Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006
Report
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ministers, collega's, ik trap een open deur in als ik zeg dat Vlaanderen voor vele uitdagingen staat. Het ene domein is het andere niet, maar de uitdaging is scherp op het vlak van media.
Op Europese schaal raast de transitie van nieuwe en oude media aan een sneltreinvaart door de lidstaten en daarbuiten. Sommigen spreken over evolutie, anderen over revolutie. Er zijn niet alleen veranderingen op het vlak van zendtechnieken en communicatienetwerken, maar ook in elk ander onderdeel.
De grote kopzorgen in de sector zijn: wie gaat dit interactieve lekkers betalen, op welke manier en hoe creëren we een return on investment? De jongste directieven van het Europees Parlement over televisie en omroepen op het vlak van wetgeving, regulatie en administratie, verleggen al enkele grenzen en accenten. De aangekondigde verdere liberalisering van de reclamemarkt vormt een onderdeel. De definities worden aangepast in functie van de lineaire en nieuwere niet-lineaire omroeptechnieken, van online media enzovoort.
Vlaanderen heeft besloten om te wachten op Europa om nieuwe beleidslijnen te ontwikkelen. Ik heb dat altijd een te voorzichtige keuze gevonden. Ik had graag gezien dat Vlaanderen het voortouw neemt, proactief, met een eigen visie en met als basis de grootste gemene deler van digitale mediaontwikkeling in andere Europese lidstaten en daarbuiten. Ik wacht, en ik ben waarschijnlijk niet de enige, op een doorstart van de regering op dit vlak. Ik wacht op een visie.
De begroting is de spiegel van het beleid of van die visie. In dezelfde mediabegroting kan men geen veranderingen vaststellen, enkel een status quo en meer van hetzelfde als vorig jaar. Regionale analoge televisiezenders krijgen opnieuw wat meer geld, iets wat ze een tijd lang kwijtgespeeld waren, en er is aandacht voor het onderzoek naar digitalisering. Als ik de begroting lees, dan ben ik echter een beetje ontgoocheld. Studies worden omschreven als media-innovatie: ik wil wel volgen, maar het gaat niet goed.
Ik vind nergens een voorziening, een stimulans of een investering terug voor het volgende jaar. Voor mijn part moet het nodige geld daartoe niet volledig uit de Vlaamse kas komen, want elke euro wordt omgedraaid. Trendy PPS-constructies zullen op meer dan gewone belangstelling kunnen rekenen in de telecom- en multimediawereld.
Onze aandacht gaat hier echter continu uit naar de openbare omroep. Het mediabeleid is voornamelijk gericht op de VRT en op de centen van de VRT.
De beheersovereenkomst komt eraan, extra budgetten worden gevraagd, de discussie over de reclame en de sponsoring op de staatszender is de rode draad. De oplossing is nogal eenvoudig, vind ik, namelijk decommercialiseer de VRT, verkoop een aantal financieel lucratieve onderdelen, hevel de budgetten over en bespaar op de dotatie om nieuwe digitale multimedia-initiatieven en ‑ontwikkelingen in Vlaanderen te steunen en te stimuleren. Dat is een eenvoudig rechttoe rechtaan plan, snel uitvoerbaar - als de meerderheid zou overeenkomen tenminste. Het kan iedereen gelukkig maken, zowel het privé-initiatief, de openbare omroep als de politici.
We hebben met de discussienota over de digitale mogelijkheden een eerste voorzet gezien. De nota had een hoog Wikipediagehalte, het was een enorme opsomming. De Wikipedia is de on-line-encyclopedie. (Opmerkingen)
De discussienota is intussen al een beetje achterhaald. Dat is ook in de commissie gebleken. Alles evolueert zo snel. Het beleid is te eenzijdig. Het is niet omdat enkele particuliere analoge radio's in een minder strak keurslijf zitten dat dit een zwaarwichtige verandering is op vlak van mediabeleid. Er zal ook geen nieuwe boost komen als de analoge etherproblematiek wordt opgelost. Dit parlement, regering én mediaminister is bijna herleid tot een persoonlijke discussie en adviesclub van de VRT. Laten we alles eens wat meer in perspectief en volgens belangrijkheid plaatsen. (Opmerkingen)
Ik steek de hand in eigen boezem, absoluut.
De VRT is een openbare omroep, van een kleine regio in Europa, met wel wat innovatieve projecten maar niet meer dan dat. Het is een televisiezender met enkele amusementskanalen, wat informatie en enkele kruimels cultuur, wat entertainment en infotainment. Vroeger relativeerden wij dat met: 'Het is maar televisie.' Dat geldt ook voor de VRT vandaag.
De VRT zorgt voor enkele jobs maar vertegenwoordigt geen economische tak, creëert in verhouding weinig diensten of toegevoegde waarde voor een potentiële, innovatieve en digitale multimediasector met internationaal potentieel. Ik merk dat de VRT al jarenlang, en vandaag meer dan ooit met een klacht bij Europa als gevolg, eerder een marktverstorende rol speelt voor de privé-mediaondernemers.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, het verwondert me dat u vindt dat de VRT geen enkele toegevoegde waarde creëert. Bijna 45 percent van de zendtijd wordt uitbesteed aan productiehuizen. Ook in samenwerking met het Filmfonds creëert men toegevoegde waarde. Men lanceert innovatieve projecten. Voor mij is dat toegevoegde waarde. Voor mij is de openbare omroep goed bezig. We kunnen ons vragen stellen over de financiële performantiemaatstaven, maar er wordt wel degelijk toegevoegde waarde geleverd, mijnheer Verstrepen.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, wat is uw conclusie? Wilt u meer of minder?
Mijnheer Decaluwe, in mijn tekst staat letterlijk 'in verhouding weinig diensten of toegevoegde waarde voor een potentiële digitale en multimediasector'. De VRT werkt samen met een kleine club productiehuizen, en beweert dat alles nog altijd in het huis zelf gebeurt. Ze doen zogezegd nog zelf alle productie en vinden dat ze dat goed doen waar hij mee samenwerkt. Een deel gaat naar externe productiehuizen. Daar werkten overigens grotendeels ex-medewerkers van de VRT. Ze hebben eerst daar succesvolle projecten opgezet. Ze werden geconfronteerd met de loonbarema's en richtten zelf een productiehuis op waar ze voor hetzelfde werk beter betaald worden. Met alle respect, dat vind ik geen toegevoegde waarde. Ik vind dat een beloning voor de mensen die talent hebben.
In mijn discours hier heb ik het niet zozeer over wat de VRT aan televisie maakt. Ik hou me daar ver van. Ze maakt goede televisie. Dat is zeer duidelijk.
