Report plenary meeting
Report
De heer Arckens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het minste dat we van de minister kunnen zeggen, is dat hij geregeld voor ophef zorgt. Dat is de aard van het beestje. Mijnheer de minister, u hebt gisteren in het Flageygebouw in Brussel uw nieuwjaarstoespraak gehouden voor de culturele wereld. Een aantal zaken is me daarin opgevallen.
U hebt een lijst gemaakt van wat er de voorbije maanden en jaren verwezenlijkt is in de culturele wereld in Vlaanderen, de budgettaire inhaaloperaties, enzovoort. Dat is niet min. Op bepaalde punten verschillen we van mening, en dat zal altijd wel zo blijven, maar het geheel mag er gerust zijn. Bij het lezen van deze tekst - elf bladzijden in een klein lettertype - kreeg ik de indruk dat u graag nog een tijdje cultuurminister zou blijven en de geschiedenis zou ingaan als de Vlaamse Jack Lang of André Malraux.
Twee dingen vielen me in het bijzonder op. U wilt cultuurverbreding door het verhogen van de cultuurparticipatie. Dat is een heikel punt. Niet alleen in de culturele wereld, maar ook door politici wordt nog steeds te veel gepreekt voor eigen kerk. We houden onvoldoende rekening met het Mattheuseffect. Met het culturele aanbod bereiken we niet altijd de groepen die we zouden moeten bereiken aan de onderkant van de samenleving, in de volksklassen.
U zou de volgende maanden aan dat punt moeten werken. Als ik het goed heb begrepen, zult u dat ook effectief doen en zult u er eventueel een nota over maken.
Wat me opviel, is dat u met een steen gooit naar de culturele wereld zelf en meer bepaald naar de beoordelingscommissies. Ik vind het bijzonder vreemd dat u daarbij de artistieke vrijheid een klein beetje in vraag stelt.
Mijnheer de minister, ik heb voor het gemak een papiertje meegebracht. Het is een stukje uit uw tekst. Enerzijds stelt u natuurlijk dat de artistieke vrijheid heilig is, maar anderzijds staat er op pagina 8: 'Te lang hebben kunstinstellingen zich verscholen achter de artistieke vrijheid van kunstenaars. Deze artistieke vrijheid, en daarom kunstenaars zelf, worden te pas en te onpas gebruikt om vooral geen maatschappelijke verantwoordelijkheid te pikken'. Dat is iets helemaal anders. Weet u nog dat ik een aantal maanden geleden in de commissie over de KVS vertelde dat er wel eens een Vlaamse Leeuw verbrand zou kunnen worden? Wat heb ik toen niet allemaal over me heen gekregen! 'De artistieke vrijheid komt in gevaar' en dergelijke uitspraken, kreeg ik te horen. Weken heeft de hetze geduurd. Nu durft u uw uitspraak rustig te doen. Dat is prachtig.
Mijn tweede punt gaat over de diversiteit. Diversiteit is de jongste tijd een containerwoord geworden. Zo zijn er nog. Ik noem er nog één die ik heel grappig vind: 'Ik neem iets mee'. Al weet ik niet waarom, waarheen of waartoe men iets meeneemt.
Diversiteit kan slaan op het aanbod in de kunst, maar ook op multiculturaliteit of interculturaliteit. U gebruikt het woord in de twee betekenissen. U wilt een inhaalbeweging, maar eigenlijk wilt u meer dan dat, want u wilt heel de kunstensector wijzen op een maatschappelijke verantwoordelijkheid en desnoods wilt u de sector dwingen. Ik citeer uw tekst op pagina 9: 'Interculturaliteit is een gewenste maatschappelijke realiteit. Die ontstaat zelden uit het niets. Daarom zal ik van de structureel erkende en gesubsidieerde kunstinstellingen, vormings- en erfgoedinstellingen inderdaad vragen en verwachten dat ze mee inspanningen leveren om een cultureel meer divers middenveld te realiseren. Via een realistische, maar ook voluntaristische mix van inspanningen, verbintenissen en resultaatverbintenissen kunnen onze culturele instellingen en organisaties uitgroeien tot ware trendsetters die als geen andere die culturele diversiteit weerspiegelen'. Het gaat hier om diversiteit in de tweede betekenis. 'Dat is de uitdaging waar we voor staan. Ik reken op u om samen met u, stevig de schouders te kunnen zetten onder dit zo noodzakelijke intercultureel project.'
Mijnheer de minister, om begripsverwarring te voorkomen, stel ik voor dat mijn fractie in het vervolg het woord 'diversiteit' niet meer gebruikt in de eerste betekenis, maar dat we het gewoon zullen hebben over 'het recht op differentie' of 'een different cultuuraanbod'. Dat wil zeggen dat er naast experimenteel theater ook klassiek of volks repertoiretheater en dergelijke moeten zijn.
