Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
De heer Brouns, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, ik breng uiteraard eerst verslag uit en zal daarna namens mijn fractie een aantal belangrijk aspecten van dit decreet toelichten.
De Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden besprak dit ontwerp van decreet tot wijziging van de OCMW-wet van 8 juli 1976 op 13, 14 en 19 juni. Op 14 juni werd een hoorzitting gehouden met de afdeling OCMW van de VVSG.
In zijn toelichting omschreef de minister dit ontwerp als een 'minidecreet' dat als doel heeft om de bestuurlijke organisatie van het OCMW volgens dezelfde principes te regelen als deze die opgenomen zijn in het Gemeentedecreet. Daarbij gaf de minister volgende elementen aan als krachtlijnen van dit ontwerp.
De OCMW-raadsleden zullen voortaan verkozen worden op de installatievergadering van de gemeenteraad en de voordrachtsakte moet personen van verschillend geslacht bevatten.
De onverenigbaarheden worden maximaal afgestemd op de onverenigbaarheden die terug te vinden zijn in het Gemeentedecreet. Dat betekent dat OCMW-personeelsleden voortaan lid kunnen zijn van de gemeenteraad en omgekeerd. Ze zullen geen uitvoerend mandaat kunnen vervullen en kunnen dus geen schepen, burgemeester, OCMW-voorzitter of voorzitter van de gemeenteraad zijn.
De installatie van de OCMW-raad zal gebeuren op de derde werkdag na de installatie van de gemeenteraad. Er kunnen maximaal twee OCMW-ondervoorzitters aangesteld worden indien de gemeenteraad op zijn installatievergadering heeft beslist om minder schepenen te verkiezen. De burgemeester zal de OCMW-raad niet meer kunnen voorzitten. Hij zal wel nog alle vergaderingen van de raad kunnen bijwonen en hij zal de stemming over een bepaald agendapunt eenmaal kunnen doen uitstellen. In de gemeenten die ervoor opteren om de OCMW-voorzitter op te nemen in het schepencollege, wordt het overlegcomité afgeschaft.
Wat de invulling van de ambten van OCMW-secretaris en -ontvanger betreft, wordt gesteld dat in gemeenten tot 5.000 inwoners er steeds een gewestelijke ontvanger is. Belangrijk is dat in gemeenten tot 20.000 inwoners het ambt van OCMW-secretaris kan worden ingevuld door de gemeentesecretaris en dat van OCMW-ontvanger door de financieel beheerder van de gemeente.
Na deze inleidende toelichting van de minister heeft de commissiebespreking zich vooral geconcentreerd op het aspect van de onverenigbaarheden en op het feit dat de functies van secretaris en ontvanger binnen het OCMW in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners kunnen worden waargenomen door de gemeentesecretaris of door de financiële beheerder van de gemeente.
Ook de hoorzitting richtte zich in hoofdzaak op die twee elementen. Meerdere commissieleden hadden ernstige bedenkingen bij de mogelijkheid voor personeelsleden van gemeente en OCMW om in elkaars raad te zitten.
Volgens de heer Maes horen de bepalingen over de secretaris en de ontvanger eigenlijk in een volgend ontwerp van decreet thuis. Hij huivert bij de gedachte dat het gemeentepersoneel lid kan en mag worden van de OCMW-raad. De heer Van Eyken zegt dat de taak van de gemeentesecretaris ruim voldoende is zonder dat het OCMW er nog bijkomt.
De CD&V-fractie merkt op dat het opheffen van de onverenigbaarheden de onafhankelijkheid van de raad zou kunnen aantasten. Wegen de positieve gevolgen op tegen de mogelijke nadelige gevolgen?
Mevrouw De Lobel stelt dat we beter af zouden zijn met een integrale visie over de OCMW-werking. Ze beschrijft het ontwerp van decreet als een haastwerk dat verschillende kanten uitgaat bij gebrek aan een totaalconcept, en begrijpt niet waarom men niet heeft gekozen voor de strikt noodzakelijke aanpassingen aan het politiek-bestuurlijke deel. Ze mist durf en originaliteit en wijst erop dat men zich had moeten afvragen hoe de OCMW-raad moet worden samengesteld ten einde een eerlijke afspiegeling te zijn van de verkiezingsuitslagen. Ze pleit daarbij voor een eenvoudig systeem van evenredige vertegenwoordiging dat leidt tot een perfecte afspiegeling van de wil van de kiezer. Ze staat ook stil bij de mogelijkheid tot het aanduiden van ondervoorzitters, en vraagt zich af waar de meerderheid vrijwillig bereid zal zijn om één of twee schepenambten op te offeren in ruil voor een of twee ondervoorzitters van het OCMW.
De heer De Meulemeester van de VLD-fractie vindt dit ontwerp van decreet een belangrijke stap die een aantal belangrijke vernieuwingen inhoudt. Hij verwijst daarbij naar het lidmaatschap van de OCMW-voorzitter van het schepencollege, hetgeen de contacten tussen gemeente en OCMW en de afstemming van het sociaal beleid van de gemeente moet bevorderen. Aansluitend steunt de heer Vermeiren de nieuwe bepalingen omtrent de onverenigbaarheden. Hij heeft het moeilijk met bepalingen die de deelname aan het politieke leven beperken.
De heer Peumans zegt dienaangaande dat hij eigenlijk geen fundamentele kritiek heeft gehoord. Wat de mogelijkheid betreft tot het vervullen van de ambten van OCMW-secretaris en -ontvanger door de gemeentesecretaris, respectievelijk financieel beheerder, wijst hij erop dat de desbetreffende artikelen duidelijk stellen dat het om een mogelijkheid gaat en niet om een verplichting.
De heer Tavernier vindt dat er binnen de meerderheid geen eensgezindheid bestaat over welke richting ze uit wil met het OCMW. Wat het aspect van de onverenigbaarheden betreft, wijst hij erop dat dit kan leiden tot ongezonde situaties, mede gelet op het feit dat de gemeente de toelagen en de rekeningen van het OCMW moet goedkeuren. Hij pleit ervoor om voorlopig de bestaande situatie te behouden. De heer Tavernier vroeg zich tevens af of het wel een goede zaak is om de voorkeur te geven aan deeltijdse ontvangers. Volgens hem is het perfect mogelijk om te werken met een voltijdse gewestelijke ontvanger.
Bij de artikelsgewijze bespreking werden amendementen ingediend met betrekking tot de problematiek van de onverenigbaarheden, de zetelverdeling binnen de OCMW-raad, de mogelijke aanstelling van ondervoorzitters, de vervanging van OCMW-raadsleden en de aanstelling van deeltijdse secretarissen en ontvangers. Die amendementen werden niet aangenomen. Het ontwerp van decreet zelf werd in de commissie aangenomen met 9 stemmen voor en 4 tegen.
Mijnheer de voorzitter, met uw goedvinden wil ik namens mijn fractie een aantal bijkomende bedenkingen maken. Dit ontwerp van decreet is een minidecreet. Het heeft tot doel de elementen te wijzigen die noodzakelijk zijn om de installatie van de nieuwe OCMW-raden na de komende gemeenteraadsverkiezingen vlot en ordentelijk te laten verlopen.
Een opvallende vernieuwing - die overigens heel wat discussie heeft teweeggebracht in de commissie - is de mogelijkheid voor het personeel van de gemeente, met uitzondering van de gemeentesecretaris weliswaar, om te zetelen in de OCMW-raad en omgekeerd. Hiervoor bestaan zowel goede argumenten voor als tegen. Enerzijds kan de deskundigheid van de raden hierdoor verder toenemen, anderzijds mogen we niet blind zijn voor de mogelijke aantasting van de onafhankelijkheid van de raden. Daartegen kan worden ingebracht dat er in het verleden al heel wat personeelsleden van gemeente en OCMW kandideerden bij de gemeenteraadsverkiezingen, maar eenmaal verkozen mogen ze dan niet zetelen.
Ook dat is een situatie die heel wat vragen oproept.
Het komt overigens nog altijd de politieke partijen toe om te bepalen wie ze al dan niet op hun lijst zetten of wie ze al dan niet voordragen als OCMW-raadslid. Daar kan nu ook personeel bij zijn, maar ik denk niet dat we te maken zullen krijgen met een invasie van personeelsleden in de gemeente- en OCMW-raden.
