Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Mevrouw Van Kerrebroeck heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, dit zeer korte decreet had gisteren kunnen worden afgerond en goedgekeurd in de commissie voor Onderwijs. Het gaat hier immers om een decreet over 41 projecten die zeer belangrijk zijn om nieuwe pedagogische concepten uit te testen die vooral het technisch en het beroepsonderwijs willen valoriseren. We weten dat het onderwijs in Vlaanderen dat meer dan nodig heeft. De pogingen tot vertraging van de oppositie zijn louter politieke spelletjes, vakantiespelletjes, die niets maar dan ook niets met de inhoud te maken hebben.
De scholen zijn vandaag volop bezig het nieuwe schooljaar voor te bereiden, en het is overduidelijk dat elke vertraging de belangen van de scholen en vooral van de leerlingen en ook van de leerkrachten, schaadt. In naam van heel het onderwijs in Vlaanderen betreur ik dit en wil ik dit sterk aanklagen. (Applaus bij CD&V)
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, als dit ontwerp van decreet inderdaad wordt besproken bij hoogdringendheid, zelfs met als argumentatie de bedenkingen van mevrouw Van Kerrebroeck, dan stel ik voor dat dit parlement nu met vakantie gaat. Dat zou namelijk betekenen dat het parlement niets meer te zeggen heeft, dat het alleen nog decreten kan bekrachtigen.
Mag ik u toch even onderbreken, mijnheer Tavernier? Het parlement heeft vanmorgen bij eenparigheid de hoogdringendheid goedgekeurd.
Ja, daar wou ik net toe komen. Die eenparigheid behoort natuurlijk tot de truken van de foor. De meerderheid doet wat ze denkt te kunnen doen. Daarom wil ik zowel over de inhoud als over de hoogdringendheid toch wel even iets zeggen. Ik veronderstel dat de collega's de hoogdringendheid te goeder trouw hebben goedgekeurd. Ik veronderstel dat de meerderheid goed wist waarover ze heeft gestemd. Maar ik wil het toch nog eens uitleggen.
Waarover gaat het uiteindelijk, collega's? We hebben inderdaad de proeftuinen, een aantal projecten in het onderwijs waarbij afwijkingen van de regelgeving worden toegestaan en eventueel extra middelen worden toegekend. In het verleden zijn er projecten gestart zonder decretale basis. Uiteindelijk werd in december die decretale basis gecreëerd. Een van de bepalingen in dat decreet was de volgende: alle projecten die al gestart zijn, worden automatisch geacht in orde te zijn, of ze nu beantwoorden aan de criteria uit het voorliggend decreet of niet. Ik heb daarnet gezegd dat dit parlement evolueert naar een bekrachtigingsinstelling, welnu, dat was een sterk staaltje van bekrachtigen.
Het decreet zegt dat de projecten in de toekomst jaarlijks moeten worden vastgelegd bij ministerieel besluit of bij besluit van de Vlaamse Regering. Dat moet echter worden gerapporteerd aan dit parlement. Ik geloof dat het op basis van een amendement van mij is dat men de formule heeft aangepast. De besluiten moeten dus door het parlement worden bekrachtigd vooraleer ze in werking treden. Men heeft dus toch nog een controlemechanisme ingebouwd, zodat het parlement toch nog iets te zeggen heeft.
Waarmee worden we nu echter geconfronteerd? We worden geconfronteerd met een besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni, dus 7 dagen voor het einde van het schooljaar, dat betrekking heeft op projecten die moeten beginnen op 1 september. En nu mag het parlement die gaan bekrachtigen. Volgens de resolutie van de heer De Meyer, waar daarnet naar werd verwezen, moest alles in verband met onderwijs dat in werking moet treden op 1 september, in het parlement worden ingediend vóór 1 mei.
Mijnheer de minister, u hebt daarnet gezegd dat we ons geen zorgen moeten maken en dat we, als we ons vooruitgangspad volgen, er ooit zullen geraken. Maar dan had u het wel over het decreet betreffende het onderwijs XVI. U was vergeten dat dit dossier er nog aankwam. Als we dat pad volgen, zullen we elk jaar later zijn en zullen we desnoods tot 31 augustus zaken bekrachtigen die in werking moeten treden op 1 september.