Mijnheer Stassen, ik vind dat de VRT alles te veel centraliseert, alles te veel naar zich toetrekt. We mogen niet vergeten dat de privé-ondernemers, de particuliere omroepen hoofdzakelijk voor de boost hebben gezorgd van de productiewereld die we vandaag kennen op het vlak van de televisie. Dat zijn de productiehuizen die zijn opgericht in de periode van onder andere VT4, onder andere VTM en bij uitbreiding van VTM de VMMa, en onder andere de regionale televisieomroepen. Toen zijn er productiehuizen gecreëerd. Die boost, die impuls is eigenlijk nooit door de VRT gecreëerd. Het is niet omdat men een aantal innovatieve projecten opstart die worden gefinancierd via de Vlaamse overheid, dat ze kan worden doorgetrokken naar de voltallige sector.
Wat ik hiermee wil aantonen, is dat we te veel discussiëren over de openbare omroep. De openbare omroep als enig element nemen voor een markt die volledig open gaat en een internationale allure krijgt, vind ik een riskante onderneming. Stel dat de VRT foute beslissingen neemt in zaken waarover wij niets mogen zeggen, waar staan we dan?
Als de VRT een aantal projecten heeft, zou ik graag meer willen kijken naar sectoren die niet zo traditioneel zijn. Het is niet omdat men productiehuizen ondersteunt of productiehuizen oplegt bepaalde interactieve formules uit te werken, dat dit een stimulans is voor de volledige sector of voor de sector die we nog kunnen uitbouwen. Die sector staat nog maar aan het begin. Ofwel wordt er voor Vlaanderen een keuze gemaakt waarbij we ons laten overspoelen door buitenlandse groepen met meer kapitaal, die links en rechts investeren, die productiehuizen opkopen. We zien dat nu al. Eyeworks is daar een mooi voorbeeld van. Eens Jambers succesvol bleek te zijn, kwamen de Nederlanders binnengewalst en namen ze de zaak over.
Ik heb geen problemen met Nederlanders. Het betekent echter wel dat de Vlaamse verankering voor een deel verdwijnt. Het beleid wordt dan in Nederland bepaald. In veel gevallen gaat het dan ook nog om ofwel een beursgenoteerd beleid, ofwel een beleid dat gericht is op return-on-investment. Internationale formats komen zo binnengewalst.
Het enige productiehuis dat succes heeft geboekt dankzij de exclusiviteit, is Woestijnvis. Dankzij de bijna blanco cheque die ze van de VRT heeft gekregen, kon ze rekenen op een financiële zekerheid, kon ze de zaak uitbouwen en heeft ze dat soort televisie kunnen promoten. Ere wie ere toekomt.
Als u die analyse maakt, dan blijft de vraag of we een sterkere en grotere VRT nodig hebben dan wel een VRT die kleiner is.
Ik begrijp niet dat de vraag wordt gesteld of we nu een sterkere en grotere VRT nodig hebben. We hebben een sterke en grote VRT. Het is geen kastplantje meer. Waarom moet al die aandacht nog gaan naar die sterke en grote VRT?
Al wat u zegt, is interessant. Ik heb ook uw motie van aanbeveling gelezen. Voor drie vierde is die goed. Maar wat wilt u nu eigenlijk? U verwijt ons dat we te veel praten over de VRT in het parlement en te weinig over de andere zenders. De Vlaamse Gemeenschap is echter wel aandeelhouder. We kunnen in beperkte mate discussiëren over de visie. Over de commerciële zenders en het aandeelhouderschap kunnen we niets zeggen. Het enige instrument dat we hebben, is het Vlaams Commissariaat voor de Media en straks de regulator. Over de toepassing van de wetgeving kunnen we iets zeggen, hoewel dat ook nog zeer beperkt is.
Buiten het feit dat u vindt dat het Vlaams Belang te weinig op tv komt, vraag ik me af wat u nu eigenlijk wilt. Wilt u meer middelen voor Media, voor de VRT, meer middelen voor de regulator, meer middelen voor mediaopvoeding? Wat is daarover uw discours? Ik begrijp u niet. U geeft hier een analyse. Die is interessant. Maar wat wilt u nu eigenlijk?
Wat ik wil, is dat we vrij snel de discussie over de VRT afwerken. Als er meer middelen nodig zijn voor de VRT, en daar pleit ik al de eerste dag voor, moet er op zoek worden gegaan binnen de VRT. Er is daartoe al een voorzet gegeven. Ik denk aan het zenderpark dat volledig is afgeschreven. We voeren hier nu bijna een commissiediscussie.
Daarmee kunnen middelen worden vrijgemaakt. De discussie over Radio Donna hebben we ook al meermaals gevoerd. Meer middelen voor de VRT hoeven niet binnen de Vlaamse begroting worden gevonden, want dit kan perfect binnen de VRT zelf worden gerealiseerd.
Welk beleid willen we? Er moeten meer budgetten worden vrijgemaakt voor onderzoek en ontwikkeling. We zien in verschillende sectoren dat de Vlaamse overheid een stimulator is. In het buitenland zijn er voorbeelden genoeg. In Nordrhein-Westfalen bijvoorbeeld heeft de overheid enkele jaren geleden met het oog op de creatie van een mediapark stimuli gegeven aan innovatieve bedrijven met een duidelijk plan.
Mijnheer Verstrepen, u zegt dat er middelen kunnen worden vrijgemaakt door een deel van de VRT-meubelen te verkopen. Wat doet u met de vaststelling dat de openbare omroep in Europees verband niet zo goed is gefinancierd?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, ik heb nog nooit een dergelijk onsamenhangend betoog gehoord als het uwe. U zegt dat er onvoldoende middelen zijn, maar laat in het midden of dit voor de commerciële of publieke omroep het geval is. In de commissie is uw betoog tenminste eerlijk. Uw partij is de enige die zegt dat de publieke omroep moet verdwijnen omdat die geen meerwaarde biedt. Voor een partij die steeds de mond vol heeft van de Vlaamse gemeenschap kan dit tellen. U bent op dat vlak ultraliberaal.
U verwijt me geen visie te hebben, maar uw visie gaat over de commerciële omroepen. We hebben maatregelen genomen om de lokale radio's minder te betuttelen en we hebben maatregelen genomen ten aanzien van de regionale televisiezenders. We zijn ook klaar om te onderhandelen in Genève begin volgend jaar over de nieuwe frequenties voor TDAB en DVB-T. Dat is wat de commerciële zenders nodig hebben. We hebben in het VRM-decreet ingeschreven dat tijdelijke experimenten mogelijk zijn met nieuwe technologieën voor commerciële omroepen. Gaat u hier nu zo ver om te stellen dat de overheid de commerciële omroepen moet ondersteunen en een beleid opleggen? Onze visie is klaar en duidelijk, maar die van u is me totaal onduidelijk.
