Report plenary meeting
Actuele vraag over de uitbreiding van de opvangcapaciteit voor minderjarige delinquenten en de eventuele oprichting van een tweede gesloten instelling
Actuele vraag over het jeugdsanctierecht, naar aanleiding van de roofmoord in het Brussels Centraal Station
Actuele vraag over de reactie op en de preventie van jeugddelinquentie na de Stille Mars
Actuele vraag over het Globaal Plan Bijzondere Jeugdzorg en het overleg terzake met de andere regeringen
Actuele vraag over het antwoord van de Vlaamse Regering op de Stille Mars
Report
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, de laffe moord op Joe Van Holsbeeck heeft de voorbije weken heel wat opschudding veroorzaakt in Vlaanderen, maar ook in de rest van het land. Vandaag was er een zekere vorm van opluchting te merken bij commentatoren in de kranten, bij politici en anderen omdat de daders geen Noord-Afrikanen zouden zijn, zoals eerder was gesuggereerd door het parket, maar illegale Polen.
Mijnheer de minister-president, dat het om illegalen gaat, maakt de zaak alleen maar erger. Het is nog veel moeilijker om deze problematiek te beheersen dan de problematiek van de hier verblijvende Noord-Afrikaanse allochtonen die moeilijk integreerbaar zijn en die in de criminaliteit terechtkomen. Dat de problematiek van de illegalen nog veel moeilijker is, wordt in dit dossier nogmaals uitdrukkelijk bewezen. Illegalen kunnen in ons land school lopen, gezondheidszorgen genieten, materiële hulp voor minderjarigen ontvangen bij het OCMW en ze kunnen zelfs zonder enig probleem in het huwelijk treden. Dat kan allemaal zonder registratie, zonder dat iemand hen hindert.
Op die manier komen we terecht in een gespleten samenleving. Aan de ene kant is er de legale samenleving waarin mensen geregistreerd zijn, en belastingen en socialezekerheidsbijdragen betalen. Aan de andere kant is er een parallelle samenleving van illegalen die blijkbaar wel een aantal rechten, maar nauwelijks plichten hebben. Ze hebben zelfs niet de plicht om zich te registreren en dat is wat ons moet bezighouden in dit dossier. Illegalen genieten wel faciliteiten in het onderwijs, de gezondheidszorgen en dergelijke, die worden bekostigd door de belastingbetalers, maar ze worden niet geregistreerd.
De omzendbrief hierover stelt : 'Het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijkekansenonderwijs voorziet in een principieel inschrijvingsrecht voor alle kinderen in de school die het kind en zijn ouders verkiezen. Inschrijving kan niet geweigerd worden op grond van de loutere vaststelling dat het verblijfsstatuut van de kandidaat-leerling of zijn ouders niet in orde is. Leerlingen, ook kinderen zonder wettig verblijfsstatuut, kunnen, overeenkomstig de principes van het gelijkekansendecreet, tevens in rekening worden gebracht voor de in dat decreet uitgetekende ondersteuning. Er werd overeengekomen dat directies en leerkrachten de inschrijving van leerlingen zonder wettig verblijfsstatuut niet moeten aangeven aan de vreemdelingen- of politiediensten en dat deze diensten ze niet via de scholen zullen opsporen'.
Mijnheer de minister-president, dit is een belangrijke omzendbrief die al 3 jaar in de praktijk wordt gebracht en die ervoor zorgt dat er in onze scholen duizenden of tienduizenden illegalen school lopen zonder dat ze op enigerlei wijze bekend zijn bij de overheid, de politiediensten en de dienst Vreemdelingenzaken.
Naar aanleiding van de feiten die we de jongste dagen hebben meegemaakt en waarbij de opsporing van de daders niet zo evident was omdat de identificatie er alleen maar is gekomen nadat een schooldirecteur zelf het initiatief nam, ben ik van menig dat de omzendbrief dringend aan herziening toe is. Het kan niet zijn dat illegalen, ongetwijfeld in het kader van allerlei internationaalrechterlijke verdragen en overeenkomsten over de rechten van de mens, hier een aantal rechten genieten - het debat of dat terecht of onterecht is, is niet voor vandaag - zonder dat daar de minste verplichting tegenover staat.
Er moet een centrale registratie komen van illegalen die onderwijs genieten in ons land. De politiediensten en de dienst vreemdelingenzaken moeten er, indien nodig, toegang toe hebben. De feiten van de jongste dagen bewijzen dat we te ver zijn doorgeschoven bij het geven van allerlei zogenaamde 'rechten' aan illegalen. Dat breekt ons nu heel zuur op.
Het is niet meer dan logisch, normaal en evident dat er in een rechtstaat geen tweespalt kan ontstaan tussen een legale en illegale samenleving. Er kan niet zoiets als een parallelle samenleving bestaan waar alles wordt gedoogd en getolereerd wat in de legale samenleving niet wordt gedoogd en getolereerd. We moeten op zijn minst overgaan tot registratie. Ik hoop dat de Vlaamse Regering die verantwoordelijk is voor deze zaak, daar zeer snel werk van maakt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer en mevrouw de minister, dames en heren, de hervorming van het jeugdrecht waar Vlaanderen reeds lang vragende partij voor is, is na de Stille Mars van zondag in een stroomversnelling geraakt. Gisteren heeft de commissie voor Justitie het nieuwe wetsontwerp goedgekeurd. Het zou normaal gezien morgen worden besproken in de plenaire vergadering, maar dat is uitgesteld.
Er zitten enkele verbeteringen in het ontwerp. Maar doordat de visie op de aanpak van de jeugdcriminaliteit tussen Vlamingen en Franstaligen onwaarschijnlijk verschilt, is er heel wat gemanoeuvreer aan te pas gekomen, en zijn er heel wat discussies aan voorafgegaan. Het wetsontwerp dat gisteren werd goedgekeurd, is de zoveelste compromisoplossing in de Belgische politiek. Dat is werkelijk een gemiste kans.
Het wetsontwerp wordt voorgesteld als hét antwoord op de Stille Mars en op de jeugddelinquentie die steeds ergere vormen aanneemt. We weten echter allemaal dat dit een totaal verkeerde voorstelling is. Het ontwerp biedt absoluut geen antwoord op de grote verzuchtingen van Vlaanderen. Diezelfde verzuchtingen, mevrouw de minister, zijn hier trouwens talrijke malen geformuleerd door deze regering. De nieuwe wet biedt geen strengere aanpak van jeugddelinquentie. Integendeel, op een aantal belangrijke punten wordt er zelfs een grote stap terug gezet. Zo blijft de wet zweven in het totaal achterhaalde beschermingsconcept van de jaren zestig. Tot zestien jaar - en dat vind ik gewoon onbegrijpelijk - is het onmogelijk om een jongere te straffen. Er kunnen enkel beschermende maatregelen worden genomen. Daarenboven wordt het veel moeilijker om jongeren te plaatsen in een gesloten inrichting. Ook de plaatsing in Everberg wordt aanzienlijk moeilijker gemaakt. Tot op vandaag is het mogelijk om jongeren in Everberg te plaatsen wanneer ze delinquente feiten hebben gepleegd waar het strafrecht voor volwassenen een straf van minimum 1 jaar celstraf voor bepaalt. In de toekomst kan dat enkel nog voor feiten waar vijf jaar voor is bepaald.
In ieder geval, wat velen ook mogen beweren, het is absoluut geen jeugdsanctierecht waar Vlaanderen vragende partij voor was. Het is geen jeugdsanctierecht dat aan de rechters de mogelijkheid geeft en ik citeer uit uw regeerakkoord: 'om gerichter en met meer rechtszekerheid sanctionerend op te treden tegen criminele jongeren die een ernstig misdrijf hebben gepleegd'. Daarnaast hebben wij ook absoluut geen zekerheid met dit nieuwe wetsontwerp. Aan de minister van Justitie wordt de mogelijkheid gegeven om dat nog op de lange baan te schuiven, want de geplande datum is uiterlijk 1 januari 2009. Dat is nog lang.
