Report plenary meeting
Actuele vraag over de verdeling van bijkomende plaatsen voor crisisopvang bij de Centra voor Kind- en Gezinsondersteuning
Report
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de centra voor kind- en gezinsondersteuning spelen een heel belangrijke rol bij de hulpverlening aan gezinnen met jonge kinderen in crisissituaties. Iedereen in dit halfrond zal daarvan overtuigd zijn, zeker in een samenleving die steeds complexer wordt en waar steeds meer gezinnen worden geconfronteerd met ernstige problemen en crisissituaties. Ik denk aan de toenemende agressie en de problemen met alcohol, drugs, stress en depressies.
Mevrouw de minister, zoals in vele domeinen binnen uw bevoegdheid zijn er hier tekorten. Gelukkig is dat niet overal in Vlaanderen het geval. Als we de situatie over heel Vlaanderen bekijken, blijken er regelmatig plaatsen vrij te komen. Toch blijven er belangrijke knelpunten in een aantal regio's. Ik verwijs naar Antwerpen en Oostende.
Mevrouw de minister, u hebt beslist om veertig nieuwe plaatsen toe te kennen aan deze centra voor kind- en gezinsondersteuning. De verdeling van deze veertig plaatsen moet gebeuren volgens de criteria van Kind en Gezin. Zij zouden u vandaag hun advies moeten bezorgen, maar hier knelt nu precies het schoentje. Volgens mijn gegevens zouden op voorstel van Kind en Gezin de bijkomende plaatsen opnieuw worden gespreid over heel Vlaanderen en zou er geen extra aandacht worden besteed aan regio's met een overbezetting.
Uit de meest recente cijfers van 2004 kunnen we afleiden dat voor de provincie Antwerpen het aantal begeleidingsdagen zowel voor min-zesjarigen als voor plus-zesjarigen, zowel residentieel, semi-residentieel als ambulant, ongeveer de helft bedraagt van het aantal begeleidingsdagen in heel Vlaanderen. Ook wat het aantal opgenomen kinderen betreft, bedraagt het cijfer in Antwerpen ongeveer de helft van het cijfer in Vlaanderen. De vraag is dan ook waarom de nieuwe plaatsen niet worden gebruikt in gevallen van overbezetting. Ik geef twee voorbeelden, een uit Oostende en een uit Antwerpen.
In Oostende gaat het om het CKG Kapoentje en in Antwerpen om het Home Good-Engels. Daar is al jaren sprake van een overbezetting. Gelukkig wordt daar een oplossing aan geboden door een zeer grote en idealistische inzet van de begeleiders, die het als hun plicht beschouwen om elk kind dat in een ernstige risicosituatie zit, onmiddellijk te helpen. Voor deze overbezetting zijn er echter geen subsidies van de Vlaamse overheid. De kosten moeten worden betaald met sponsorgelden wil men de gezinnen en kinderen met ernstige moeilijkheden niet in de kou laten staan.
Mevrouw de minister, enkele maanden geleden heeft Kind en Gezin er op gewezen dat de overbezetting niet langer mag worden betaald met sponsorgelden. De instelling motiveert die houding door te verwijzen naar de erkenningsvoorwaarden. Daarin staat dat de maximale bezetting niet mag worden overschreden. Met andere woorden, meer gezinnen in een crisissituatie helpen dan de vastgestelde maximale bezetting en de extra inspanningen die de begeleiders uit idealisme leveren, zijn voor Kind en Gezin blijkbaar niet aanvaardbaar, ook al gebeurt de financiering niet via subsidies.
Kind en Gezin heeft gevraagd een afbouwplan op te stellen. Dat heeft natuurlijk tot gevolg dat gezinnen en kinderen in ernstige moeilijkheden niet langer onmiddellijk kunnen worden geholpen, met alle risico's van dien. Het zou toch wel onze hoofdbekommernis moeten zijn om elk risico op een gezinsdrama zoveel mogelijk te beperken!
