag groeit. In november was de werkloosheid met 14 percent gedaald tegenover vorig jaar, waardoor we onder de 200.000 werklozen zijn gezakt. Dezelfde goede cijfers zien we jammer genoeg in Wallonië en Brussel niet. Met 55 percent werkzaamheidsgraad zitten Wallonië en Brussel mijlenver van wat nodig is om de vergrijzing aan te kunnen.
Dat is de echte hypotheek op het Belgische solidariteitssysteem. Als niet langs beide kanten naar vermogen wordt bijgedragen, is dat niet vol te houden. We hebben, om de werkgelegenheid in het zuiden op te trekken, in de Belgische context ondertussen alles geprobeerd. We zien nu ook met de sluitende aanpak, die voor een deel Belgisch is, dat 63 percent van de geschorsten Vlamingen zijn, terwijl slechts 37 percent van de werklozen Vlamingen zijn.
Begrijp me niet verkeerd, we putten geen sadistisch genoegen uit het aantal schorsingen. Elke schorsing is uiteindelijk een uiting van onmacht. De sluitende aanpak moet ervoor zorgen dat elke langdurig werkloze bij een voor hem passende opleiding terechtkomt, zodat hij aan een passende job kan geraken. Als er geschorsten zijn, is dat uiteindelijk een uiting van onmacht en een verschrikkelijk spijtig gebeuren.
Ongetwijfeld moeten we de waardering voor de opleiding verhogen. We hebben VDAB-opleidingen en we werken aan een systeem van attesten voor verworven competenties. De vraag rijst in welke mate we ze waarderen. Als we er als overheid geen waardering voor opbrengen en de attesten niet voor een deel in de plaats kunnen stellen van diplomavereisten in ons eigen wervingsbeleid, rijst de vraag in welke mate we dat aan werkgevers kunnen vragen. Jan Laurys zal daar deze namiddag verder op ingaan.
Toch mogen we zeggen dat de sluitende aanpak blijkbaar ook weer een middel is dat binnen het Vlaamse werkgelegenheidssysteem een nuttig instrument is en werkt, terwijl we opnieuw zien dat dat in Wallonië en Brussel blijkbaar niet het geval is. Het sterkt ons nog meer in de overtuiging dat het enige dat we nog niet geprobeerd hebben, namelijk Wallonië en Brussel zelf verantwoordelijk stellen voor het hele werkgelegenheidsbeleid, nodig is.
Moeilijke problemen uit het verleden - de financiering van het onderwijs en de verschillende onderwijsuitgaven in het noorden en het zuiden van het land, de problematiek van de nationale sectoren en de financiering van de grote steden - waren op het federale vlak onoplosbaar, maar ze raakten opgelost op het moment dat de deelstaten zelf verantwoordelijk werden.
Daarom denken we dat het verantwoordelijk worden voor het eigen werkgelegenheidsbeleid het middel kan zijn voor het zuiden om ook een beter beleid te voeren.
Ik wil nog even terugkomen op Volkswagen Vorst. Nog niet zo lang geleden hebben we daar een gedachtewisseling over gehouden. De media vonden dat we onze machteloosheid naar voren brachten. Hadden we er geen aandacht aan geschonken, dan zou men ons hebben verweten geen medevoelen of een gebrek aan aandacht te hebben. Het is niet altijd gemakkelijk om aan politiek te doen, maar we zullen niet klagen. We hebben toen gezien dat wanneer er een dijk breekt, dat veel belangstelling krijgt. Hulpdiensten die te laat aanrukken, zijn kop van Jut, terwijl redders die ultiem mensenlevens kunnen redden, ingehaald worden als helden. Dat is uiteraard heel verdienstelijk, maar eigenlijk zitten daar de echte helden niet. De echte helden hebben de dijken stevig genoeg gebouwd, of hebben, waar het niet anders kan, de mensen tijdig doen verhuizen naar een andere plaats. Of beter nog, vooraleer mevrouw Vogels het zegt: de echte helden hebben ervoor gezorgd dat er geen zware stormen zijn. De echte macht van de politiek is niet zozeer om te komen helpen wanneer er een dijk breekt, maar is ervoor te zorgen dat men niet in de problemen komt door vooruitziend te zijn, te plannen en werken uit te voeren. Dat goed bestuur blijft vaak onzichtbaar. Die helden komen maar zelden in de belangstelling.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat deze Vlaamse Regering bestaat uit dijkenbouwers en stormvermijders. Dat zien we ook aan deze begroting. We investeren in infrastructuur, in onderwijs, in de innovatie van onze economie, in welzijn, wonen en leefmilieu. Al bij al plant de regering voor meer dan 7,3 miljard euro aan investeringen: 2,6 miljard rechtstreeks via de begroting en 4,7 miljard via alternatieve financiering. Soms moet men dit werk ook zelf zichtbaar maken. Dat is wat bijvoorbeeld gebeurt met 'Vlaanderen in actie'. De Vlaamse Regering voert nu al tweeënhalf jaar een goed beleid vertrekkend vanuit een visie. Vlaanderen heeft goede, hardwerkende en productieve mensen en heeft een uitstekende ligging. Die grote troeven volstaan echter niet. We moeten innovatiever zijn. We hebben die kwantumsprong nodig. Daarbij moeten we ervoor zorgen dat we iedereen blijven meetrekken en dat niemand achterop geraakt. De Vlaamse Regering kan dat niet alleen, ze heeft daarvoor bedrijven, verenigingen en het middenveld nodig om dat samen te dragen. Daarom is het belangrijk dat deze actie aan bod komt in de ontmoeting met de captains of society van volgende donderdag. Het belang van die samenkomst kan moeilijk overschat worden.
Met deze regeringsstijl, namelijk niet hoogdravend, maar toch met visie vooruitziend, samenwerkend met de samenleving, niet alleen plannen makend maar ze ook uitvoerend, voelen we ons als christendemocraten goed. We herkennen ook belangrijke christendemocratische aandachtspunten in de inhoud van het beleid en meer bepaald in deze begroting. De belasting op verdriet verdwijnt. Voor de langstlevende partner zullen er geen successierechten op de gezinswoning meer geheven worden. Er wordt eindelijk opnieuw extra geïnvesteerd in wonen. Dat is absoluut noodzakelijk, want de grond- en huisprijzen zijn de jongste jaren de pan uit gerezen, hoewel we daar ook goede gevolgen van zien via de stijgende inkomsten. Het is almaar moeilijker voor een jong gezin om een betaalbare woning te vinden. Na een periode met vijf ministers van Wonen op vijf jaar tijd, zien we dat deze regering nu eindelijk opnieuw investeert in huisvesting: 50 miljoen euro voor renovatiepremies voor de eerste gezinswoning, 20 miljoen euro voor huursubsidies en installatiepremies, 18 miljoen euro voor de omgevingswerken bij sociale woningen. Daar bovenop komt een verhoging van het abattement voor de eerste woning in de registratierechten.
Verder wordt aan de werkloosheidsval gewerkt, met de belastingvermindering voor werkenden met lagere inkomens. Onze partners in het beleid, de lokale besturen, worden gewaardeerd door de toename van de diverse fondsen met 3,5 percent. We zullen erover waken dat deze bijkomende middelen niet worden afgeroomd door de federale overheid. In de gehandicaptenzorg komen er 900 extra plaatsen bij. Er is sprake van bijkomende persoonlijke-assistentiebudgetten, van investeringen in de kinderopvang, ook in de flexibele. Er gaat extra geld naar jeugddelinquentiebeleid. Nadat er vorig jaar een cao werd afgesloten voor de zorgsector, is er nu ook één voor het onderwijs. De kredieten voor studiebeurzen gaan omhoog. Dit zijn stuk voor stuk elementen die we terugvinden in ons eigen christendemocratisch programma. Als christendemocraten zullen we deze begroting dan ook met overtuiging goedkeuren. Onze fractie heeft ambitie voor Vlaanderen. We kunnen ons dan ook volledig vinden in de gemaakte beleidskeuzes. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, geachte leden, mijn betoog zal kort zijn. Mijnheer Dewinter, ik geef nog wat tijd aan de leden van mijn fractie.
Ik wil ook even vooruitblikken op wat er donderdagnamiddag op de agenda staat, met het 'Vlaanderen in actie'-plan. Ik meende dat de minister-president hier zou zijn, maar die neemt deel aan een visserijraad. Mevrouw de viceminister-president, ik zal me dan ook tot u richten. We hebben er ter zake voor gekozen ons te houden aan de scheiding der machten. Toch heeft het parlement, en zeker de diensten, uitstekend werk geleverd op dat vlak. We hebben twee zeer mooie nota's gekregen over dat plan van sociaaleconomische impulsen voor Vlaanderen. Het document van het viWTA spitste zich sterk toe op innovatie. Daar zal ik niet op ingaan in dit betoog. De andere nota, van de directie Informatie en de directie Decreetgeving, maakt een zeer verhelderende vergelijking tussen Vlaanderen in actie en de Lissabondoelstellingen. U weet dat voor onze fractie de Lissabonagenda steeds de juiste agenda is bij het hanteren van welke beleidsdocumenten dan ook.
In de Lissabondoelstellingen wordt uitgegaan van veertien indicatoren die we zouden moeten bereiken om onze Vlaamse welvaart, en dus ook onze welzijn, veilig te stellen. De nota heeft die indicatoren eigenlijk herleid tot wat als de vijf belangrijkste indicatoren worden beschouwd. In de nota wordt bekeken of Vlaanderen in actie erin slaagt die indicatoren te bewerkstelligen. Ik overloop ze kort. Deze namiddag en morgen zullen diverse leden van mijn fractie gedetailleerder ingaan op deze beleidsdomeinen.
Een eerste punt is het verwezenlijken van de kennismaatschappij. Daarbij worden een hele reeks beleidsdoelstellingen vooropgesteld. Ik wil er drie kort bespreken, in naam van onze fractie. We menen immers dat er, ook met de projecten die zijn opgesomd en die donderdag worden besproken in het kader van Vlaanderen in actie, nog bijkomende inspanningen zullen moeten worden geleverd. Willen we die kennismaatschappij realiseren, dan gaat dit in ruime mate over onderzoek en innovatie. We zijn het helemaal eens met de inspanningen op dat vlak, mevrouw de viceminister-president. We hebben de indruk dat we wat dat betreft helemaal op de goede weg zitten. Ik ben blij dat minister Vervotte ook aanwezig is. Er worden twee projecten besproken. Het gaat ten eerste over innovatie in zorg, dus in gezondheid en welzijn. Daar wordt bekeken wat er nog meer kan gebeuren op het vlak van gezondheid, wat de Vlaamse farmaceutische industrie samen met de onderzoeksinstellingen kan doen om te komen tot nieuwe kennisproducten. Willen we echter dat dit resultaten oplevert, dan zal er ook een bereidheid moeten bestaan om nog twee andere componenten toe te voegen aan die technologische innovatie.
De eerste component daarvan is de internationalisering, zeker van onze gezondheidszorg. We proberen dit spoor te volgen en ook in het federale parlement worden stappen gezet. Vlaanderen heeft grote belangen. We willen het internationale karakter van onze gezondheidszorgen zeker toevoegen aan de innovatie.