We zeggen dat in een convergerend, globaliserend en individualiserend landschap een sterke publieke omroep nodig is. Deze vervult een maatschappelijke taak, zowel op cultureel, informatief, educatief als op ontspannend vlak. We willen dat de omroep meegaat met de moderne technieken en we zijn daar ook mee bezig. Voor de commerciële omroepen willen we een goed kader creëren. We zullen ze niet betuttelen en minder regels opleggen, maar wel essentiële regels doen handhaven. We laten hen toe om van alle technieken, frequenties en dergelijke gebruik te maken. Dit is een duidelijke visie. Als u nu zegt dat we moeten stoppen met de publieke omroep en de commerciële zenders geld moeten toestoppen, dan is dat niet de keuze die wij maken.
Ik vind het grappig dat u telkens terugkomt op het feit dat de VRT afgeschaft moet worden.
Dit pleidooi hebt u herhaaldelijk in de commissie gehouden. U hebt daar gezegd dat we die publieke omroep niet nodig hebben. Ik vind dat dit kan tellen voor een partij die opkomt voor de Vlaamse gemeenschap.
Ik heb in de commissie gezegd dat we ons de vraag moeten stellen of een openbare omroep in het huidige medialandschap noodzakelijk is. U hebt toen een kopie gekregen van mijn uitleg, waar u altijd naar verwijst.
Uw antwoord daarop was negatief. U hebt gezegd dat we die openbare omroep niet nodig hebben. U zit echter wel in het parlement van de Vlaamse Gemeenschap, die de enige aandeelhouder is van die openbare omroep. Uw partij is de enige die vindt dat die openbare omroep overbodig is. U zegt dat ik geen visie heb maar als ik dan vraag welke visie we dan wel moeten hanteren, dan kunt u daar niet op antwoorden. Wij anticiperen op alles wat zich aandient. Wij zijn bezig op het Europese en het Vlaamse niveau.
U beweert dat mijn beleidsnota voorbijgestreefd is. Ik heb die nota in het parlement ingediend in juli. Zij is besproken in november. Het is evident dat er intussen nieuwe technologische ontwikkelingen zijn. Dat is op zich geen probleem. Wij hebben een heel klare visie, waarvan de doelstellingen overeind blijven. (Applaus bij CD&V, sp·a en N-VA)
Ik zal het nog eens herhalen. Ik heb de noodzaak van een openbare omroep in vraag gesteld. Uw visie gaat hoofdzakelijk over de VRT, en dat is mijn grootste vorm van kritiek. Als we zien wat er allemaal gebeurt in het medialandschap, dan vind ik het vreemd dat we niet meer oog hebben voor andere zaken zoals het dichten van de digitale kloof. Daar heb ik niets meer over gehoord. En dat is dan maar één aspect uit mijn betoog. Ik zal de rest publiceren op mijn website zodat u het daar kunt lezen.
Mijn grootste vorm van kritiek is dat onder andere de mediadecreten volledig verouderd zijn. Volgens de mediadecreten is dit huis voortdurend in overtreding omdat het omroepactiviteiten heeft. Dit huis is een omroep. Ik daag u uit om de gecoördineerde mediadecreten toe te passen op dit huis.
Mijnheer Verstrepen, u zegt dat er geen maatregelen worden getroffen, maar ik wil u erop wijzen dat we de noodzakelijke maatregelen hebben genomen voor de lokale radio's en de regionale televisie. We zijn klaar voor de onderhandelingen in Genève, voor de nieuwe technieken en frequenties. In mijn nota staat dat we ervoor zullen zorgen dat de commerciële televisie daar ook gebruik kan van maken. De VRT bezet nu het volledige spectrum. Er ligt een VRM-decreet klaar, dat is goedgekeurd en waarin we optreden als regulator. Dat is een eis van Europa.
Het Vlaams Parlement houdt zich bezig met de beheersovereenkomst en het decreet voor de openbare omroep. Het is onze omroep. Het is heel duidelijk dat we niet betuttelend gaan optreden ten opzichte van de commerciële omroep.
Ik heb altijd gezegd dat Europa eind dit jaar een nieuwe richtlijn zou voorbereiden voor de commerciële omroepen over wat al dan niet mogelijk is inzake reclame. Het zou heel dwaas zijn om daarop te willen anticiperen. We beschikken nu over het ontwerp. Dit zal voor heel Europa een regelgevend kader creëren. Het lijkt me verstandiger om daarop in te spelen dan nu vooruit te willen lopen en binnenkort te worden geconfronteerd met een decreet dat niet conform de Europese richtlijn is.
Dat is ten dele niet correct. U verschuilt zich achter Europa. U weet dat de omschrijving van wat een omroep en wat een uitzending is in de Vlaamse mediadecreten veel verder gaat dan wat Europa als definities hanteert. Dat is al jarenlang zo. Wachten op Europa is bijgevolg geen optie. U had die teksten al lang kunnen aanpassen.
Wie heeft daar last van?
Het zal geen drie maanden duren vooraleer ik u kan aantonen dat men daar last van heeft.
We zijn onze positie als koploper inzake breedband- en internetgebruik kwijtgespeeld. Hoe komt dat? Dat heeft met ons beleid te maken. De minister wil de VRT meer en meer middelen geven om de digitalisering te realiseren. Wel, digitalisering en digitale tv zijn niet door de overheid en de openbare omroep opgestart. De VRT is slechts een content supplier; een leverancier van inhoud ten behoeve van de investeerders die digitale tv mogelijk maken. De telecomsector doet dat door het opstapelen van torenhoge schulden en het nemen van risico's.
In mijn beleidsbrief staat nergens dat de VRT dé oplossing is. De Vlaamse Regering zegt dat de digitale kloof door alle vakministers moet worden gedicht. Onderwijs en cultuur spelen daarin een grote rol. Ik heb nooit gezegd dat tv de digitale kloof zal dichten. Inzake de rol van de tv zijn er believers en disbelievers. Er wordt tussen internet en tv een grote strijd geleverd. We zullen wel zien hoe dat evolueert. We moeten toegeven dat interactiviteit op tv in de kinderschoenen staat. Nergens heb ik gesteld dat de tv voor dé oplossing zal zorgen waarmee de digitale kloof zal worden weggewerkt.
Zo heb ook ik een aantal zaken niet geschreven en gezegd maar die blijft u wel herhalen om uw gelijk te halen. Daar is alles mee gezegd. (Applaus bij Vlaams Belang)
De heer Decaluwe heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, geachte collega's, ik zal een korte, eerder atypische uiteenzetting houden, want ik zal het hebben over de VRT en de begroting. Iedereen weet dat de dotatie van de VRT ongeveer 97 of 98 percent van de mediabegroting vertegenwoordigt. In de begroting 2006 wijzigt er op dat vlak niets, want de ingeschreven dotatie komt tegemoet aan de uitvoering van de bestaande decreetgeving en beheersovereenkomst.
Ik zou daarmee mijn uiteenzetting kunnen beëindigen. Ik vrees en denk echter dat de komende jaren een aantal belangrijke aanpassingen aan de begroting zich zullen opdringen. Een eerste hefboom daartoe is het digitale culturele themakanaal van de VRT. Het idee is in een zeer goede visienota van de VRT verwoord. Die tekst steunt ook op een zeer goede visienota die de minister aan de regering heeft voorgelegd. De regering en de VRT hebben een visie. De hele discussie zal echter gaan over de technische en financiële limieten: hoe ver kunnen we daarin gaan?