Mevrouw de minister, het Vlaams Belang staat vanzelfsprekend achter de oprichting van een gesloten penitentiair centrum voor minderjarige delinquenten, maar niet achter het huidige Everberg. Uit de evaluatie van de instelling in Everberg van enkele maanden geleden, heb ik onthouden dat de relatie tussen Vlamingen en Franstaligen allesbehalve optimaal is vanwege de totaal verschillende aanpak van jeugddelinquentie.
De uitbouw van een tweede federale gesloten instelling voor delinquente jongeren is absoluut geen oplossing. Vlaanderen moet een eigen instelling uitbouwen. Het moet uiteraard een gesloten instelling zijn met voldoende opvangcapaciteit, want daar is nood aan. Luisteren we maar naar de noodkreet die we gisteren van de jeugdrechters hoorden. Zij klagen aan dat ze vaak hemel en aarde moeten bewegen om delinquente jongeren te plaatsen.
Het is onaanvaardbaar dat de Vlaamse gemeenschapsinstellingen jaarlijks zo'n 1.000, niet alleen delinquente, jongeren, moeten weigeren. Vlaanderen moet volledig autonoom kunnen beslissen over hoe het dat wil organiseren. Het is onze eigen Vlaamse bevoegdheid. Laten we hiervoor onze verantwoordelijkheid nemen.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u straks deze boodschap zult meenemen naar de bespreking met de federale regering. Voor de aanpak van zware, delinquente jongeren is de uitbouw van voldoende capaciteit, van een echte jeugdgevangenis absoluut noodzakelijk. Bent u bereid te pleiten voor een eigen Vlaamse jeugdgevangenis?
In uw Vlaams regeerakkoord werd uitdrukkelijk gepleit voor de overheveling van het jeugdsanctierecht naar Vlaanderen. Hiervan komt opnieuw niets terecht. Welke initiatieven zult u nemen om uw Vlaams regeerakkoord na te leven? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, aan een dossier als jeugdcriminaliteit zijn heel wat aspecten verbonden. We zijn verheugd over de wijze waarop de politiediensten dit dossier hebben aangepakt. Het is een opsteker voor de goede hervorming, die echter niet gemakkelijk is geweest en die de voorbije jaren heel wat energie en middelen heeft gekost.
Op het vlak van justitie hebben we de voorbije jaren heel wat tijd moeten steken in het jeugdsanctierecht. Gisteren werd het in de Kamer goedgekeurd. Weldra zal het ook in de plenaire vergadering worden goedgekeurd, waarna het kan worden uitgevoerd. Ook daar zetten we stappen vooruit.
Het nieuwe jeugdrecht kan in werking treden. De komende maanden zal echter de vraag over de capaciteit zwaar op ons gaan wegen. Als de politiediensten en justitie hun werk hebben gedaan, wat dan met de capaciteit voor jonge delinquenten? Veel meer dan de vorige twee zaken, en naast preventie, is dat een belangrijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor ons.
Een tijd geleden heb ik een decreet tot opvoedingsondersteuning laten goedkeuren. We mogen nu niet het signaal geven dat we de problemen inzake opvoeding, waardebeleving en normen van jongeren naar de overheid kunnen doorsturen. Dat kan de overheid niet, daar moeten we duidelijk over zijn. De premier was door ook duidelijk over. Vanuit dit parlement steunen we hem daar uitdrukkelijk in.
We moeten nog nadrukkelijker aan de mensen tonen dat het opvoeden van jongeren, het investeren in en controleren van hun eigen kinderen wel degelijk een ouderlijke plicht is, die de ouders moeten waarnemen.
Naast dat spoor dat we uitdrukkelijk bewandeld willen zien, dragen we een grote verantwoordelijkheid voor de capaciteit van het aantal op te vangen jonge delinquenten. We moeten daar de komende maanden versneld werk van maken.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, collega's, we willen in een serene sfeer kunnen praten over de noodzaak van een coherent beleid. Criminaliteit en jeugdcriminaliteit in het bijzonder houden de politiek al jaren bezig, niet het minst dit Vlaams Parlement. Naar aanleiding van de roofmoord in het Centraal Station en de massale opkomst tijdens de Stille Mars, stel ik met genoegen vast dat alle fracties in deze plenaire vergadering zich betrokken voelen. De commissie moet zich opnieuw buigen over de verdere opvolging van dit probleem. Niemand betwijfelt dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid draagt. De federale en de Vlaamse overheid zijn samen verantwoordelijk voor een slagvaardig beleid inzake delinquentie en jeugddelinquentie.
Door de samenloop van omstandigheden bevinden we ons op een belangrijk keerpunt. Ik dring erop aan dat we op het uitgestippelde pad verdergaan. Dat kan door uitvoering te geven aan de intenties en beslissingen. Vorig jaar zag de toestand er nog anders uit. Mevrouw Dillen zei toen nog dat het jeugdsanctierecht er nooit zou komen. Als er al een jeugdsanctierecht zou komen, zou daarin geen rekening worden gehouden met Vlaanderen, aldus mevrouw Dillen. Mevrouw Vogels zei dat we naïef waren. Zodra de Kamer het jeugdsanctierecht zou hebben goedgekeurd, zou alleen nog onderhandeld kunnen worden over de punten en de komma's. Verder werd een kloof vastgesteld tussen de Nederlandstaligen en de Franstaligen.
De meerderheid diende een motie in waarin we aandrongen op en richtlijnen gaven voor het overleg. Wat gisteren in de Kamercommissie Justitie is goedgekeurd, is het resultaat van dat overleg en van het consequent aandringen van Vlaanderen op een coherent jeugdsanctiebeleid. Het is het resultaat van een consequente inbreng van de CD&V en het overleg tussen de beide gemeenschapsministers.
Jeugdrechters krijgen de mogelijkheden om geval per geval de juiste maatregelen te nemen. Er is een heel arsenaal mogelijk aan herstelgerichte bestraffing en begeleiding vanuit Vlaanderen. Intussen heeft het Vlaams Parlement, samen met de minister en de sectoren, het globaal plan opgesteld. Dat is het Vlaamse antwoord op capaciteit en inhoudelijke opvolging.
We zijn geëvolueerd van een puur repressieve aanpak naar een preventieve en toekomstgerichte werking. Met de goedkeuring van het wetsontwerp gisteren is een stap in de juiste richting gezet. Ik ben het niet helemaal eens met de enige klok die men in de media hoort, namelijk dat jongeren nu terecht kunnen in een gevangenis. De winst zit vooral in de legalisering van de herstelgerichte aanpak waartoe jeugdrechters nu ook kunnen beslissen. We verwachten daar heel wat van.
Tegelijkertijd moeten inspanningen worden gedaan voor de integratie. Er moet wederzijds respect zijn voor allen, voor de mensen in de steden, op het platteland, voor de allochtonen. De samenleving moet worden versterkt.
Mevrouw de minister, wat gaat er verder gebeuren? Straks zult u overleg plegen. Hoe en binnen welke contouren zal de Vlaamse Regering en, in het bijzonder, de minister van Welzijn dat beleid kunnen voeren dat tegemoet komt aan de vraag naar preventie van de zware jeugddelinquentie en maatschappelijk herstel? Hoe zult u het Vlaamse programma, waar ook middelen tegenover staan, inbrengen zodat het complementair is met de federale beslissingen?
Mevrouw de minister, vooraleer we over een tweede Everberg praten, zou het goed zijn om inzage te krijgen in en een debat te voeren over het jaarlijkse evaluatieverslag van de administratie en de wetenschappers over de werking van deze instelling. (Applaus bij CD&V)
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, door het droevige incident in het Centraal Station wordt in het bijzonder de aandacht getrokken op een fenomeen dat op zich, helaas, niet nieuw is. Het aantal MOF'ers en POF'ers dat de afgelopen jaren langs de jeugdbeschermingscomités en jeugdrechtbanken passeert, vertoont, helaas, een stijgende tendens. De jeugdwerkers en de jeugdrechters klagen steen en been over het grote capaciteitsprobleem in Vlaanderen.
Nu en dan heeft de samenleving een signaal nodig om het probleem versneld en krachtdadig aan te pakken. Mevrouw de minister, ik ben blij dat de Vlaamse Regering niet heeft gewacht op een dergelijk incident om een beleid te ontwikkelen. In uw globaal plan wordt getracht om op een zeer gediversifieerde manier een antwoord te bieden op de maatschappelijke uitdagingen. Het gaat daarbij zowel om jongeren die delinquente feiten plegen als over kinderen en jongeren die in een zogenaamde problematische opvoedingssituatie zitten.