Een positief punt is tevens het invoeren, naar analogie met het gemeente- en provinciedecreet, van een sanctie voor wie niet kan weerstaan aan de verleiding om meer dan een voordrachtsakte te ondertekenen. Dit kan misschien een detail lijken, maar het is mijn inziens een punt van elementair politiek fatsoen.
Wat opvalt, is dat de OCMW-raadsleden voortaan zullen worden verkozen tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad. Er moet dus niet langer worden gewacht tot 1 april om de nieuwe OCMW-raden in werking te laten treden. Dat zal het bijkomende voordeel opleveren dat in bepaalde gemeenten een stoelendans kan worden vermeden met een tijdelijke OCMW-voorzitter die gedurende een drietal maanden het OCMW leidt tot er een nieuwe voorzitter is. Nu zal de installatievergadering plaatsvinden op de derde werkdag na de installatievergadering van de gemeenteraad. Er is dus sprake van een gezamenlijke start van de nieuwe legislatuur voor zowel gemeente als OCMW.
Belangrijk is eveneens de mogelijkheid tot het aanduiden van een of twee ondervoorzitters. Hoewel dit naar alle waarschijnlijkheid enkel in de grotere steden zal gebeuren, mag het belang ervan toch niet worden onderschat. In de grote steden is het OCMW een zeer omvangrijke organisatie, met vaak meer personeelsleden dan de gemeente zelf. De aanstelling van een of twee ondervoorzitters kan dan ook leiden tot een verdeling van de werklast die een beter bestuur en een beter beheer mogelijk maakt. Sommigen hebben daar hun bedenkingen bij. Dat staat ook in het verslag. Het gaat hier echter om een mogelijkheid en geen verplichting.
De burgemeester zal alle vergaderingen van de OCMW-raad kunnen blijven bijwonen. Naast het feit dat de OCMW-voorzitter kan worden toegevoegd aan het schepencollege is dit een bijkomende troef voor een maximale afstemming tussen het beleid van gemeente en OCMW.
Een ander controversieel punt betreft de mogelijkheid dat in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners het ambt van secretaris en/of ontvanger kan worden uitgeoefend door de gemeentesecretaris of de financiële beheerder van de gemeente. Bij de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur stuit dat op weerstand. Ook bij een aantal OCMW's zelf roept dat blijkbaar vragen op. Dat hebben we de laatste dagen ondervonden. Mijn inziens is dit onterecht. Ik ben van oordeel dat dit voor kleinere gemeenten een zeer werkbare oplossing kan zijn. Wanneer deze functies geen volledige dagtaak vereisen, is het toch logisch dat ze worden ingevuld door mensen die in die gemeente reeds een gelijksoortige functie uitoefenen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat het een mogelijkheid betreft. Sommige gemeenten zullen daar gebruik van maken, andere niet. Ze kunnen daar volledig autonoom over beslissen. Dat is een onderdeel van het maatwerk dat wij zo sterk hebben bepleit in het gemeentedecreet en dat ook hier kan worden toegepast.
Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw De Lobel heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, tijdens de besprekingen in de commissie werd herhaaldelijk en door verschillende fracties gezegd dat het beter ware geweest indien de regering erin was geslaagd om een goed doordacht, ruim overlegde en totaal nieuwe visie voor de OCMW's voor te leggen. Over een dergelijk totaal eigen Vlaams OCMW-decreet wordt nu al zo lang gesproken en de vraag ernaar is zo groot. De zaak is echter nog lang niet rond. Men is dus moeten terugvallen op dit zogenaamde minidecreet, waarin alleen dat zou worden geregeld wat dringend geregeld moest worden voor het aanstellen van de nieuwe raden na de verkiezingen van 8 oktober.
Gezien de omstandigheden en de tijdsdruk zou de keuze voor het minidecreet kunnen worden verantwoord. Men had zich dan wel aan dit voornemen moeten houden. Men had zich inderdaad moeten beperken door in dit eerste decreet enkel de gewenste aanpassingen voor het politiek-bestuurlijke deel van de organieke wet te behandelen. Dan had men alle mogelijke beschikbare tijd en energie kunnen gebruiken om dit onderdeel grondig en goed doordacht te behandelen. Vervolgens had men in een tweede aangekondigde decreet, in alle rust en na grondig overleg met de betrokken verenigingen en instanties, de financieel-technische wijzigingen kunnen aanpakken.
Dit decreet doet geen van beide. De hoofdtoon van het voorliggende ontwerp ligt, weliswaar, én terecht, bij het politiek-bestuurlijke gedeelte. Dat levert echter nog lang geen beeld van een grondige hervorming, van een originele benadering of van een totale visie. De meest inhoudelijke wijziging, namelijk de afschaffing van de onverenigbaarheid voor gemeentepersoneel om een mandaat in de OCMW-raad en, omgekeerd, voor het OCMW-personeel om een mandaat in de gemeenteraad te bekleden, wat in de commissie gemakkelijkheidshalve de 'kruisbestuiving' werd genoemd, blijkt dan nog het minst steun te krijgen.
Voortgaand op de opmerkingen in de commissie is het in elke geval het punt dat heel wat leden van de meerderheid hier slecht met frisse tegenzin, of, zoals letterlijk werd gezegd, 'met zeer weinig liefde', zullen goedkeuren.
Collega's, ik neem aan dat ook u dat afgelopen dagen werd bestookt met mails, faxen en telefoons van vooral OCMW-secretarissen in verband met dit minidecreet. Een van de mensen die mij belde, zei over deze 'kruisbestuiving': 'Mevrouw ik begrijp dat niet.' Ik heb het verslag van de commissie goed gelezen en eigenlijk bijna niemand blijkt dit een goed idee te vinden, maar toch keurt de meerderheid dit goed.' Die persoon is in elk geval een illusie armer voor wat de werking van onze parlementaire democratie betreft.
Voorzitter, collega's, het Vlaams Belang staat achter de idee om lokale mandaten toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk inwoners van de gemeente. En in een grote stad als Antwerpen, met, dacht ik, meer dan 10.000 personeelsleden in stad en OCMW, lijkt er ook niet direct een gevaar te bestaan voor de democratie of de voor de objectieve besluitvorming, mocht een van deze personeelsleden ook een mandaat bekleden in de gemeenteraad of de OCMW-raad.
Maar dat is natuurlijk de maatstaf niet. Om te beginnen ligt dit al helemaal anders in een kleinere gemeente, waar iedere Paul elk klein Pierke kent. Er is echter vooral een tegenstelling met het gezonde principe dat niemand rechter en partij tegelijk kan zijn, dat niemand zijn eigen toezichthouder kan zijn. Dat geldt des te meer nu nog altijd niet duidelijk is waar men uiteindelijk met het OCMW naartoe wil: verzelfstandigd agentschap of steeds meer geïntegreerd in het gemeentebestuur. Het is dan ook onzinnig om deze onverenigbaarheid nu op te heffen. Ik heb het dan nog niet eens over het feit dat een aanpassing van de regels voor verkiesbaarheid zo kort voor de verkiezingen inderdaad echt niet getuigt van behoorlijk bestuur. Dat is door anderen - de VVSG, de Hoge Raad van Binnenlands Bestuur enz - al meer en eerder aangevoerd. Het Vlaams Belang zal hier dan ook het amendement van de Groen! steunen.
Behalve deze 'kruisbestuiving', die, zoals gezegd, bijzonder weinig bijval geniet, ook bij de leden van de meerderheid, zijn er dus erg weinig echt vernieuwende voorstellen in het politiek-bestuurlijke onderdeel van dit decreet te vinden. Het gaat om wat flodderig aangebrachte veranderingen op de bestaande organieke wet, wat losse ideeën en hier en daar wat modernisering van het taalgebruik. En toch bood de oude organieke wet kansen genoeg om met een echte vernieuwende eigen Vlaamse visie naar voor te komen. Maar dat heeft men niet aangedurfd.
Dus werd ook het archaïsche systeem van getrapte verkiezingen van de OCMW-raad bijna ongewijzigd behouden. We blijven dus zitten met het hele gedoe van één gemeenteraadslid met meerdere stemmen, verschillend naargelang de omvang van de gemeenteraad, met de hogere kansenberekening en het gemarchandeer dat daar klassiek bijhoort om alle beschikbare stemmen zo voordelig mogelijk te verdelen en het risico op pannes door materiële vergissingen van een zenuwachtig nieuw raadslid. Op dat alles moet dan nog de bij de grondwet opgelegde gendervoorwaarde worden toegepast. Dit resulteert in een decreetgeving die zo ingewikkeld en complex is dat bijvoorbeeld artikel 9 zes keer van voor naar achter en omgekeerd moet worden gelezen, waarna het nog niet mogelijk is om het bevattelijk samen te vatten.