De tweede component, de marktwerking, benadrukken we telkens weer. Mevrouw Van der Borght zal het er straks ook over hebben. Er worden slechts moeizame stappen vooruit gezet. De marktwerking is een element uit het regeerakkoord en we proberen telkens weer om discriminaties op tafel te leggen. Gelukkig heeft de regering een paar weken geleden een uitvoeringsbesluit genomen waardoor we via het waarborgsysteem een stukje marktwerking in de zorg krijgen. Toch blijven we botsen op discriminaties, mevrouw Van der Borght wijst er vaak op in de commissie. Denken we maar aan het dag- en kortverblijf en de wachtlijsten, maar ook de bevak. Mevrouw Vogels hield daarover onlangs een interpellatie in de commissie voor Financiën. We stuiten op een discriminatie inzake de vennootschapsvormen, nv en bvba, die proberen om in de zorg een heel belangrijke invulling te geven aan de noodzakelijke groei.
We waren aangenaam verrast dat bij het realiseren van de kennismaatschappij, de kaart van de innovatie ook wordt getrokken bij zorg, welzijn en gezondheidszorg. Maar samen met de innovatie moet ook worden gekeken naar marktwerking en internationalisering. Dat zit er volgens ons nog niet in.
De doelstelling om de kennismaatschappij te realiseren, bevat ook een klein stukje over de overheid zelf. Het gaat om het innovatieve karakter van onze overheid. De innovatieprijs moet dat symboliseren. Ook het parlement wil meedingen naar die innovatieprijs. We staan er niet altijd bij stil, maar in het parlement hebben we heel wat gedaan om de informatiestroom bijna volledig te digitaliseren. Dit huis heeft daarmee ongetwijfeld een stap gezet voor een innovatieve overheid. We hebben zeker nog andere ideeën. De fiche over innovatie bij de overheid toont aan dat nog steeds schuchtere stappen worden gezet door de administratie. Zo wordt er opnieuw een project inzake de e-overheid door de administratie uitgewerkt, maar dat blijft nogal beperkt. De innovatieprijs blijft nog steeds voor een stukje een symbool. Wij dromen van een veel meer doorgetrokken innovatiepad voor de overheid zelf.
Een volgend element bij de realisatie van de kennismaatschappij is onderwijs en menselijk kapitaal. Ook op dat vlak krijgen we een aantal nieuwe projecten die werden opgesomd in 'Vlaanderen in actie'. Een van de belangrijkste is het nog beter afstemmen van het onderwijsbeleid op de arbeidsmarkt. De heer Caluwé heeft reeds aangetoond dat we op de arbeidsmarkt nog met serieuze problemen kampen. Het blijft tot de verbeelding spreken dat er duizenden vacatures zijn, zelfs zonder scholingsvereiste, maar dat we er niet in slagen om ze te laten invullen door de werkzoekenden. Dit vormt straks een apart punt bij een van de belangrijkste indicatoren.
Het tweede punt in de lijst van indicatoren is het consolideren van de interne markt. Als ik de nota van onze eigen diensten goed bekijk, zit daarover niet veel in het programma 'Vlaanderen in actie'. Wel is er eentje dat ik mooi en belangrijk vind, en ik ben benieuwd hoe de regering het zal aanpakken. Er staat immers dat we overheidsopdrachten veel meer als een actief beleidsinstrument moeten hanteren. Overheidsopdrachten moeten echt worden gebruikt om nieuwe technologieën te stimuleren. Dit is een heel mooi voorbeeld, het enige dat door de diensten hier werd opgesomd, van wat we vanuit Vlaanderen kunnen doen om de interne markt nog beter te consolideren.
Een derde doelstelling is een gunstig ondernemingsklimaat. Er is een waslijst van projecten. Blijkbaar staat er heel veel op stapel, ook in 2007.
Het is overweldigend welke projecten we daar allemaal vinden. Er komt opnieuw heel wat rond 'ruimte voor ondernemen', en uiteraard ook financieringsinstrumenten om te zorgen dat mensen die willen ondernemen, aan kapitaal geraken. Ook de kaart van de internationalisering wordt getrokken. We hebben de indruk dat in de indicator 'gunstig ondernemingsklimaat' zo goed als alles beschreven wordt.
Een puntje dat wat minder uitgewerkt is, en waar volgens onze fractie in de komende jaren een enorme uitdaging ligt, is de administratieve vereenvoudiging, waarbij we de overheid zelf in een benchmarking plaatsen als een van de betere overheden.
Mijnheer Van Rompuy, u verwees naar het congres van afgelopen zaterdag. De heer Roland Duchâtelet, die een visie heeft op internationaal ondernemen, zei daar dat we er ons nog onvoldoende bewust van zijn dat een groot stuk van de concurrentieslag bij het aantrekken van economische welvaart, geleverd zal worden door de performantie van de overheden, en zeker ook van regionale overheden. De performantie die de overheid zelf moet neerzetten, zal in de komende jaren een erg belangrijke indicator van welvaart zijn. En daarover lees ik eerlijk gezegd niet zo veel.
Ik heb dit ook gezegd toen het een eerste keer verzamelen geblazen was rond 'Vlaanderen in actie'. Het is heel goed dat we voorschrijven wat bedrijven, scholen en burgers kunnen doen, maar er is nog altijd een fundamenteel verschil tussen wat we de anderen opdragen te doen, en wat we zelf kunnen doen. De performantie van de overheid is daarbij een van de allerbelangrijkste indicatoren voor de komende jaren.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw Ceysens, ik wil u even onderbreken. Ik ben het helemaal eens met uw analyse over de performantie van de overheden. Ik wil hierbij toch ook even verwijzen naar het werk van professor Spolaore, die een gelijkaardig discours voert.
In zijn werk 'The Size of Nations' stelt hij dat het in de huidige globaliserende wereld de landen en de politieke entiteiten met een sterke samenhang en homogeniteit zijn, die prominent aanwezig zijn op het wereldtoneel, en niet de grote mastodonten van staten. Dat moet ook de weg zijn die wij gaan bewandelen. Voor ons, Vlamingen, is dat de toekomst.
Uiteraard is er een verantwoordelijkheid voor diverse overheden. Ook een regionale overheid moet ervoor zorgen dat ze daarin excelleert.
Homogene bevoegdheidspakketten wil ik heel graag, maar er is meer dan dat. Het gaat er ook om wat je met die bevoegdheden doet en hoe je je wetgeving vorm geeft. In Vlaanderen moeten we nog meer het pad van de administratieve vereenvoudiging verkennen.
Een paar weken geleden was er een actuele vraag over de kwaliteit van onze wetgeving, naar aanleiding van het SERV-rapport. Op dat vlak kunnen we jammer genoeg niet zeggen dat we alles wat we zelf doen, beter doen. Daar ligt voor het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering nog een enorm traject te wachten naar een betere kwaliteit van onze overheid. Zoals gezegd is dit een van de belangrijkste indicatoren, en de indicator bij uitstek die we zelf kunnen bespelen en waarbij we niet altijd naar anderen moeten kijken.
Een vierde indicator is de arbeidsmarkt en de toegankelijkheid ervan. Daar willen wij maar één kaart trekken: die van de activering. Ik wil hierbij even verwijzen naar een opiniestuk van de heer Jan Denys in de Standaard van 17 november. In die column somt hij op wat er nog allemaal verkeerd gaat, onder andere bij de VDAB. Hij schetst het verhaal van een groot industrieel bedrijf uit de metaalsector dat op zoek is naar arbeiders. Het bedrijf doet daarvoor een beroep op de VDAB.
Uit een zoektocht onder 400 potentiële arbeiders, kwam amper 1 arbeider die het werk effectief kon doen. Tijdens die afvallingskoers zijn er hooguit 10 tot 12 mensen in het bedrijf geweest om te zien of de job iets voor hen was. Daarmee was het bijna niet mogelijk een antwoord te bieden op die ene vraag naar de arbeider waaraan het bedrijf zo'n nood had. We staan dus ook op de arbeidsmarkt nog voor enorme uitdagingen.
Gouverneur Quaden van de Nationale Bank heeft daarover een uitspraak gedaan die ik hier graag wil citeren, al heeft hij het wat te straf geformuleerd want er wordt in Vlaanderen wel degelijk al heel wat gedaan, ook qua opleiding. Hij gaf drie verklaringen voor het grote probleem van de arbeidsmarkt: "(…) een gebrek aan vorming, een gebrek aan professionele en geografische mobiliteit en een gebrek aan motivatie als gevolg van werkloosheidsvallen en onvoldoende begeleiding van werklozen".
Op een aantal aspecten hebben we in Vlaanderen wel degelijk hoog ingezet. Als we dan toch tot de vaststelling moeten komen dat er nog onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, dan zult u begrijpen dat ook onze fractie het debat over nieuwe instrumenten wil openen en voor een betere afstemming op de arbeidsmarkt wil zorgen.
De laatste indicator is die van de duurzame toekomst. Op een bepaald moment dacht ik dat het hele plan van 'Vlaanderen in actie' donderdag tot die ene indicator zou worden herleid, want er stond dat het een klimaattop zou zijn. De indicator duurzame toekomst is weliswaar heel belangrijk, maar het blijft maar één van de vijf. Ik heb nu begrepen dat het wel degelijk over de vijf indicatoren zal gaan, en dat het niet de bedoeling is er één uit te lichten. Dat had ik eens van de minister-president willen horen.
U krijgt een overzicht van wat we doen in het klimaatbeleid. Voor onze fractie is het belangrijkste daarin dat we ten volle de kaart moeten durven trekken van nieuwe technologieën die kunnen bijdragen tot een duurzame toekomst.
Mevrouw de voorzitter, ik kom tot mijn conclusie. Het rapport geeft op het einde een viertal constructieve opmerkingen, waarvan ik er twee wil overnemen. Als er een kritiek te geven is die misschien ook donderdag in het oog moet worden gehouden, dan is het wel het aanvoelen van de diensten dat bij een vergelijking met de veertien indicatoren van Lissabon, in deze nota herleid tot vijf, blijkt dat Vlaanderen misschien te veel heeft geïnventariseerd en te veel projecten in gang heeft willen steken. Immers, ook in de Lissabonagenda wordt gevraagd prioriteiten te stellen. Als we de oefening nog eens doen, moeten we dus nog meer prioriteiten stellen. Waarschijnlijk zullen ook niet alle projecten kunnen worden uitgevoerd.
Ook de tweede kritiek die ik wil overnemen, is terecht. Het zou zinvol zijn om bij 'Vlaanderen in actie' te kiezen voor kwantificeerbare doelstellingen. Anders blijft het wat vrijblijvend. Bovendien is er ook nood aan benchmarking. Als we op een punt moeten excelleren, dan is het dat we als overheid onze eigen huishouding goed onder controle moeten hebben en dat ook kunnen aantonen. Daarvoor kan benchmarking verhelderend zijn. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren van de regering, collega's, de minister van Begroting moet vandaag een gelukkig man zijn. Heel wat van zijn collega's zullen hem benijden.
Ik denk dat het nog nooit zo gemakkelijk geweest is voor een minister om een begroting te presenteren zoals dit jaar. Wat wil je: met een conjunctuur van bijna 3 percent? Sinds 2000 hebben we de beste cijfers. Wat de economische groei betreft, scoren we al 5 jaar beter dan de overige landen uit de eurozone.
Het gaat de Vlamingen goed en dat blijkt ook uit hun gedrag. Zo wordt er minder gespaard dan enkele jaren geleden. De Nationale Bank geeft twee redenen. Een van die redenen is dat de overheidsfinanciën, zeker in Vlaanderen, gezonder zijn dan enkele jaren geleden. Grote besparingsrondes behoren dus tot het verleden. Daarnaast is er meer vertrouwen in de toekomst. Het gevolg is dat de inkomsten in Vlaanderen sterk zijn gestegen. De Vlaamse fiscale inkomsten blijven stijgen ondanks de verlaging van de Vlaamse belastingen. Bovendien hebben we een eigen dynamiek gecreëerd. Het meeneemrecht heeft het gedrag in zekere zin veranderd, wat meer middelen voor de Vlaamse overheid genereert.