Mevrouw de minister, er is nu een globaal plan. Op kruissnelheid heeft de Vlaamse Regering daarvoor 25 miljoen euro vrijgemaakt. Hoe wordt het plan verder geïmplementeerd? Blijft het tempo aangehouden? Worden er andere accenten gelegd?
Het globaal plan is ook een zeer evenwichtig plan. De diverse dimensies komen aan bod, ook het topje van de ijsberg, als ik het incident zo mag noemen. Het plan houdt zich echter eveneens bezig met de hele ijsberg, met alle facetten.
Er is bovendien een tweede bouwsteen. De twee opeenvolgende Vlaamse regeringen hebben duidelijke standpunten ingenomen over het jeugdsanctierecht. De standpunten wijken af van de houding van onze Waalse collega's. Op hun manier zijn die ook evenwichtig. We mogen stellen dat we in belangrijke mate een aantal slagen hebben binnengehaald. Dankzij Vlaanderen zijn bepaalde bekommernissen in de nieuwe jeugdbeschermingswet opgenomen.
Ik weet ook wel dat de situatie nog niet ideaal is. We hebben nog niet het jeugdsanctierecht dat we willen. We kunnen nog niet het hele pallet van herstellende en responsabiliserende maatregelen nemen. We hebben echter wel een heel grote stap vooruit gezet. De Vlaamse Regering heeft ook in deze een belangrijke basis gelegd.
Ik wil er ook op wijzen dat die hervorming al jaren aan de gang is. We hebben er op deze banken al hevige discussies over gevoerd. Een commentator van een Vlaamse krant heeft deze week geschreven dat het plan misschien niet volmaakt is. Hij pleitte er echter wel voor het zo snel mogelijk in te voeren zodat we een antwoord kunnen bieden op de vragen. Hij voegde eraan toe dat we er misschien ook aan moeten denken om in 2007 delen van deze wetgeving naar de gemeenschappen over te hevelen. Dat is echter een andere discussie.
Mevrouw de minister, u zult straks overleg plegen met uw collega's van de andere regeringen. Met welke vragen en, eventueel, antwoorden gaat u naar dat overleg?
Vindt u dat er nog moet worden gesleuteld aan het wetsontwerp of bent u eerder vragende partij om het zo snel mogelijk te implementeren? Wat is de timing voor de verdere implementatie van het globaal plan? Is de implementatie zoals we die nu voor ogen hebben de goede, gelet ook op de budgettaire restricties? Meent u dat we op een versnelde manier aan de noden uit de samenleving een antwoord moeten geven?
Mevrouw Dua heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, het is goed dat het grootste deel van de politieke wereld gevolg heeft gegeven aan de oproep van de ouders van de vermoorde Joe om de sereniteit in het debat te behouden. Er is ook op die manier gemanifesteerd. Het is belangrijk dat de politiek nu een goed en structureel antwoord geeft. Ik vind het een goede zaak dat de diverse regeringen van dit land zich daarover buigen en proberen tot een oplossing te komen.
Ik wil twee bedenkingen maken. Het laat bij mij een wrang gevoel na dat gedurende veertien dagen gesproken is over Noord-Afrikaanse daders, terwijl achteraf blijkt dat het om twee Poolse jongeren gaat, het katholieke Europese land bij uitstek. (Rumoer)
Er is een groot appel geweest aan de moslimwereld die daar op een zeer goede manier heeft op gereageerd. Dat dit is gebeurd, zegt iets over het feit dat het stigmatiseren in onze samenleving meer ingebakken zit dan we hadden vermoed.
Ten tweede moet er mij nog iets van het hart en ik vind het spijtig dat de heer Dedecker niet aanwezig is. Mevrouw Ceysens, ik richt me dan ook tot u. Ik vind het gemak waarmee sommige mensen stigmatiserende woorden in de mond nemen, verschrikkelijk. 'Kutallochtonen' en 'kut-Marokkanen' zijn woorden die niet kunnen. Het is voor politici gemakkelijk om cafépraat over te nemen omdat je er applaus voor krijgt aan de toog. Ik vind het echter onverantwoord en het legt een drukkende verantwoordelijkheid op uw fractie dat iemand zich op dergelijke manier uitlaat en een bepaalde bevolkingsgroep stigmatiseert. (Applaus bij sp.a-spirit, Groen! en CD&V)
Mevrouw Dua, u hebt net getoond dat u zich daar ook aan bezondigt. (Applaus bij VLD en CD&V)
Mevrouw Ceysens, het is de verantwoordelijkheid van de politiek om in alle omstandigheden de sereniteit in het debat te bewaren. Dat was ook de oproep van de ouders. (Rumoer)
Dergelijke vrije tribunes leiden daar niet toe.
U misbruikt er zelfs het spreekgestoelte van dit parlement voor.
Mijnheer de minister-president, u zult het allicht hebben over het jeugdsanctierecht en ik denk dat dit ook goed is. We willen meegeven dat het niet alleen mag gaan over bijkomende plaatsen. Het moet ook gaan over de sociale omkadering in dergelijke instellingen. Er is iets verschrikkelijks gebeurd, maar dat neemt niet weg dat we er niet mogen van uitgaan dat jonge delinquenten die ooit in die instellingen terechtkomen, verloren zijn voor de samenleving. Het is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering om ervoor te zorgen dat de sociale begeleiding er zo is dat er nog iets kan terechtkomen van een groot deel van die jongeren.
Het gaat natuurlijk ook over meer. Het gaat ook over de problematiek van de grootsteden, over het samenleven van verschillende culturen en over veiligheid in de steden. Ik hoop dat het debat daar ook over zal gaan. Het gaat ook over een groep kansarme jongeren, allochtone jongeren, over mensen die zo weinig perspectief hebben dat ze een moord plegen voor een statussymbool van onze consumptiemaatschappij, een MP3-speler. Dat is verbijsterend. Onze samenleving en de politiek hebben de verantwoordelijkheid om te zoeken naar oplossingen om die jongeren opnieuw een waardebesef mee te geven. Het onderwijs is daar belangrijk in, alsook de begeleiding van de ouders. Die jongeren moeten vooral een perspectief krijgen.
Twee op drie werklozen van vreemde afkomst geraken niet aan werk. We weten dat er een tijdbom in de maak is. Ik hoop dus dat dit ter sprake zal komen.
Onze grootsteden beschikken over te weinig middelen om iets aan de problemen te doen. De buurten waarin deze mensen wonen, zijn verloederd. Er zijn dringend investeringen nodig, zodat op een of andere manier een ontwikkeling ten goede op gang komt. Ik hoop dat de minister-president dit zal aankaarten, en op die manier mee zal zorgen voor een structurele oplossing van de grote maatschappelijke problemen waarmee we worden geconfronteerd. (Applaus bij Groen! en sp.a-spirit)
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's-ministers, collega's, de moord op Joe Van Holsbeeck is in de eerste plaats een afschuwelijke, laffe misdaad. Ik wil dat benadrukken. Vorige week hebben we ons medeleven overgemaakt aan de familie van Joe Van Holsbeeck. Het is van cruciaal belang dat recht geschiedt. De opsporing van daders moet resultaten boeken en nadien moeten er passende straffen worden opgelegd.
Vorige zondag zei ik al dat een dergelijke laffe misdaad niet noodzakelijk moet leiden tot de culpabilisering van een hele samenleving, laat staan de culpabilisering van een deel ervan. De afschuw van de samenleving voor de misdaad en de mars van afgelopen zondag zijn oproepen om de verantwoordelijkheid van de samenleving in haar geheel, waaronder maar niet alleen de overheid - want die kan het niet alleen oplossen - , te onderzoeken en ervoor te zorgen dat dit laf en zinloos geweld niet of zo weinig mogelijk zou voorkomen.