De meest ingrijpende verandering in de procedure voor de verkiezing van de OCMW-raad is dat bij een betwiste zetel na staking van stemmen en gelijke anciënniteit, als laatste beslissingscriterium voor de jongste kandidaat wordt gekozen in plaats van voor de oudste. Alsof dit iets zou veranderen aan de spelletjes die soms worden gespeeld waarbij een effectieve kandidaat wordt voorgesteld met de best passende leeftijd die de zetel in de wacht sleept, om dan onmiddellijk na de verkiezing ontslag te nemen ten voordele van de opvolger die eigenlijk de echte kandidaat was, maar door de minder geschikte leeftijd de zetel niet zou hebben gekregen. Dat soort spelletjes zou dan een weerspiegeling moeten zijn van de wil van de kiezer.
Het zou in elk geval van meer durf en originaliteit hebben getuigd als we in plaats van te vertrekken van de bestaande archaïsche gebruiken, waren begonnen met een wit blad en met de vraag hoe een OCMW-raad het best kan worden samengesteld waardoor die een zo eerlijk mogelijke afspiegeling is van de politieke verhoudingen die de kiezer bij de gemeenteraadsverkiezingen vastlegde. Dat moet liefst gebeuren zonder al te veel rompslomp en ingewikkelde procedures en zonder al dan niet te misbruiken achterpoortjes. Zo moeilijk is dat echt niet.
In dit Vlaams Parlement stellen we raden, commissies en afgeleide besturen samen volgens het principe van evenredige vertegenwoordiging. Hoe moeilijk kan het zijn om met deze voorbeelden een sluitend systeem op te stellen om ook de OCMW-raden sluitend te laten samenstellen volgens een eerlijke evenredige vertegenwoordiging? Het Vlaams Belang heeft bij wijze van voorbeeld een amendement ingediend om de getrapte verkiezingen door een aanduiding bij evenredige vertegenwoordiging te vervangen. Zoals gezegd erg moeilijk was dat niet: we hebben het Reglement van dit eerbiedwaardige huis overgenomen. Wat zijn deugdelijkheid al heeft bewezen in het Vlaams Parlement, zal wellicht nog zo onbruikbaar niet zijn op lokaal niveau.
Ook andere kleinere dingen die nu nog vaak mank lopen, hadden met dit nieuwe decreet op een zeer eenvoudige wijze kunnen worden verbeterd. Voor een zetel die openvalt in het OCMW en waarvoor geen opvolgers meer zijn, blijft de oude bepaling dat het de nog in functie zijnde gemeenteraadsleden zijn die de oorspronkelijke voordrachtakte hebben ondertekend, die een nieuwe titularis aanduiden. Vermits bij bijvoorbeeld een tweemansfractie in de gemeenteraad één handtekening volstaat op een voordrachtakte voor een OCMW-zetel, is de situatie waarbij er geen opvolgers zijn en waarbij de gemeenteraadsleden die oorspronkelijk hadden getekend niet meer in functie zijn, echt niet denkbeeldig. Iedereen kent waarschijnlijk wel praktijkvoorbeelden. Ook in dat geval blijft het de voltallige gemeenteraad die het nieuwe OCMW-raadslid aanduidt. Volgens de minister is het niet de bedoeling om in zo'n situatie de zetel af te pakken van de fractie waartoe die oorspronkelijk behoorde. Ik geloof hem graag. Hij is een zeer beminnelijke man, maar ik had toch liever gezien dat hij deze gelegenheid had aangegrepen om met een zeer kleine wijziging dit ook decretaal vast te leggen. Ik heb wat minder dan de minister blindelings vertrouwen in de goodwill van alle betrokken partijen als dergelijke situatie zich voordoet.
Dat vereist de goedkeuring van het tweede amendement dat het VB heeft ingediend.
Een hoop gemiste kansen dus, en tezelfdertijd een aantal bepalingen die onnodig, voorbarig of zelfs ongewenst zijn. De regering kondigt aan in de loop van 2007 een uitgebreid tweede ontwerp van OCMW-decreet uit te werken. Daarin zullen ook de personeelsaangelegenheden, de financiën en het toezicht worden geregeld. Bijna alle adviezen en tussenkomsten verwoorden het feit dat er geen totaalaanpak uit de bus is gekomen. Maar men aanvaardt toch deze gefaseerde werkwijze, gezien de tijdsdruk. Deze zaken zijn evenwel te belangrijk om alles snel af te haspelen.
Het verbaast ons dat de regering in dit minidecreet bepalingen binnensmokkelt die over het personeels- en financiële luik gaan. Dat is niet logisch, niet consequent, ondoordacht, ongestructureerd en haastwerk dat niet past in een totaalconcept. Het zijn maar enkele termen die ik uit de verslagen en adviezen heb gelicht. Samen met onder meer de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur en de VVSG begrijpen ook wij niet goed waarom deze aanpassingen per se nu moeten worden doorgedrukt.
Ook het massale protest van de OCMW-secretarissen van de afgelopen dagen bewijst in de eerste plaats dat deze bepalingen niet goed doorgepraat, onderhandeld en gecommuniceerd werden. De hardnekkigheid van de regering om deze bepalingen tegen alle adviezen en signalen in toch te behouden, hoewel ze zonder enig probleem in het volgende decreet zouden kunnen worden opgenomen, na een behoorlijk overleg met de sector en ingepast in een totaalconcept, doet vragen rijzen. Temeer omdat een duidelijke argumentatie ervoor ontbreekt, zoals ook de Hoge Raad terecht opmerkt.
Ik ga hier geen boompje opzetten over de maximale werkdruk van OCMW-secretarissen en de grens van 20.000 inwoners. Wij zeggen: schrap de bepalingen over het personeel en de financiën uit dit decreet en schuif alles door naar een tweede, structureel decreet. Na overleg met de sector en binnen een totaalvisie, horen ze daar thuis. Alleen zo kunnen we komen tot het zo begeerde volledig Vlaamse OCMW-decreet dat wordt gedragen door de politieke wereld en de betrokken sector.
Tot slot sta ik nog even stil bij de nieuwigheid dat men de mogelijkheid krijgt om maximaal twee ondervoorzitters aan te stellen. Onze amendementen om deze mogelijkheid te schrappen, hebben we wel in de commissie ingediend, maar ze worden hier niet aangehouden. In zeer grote OCMW's zou die mogelijkheid verantwoord zijn. Maar afgezien van de instelling van de mogelijkheid en een gedeelte van de financiële regeling vinden we in het decreet helemaal niets terug waar men met die ondervoorzitters naar toe wil en wat hun taak zou zijn. Verder blijf ik me oprecht afvragen in welke Vlaamse grootsteden met hun soms veelkleurige coalities bereid zou zijn om voor zo'n ondervoorzitter een of twee schepenzetels in te ruilen. Het blijft evenwel allemaal vrijwillig. Eind dit jaar zullen we kunnen vaststellen in welke mate mijn scepticisme juist is, dan wel of de minister met deze nieuwigheid aan een reële vraag tegemoetkomt.
Ik vat samen. Dit ontwerp is tegelijk te veel en te weinig. Te veel van wat er nog niet had moeten instaan en wat beter was uitgesteld tot het aangekondigde tweede decreet. Te weinig van wat wel grondig en ingrijpend had kunnen en moeten geregeld worden met het oog op de installatie van de nieuwe raden, begin 2007. Mijn fractie zal dit ontwerp niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de organieke OCMW-wet dateert van 1976 en moet gelet op de recente wijzigingen die aan de gemeentewetgeving werden aangebracht, in overeenstemming worden gebracht met sommige nieuwe bepalingen in het gemeentedecreet zodat een bestuurlijke logica op het lokale niveau wordt bewerkstelligd.