Wat bedoelt u met de laatste passage die ik heb geciteerd? Het is trouwens het enige wat erover in uw tekst staat. U wilt een multicultureel pact sluiten met de kunstenaars, met de maatschappij en met de bevolking in verband met de allochtonen, de culturele diversiteit en dergelijke meer, maar slaat dit op de programmatie? Wilt u quota invoeren? Als er niet wordt voldaan aan de zaken die u wenst op te leggen, voorziet u dan in sancties?
Ik zou ook graag het volgende willen weten van u. Het is heel bevreemdend, want u hebt me er immers op aangevallen: wat met de artistieke vrijheid? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Anciaux heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb inderdaad een terugblik gemaakt, maar ook een vooruitblik op wat in de volgende jaren, tot het einde van de legislatuur, nog allemaal op stapel staat inzake cultuur en cultuurbeleid. Sinds 1999 is het budget voor cultuur gestegen van 225 miljoen euro tot 400 miljoen euro.
Deze stevige inhaaloperatie was nuttig én nodig. Voor kunsten hebben we een verdubbeling van de budgetten gerealiseerd. We zijn van 75 miljoen euro in 1999 naar 150 miljoen euro gegaan. We hebben een forse investering in kunsten en cultuur gedaan. Ik heb duidelijk gemaakt dat het kunstenbeleid nog nooit zo divers is geweest als vandaag. Nog nooit zijn er zoveel mogelijkheden en middelen geweest voor kunstenaars om zich te ontplooien als vandaag. Dat is goed.
Mijn twee prioriteiten zijn: het ondersteunen van de kunstenaar en de artistieke creatie enerzijds, maar anderzijds ervoor zorgen dat een zo ruim mogelijk publiek kan genieten van kunst en cultuur. Tegen het einde van deze legislatuur wil ik een verdubbeling gerealiseerd hebben van de middelen van 1999. De forse inhaaloperatie was nodig omdat de achterstand groot was.
Ik vind dat de waarde van een democratie ook gemeten wordt aan de zorg voor kwetsbare groepen. Een van die kwetsbare groepen, dat blijkt op internationaal vlak en uit de geschiedenis, zijn kunstenaars. De overheid heeft haar deel van het contract nageleefd, met name forse investeringen. Ik vraag aan de culturele sector in zijn geheel, en aan de kunstensector specifiek, een tegenprestatie. Als we het draagvlak willen behouden, moet er iets terugkeren van de sector naar de samenleving. Het is daarbij voor mij vanzelfsprekend dat artistieke vrijheid en de vrijheid van de kunstenaar op geen enkele wijze in het gedrang mogen komen. Al degenen die rond de kunstenaars zweven, al de instellingen die bij de gratie van de kunstenaar bestaan, alle organisaties die dankzij de kunstenaar actief zijn, hebben een verantwoordelijkheid tegenover de samenleving.
Dat is mijn tweede prioriteit: zo veel mogelijk maatschappelijk engagement opnemen. De reden daartoe is eenvoudig. Kunst en cultuur zorgen ervoor dat er minder uitsluiting is in de samenleving. Kunst en cultuur kunnen ervoor zorgen dat de mensen sterker zijn en zich weerbaarder opstellen. Kunst en cultuur kunnen vooral openheid creëren en verbondenheid. Als de kunstenaar maatschappelijk engagement vertoont, juich ik dat toe. Maar ik kan dat niet eisen. Hij kan zich terecht verstoppen achter de artistieke vrijheid. Hij heeft het recht om zijn creatie te maken zoals hij dat wil. De instellingen errond echter hebben een verantwoordelijkheid tegenover de doelgroepen. Als de samenleving veel inspanningen levert voor de kunst- en cultuurwereld, volgens mij terecht en minimaal, moet er ook andersom worden geïnvesteerd. De sector moet de doelgroepen meer aanspreken. Dat zijn onder meer ouders met kinderen, zij zijn veel te weinig aanwezig in het culturele publiek. Hetzelfde geldt voor mensen in armoede en mensen met een dubbele cultuur. De culturele wereld buiten de kunstenwereld neemt zijn verantwoordelijkheid grotendeels op. Denk maar aan het verenigingsleven, vormingsinstellingen, bibliotheken enzovoort. Binnen de kunstenwereld zien we ook schitterende voorbeelden van verantwoordelijkheidszin en engagement. Er kan echter nog een tandje worden bijgestoken. Dat is de beste waarborg om in de toekomst dat draagvlak bij de bevolking en de overheid te behouden.