In antwoord op de mars en de algemene verontwaardiging van de samenleving heeft de Vlaamse Regering nagedacht over de beleidsdomeinen die een invloed kunnen hebben op de sociale samenhang, het herstel van het respect voor normen en waarden en het remediëren aan een aantal problemen in de grote steden. Meer dan ooit is de Vlaamse Regering van oordeel dat de bepalingen in het Vlaams Regeerakkoord, dat door een meerderheid in dit parlement is goedgekeurd, en wat is beslist, onder meer in uitvoering van de meerjarenbegroting, evenwichtige, precieze, juiste en doeltreffende antwoorden zijn op de fenomenen die in verband worden gebracht met de afschuwelijke moord op Joe Van Holsbeeck.
Als ik het schematisch voorstel, dan kan ik stellen dat de Vlaamse Regering werkt rond drie clusters van beleidsdomeinen die van invloed zijn op de randvoorwaarden die kunnen bijdragen tot de realisatie van zo'n afschuwelijke misdaden, hoewel ze die natuurlijk niet verklaren. Het eerste domein is de problematiek van de voorkoming en de opvolging van jeugdcriminaliteit. Het tweede domein is de ondersteuning van de opvoeding van kinderen en jongeren. Het derde domein is het nemen van overheidsmaatregelen om de sociale samenhang en de maatschappelijke integratie, niet in het minst in de grote steden, te bevorderen. Voor elk van de domeinen bevestigt de Vlaamse Regering haar inspanningen die in een meerjarenaanpak zijn geïntegreerd, en ook beslist en in uitvoering zijn.
In verband met de jeugdcriminaliteit verheugen wij er ons over dat in het federale parlement is besloten tot bijsturing van de teksten over het jeugdsanctierecht. Het is voor ons van het grootste belang dat in de komende maanden zo snel maar ook zo doeltreffend mogelijk wordt voorzien in de nodige middelen om uitvoering te geven aan de nieuwe wetgeving. De Vlaamse Regering is vragende partij om afspraken te maken in het kader van een samenwerkingsakkoord, de financiering en andere afspraken die nog moeten gebeuren.
Voorts zijn wij ervan overtuigd dat het globale plan Bijzondere Jeugdzorg, dat ook door de sector zelf naar waarde wordt geschat, goede antwoorden geeft. Minister Vervotte zal er straks nog wat meer over zeggen. Er wordt immers voorzien in een aanzienlijke uitbreiding van de capaciteit voor de opvang en begeleiding van minderjarigen, ook van de minderjarigen die een delict hebben gepleegd.
Het omkaderen en ondersteunen van de opvoeding van jongeren is ook anno 2006 een belangrijk punt. Mijnheer Dewinter, minister Vandenbroucke zal straks ingaan op uw conreet punt, namelijk de registratie van wat u illegale jongeren noemt die zich aanbieden om hier onderwijs te krijgen. Een verwijzing naar internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens of het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind, kan een deel van de verklaring en het antwoord zijn.
De Vlaamse Regering is van plan de maatregelen uit te voeren die zij heeft voorzien op het vlak van bijvoorbeeld het tegengaan van spijbelen. In verband met de schoolafwezigheid zijn al gedeeltelijk maatregelen geïmplementeerd door de minister van Onderwijs. Minister Vandenbroucke zal nog een aantal maatregelen, die specifiek op Brussel kunnen worden toegepast, voor het voetlicht zetten.
We hebben in het kader van de opmaak van de meerjarenbegroting beslist om de budgettaire inspanning voor de zogenaamde time-outprojecten die tot doel hebben om de uitval uit het onderwijs tegen te gaan, te verdubbelen waardoor op het terrein resultaat kan worden geboekt.
Ten slotte verwijs ik naar de algemene aanpak. Mevrouw Ceysens heeft al verwezen naar de opvoedingsondersteuning. We werken aan een structureel netwerk van voorzieningen met onder meer de oprichting door de bevoegde minister van Welzijn van 14 opvoedingswinkels in de centrumsteden.
Wat het versterken van de sociale samenhang in de Vlaamse samenleving en de integratie betreft, verwijs ik naar het inburgeringbeleid van minister Keulen. Er wordt een belangrijke klemtoon gelegd op de verantwoordelijkheid van de ouders voor de opvoeding en schoolbegeleiding van jongeren. Ook in de meerjarenbegroting is in een fors groeipad voorzien van 32 miljoen euro in 2005 naar iets meer dan 70 miljoen euro op het einde van de legislatuur. Minister Keulen geeft op dit ogenblik volop uitvoering aan dit beleid, en het inburgeringdecreet wordt binnenkort voor de eindbespreking aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Er wordt voor het stedenbeleid op jaarbasis 100 miljoen euro geïnvesteerd om de leefbaarheid in onze steden te versterken.
Minister Vandenbroucke heeft met betrekking tot de jeugdwerkloosheid vooral ten aanzien van risicogroepen tot zeer gerichte acties beslist. Ik denk onder meer aan het Meerbanenplan. Er is in samenwerking met de steden en gemeenten ook in andere zeer specifieke maatregelen voorzien, vooral gericht op laaggeschoolde jongeren die met hardnekkige werkloosheid te kampen hebben.
Ten slotte worden op initiatief van minister Anciaux inspanningen geleverd en budgettair vertaald om het verenigingsleven en ook het vrijwilligerswerk te versterken. Dit moet de lokale sociale samenhang via de werking van jeugdverenigingen en sportverenigingen meer ruimte bieden.
Over het geheel van deze maatregelen is niet gisteren of eergisteren beslist, het is de uitvoering van wat in het regeerakkoord stond. Tijdens de eerste jaren van de legislatuur is dat beleid ook vertaald in beslissingen en in het reserveren van de nodige financiële middelen en de opmaak van het budgettaire meerjarenprogramma. Deze acties zijn al geruime tijd gepland, voorbereid en zijn momenteel in uitvoering. De afschuwelijke misdaad op Joe Van Holsbeeck en het algemene maatschappelijke aanvoelen van problemen en fenomenen in de Vlaamse samenleving - ik refereer aan onder meer de mars van vorige zondag - heeft ons meer dan ooit overtuigd van de noodzaak en de juistheid van deze maatregelen. Wetten, decreten of beleid zullen echter nooit een misdaad zoals gepleegd op Joe Van Holsbeeck, volledig kunnen uitsluiten.
Dit is de verantwoordelijkheid van de hele samenleving en niet enkel van de overheid. Dit mag ons evenwel niet beletten om dergelijke misdrijven in Vlaanderen zo veel mogelijk te vermijden. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vervotte heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, we hebben in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en tijdens plenaire zittingen al op geregelde tijdstippen debatten over jeugddelinquentie gevoerd. Tijdens deze debatten hebben we het vooral gehad over de problemen die we in dit verband dagdagelijks ervaren. We mogen evenwel nooit de illusie koesteren dat we complexe opvoedings- en samenlevingsproblemen met een paar beleidsmaatregelen kunnen oplossen. Om die reden heeft de Vlaamse Regering bewust voor een meersporenbeleid gekozen. Dit samenhangende beleid moet aangepaste antwoorden bieden op de vragen die de verschillende gezinssituaties oproepen.
Deze werkwijze heeft ertoe geleid dat de Vlaamse Regering op 3 februari 2006 heeft beslist voor de bijzondere jeugdzorg een investeringsplan ten belope van 25 miljoen euro op te stellen. De meeste investeringen zullen in 2007 plaatsvinden. Voor 2006 zijn eveneens al een aantal belangrijke uitbreidingen gepland. Ik denk hierbij aan de crisishulp aan huis, aan het herstelgericht werken en aan de twintig bijkomende plaatsen voor delictplegers. De grootste brok van de uitbreidingen is evenwel voor 2007 gepland.
Volgend jaar zullen we specifiek in de voorzieningen voor veelplegers en voor first offenders investeren. We zullen tevens de nodige aandacht schenken aan jongeren in problematische opvoedingssituaties. Er zullen 32 bijkomende plaatsen voor first offenders komen. Dit is een nieuwe aanpak. Het gaat hier om een aparte opvang. Deze opvang staat los van de huidige situatie in de gemeenschapsinstellingen. Momenteel worden de first offenders en de jongeren in een problematische opvoedingssituatie samen opgevangen. De nieuwe plaatsen zijn bedoeld om de first offenders apart op te vangen. Het lijkt ons nuttig en zelfs noodzakelijk om beide groepen uit elkaar te halen. Bovendien zullen er nog 25 bijkomende plaatsen voor de veelplegers komen. Het gaat hier om de harde kern van jongeren.