Deze vaststelling, samen met het feit dat er in oktober gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden, maakt dat de goedkeuring van het decreet nog voor het parlementaire reces noodzakelijk is. Aangezien de regering bij de hervorming van het OCMW niet over één nacht ijs wil gaan, is men wijselijk uitgegaan van een gefaseerde aanpak. De strikt politieke wijzigingen worden geregeld in het voorliggende ontwerpdecreet en volgend jaar wordt de hervorming van het OCMW op het gebied van personeel, financiën, toezicht en zo meer in een volgend decreet geregeld.
De nieuwe OCMW-raadsleden worden op 2 januari 2007 verkozen en zullen al op 5 januari 2007 van start kunnen gaan. Het is een belangrijk punt dat daarstraks door de heer Brouns al is aangehaald. Vanaf die datum moeten ze ook gedomicilieerd zijn in hun stad of gemeente.
Daarom werd het voorliggende decreet enigszins onterecht en geringschattend een minidecreet genoemd. Onterecht, omdat in dit decreet heel wat niet onbelangrijke zaken worden geregeld en belangrijke opties worden gelicht. Zo is de opname van de OCMW- voorzitter in het Schepencollege vanaf 2012 verplicht. In 2006 is dat nog facultatief. Het opnemen van de OCMW-voorzitter in het Schepencollege zal in de toekomst voor een trendbreuk zorgen, vooral in de manier waarop gemeentebesturen en OCMW-besturen met elkaar omgaan.
Nauwere samenwerking tussen de twee besturen kan de transparantie van het lokaal sociaal beleid alleen maar ten goede komen. Samenwerking op het gebied van personeel en voor het oprichten van gemeenschappelijke diensten kunnen schaalvoordelen en synergieën opleveren en leiden tot een efficiënter gebruik en inzet van middelen. Voorts kan de OCMW-raad gemachtigd worden om maximaal twee ondervoorzitters te verkiezen. Voorafgaand moet de gemeenteraad dan wel het aantal schepenen met evenveel mandaten verminderen om een explosie van het aantal uitvoerende lokale mandaten tegen te gaan.
Deze mogelijkheid is vooral interessant voor steden en gemeenten met een belangrijke OCMW-werking. De OCMW-ondervoorzitter kan dan de OCMW-voorzitter bijstaan in de dagelijkse leiding van het OCMW en de instellingen die ervan afhangen, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen, dienstencentra en zo meer. Nu zit het OCMW in vergelijking met de gemeente in de soms aberrante situatie dat hier slechts één uitvoerende mandataris het hele apparaat moet trekken. In de stad of gemeente gebeurt dit door een college dat soms bestaat uit een tiental leden.
Concluderend wil ik dan ook stellen dat mijn fractie dit ontwerp als een noodzakelijke stap voorwaarts beschouwt en bijgevolg het voorliggende decreet zal steunen en goedkeuren. Ik dank u.
De heer Maes heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het OCMW-decreet dat vandaag voorligt, is volgens de minister een minidecreet en zou alleen maar de bedoeling hebben om de principes van het gemeentedecreet te implementeren zodat de verkiezingen op een ordelijke manier kunnen verlopen.
Een van de positieve punten van dit ontwerp van decreet is ontegensprekelijk de installatie van de OCMW-raad zelf. Vroeger heerste in dit verband steeds een impasse. De werking van de nieuwe OCMW-raad begon pas drie maanden na de installatie van de nieuwe gemeenteraad. Die impasse is nu van de baan. Ik heb nog niemand horen zeggen dat dit geen goede zaak zou zijn. Dit is echt een verbetering.
De verkiezing van de OCMW-voorzitter door middel van een voordrachtsakte met een dubbele meerderheid is ook een verbetering. Deze maatregel past in de lijn van het gemeentedecreet.
Een belangrijke wijziging is de formulering dat de OCMW-voorzitter tot het college van burgemeester en schepenen 'kan toetreden'. Ik wil even bij deze formulering blijven stilstaan. Het gemeentedecreet bepaalt dat in 2007 een keuze wordt gelaten en dat vanaf 2013 een verplichting wordt ingevoerd. De OCMW-voorzitter kan in het college van burgemeester en schepenen ook andere bevoegdheden krijgen. De gemeenteraad kan hem enkel als schepen en niet als OCMW-voorzitter ondervragen. Dat baart me ergens zorgen. We weten uit ervaring dat de OCMW-voorzitter in het college van burgemeester en schepenen onder druk kan staan. Het college van burgemeester en schepenen beheert de gemeentelijke financiën. Indien kredieten worden verschoven, kunnen de budgetten van het OCMW onder druk komen te staan. Momenteel wordt gewoon een budget aan het OCMW toegekend. Binnen de grenzen van de goedgekeurde kredieten kunnen de hardere beleidssectoren geen dreiging voor de OCMW-kredieten vormen.
De voorbije dagen zijn we door de OCMW-ontvangers en -secretarissen gestalkt. Ze maken zich zorgen om artikel 37 en artikel 38 van het ontwerp van decreet. Ze zien hierin een aansturing om het OCMW te recupereren en uit te kleden. Aangezien de opportuniteit blijft bestaan, is die dreiging nochtans niet groter of kleiner geworden. Volgens sommigen zullen er in alle gemeenten met minder dan 20.000 inwoners straks geen OCMW-secretarissen of -ontvangers meer zijn. Ook hier is de mogelijkheid evenwel opengelaten. Een gemeente bepaalt autonoom in welke mate het OCMW en het gemeentebestuur zullen samenwerken. Deze werkwijze biedt ongetwijfeld mogelijkheden om de middelen op een efficiëntere manier te gebruiken. Tijdens de commissiebesprekingen hebben we ons standpunt duidelijk geformuleerd. Het OCMW is nodig. We zullen nooit aanvaarden dat de taken en de rol van het OCMW worden geminimaliseerd en uitgehold. We zijn absolute voorstanders van het OCMW. Tezelfdertijd mogen we echter niet overdrijven over de impact van artikel 37 en artikel 38.
Dat we geen absolute voorstander van artikel 4 zijn, is tijdens de commissiebesprekingen duidelijk geworden. Dat OCMW-personeel in de gemeenteraad en gemeentepersoneel in de OCMW-raad zal kunnen zitten, vinden we geen echte verbetering van de besluitvorming. We zijn nergens een democratische meerwaarde. We zullen dit artikel dan ook zonder veel liefde goedkeuren.
We zijn uitermate tevreden dat de genderverplichting moet worden gerespecteerd en dat sancties kunnen worden uitgesproken tegen mensen die meer dan één voordrachtsakte ondertekenen.
Tot slot wil ik hier nog een bedenking naar voren brengen. De minister heeft het voorliggende ontwerp van decreet een minidecreet genoemd. Dat houdt in dat volgend jaar een maxidecreet moet volgen. Het minidecreet is vooral bedoeld om de verkiezingen ordentelijk te laten verlopen. Het was misschien beter geweest de rol van de OCMW-secretarissen en -ontvangers
in het komende maxidecreet te regelen. We maken een afspraak voor volgend jaar. Alle aangelegenheden die geen uitstaans met de verkiezing van het OCMW-bestuur hebben, moeten dan bespreekbaar zijn. Indien het hier een minidecreet betreft en indien het de bedoeling is pas later de grote problemen aan te pakken en de rol van het OCMW te herdefiniëren, moeten we klaar staan om deze uitdaging te aanvaarden. In afwachting van een maxidecreet zullen we vandaag een minidecreet goedkeuren.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de minister, overleg en raadpleging zijn twee belangrijke dingen en staan bij deze regering en deze meerderheid hoog in het vaandel. De regering en de meerderheid doen ook werkelijk aan overleg en raadpleging, maar hebben blijkbaar wel een probleem om de adviezen die daaruit voortvloeien, te volgen. U hebt daar bijna evenveel problemen mee als de minister van Onderwijs. Misschien valt dat alleen mij op.
U kunt er natuurlijk voor zorgen dat de zaken formeel worden gespeeld. Er kan dan eventueel een protocol van niet-akkoord komen en u kunt dan zeggen dat u toch uw zin doet. U kunt natuurlijk ook die adviezen verzamelen en vervolgens zeggen dat u een andere mening hebt.
Mijnheer de minister, u hebt dat opvolgingsprobleem met de VVSG en met de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. Ik hoop dat u ooit een ontwerp van decreet indient waarover de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur zegt dat het goed is en dat de visie goed is. Nu wordt er eerder gesproken in termen als onsamenhangend, haastwerk en een gebrek aan globale visie.