Deze conjuncturele situatie heeft ook een invloed op de dotaties. We komen terecht in een spanningsveld waarbij de budgettaire verhouding tussen de federale overheid en de Vlaamse overheid onhoudbaar wordt. Ik ben er dan ook van overtuigd dat een volgende communautaire ronde daar structurele antwoorden op moet geven die tot meer fiscale autonomie leiden. Meer fiscale autonomie betekent een grotere responsabilisering in elk domein en op elk niveau.
De inkomsten stijgen met 6,02 percent. Dat betekent ook dat er meer beleidskredieten voorhanden zijn. Er zijn dan ook geen echt moeilijke keuzes gemaakt. Dat bleek reeds uit de bespreking in de commissie. Er viel in de commissie geen enkel woord van kritiek van Groen!. Indien het Vlaams Belang al enige kritiek formuleerde, dan was het dat de Vlaamse Regering niet aan potverteren doet. De Vlaamse Regering zou volgens het Vlaams Belang meer moeten uitgeven omdat ze daardoor de federale overheid kan jennen, ongeacht of deze meeruitgaven verantwoord zijn. Meer uitgaven zijn volgens mij niet in het belang van Vlaanderen. Het Vlaams Belang is dan ook veeleer begaan met het eigen partijbelang dan met het belang van Vlaanderen
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer Sannen, u vergist zich volledig. Wij zijn niet bezig met ons eigen belang maar wel degelijk met het belang van Vlaanderen. Indien de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement zich wat assertiever zouden opstellen tegenover de federale overheid, dan zouden we een aantal zaken kunnen binnenhalen zoals de fiscale autonomie, een eigen vennootschapsbelasting enzovoort. Wij hoeven niet diegenen te zijn die de federale begroting in evenwicht houden en de federale begrotingsputten moeten vullen. Wij hoeven niet diegenen te zijn die een soort van permanente geldtransfer organiseren vanuit Vlaanderen naar de federale overheid.
Als we die onderdanigheid opzij zouden zetten en meer onze tanden zouden laten zien door de gelden waarover we beschikken, en die nu zuinig worden belegd in toekomstfondsen en dergelijke meer, ook daadwerkelijk te gebruiken om noden te lenigen, dan denk ik dat we aan de federale overheid duidelijk zouden laten blijken waar het in Vlaanderen echt om gaat. Ik heb het al gehad over de wachtlijsten voor de sociale huisvesting, die nog altijd gigantisch zijn. We blijven echter onderdanig, we blijven schatplichtig en we blijven uiteindelijk een van de belangrijkste financiers van de federale overheid. Wij zorgen ervoor dat de federale begroting voor een deel mee wordt gefinancierd. Ik kan niet zeggen dat ze in evenwicht is, want dat is ze niet. Dat is niet de taak van Vlaanderen, wel integendeel.
Mevrouw de voorzitter, ik wil voor de allerlaatste keer aan de heer Dewinter uitleggen dat we de federale putten niet vullen. We gebruiken de overschotten op de begrotingsnorm om de Vlaamse schulden af te betalen. In 1999 bedroeg die 6,6 miljard euro. Eind 2008 zal die nul euro bedragen.
Mijnheer Dewinter, wij financieren de federale overheid niet. We financieren onze eigen toekomst. Daarom vind ik het juist zo belangrijk dat deze Vlaamse Regering, ondanks de budgettaire ruimte, haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Ze heeft er zich niet gemakkelijk van afgemaakt. Ze heeft enkele reserves ingebouwd, zoals een indexprovisie van 68 miljoen, zoals een conjunctuurprovisie en zoals de oprichting van een Toekomstfonds. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de eigen toekomst en de welvaart van Vlaanderen op langere termijn wordt verzekerd.
Die budgettair gezonde situatie mag echter geen aanleiding geven tot enige zelfgenoegzamheid. Elke zelfgenoegzaamheid zou misplaatst zijn, zeker als we kijken naar de cijfers van de werkgelegenheid. Er zijn 200.000 werklozen. Dat is nog altijd 7 percent. De werkgelegenheid stijgt inderdaad en er is ook een verbetering van het rekruteringsklimaat. De pijnpunten blijven echter bestaan. Het probleem van de aansluiting tussen de vraag naar werknemers en het invullen ervan door werkzoekenden blijft bestaan. Recent hebben we kunnen vernemen dat dit zelfs geldt voor die beroepen waarvoor een beperkte vorming, vooropleiding of scholing nodig is.
De heer Quaden zegt dat één van de redenen de werkloosheidsval is en het gebrek aan motivatie dat daaruit volgt. Doordat we in Vlaanderen een initiatief nemen om vanaf volgend jaar de lasten te verlagen voor de lage inkomens uit arbeid, leveren we juist een bijdrage om die werkloosheidsval te verkleinen. We leveren ook een belangrijke bijdrage via het Vlaamse beleid inzake de begeleiding, de sluitende aanpak enzovoort.
De werkloosheid daalt in Vlaanderen en in België trager dan in de ons omringende landen. Mijnheer de minister, dat baart mij zorgen. De Europese Commissie heeft in haar laatste Lissabonrapport België en Vlaanderen terechtgewezen. De tewerkstelling van ouderen en buitenlanders moet gevoelig worden opgetrokken. De achterstand van de allochtonen op de arbeidsmarkt mag en kan niet blijven duren. Waarom vinden we de diversiteit van de samenleving niet terug in de arbeidsmarkt, in het economische weefsel, in het bedrijfsleven? De economische conjunctuur verplicht er ons toe om daar op korte termijn versneld werk van te maken. Het bedrag van 3,1 miljoen euro dat minister Vandenbroucke heeft vrijgemaakt voor het Inwerkingsdecreet, kan een belangrijke bijdrage leveren, net zoals de competentieagenda die wordt voorgesteld en de sluitende aanpak.
Mevrouw Ceysens, het is niet alleen de overheid die verantwoordelijkheid moet dragen.
Wat merken we echter? Het bedrijfsleven, dat mee verantwoordelijkheid is voor de opleiding en coaching op de werkvloer, blijft achterwege. De overheid geeft wel heel wat premies om deze werkgelegenheid aan te moedigen, het is nu aan de werkgevers om mee resultaten te boeken.
Donderdag wordt een nieuwe stap gezet inzake het plan 'Vlaanderen in actie', een nieuw sociaaleconomisch antwoord voor de toekomst van Vlaanderen, horizon 2015-2020. Ik denk dat het belangrijk is dat er donderdag nieuwe stappen gezet worden, want spijtig genoeg, mijnheer de minister, heb ik moeten vaststellen dat er op de website niet veel is veranderd tussen de aankondiging van VIA en vandaag. Tijdens de bespreking in juli beloofde de minister-president trouwens dat we in het najaar zouden kunnen beschikken over een budgettaire boordtabel voor het VIA. Tot op heden heb ik die echter nog niet gezien. VIA mag niet stranden in mooie woorden en verwachtingen, mijnheer de minister, maar moet ook worden omgezet in daden.
Investeren en ondernemen zit niet echt ingebakken in onze Vlaamse cultuur. De Vlaamse cultuur zoekt naar zekerheid en heeft angst voor het onzekere. Risico's nemen is niet eigen aan onze cultuur. Leren omgaan met risico en met falen moeten we leren. Innovatie en creativiteit kunnen trouwens alleen maar gedijen in een risicocultuur. Daarin kan het onderwijs een belangrijke rol spelen. Maar ook cultuur heeft hier een verantwoordelijkheid en dat mis ik in VIA, is het onderdeel cultuur. Ik ben er namelijk van overtuigd dat cultuur een belangrijke bijdrage kan leveren om de Vlaamse attitude te wijzigen in de richting van het durven nemen van risico, opdat creativiteit en innovatie kan gedijen.
Binnen het VIA moeten wij ook aandacht hebben voor de sociale dimensie. Een goede socio-economische samenleving is een samenleving waar de sociale zekerheid, de sociale dimensie, goed ontwikkeld is. Nemen we het Scandinavische model: een performante sociale zekerheid is essentieel om een goede sociaaleconomische toekomst te ontwikkelen. Om die reden, mijnheer de minister, hoop ik dat ook het sociale weefsel, de sociale economie, voldoende ruimte zal krijgen in nieuwe economische dimensies die u wilt ontwikkelen in het project 'Vlaanderen in actie'.
Ik ben ervan overtuigd, mijnheer de minister, dat duurzaamheid voor deze regering belangrijk is. De minister-president heeft zijn beleidsnota over duurzaamheid naar voren gebracht. Hij heeft in september ook een charter getekend met de middengroeporganisaties in Vlaanderen om juist van duurzaamheid de motor - en niet zomaar een aspect, mevrouw Ceysens - te maken, om een trendbreuk op het vlak van duurzaamheid te realiseren. Het lijkt me dan ook nodig om dit charter niet los te zien van de plannen die in VIA zijn opgesomd. Een economische ontwikkeling heeft alleen maar zin als het een duurzame ontwikkeling is. De minister-president zelf heeft overigens duidelijk geformuleerd wat duurzaamheid is: duurzaamheid is het samengaan van de ecologische, de sociale en de economische dimensie. Duurzaamheid is rekening houden met de behoeften van vandaag en de behoeften van de toekomst, het is rekening houden met iedereen in deze samenleving.
Elk nieuw project van VIA moet van dit uitgangspunt vertrekken, zo niet zal het niet leiden tot het warme Vlaanderen waartoe de minister-president geregeld oproept.
Een warm Vlaanderen, een duurzaam Vlaanderen, moet worden gemeten. In die zin ben ik heel tevreden met de duurzaamheidsbarometer die de minister-president voorstelt en waarvan de nulmeting in 2007 zal plaatsvinden. Ik hoop alleen maar dat die duurzaamheidsbarometer ook wordt gerealiseerd.
Ik wil nog één citaat aanhalen om duidelijk te maken dat alle aspecten in een economisch Vlaanderen aan bod moeten komen. Zeventig vooraanstaande bedrijfsleiders - waaronder de heer Lippens van Fortis en de topmensen van Unilever en KLM - hebben een open brief aan de Nederlandse onderhandelaars gestuurd om de regering aan te sporen werk te maken van een beter leefmilieu en duurzaamheid: "Wij vinden dat u het beschermen van ons leefmilieu zowel hier als wereldwijd een hogere prioriteit moet geven. Dit is in het belang van onze toekomst, onze economie en ons welzijn. (...) Wij verwachten van een nieuw kabinet, van welke signatuur dan ook, beleid en daadkracht op basis van een mondiale visie ten gunste van het duurzaam beheren van onze natuurlijke systemen." (Opmerkingen)
Het zal erop aankomen om dat in het VIA te realiseren. Met de duurzaamheidsbarometer die naar voren wordt geschoven, zullen we dit kunnen opvolgen.
Mijnheer de minister, een begroting moet een vertaling en een concretisering van het beleid zijn. Ik stel vast dat deze begroting niet erg leesbaar is. De leesbaarheid wordt sterk bemoeilijkt door de uitvoering van het project 'Beter Bestuurlijk Beleid'. De indeling van de begroting is nog niet aangepast aan de nieuwe organisatiestructuur van de Vlaamse overheid. Het is absoluut noodzakelijk dat dit gebrek aan transparantie vanaf 2008 wordt opgeheven, zodat een betere parlementaire bespreking van en controle op de uitvoering van de begroting mogelijk is.
