Report plenary meeting
Actuele vraag over maatregelen om het tekort aan verplegend personeel op de arbeidsmarkt op te vangen, naar aanleiding van de rekruteringscampagne in Roemeniƫ voor Brusselse ziekenhuizen
Report
Minister Vandenbroucke zal tevens in naam van minister Anciaux antwoorden.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het grootste deel van mijn vraag is gericht aan minister Anciaux omdat het over de taal en de ziekenhuizen gaat maar ik veronderstel dat minister Vandenbroucke daar even goed zal op antwoorden.
De laatste dagen lazen we in de pers berichten over het rekruteren van Roemeense verpleegkundigen door Brusselse ziekenhuizen. Het zou gaan om een initiatief van de Brusselse openbare ziekenhuizen. Men heeft daarvoor een website opgericht: 'Nurses.be'. Men gaat het personeel ginder rekruteren en screenen. De verpleegkundigen worden geholpen met hun administratieve rompslomp en met het zoeken naar een woonst. De reis hierheen wordt georganiseerd.
Men kan de vraag stellen waarom wij verpleegkundigen uit Roemenië rekruteren. Het antwoord van de heer Mayeur, de voorzitter van de Iriskoepel, is duidelijk. Hij zegt dat hier geen verpleegkundigen te vinden zijn en dat het systeem dat tot op heden wordt toegepast, namelijk werken met interimkrachten, veel te duur is.
Een bijkomend belangrijk punt is dat in Roemenië het Frans de tweede taal is en dat de verpleegkundigen een aardig mondje Frans praten. Ik zie daar al een eerste probleem. Ze praten misschien wel een mondje Frans, maar hoe zit het met het Nederlands? De openbare ziekenhuizen in Brussel en hun reputatie kennende, zal dat uiteraard voor de heer Mayeur niet zo belangrijk zijn. Het personeel in de de facto Franstalige openbare ziekenhuizen, is al eentalig Frans. Het krijgt wel de kans om het Nederlands te leren maar het is noch gemotiveerd noch voldoende gestimuleerd om dat te doen. Ik stel me dus vragen over de Roemenen.
Voor de directrice van het Sint-Elizabethziekenhuis is dat geen probleem. De Roemenen krijgen volgens haar de tijd om het Nederlands onder de knie te krijgen want ze worden eerst tewerk gesteld op het operatiekwartier en daar slapen de patiënten toch. Blijkbaar is er dan geen probleem. Ik heb hier ooit iets gelijkaardigs gehoord. Ik vind dat serieus denigrerend ten opzichte van de patiënt. Ik vraag me af hoe men dan komt tot communicatie over bepaalde handelingen die in de operatiezaal gebeuren, hoe de communicatie met andere personeelsleden en dokters verloopt en hoe het er bij briefings aan toe gaat.
Niet alleen de taal zal een zwaar probleem worden, maar ook het opleidingsniveau. Dat ligt ginder anders dan hier. De directie van onder meer het Sint-Jansziekenhuis stelt zich daar vragen over. Het diploma is geen probleem, dat wordt op federaal vlak gehomologeerd. Waar het gaat over farmacologie, terminologie, diagnostiek of het werken met technologische apparatuur die wij hier al gebruiken en zij ginder niet, schept dat toch bepaalde problemen.
Bij het probleem van de taal wil ik nog benadrukken dat het volgens mij weer een soort duikboot zou kunnen zijn vanuit de Franse Gemeenschap in Brussel.
We kennen de reputatie van de Irisziekenhuizen. De taalwetten worden er reeds jaren met voeten getreden. Is dit, na de fusies tussen eentalig Franstalige en tweetalige ziekenhuizen, niet een volgende stap in het volledig Franstalig maken of houden? Ik denk veeleer dat het die kant opgaat.
De Brusselse minister Smet beweerde nochtans dat er een principeakkoord bestond met de Brusselse openbare ziekenhuizen over het garanderen van de toepassing van de taalwetten. Hebt u terzake al overleg gepleegd met minister Smet? Blijft dit beperkt tot bepaalde openbare ziekenhuizen, of gaat het ook over privé-ziekenhuizen? Er werd in dat verband gesproken over Sainte-Anne-Saint-Remy. Op welke wijze zult u de wettelijke tweetaligheid in die ziekenhuizen kunnen blijven garanderen?