Een aantal leden van dit parlement zijn lid van de VVSG. Er wordt overleg gepleegd met de VVSG. Wanneer er een officieel advies komt, dan zegt die VVSG dat ze met een aantal zaken niet akkoord kan gaan.
Op een bepaald ogenblik verandert de VVSG ook het geweer van schouder. Dat gebeurt op verschillende manieren. Om te beginnen zegt de VVSG dat ze haar normale rol speelt in de adviesprocedure. Eens u een ontwerp hebt gemaakt dat de VVSG niet aanstaat, keurt de cel OCMW binnen de VVSG een actualiteitsmotie goed. Dat zijn dan de politiek verkozenen. Het zijn geen ambtenaren. Het gaat dan over mensen als mevrouw De Coninck, toch geen onbekende dame, die behoort tot een belangrijke meerderheidspartij in een belangrijke stad met een belangrijke sociale problematiek in Vlaanderen. Dat kan ik als simpel lid van de oppositie van dit parlement niet zomaar naast me neerleggen. (Rumoer)
U moet een en ander zelf maar invullen. Er is altijd ruimte voor interpretatie.
Indien men ondervindt dat er niet wordt geluisterd naar mevrouw De Coninck, wordt het voetvolk in stelling gebracht en worden de parlementsleden gebombardeerd met mails, faxen en dergelijke van secretarissen en ontvangers. Iedereen gebruikt natuurlijk de middelen die hij ter beschikking heeft, maar ik wil toch waarschuwen.
Het is iets te gemakkelijk om te zeggen dat we worden gestalkt door mensen die hun job willen veiligstellen. Dat zou zo zijn indien ze alleen zouden staan met hun protest. Ik stel echter vast dat wat de secretarissen en de ontvangers zeggen, wordt gesteund door een actualiteitsmotie van de afdeling OCMW's van de VVSG. Het protest komt dus niet alleen van personeelsleden, maar ook van politiek aangeduide mandatarissen.
Waar komt dit in feite voor een groot deel op neer? Wat hier voorligt, werd aangekondigd als een minidecreet. Toen de minister zei dat hij nog voor het reces een OCMW-decreet aan het parlement zou voorleggen, vroeg ik me toch af of men binnen de meerderheid wel klaar was met een visie. Ik was echt wel nieuwsgierig naar die visie, want uit de discussies over het Gemeentedecreet bleek toch wel dat er wat onduidelijkheid, om niet te zeggen onenigheid over was binnen de meerderheid. Ik was eigenlijk ontgoocheld dat het minidecreet slechts is wat het is, want na dit minidecreet moet er duidelijk een maxidecreet komen. Daarin zal dan de grote visie vervat zijn. Men heeft echter dat minidecreet niet beperkt tot wat echt noodzakelijk was, maar men heeft er vanalles en nog wat aan toegevoegd.
Natuurlijk zijn een aantal dingen belangrijk voor de aankomende verkiezingen op 8 oktober. Het is bijna 8 juli, dus drie maanden ervoor. Drie maanden voor de verkiezingen van 8 oktober gaat men nog een aantal regels, onder andere verkiesbaarheidsvoorwaarden, veranderen. Ik denk dat het moment waarop dit door dit parlement wordt goedgekeurd, eigenlijk niet kan. Drie maanden voor de verkiezingen verkiesbaarheidsvoorwaarden veranderen, kan in feite niet. Als ik dan nog vaststel dat men bepaald onverenigbaarheden die men al jaren hanteert gaat opheffen, dan denk ik dat dat niet verstandig is. Als trouwens een aantal hervormingen of veranderingen worden gecombineerd, dan kom je toch wel tot zeer moeilijke en eigenaardige situaties. Enerzijds zegt men bijvoorbeeld in artikel 4 dat een personeelslid van het OCMW gemeenteraadslid kan worden. In een ander artikel zegt men dat in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners de gemeentesecretaris ook secretaris van het OCMW kan zijn. Wees maar eens personeelslid van zo'n OCMW. Als personeelslid van het OCMW heb je een gemeentesecretaris, die eventueel ook OCMW-secretaris is en ben je volledig ondergeschikt aan de secretaris. Als OCMW-personeelslid-gemeenteraadslid beoordeel je eventueel de gemeentesecretaris, want normalerwijze moet men in een mandaatsysteem, meer dan vroeger, om de 6 jaar evalueren. Dan zit je als personeelslid-gemeenteraadslid toch wel een beetje in een eigenaardige situatie, en dan heb ik het alleen over de relatie ten overstaan van de gemeentesecretaris. Ik denk dat die twee dingen eigenlijk gewoon wat tegenstrijdig zijn, in een tegengestelde richting gaan.
Ik heb het dan nog niet gehad over belangenconflicten die er kunnen zijn, want in de gemeenteraad wordt er ook gestemd over de begroting van het OCMW. Ik denk dus dat op een ondoordachte manier een onverenigbaarheid wordt opgeheven, ook al zal het in de praktijk misschien zo'n vaart niet lopen en zullen de meesten verstandig genoeg zijn om zich bij die onverenigbaarheid in de feiten te houden. Werkelijk gezien, decretaal gezien, zetten we hier de poort open voor een toestand die volgens mij echt niet wenselijk is.
Daarnaast gaat men dan nog een aantal andere dingen invoeren. De gemeentesecretaris kan dus OCMW-secretaris worden en de gemeente-ontvanger kan OCMW-ontvanger worden. Ik ben van mening dat die functies niet zouden mogen worden vermengd.
Men kan natuurlijk zeggen dat de gemeentesecretaris, in de visie van de meerderheid, de manager is die alles kent van zowel de gemeente als het OCMW. Sommigen zeggen dat de manager enkel de touwtjes in handen moet hebben en dat anderen over de inhoudelijke kennis moeten beschikken. Ik denk dat dat een slechte benadering is.
In de praktijk zien we dat een goede gemeentesecretaris managerskwaliteiten heeft, kan delegeren en een beroep kan doen op de kennis van anderen, maar hij weet ook inhoudelijk en juridisch waarover het gaat. Een goede OCMW-secretaris is een goede manager, maar hij kent ook de inhoudelijke werking van het OCMW en de sociale wetgeving. Ik denk dat de inhoudelijke benadering van een OCMW iets anders is dan de inhoudelijke benadering van een gemeente. De functies van gemeente- en OCMW-secretaris kunnen we in de meeste gevallen niet zomaar mengen, als we geen inhoud willen verliezen.
Ik stel voor om de functies niet te mengen en de twee apart te bekijken. In een kleine gemeente met weinig OCMW-activiteit moet de OCMW-secretaris inderdaad geen hele staf ter beschikking hebben en kan hij meer zelfstandig werken.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Tavernier, inhoudelijk ben ik het met u eens, als u stelt dat beide een aparte opdracht hebben. Ik denk dat het de bedoeling van dit ontwerp van decreet is dat de gemeenten de autonomie krijgen om keuzes te maken. Ik stel vast dat men soms bevreesd is om autonomie aan de gemeenten te geven. We zeggen niet dat men iets moet doen, we zeggen dat gemeenten vrij zijn om het naar goeddunken in te vullen. Ik vind het niet meer dan logisch dat men de functies gescheiden houdt. Ik zou daar in mijn gemeente ook voor opteren, maar als decreetgever geven we de autonomie aan de gemeenten.
Mijnheer Van Dijck, u kunt het vanuit dat oogpunt bekijken. Zolang men geen fundamentele keuze heeft gemaakt over wat men met het OCMW wil en over de verhouding tussen het OCMW en de gemeente, stel ik voor om, voor de zaken die niet gewijzigd moeten worden, de huidige toestand te behouden.
We moeten een visie ontwikkelen over de gemeente en het OCMW, waarbij het mijn bekommernis is om een goed sociaal beleid uit te bouwen, zonder concurrentie tussen gemeente en OCMW. We weten dat er in de praktijk nog concurrentie is, die uiteindelijk zorgt voor een versnippering en verzwakking van het sociaal beleid. Ik ben bereid om hier in een volgende fase over te spreken, al dan niet in het kader van het zogenaamde OCMW-maxidecreet.
Mijnheer de minister, u hebt deze ambitieuze term gelanceerd. Mijnheer Maes, ik weet niet of de meerderheid die ambitie zal kunnen waarmaken. Na het horen van verschillende leden van de meerderheid, vrees ik daar een beetje voor.
