Report plenary meeting
Actuele vraag over de Nederlandstalige dienstverlening in Brussel
Report
Met toepassing van artikel 82, punt 5, d, tweede lid, van het Reglement van het Vlaams Parlement heeft mevrouw Van Linter haar vraag om uitleg aan minister Anciaux omgezet in een actuele vraag.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in het Vlaamse regeerakkoord staat dat de Vlaamse Regering zal toekijken op de toepassing en naleving van de taalwetten, onder andere in Brussel. In de beleidsnota Brussel staat dat u onder geen beding wilt dat geraakt wordt aan de fundamenten van de taalwetgeving die gericht zijn op de tweetaligheid van de ambtenaren. In de nota staat: 'Het afdwingen van die tweetaligheid is en blijft de absolute prioriteit. We kiezen uitdrukkelijk voor het principe van tweetalige ambtenaren in plaats van tweetalige diensten.'
Ondertussen heeft de Raad van State dat politieke principe ook juridisch verankerd. Een van de instrumenten om te controleren of de taalwetgeving voor bestuurszaken door de Brusselse besturen wordt nageleefd, is het taalrapport - het vooruitgangsrapport - dat de vice-gouverneur van Brussel jaarlijks moet opmaken over de tweetaligheid van de gewestelijke en plaatselijke besturen en diensten.
De vice-gouverneur is een Vlaming en dus een beetje een Vlaamse waakhond in Brussel. Hij heeft een goed zicht op de aanwervingen en het schorsen en eventueel vernietigen van aanwervingen die in strijd zijn met de taalwetten. De man heeft zijn huiswerk goed gemaakt, want het taalrapport werd al een tijdje geleden opgesteld en geruime tijd geleden ook doorgestuurd naar de Brusselse minister-president Picqué. Hij weigert echter al geruime tijd het rapport openbaar te maken. Waarom? Omdat er gevoelige informatie in zou staan die men liever niet openbaar maakt? Dat is een vermoeden, niet alleen van mensen met een slecht karakter zoals ik, maar ook Brussels staatssecretaris Grouwels verklaarde in de pers: 'We zijn al anderhalf jaar bezig met deze regering. Er had jaarlijks een rapport moeten komen. Het wordt hoog tijd dat het er komt. Men begint nu te vermoeden dat er van alles niet correct is.'
Mijnheer de minister, dat vermoeden wordt bevestigd door de dagelijkse ervaringen van heel veel Vlamingen die in Brussel bij de gemeentelijke diensten, de brandweer, de politie, de openbare ziekenhuizen en de dienst 100 niet altijd in hun eigen taal terechtkunnen. Zij krijgen steeds meer te horen: 'Comprends pas monsieur, comprends pas madame, en français s'il vous plaît.'
Het achterhouden van dit taalrapport getuigt in de eerste plaats niet van transparantie van bestuur maar bovendien doet het de communautaire spanningen in Brussel nog maar eens toenemen, samen met een aantal andere incidenten. Ik denk hierbij aan het recente anti-Vlaamse discours van een aantal Brusselse toppolitici die de Vlamingen in Brussel openlijk beschouwen als een quantité négligeable, de aanstelling van een Nederlandsonkundige interim-burgemeester in Brussel-stad enzovoort. Dat baart ons zorgen. Er zijn in dit land zeer broze evenwichten tot stand gekomen. Wanneer men morrelt aan een evenwicht, dan brengt men alles in het gedrang.
Dat baart ook u zorgen want u en de Vlaams-Brusselse ministers hebben de koppen bij elkaar gestoken. Op Belga lees ik: 'De Vlaams-Brusselse ministers roepen op tot loyauteit en sereniteit na de recente wrijvingen tussen Franstalige en Nederlandstalige politici in de hoofdstad. Die loyauteit, sereniteit en het wederzijdse respect zijn nodig om de verdere werking van de Brusselse instellingen niet in het gedrang te brengen.' Dat is heel juist.
Een correcte behandeling van de Brusselse Vlamingen is een zaak van heel Vlaanderen, binnen Brussel, buiten Brussel, van ons allemaal. Ofwel is er niks aan de hand en is alles dik in orde, en dan is er geen enkele reden voor de Brusselse regering om dit taalrapport achter te houden. Ofwel is er stront aan de knikker en dan moet Vlaanderen zich beraden over verdere stappen, eventueel ook met betrekking tot aangekondigd overleg.