Ook de horizontale beleidslijnen zijn moeilijk leesbaar. Ik verwijs naar het Klimaatbeleidsplan. Het is voor ons onmogelijk om na te gaan welke budgettaire engagementen de verschillende ministers doen op hun beleidsdomeinen om de doelstellingen die de Vlaamse Regering zich heeft gesteld met betrekking tot klimaat te realiseren. Ik denk dan aan wonen, welzijn, onderwijs enzovoort. Vandaar is het wenselijk dat er bij de volgende begrotingscontrole meer budgettaire duidelijkheid komt over de collectieve verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering rondom dat klimaatbeleid. Het is aan de minister-president om deze collectieve engagementen te bewaken, ook met betrekking tot andere plannen zoals het START-programma en het Limburgplan. Het is belangrijk dat deze plannen worden uitgevoerd, niet alleen volgens de letter van de wet, maar ook volgens de geest. Dit is niet altijd even leesbaar in deze begroting. Misschien moeten we naar een instrument zoeken om dit beter te kunnen opvolgen.
Verder wil ik even stilstaan bij mobiliteit. Als Vlaanderen zich wil ontwikkelen, dan zullen we nieuwe antwoorden moeten zoeken op de mobiliteitsproblemen die zich voordoen. Vlaanderen botst stilaan tegen zijn grenzen aan. Hier en daar kunnen we de doorstroming nog verbeteren of een aantal missing links aanleggen, maar we zullen daarmee nooit de fundamentele problemen waarop we momenteel botsen, wegnemen. Collectief vervoer kan een element van antwoord zijn. Het is goed dat de Vlaamse Regering het openbaar vervoer blijft promoten en erin blijft investeren. Met het Pendelplan en het netmanagement waarvoor 18 miljoen wordt uitgetrokken, zijn de eerste stappen gezet. Ze bieden echter onvoldoende antwoorden op de mobiliteitsproblematiek. Niet alleen de mobiliteit van mensen moet worden gegarandeerd, ook de problemen van het goederentransport moet worden aangepakt.
Wat dat betreft, zullen we duurzame, creatieve antwoorden voor een horizontale aanpak moeten bedenken. Bij het formuleren van een fundamenteel antwoord op het mobiliteitsvraagstuk heeft zowel de fiscaliteit, het openbaar vervoer, de openbare werken, de economie en het leefmilieu,..., een verantwoordelijkheid. De regering moet werk maken van een horizontaal beleid, en misschien kan dat naar aanleiding van het VIA gebeuren.
Een duurzame samenleving is ook een zorgzame samenleving. Ik maak me zorgen. De heer Caluwé had het over de druk van de vergrijzing op de federale begroting. Die druk doet zich ook op de Vlaamse begroting voelen. Vanaf 2009 zullen wij met de huidige financiering en ondanks de grote impuls die dit jaar aan reserveopbouw is gedaan, interen op de reserves van het zorgfonds. Ik hoop dat minister Vervotte werk maakt van een grondige evaluatie van het Zorgfonds en tegen 2009 een toekomstvisie ontwikkelt. We kunnen dat niet overlaten aan een volgende legislatuur.
Positief is zeker dat er blijvende aandacht is voor de uitbreiding van de kinderopvang en het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptensector. Dat zijn voorbeelden die aantonen dat men streeft naar een zorgzaam Vlaanderen. Wonen is in dat verband ook cruciaal. Wij zijn erg blij met de renovatiepremie voor de eerste gezinswoning. Verder hopen wij dat er in het jaar 2007 werk wordt gemaakt van een centraal huurwaarborgfonds. Zo kunnen we bijkomende middelen genereren voor sociaal beleid. Verder zorgen we zo voor meer zekerheid voor huurders en verhinderen we dat ze worden gestigmatiseerd omdat ze een beroep doen op een OCMW-waarborg.
Vandaag en morgen zullen verschillende collega's de bekommernissen, vragen en bezorgdheden van onze fractie over de verschillende beleidsdomeinen formuleren. Als een constructieve maar kritische fractie hebben wij deze begroting beoordeeld en zullen wij waken over de uitvoering ervan. Duurzaamheid is voor ons de maatstaf bij het beoordelen van het beleid van deze regering en de begroting. De accenten in deze voorzichtige begroting dragen in elk geval bij aan de uitbouw van een duurzaam en warm Vlaanderen. Vandaar ook dat onze fractie, en dat is natuurlijk geen grote verrassing, deze begroting zal goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, dit parlement wordt bevolkt door gelukkige mensen. Ik hoor hier iedereen zeggen dat men blij is in Vlaanderen te wonen. Iedereen is blij met de begroting. Ook ik ben gelukkig. Ik ben gelukkig omdat sinds het weekend politiek opnieuw over iets mag gaan. Eindelijk is het gedaan met praten over 'goed bestuur' en 'evenwichtige begroting' zonder meer. De vraag is wat men wil doen met een 'goed bestuur'.
Collega's, politiek betekent keuzes maken. Dat kan terug dankzij de federale uitdager van onze minister-president het volgende jaar. Onze minister-president krijgt de visjes blijkbaar niet opgehaald, hij is nog altijd niet hier. Dat is het bewijs, mevrouw de minister, dat het erg is gesteld met onze zeeën. Er zit niet veel vis meer in.
Het is goed dat politiek opnieuw ergens over mag gaan. Wat ook de analyse van de federale eerste minister is, hij is van oordeel dat men best geen twaalf jaar dezelfde job kan uitvoeren. Hij is echter wel kandidaat om zichzelf op te volgen, daar zit hij dus met een probleem. (Opmerkingen)
Ik heb zelf al veel geroteerd, van Antwerpen naar Brussel en terug. Ik ben volledig ontluisd, maar groener dan ooit teruggekomen.
De visie van de federale eerste minister is duidelijk: meer individu, meer vrije markt en meer consumptie en de rest komt vanzelf. Wat het probleem ook is, of er nu een kloof bestaat tussen de burger en de politiek of een klimaatsprobleem, de oplossing is altijd dezelfde.
Ik heb geprobeerd de visie achter de Vlaamse begroting te vinden. Dat is niet gemakkelijk. De septemberverklaring bevatte veel woorden over kansen creëren, goed bestuur, maar was voorts alleen nog een catalogus waarin de individuele ministers hun individuele plannen ontvouwen. Dus ben ik, zoals mevrouw Ceysens en mijnheer Sannen, al gaan kijken naar overmorgen, donderdag, en naar 'Vlaanderen in actie' met 35 projecten.
Mijnheer Sannen heeft er al op gewezen dat de minister-president heel even zin kreeg om van van het sociaaleconomische forum een duurzaamheidstop te maken. Dat was onmiddellijk nadat hij de film van Al Gore had gezien, op hetzelfde moment dat de leden van de meerderheid nog bereid waren om een themadebat te houden over het klimaat. Een week later was dat niet langer het geval. Ons voorstel, op vraag van Bart Martens, werd weggestemd. Op dat moment heeft de minister-president beslist om er weer gewoon een sociaaleconomisch forum van te maken.
Ik ben met mijn groene duurzaamheidsbril op door de 35 projecten van 'Vlaanderen in actie' gefietst. De start is hoopvol. Op pagina 23 lees je het volgende. "We realiseren ons dat er grenzen zijn aan de groei. We erven onze omgeving niet van onze ouders, maar we hebben haar in bruikleen van onze kinderen." Het zijn punten die al 40 à 50 jaar worden gezegd, maar het is belangrijk dat ze nu ook in het 'Vlaanderen in actie'-plan staan.
Het blijft helaas bij woorden. Het woord duurzaamheid wordt te pas, maar vooral te onpas gebruikt. Ik geef enkele voorbeelden. Collega Sannen had het over de grenzen van de mobiliteit. Als men de actiepunten doorneemt, kan men constateren dat de Vlaamse Regering vooral de ambitie heeft om nog meer mobiliteit in Vlaanderen te organiseren. Wij zouden de logistieke poort van Europa moeten worden en dankzij goed uitgebouwde havens nog meer en grotere containerschepen naar Vlaanderen moeten lokken, die vervolgens op dit moment nog vooral via de weg door heel Europa worden getransporteerd. Dat zal volgens een duurzaam mobiliteitsplan verlopen. Ik heb echter niet begrepen wat daaronder wordt verstaan. Er wordt wel iets gezegd over slimme kilometerheffingen. De wijze waarop dat zal gebeuren is echter niet duidelijk. Men wil ook de 'petroleumverslaving van het transportsysteem' verminderen, maar verder dan wat vage voornemens gaat ook dat niet.
Wat wel concreet is, is dat men een aantal ontbrekende schakels in de wegeninfrastructuur zal wegwerken via PPS. Er wordt ook gezegd dat men gaat streven naar een beter evenwicht tussen de vervoersmodi, maar verder dan 'streven' komt men niet. Het VITO mag onderzoeken of een lange en zware vrachtwagen - meer dan 25 meter lang, meer dan 60 ton zwaar - minder uitstoot dan twee aparte vrachtwagens. En dan heb ik het nog niet over het START-programma, waarvoor de regering 210 miljoen euro veil heeft, om Zaventem en Melsbroek tegen 2020 meer passagiers en meer pakjes te bezorgen. Dit is toch een aanfluiting van duurzaamheid. Wat levert het op om een milieuvriendelijke auto op de markt te brengen, maar tegelijkertijd het verkeer te verdubbelen? Ik lees hier ergens dat het aantal vrachtwagens tijdens de spitsuren moet verdubbelen en tijdens de daluren moet vernegenvoudigen! Dan heb ik het nog niet over de andere milieueffecten van die keuzes die ze helemaal onduurzaam maken.
Op 11 december 2006 kwam er een tussentijds rapport 'Milieu en Gezondheid'. Daaruit bleek nog maar eens dat fijn stof voor grote gezondheidsproblemen in Vlaanderen zorgt. Kinderen en ouderen hebben daardoor, veel meer dan vroeger, last van luchtwegeninfecties. Het zijn de vrachtwagens die dat fijn stof produceren.
Ik zou nog een aantal andere voorbeelden kunnen geven. Onder de hoofding Duurzame productie staat dat er een soort platform voor milieu-innovatie komt. Dat moet er voor zorgen dat er, bij het produceren, een betere balans bereikt wordt tussen energieverbruik en milieuvervuiling. Ook het duurzame beheer van milieuvoorwaarden wordt vooropgesteld. Maar hoe men dit wil bereiken, is ook niet duidelijk. De totale materialenbehoefte in Vlaanderen evolueerde van 116 ton per inwoner per jaar in de periode 1991-1995, naar 130 ton in de periode 1996-2001. Voor grondstoffen geldt hetzelfde. De regering zegt dat ze het beter wil gaan beheren, maar hoe, dat weet ze niet. Het hoofdstuk Innovatie gaat vooral over ICT, terwijl het net over milieu-innovatietechnologie zou moeten gaan. Maar ik zie geen enkel project over milieu-innovatietechnologie in die 35 projectjes.
Er is van duurzame duurzaamheid in heel dit 'Vlaanderen in actie'-plan geen sprake. Het woord duurzaamheid wordt misbruikt. De minister-president had overschot van gelijk toen hij zei dat hij geen duurzaamheidstop ging houden, maar gewoon een sociaaleconomisch forum. Maar hoe sociaal is dit plan? 'Vlaanderen in actie' is Vlaanderen in actie op de arbeidsmarkt. Voor mensen die niet actief zijn op die arbeidsmarkt, zijn er weinig projecten.