In 2006 besteden we veel aandacht aan het wettelijke kader, meer bepaald aan het jeugdsanctierecht. Een welzijnsbeleid kan enkel werken indien er een consequent, samenhangend, adequaat en geloofwaardig wettelijk kader is. Ik ben blij dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers het geamendeerde wetsontwerp gisteren heeft goedgekeurd. De Vlaamse overheid heeft al eerder laten weten dat ze zich in de gewijzigde visie kan vinden. We zijn vragende partij om de nieuwe wet snel en adequaat uit te voeren. Tijdens het overleg zullen we dit standpunt naar voren brengen. We willen dat de wet snel kan worden uitgevoerd en dat we snel de nodige samenwerkingsovereenkomsten kunnen sluiten. De welzijnsvoorzieningen, justitie en de politie moeten een goede samenwerking op het terrein tot stand brengen.
Concreet betekent dit dat er een federaal detentiecentrum komt. Dit staat in de tekst van de nieuwe wet. De Vlaamse overheid en minister Onkelinx voeren momenteel reeds gesprekken over de in dit verband af te sluiten samenwerkingsovereenkomst. Vlaanderen is vragende partij en stelt zich als een constructieve partner op.
De Vlaamse Regering heeft reeds eerder besloten om de capaciteit van de gesloten instellingen uit te breiden. In Mol komen er twintig plaatsen bij. Bovendien staat in het globaal plan dat er 25 bijkomende plaatsen voor veelplegers en tweemaal 32 bijkomende plaatsen voor first offenders zullen komen.
Veelplegers zijn voor mij een hardnekkige groep waarop we aparte antwoorden moeten bieden. Vandaar het belang dat we hechten aan het kunnen putten uit het correctioneel recht. Als bescherming niet meer werkt, moeten we het strafrecht kunnen laten toepassen.
In het globaal plan Bijzondere Jeugdzorg hebben we voorzien in zeer intensieve gedragsprogramma's. Het is de bedoeling dat iemand die een daad stelt daar niet alleen voor wordt gestraft, maar dat we tegelijkertijd voorkomen dat die persoon in de toekomst nog zulke daden stelt. Vandaar het belang dat we in Vlaanderen steeds hebben gehecht aan het herstelgericht werken.
Ik ben blij dat in de wetteksten ook het herstelgericht werken wettelijk verankerd is en als maatregel kan worden opgelegd. Met herstelgericht werken willen we onze daders laten beseffen wat de impact is van hun daden, zowel op het slachtoffer en zijn of haar gezin als op de samenleving in het algemeen. Deze confrontatie zorgt ervoor - en dat wordt ook aangetoond door studies - dat het herval daalt en deze mensen beslissen om niet opnieuw in criminele daden te vervallen. We willen hier dan ook graag extra in investeren. In ons investeringsplan wordt hiervoor twee miljoen euro extra vrijgemaakt.
Collega's, geweld is een rode draad door mijn beleidsdomeinen, met intrafamiliaal geweld, kindermishandeling en jeugddelinquentie als enkele voorbeelden. Vanuit Welzijn, Cultuur en Onderwijs en vanuit de media en de politiek moeten we de wortels van geweld aanpakken en patronen van geweld doorbreken. We moeten er samen voor zorgen dat geweld nooit een gewoonte wordt.
Daarom moeten we ervoor zorgen dat zowel onze samenleving als onze gezinnen ondersteund en versterkt kunnen worden. Kinderen die thuis niets anders hebben gezien dan geweld en kinderen die opgegroeid zijn met geweld, zullen geweld vaak als enige antwoord en vaak ook als enige uitweg zien. Jammer genoeg is geweld vaak het enige dat deze kinderen kennen. Jammer genoeg zorgt dat er vaak voor dat voor hen geweld het enige is dat veilig is. Daar moet de overheid optreden en beschermen, maar tegelijkertijd ook een perspectief bieden. De overheid moet ervoor kunnen zorgen dat andere mogelijkheden worden aangeleerd voor deze kinderen en deze gezinnen.
In ons investeringsplan wordt hier heel veel aandacht aan besteed. Verschillende programma's zullen worden opgezet, zelfs voor 0- tot 3-jarigen, met de hoop dat deze kinderen kunnen opgroeien in gezonde gezinssituaties en we er op deze manier toe kunnen bijdragen dat de ontwikkeling van bijvoorbeeld antisociaal gedrag kan worden tegengegaan.
We investeren ook zwaar in preventie, in de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en in de crisishulp aan huis, voor in totaal 640 plaatsen.
Collega's, gezinnen zijn voor velen een bron van geluk en zingeving. Maar we moeten ook erkennen dat ze voor velen ook een bron van relationele en persoonlijke problemen zijn, zeker door een aantal maatschappelijke evoluties. We stellen vast dat de groep van alleenstaande ouders zeer sterk groeit en soms in zeer kwetsbare posities terechtkomt. Het gaat dan om armoede, werkloosheid, psychische problemen, depressie, drugs en alcohol.
Op veel momenten in een mensenleven kan de opvoedingslast en/of opvoedingsonzekerheid te groot worden. Het is op dat moment dat de draagkracht van een gezin wordt aangetast. Dat zijn nu juist de risicomomenten voor geweld en een verdere ongezonde ontwikkeling van het kind. Op dat punt willen we vanuit Welzijn de ouders ondersteunen.
Laat me duidelijk zijn: ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Wij moeten hen responsabiliseren, maar als overheid willen we hen ook zeer graag helpen. Vandaar de aandacht die we willen besteden aan opvoedingsondersteuning. In 2006 zullen we dan ook het decreet betreffende opvoedingsondersteuning herbekijken.
De betrokkenheid van de ouders bij de opvoeding van een kind is cruciaal voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Deze betrokkenheid moeten we zo maximaal mogelijk stimuleren en ondersteunen. Belangrijk is dat veel instellingen daar een verantwoordelijkheid in hebben: scholen, welzijn, politie en justitie.
Jeugddelinquentie en jongeren die opgroeien in problematische opvoedingssituaties verdienen meer dan ooit onze blijvende aandacht. Ik ben van plan om consequent en daadkrachtig het meersporenbeleid dat we in Vlaanderen op het getouw hebben gezet, voort te zetten. We zijn bereid daarvoor de nodige investeringen te doen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, daarnet is het onderwijs ter sprake gebracht. Ik denk dat dat zeer terecht en welkom is.
Ik ben wel wat verbaasd over de invalshoek die daarbij werd ingenomen. Ik heb begrepen dat een deel van de oppositie zei dat scholen een soort register moeten aanleggen aan de hand waarvan men ouders kan opsporen die illegaal in ons land verblijven.
Mijnheer de minister, ik heb gezegd dat alle jongeren die op scholen aanwezig zijn in een register moeten worden gecentraliseerd waar de politiediensten en de Dienst Vreemdelingenzaken in dergelijke omstandigheden een beroep op kunnen doen. Wij willen niet een register op basis waarvan een actief opsporingsbeleid ten aanzien van de ouders moet worden gevoerd. De nuance is duidelijk. Dat zorgt ervoor dat we tenminste niet een groep van mensen hebben die in de praktijk niet eens bestaan, die naar school gaan, gezondheidszorg genieten, die hier wonen en vaak ook werken, maar in de praktijk niet geregistreerd zijn en die we niet kennen. Eigenlijk kennen we ze wel, want hun kinderen gaan naar school. Ze beroepen zich op allerlei faciliteiten van de gezondheidszorg, ze gaan naar het OCMW en ze huwen hier, want ook het recht op huwen is verzekerd voor deze groep. Deze groep die bepaalde rechten heeft, moet op de een of andere manier ook geregistreerd worden. Men bouwt een totale parallelle samenleving op waar men rechten aan geeft, maar die daarentegen geen enkele plicht heeft, zelfs niet de plicht geregistreerd te zijn. Dat kunt u als minister toch niet verdedigen.
Ik dank u voor deze toelichting, maar ik blijf een beetje verbaasd. Ik ben al blij dat u niet hebt gezegd wat ik dacht dat was gezegd. Ik verontschuldig me daarvoor. Ik dacht dat was gezegd dat scholen een soort van derde politiedienst zouden moeten worden. Daar ben ik niet voor en dat heeft geen enkele zin, maar u pleit hier dus niet voor.