Mevrouw de minister, welke inspanningen gaat u leveren om de bijkomende plaatsen die u wilt toekennen aan de CKG's niet regionaal over heel Vlaanderen te verdelen maar ze in de eerste plaats toe te wijzen aan de centra waar de nood het grootst is? Ik wil er geen misverstand over laten bestaan. Ook onze fractie vindt het een positief idee dat er bijkomende plaatsen komen.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de minister, heren ministers, mijnheer de voorzitter, collega's, gisteren konden we inderdaad in enkele kranten lezen dat een aantal centra voor kind- en gezinondersteuning aan de alarmbel trekken. Ze wijzen op de criteria die zullen worden gehanteerd voor de toewijzing van bijkomende plaatsen in de CKG's. De CKG's vangen vandaag kinderen op uit gezinnen die worden geconfronteerd met allerhande opvoedingsproblemen.
De VLD is uiteraard voorstander van bijkomende plaatsen om de capaciteit van de CKG's uit te breiden. We vragen echter ook dat voor die uitbreiding wordt uitgegaan van de grootste noden.
Deze middag betogen de centra uit Oostende en Antwerpen voor de deuren van Kind en Gezin in Brussel. De CKG's in deze twee grote steden kampen met een enorm tekort aan capaciteit. In Oostende vangt CKG Kapoentje zeventig kinderen op terwijl er een erkenning is voor vijftig kinderen. Al vijf jaar lang is het tekort aan opvang zo groot. De CKG's in beide steden nemen echter hun verantwoordelijkheid op en proberen met alle middelen die ze ter beschikking hebben om die kinderen toch op te vangen. Ze willen drama's vermijden. Hoewel het decreet niet toestaat dat meer kinderen worden geplaatst dan dat er erkende plaatsen zijn, is het voor de CKG's in de praktijk onmogelijk kinderen de deur te wijzen.
Het probleem is urgent. Bijkomende plaatsen zijn dus hoogdringend. Mevrouw de minister, in die zin deed u een toezegging tijdens uw bezoek aan Kapoentje eerder dit jaar.
Mevrouw de minister, vandaag spreekt het raadgevend comité van Kind en Gezin zich uit over die capaciteitsuitbreiding met veertig plaatsen.
Hoewel Kind en Gezin zegt dat het enkel gaat over de criteria voor toewijzing en niet over de effectieve toewijzing, vangen we uit de sector toch signalen op dat de toepassing van deze criteria absoluut geen antwoord zal bieden op de dringendste noden van de CKG's in Antwerpen en Oostende. De criteria zouden ertoe leiden dat de veertig bijkomende plaatsen regionaal zouden worden verdeeld. Het CKG in Antwerpen zou zelfs volledig uit de boot vallen.
Ik citeer uit uw Globaal Plan Jeugdzorg: 'We stellen vast dat de bezettingscijfers van de Centra voor Kind- en Gezinsondersteuning regionaal sterk verschillen. We verwachten in 2006 van Kind en Gezin een voorstel waarmee de capaciteit beter kan worden benut en waarmee indien nodig de regionale spreiding van het aantal plaatsen bijgestuurd kan worden in functie van de noden van het terrein. Om tegemoet te komen aan de problemen van overbezetting voorzien we in een beperkte uitbreiding van de capaciteit.'
De noden zijn duidelijk. In Antwerpen en Oostende is er nood aan snelle en substantiële bijkomende opvangmogelijkheden. Een bijsturing van de regionale spreiding is dus noodzakelijk. Mevrouw de minister, kunt u garanderen dat de criteria voor de verdeling van de bijkomende plaatsen in de CKG's ertoe zullen leiden dat aan de zwaarste noden het eerst wordt tegemoetgekomen? Wordt er in bijkomende capaciteit voorzien in die CKG's die het meest dringend nood hebben aan bijkomende opvangplaatsen? Zal dit bovengeschikt zijn aan de eventuele regionale spreiding van de plaatsen? (Applaus bij VLD-Vivant)
Minister Vervotte heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de enige afspraak en beslissing die er momenteel is, is het citaat dat mevrouw Van der Borght heeft voorgelezen uit het globaal plan op bladzijde 34. Dit citaat geeft weer wat overeengekomen is met de sector. Dit is ook besproken in het parlement en is de enige beslissing met betrekking tot het uitbreidingsbeleid van de CKG's.