Over die visietekst bestaan geen problemen, de grote zorg ligt op het financiële vlak. We mogen niet in de val lopen. Dat zou immers volgend jaar al van start gaan, zonder dat we weten waar we aan toe zijn. Een en ander is mogelijk als de financiële performantiemaatstaven worden aangepast, want dan kunnen de middelen worden gegenereerd om het culturele digitale themakanaal op te starten. De VRT moet echter binnen de globale ESO-normen vallen en als het bedrag hier wordt aan gespendeerd, dan zal de financiering ergens anders gezocht moeten worden. Het gaat tenslotte om 13 à 14 miljoen euro, op termijn zou het om 250 miljoen euro gaan. De gedelegeerd bestuurder stelt dat een derde moet worden gefinancierd via een dotatie. Vanaf 1 januari 2007 is echter een nieuwe beheerovereenkomst van kracht.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Decaluwe, ik deel uw bezorgdheid betreffende de middelen voor de openbare omroep. Ik wijs erop dat in een ministeriële brief aan de VRT gevraagd is om specifiek voor dat cultuurnet een plan en een begroting op te maken. Ik ontken niet dat de discussie niet moet worden gevoerd in het licht van de beheerovereenkomst. Er ligt een dossier voor waarover we kunnen oordelen. De begrotingsvraag is een belangrijke vraag, maar het inhoudelijke aspect moet ook worden nagegaan.
Ik heb het daarstraks al over het inhoudelijke aspect gehad. De visienota van de VRT over het digitale culturele kanaal is voor mij een goede tekst. Er blijft echter nog financiële onduidelijkheid over. Vanaf 1 januari 2007 loopt de nieuwe beheerovereenkomst, maar het is nog niet goed geweten over welke middelen men zal beschikken. Dat is varen in de mist zonder radar. Daar zijn wij geen voorstander van.
Ik had graag wat meer uitleg gekregen. U stelt dat wordt overwogen om een derde van het geld via een dotatie te verlenen. Waarvoor pleit u? Moet de overheid het cultuurkanaal of de andere specifieke kanalen van de openbare omroep financieren, of moet de deur openstaan voor partnerships of commercialisering? U hebt het over een derde, maar u bent altijd een felle tegenstander geweest van de commercialisering van de openbare omroep en een pleitbezorger van doorzichtigheid en transparantie. Hoe ziet u dan de financiering? Moet de overheid betalen, of wordt cultuur gecommercialiseerd?
Uw vraag is correct, maar u moet luisteren naar mijn betoog. Ik heb het niet over een derde, de gedelegeerd bestuurder zegt dat in interviews. Ik heb nog geen businessplan gezien. Ik deel dit mee omdat wel degelijk vragen kunnen worden gesteld bij de meerjarenbegroting die in het parlement is ingediend. Daarin is zelfs niet voorzien in een indexatie voor de openbare omroep.
In het regeerakkoord zelf worden voor sponsoring van evenementen geen meerinkomsten vastgelegd. Daarnaast stappen wij niet mee in de VRT-strategie van het fait accompli. De VRT pleit immers voor het opstarten van de themazender en stelt dat na 2007 wel duidelijk zal worden hoe alles verder wordt gefinancierd.
De huidige wetgeving inzake reclame en sponsoring is achterhaald. Wij wachten op dat vlak de Europese beslissingen af. De teksten zijn echter zodanig ruim dat de Vlaamse Regering al wel krijtlijnen kan uitzetten.
Ik weet ook dat er discussie is rond het centerpark. Mijnheer Verstrepen, ik pleit ervoor pas te starten met dergelijke grootschalige operaties wanneer men de grote lijnen voor de financiering ervan kent. De VRT moet dus een businessplan presenteren met de financiering voor de toekomst. Dan pas weet men waarover men discussieert en kan men definitieve beslissingen nemen. Ik pleit dus voor behoorlijk bestuur. Ik ben er dus niet voor te vinden om al te starten en pas daarna, in de nieuwe beheersovereenkomst, na te gaan hoe alles op middellange termijn kan worden gefinancierd. Als er extra middelen kunnen worden gevonden, mij niet gelaten. Eerst moet er echter met open vizier worden overlegd met alle actoren, in de eerste plaats met de openbare omroep. Er mag geen verdoken guerrilla worden gevoerd, zoals bij het VRT-decreet gebeurde, wat in feite geen goede zaak was voor de instelling als dusdanig noch voor de politici.
Mijnheer de minister, ik vertrouw erop dat u in de komende maanden hieromtrent duidelijkheid brengt voor iedereen. Pas als we weten wat er extra kan worden gegenereerd vanuit de begroting, dan kan er ook worden bekeken in het kader van een nieuwe wetgeving inzake productplacement en dergelijke wat er eventueel nog bij kan komen. Het kan dan wel zo zijn dat er bijvoorbeeld minder inkomsten zijn via sponsoring, zoals in het regeerakkoord staat. Als die duidelijkheid er is, dan ben ik zeker dat we de openbare omroep vanaf 1 januari 2007 opnieuw financiële zekerheid en rechtszekerheid kunnen geven voor de toekomst, zoals ze die ook de voorbije jaren heeft gekregen met een opdracht die bijzonder goed is omschreven en die ook moet worden behouden.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Decaluwe, het lijkt wel logisch dat er eerst financiële plannen worden opgemaakt voor een bedrijf start met een nieuwe afdeling. Ik kan me ook niet voorstellen dat de VRT dat niet zou doen, maar ik volg uw redenering dat zo'n planning nodig is.
Wat is echter de consequentie van uw redenering? Is het dan zo dat een digitaal cultureel net, een themakanaal waarvan iedereen voorstander is, onder de voorwaarden die de minister heeft gestipuleerd en die ook door de VRT zelf zijn vooropgesteld, pas kan starten ten vroegste in 2007?
Als de minister duidelijkheid kan brengen en een akkoord heeft met de Vlaamse Regering en met de minister van Begroting, dan kan men starten. Wat mij betreft kan men starten op 1 april of op 1 september, maar er moet eerst duidelijkheid zijn over de toekomstige begroting en over de nieuwe beheersovereenkomst. Als blijkt, mijnheer Stassen, dat de Vlaamse Regering geen extra middelen vindt, dan moet men daar ook de consequenties van dragen. De VRT kan dan misschien intern beginnen te schuiven en zoeken, maar dat is dan de zaak van de VRT. Ook de minister van Cultuur kan zijn rol spelen op dat vlak. Voor er dus een cultuurkanaal bij komt, moeten we weten welk budgettair plaatje daaraan hangt. Als de bevolking moet kiezen voor twee of drie extra themakanalen met een hoge prijs of voor bijkomende sociale woningen, voor investeringen in onderwijs, voor investeringen in het opvangen van de vergrijzing, dan weet ik dat het antwoord unisono is: men zal niet voor dat eerste kiezen. Ik weet dat omdat ik de laatste tijd meer dan 1000 mensen heb gehoord over interactieve digitale televisie. De BBC in Groot-Brittannië heeft op dat vlak ook haar les geleerd: het was een schitterend idee, technisch zeer sterk uitgevoerd, maar met een penetratie van 3,6 percent moesten er toch vragen worden gesteld bij het globale plaatje. We moeten ons afvragen waarin we ons belastinggeld op de beste manier investeren, en omdat er nog geen budgettaire duidelijkheid is over die themakanalen, denk ik dat daar vandaag nog geen sprake van kan zijn.