Mijnheer Sannen, ik ben blij dat u iets gezegd hebt over de vergrijzing. In het 'Vlaanderen in Actie'-plan staat niets over hoe we in Vlaanderen de vergrijzing gaan voorbereiden. Dat is inderdaad een kwestie van de sociale zekerheid, maar ook van de zorgverzekering.
Mijnheer Sannen, vandaag bestaat 18 percent van de Vlaamse bevolking uit 65-plussers, maar in 2040 zal dat 28 percent zijn. Vooral het aandeel 80-plussers stijgt, van 4 percent naar 11 percent in 2040. Hoe is het mogelijk dat daarover niets staat in een langetermijnplanning?
Oud is niet out. Er liggen enorm mogelijkheden bij de vergrijzende bevolking, waar we niets mee doen, tenzij aan die mensen zeggen dat ze waarschijnlijk langer zullen moeten werken of een aantal dwaze ideetjes lanceren zoals PWA's voor 50-plussers. Voor de rest gebeurt er niks.
Wat gaat u ermee doen? U hebt gezegd dat we keuzes moeten maken en oplossingen moeten voorstellen en dat de regering geen keuzes maakt. U kraakt al 20 minuten alle mogelijke duurzaamheidsdingen af, maar geef eens een concreet voorbeeld. Voor de 50-plussers geeft u blijkbaar de arbeidsmarkt op, maar wat is uw voorstel?
We zullen nooit duurzaamheid bereiken, als we niet investeren in een andere economie: niet meer van hetzelfde, maar op een andere manier. Mijnheer Van Rompuy, we moeten de zinloze mobiliteit schrappen. Ik heb daar een mooi voorbeeld voor. Een grote lusterzaak in Vlaanderen liet tot enkele jaren geleden de onderdelen van lampen in elkaar zetten in een beschutte werkplaats, met gesubsidieerde lonen. Een jaar of drie geleden zijn de opdrachten aan de beschutte werkplaats weggevallen, want het was goedkoper om alle onderdelen in een container te steken, over de weg naar Polen te sturen en daarna alles gemonteerd en verpakt terug naar Vlaanderen te brengen en hier te verkopen. Op die manier wordt geen enkele meerwaarde gecreëerd, wordt hier in Vlaanderen werkgelegenheid en zelfs gesubsidieerde werkgelegenheid geschrapt. De overlast op het vlak van milieu, en door files en extra ongevallen vergroot.
Mijnheer Van Rompuy, wat is de sleutel? Een energietaks invoeren en de reële prijs van de mobiliteit verrekenen! Als we de milieulasten mee laten betalen door het vervoer, krijgen we een andere mobiliteit, wordt zinloze mobiliteit geschrapt, krijgen we een andere werkgelegenheid en ontstaat een duurzaam beleid. Dat is wat moet gebeuren. Zo simpel is het, maar dat vraagt natuurlijk moed en keuzes maken.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw Vogels, ik ben het met u eens dat dat een belangrijke oplossing is, maar het is natuurlijk niet zo simpel, want we zitten hier in het Vlaams Parlement. Het is absurd dat voor Volkswagen stukken in Slowakije gemaakt worden, die dan naar hier worden gebracht om geassembleerd te worden, om ze daarna over heel Europa te verspreiden.
We moeten zeker bepaalde goederentransporten durven ontmoedigen, maar dat zal in eerste instantie een Europees verhaal zijn. Het is wel belangrijk dat we, met dat element in het achterhoofd, nadenken over hoe wij hier onze logistieke verantwoordelijkheid kunnen nemen, met de vernieuwde logistieke behoeften en in de nieuwe logistieke wereld die we willen realiseren.
Mevrouw Vogels, voor u is nadenken over Vlaanderen als logistiek centrum al verkeerd. We kunnen misschien ook wel eens in een andere logistieke wereld terechtkomen, rekening houdend met de duurzame criteria die we naar voren hebben geschoven.
Mijnheer Sannen, alle partijen die hier in het halfrond zitten, zijn ook aanwezig op het federale en het Europese niveau. Ik heb u al eens gevraagd waar de grote socialistische leiders blijven. Het is een beetje te gemakkelijk om nu te zeggen dat het geen Vlaamse bevoegdheid is. Het hele Kyotobeleid is voor een deel een Vlaamse bevoegdheid en verantwoordelijkheid.
Als u de pretentie hebt om te zeggen dat u een duurzaam beleid gaat voeren, moet u ook echt een duurzaam beleid voeren en niet meer van hetzelfde overgieten met wat woorden zoals duurzaamheid, zonder dat dat hard gemaakt wordt. Zo komen we er niet.
Wat de ouderen betreft, wil ik het voorbeeld geven van de 'zilversurfers', een netwerk dat door de minister van Welzijn succesvol was opgestart en waarin ervaring van oude mensen gekoppeld werd aan vragen van jongeren. Zo is er bijvoorbeeld een film gemaakt door een student van het Rits over oude landbouwmethoden. Een oude landbouwer heeft via dat zilvernetwerk een aantal oude landbouwmethoden uitgelegd. Er zijn ook voorbeelden van mensen die oude druktechnieken kennen, die men nu niet meer kent, en die gevraagd werden om daarover les te geven. (Opmerkingen van de heer Francis Vermeiren)
Wat u vertelt, is puur anekdotisch. Wie kan daar iets tegen hebben?
Waarom worden dergelijke initiatieven dan stopgezet? Mijnheer Van Rompuy, dat is een weg die een ideologische keuze duidelijk maakt, namelijk de keuze dat je ook buiten de arbeidsmarkt zinnige dingen kunt doen, dat je mensen met creativiteit en ervaring ook kunt inzetten in vrijwilligerswerk en dat je het niet altijd op de arbeidsmarkt moet zoeken. Ook buiten de arbeidsmarkt gebeuren er goede dingen. (Opmerkingen van de heer Francis Vermeiren)
Mevrouw Berx heeft het woord.
Het is een en-enverhaal. Op het federale niveau heeft men de wet op het statuut van de vrijwilliger goedgekeurd. De uitvoeringsbesluiten moeten wel nog - en liefst spoedig - worden goedgekeurd. Wat u suggereert en zegt, gebeurt bij zovele lokale besturen en in het bijzonder OCMW's. U zit zelf ook in het OCMW van Antwerpen, waar er stappen worden gezet om mensen op een andere manier te activeren, en waar het beleid dat u voorstelt ook verder wordt ondersteund.
Dat klopt, maar waarom staat dat dan niet in het plan 'Vlaanderen in actie'?
Maar daar kan je tienduizend boeken mee vullen! Men moet toch selectief zijn en niet voortdurend herhalen wat men op alle verschillende domeinen gaat doen.
Ik stel alleen vast dat men de 35 belangrijkste projecten eruit haalt, en dat zijn allemaal klassieke, economische projecten.
Mevrouw de minister, als we het over zorgbeleid en vergrijzing hebben, is er veel meer nodig dan de Vlaamse zorgverzekering. Op dit moment trekken we in Vlaanderen de kaart van de thuiszorg: mensen zo lang mogelijk in de eigen omgeving thuis opvangen. Als het aantal ouderen stijgt en het aantal mantelzorgers gaat achteruit, dan zitten we met een serieus probleem, ook ten gronde. Hoe willen we senioren morgen op een kwaliteitsvolle manier opvangen? De vorige regering heeft een zorgcongres georganiseerd eind 2003. Daar wordt niets mee gedaan. Nochtans is dat immens belangrijk om Vlaanderen voor te bereiden voor de komende eeuw.
Minister Vervotte heeft het woord.
Deze regering heeft de wachtlijsten van de infrastructuur van de rust- en verzorgingstehuizen weggewerkt op twee jaar tijd. De financiering is er om in 2006 en 2007 alle dossiers weggewerkt te hebben. Tegelijkertijd is in de thuiszorg de demografische evolutie ingeschreven. Dat is wat deze Vlaamse Regering doet.
Dat is inderdaad goed besturen, maar het is weinig visionair. Wat u nu doet, is de achterstand wegwerken van de klassieke rust- en verzorgingstehuizen, terwijl we over dertig jaar andere dingen nodig zullen hebben.
U weet ook dat u de planning qua uren thuiszorg niet zult kunnen halen. Met de vorige regering hebben we die ook niet gehaald, maar deze regering doet dat al evenmin. Het aantal uren thuiszorg dat u organiseert, is onvoldoende om de vergrijzing op te vangen. Er is vooral een totaal gebrek aan innovatie. De regering bekijkt de hele socialprofitsector trouwens opnieuw op een typische manier, vanuit de overweging dat we geen sociaal paradijs kunnen bouwen op een economisch kerkhof. Dat was de typische uitval van de minister-president. Die uitspraak deed hij weliswaar in het blad van Voka. Hij weet het juiste blad te kiezen voor dergelijke uitval. Hij stelde daarin duidelijk dat de investeringen in de economie voorrang hebben, en dat de wachtlijsten in de gehandicaptensector dan misschien maar iets trager worden weggewerkt. Ik had daar een heel boze reactie op verwacht van de minister van Welzijn. Die is er niet gekomen. Dit is immers fundamenteel fout, mevrouw de minister.
U valt in herhaling. Zoals u kunt merken aan de begroting, behandelt de Vlaamse Regering heel duidelijk de socialprofitsector als een gelijkwaardige sector. We beschouwen deze mensen als mensen die initiatieven nemen en die we rechtszekerheid moeten kunnen bieden. Net daarom zijn we bezig om de achterstanden weg te werken. We beschouwen hen dus als volwaardig, niet alleen in woorden, maar ook in de praktijk.
De keuzes van de Vlaamse Regering zijn gebaseerd op verschillende pijlers, waarbij de sociale pijler een cruciale is. Wij pamperen de socialprofitsector helemaal niet. Wij beschouwen hem als een volwaardige sector, die bijdraagt tot duurzaamheid.
Eindelijk een duurzame sector. U zegt dit wel, maar ik lees dat niet in 'Vlaanderen in actie'. Er is slechts sprake van een drietal projectjes, en dan nog in de zijlijn, over bijzondere jeugdzorg. Vandaag werkt een op vijf Vlamingen rechtstreeks of onrechtstreeks in de ruime socialprofitsector. Al die mensen ontlenen daaraan een inkomen. Ze consumeren. Ze betalen belastingen. De investeringen in die sector zijn een belangrijke motor voor de bouwondernemingen. Onze welzijns- en gezondheidszorgondernemingen staan aan de top op het vlak van innovatie en ontwikkeling. Daar wees mevrouw Ceysens al op. Als ik echter hoor praten over 'captains of industry', dan gaat het nooit daarover. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé)
In 'Vlaanderen in actie' gaat het alleen over wat op de arbeidsmarkt gebeurt. Wie werkloos is in Vlaanderen, die heeft het vandaag allesbehalve gemakkelijk. De RVA schorste dit jaar maar liefst 20.000 zogenaamde werkonwilligen. Een aantal van hen worden meer dan een jaar geschorst. Mevrouw Berx, u verwees naar het OCMW. U hebt ook de individuele dossiers gezien. Mensen worden onwaarschijnlijk snel geschrapt. Dat gebeurt echt niet alleen wanneer mensen werkonwillig zijn, mijnheer Van Rompuy. Zelfs als ze even niet ingaan op een uitnodiging, of die vergeten, worden ze geschrapt. De RVA is bezig met een politiek van uitsluiting, in plaats van mensen erbij te halen. Bovendien blijkt de duur van de schorsing steeds langer te worden. Een aantal mensen worden langer dan een jaar geschorst. Ze zitten langer dan een jaar zonder inkomen. Niemand weet waar ze terechtkomen, tenzij in de statistieken die wijzen op stijgende armoede, zoals Welzijnszorg deze week nog duidelijk heeft gemaakt.