Wat moet er gebeuren met die beslissing? Er moet in de eerste plaats een nota worden opgemaakt door Kind en Gezin. Die moet voldoen aan de beleidslijnen uit het globaal plan. Daarna moet de nota worden voorgelegd aan het raadgevend comité van het Vlaams agentschap van Kind en Gezin. De nota plus het advies van het raadgevend comité zal dan aan mij worden overgemaakt en zullen dienen als basis voor de besluitvorming.
In welke fase zitten we nu? Er zijn op het raadgevend comité nog geen gesprekken gevoerd en er is dus ook nog geen advies uitgebracht. De gesprekken in het raadgevend comité zouden vandaag van start gaan.
Ik heb vastgesteld dat de bezettingsgraad erg verschilt van regio tot regio. Het gaat van 78 percent in Borgerhout tot 117 percent in Antwerpen. Een deel van de capaciteit die is toegekend en gesubsidieerd door Kind en Gezin, blijft onderbenut. Ook binnen de regionale spreiding zitten een aantal verschillen waarover we ons vragen stellen.
Ik heb dus aan Kind en Gezin gevraagd om een actief beleid te voeren. De beschikbare capaciteit moet beter worden benut. Verder moet de regionale spreiding worden bijgestuurd, uiteraard in functie van de noden op het terrein. Eventuele bijsturingen zijn nooit aangenaam, want dat betekent dat men op sommige plaatsen kinderen bijkomend zal moeten opnemen of dat men capaciteit zal moeten afstaan. Daarom willen we hiervoor tijd uittrekken en het overleg organiseren. Ondertussen worden extra plaatsen toegekend waar de bezettingsgraad groot is of zelfs van overbezetting sprake is.
Ik wil alvast meedelen dat dit een uitzonderlijke beslissing is. Ik ben geen voorstander van een toewijzingsbeleid dat reageert op overbezetting. Want dat genereert gevolgen. Ik ga er natuurlijk vanuit dat iedereen die in de sector werkt, dat met het nodige idealisme doet. Tezelfdertijd wil ik vermijden dat het uitbreidingsbeleid wordt gehypothekeerd door diegenen die overcapaciteit veroorzaken. Ik wil voorzichtig optreden. In de praktijk zijn er problemen, maar de oplossingen daarvoor zijn niet de beste bouwstenen voor een structureel toewijzings- en uitbreidingsbeleid.
Ik ga ervan uit dat al deze elementen aan bod komen in de nota die Kind en Gezin uitwerkt en ook in het advies van het Raadgevend Comité zullen voorkomen. Conclusies zijn op dit ogenblik voorbarig, want het advies is er nog niet. Eens het advies er is, zal dat worden getoetst aan mijn beleidsdoelstellingen. Het Globaal Plan is het uitgangspunt en de toetssteen voor de beoordeling van het advies.
Ik dank de minister voor haar antwoord. Ze heeft natuurlijk gelijk als ze zegt dat het uitbreidingsbeleid niet op voorhand mag worden ingevuld onder druk van de plaatsen waar een overbezetting geldt. Men mag echter evenmin de rollen omkeren. Men kiest niet voor overbezetting. Als ouders in crisissituaties verkeren en komen aankloppen, dan moeten ze zeker worden geholpen. Gezinsdrama's moeten we voorkomen. Ik ben benieuwd wat het advies van het Raadgevend Comité zal inhouden. Ik hoop dat daarin duidelijk wordt dat de huidige capaciteit moet worden benut, in functie van de concrete noden op het terrein. In afwachting van een structurele oplossing moeten extra plaatsen worden toegewezen als er van overbezetting sprake is.
Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik heb begrepen dat ze aandacht zal opbrengen voor de overcapaciteit. Uiteraard heb ik er begrip voor dat dit niet mag worden gestimuleerd. Toch mogen we het probleem niet over het hoofd zien of minimaliseren. Ik dring er daarom op aan dat de minister hiermee rekening houdt als ze het advies van het Raadgevend Comité beoordeelt.
Het incident is gesloten.