Men kan zeggen dat we hier niet moeilijk over moeten doen en dat het gewoon zeer interessante en belangrijke projecten zijn die moeten kunnen starten op 1 september. Voor onderwijs hebben we in Vlaanderen één groot adviesorgaan, de Vlaamse Onderwijsraad, afgekort VLOR. Ik raad alle collega's die de hoogdringendheid steunen aan om even hun documenten te lezen. De VLOR is zeer kritisch ten overstaan van de procedure die werd gevolgd en ook ten overstaan van een aantal projecten. Moeten we ons daar niets van aantrekken?
Als we het hebben over projecten in het onderwijs, is het belangrijk dat de mensen die het moeten doen voor de klas en in de school kunnen volgen. Bij de behandeling van het decreet in december werd duidelijk gezegd dat we rekening moeten houden met de participatie. Mijnheer de minister, u, de meerderheid en iedereen heeft toen gezegd dat participatie belangrijk is. Het personeel dat het moet doen, moet betrokken zijn. Dat is een conditio sine qua non voor het slagen van een aantal projecten.
Als ik kijk naar de protocollen die gesloten werden met de representatieve vakbonden van het onderwijzend personeel, stel ik vast dat de vakbonden zeggen dat ze een hele reeks opmerkingen hebben. Het kan zijn dat de meerderheid, de mensen van meer socialistische of van meer ACV-strekking, zeggen dat de tijd voorbij is dat naar vakbonden werd geluisterd en dat ooit, goedbedoeld, protocollen werden afgesloten en overleg werd gepleegd, maar dat het enkel gebeurde om een verslag van akkoord of niet-akkoord te hebben.
De VLOR maakt belangrijke opmerkingen, de representatieve vakbondsorganisaties zeggen zelfs vlakaf dat ze er negatief tegenover staan en ook de inrichtende machten maken opmerkingen. Daarop zeggen wij dat we het punt bij hoogdringendheid door het parlement jagen, om op 1 september een aantal nieuwe zaken te starten of bestaande zaken te continueren. Ik vind dat dat absoluut niet kan! (Applaus bij Groen! en het Vlaams Belang)
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil het niet hebben over de inhoud, maar wel over de manier van werken. Ik weet dat men de behandeling bij hoogdringendheid kan vragen, maar men doet dat op een manier die niet serieus is. U kunt − om 10 uur 's morgens − zeggen dat de afwezigen ongelijk hebben, om dan eenparig te besluiten dat het punt bij hoogdringendheid behandeld zal worden, als aanvulling van de agenda.
Mevrouw Van Kerrebroeck, u hebt gezegd dat gisteren in de commissie vakantiespelletjes werden gespeeld. Mijnheer Tavernier, u hebt gelijk. Men moet maar eens het advies van de Raad van State lezen. Daarin staat dat de wijze waarop besluiten worden bekrachtigd voor projecten die in feite al aan de gang zijn, neerkomt op een regularisering, wat in strijd is met artikel 24, paragraaf 5, van de Grondwet.
De Raad van State heeft zelf een uitweg gesuggereerd. Op het einde van het advies stelt de Raad dat het parlement van het besluit een decreet kan maken, om − en ik citeer letterlijk de Raad van State − de fictie hoog te houden dat de decreetgever niet zijn bevoegdheden heeft afgestaan op een manier die volgens de Grondwet niet kan.
Dat is al een aantal jaren bezig, mijnheer de voorzitter. Wij laten dit niet meer passeren. We hebben hoorzittingen gevraagd en gekregen. Als eenderde van de commissie daarom verzoekt, moeten er hoorzittingen zijn. Die hoorzitting met de koepels zal morgen plaatsgrijpen in de commissie om 9 uur, dat is gisteren in de commissie afgesproken. Er is een reflectienota aangekondigd. Ik vraag me af of men hier vandaag de hoogdringende behandeling kan vragen van een ontwerp van decreet dat in de commissie in behandeling is, waar hoorzittingen over zullen plaatsgrijpen en waarover een reflectienota is aangekondigd. Als dat kan, mijnheer de voorzitter, kunnen we de boel hier sluiten. Dan kunnen het parlement en de oppositie niets meer doen, want dan kan men bij elk ontwerp van decreet waar er hoorzittingen over worden gevraagd en waar er een reflectienota over aangekondigd wordt, de dag nadien in de plenaire om 10 uur 's morgens een wijziging van de agenda komen vragen en de hoogdringende behandeling van het ontwerp van decreet vragen.