We hebben een immens probleem. Deze begroting geeft 400 miljoen euro aan de VDAB. De kerntaak van die dienst is vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. Aan de ene kant worden steeds meer werkzoekenden uitgesloten. Aan de andere kant hoor ik bijna wekelijks berichten over werkgevers die functies niet ingevuld krijgen. Dat geldt nu bijvoorbeeld weer voor de horeca in de eindejaarsperiode.
Men legt de schuld heel gemakkelijk bij de werklozen.
Mevrouw Vogels, u maakt intentieprocessen.
Ik heb het over het gevoerde beleid. De VDAB gooit er tienduizend mensen uit.
Mevrouw Vogels, Groen! maakte vijf jaar lang deel uit van de Vlaamse Regering. De VDAB heeft toen zijn hervormingen doorgevoerd.
In die tijd werd zeker niet zo veel geschorst als nu. De schorsingen zijn nog maar twee jaar bezig, sinds uw partij terug in de regering zit. Nochtans noemt uw partij het uitsluiten van armoede heel belangrijk.
Mevrouw Vogels, u vertelt heel veel onjuistheden. Ik zou bijna elke zin van u moeten onderbreken om ze allemaal recht te zetten. Ik geef dat op. Ik merk dat de 'goeie oude' Agalev terug is, de partij die tegen economische groei is en socialistischer dan de socialisten is. Uw partij maakt allerlei projecties, maar stelt geen enkele concrete maatregel voor. U hebt vijf jaar lang de kans gekregen om een duurzaam milieubeleid te voeren, maar nu hoor ik dat de cijfers niet kloppen, dat we achteruit gaan, en zo meer.
Ik merk dat de 'goeie oude' Van Rompuy terug is. U gooit alles op één hoop.
Mevrouw Vogels, ik wil een einde maken aan dit spelletje van welles en nietes. Ik nodig u uit om eens naar de Commissie voor Economie te komen. Om de paar maanden is er een gedachtewisseling met minister Vandenbroucke over de sluitende aanpak.
Niet alleen vanuit het parlement worden hierover vragen gesteld. Af en toe zijn er verzoekschriften die te maken hebben met schorsingen nadat een uitnodiging voor een opleiding niet werd aanvaard. Ook de ombudsman had daarover zaken gesignaleerd. We hebben er al meerdere keren vragen over gesteld. Telkens kregen we antwoorden, zelfs inzake concrete gevallen, waaruit duidelijk werd dat er altijd een reden was voor de schorsing.
Ik raad u dus aan om bij een volgende gelegenheid naar de commissie te komen of om de documenten erover door te nemen. U moet dat zeker doen wanneer we het hebben over vacatures die niet ingevuld geraken. Daarover wordt in de commissie regelmatig overleg gevoerd. U haalt nogal scherp uit naar de VDAB. Als u zou komen, zou u, zelfs vanuit de oppositie, uw opmerkingen nuanceren.
Mevrouw Vogels, u zou dit debat in de Commissie voor Economie moeten komen voeren. Ik zie daar bijna nooit een lid van uw partij. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Onlangs hadden we een gedachtewisseling met professor Martens van de universiteit van Leuven over de problematiek van allochtonen en de arbeidsmarkt. Hij kan niet worden verdacht van 'rechtse sympathieën'. Het verhaal is veel genuanceerder dan wat u hier komt vertellen.
Ik geef u een voorbeeld. Als burgemeester ben ik lokale werkgever geweest. We hebben ooit negen dames opgeroepen om als kinderverzorgster te werken, en daarvan zeiden er acht dat ze niet op het aanbod wilden ingaan. Als we de regels strikt hadden toegepast, hadden we dit moeten melden aan de VDAB en de RVA. De werkwilligheid heeft twee kanten. Er zijn mensen die effectief willen werken en er zijn mensen die pertinent weigeren om te werken.
Het verhaal is veel genuanceerder en complexer dan wat u zegt. U moet het debat komen voeren in de Commissie voor Economie. We hebben daar al herhaalde malen over dit thema van gedachten gewisseld.
Mevrouw Vogels, ik wil nog even duidelijk stellen dat het VIA gaat over het sociaaleconomisch verhaal. In zijn toelichting heeft de minister-president, ook in de commissie, duidelijk gesteld dat er daarnaast ook andere belangrijke beleidslijnen zijn. Natuurlijk kan er kritiek worden uitgeoefend als plotseling zaken met elkaar worden vergeleken die we er niet in terugvinden omdat het niet de bedoeling was dat ze erin werden geformuleerd. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
U denkt alleen nog in termen van een allesomvattende kleurennota. Dit is slechts één nota, een sociaaleconomische, die naast andere nota's bestaat.
Wij hebben bijvoorbeeld een Vlaams milieubeleidsplan, een klimaatbeleidsplan en allerlei andere zaken naast elkaar. Dat vormt het totale beleid van deze Vlaamse Regering. Als je één plan met een duidelijke doelstelling aanvalt vanuit andere invalshoeken, omdat je die er niet in kan terugvinden, is dat heel gemakkelijk.
Mevrouw Vogels, wat me wel verrast, is dat u het Vlaams Actieproject wel gelezen hebt, maar geen enkele verwijzing maakt naar het charter dat in september getekend is met alle sociale partners: de milieuverenigingen, de vakbonden en het middenveld. Dat charter zegt duidelijk dat duurzaamheid de trendbreuk moet worden in Vlaanderen. Dat hebt u blijkbaar niet gelezen. Het is natuurlijk gemakkelijk om alles selectief en vooringenomen te beoordelen.
Er is nog een derde element. Iedereen hier is het erover eens dat het matchen van werklozen op de arbeidsmarkt niet alleen de verantwoordelijkheid is van de werklozen. De overheid heeft haar verantwoordelijkheid, maar er ligt ook een grote verantwoordelijkheid bij de werkgever. De werkgevers nemen volgens mij hun verantwoordelijkheid nog niet ten volle. We moeten dat duidelijk maken, en als daar donderdag de mogelijkheid toe is, moeten we dat ook duidelijk geformuleerd worden.
Ik zeg niet dat er geen misbruiken zijn van uitsluiting. Daar heb ik te weinig zicht op. Maar er is ook een positieve kant aan de sluitende aanpak van de VDAB. Een grote participatie van langdurig werklozen aan de arbeidsmarkt is positief. Misschien was dat voor u nooit een doelstelling, maar ik vind dat werken belangrijk emancipatorisch is voor elk individu. Op dat vlak zijn er wél goede resultaten en dat moet je ook durven vertellen.
Wat ik wou zeggen, heeft de heer Sannen al aangehaald in zijn laatste punt. Ik dacht dat de sluitende aanpak hier brede ondersteuning had. Het is ontluisterend dat er nu wordt teruggegrepen naar de jaren zeventig en tachtig.
Het is heel belangrijk om iedereen te laten integreren in de arbeidsmarkt. We moeten alle mogelijke inspanningen doen om ook de langdurig werkzoekenden mee te trekken, opdat ook zij zich goed in hun vel voelen in onze samenleving.
Het is heel ontluisterend dat Groen! niet meestapt in dat verhaal. Ik zou graag willen weten welk alternatief men dan voorstelt voor de sluitende aanpak.
Ik begrijp niet dat hier nog een pleidooi wordt gehouden om mensen zich te laten nestelen in zo'n systeem. Daar bewijzen we niemand een dienst mee. We bewijzen mensen wél een dienst door van die werkloosheid opnieuw een springplank te maken, en geen hangmat.
Het is onbegrijpelijk dat sommigen er nog niet van overtuigd zijn dat we niemand een dienst bewijzen door hele generaties in die werkloosheid te laten zitten.
Als u mij even laat spreken, ga ik twee zaken antwoorden. Mijnheer Sannen, u bent ook door dat 'Vlaanderen in actie'-plan gefietst. Ik maak even de vergelijking met de vorige regering. Die regering had het Pact van Vilvoorde, dat ook een langetermijnvisie vooropstelde.
In het Pact van Vilvoorde stonden twee duidelijke doelstellingen in verband met welzijnsbeleid: "Tegen 2010 waarborgt Vlaanderen een toereikend, efficiënt, effectief en kwaliteitsvol zorgaanbod dat voor iedereen toegankelijk is, en ten tweede biedt Vlaanderen aan iedereen de mogelijkheid om een volwaardige loopbaan op te bouwen en de zorg voor zijn gezin en leefomgeving op zich te nemen." In de vorige regering werd dus wel duidelijk gekozen voor doelstellingen in de welzijnssector.
Mevrouw Vogels, deze regering heeft haar trouw aan het Pact van Vilvoorde in al die teksten expliciet geformuleerd. Ze moet het goede werk dat de vorige regering heeft gedaan, niet herformuleren, maar gewoon bevestigen. (Opmerkingen van mevrouw Cathy Berx)
Mevrouw Berx, het regeerakkoord is één zaak, maar daar trek je dan een aantal acties uit die je prioritair gaat uitwerken. In het VIA-plan is dat een louter economische aanpak.
Ik wil het nog even hebben over de werklozen, want dat is erg belangrijk. Ik ben het eens met jullie.
Natuurlijk is activering belangrijk, natuurlijk is arbeid emanciperend en natuurlijk sta ik achter de actieve welvaartstaat die iedereen een plek wil geven en er - opnieuw - wil laten bij horen. Maar wat zien we vandaag?
Jammer dat minister Vandenbroucke er niet is. Dat de minister-president niet kan komen, is begrijpelijk, maar hier is niet één socialistisch minister aanwezig, en dat kan eigenlijk niet. De architect van de actieve welvaartstaat is minister Vandenbroucke, die bevoegd is voor de VDAB en daarmee eigenlijk een belangrijke sleutel heeft om de actieve welvaartstaat te realiseren. Welnu, die VDAB erkent nu dat de actieve welvaartstaat failliet is. Immers, ze gooien 10.000 mensen eruit. En waarnaartoe? Dat is uitsluiting, en geen beleid van insluiting of sociale activering.
Mevrouw Merckx, uw opmerking is wel heel gemakkelijk. Als hier iets u niet zint, dan zegt u dat we het in de commissie moeten zeggen; en als er geen debat is, is het ook niet goed. Welnu, we zullen naar uw commissie komen en een voorstel indienen om hoorzittingen te houden. Daarmee, en niet alleen met minister Vandenbroucke en de ombudsman, kan duidelijk worden gemaakt hoe het komt dat de VDAB er niet in slaagt vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen, terwijl het Vlaams Parlement er toch 400 miljoen euro voor over heeft.
Mijnheer Peumans, ik kan ook voorbeelden geven van hoe het vaak verschrikkelijk misloopt. U zei dat het OCMW enorm veel inspanningen doet om zijn deel van de activering waar te maken. Het stelt mensen tewerk in toepassing van artikel 60 tot ze voldoende arbeidsdagen hebben. De doorstroming van artikel 60 naar de arbeidsmarkt zou op dat moment door de VDAB moeten gebeuren. Die mensen hebben opnieuw een arbeidsattitude aangeleerd, hebben zo een jaar gewerkt en stappen van het leefloon over op een uitkering van de RVA. Maar de VDAB doet er verder niets mee.