Als de twee secretarisfuncties in één ambt worden verenigd, wat dan met de rest van het organigram? Ik denk dat de menging consequenties heeft, voor het organigram van zowel de gemeente als het OCMW. De vraag rijst wie het beleid aanstuurt.
Dit ontwerp van decreet is inderdaad te veel en te weinig. Het is te weinig als we het willen hebben over de visie op het OCMW ten overstaan van de gemeente. Het is ook te veel, want er staan een aantal dingen in die beschouwd kunnen worden als een voorafname.
Mijnheer Maes, ik hoor u graag zeggen dat een maxidecreet voor u betekent dat alles bespreekbaar is. Ik heb u goed begrepen. Dat betekent dat ook een aantal bepalingen die vandaag ter discussie staan, bespreekbaar zijn.
Het is toch wel hallucinant dat we nu al zeggen dat een aantal dingen weer bespreekbaar zijn en we die misschien volgend jaar in een andere richting kunnen sturen. Ik had liever gezien dat men zich had beperkt tot de noodzakelijke artikelen. We zijn in elk geval tegen de opheffing van een aantal onverenigbaarheden. Om die reden zullen we dit ontwerp van decreet absoluut niet goedkeuren. (Applaus bij Groen!)
De heer Van Eyken heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vandaag moeten we stemmen over een ontwerp van decreet, een minidecreet. De minister heeft in de commissie duidelijk gezegd dat het vooral bedoeld is om een aantal zaken te regelen in het licht van de installatie van de nieuwe OCMW-raden in januari. Het moet voor het reces worden goedgekeurd opdat alles behoorlijk zou kunnen gebeuren na de verkiezingen van oktober. Mijnheer de minister, daarmee heb ik geen enkel probleem.
Uw ontwerp van decreet heeft drie goede punten. Eerst is er het bijna laten samenvallen van de installatie van de OCMW-raad met die van de gemeenteraad. Dat de voordracht van de voorzitter moet worden ondertekend zodat er niet kan worden gesjoemeld, vind ik een verbetering. Het feit dat de OCMW-voorzitter lid kan worden van het college van burgemeester en schepenen, is maar een bevestiging van wat er al in het gemeentedecreet stond.
Er zijn ook andere zaken die verder gaan dan de politieke organisatie of het nemen van maatregelen zodat de raden in januari op een ordentelijke manier kunnen worden geïnstalleerd. Er zijn twee voorname punten die reeds in de commissie werden besproken. De laatste dagen hebben we daarover mails, faxen of andere mededelingen gekregen van OCMW-secretarissen. Het gaat in de eerste plaats over de mogelijkheid dat de gemeentesecretaris ook OCMW-secretaris en de gemeenteontvanger ook OCMW-ontvanger zou kunnen zijn in gemeenten tot 20.000 inwoners. Dat is een richting die men wenst aan te geven in de werking van de OCMW's. Het is een dichter bij elkaar brengen van het OCMW en de gemeente. Dat moet worden besproken bij het maxidecreet. Laat ons toch eens nakijken of dat wel realistisch is. Met wat ik tot nu toe heb gelezen en gehoord, denk ik dat dat niet realistisch is. Ik had daarover een amendement ingediend dat in de commissie werd weggestemd. Ik heb het opnieuw ingediend opdat dit niet zou worden opgenomen in het decreet maar zou worden uitgesteld tot na een grondige bespreking.
Nu geeft de regering immers de indruk te vinden dat de gemeentesecretaris, hoewel hij veel werk heeft, er nog wel terloops de functie van OCMW-secretaris bij kan nemen, als het ware als bijberoep. Kleinere gemeenten, met minder dan 20.000 inwoners, hebben inderdaad geen voltijdse OCMW-secretaris, maar over het algemeen is er wel een voltijdse gemeentesecretaris. Die persoon zal dus worden opgezadeld met bijkomend werk. Dat lijkt me niet mogelijk.
Dan is er de onverenigbaarheid voor de verkiezingen die wordt afgeschaft voor het personeel. Het lijkt me niet aanvaardbaar dat dit ontwerp van decreet de personeelsleden van de OCMW's de mogelijkheid geeft te zetelen als gemeenteraadslid, en omgekeerd. Als ervoor wordt gekozen dat de beide instanties nauwer gaan samenwerken, zullen er nog meer overlappingen zijn tussen de beide besturen en de beide politieke organen. Kiest men ervoor ze meer gescheiden te houden, dan lijkt het me mogelijk dat personeelsleden van het OCMW kunnen zetelen in de gemeenteraad. Dit voorstel gaat echter beide richtingen tegelijk uit.
De heer Van Dijck merkte op dat dit allemaal mogelijk is, maar dat het aan de lokale besturen wordt overgelaten om autonoom te beslissen van die mogelijkheid gebruik te maken. Als decreetgever moeten wij nochtans het kader geven waarbinnen ze moeten werken. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Er moet toch een bepaalde lijn zijn. De regering moet weten welke richting ze uit wil met de OCMW's. Mij lijkt het beter dat het OCMW onafhankelijk is van de gemeente, en er duidelijk van gescheiden. Dan moet dat ook duidelijk worden bepaald, en dan mag niet de mogelijkheid worden opengelaten dat de gemeentesecretaris ook andere dingen kan doen. Er moet een visie zijn ter zake. Ik hoop dat het maxidecreet daar wel een antwoord op zal bieden.
Ten slotte vind ik het een voorbeeld van slecht bestuur dat er hier drie maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen nog wordt gesleuteld aan het verkiezingsstelsel. Deze namiddag staat er nog een voorstel van decreet op de agenda dat dat ook doet. Dan gaat het over de verdeling van de pot lijststemmen. Ik vind dat alles een beetje laat.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog een aantal puntjes onder de aandacht brengen en een aantal specifieke vragen stellen aan de minister. Het lijkt me immers belangrijk dat hij een en ander nogmaals belicht in deze plenaire vergadering.
Dit ontwerp van decreet bevat zeer veel goede elementen, waarvoor dank. Het zal de samenwerking tussen OCMW en de gemeente, onder meer door het toevoegen van de voorzitter aan het college, ten goede komen. De praktijk zal moeten uitwijzen of dit alles haalbaar is. Dan denk ik vooral aan agendabepalingen en dergelijke. Ik zie er echter zeker de meerwaarde van in.
Een element dat moet worden verduidelijkt, omdat er nog steeds discussie over bestaat, ook binnen de sector, is de vraag of, indien de voorzitter wordt toegevoegd aan het schepencollege en geen lid is van de gemeenteraad, hij ook nog andere bevoegdheden kan hebben dan die van OCMW-voorzitter. Dan denk ik aan Sociale Zaken of - waarom niet - aan Begroting. Dan wordt dat een superportefeuille.
Een ander punt is de overgangsbepaling specifiek voor de raadsleden van deze legislatuur, die nodig is omdat de huidige legislatuur met drie maanden is ingekort. Op de kwestie van de beloning hoef ik niet in te gaan, want u bent daarmee bezig, maar er is ook een overgangsbepaling nodig voor de vaststelling van de anciënniteit van de raadsleden van de huidige legislatuur. Bijvoorbeeld ikzelf zal een volledige legislatuur uitgezeten hebben, maar als ik bij de volgende verkiezingen opnieuw kandidaat ben voor de OCMW-raad, dan zal bij gelijkheid van stemmen iemand die zitting had tijdens de volledige voorgaande legislatuur, dus voor de huidige, voorrang krijgen omdat hij drie maanden meer anciënniteit heeft. Toch hebben we beiden een volledige legislatuur gedaan. Daarvoor is een overgangsbepaling nodig.
Ik sluit me ten slotte aan bij de bezwaren tegen een ruimere behandeling dan de afstemming op het gemeentedecreet alleen. Ik ben er altijd van uitgegaan dat er nu een afstemming zou gebeuren en dat het vooral zou gaan over bestuurlijke aangelegenheden. Het is dan ook jammer dat we nu bepalingen zoals die in de artikelen 37 en 38 opnemen in het decreet. Die dingen kunnen perfect ook worden opgenomen in het maxidecreet.