Mijnheer de voorzitter, gelet op de hoorzittingen die toegestaan zijn en waarover er afspraken zijn gemaakt, gelet op het feit dat er een reflectienota is ingediend, en dan heb ik het niet over de inhoud en de manier van werken, kan men dit ontwerp van decreet niet laten passeren bij hoogdringende behandeling. Mijnheer de voorzitter, gelet op de situatie zoals ik ze heb geschetst, en waar men allerlei andere politieke bedenkingen kan bij maken, zou ik van u willen weten of dit wel degelijk kan.
Men heeft gebruik gemaakt van het reglement dat in artikel 46 deze werkwijze toelaat. Ik heb er mijn bedenkingen bij of dit een ideale werkwijze is, maar ze is mogelijk. Daarnet heeft mevrouw Van Kerrebroeck het belang onderlijnd om dit te doen. In deze procedure is voorzien in het reglement. Als men deze procedure niet goed vindt, moet men het reglement veranderen. Het volstaat dat een meerderheid hier de hoogdringendheid goedkeurt.
Mijnheer de voorzitter, u weet wat de geest is van de hoogdringende behandeling, namelijk wanneer een stuk wordt ingediend en men vindt het heel dringend, men dan beslist om niet via de commissie te gaan maar het hoogdringend in de plenaire te bespreken. Nu wordt daar misbruik van gemaakt om de rechten van de oppositie te fnuiken. Als men het reglement zo interpreteert, kunnen morgen alle ontwerpen van decreet, als men vindt dat de behandeling ervan een beetje te lang duurt in de commissie, in de plenaire zitting worden gebracht. Dan kan men de hoorzitting en alles wat in de commissie is afgesproken, ook met eenparigheid van stemmen, de dag nadien weggooien en het even in de plenaire afwerken. Dat is geen manier van werken, het is minstens een verkrachting van de geest van het reglement. Dat zijn de feiten. Daarvoor is de spoedbehandeling niet in het reglement opgenomen. Dan moeten we geen afspraken meer maken in de commissie. En de reflectienota die is aangekondigd, valt die dan ook weg?
Door het feit dat we hier deze morgen de goedkeuring hebben gegeven om het nu op de agenda te zetten, vervallen uiteraard de werkzaamheden van de commissie. Ik heb alleen maar te zeggen dat deze mogelijkheid in het reglement staat, men heeft daar gebruik van gemaakt.
Dan maak ik ook gebruik van het reglement en vraag een wijziging van de agenda om het punt te verdagen en vraag nu de stemming daarover.
Mijnheer de voorzitter, u hebt hoogstens zeer formeel gelijk. Het kan inderdaad. In de geest is dit echter compleet onmogelijk. Ik wil aan de minister en de leden van de meerderheid van de commissie zeggen, en de minister heeft het daarnet nog gezegd, dat ondanks alle discussies, er een constructieve houding is van iedereen in de commissie. Met dit soort manoeuvres gaan we terug naar af en komen we tot een totaal andere verhouding in de commissie.
Er zijn bepaalde afspraken gemaakt. Gisteren werd ik in de minderheid gesteld in de commissie. Ik heb daar trouwens geen stemrecht, maar ik heb er wel iets te zeggen. Als men hiermee doorgaat, zal het gedaan zijn met die constructieve houding.