Waarom moeten er verpleegkundigen worden gerekruteerd in Roemenië? Volgens de heer Mayeur komt dat omdat er hier geen zijn. Volgens de verpleegkundigenverenigingen zouden er 30.000 verpleegkundigen uit het beroep zijn gestapt. Het is een moeilijk en zwaar beroep. Het is moeilijk te verenigen met een gezinsleven. Er is sprake van zeer onregelmatige diensturen. Het beroep wordt aanzienlijk ondergewaardeerd. Nochtans neemt de Vlaamse Regering initiatieven om het beroep opnieuw aantrekkelijk te maken en zo meer verpleegkundigen aan te trekken. Ondermijnt het rekruteren van verpleegkundigen in Roemenië onze beleidsdoelstelling het beroep aantrekkelijker te maken niet? Is het ook geen ondermijning van de toepassing van de taalwet? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vanackere heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal trachten de vorige spreker niet te herhalen. In tegenstelling tot mevrouw Van Linter ben ik wel tevreden dat ik kan spreken tot de minister van Werk, Onderwijs en Vorming. Ik wil immers op de eerste plaats niet zozeer de klemtoon leggen op de gevolgen van wat we vandaag vaststellen, maar wil nadenken over de oorzaken. Hoe komt het dat Brusselse ziekenhuizen er vandaag voor kiezen om, geconfronteerd met het feit dat ze vacatures niet in eigen land ingevuld krijgen, in het buitenland op zoek gaan naar verpleegsters?
Ik heb contact opgenomen met de Nederlandstalige verantwoordelijke van de BGDA. Mevrouw Van Linter, die zegt me dat de grote voorkeur voor een land als Roemenië veel te maken heeft met het feit dat zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Franse Gemeenschap de diploma's van de verpleegsters in Roemenië erkennen, homologeren en de kwaliteit van die vorming als voldoende gelijkwaardig aan die in ons land beschouwen om in aanmerking te komen om bij ons te werken. Voor een aantal andere landen, zoals Polen, die wel EU-lidstaten zijn, is dat niet het geval. Dat schijnt de werkelijke reden te zijn waarom vooral Roemeense verpleegsters en verplegers in trek zijn.
Gisteren heeft de VRT een enquête uitgevoerd. De vraag luidde of de ondervraagden het een goed idee vonden dat Brusselse ziekenhuizen, bij gebrek aan verpleegkundigen in eigen land, een beroep deden op Roemeense verpleegsters. Daarop antwoordde 83 percent van de respondenten dat ze dat geen goed idee vonden. In dit dossier is er wellicht slechts één vraag waarop het aantal negatieve antwoorden nog hoger zou liggen, namelijk als aan mensen zou worden gevraagd of ze het een goed idee vinden dat Brusselse ziekenhuizen, aangezien ze hun vacatures niet ingevuld krijgen, zouden beslissen om de aanwezigheid op intensieve zorgen te halveren. Dat zouden ze ongetwijfeld al evenmin een goed idee vinden.
Ik ben wat dat betreft waarschijnlijk een slechte Vlaming, maar ik heb er begrip voor dat men er eerst en vooral voor moet zorgen dat er verpleegkundig personeel is. Vervolgens moet er natuurlijk voor worden gezorgd dat ze de taal spreken van de patiënten waarvoor ze moeten zorgen. Die volgorde moet echter wel goed in de gaten worden gehouden. Wat dat betreft, moet worden erkend dat de keuze voor Roemeense verpleegsters een ernstig probleem is, ook voor onze Franstalige landgenoten. Het is trouwens een mythe dat alle Roemenen goed Frans spreken.
Ook ik heb die website nurses.be bezocht. Een van de onderdelen is inderdaad 'Perfectionner votre français'. Samen met mevrouw Van Linter zou ik het veel beter vinden dat op zo'n website aan kandidaten wordt gezegd dat de arbeidsomstandigheden exact dezelfde zullen zijn als die van de Belgische verpleegsters en dat hun ook wordt uitgelegd dat in Brussel de wettelijke tweetaligheid de norm is. Jammer genoeg staat dat er nu niet in, maar we staan nu voor de situatie.
Mijnheer de minister, als we vandaag vaststellen dat veel vacatures oningevuld blijven, dan heeft dat natuurlijk te maken met het feit dat te weinig jonge mensen in België kiezen voor een zorgberoep. Die analyse hebt u allicht zelf ook al gemaakt. Mevrouw Van Linter heeft ook terecht aangehaald dat degenen die er wel voor gekozen hebben, te snel afhaken. Ze stappen eruit omdat het een belastende job is.