Wat u nu zegt, is toch ook een klein beetje naast de kwestie, want er zitten in onze scholen kinderen van ouders die hier niet legaal verblijven, dat is geweten. We hebben daar ook afspraken over met minister van Binnenlandse Zaken Dewael. Scholen waar kinderen zitten van mensen die hier illegaal verblijven, blijven onderwijs aanbieden. Dat is een verplichting die Europees vastligt, en het is ook normaal. Ik heb liever dat ze in een school zitten dan dat ze rondlopen, u ook. Vanzelfsprekend hebben we daarover communicatie. Als bijvoorbeeld de minister van Binnenlandse Zaken van oordeel is dat de ouders het land moeten verlaten, verzetten we ons daar niet tegen, maar we maken afspraken over hoe dat gebeurt. Dat moet gebeuren op een menselijke manier. Dat is allemaal zeer doorzichtig en open en bloot.
Vanzelfsprekend houden de scholen bij wie er op de school zit. Ik kan me niet inbeelden dat, als de politiediensten zouden vragen aan een school wie er naar school gaat, die zou weigeren dat te zeggen. Dat zou inderdaad niet correct zijn. Ik hoop dat daarmee dit punt uitgeklaard is.
Ik wil komen tot wat naar mijn mening de essentie is van de rol van het onderwijs. Mijnheer de voorzitter, sta me toe daar een algemene beschouwing over te maken, wetende dat verklaringen gemakkelijk zijn en dat de realiteit hardnekkig en moeilijk is.
Het onderwijs moet bijdragen aan een samenleving waar echt wordt samengeleefd, waar mensen respect hebben voor elkaar en ook voor spelregels, waar aan jonge mensen duidelijk wordt gemaakt dat er grenzen zijn die niet mogen worden overschreden. In onze samenleving en ons onderwijs hebben we terzake heel wat werk te doen, net als in andere landen.
Ik wil duidelijk zijn: u hoort me niet zeggen dat de spijbelaar van vandaag de dief van morgen is. Zo zit dat niet in elkaar. U hoort me al evenmin zeggen dat de kleine pester van vandaag de moordenaar van morgen is. Daar geloof ik niet in. Wel meen ik dat de samenleving die de pester en de spijbelaar tolereert en laat zien dat de pester en de spijbelaar worden getolereerd, het moeilijker zal hebben om efficiënt op te treden wanneer grenzen ernstig worden overschreden. Een dergelijke samenleving heeft het moeilijker om om te gaan met ernstige vormen van jeugddelinquentie en -criminaliteit, net als met criminaliteit in het algemeen.
Ik ben dus geen aanhanger van de stepping-stonetheorie, die stelt dat de kleine pester morgen een moordenaar zal zijn. Ik ben echter wel een aanhanger van de broken-windowtheorie. Als de politie vaststelt dat er in een wijk veel gebroken ruiten zijn en de gevels verloederd zijn, zijn er vermoedelijk in die wijk ook wel ernstiger dingen aan de hand. Daar moet dus worden opgetreden, en die ruiten moeten ook worden hersteld. Dit soort politieopvatting werkt. Dat is al bewezen in vele steden en gemeenten in de wereld. Voor mij zijn pesten op school en spijbelen in zekere zin de gebroken ruiten van de jeugddelinquentie en de kleine en grote criminaliteit. Daar moet tegen worden opgetreden. Wat dit betreft, hebben we vorige week een belangrijk debat gevoerd in de commissie voor Onderwijs, over het spijbelactieplan van de regering. Er is een breed draagvlak aan het ontstaan voor dit plan, dat ervoor zal zorgen dat de aanpak op een aantal punten kordater en veel vollediger zal zijn dan die van de voorbije jaren.
Ik wil dit kort overlopen, om vervolgens meteen heel praktisch te worden. Om te beginnen wens ik dat we inzake spijbelen zouden komen tot een totale en efficiënte controle op het voldoen aan de leerplicht. Vandaag is die controle niet totaal: we controleren steekproefgewijs en eerlijk gezegd gebeurt dat op een zeer ambachtelijke wijze. Het streven naar die omvattende controle is een ambitieuze, technisch en administratief ingewikkelde hervorming, maar we wensen die de komende twee jaar tot stand te brengen.
Een zeer belangrijk knelpunt daarbij, dat ik dadelijk zal aankaarten bij de ontmoeting die we zullen hebben met de federale premier, is Brussel. Er is in Brussel geen controle op de leerplicht, om de zeer eenvoudige reden dat er sprake is van twee onderwijsautoriteiten die leerlingen ontvangen in hun scholen, maar niet samen nakijken of die groep leerlingen inderdaad overeenstemt met de groep leerlingen die in de scholen zouden moeten zitten. Zo weten we tenminste dat er in andere Vlaamse steden sprake is van leerlingen die ronddolen, zodat we kunnen optreden. Wat Brussel betreft, weten we dat dus niet. Ik zal dus van de gelegenheid gebruik maken om voor te stellen aan de collega's van de Franse Gemeenschap en de federale premier dat in Brussel een bicommunautaire hoofdstedelijke cel zou worden opgericht, waarin we samen die leerplichtcontrole organiseren. De twee gemeenschappen kunnen daar de gegevens die ze hebben over de ingeschreven leerlingen naast elkaar leggen. De drie gewesten kunnen er de gegevens die ze hebben met betrekking tot het rijksregister naast elkaar leggen. Dat zal ons in staat stellen eindelijk een totale controle te doen op het voldoen aan de leerplicht in Brussel. Overigens zal dat ons ook beter in staat stellen om in Vlaanderen te controleren. Er is immers ook sprake van mensen uit Vlaanderen die ergens in de Franse Gemeenschap onderwijs genieten, en omgekeerd.
Ik zal er dus voor pleiten dat er zeer snel praktische maatregelen zouden worden genomen die ons moeten toelaten de komende twee jaar te komen tot een werkelijke gezamenlijke controle op het voldoen aan de leerplicht in Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Dat zou een enorme stap voorwaarts zijn.
U weet dat ik ook vind dat we de leerplicht vrij strikt moeten opvatten. Dat betekent wat mij betreft dat leerlingen in het begin van september ingeschreven moeten zijn.
Ik wil het gebruik van de leerplichtwet ook in die zin veranderen, want dat kunnen we.
Bovendien moeten we in Vlaanderen beslissen dat jongeren tot 18 jaar voltijds leerplichtig zijn, en niet deeltijds. In dat concept van deeltijdse leerplicht geloof ik immers niet als het betekent dat jonge mensen twee dagen naar school gaan en voor de rest drie dagen thuis zitten of eventueel op straat lopen. Ik ben voor een voltijds engagement, vijf dagen per week. Dat moet in de wet op de leerplicht staan, en we kunnen dat in Vlaanderen met onze eigen decretale invulling ook doen.
Tegelijkertijd moeten we natuurlijk die jonge mensen, die eigenlijk niet meer in staat zijn om vijf dagen per week zinvol naar school te gaan, werkervaring, projecten en activiteiten aanbieden waarmee ze hun jeugd op een zinvolle manier besteden. Ik zal straks ook bij de federale minister van Justitie aankaarten dat we een consequent vervolgingsbeleid willen wanneer we aan het parket dossiers overmaken met betrekking tot hardnekkig spijbelen, waarbij eventueel ook ouders niet bereid blijken te zijn te helpen. Dan moet het parket worden ingeschakeld. Ik wens dan ook duidelijk afspraken te maken met de federale minister van Justitie over het gevolg dat de parketten geven aan die dossiers. Het kan beter, maar eerlijk gezegd kan de kwaliteit van onze dossiers ook beter. We moeten ons huiswerk dus aan beide kanten maken.
Ons onderwijs heeft een belangrijke rol te spelen, maar we mogen onszelf niet wijsmaken dat we in een handomdraai alle problemen van de samenleving kunnen oplossen, zeker niet vanuit het onderwijs alleen. Toch moeten we onze bijdrage proberen te leveren. Ik pleit voor scholen die warm zijn en sterk. Met warm bedoel ik dat ze open moeten staan voor jonge mensen met problemen, in staat moeten zijn met die problemen om te gaan, moeten proberen iedere jongere naar zijn of haar waarde te schatten en te zorgen voor een warm onthaal en een schoolsfeer die jonge mensen aantrekt.