Als mevrouw Van Kerrebroeck zegt dat er op 1 september een aantal belangrijke dingen in werking moeten treden, en dat die een decretale basis moeten hebben, dan wil ik haar vragen hoe het komt dat er hier sprake is van tijdsnood. Heeft dat iets te maken met de houding van de commissie, de discussies in de commissie of de werking van dit parlement? Neen, dat heeft alleen iets te maken met het feit dat dit ontwerp van decreet te laat is ingediend. Dat heeft niets te maken met de mensen in de commissie. Men mag de zaken niet omdraaien. (Applaus bij Groen! en het Vlaams Belang)
Ik wil hoe dan ook vragen dat dit niet nu zou worden behandeld, maar op een ander ogenblik. Als deze procedure voort wordt gevolgd en niet wordt opgeschort, en de normale werkwijze in de commissie niet wordt gevolgd, zal ik straks mijn tijd nemen om de zaken ten gronde te bespreken.
Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn agenda voor morgen ook gewijzigd. Ik heb aan de voorzitter van de commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie gevraagd andere schikkingen te treffen wat mijn bijdrage tot de werkzaamheden daar betreft, daar er is afgesproken dat er een hoorzitting zou worden gehouden in de commissie voor Onderwijs en ik mijn tijd moet nemen voor een grondige bespreking na die hoorzitting.
Die grondige bespreking is nodig omdat, zoals ik gisteren al heb gezegd in de commissie, wat wordt gevraagd aan het parlement geen formaliteit is. Het parlement kan wijzigingen aanbrengen aan dat besluit. Het parlement is niet gedwongen om door die techniek dat besluit te nemen of te laten. Het parlement heeft hier de volledige bevoegdheid.
Toen de oppositie hoorzittingen vroeg, heeft ze mij daar niet over gehoord. Ik heb mijn agenda voor morgen leeggemaakt om na die hoorzittingen uitgebreid van gedachten te kunnen wisselen met de commissie over de inhoud van de zaak. Daarna heb ik echter vernomen dat de oppositie nu reeds, zonder te wachten op die hoorzitting, de techniek van de reflectienota wil gebruiken, zodat er nog eens tien dagen verstrijken en dit onmogelijk te regelen is voor het begin van het schooljaar. Blijkbaar is het dus niet de bedoeling om inhoudelijk te discussiëren. Blijkbaar is het de bedoeling om het begin van het schooljaar in de war te sturen. Dat stel ik vast. (Opmerkingen)
Mijnheer Tavernier, dat is hier niet te laat ingediend door een of andere vergetelheid. U vindt dat we met de sector moeten spreken. Het is net omdat we zo grondig en langdurig met de sector spreken dat al die onderhandelingen zo lang duren, en dan nog eindigen we zonder een akkoord met een aantal betrokkenen. We hebben dat besluit waarover het gaat, langdurig besproken en eraan geschaafd aan de hand van opmerkingen uit de sector. Daarom duurt dat lang. Als in die hele cyclus van besluitvorming, van overleg, onderhandelen, schrijven en bespreken, de oppositie dan niet bereid is om op een normale wijze te werken, maar naar uitzonderlijke instrumenten als een reflectienota grijpt om de zaak tegen te houden, dan vraag ik me af waarmee we bezig zijn. Daarmee dient u de VLOR ook niet.
Ik vind overigens dat er een zekere tegenstrijdigheid is tussen wat u daarnet zei over de DBFM-constructie en wat u nu zegt. Daarnet vond u het een beetje verdacht de onderwijsnetten te betrekken als het gaat een operatie van 1 miljard euro. Dat rook naar verzuiling. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Nu blijkt u het echter een probleem te vinden dat we niet volledig volgen wat de onderwijsnetten zeggen binnen de VLOR.
Mijnheer de voorzitter, hier wordt beweerd dat een aantal projecten voor 1 september in gevaar wordt gebracht. Mijnheer de minister, als het parlement op welk moment dan ook uw ontwerp van decreet niet goedkeurt - al is dat een theoretische beschouwing - dan zit een aantal scholen ook met een probleem. Wat me stoort, is de vanzelfsprekendheid, ook bij het vorige decreet dat we hebben besproken, waarmee aan scholen al wordt meegedeeld dat het in orde is en dat er alleen nog moet worden gestemd in het Vlaams Parlement - dat het parlement eigenlijk alleen nog 'ja' moet zeggen.