In januari stelde ik u een vraag over uw inspanningen voor vorming. We hebben toen ook gesproken over de inspanningen die u doet in Brussel, en ik drong erop aan dat u extra inspanningen zou doen voor knelpuntberoepen. Het Vlaamse aandeel in sommige instrumenten bedraagt vandaag immers nog geen 5 percent, hoewel het zeker ten minste dat niveau zou moeten halen. We insisteerden vooral op inspanningen voor de zorgberoepen. U hebt daar toen positief op geantwoord.
Ik nodig u uit wat meer toe te lichten welke inspanningen u doet. Wat doen we meer bepaald om ervoor te zorgen dat het in de toekomst minder noodzakelijk zal zijn een beroep te doen op Roemeense verpleegsters? Wat doen we om meer jonge mensen van hier te doen kiezen voor zorgberoepen? Wat doen we om degenen die daarvoor kiezen, te helpen het langer vol te houden? (Applaus bij CD&V)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, deze twee vragen van mevrouw Van Linter en de heer Vanackere aan minister Anciaux en mezelf vergen een heel uitgebreid antwoord. Het zal niet mogelijk zijn hier op alle details in te gaan. Ik zal dan ook schriftelijk meer gegevens aan de vraagstellers bezorgen.
Er is inderdaad alweer een knelpunt opgedoken bij aanwervingen in de Brusselse ziekenhuizen. Daarom worden er Roemeense interim-verpleegkundigen in dienst genomen. Daartegenover staat dat de heer Olbrechts, directeur verpleging van het ziekenhuis Sint-Jan in Brussel, gezegd heeft dat 90 vacatures zijn ingevuld zonder gebruik te maken van de diensten van zo'n interimkantoor. Dat is geen argument, maar het geeft wel aan dat de situatie op het terrein genuanceerd is.
Een vraag die we op dit ogenblik kunnen stellen, is of de beroepsbekwaamheid van die mensen wel in orde is. Dat is weliswaar een federale bevoegdheid, en wij controleren alleen diploma's met het oog op de verdere doorstroming in het onderwijs in ons land, maar we hebben toch contact genomen met federaal minister van Volksgezondheid Demotte, die bevoegd is om de beroepsbekwaamheid van het medisch personeel te controleren. Hij antwoordde dat er met Roemenië bilaterale akkoorden bestaan over een soepele toegang tot de arbeidsmarkt. Zoals de heer Vanackere heeft aangegeven, wordt daarop ook ingespeeld met de erkenning van het diploma.
Zulke akkoorden zijn er trouwens ook met landen als Zwitserland en Zuid-Afrika, en eigenlijk hebben we daarmee hetzelfde probleem. Dat zijn namelijk ook niet noodzakelijk mensen die vlot Nederlands spreken.
We kunnen hier een heel breed debat over voeren, maar ik stel voor dat we het niet al te ver opentrekken. De basisvraag is inderdaad waarom het een knelpuntberoep is. Het is er in elk geval een, en we hebben in Vlaanderen dan ook beslist de verstrekking van arbeidskaarten daarvoor te versoepelen. We vinden ook dat er eventueel een beroep moet kunnen worden gedaan op mensen uit het buitenland als er anders geen worden gevonden.
Dat het een knelpuntberoep is, heeft te maken met de instroom in het onderwijs. Op dat punt is er evenwel ook goed nieuws. Het aantal jongeren dat kiest voor paramedische of medische studierichtingen, gaat in stijgende lijn. In het secundair onderwijs stroomden er in het schooljaar 2004-2005 meer dan 20.000 leerlingen in. Om precies te zijn, waren er 5629 in de tweede en de derde graad, 4254 in de vierde graad en 11.600 in het hoger onderwijs buiten de universiteit.
Er is een belangrijke instroom, een belangrijke aanwezigheid van leerlingen, en bovendien gaat die in stijgende lijn.
Dankzij een grote klemtoon op dit soort van opleidingen, biedt ook de VDAB steeds meer opleidingsplaatsen voor de social-profitsector aan. In het jaar 2004 vatten 1332 werkzoekenden een opleiding verpleegkunde onder VDAB-contract aan, gespreid over 3 jaar. Dat is een globale toename van het aantal VDAB-cursisten verpleegkunde met 25 percent. Overigens neemt het aantal cursisten verpleegkunde in 2005 ook toe ten opzichte van het aantal andere social-profitopleidingen. We slagen daarin omdat we daarvoor in het Vlaams werkgelegenheidsakkoord extra geld uittrekken.