Die mensen blijven opnieuw een tot anderhalf jaar werkloos. Na die tijd zijn ze hun arbeidsattitude weer kwijt. De VDAB roept hen op en schorst hen, zodat ze weer bij het OCMW terecht komen. Er schort dus ongelooflijk veel aan de samenwerking tussen OCMW en VDAB, en de VDAB slaagt er niet in vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. We zullen een voorstel doen in de commissie voor Economie om daarover een aantal hoorzittingen te houden en na te gaan of de VDAB die 400 miljoen euro wel op een goede manier besteedt. (Applaus bij Groen!)
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw Vogels, ik kan u voorbeelden geven van mensen die met behulp van artikel 60 paragraaf 7 wel degelijk opnieuw geïntegreerd zijn in de arbeidsmarkt. Eigenlijk zegt u heel expliciet dat de VDAB niet de vraag en het aanbod op elkaar kan afstemmen. Ik denk echter dat de VDAB alleen sommige delen van de vraag niet op sommige delen van het aanbod kan afstemmen. Wat ik gezegd heb, en de teneur van de bespreking in de commissie voor Economie, is dat het allemaal veel genuanceerder is dan u hier laat uitschijnen. U hebt ergens een punt, maar ook geen punt.
We moeten het idee van de actieve welvaartstaat op een andere manier invullen. We kunnen niet zeggen dat iedereen een plaats moet krijgen op de arbeidsmarkt en tegelijkertijd tienduizenden mensen schorsen, wetende dat de armoede in Vlaanderen steeds meer toeneemt. We zijn niet goed bezig.
De heer Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u begaat de vergissing de zaken zwart-wit voor te stellen. Natuurlijk zijn er uitwassen en zijn er mensen die moeten bijgeschaafd worden. Een oud spreekwoord zegt dat wie zijn kinderen liefheeft, de roede niet spaart. De heer Peumans heeft gelijk. We stellen in de praktijk vast dat het soms verschrikkelijk moeilijk is om bepaalde vacatures in te vullen. Een gemeenschap die de mensen weer wil aanzetten tot liefde voor werk om hun eigen welzijn, moet op een bepaald moment optreden. Negeer dat niet.
Uw conservatieve taal verwondert me. Ze is al dertig jaar verouderd.
Elke politicus die het probleem enigszins kent, zegt op elk niveau hetzelfde. De realiteit is dat iedereen weet dat er beslissingen moeten worden genomen en dat er stimuli moeten worden ingevoerd. We moeten vooruit, en dat kan niet met de taal die u spreekt, mevrouw Vogels, want die is verschrikkelijk verouderd.
Mevrouw Vogels, een van de problemen in uw discours is dat u ervan uitgaat dat die tienduizend geschorsten per definitie onterecht zijn geschorst en dus doelbewust in de armoede worden geduwd. Ik kan me voorstellen dat er een aantal individuele gevallen zijn waarbij we ons inderdaad vragen kunnen stellen. Het is echter niet juist om daaruit te concluderen dat die tienduizend mensen zonder reden worden geschorst. U wekt heel sterk die indruk. Een goede solidariteit kan alleen op basis van een goed evenwicht tussen rechten en plichten en op voorwaarde dat de regels correct worden nageleefd. Het activeren van mensen op de arbeidsmarkt is voor de hele samenleving een goede zaak, ook en in het bijzonder voor mensen zelf die weer door eigen inspanning en werk een inkomen verdienen.
Ik heb niet gezegd dat die tienduizend mensen onterecht zijn geschorst. Daar zullen inderdaad ook werkonwilligen bij zitten. We staan allemaal achter de actieve welvaartstaat waarbij we mensen een plek geven in de samenleving. Dat concept wordt echter steeds meer uitgehold omdat vraag en aanbod niet bij elkaar kunnen matchen. Een aantal mensen wordt onterecht uitgesloten. We moeten durven erkennen dat een aantal mensen niet in staat is om op de normale arbeidsmarkt te functioneren.
Het is niet de eerste keer dat dat wordt gezegd. In de commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie zorgen we ervoor dat er alternatieven worden uitgewerkt voor wie niet meekan. Mevrouw Vogels, onlangs is het decreet sociale diensteneconomie besproken. Ik nodig u uit om hoorzittingen te helpen organiseren en constructief mee te werken. Het domein van de sociale economie moet nog in een decreet worden gegoten. Daar moet tijdens het voorjaar van volgend jaar werk van worden gemaakt. U stelt de situatie te zwart-wit voor. Het is niet juist dat wie via de VDAB niet aan werk geraakt, enkel bij welzijn terecht moet kunnen.
Mevrouw Vogels, u hebt gelijk dat vraag en aanbod niet bij elkaar kunnen matchen. De vraag is echter of een zachtere aanpak die situatie zal veranderen.
Ik heb het niet over een zachtere maar over een correctere aanpak en een betere toewijzing van de juiste plaats aan de juiste persoon. Een alleenstaande moeder met vier kinderen die zich anderhalf jaar heeft genesteld in de werkloosheid, moet je niet van de ene op de andere dag een voltijdse job aanbieden want zij zal dat weigeren. Dergelijke zaken gebeuren nog altijd te vaak.
Als men de mensen erbij wil betrekken, moet dat op een haalbare manier gebeuren. Waar de mensen in de jaren zestig en zeventig te veel werden gepamperd, slaat de slinger nu door naar de andere kant. Daar wil ik iets aan doen.
Daar speelt de lokale VDAB-ambtenaar een cruciale rol. Ik heb niet de indruk dat het stuk voor stuk harde mensen zijn die werklozen zo maar schorsen.
Ik wel.
Net zoals al uw collega's in dit halfrond is het uw grote bekommernis mensen niet in de armoede te jagen. Door een jarenlange zachte aanpak van de werklozen is de werkloosheidsverzekering verworden tot een systeem met lage uitkeringen, ook voor de mensen die pas werk zoeken. Ze komen amper boven de armoedegrens uit.
Door een sluitende aanpak en door van een werkloosheidsverzekering opnieuw een echte verzekering te maken, kunnen we de spanning tussen vraag en aanbod sterk verminderen en zal dus ook de armoede sterk dalen.
Heb ik u nu goed begrepen? Houdt u hier nu een pleidooi om de werkloosheidsvergoeding in de tijd te beperken? (Opmerkingen)
Ik wil het duidelijk horen.
U zoekt een gat in de markt om linkse standpunten uit de jaren zeventig in te nemen.
Dat is ambetant zeker?
Het is onvoorstelbaar. U bent begonnen met te zeggen dat het weer over iets moet gaan. U wilt de maatschappelijke discussie voeren, maar met antwoorden uit de jaren zeventig.
Dat is niet waar.
Dat is toch mijn conclusie. U houdt hier een echte retrospeech.
Dat is niet waar. Ik ben een marxist. Uit de these en de antithese volgt de synthese. We hebben nu de antithese en we moeten naar de synthese. We moeten durven zeggen dat de actieve welvaartstaat en de activering van mensen hun grenzen hebben bereikt.
In België bedraagt de activiteitsgraad amper 61 percent en in Vlaanderen 65 percent. Over drie jaar moet dat 70 percent zijn. In de periode dat Agalev mee bestuurde, is de activiteitsgraad achteruit gegaan. Tussen 2000 en 2004 is de activiteitsgraad in Vlaanderen lichtjes gestegen maar in bepaalde jaren zelfs gedaald.
U nam toch deel aan het bestuur!
U dicht een groene minister wel heel veel macht toe.
U hebt duidelijk heimwee naar Agalev!
Dat was toch het wervende project waaraan Agalev deelnam: een bestuur zonder CD&V!
Mevrouw de voorzitter, ik vind dat de heer Van Rompuy overdrijft. Mevrouw Vogels heeft recht op haar eigen, conservatieve mening. Dat mag. (Gelach)
Dankzij de progressieve liberalen mag ik conservatief zijn!
Mevrouw Vogels, uw dialectisch denken mag niet stokken. Uit de these en de antithese volgt de synthese. Op een bepaald moment wordt die synthese terug these enzovoort. Dialectisch denken mag niet stokken. (Rumoer)
Blijkbaar blijft u steken in uw eerste analyse van de jaren tachtig.
Nee nee! (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, na al die thesen zal ik trachten mijn verhaal te brengen. Mevrouw de minister, mijnheer de minister, mijn inleiding bij de begrotingsbespreking wil ik ophangen aan twee recente gebeurtenissen, waaraan ik ook een politieke reflectie wil koppelen. Of dat een these of een antithese is, laat ik in het midden.
Mevrouw Vogels, het gaat om twee gebeurtenissen van de afgelopen week. Ik zal u niet langer in het ongewisse laten. Vorige week heeft het Vlaams Parlement het wereldnieuws gehaald. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Op zich is het misschien niet zo wereldschokkend, ware het niet dat we dat nieuws haalden met iets dat we niet deden: dit parlement zou namelijk eenzijdig de Vlaamse onafhankelijkheid hebben uitgeroepen. Het feit dat deze gebeurtenis er over de taalgrens als zoete koek in ging en dat Louis Michel op het punt stond om terug te keren uit Nairobi, omdat ook hij 20 minuten lang geloof hechtte aan dit nieuws, bewijst echter toch wel dat dit land niet meer is dan een samenvoegsel van twee landen, twee aparte entiteiten, twee democratieën met eigen partijen, eigen media, een eigen denken en een eigen publieke cultuur. Collega's, terwijl heel Vlaanderen zich van niets bewust naar de voetbalwedstrijd Zulte Waregem-Ajax zat te kijken, werd Wallonië bij de neus genomen. Even opmerkelijk, collega's, is toch ook het feit dat het gros van de buitenlandse media eveneens voor joker stond. Het zegt immers veel over het beeld dat ze van dit land en van Vlaanderen hebben: een beeld dat niet veel fraais inhoudt en dat hun vaak wordt voorgehouden door een eenzijdige Franstalige pers, om Le Soir niet te noemen. Het is dat beeld dat de wereld rondgaat als ze berichten over dit land. Ik kom daar straks nog even op terug.
Collega's, ik zou natuurlijk ook een aantal inhoudelijke bemerkingen kunnen geven. Wat me als Vlaams-nationalist mateloos stoort, is het beeld dat wordt opgehangen van wat een Vlaamse onafhankelijkheid zou zijn: trams die moeten stoppen aan de grens en politieagenten die de taalgrens afspeuren, waarbij ik nog in het midden laat of het nu met nachtkijkers was of niet. Ons onafhankelijkheidsstreven is er één dat past binnen de Europese eenwording en waarbij niemand het land zal moeten ontvluchten, mijnheer Stassen.
Laten we ons bij dit alles echter niet afleiden van de essentie. Waarom begin ik daar nu mee bij deze begrotingbespreking? Ik denk dat 2007 een scharnierjaar moet worden, voor deze assemblee, voor de Vlaamse overheid, maar ook voor de zes miljoen Vlamingen aan wie wij verantwoording schuldig zijn. Deze begroting, mijnheer de minister, zou dan ook de laatste begroting moeten zijn in de vorm die we nu kennen, binnen deze bevoegdheden en met deze middelen. Daarover hebben we daarstraks al een boompje opgezet.