Wie zegt dat het Vlaams Parlement op 12 of 13 juli met reces moet gaan? Als we een week langer blijven, dan zijn die projecten ook niet in gevaar. Wie speelt er vakantiespelletjes: degenen die het rap rap willen doen omdat ze met vakantie willen gaan, of wij die gerust een week langer willen blijven? Voor ons hoeven de projecten voor 1 september niet in het gedrang te komen. Wie speelt er dan spelletjes met de vakantie? De meerderheid wil absoluut op 13 juli haar koffers nemen. (Rumoer)
Mijnheer de voorzitter, de minister heeft op een bepaald ogenblik een intentieproces gemaakt van het feit dat we de indiening van een reflectienota hebben aangekondigd. Hij zei dat wij daarmee de projecten in gevaar willen brengen. Welnu, mijnheer de minister, dat is niet waar: we zijn gerust bereid een week langer te blijven.
We zullen echter onze goeie wil tonen. Ook ik doe een beroep op het Reglement en stel voor, op grond van artikel 46, punt f, de beraadslaging te verdagen. We zijn dan bereid ons woord te geven dat we geen reflectienota indienen.
Mijnheer Van Hauthem, u laat blijken dat een reflectienota iets voor de oppositie is. In de geest van het Reglement is de reflectienota echter een alternatief dat in het leven is geroepen omdat we een eenkamerstelsel kennen. In zeer belangrijke aangelegenheden krijgen zowel de meerderheid als de oppositie de kans een zekere bezinning te vragen. Dat mag niet geïnterpreteerd worden als een element van oppositie. Dat zou een negatieve benadering zijn.
Sommige leden zeggen dat ze de documenten niet hebben en dat ze een grondige bespreking willen. Wat deze morgen is goedgekeurd, is goedgekeurd. Ik stel voor dat we de bespreking van dit ontwerp nu stopzetten, en hernemen na de bespreking van de voorstellen van decreet. Zo kunnen we dit nog vandaag afwerken, voor we tot stemmingen overgaan. Als voorzitter kan ik dit toevoegen aan de agenda van de namiddag. Ik volg de wil van het parlement dat er sprake is van hoogdringendheid. Ik wens daar niet van af te wijken, en we kunnen er dus vandaag over beslissen. Wel wijk ik af van de agenda door het niet nu te behandelen, maar deze namiddag.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, u kunt doen wat u beslist hebt. Door de Nederlandse trein die niet kwam opdagen, was ik niet aanwezig bij die stemming, anders had ik wel tegengestemd, maar ook dat had geen zoden aan de dijk gezet. Als u wilt, kunt u alles forceren met een meerderheid en op basis van het Reglement kunt u doen wat u goedvindt. U doet maar, maar dan bewijst u wel wat u misschien niet graag zou bewijzen. Dat is ook geen goede zaak, niet voor de meerderheid en zeker niet voor het Vlaams Parlement.
Ik stel voor dat u zich beraadt over de hoogdringendheid en ze intrekt. Het parlement kan zich ertoe engageren dit volgende week op 12 juli te behandelen.
Op 12 juli is er plaats in de namiddag en kan er worden gestemd. Op die manier moet u geen truken van de foor toepassen, moet niemand zijn arm breken, maar kan alles op een correcte manier gebeuren en kunnen de scholen er via e-mail op 12 juli 's avonds of op 13 juli 's morgens van op de hoogte worden gebracht dat alles in orde is. Het verschil bedraagt maar vijf of zes dagen. Ik vraag dus aan de leden van de meerderheid om hier eens over na te denken. Ik hoop dat de andere fracties met dit voorstel instemmen, want dan kan de hoorzitting doorgaan, kan al wat nodig is gebeuren en kan er op 12 juli worden gestemd.
Dit is een waardevol voorstel. Ik stel voor dat we ons er deze middag over bezinnen en daar deze namiddag melding van maken.
Is iedereen het daarmee eens? (Instemming)
Dan schorten we de behandeling van dit ontwerp van decreet op.