De VDAB besteedt ook bijzondere aandacht aan de groep anderstalige werkzoekenden. Om deze werkzoekenden optimaal te kunnen laten doorstromen naar de opleidingen verpleegkunde en verzorging, organiseert de VDAB ook vooropleidingen social profit. Die bevatten een pakket 'beroepsgericht Nederlands'. Specifiek voor Brussel organiseert de Regionale Dienst voor Beroepsopleiding in Brussel, de RDBB, in samenwerking met Basiseducatie een bijkomend voortraject bij deze vooropleiding. Het concentreert zich volledig op taalverwerving, maar is zeer beroepsgericht voor de social-profitsector. Zopas startte een tweede groep van 15 cursisten met het voortraject taalverwerving social profit. Van de eerste groep kon meer dan 60 percent verder doorstromen naar de vooropleiding social profit.
De VDAB participeert ook in een interessant project dat luistert naar de naam 'United Colours of Nursing'. Ik denk dat ik daarover al eens heb gesproken tijdens een commissievergadering. Ik kan u daar meer details over geven, maar ik stel voor om dat niet nu te doen.
Mijnheer Vanackere, mevrouw Van Linter, naast de opleidingsinspanningen van Vlaanderen in Brussel, vinden we in het samenwerkingsakkoord met Brussel, dat eerstdaags zal worden ondertekend, bijkomende acties om de mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen. Ook daarover hebben we het al gehad in de commissie. We signaleren knelpuntvacatures aan elkaar, we zorgen voor wederkerigheid inzake informatie en voor toeleiding van werkzoekenden naar knelpuntvacatures.
De VDAB zal daardoor vanaf 1 juni ook in staat zijn om te bemiddelen bij knelpuntvacatures die door de BGDA werden doorgegeven en vice versa. Dit geldt nu ook voor verpleegkundigen, en dat is nogal belangrijk en nieuw. We konden het tot nog toe niet systematisch doen, maar na 1 juni zullen we systematisch kunnen bemiddelen bij een knelpuntvacature die werd gesignaleerd aan de BGDA en omgekeerd. Dat is goed.
Uit dit alles blijkt dat er toch wel een stijgende lijn zit in de onderwijs- en opleidingsinspanningen, gecombineerd met specifieke inspanningen voor taalvaardigheid. Met het samenwerkingsakkoord met de Brusselse collega zullen we onze actie nog wat kunnen versterken. U hoort me niet zeggen dat daarmee alle problemen zijn opgelost, want het zou nogal naïef zijn om die indruk te willen geven.
Ik kom tot de andere vragen die gericht werden tot minister Anciaux over de taalvaardigheid. Mijn collega heeft er in de Commissie voor Brussel al dikwijls op gewezen dat de kwaliteit van de gezondheidszorg twee dingen veronderstelt: deskundigheid van de zorgverleners en de vaardigheid om de taal van de patiënt te spreken. Ik wil ten overvloede beklemtonen dat dit niet alleen een taalpolitieke kwestie is, maar ook te maken heeft met de kwaliteit van de gezondheidszorg. Hoe kan men immers goed zorgen voor mensen als men niet goed kan communiceren? Dit heeft ook te maken met het correct kunnen uitoefenen van de professionele taak.
Minder dan een jaar geleden is minister Anciaux, in het licht van het bezoek van mevrouw Cliveti voor de Raad van Europa, gestart met een getuigenregistratie waarbij verhalen werden verzameld van Nederlandstalige patiënten die niet behoorlijk werden behandeld of geholpen in hun eigen taal. Op twee weken tijd werden toen 169 klachten geregistreerd, waaronder ernstige klachten die wezen op nogal fundamentele tekorten inzake de kennis van het Nederlands.
Naar aanleiding daarvan zijn twee initiatieven opgestart: de herstart van de taalwetwijzer met bijzondere aandacht voor voortdurende klachtenregistratie enerzijds en het aanbod van specifieke lessen Nederlands aan ziekenhuispersoneel door het Huis van het Nederlands anderzijds. De voorzitter van de VGC, de heer Vanhengel, heeft zich bij deze maatregel aangesloten via cursussen Nederlands voor bepaalde Brusselse MUG-diensten.
Er zijn ook initiatieven ontwikkeld om jongeren die een Vlaams-Brusselse hogeschool de opleiding verpleegkunde beëindigen, warm te maken voor een baan in Brussel. De happenings die Pro Medici en Onthaal en Promotie Brussel voor jonge afgestudeerden organiseren onder de titel 'Brussel, niet voor watjes' zijn erg belangrijk. Nogal wat Vlaamse jongeren willen blijkbaar wel voor Brussel kiezen en vinden het een uitdaging om in Brussel aan de slag te gaan. Pro Medicis ontvangt werkingssubsidies om acties te ondernemen die Nederlandskundige zorgverleners naar Brussel halen. Ik geef u dat mee in naam van minister Anciaux, om te onderstrepen dat de Vlaamse Gemeenschap heel wat inspanningen levert. Wij nemen ons deel van de verantwoordelijkheid op om te zorgen voor een aanbod van Nederlandskundige zorgverleners.