Daarbij moet je ook een weerspiegeling krijgen. Mensen moeten zich herkennen in het aanbod, de instelling en de werking van de instelling. Samen met de culturele sector werken we daar al 11 maanden aan. De bedoeling is dat over een maand een actieplan culturele diversiteit voorligt. Dat actieplan moet zorgen voor een cultureel divers publiek in raden van bestuur, beheersraden, beoordelingscommissies en jury's. Dat betekent dat er ook mensen met een dubbele cultuur aanwezig moeten zijn. Het gaat dan over instellingen die vandaag onder het Cultuurpact vallen, niet over verenigingen die één filosofie of geloofsovertuiging hanteren. Om de karikatuur duidelijk te stellen: ik zal aan de KAV niet vragen om een resem joodse mannen op te nemen in de raad van bestuur.
Samen met de culturele sector gaan we na hoe meer aandacht kan worden besteed aan mensen die vandaag niet efficiënt worden bereikt. Dat is helemaal niet in tegenstelling met de artistieke vrijheid of de programmatie. Het publiek en de kunstenaar hoeven geen tegenpolen te zijn. Er is vandaag een zeer ruim aanbod. Nu komt het er echter op aan om die groepen in de samenleving die nog niet genoeg kansen hebben gekregen om deel te nemen aan het culturele gebeuren, daar meer bij te betrekken. Ik heb het gevoel dat de sector daar met plezier op ingaat. (Applaus bij sp.a-spirit)
Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag of uw kritiek ook slaat op de programmatie van een aantal instellingen.
Neen.
In dat geval moet u meer aandacht besteden aan wat u zegt en schrijft.
Mijnheer de minister, u roept op tot verantwoordelijkheidszin in de beoordelingscommissies en dergelijke. Hebt u misschien het gevoel gehad dat de beoordelingscommissies te weinig verantwoordelijkheid hebben genomen bij de beoordelingsrondes van het Kunstendecreet? U hebt deze beoordelingscommissies overigens zelf samengesteld. Ik betwist uw recht als minister van Cultuur absoluut niet. U bent een minister van Cultuur en niet van culturele subsidies. Zelfs bij de commissies die u zelf samenstelt, kunt u de beslissingen achteraf altijd nog in twijfel trekken, soms met faliekante gevolgen zoals nu met Music Hall.
Waarom bent u nu zo scherp voor de beoordelingscommissies? Is er misschien iets fout gelopen in het voorjaar? Of heb ik u opnieuw verkeerd begrepen?
Ik zou niet durven veronderstellen dat u me verkeerd hebt begrepen. Ik heb de beoordelingscommissies al dusdanig niet aangevallen, maar er zijn wel een aantal kritische opmerkingen gemaakt.
Een van de zaken die ik over de beoordelingscommissies heb gezegd, is dat als alleen hun advies in rekening wordt gebracht, het geheel onbetaalbaar wordt. Al die beoordelingscommissies werken immers rond één deelaspect van de hele culturele sector, of zelfs van de totale kunstensector. Ze houden zich bezig met een deelaspect, met een subsector. Ze willen voor die subsector uiteraard zoveel mogelijk middelen uit de brand slepen.
Ik moet echter het geheel overzien. Als er bijvoorbeeld een projectenpot is van 4,5 miljoen euro, en er via de afzonderlijke adviezen van de verschillende beoordelingscommissies een bedrag wordt gevraagd dat daar ruim boven ligt, dan kan ik daar niet zomaar op ingaan. Ik kan toch niet minister Van Mechelen aan de mouw gaan trekken om een bijkomend bedrag van 2 miljoen euro te vragen.
Ik trek hem regelmatig aan de mouw. Ik kan dat echter niet elke week of elke maand doen. Ik moet werken binnen mijn budget. Ik heb gezegd dat ik de volgende weken een ernstig gesprek wil voeren met die beoordelingscommissies. Het is immers geen eenvoudige zaak. Ze werken voor een deel in een vacuüm.
Het Kunstendecreet heeft juist voor een deel de tussenschotten opgeheven. Indien ik vooraf zou zeggen wat een deelsector krijgt, dan ga ik in tegen de ziel en de geest van dat decreet. De beoordelingscommissies geven echter wel advies over een subsector. Tijdens het gesprek zullen we het moeten hebben hoe we een en ander op elkaar kunnen afstemmen. Misschien moeten we een systeem vinden, waarbij op een bepaald moment één grote beoordelingscommissie een voorstel aan mij voorlegt.
Ik wil geen conflict met die commissies, wel integendeel.
Het incident is gesloten.