Waar dat niet lukt, moeten we met alternatieve oplossingen komen. We hebben al bekendgemaakt dat we heel wat meer geld zullen uittrekken voor projecten om jongeren met wie op de schoolbanken echt niets meer aan te vangen is, gedurende een tijdje van de school weg te halen en elders tot inkeer te laten komen, zodat ze rijp worden gemaakt om weer zinvol naar school te gaan. Voor die time-outprojecten zullen we heel wat extra geld uittrekken. Dat past in een positieve aanpak met warme scholen.
Scholen moeten echter ook sterk zijn en kordaat optreden als mensen op een hardnekkige manier grenzen overschrijden en het onmogelijk maken om de samenleving die we willen, op te bouwen. Ik geloof niet dat de spijbelaar van vandaag de moordenaar van morgen is; zo simpel is het niet. Maar als we aan een samenleving bouwen, dan moeten we dat doen op alle niveaus, zowel in de details als in de grote zaken. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat we niet zijn ingegaan op het verzoek van onze fractie om over dit thema een ietwat uitgebreider debat te organiseren. Nu draait het erop uit dat de vraagstellers vijf minuten hebben kunnen spreken, en de regering drie kwartier. Niettemin dank ik de regering voor het uitgebreide antwoord van de drie ministers.
De minister-president sprak over het herstel van waarden en normen en het bevorderen van de sociale samenhang in de samenleving. Ik ben het daar volkomen mee eens. Vervolgens hoorden we een pleidooi voor een jeugdsanctierecht, het versterken van het plan bijzondere jeugdzorg met middelen, het nemen van maatregelen tegen spijbelen door middel van het spijbelplan waar minister Vandenbroucke over sprak, het versterken van het vrijwilligerswerk, het nemen van maatregelen voor de opvang van drugverslaafden enzovoort.
Dames en heren van de meerderheid en van de regering, dat is allemaal interessant, maar helaas in dit dossier niet ter zake. Ik wil het hier dus ook niet hebben over ons pleidooi om de strafrechtelijke meerderjarigheid naar 14 jaar te brengen of bij herhaaldelijk spijbelen en recidiverend crimineel gedrag ook de ouders verantwoordelijk te stellen, desnoods door de inhouding van het kindergeld. Ik zal het ook niet hebben over ons voorstel om tuchtstages in te voeren, de fameuze bootcamps voor harde-kernjongeren naar Amerikaans model enzovoort. Want dat is in dit dossier evenmin ter zake.
De essentie is dat het over illegalen gaat. Met al de goede maatregelen die werden opgesomd, wordt deze, almaar groeiende, groep in onze samenleving niet of nauwelijks bereikt. Omdat die mensen in de illegaliteit verblijven, hebt u er zo goed als geen vat op. Daarom is het ook een groep met een verhoogd risico op crimineel gedrag en dergelijke, een groep die moeilijk past in het waarden- en referentiekader dat wordt voorgesteld. Het is bovendien een groep die niet gekend is.
Door omstandigheden verblijven die mensen hier in volkomen illegaliteit. Ze worden zelfs niet geregistreerd. Ik herhaal dat daar het schoentje wringt. Ik heb er geen problemen mee dat die mensen recht krijgen op onderwijs en op gezondheidszorg, want die rechten moeten voor iedere mens, ook voor illegalen, gegarandeerd worden. Het kan echter niet zijn dat deze mensen allerlei rechten krijgen, zonder dat ze worden geregistreerd wanneer ze gebruik maken van deze faciliteiten. Indien deze mensen worden geregistreerd, kan er op het ogenblik van calamiteiten worden ingegrepen. Dat is nu niet het geval. Ik dring daarom aan op registratie.
Minister Vandenbroucke, u beroept zich op het broken-windowprincipe. Ik neem aan dat u het boek terzake van de twee Amerikaanse criminologen en sociologen hebt gelezen. Het broken-windowprincipe vormt de intellectuele, politieke en ideologische basis voor het zerotolerantiebeleid dat in diverse Amerikaanse steden met groot succes in de praktijk werd gebracht. Ik zou graag hebben dat u zich niet enkel beperkt tot het bijtreden van het broken-windowprincipe, maar dat u consequent bent en ook het zerotolerantiebeleid in de praktijk brengt. Ik vraag u om in het huidige beleid een beetje af te stappen van de mentaliteit van 'alles kan en alles mag' en van het feit dat we het onvoldoende aandurven om bepaalde waarden en normen op te dringen, ook aan vreemdelingen in onze samenleving, in het onderwijs en elders.
Ik meen te mogen zeggen dat een kordaat en efficiënt vreemdelingeninburgerings-, asiel- en illegalenbeleid heel veel problemen uit dit dossier zou hebben vermeden. Dat is de essentie. Laten we dus niet rond de pot draaien en ons omwille van de politieke correctheid verbergen achter een scherm van maatregelen die in dit concrete dossier heel weinig verschil zouden hebben gemaakt. Het enige wat een verschil zou hebben gemaakt is een streng vreemdelingenbeleid en een efficiënt en kordaat illegalenbeleid waarbij illegalen actief worden opgespoord en ze worden gerepatrieerd naar het land van herkomst in de plaats van hen, zoals nu het geval is, te gedogen en er veel te veel eieren onder te leggen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Mijnheer de minister-president, u zei dat u verheugd bent over de bijsturingen van het ontwerp-Onkelinx. Er werden inderdaad een aantal verbeteringen aangebracht. Ik heb dat ook gezegd, want ik heb er geen probleem mee om dat toe te geven.
Mevrouw de minister, u verwees naar de positieve aspecten van de herstelgerichte maatregelen. Die aspecten kunnen inderdaad positief zijn, maar uw Vlaams regeerakkoord pleitte voor een echt jeugdsanctierecht. Met het huidige wetsontwerp waarover gisteren in de Kamer werd gestemd, kunnen we nog steeds niet spreken van een echt jeugdsanctierecht. We bezitten nog altijd niet de mogelijkheid om bestraffend op te treden tegen jongeren, jonger dan 16 jaar, die delinquente feiten hebben gepleegd. Vandaag stond er in een krant een overzicht van de feiten die de laatste twee jaar werden gepleegd door minderjarigen. Hoe zeer ik het ook betreur, we weten allemaal dat de leeftijd waarop jongeren zware delinquente feiten plegen, helaas steeds lager wordt.
Ik heb spijtig genoeg geen antwoord gekregen op mijn vraag of u bereid bent om straks - over een kwartier volgens de kranten - een pleidooi te houden voor de uitbouw van een eigen Vlaamse jeugdgevangenis in plaats van opnieuw te investeren in een federale instelling. U weet dat we heel kritisch staan tegenover die federale instelling en dat we meer geloven in een bijkomende, eigen Vlaamse, gesloten instelling waar criminele jongeren zeer streng kunnen worden aangepakt.
Tegelijkertijd, mevrouw de minister, moeten er maatregelen komen die een heropvoeding mogelijk maken met het oog op de terugkeer naar de samenleving.
Zelfs als het nieuwe wetsontwerp op de daders van die vreselijke feiten zou worden toegepast, dan nog zouden ze milder worden gestraft dan tot nu toe het geval was. In de hypothese, en ik hoop dat, dat de jeugdrechter de daders zal doorverwijzen naar het hof van assisen, is de strafmaat verlaagd. Als we dat dan nog koppelen aan de nieuwe wet-Lejeune waarin de voorwaardelijke invrijheidstelling een recht geworden is, dan kunnen we zeker zijn dat die daders binnen tien jaar, jawel tien jaar, vrijkomen.
Mevrouw de minister, ik heb absoluut geen waarborgen gekregen. Ik hoop dat u er in uw overleg met minister Onkelinx werkelijk op aandringt dat het jeugdrecht snel wordt toegepast. Minister Onkelinx heeft tot januari 2009 de tijd om de wet uit te voeren. Als de Franstaligen dit opnieuw op de lange baan willen schuiven, kunnen zij dat doen.