Dus zal het 2007 worden?
Misschien. Dat hangt af van de regering en de duidelijkheid die men creëert.
Mijnheer Decaluwe, ik ben voor 99 percent akkoord met uw tussenkomst, maar u begeeft zich natuurlijk op heel glad ijs als u de noden in de sociale huisvesting vergelijkt met de noden op het vlak van televisie. Ik heb echter een vraag voor u. Vindt u de culturele opdracht van de VRT een prioritaire opdracht, die ertoe zou kunnen leiden dat, als er digitale netten bij komen, een cultuurnet dan het eerste wordt?
De openbare omroep heeft belangrijke opdrachten met betrekking tot cultuur, informatie en educatie. Ik wil in dit verband evenwel geen financiële onderverdeling maken. Het is mogelijk dat de VRT momenteel te veel uitzendrechten betaalt voor sportwedstrijden die uiteindelijk toch niet worden uitgezonden. De VRT zou die middelen eventueel in het cultuuraanbod kunnen investeren. De VRT moet intern nagaan wat ze precies wil doen. Ik hoor vaak dat er meer sport op televisie moet komen. In de praktijk komt het echter steeds op meer voetbal en wielrennen neer. De minder populaire sporten komen niet aan bod. De openbare omroep zou minder aan dure uitzendrechten kunnen besteden en de minder populaire sporten wat vaker kunnen uitzenden.
Mits de nodige creativiteit aan de dag wordt gelegd, zullen we hier wel uitraken. Voor we een definitieve beslissing nemen, moet hierover alvast de nodige duidelijkheid worden geschapen. Indien we tijdens de onderhandelingen niet weten waar we aan toe zijn, zal de volgende beheersovereenkomst ons enkel bakken geld kosten.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijn toespraak gaat vooral over de inhoudelijke aspecten van de beleidsbrief. Over de budgettaire gevolgen zal ik het niet echt hebben. Dat is nu eenmaal niet mijn sterkste kant. Ik zal dan ook nooit rijk worden. Gelukkig hebben we een goede minister om de budgetten in de gaten te houden.
De minister van Media heeft enkele bekommernissen aangepakt die al lang in de bevoegde commissie leefden.
De Vlaamse Mediaraad is een feit. Hier kunnen we enkel blij om zijn. Hoewel de discussie met momenten hevig is geweest, hebben we ze uiteindelijk met succes kunnen afronden.
De verhouding tussen de gedelegeerd bestuurder en de raad van bestuur van de VRT is verduidelijkt. In feite is dit een kwestie van transparantie. Er heeft gedurende een bepaalde periode een klimaat van wantrouwen geheerst. We proberen het vertrouwen nu op alle mogelijke manieren te herstellen.
Zoals de vorige sprekers al hebben aangehaald, bevinden we ons nog in het beginstadium van de digitale televisie. We weten nog niet of de digitale televisie een succes zal worden. Het aanbod is er eenvoudigweg nog niet. Zodra het aanbod voldoende is uitgebouwd, zal de digitale televisie volgens mij alvast wel een succes worden.
Wat de technische kwaliteit betreft, zal het verschil in Vlaanderen niet zo groot zijn. Aangezien we allemaal over een kabelaansluiting beschikken, kunnen we nu reeds van een goede beeldkwaliteit genieten. Inhoudelijk staan ons evenwel nog onmetelijk grote mogelijkheden te wachten.
De VRT heeft de voorbije maanden niet stilgezeten. Om het cultuuraanbod in de bestaande netten in te bouwen, heeft de VRT een conceptnota opgesteld. Het VITA-concept bestaat uit een verruimde inhoud, interactieve televisie en de ontsluiting van het archief. Eerlijk gezegd, ben ik blij dat de minister het advies van de Vlaamse Mediaraad heeft gevolgd en het voorstel in verband met een themakanaal voorlopig heeft afgeblazen. Het gaat hier evenwel duidelijk om een voorlopige beslissing.
De commissie moet zoveel mogelijk rekening houden met het hele medialandschap. Ik ben dan ook verheugd dat we binnenkort een hoorzitting met alle betrokken actoren uit de commerciële en de privé-sector zullen houden.
Vorige week heeft de Europese Commissie zich duidelijk over reclame op televisie uitgesproken. Het komt erop neer dat de Europese Commissie bijna geen beperkingen meer oplegt. De zogenaamde twaalfminutenregel moet zo ongeveer de enige gehandhaafde beperking vormen. Ik vind dit een normale conclusie. De kruisbestuiving met het internet en met de andere digitale aanbieders stuurt de reclamewereld immers een heel andere richting uit. De klassieke reclameblokken zullen het niet overleven. We zullen een alternatief moeten zoeken. Er is echter geen reden om in paniek te raken of om op de feiten vooruit te lopen. We moeten wat vertrouwen in de televisiemakers stellen. Zij beseffen maar al te goed dat ze met nieuwe uitdagingen worden geconfronteerd. Het kan alvast niet de bedoeling zijn de programma's zo zwaar met reclameboodschappen te beladen dat de kijker afhaakt.
Zoals de heer Decaluwe daarnet al heeft verklaard, is onze huidige regelgeving achterhaald. We moeten hier ernstig werk van maken.
Een gevoelige affaire is de kinderreclame. We beseffen allemaal dat de oude 5-minutenregel niet meer haalbaar is. We worden overspoeld door buitenlandse zenders en kunnen alleen aan onze eigen zender deze opdracht opleggen.
We moeten zoeken naar een alternatief met een meer inhoudelijke boodschap. De zenders moeten onze kinderen meer bewust maken van wat reclame is, ze leren omgaan met reclame en proberen een zelfregulerend kader te scheppen waarbij de reclame minder agressief is. Als we daarin slagen, zetten we een grote stap vooruit en kunnen we een regeling tot stand brengen die langer kan overleven dan de beschermende 5-minutenregel.
Als we de productiehuizen mogen geloven, zou het verdwijnen van de 5-minutenregel zorgen voor meer producties voor kinderen. Ik weet niet of het zo zal zijn, maar dat is het algemene pleidooi.