Wat de controle betreft, moet ik zeggen dat het niet Vlaanderen is maar de GGC van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat verantwoordelijk is voor het bewaken en het realiseren van de tweetaligheid van het personeel. Als Vlaams minister met een raadgevende stem zal minister Anciaux in deze commissie deze problematiek aankaarten bij de Nederlandstalige vertegenwoordigers: minister Vanhengel, bevoegd voor het gezondheidsbeleid en minister Smet, bevoegd voor bijstand aan personen en het openbare ambt.
Ik heb in de korte tijd sinds ik dit nieuws heb ontvangen nog niet met minister Smet kunnen spreken. Ik kan u garanderen dat we dit via de geëigende kanalen verder zullen opvolgen.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Eigenlijk bent u vooral bezig met opleiding en werkgelegenheid. Ik ben daar tevreden mee, maar u zei zelf ook dat de kwaliteit van de zorgen ook afhangt van correcte communicatie. Ik moet de bal naar u toespelen, alhoewel u de boodschap van minister Anciaux gebracht hebt. U geeft een opsomming van de maatregelen van de afgelopen twee jaar om de kennis en het aanleren van het Nederlands te bevorderen.
We hadden hier vorige week een hoorzitting met het Huis van het Nederlands. Daarbij is tot uiting gekomen hoe moeilijk het is om die lessen Nederlands te organiseren en om de Franstaligen te stimuleren om ze te volgen. Ik vraag me af wat u dan wilt doen met Roemenen die in de eerste plaats geen volmaakte kennis van het Frans hebben, zoals de heer Vanackere zei, en die dan bovendien nog eens het Nederlands onder de knie moeten krijgen. Ik vind dit een verkeerde manier van werken. U doet eerst iets aan de werkgelegenheid en dan pas aan de taalkennis. Ik vind dat zowel de Vlaamse als de Franstalige overheid moet stimuleren wat we al in huis hebben.
Ik ben zeer teleurgesteld over het antwoord van minister Anciaux. Hij gaat het probleem aankaarten in de GGC. Als dat nu nog moet gebeuren, dan weet ik niet wat we hier nog zitten te doen. Het probleem bestaat al jaren, de openbare ziekenhuizen waar de taalwetgeving niet wordt toegepast zijn gekend. Dat is het enige wat telt voor de Brusselse Vlaming en de Vlaming die in een ziekenhuis terechtkomt. Het is hoog tijd dat daar wat meer aan gedaan wordt dan aankaarten.
Dit is natuurlijk geen debat tussen parlementsleden. Maar wat ik begrepen heb uit het antwoord, is dat we vooral proberen om binnen de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap iets te doen aan de geschetste problematiek. De minister heeft in zijn antwoord gewezen op de verschillende maatregelen die ertoe moeten leiden dat er meer Belgen -tweetaligen uiteraard - aan de slag willen in een zorgberoep. Ik ben het er helemaal mee eens dat dat de juiste volgorde is om het probleem aan te pakken. Wat dat betreft, ben ik wel tevreden.
Ik heb slechts één opmerking, mijnheer de minister. Ik hoorde u zeggen dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een akkoord heeft afgesloten om de BGDA en de VDAB beter te laten samenwerken. Dat is van levensbelang. Het gewest zit met 23 percent werklozen en in de Rand raken vacatures niet ingevuld.
Dat is van levensbelang. Ik hoor nu dat u zegt dat het eerstdaags wordt getekend. Ik dacht dat dat al voor elkaar was. Zijn er nog problemen of is het enkel een formaliteit?
Ik ben wel verheugd dat u wijst op de noodzaak om de taal te bekijken als een aspect van het welzijn van de patiënt, en niet als een probleem van de taalwetgeving alleen.
Mijnheer Vanackere, maak u geen zorgen. Er is een volledig akkoord. Ik heb dat getekend om het te bevestigen. Er is natuurlijk een weg af te leggen. De regeringen moeten het formaliseren, het moet naar het parlement enzovoort. De implementatie daarvan start. Daarover bestaat geen twijfel.
Het incident is gesloten.