Tot slot, in het Vlaams regeerakkoord hebt u, mevrouw de minister, en de hele Vlaamse Regering een uitdrukkelijk pleidooi gehouden voor de overheveling van het jeugdsanctierecht naar Vlaanderen. Ik vind dat een fantastisch principe, maar mooie principes inbouwen is gemakkelijk. U hebt de plicht die principes in praktijk om te zetten. Wanneer gaat dat gebeuren? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, mijn fractie kan zich volledig vinden in de antwoorden van de drie ministers. We willen constructief meewerken aan dit aspect van het beleid, want het gaat om belangrijke punten die onze toekomst in Vlaanderen moeten veiligstellen. We moeten daarmee doorgaan.
Ik ben heel erg ontgoocheld in de groene oppositie. Ze heeft er - bij gebrek aan geloofwaardigheid in deze zaak en aan een kordate visie op het jeugdrecht - voor gekozen om een platte aanval te lanceren. Ze trapt daarmee zelf in de val van de stigmatisering van een bepaalde bevolkingsgroep.
Mevrouw Ceysens, terwijl u hier nu zegt dat uw fractie het volledig eens is met de regeringsverklaringen, was uw partijgenoot de heer Dedecker in de leeszaal een totaal ander verhaal aan het ophangen. Over geloofwaardigheid gesproken!
Mijnheer de voorzitter, ik ben blij met het antwoord namens de regering. Het was gecoördineerd, meerzijdig en had oog voor een totale aanpak. Het is van belang dat de hele Vlaamse Regering dat antwoord ondersteunt. Het gaat om veel meer dan het Vlaams Belang beweert, namelijk het straffen van jongeren. Het gaat ook om inspanningen voor integratie en om respect voor mensen. Die beide moeten we nog versterken.
Ik hoop dat het constructieve overleg straks wordt voortgezet, dat er financiële afspraken worden gemaakt met de federale en de deelstaatregeringen. Ik hoop dat u erover waakt dat voor de realisatie van de wet op de bijzondere jeugdzorg wordt samengewerkt en dat er ook federale budgetten worden vrijgemaakt opdat dit snel in werking kan treden.
1 januari 2009 lijkt me een te lange termijn. Vlaanderen moet eerder klaar staan. Als de federale overheid extra geld wil investeren, stel ik voor om dat te aanvaarden. Het is niet omdat de federale overheid wil meefinancieren dat ze dit ook moet organiseren.
De Vlaamse knowhow staat ter beschikking om dit effectief uit te voeren. Dit is geen afstand van bevoegdheid. Goede afspraken maken goede vrienden.
Mijnheer de voorzitter, ik betreur het dat we hier geen actualiteitsdebat van hebben gemaakt. Dit onderwerp komt daar zeker voor in aanmerking. We hebben wel een uitgebreid antwoord gekregen van de regering.
Mevrouw Dua, het Bureau heeft hierover gediscussieerd. De fracties, waaronder ook Groen!, hebben geoordeeld om dit niet te doen. Ik wil die discussie niet naar buiten brengen. Wat het Bureau beslist, is zijn verantwoordelijkheid, wat het parlement beslist, is zijn verantwoordelijkheid. We kunnen dit niet elke keer vanuit een andere invalshoek bekijken.
Elke fractie was vrij om te spreken. Daarnet gaf de heer Dewinter een opmerking over de tijd die de regering nam om te antwoorden. Het is belangrijk dat de regering hierop antwoordt. De sprekers van het parlement hebben 31 minuten en 35 seconden genomen, de regering 29 minuten. We zijn dus nog steeds in de meerderheid. Stoort u zich daar niet aan.
Mijnheer de voorzitter, dit is een persoonlijke reflectie. Een dergelijke kwestie is een actualiteitsdebat waard.
Sommige actualiteitsdebatten hebben minder lang geduurd dan deze discussie: 'What's in a name?' Belangrijk is dat er beslissingen komen. Daar wachten we op.
Mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, we mogen niet doen alsof dit probleem in 1, 2, 3 zal worden opgelost. Het is een complex probleem, waarvoor we geen pasklare oplossing kunnen zoeken in een handomdraai. Tenzij we voor de simplistische oplossingen van het Vlaams Belang zouden kiezen natuurlijk. Dan wordt het heel gemakkelijk.
De heer Dewinter heeft trouwens een nieuwe zondebok gevonden. Eerst waren het de allochtonen, nu zijn het de illegalen. Als de informatie uit de kranten juist is, wat ik niet weet, dan is de dader iemand die 3 maanden in ons land heeft verbleven.
De regering heeft een aantal goede intenties. Het is een herhaling van wat in de beleidsbrieven staat. De uitdaging voor de gezamenlijke regeringen van dit land is om dit moment aan te grijpen om radicale keuzes te maken in een bepaalde richting. Ik denk aan 2 zaken die ik niet heb gehoord in de antwoorden.
In de eerste plaats gaat het om tewerkstelling van kansengroepen en zeker van allochtonen. Dat blijft een groot pijnpunt in onze samenleving. Als we daarvoor geen oplossing vinden, dan zullen we in de problemen komen.
Een tweede belangrijk punt is het stedenbeleid. De centrale overheid zal dit niet volledig kunnen oplossen. We zullen de grote steden moeten inschakelen. Brussel is daarbij een apart geval, maar zowel Brussel, Antwerpen als Gent zullen meer middelen moeten krijgen om dit op het terrein aan te pakken. Ik heb daarop geen antwoord gekregen, minister Keulen. Ik vermoed dat we daarover op een ander moment ten gronde zullen kunnen discussiëren. Dit moet ook een thema zijn dat straks op het Overlegcomité ter sprake komt.
Het gaat niet over een gesloten instelling. Ik heb daarop geantwoord door te wijzen op de uitbreiding van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen. Vanuit het globaal plan starten we met nieuwe proefprojecten, zodat het privé-aanbod kan toenemen. Binnen onze bevoegdheid nemen we hierin onze verantwoordelijkheid.
Het is duidelijk dat we vragen om een jeugdgevangenis. Dat is een gemengde bevoegdheid, omdat de uitvoering van correctionele straffen behoort tot de federale overheid. Daarvoor zullen we een samenwerkingsovereenkomst afsluiten. De federale overheid zal de infrastructuur en de beveiliging financieren, Vlaanderen zal verantwoordelijk zijn voor de pedagogische ploeg.
Het gaat dus niet over een gesloten instelling, want dat is onze bevoegdheid en die bevoegdheid willen we ten volle uitputten. Het gaat wel over een jeugdgevangenis en tot op vandaag is de strafuitvoering een federale wetgeving.
Mevrouw Dua, wat uw opmerking over de financiering van de lokale besturen betreft, is het inderdaad een goede zaak om daar een fundamenteel debat over te voeren. U kunt er echter niet om heen dat er nooit meer geld is gegaan naar die lokale besturen en naar de steden. In het Gemeentefonds zit nu 1,706 miljard euro. Alleen al op basis van de index komt er dit jaar 60 miljoen euro bij. Maar ook de behoeften zijn massaal aanwezig. Daarnaast is er het Stedenfonds met 111 miljoen euro. Dat bedrag mag vrij worden besteed en gaat exclusief naar de dertien grote steden. Naar het Stadsvernieuwingsfonds dat de steden moet helpen om grote infrastructuurwerken mee te financieren, gaat 30 miljoen euro.
Mijnheer de minister, in het beleid ten aanzien van de lokale besturen moeten duidelijke keuzes worden gemaakt. Nu wordt er meer geld uitgegeven, hetzij aan alle lokale besturen, hetzij aan een groot aantal steden en gemeenten. Dat is niet juist. Op een bepaald moment zal het geld geconcentreerd moeten worden daar waar het nodig is, meer bepaald in de grote steden Brussel, Antwerpen en Gent.
Het geld in het Stedenfonds en in het Stadsvernieuwingsfonds gaat exclusief naar de grote steden. Die keuze wordt dus gemaakt. Ik vind het verder ook een goede zaak dat de steden die middelen vrij mogen besteden. We staan immers allemaal achter de autonomiegedachte. Elke stad is verschillend en moet eigen klemtonen kunnen leggen.
Het incident is gesloten.