Mevrouw Hermans, ik hoor u vooral praten over de conceptuele inhoudelijke vorm van reclame, maar wat kan de overheid daaraan doen? Wilt u met labels werken die aangeven welke reclamespots voor kinderen wel of niet kunnen?
We moeten het vergelijken met het zelfregulerend orgaan in de reclamewereld: de Jury voor Eerlijke Praktijken. De JEP vraagt versterking, want er zijn weinig middelen om in te grijpen, maar er werd wel een soort deontologische code opgesteld. Als binnen de reclamewereld excessen ontstaan, zegt de JEP dat het beter is om een bepaalde reclamecampagne niet te voeren. We moeten komen tot een vergelijkbaar systeem, waarbij een zelfregulerend kader wordt gecreëerd en op basis van een deontologische code kan worden geoordeeld wat onaanvaardbaar is.
Dat is er toch al. Ook de Europese regelgeving tekent de krijtlijnen uit voor de reclame. Ik vind uw voorstel een beetje vreemd.
Dat is er inderdaad, maar we moeten het ondersteunen en er meer ruchtbaarheid aan geven. We moeten in ieder geval afstappen van de 5-minutenregel. Iedereen weet dat die regel eigenlijk naast de kwestie is en meer een symbolische in plaats van een inhoudelijke discussie is geworden.
We mogen de kinderen niet in de kou laten staan. We moeten er bewust aan denken dat zij eigenlijk de eerste beoogde slachtoffers zijn van de reclame. We moeten ze dus op een of andere manier beschermen.
Ik wil ook nog een pleidooi houden voor de man-vrouwverhouding binnen onze media. Zeker ook binnen de openbare omroep moeten we rollenpatronen durven doorbreken, ook in nieuwsuitzendingen en informatieprogramma's.
Het is aan te moedigen dat cultuur voor de VRT opnieuw een belangrijk item wordt, want de voorbije jaren werd dat zwaar verwaarloosd. De VRT zal, binnen het driesporenbeleid, cultuur meer aan bod laten komen in de radio- en televisieprogramma's, maar ik wil wel een vraag stellen over de invulling. Ik hoorde in de nieuwsuitzending de aankondiging van een illustere, en voor mij alleszins volledig onbekende, buitenlandse artiest, terwijl aan honderden jonge Vlaamse artiesten moedwillig voorbij wordt gegaan. Hoe kunnen we van de allochtonen verwachten - en dan richt ik me tot de minister van Cultuur - dat zij onze cultuur respecteren, als onze openbare omroep er bewust aan voorbijgaat?
De VLD zal deze begroting goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega's, ik ben het Bureau dankbaar dat dit keer cultuur en media niet aan bod zijn gekomen op dinsdagnacht zoals de voorbije zes jaren het geval was. Dan waren we nog slechts met zijn zessen of zevenen. Dat de bespreking nu in de ochtendvergadering plaats heeft, is een gevoelige verbetering. Volgend jaar doen we het weer zo.
Mijnheer Vandenbossche, ik dacht dat u 's nachts beter was dan 's morgens.
Ik dacht dat het nu nog nacht was.
Ik wil iets over cultuur en media zeggen, en niet zozeer over de begroting, want daarover moeten we mijns inziens niet zoveel zeggen. De begroting media is grotendeels bepaald door de dotatie van de VRT. Ik ben zeer tevreden over wat voor 2006 in de begroting voor media staat. Er wordt wel gezegd dat er alleen maar aandacht gaat naar de VRT. Dat klopt niet. Vorige week is door de minister van Media een akkoord ondertekend met betrekking tot de regionale omroepen. Er wordt geprobeerd een beleid te voeren ten aanzien van de regionale omroepen, iets waar door het parlement op was aangedrongen.
We hebben onlangs gestemd over de Vlaamse mediaregulator. Nu de uitvoering van dat decreet voor de deur staat, wil ik er nog eens op aandringen dat als de Vlaamse mediaregulator van start gaat, die in tegenstelling tot het VCM over voldoende personeel en middelen zal moeten beschikken om zijn toch niet zo kleine taak te vervullen.
Ik verwijs naar mijn vraag van vorige week en het antwoord van de minister over het cultuurkanaal. Ik denk dat we twee zaken gescheiden moeten houden. Er is de vraag die al heel lang leeft, al van bij de lopende beheersovereenkomst, voor een betere invulling van cultuur op de VRT. De culturele sector was niet zo enthousiast over de aandacht voor cultuur op de VRT. De VRT had met de culturele sector een moeilijke verhouding, en trouwens ook met de commissie, omdat we het begrip cultuur op een heel andere manier invullen dan wat in de performantiemaatstaven als cultuur wordt aangemerkt. We waren het erover eens dat we aan de VRT een betere invulling moesten vragen van het begrip cultuur.
Op die vraag is het driesporenbeleid tot stand gekomen, waarvan het eerste en tweede spoor zijn ingevuld. Over het derde spoor is een vraag hangende bij de raad van bestuur en de regering. Die vraag strekt verder dan alleen maar het inhoudelijke: ze heeft financiële consequenties omdat er een financiering nodig is in 2006 binnen het bestaande budget, en later in het budget van de VRT, en die moet ook in de nieuwe beheersovereenkomst worden verwerkt.
Ik weet dat dit een erg moeilijk dossier is, door die twee aspecten. Mijnheer Decaluwe, u stelt dat men daar slechts mee kan beginnen als er duidelijkheid is over de beheersovereenkomst. Ik vind dat veel te laat. Voor mij kan het vroeger en is men niet gebonden aan de datum van 1 januari 2007. Er moet worden gepraat over het begrotingsaspect. Ik heb immers de indruk dat dit de grootste rem is op het dossier.
We moeten elkaar niet verkeerd begrijpen. Ik heb niet gezegd dat dit slechts kan vanaf 1 januari 2007. Ik zeg dat het kan als er duidelijkheid is over alles, inclusief het financiële. Die kan er al zijn vanaf april of mei. Wat dat betreft, ligt de bal in het kamp van de regering. Als men zeker weet hoeveel geld er de komende jaren ter beschikking is, dan kan er meteen worden begonnen. Daar heb ik geen problemen mee. Dat heb ik ook gezegd.
Het kan echter niet dat dit gewoon wordt opgestart en men dan wel zal zien. Dat zijn de trucs waarvan we de voorbije jaren al een paar maal getuige zijn geweest. Als dit eenmaal is gerealiseerd, is het erg moeilijk het opnieuw af te nemen. De voorafname op de begroting en die beheersovereenkomst is iets te groot om nu te beginnen daarmee, zonder dat we weten waar we financieel aan toe zijn. Voor mij mag dit probleemloos voor de vakantie worden opgestart, als er maar financiële duidelijkheid is.