Dat zal trouwens een heel moeilijke evenwichtsoefening worden. In alle fracties blijken alle verschillende meningen vertegenwoordigd te zijn. Daarom is het extra jammer dat we die bepalingen nu opnemen. In een discussie moet een constructieve open sfeer heersen. Dat die bepalingen nu al worden opgenomen, wekt zoals blijkt uit de stroom van berichten die we ontvangen, ten minste het vermoeden dat dit een voorafname is op de discussie. We hadden er beter aan gedaan dat niet in dit decreet op te nemen.
Ik sluit me ook aan bij de vraag om alle bepalingen in dit minidecreet over personeelszaken opnieuw in de discussie over het maxidecreet te betrekken. Ook de VVSG vraagt dat, en ik doe dan ook een warme oproep aan de minister om op die vraag in te gaan, zodat we de juiste sfeer creëren om de discussie aan te vatten. Het is jammer dat we dit hebben opgenomen, maar ik betreur het eveneens dat de VVSG wat laat reageert.
Mijnheer Tavernier, het is ook niet correct dat de VVSG niet heeft gereageerd. Ze heeft dat wel gedaan op de eerste ontwerpen en daar is zeer veel rekening mee gehouden. Dit punt is echter nooit zo sterk als een probleem naar voren geschoven. Het is eigenlijk jammer dat ze nu zo laat nog initiatieven nemen, maar ik onderschrijf wel dat artikel 37 en 38 eigenlijk niet in deze oefening thuishoren.
Mijnheer Dehaene, u bent, net als alle leden van de commissie, in het bezit gesteld van de adviezen van de VVSG en de Hoge Raad. In elk stuk wordt van in het begin en bij herhaling gezegd dat er geen voorafname mag gebeuren en dat dit moet worden uitgesteld om het op te nemen in een volgend ontwerp van decreet. Er werd wel degelijk op gewezen dat die bepalingen hier niets komen doen, en dat dit haastwerk is. De heer Tavernier heeft daaruit geciteerd. Dat hebben we niet uitgevonden. Het komt uit de eerste adviezen en verslagen van zowel de VVSG als de Hoge Raad. De bewering dat ze nu pas zouden reageren, is dan ook wat bij het haar getrokken.
Het gaat niet over die documenten.
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u voor de geanimeerde betogen. We hebben over dit ontwerp vrij uitvoerig gediscussieerd in de commissie en we hebben er ook een hoorzitting aan gewijd. De VVSG heeft tijdens die hoorzitting haar visie kunnen uiteenzetten, en we hebben toen met haar vertegenwoordiger een debat kunnen voeren.
Mijnheer Tavernier, als er iemand is die geen probleem heeft met overleg, dialoog en het inwinnen van advies, dan ben ik dat. Ik moet me daarvoor niet forceren. Degenen die me goed kennen, weten dat dit waar is, maar iedereen heeft een eigen rol en de VVSG speelt haar rol als belangenbehartiger van de lokale besturen.
Het viel iedereen die in de commissie aanwezig was op dat het advies werd uitgebracht door de ambtenaren tewerkgesteld in de OCMW's. Hun mening kan nogal eens verschillen van die van de politieke mandatarissen die verantwoordelijkheid dragen. De afwijkende of niet-gelijklopende mening wordt gegeven onder het label van de VVSG waardoor soms een bepaalde autoriteit wordt gegeven aan de uitspraken, maar die toch gedeeltelijk genuanceerd moet worden.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u kunt gelijk hebben voor wat betreft de persoon die naar de commissie is gekomen, maar die is aangeworven door de VVSG. Ik verwijs in de eerste plaats naar de actualiteitsmotie die werd goedgekeurd. Voor zover ik weet, wordt over die moties niet gestemd door ambtenaren, maar wel door politieke vertegenwoordigers van de OCMW's zelf.
Neen, er is hier duidelijk sprake van een misverstand. De reactie kwam van drie mensen die tewerkgesteld zijn in het OCMW, niet van politiek verkozenen of mensen die namens de politiek waren gemandateerd. Het ging over functionarissen, over OCMW-ambtenaren. Op zich is daar niets mis mee, maar alles moet in de juiste context worden gesitueerd. Het was voor een stuk een pleidooi pro domo. Ik ga er straks dieper op in.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tavernier, ik heb een opmerking in verband met de motie. De heer Dehaene en ikzelf waren aanwezig en we kunnen bevestigen dat drie vierden van de aanwezigen bestond uit secretarissen en mensen van de administratie, niet uit politici. Ik kan u de lijst met aanwezigen bezorgen. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
De heer Tavernier zei dat het om politici ging, maar toen de motie werd goedgekeurd waren drie vierden van de aanwezigen mensen van de administratie.
In de eerste plaats beschikt men over een mandaat. In de tweede plaats was er niet alleen de stemming, maar zijn er ook de ondertekenaars en dat zijn geen ambtenaren.
Mijnheer Tavernier, ook voor wat dat betreft, ga ik het debat met niemand uit de weg, maar iedereen heeft zijn rol en zijn functie. De VVSG en de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur hebben een mening, maar het gaat daarbij niet om wiskunde: veel heeft te maken met visie. Uiteindelijk zijn het nog altijd de democratisch verkozenen van dit Vlaams Parlement die bepalen wat er uiteindelijk wordt beslist. Met betrekking met visie, beschikt niemand over het monopolie van de alwetendheid. Iedereen vertrekt vanuit zijn inzicht en ervaring. Het kan dus soms zo zijn dat ambtenaren over bepaalde zaken een andere mening hebben dan politieke mandatarissen.
Ik kom tot het discussiepunt over de secretarissen. Als de discussie helemaal wordt gereconstrueerd, wordt ze bijna surrealistisch. Ik ben zelf een gemeentenaar en ik word bijna permanent aangesproken door bijna alle fracties en door mensen die me opmerken dat inzake de lokale besturen twee zaken belangrijk zijn: extra geld indien dat mogelijk is en lokale autonomie. Herstappe is inderdaad Antwerpen niet en Kortessem is Gent niet. Er is een schaalverschil en dus moeten meer mogelijkheden worden geboden voor lokaal maatwerk. Die opmerkingen zijn aan geen dovemansoren gezegd. Het betreft een opinie die ook hier een breed draagvlak heeft.
Nu gaan we in op het verzoek. Voor wat het OCMW betreft, leggen we de lat bij 20.000 inwoners, want hetzelfde criterium geldt ook voor de financiële beheerders, de ontvangers. De mogelijk wordt geboden. Het gebruikte werkwoord is dus 'kunnen', niet 'moeten'. Dat werd altijd bepleit door de VVSG en door al degenen die opkomen voor de belangen van de lokale besturen. De keuze wordt geboden aan de betrokkenen zelf. Ik merk daarbij op dat er geen discussie kan bestaan over degenen die vandaag in functie zijn: die mensen behouden hun functie als secretaris.
We zeggen tegen de mandatarissen dat dat zo in het gemeentedecreet staat, en dat we tot meer synergie willen komen tussen gemeenten en OCMW's. We willen dat doortrekken tot alle functies, van hoog tot laag, maar het moet lokaal worden beslist. Zowel de gemeenteraad als de OCMW-raad moet akkoord gaan. Er wordt niet getornd aan de rechten van de ambtenaren.
Gisteren kreeg ik het beeld van de verzuurde Vlaming voor ogen. Eigenlijk hebben we niet te klagen. We hebben het nooit zo goed gehad, maar overmorgen kan het misschien slechter gaan. Daarom ben ik heel boos. Ik kreeg een telefoon van een vrouwelijke OCMW-secretaris. Ik vertelde haar dat iedereen pleit voor lokale autonomie, dat ik een ronde van Vlaanderen heb gedaan om het gemeentedecreet voor te stellen en dat ik applaus kreeg van mensen van verschillende strekkingen voor de toepassing van die lokale autonomie. Nu zegt men mij: 'Luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden.' Die mevrouw bezwoer me de lokale autonomie niet in de praktijk te brengen.
Ik heb haar gezegd dat de functie van de secretaris die zijn verantwoordelijkheid neemt, en die geen tijd heeft om er nog zaken bij te nemen, in de toekomst niet wordt geschrapt. Daar is geen sprake van. Zowel in gemeentebesturen als in OCMW-besturen houden de leidende ambtenaren vaak de politieke mandatarissen bij de hand. Die mandatarissen fungeren soms onbewust en ongewild als spreekbuis voor de leidende ambtenaren.