Bij de begrotingsbespreking van 2005, toen ik voor de eerste maal het woord voerde als fractievoorzitter van de N-VA, hekelde ik reeds de beperkingen die ons zijn opgelegd, zowel qua bevoegdheden als qua financiën. Een overheid die voor meer dan 80 percent afhankelijk is van doorstorting van middelen die door een andere overheid worden geïnd, heeft minder 'vrijheid' dan het eerste het beste Vlaamse gemeentebestuur. 2007 moet daar verandering in brengen. Die opdracht staat met evenveel woorden in het Vlaamse regeerakkoord. Op alle niveaus in Vlaanderen, en daar bedoel ik heus niet alleen de politieke mee, is men ervan overtuigd dat de economische en maatschappelijke problemen die we kennen niet kunnen worden opgelost op het Belgische bestuursniveau. De welvaart die in een paar generaties werd opgebouwd, mag niet verloren gaan. De verwachtingen zijn hooggespannen. Op ons, Vlaamse politici, rust dan ook een grote verantwoordelijkheid. Tewerkstelling en activering, waarover we het daarnet reeds hadden, maar ook gezondheidszorg en de vergrijzing nopen ons tot oplossingen waarvoor in België geen draagvlak te vinden is.
Ook de premier van dit land begaat in deze een denkfout, zeker in zijn strategie, waarbij hij het regeerakkoord dat ook zijn partij sloot, dreigt te negeren. Op zich is het lovenswaardig dat hij de problemen duidt en doelstellingen vooropstelt, maar in de oplossingen die hij formuleert, spant hij het paard achter de kar. Het zijn niet eerst de inhoudelijke thema's en dan een rondje staatshervorming. Neen, het zal eerst een ronde staatshervorming moeten zijn om vervolgens de inhoudelijke thema's aan te pakken op maat van elke gemeenschap.
Maak uzelf toch geen illusies, mijnheer Van Dijck. De mobiliteits- en milieuproblemen moeten worden aangepakt, en daarvoor zijn er grotere structuren nodig dan alleen Vlaanderen!
Ik heb het daarnet al over de Europese dimensie gehad, mijnheer Sannen. Als het over activering en gezondheidsbeleid gaat, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat er verschillende visies zijn. De voorbije jaren hebben aangetoond dat we in een impasse zitten en dat er geen oplossingen komen.
Overigens stelde ik met plezier vast dat de premier voor een aantal van zijn ideeën het Vlaamse beleid als voorbeeld neemt. Een eerste voorbeeld is de autobelasting niet meer heffen op vermogen, maar in functie van de uitstoot van CO2. Vlaanderen, dat terzake bevoegd is, werkt al aan een systeem om verkeersbelasting en BIV te heffen op basis van de ecoscore van een voertuig. Een tweede voorbeeld is de belasting op onroerend goed afhankelijk maken van de ecologische impact van de woning. Vlaanderen heeft in zijn regeerakkoord geschreven dat het de onroerende voorheffing voor energiezuinige woningen zal verlagen. Blijkbaar is de Vlaamse Regering visionair.
Naast de grote verwachtingen voor het jaar dat gaat komen, leggen de begroting en beleidsbrieven voldoende accenten om het regeerakkoord verder uit te voeren. We maken een investeringsregering waar. De achterstand in de infrastructuur in scholenbouw, sport, openbare werken en welzijn trachten we weg te werken op een creatieve manier door middel van alternatieve financiering. We moeten het zo wel doen want we mogen geen leningen afsluiten om investeringen te financieren. Het Stabiliteitspact maakt ons vleugellam.
De noodzakelijke, alternatieve financiering is het belangrijkste punt van kritiek van het Rekenhof. Zo zou de kost voor de volgende dertig jaar moeilijk kunnen worden ingeschat. Het Rekenhof stelt ook vragen bij de parlementaire controle. We begrijpen die kritiek, maar kunnen we anders? Ik lees, mijnheer de minister, dat u hierover in gesprek blijft met het Rekenhof en dat u een decretaal initiatief niet ongenegen bent. Zijn hierover al gesprekken gevoerd en is er al duidelijkheid?
We mogen niet uit het oog verliezen dat we bijna halfweg de legislatuur zijn. Voor vele zaken is er een solide basis gelegd en we zitten in de fase van de uitvoering. Ook in politiek moeilijke dossiers, zoals inburgering, de Wooncode of recent het MAP 3, hebben we fundamentele knopen kunnen doorhakken. Budgettair zitten we goed en hebben we zelfs de nodige reserves aangelegd voor toekomstige uitdagingen. We zijn echter nog niet thuis. Ik denk bijvoorbeeld aan de brownfieldontwikkeling waarover de minister stelde dat er een tandje bij moet worden gestoken, of het zo belangrijke fiscale pact met de gemeenten. We moeten alert en op koers blijven.
Tijdens de inleiding wil ik de grootste begrotingspost onderwijs niet onaangeroerd laten.
Ik ga daar verder niet op in. Niet alleen omdat de onderwijsbegroting opnieuw stijgt, en terecht, maar vooral omdat de minister onze steun helemaal verdient. Ik beaam zijn stelling dat we op een scharniermoment in deze legislatuur zijn gekomen. Er is heel wat voorbereidend werk gebeurd inzake de financiering van ons onderwijs en ook voor kwaliteitsverbetering. Er ging aandacht uit naar de leraren, met het decreet over lerarenopleiding, en ook naar de leerzorg voor kinderen. Zo hoort het: denken, informeren, overleggen, kiezen en finaal beslissen. Nu is het tijd voor uitvoering.
In de Vlaamse Regering dragen wij als N-VA bijzondere verantwoordelijkheid voor de beleidsdomeinen bestuurszaken, buitenlands beleid, media en toerisme. Wat dat laatste betreft, is de groei voornamelijk te wijten aan het Kunststedenactieplan en een versterking van onze marketing in binnen- en buitenland. Ten gevolge van het project Beter Bestuurlijk Beleid en de opdeling in dertien nieuwe beleidsdomeinen werden de bestaansmiddelen en de kredieten voor de werking van het ambtelijk apparaat in de begroting 2007 reeds aangepast aan die nieuwe opdeling. Zoals anderen al stelden, gebeurde dit nog niet voor de totale begrotingsstructuur. Wij nemen aan dat dit voor de begroting 2008 consequent kan worden doorgevoerd.
Last but not least nog een woord over het buitenlands beleid. Bepaalde 'toonzetters' in dit land doen daar nogal smalend over. Het is veelzeggend dat buitenlandse media het zogenaamde bericht over de onafhankelijkheidsverklaring van dit parlement klakkeloos overnamen. Zowel de regering als dit parlement zijn het in een globaliserende wereld aan zichzelf verplicht om naar buiten te treden. Gelukkig is de tijd voorbij dat Vlaamse ministers bevoegd voor het buitenlands beleid hun eigen functie onbelangrijk vonden of zelfs de afschaffing van die post bepleitten.
Straks openen we een Vlaamse vertegenwoordiging in Warschau. Het Vlaams Huis in New York wordt ten volle ondersteund. Het budget voor het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap wordt opgetrokken. Ontwikkelingssamenwerking wordt versterkt, onder meer met de oprichting van een begrotingsfonds voor ontwikkelingssamenwerking waarbij terugvorderingen opnieuw voor ontwikkelingssamenwerking worden aangewend.
2007 wordt een cruciaal jaar: een scharnierjaar. We bevinden ons halverwege de legislatuur. Het is een sleuteljaar voor de inwerkingtreding van de PPS, maar ook voor het openbreken van een aantal communautaire dossiers. Het is aan ons allen om die uitdaging aan te gaan en het vertrouwen van de Vlaming in zijn bestuur niet te beschamen. Mijnheer de minister, op de N-VA mag u rekenen om dat alles te realiseren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Lauwers heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, met 1,2 miljard extra beleidsruimte, een overschot van bijna 350 miljoen voor schuldafbouw en conjunctuurreserves is het niet moeilijk om deze begroting goed te keuren.
Vlaanderen plukt inderdaad de vruchten van economische groei, en ook van het strikte begrotingsbeleid dat de afgelopen tien jaar is gevoerd. Ook de effecten van de Lambermontakkoorden zijn merkbaar, mijnheer Van Dijck.
Vlaanderen heeft de moed gehad om gedurende vier regeringen met de HRF-normen en met meesternormen een strikt budgettair beleid te voeren, en op die manier een langetermijnvisie te handhaven. Nu het nulpunt van de schuld in zicht komt, zou de verleiding wel eens groot kunnen worden om meer ruimte te creëren voor recurrente uitgaven voor tewerkstelling of de werking van organisaties. Natuurlijk zijn er nog heel wat noden, en dat zal ook blijken uit de tussenkomsten deze namiddag.
Vlaanderen staat voor een grote structurele uitgave, namelijk voor de kolossale uitdaging om als dichtbevolkte regio in een geglobaliseerde economie toch tewerkstelling voor laaggeschoolden te handhaven, toch internationale transportcapaciteit te behouden, de kwalitatieve huisvesting ook voor lagere inkomens te verhogen, de stadsverloedering om te buigen, het energieverbruik en de CO2-uitstoot te verlagen en de kwaliteit van lucht, water en bodem te verbeteren.
Het verbaast u misschien omdat dit niet de klassieke spiritthema's zijn. Wij beseffen dat het geen zin heeft om over sport voor allen, de brede school of cultuurparticipatie te spreken, noch over inburgering, zelfmoordpreventie of levenslang leren, als er voor de nieuwe generaties geen perspectieven zijn op fatsoenlijk werk en wonen.
Het is de verzoening van deze welvaartsdoelstellingen met de milieu-eisen die veel grotere investeringen vereisen dan wij tot nu toe, de laatste vijftien jaar, hebben gedaan. Ik denk zowel aan energiezuinige scholen als gescheiden rioleringsnetten, de sanering van brownfields, multimodale verkeersinfrastructuur en zo meer. Dit soort van investeringen zal de huidige en de volgende Vlaamse Regering in een veel grotere mate moeten realiseren dan vandaag het geval is, ook al is dat niet altijd sexy. We zijn het verschuldigd aan de generaties die na ons komen. Dat moet niet ten koste gaan van de huidige niet-gesplitste kredieten waarmee het personeel en de werking worden betaald van de overheid, onderwijs, cultuur of welzijn. Het betekent wel dat dit de prioriteiten zullen worden van de toekomstige bijkomende beleidsruimten.
Deze regering zet dit al aan door bijvoorbeeld op het budget van minister Keulen over drie jaar tijd in een substantiële verhoging van 30 miljoen euro voor stadsvernieuwing te voorzien. Daar drong de heer Roegiers al enkele jaren op aan. We zien ook het Toekomstfonds, waarin 187 miljoen euro voor onvoorziene uitgaven, de regionalisering van schuld maar ook voor mogelijks bijkomende milieuverplichtingen is gestort. Dat is goed, maar niet genoeg om de toekomst veilig te stellen.
Het is een zeer verdedigbare begroting, maar de toekomstige gunstige prognoses mogen ons niet doen dagdromen van alles meer voor hetzelfde. De budgettaire orthodoxie zal waarschijnlijk noodzakelijk blijven om milieuvriendelijk in de economie te investeren.
Alleen zo zullen we nieuwe generaties perspectieven geven. Men moet geen marxist zijn, mevrouw Vogels, om te zien dat dit absolute voorwaarden zijn om voor cultuur, welzijn en integratie te pleiten. Het perspectief op werk en wonen is het eerste tegengif tegen extremisme en fanatisme. We zullen in de toekomst dus nog veel meer moeten investeren in de gewestmateries om de jongere generaties een perspectief te geven op een gemeenschap.