Dit hoeft niet per se een voorafname op een beheersovereenkomst te zijn. Veel hangt af van hoe dit zal worden gefinancierd en voor hoe lang. Dan gaat het over de vraag of dit iets blijvends moet zijn. Ik zou het interessant vinden mocht er al een project lopen, zodat we weten wie er belangstelling voor heeft. Er wordt hier gezegd dat er slechts een penetratiegraad van 3 percent is. Ik zou wel eens willen zien of dat wel zo is.
Het driesporenbeleid voor de culturele sector is belangrijk. Er wordt een participatiebeleid gevoerd, met specialistische zaken die aan bod komen op de brede kanalen. Het is ook belangrijk voor de communicatie van de cultuursector. Er is immers voor het eerst sinds we hier bezig zijn een duidelijke band tussen de media, de openbare omroept en de cultuursector. De VRT en de cultuursector hebben minstens een verdiepend gesprek gevoerd over hoe een cultuurkanaal er zou kunnen uitzien.
Wat de cultuurbegroting betreft, wil ik ingaan op twee aspecten waarover de commissie al herhaaldelijk gedebatteerd. Mijnheer de minister, ik wil mijn vraag aan u herhalen over de regie over de infrastructuur in Vlaanderen. U hoeft daar echter niet meteen op te antwoorden. Onlangs, na de hoorzitting met de orkesten in de commissie, heb ik gepleit voor het voeren van een regie voor de huisvesting van de orkesten in kwestie. Ik weet dat dit een heel moeilijk debat is. Het is ook een heel moeilijk pleidooi, dat echter ook enige logica bevat: orkesten moeten worden gehuisvest in steden waar er infrastructuur voorhanden is om hen residentieel op te vangen. Het is de taak van de Vlaamse overheid om die regie te voeren. Een tweetal van die orkesten behoren immers ook tot de grote Vlaamse culturele instellingen.
Er zijn beheersovereenkomsten tot stand gebracht met betrekking tot die grote culturele instellingen. Een tijd geleden heeft de heer Vanackere daar een vraag over gesteld. Op het eerste gezicht lijken die beheersovereenkomsten me geen slechte zaak voor die instellingen.
Die beheersovereenkomsten bieden trouwens een bepaalde garantie. Met name wordt de orkesten, het operaorkest, het Vlaams Radio Orkest en de Filharmonie gevraagd samen te werken en rationeel gebruik te maken van de mogelijkheden, de middelen en het personeel waarover ze beschikken. Daar ben ik overigens nooit tegen geweest.
Over cultuur hebben we al enkele malen een discussie gevoerd, en we hebben ook een heel goede hoorzitting aan de musicalsector gewijd. Ook het vraagstuk van de culturele industrie kwam daarin aan bod. De musicalsector was - of is - verbolgen over de beslissing dat hij niet gesubsidieerd wordt op basis van het Kunstendecreet en over de stelling dat hij bij de culturele industrie kan worden ondergebracht.
Ik heb uit die hoorzitting iets geleerd, en ik ben heus niet alleen, want tijdens de vragenronde bleek dat er een zekere consensus ontstond. Ik heb geleerd dat die stelling inderdaad te breed geformuleerd was, zoals ik aanvankelijk ook dacht. Het marktpotentieel van veel musicalprojecten is immers niet zo groot. Elke sector moet in zijn ontwikkeling een aanloop kunnen nemen, en moet daartoe kunnen rekruteren uit projecten die heel moeilijk commercieel uit te baten zijn. De minister heeft daar dan ook een antwoord op geboden, meer bepaald met de projectsubsidies.
Er loopt intussen nog een procedure bij de Raad van State over het Kunstendecreet, die werd aangespannen door degenen die niet gekregen hebben wat ze vroegen. Het is niet de eerste keer dat een culturele instelling of organisatie naar de Raad van State stapt. Ook het Brussels Jazz Orchestra heeft dat gedaan. Er wordt weleens gezegd dat daarmee de culturele sector absoluut gejuridiseerd wordt, maar ik vrees dat het een realiteit is waarmee we in de toekomst rekening zullen moeten houden.
Het verslag van de auditeur zou redelijk positief zijn voor de indieners. Ik hoop echter dat de Raad van State dergelijke beslissing niet neemt. En ik ben daar heus niet alleen in, want de diensten van de Vlaamse Gemeenschap weten ook niet goed wat de consequenties van zo'n uitspraak van de Raad van State over de toekenning van subsidies kan zijn. Ik hoop dat hier in de culturele sector geen gewoonte van wordt gemaakt, en ik hoop vooral dat de Raad van State ervan uitgaat dat het indienen van een aanvraag niet automatisch tot gevolg heeft dat er een subsidie moet worden gegeven als daarover uitspraken zijn gedaan in de loop van de procedure. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, wellicht is het beter dat ik nu repliceer op de opmerkingen inzake het beleidsdomein Media. Digitalisering en cultuur zijn de belangrijkste aspecten die aan bod zijn gekomen in de verschillende toespraken. Op het vlak van digitalisering staat Vlaanderen aan de top in Europa. Digitalisering is een zaak van meerwaarde. Van collega's uit andere landen van Europa hoor ik dat digitalisering daar vooral gaat over de verbetering van de beeldkwaliteit. In Vlaanderen is dat veel minder het geval omdat we een bekabelingsgraad hebben van 97 percent. Ik heb nog niemand ontmoet die de stap naar digitale tv zet omwille van de beeldkwaliteit.
We hebben aan de VRT gevraagd om een meerwaarde te geven. Ze komt daaraan tegemoet met het VITA-concept en met 'video on demand'. Telenet heeft daarvoor een platform gecreëerd, Belgacom heeft die technische aanbiedingen nog niet allemaal. Er is wel verrijkte inhoud, interactiviteit, 'net gemist', digitalisering van het archief en de discussie over de themakanalen.
De beslissing over een cultuurkanaal hangt af van de antwoorden op een aantal vragen. Behoort het tot de opdracht van de VRT om meer aandacht te hebben voor cultuur? Mijn antwoord is ja. Veel aanwezigen hier, de culturele sector en cultuurnet Vlaanderen vinden dat ook. Ik heb de VRT gevraagd om daarover een dossier te maken. We moeten discussiëren op basis van documenten en beleidsvisies. De VRT heeft een visienota ontwikkeld over meerwaarde, profiel en budget. Ze ontwikkelt een driesporenbeleid met meer aandacht voor cultuur door de generalistische netten in de gewone programma's, meer cultuurprogramma's en de themakanalen. Of er een themakanaal komt, hangt weer af van andere vragen.
Het is ook een kwestie van bereik. In het Verenigd Koninkrijk heeft de digitale markt een bereik van 3,6 percent. Vlaanderen heeft een bereik van enkele tienduizenden mensen. Bovendien is het ook een kwestie van budget. Het regeerakkoord zegt dat de Vlaamse Regering moet beslissen of er al dan niet een kanaal bijkomt. De Commissie voor Media heeft beslist om daarmee te wachten tot na de hoorzittingen. Het is goed om rekening te houden met alle elementen en met kennis van zaken te beslissen. Het budget moet nog worden verfijnd. We zoeken nog naar andere opbrengsten, bijvoorbeeld via het zenderpark. Alle opties zijn mogelijk: privatiseren, een PPS, een zelfstandige dochter die inkomsten genereert.