Ik heb respect voor ieders opinie. Een journalist gebruikte de uitdrukking: 'Dit is toch een sof.' Dat is het ook. Dat mensen met die universitaire achtergrond, op dat niveau en met die verantwoordelijkheid een vals beeld willen creëren, vind ik heel jammer.
We beginnen nu aan een uitgebreid OCMW-decreet dat in juni volgend jaar klaar moet zijn. Een deel van het OCMW is nog steeds federale materie. Daar hebben we geen greep op. We willen ons met dat decreet toeleggen op het inhoudelijke, het financiële en het personeelsmatige, met de artikel XII-verenigingen, de ziekenhuizen, de bejaardentehuizen, de rusthuizen enzovoort. We zijn al besprekingen begonnen met de VVSG. We zullen daarover ook een werkgroep oprichten met de administratie en met alle betrokkenen die ons advies kunnen geven.
Ik begrijp de reacties eigenlijk niet goed. Misschien wil Vlaanderen autonomie, maar niet als ze te dicht komt, omdat mensen schrik hebben voor de verantwoordelijkheid en de consequenties die daaruit voortvloeien. De politieke mandatarissen hebben die schrik niet. Ze zijn bereid om die verantwoordelijkheid te nemen. De stem van de democratisch verkozenen moet de doorslag geven. Ik houd rekening met ieders mening, maar dan moet men met goede argumenten aankomen. Ik heb nergens gezegd dat die functie van OCMW-secretaris wordt geschrapt.
Iemand zei me dat ik het OCMW wil afschaffen. Dat is helemaal bij het haar getrokken. Tijdens mijn ronde van Vlaanderen heb ik het vaak gezegd: dat wil ik absoluut niet.
Ik wil alleen meer synergie. Dat is een goede zaak die bovendien ook budgettair interessant is. Immers, wanneer we bepaalde zaken samen kunnen laten doen op het niveau van gemeente en OCMW, dan houden we meer geld over voor inhoudelijk sociaal beleid. Er is dus geen enkele verliezer, er zijn alleen maar winnaars.
We hebben in de commissie een interessant debat gevoerd over de mogelijkheid die wordt geboden aan OCMW-personeel om zitting te nemen in de gemeenteraad en aan gemeentepersoneel om lid te worden van de OCMW-raad. Mijn visie is dat we de democratie maximaal moeten laten spelen. Uiteindelijk moeten die mensen nog altijd verkozen worden. Men doet soms alsof een ambtenaar die op de lijst staat, de stemmen zomaar binnenrijft. Hij zal zich echter eerst bij de kiezer moeten bewijzen. Bovendien staan in alle gemeenten en op alle lijsten mensen die vandaag werken in de gemeentelijke of OCMW-administratie.
Sommigen hebben het over de onafhankelijkheid. Vandaag werken ook naaste familieleden van gemeentelijke en OCMW-verantwoordelijken binnen de gemeentelijke en OCMW-administratie, alsof dat geen problemen zou kunnen geven bij evaluaties en dergelijke meer. Het is ook mogelijk dat de partner of echtgenoot van bijvoorbeeld de gemeentesecretaris lid is van de gemeenteraad. Ik ga ervan uit, maar dat is met een knipoog, dat zij in de week voor de gemeenteraad ook apart slapen. Ik pleit hier dan ook voor enige nuancering.
De voorzitter van het OCMW kan vanaf de volgende legislatuur, 2007-2012, toetreden tot het schepencollege. Dat toont aan dat ik het OCMW een warm hart toedraag. Dat betekent een opwaardering van het politiek soortelijk gewicht van zowel het voorzitterschap van het OCMW als de instelling zelf. Het merendeel van de lokale besturen bevindt zich vandaag in landelijk Vlaanderen. De functie van een OCMW-voorzitter wordt qua prestige en uitstraling nog altijd lager ingeschat als die van een schepen. Nochtans is de voorzitter van het OCMW na de burgemeester de belangrijkste politieke mandataris in de gemeente. Deze beslissing kan dus de uitstraling en het gewicht van de instellingen en van het voorzitterschap alleen maar ten goede komen. Wat de ondervoorzitters betreft, is er het voorbeeld van Antwerpen. Dat geldt ook voor de andere centrumsteden. We hebben vandaag, als gevolg van de gemeentefusies medio jaren '70, te veel schepenen. Bij de OCMW's daartegen zitten we met een democratisch deficit. Daar wordt de werking bezield door één persoon, met name de voorzitter. Ondervoorzitters zouden die taak kunnen verlichten wat de kwaliteit van het beleid alleen ten goede kan komen.
Mijnheer Dehaene, een voorzitter van het OCMW die zelf niet verkozen is als gemeenteraadslid en die zitting heeft in het college, kan ook andere bevoegdheden hebben zoals toerisme, ruimtelijke ordening, financiën, begroting, cultuur enzovoort. Over die punten kan hij worden bevraagd op de gemeente, niet over de OCMW-dossiers.
Wat de overgangsbepaling voor de raadsleden betreft, zoek ik samen met federaal minister Bruno Tobback, hoe we een aantal pijnlijke situaties kunnen voorkomen.
Mijnheer Dehaene, u had het ook over de anciënniteitsbepaling. Vijf jaar en negen maanden is geen zes jaar. Ik kan de kalender niet veranderen. We zijn wel bevoegd voor de eretitel. Vandaag moet je een volledige termijn hebben uitgezeten als voorzitter van het OCMW om nadien, wanneer je niet meer in functie bent en niet meer actief aan politiek doet, de titel van erevoorzitter van het OCMW te krijgen. Hier kunnen we wel maatwerk verrichten en via een ingreep zorgen voor een gelijkschakeling.
Maar als op een bepaald moment mensen met elkaar in concurrentie treden voor een mandaat van OCMW-raadslid, dan kan ik die 3 maanden er niet zo maar bij toveren. Wat dat betreft, moeten we de wetgeving en de rechtsstaat respecteren.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik hiermee op de belangrijkste punten heb geantwoord. Indien nodig, ben ik natuurlijk altijd bereid om op specifieke vragen in te gaan. Het is vooral de bedoeling geweest om met dit decreet een ordentelijke start van de nieuwe OCMW's en de OCMW-raden mogelijk te maken en om de principes die in het op 15 juli 2005 goedgekeurde Gemeentedecreet staan ook door te voeren in het OCMW-decreet. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de minister, ik heb nog één kleine vraag. De norm van 20.000 inwoners is natuurlijk arbitrair. Ik kan me indenken dat dit punt via de uitvoeringsbesluiten kan worden verfijnd. Zijn daar plannen voor?
Die plannen zijn er niet. Ook in dat geval speelt de lokale autonomie. Als men in Zemst, of waar dan ook in Vlaanderen, vindt dat het niet goed is dat er een gecombineerde functie van gemeente- en OCMW-secretaris zou bestaan, dan is dat voor mij geen probleem. Als in een gemeente met 10.000 inwoners wordt gesteld dat er een aparte OCMW-secretaris nodig is omdat hij veel belangrijk werk te doen heeft, dan is dat voor mij evenmin een probleem. Daar speelt de gemeentelijke autonomie, de eigen verantwoordelijkheid. De beslissingen daarover moeten worden genomen op het niveau van de gemeenteraad, op het niveau van de OCMW-raad. Wie ben ik om in te grijpen op dat vlak? De democratisch verkozenen in de betreffende gemeente kunnen dat best zelf doen.
Mijnheer de voorzitter, ik volg de heer Dehaene als hij zegt dat het criterium van het aantal inwoners arbitrair is bepaald. Meer nog, het is een erg eenzijdig criterium. Voor de OCMW zijn er andere criteria, zoals het beschikken over een rusthuis.
Mijnheer Dehaene, ik wil u echter wel waarschuwen. Ik volg u niet als u aan de minister vraagt om te zorgen voor een verfijning of om eventueel andere criteria te gebruiken. Over die andere criteria oordeelt het parlement en niet de minister.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
(Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 870/1).
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 4 en 5. De stemmingen over de amendementen en de artikelen worden aangehouden.
De artikelen 6 tot en met 9 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot invoeging van een nieuw artikel 9bis. De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De artikelen 10 tot en met 36 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 37 tot en met 43. De stemmingen over de amendementen en de artikelen worden aangehouden.
Artikel 44 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 45. De stemmingen over het amendement en het artikel worden aangehouden.
De artikelen 46 tot en met 53 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.