Mijnheer de minister, bent u bereid om de openbaarmaking van dit rapport politiek en formeel te eisen? Bent u bereid dit als voorwaarde te stellen voor overleg en verdere afspraken met de Brusselse regering?
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor de minuut respijt die u me geeft. Mijn vraag om uitleg stond geagendeerd voor de commissievergadering van morgen, maar ik sluit me nu aan bij de heer Demesmaeker. Blijkbaar zit hij op hetzelfde spoor en beschikt hij over gaven van telepathie.
Mijnheer de minister, de Brusselse taaltoestanden liggen me zeer na aan het hart. Het is niet de eerste keer dat ik u hierover vragen stel. We weten allen dat de gezondheidszorg en de werking van de gewestelijke en gemeentelijke besturen en de tweetaligheid daarvan, niet altijd gerespecteerd wordt. Dat is het minste wat we kunnen zeggen.
Nochtans staat in de taalwetgeving dat de werknemers van gemeenten, OCMW's en plaatselijke besturen, behoudens het vakpersoneel, moeten beschikken over een brevet van tweetaligheid voor de aanwerving. Over het algemeen wordt dat in Brussel niet nageleefd. We weten allemaal dat tweetaligheid ver zoek is. Die brevetten worden niet meer gevraagd of gecontroleerd. Er bestaat wel een oplijsting van het personeel in de ziekenhuizen. Indien de vice-gouverneur ziet dat er eentaligen op staan, kan hij die benoemingen vernietigen.
Het rapport van de vice-gouverneur is op dit moment alleszins bekend bij minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Picqué, maar hij wil dat niet vrijgeven. We weten ook om welke redenen.
Brussels staatssecretaris Grouwels heeft daarover een hele heisa gemaakt in de pers, zeggende dat ze de rapporten zou opvragen. Sindsdien horen we daar niets meer van. Het spierballengerol is een beetje tot rust gekomen. Het enige resultaat dat we hebben gezien is een gezamenlijke nota van het VGC-college en van u, mijnheer de minister, waarin u oproept tot loyauteit en sereniteit. Ik meen dat in dit dossier loyauteit en sereniteit absoluut niet voldoende zijn. De taalwetten zijn er, ze moeten worden toegepast en de rapporten moeten worden vrijgegeven. Daarom spreek ik u aan als minister van Brussel. De toestand en de behandeling van de Brusselse Vlamingen liggen u toch na aan het hart. Als minister van Brussel hebt u een verantwoordelijkheid om die rapporten op te vragen.
Hebt u dat rapport reeds opgevraagd? Hebt u die resultaten gekregen? Kunt u die toelichten? Plant u verdere initiatieven op basis van dat rapport? Indien u het rapport niet hebt opgevraagd, wat waren uw beweegredenen om dat tot nu toe niet te doen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Anciaux heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het naleven van de taalwetgeving in dit land is een van de meest essentiële zaken om het land aaneen te kunnen houden. Dat die taalwetgeving in Brussel helaas al decennia met voeten wordt getreden, vind ik een echte schande. Ik ben blij, en het verbaast me ook niet, dat een aantal leden in dit parlement dit ernstig nemen en terzake mee aan de kar willen duwen.
Dat de rapporten worden achtergehouden door de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, moet vanzelfsprekend in eerste instantie worden aangeklaagd binnen dat gewest. Er zijn terzake interpellatieverzoeken ingediend. Binnenkort zal daar dus over worden geïnterpelleerd binnen de organen van het gewest. Ook is duidelijk afgesproken met de Nederlandstalige collega's in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat dit spoedig moet worden aangekaart binnen de regering. Zij hebben vanzelfsprekend verklaard dit te zullen doen.
Zelf heb ik de rapporten rechtstreeks opgevraagd bij de vice-gouverneur. Ik vrees dat hij gaat antwoorden dat hij ertoe gehouden is ze maar vrij te geven wanneer daartoe toestemming is verleend. Ik vind het echter vreemd dat minister-president Picqué van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die beslissing kan nemen, terwijl hij zelfs niet eens rechtstreeks verantwoordelijk is voor het doen naleven van de taalwetgeving in de ziekenhuizen. Dat behoort immers tot de bevoegdheden van twee andere leden van die regering.
Kortom, ik doe alles wat ik kan om dit aan te klagen. We hebben de rapporten rechtstreeks opgevraagd. Het spreekt vanzelf dat we dit ook op de agenda hebben gezet van het overleg dat zal plaatsvinden tussen de Vlaamse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Er werd geopperd dat overleg op te schorten. Mij lijkt een dergelijk overleg echter net nuttig om dergelijke toestanden aan te klagen.
Ik beschik momenteel niet over de bevoegdheid om rechtstreeks tussenbeide te komen. Wel reken ik het tot mijn opdracht de belangen van de Vlamingen in Brussel te blijven verdedigen en flagrante inbreuken op die taalwetgeving te blijven aanklagen. Ik zal al mijn mogelijkheden en middelen aanwenden om dat te verwezenlijken.
Mijnheer Demesmaeker, wat in de beleidsnota staat, is vanzelfsprekend een duidelijke politieke verklaring. Ik heb daar geen probleem mee. Wij hebben namelijk verklaard, als Vlaamse Regering, dat, als we worden betrokken in om het even welke discussie, ook in 2007, we niet zullen aanvaarden dat er wordt gemorreld aan de taalwetgeving in Brussel. Ik hoop dat dit voor iedereen geldt. Wel mag de wetgeving worden gewijzigd op één punt. Dat is het tweede element in de beleidsnota. Het is namelijk belangrijk dat die taalwetgeving kan worden afgedwongen. Om dat hard te maken, is de omkering van de voogdijregeling nodig. Wij willen dat een benoeming maar kan worden goedgekeurd indien er consensus is in de Brusselse regering. Nu kan een benoeming slechts worden vernietigd, na een schorsing door de vice-gouverneur, indien er consensus bestaat. De dubbele meerderheid speelt hier in ons nadeel. We willen die regeling dus omkeren. Ik garandeer u dat de Vlaamse Regering collectief, ook met het oog op 2007, deze standpunten moet blijven verdedigen, anders is er een probleem. Ik ben er immers van overtuigd dat sommige Franstaligen in Brussel dit opnieuw op de agenda zullen zetten.
Dit is een van de meest wezenlijke zaken die het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering hard moeten maken in 2007, namelijk dat er niet kan worden geraakt aan de tweetaligheid van de ambtenaren en dat die voogdijregeling moet worden omgekeerd, zodat de taalwetgeving voor eens en voor altijd kan worden afgedwongen.
De Franstaligen in dit land zullen in 2007 heel wat andere vragen hebben. Laat ons dus ook maar ons vragenlijstje klaarmaken.
Mijnheer de minister, ik dank u voor dit belangrijke politieke statement over de toekomst. We steunen u hierin volkomen. Intussen blijft dit taalrapport van de vice-gouverneur nog steeds ergens in een gesloten lade liggen.
Ook wij hebben het rapport opgevraagd, en hebben wel al een antwoord gekregen. De vice-gouverneur verwijst inderdaad naar de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Ik vermoed dat u geen ander antwoord zult krijgen, al hoop ik van wel. Het rapport is een belangrijk instrument om uw doelstellingen uit het regeerakkoord en de beleidsnota te verwezenlijken. Ik stel dan ook voor dat u als minister klacht indient bij de Commissie Openbaarheid van Bestuur om inzage in het rapport te eisen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hoeft echter niet altijd te schermen met het jaartal 2007. Waarom niet nu en onverwijld? De verklaring die u samen met het VGC-college hebt afgelegd, was al een gemiste kans. U roept op tot loyauteit en sereniteit, maar daar gaat het niet om. Mevrouw Grouwels rolt met de spierballen, maar u zou nu eens tot actie moeten overgaan en niet wachten tot de volgende federale onderhandelingen. Hierover zijn geen onderhandelingen nodig, het moet nu bedongen worden. De taalwet moet worden nageleefd, punt uit.
U hebt gelijk, maar dat is ook 'stoerdoenerij'. De wet is de wet, maar wordt niet nageleefd. Het probleem is dat we op dit ogenblik niet voldoende wettelijke middelen hebben om hem wel te doen naleven. We zullen er echter blijven voor vechten. Ik schuif het ook helemaal niet voor me uit.
U hebt het nu tweemaal over loyauteit gehad. We vragen dat de Franstaligen zich houden aan de regels in Brussel. In die zin was die verklaring pertinent. Als vier Vlaamse ministers in Brussel collegiaal vertellen dat anders het Brusselse systeem voor hen niet meer verder kan werken, dan is dat niet zomaar vrijblijvend.
Het incident is gesloten.