Er bestaan nu zeker spanningsvelden op de generalistische zenders inzake kinderprogramma's, cultuur en sport. Die komen geregeld met elkaar in conflict, tot ongenoegen van veel kijkers. We moeten daar een oplossing voor zoeken. De VRT wil dat tegen 1 mei. We moeten dat doen met een passie voor cultuur, maar ook met rede, en rekening houdend met alle objectieve elementen.
De heer Arckens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte heren ministers, collega's, ik ga even dieper in op de culturele industrieën, de culturele GIMV en dergelijke meer. We verwachten tegen het midden van volgend jaar een concreet resultaat inzake de culturele GIMV. Met de minuut groeit de spanning en stijgen de verwachtingen. Er werd immers al enorm veel over gesproken. In diverse sectoren groeit dagelijks de honger. Ik wil u terzake stimuleren.
Mijnheer de minister, het culturele veld wordt naast de gesubsidieerde sector immers steeds meer door commerciële spelers ingevuld. De tendens tot vermarkting van de cultuur is voelbaar op diverse culturele domeinen en wordt soms als bedreigend aangevoeld, ook al duiken er met de dag andere visies op.
De tegenstelling tussen de culturele industrieën versus de gesubsidieerde sector wordt niet echt meer als absoluut contrasterend aangevoeld. Culturele industrieën zouden volgens de oude theorie vanuit het particuliere belang vertrekken en enkel gericht zijn op het realiseren van een financiële meerwaarde, daar waar de gesubsidieerde sector als voornaamste doel het dienen van het algemeen belang zou hebben.
Men moet voorwaar absoluut geen liberaal zijn om aan te voelen dat die tegenstelling te artificieel is en dat de inbreng van de privé-sector in de cultuur absoluut niet vies is. Integendeel, zowel in Canada als in Catalonië bestaat er een soort culturele GIMV. We kunnen er een voorbeeld aan nemen.
Voorlopig staan we echter nog niet veel verder dan de aankondiging van het plan over een culturele GIMV in samenwerking met de PMV. U bent volop op zoek naar privé-partners om ze te betrekken bij het lenen van risicokapitaal, maar ik heb vernomen dat het initiatief koel werd ontvangen door de banksector en de privé-wereld.
Mijnheer Arckens, dat is niet waar.
Mijnheer de minister, ik denk dat er vertrouwen nodig is in die sector voor deze nieuwe soort investering. Ik wil u stimuleren, want de culturele sectoren die brood zien in dergelijke culturele investeringen, dienen zich aan. Misschien kan worden gedacht aan de publieksfilm, want die heeft in Vlaanderen een te klein draagvlak - dit natuurlijk in de boude veronderstelling dat het VAF vroeg of laat afkoelt. De onderfinanciering zou kunnen worden opgelost. Zo wordt in Denemarken een film die afgewezen wordt op artistieke gronden, doorverwezen naar een investeringsfonds waar hij meer op zijn businessplan wordt getaxeerd.
Ook de pop- en de rocksector zou kunnen terugvallen op de culturele industrieën. Het fonds kan het risicokapitaal inbrengen waarmee een muzikant een plaat opneemt. Of er kan worden gewerkt via de techniek van de schuldfinanciering: een artiest of een platenfirma vraagt een langlopend krediet dat de bank niet wil verschaffen omdat het investeringsrisico als te groot wordt beschouwd.
Uiteraard is er ook de musical. Wij hebben hier enkele weken geleden een interessante hoorzitting gehad over de musical met alle actoren uit de sector, namelijk een viertal voor Vlaanderen. Het was in de eerste plaats een tamelijk larmoyant gedoe, want ze werden alle afgewezen in het kader van het Kunstendecreet.
Mijnheer Arckens, ook dat is niet juist. Ze werden afgewezen in het kader van de structurele subsidiëring binnen het Kunstendecreet. Dat komt absoluut niet op hetzelfde neer. Ik heb heel nadrukkelijk laten weten dat heel wat middelen voorbehouden werden voor de projectsubsidie binnen het Kunstendecreet, maar tot mijn grote verbazing werd geen enkele aanvraag ingediend.
In elk geval was er één die een positief zakelijk en artistiek advies heeft gekregen, maar waarvoor u het licht op rood hebt gezet.
Mijnheer de voorzitter, als de regering positief zou reageren op elke aanvraag, dan zouden we meer dan een verdubbeling, zelfs een stijging met 150 percent, nodig hebben van de middelen voor het Kunstendecreet.
Dus ik neem aan dat de Vlaamse Regering daar ook individueel een echte beoordeling moet doen. Ik zal u nog een ander argument geven. Stel u voor dat we een van de aanvragen positief hadden beoordeeld. Stel dat daar de nodige argumenten voor waren om een van de aanvragen binnen de musicalsector structureel te beoordelen. We hadden die aanvragen bijna structureel uitgesloten van enige middelen vanuit cultuurindustrie. Ik weet niet of dat wel een geschenk zou geweest zijn, eerder een vergiftigd geschenk.
Op het eerste punt geeft u mij dus gelijk, dat u niet alles kunt subsidiëren. Er is inderdaad gezegd dat er één van u het rood licht heeft gekregen. Er is een kleine discussie geweest over de vraag of u nu een minister van Cultuur bent of een minister van culturele subsidies. Laat het alstublieft dat eerste zijn, anders moeten wij u terug naar Neder-over-Heembeek sturen en dan kunt u het gras afrijden en in uw hangmat liggen. In die zaken moet u autonoom handelen.
'Mais revenons à nos moutons.' U pleitte voor een nieuw begin, met een duidelijke scheidingslijn tussen musical met en zonder marktpotentieel, dat was de term. Die zonder potentieel zouden eventueel voor projectsubsidies in aanmerking kunnen komen, de andere zouden kunnen worden ondergebracht in de sector van de culturele industrie en daar is nogal wat om te doen geweest.
In de commissie toonde het musicalhuis in kwestie - dat nogal positief stond ten opzichte van uw aanpak - hoe een culturele grief kan werken. Ik moet zeggen, ik ben overtuigd. Het voorstel sprak van een 'intelligente overheidsinterventie' die zowel op de tewerkstelling als de kapitaalinvesteerders en dergelijke een gunstig effect kan hebben. Men gaat ervan uit dat 50 percent van het productiebudget - dat is het budget nodig voor de aanmaak van de musical, voor decor, kostuums en opleiding - zou van de culturele GIMV moeten of mogen komen. Dit zou er samen met de investering van de producent en van enkele privé-sponsors of het mecenaat voor zorgen dat het break-evenpunt veel vlugger wordt bereikt. Er werd een concreet voorbeeld gegeven. Ik zal niet zeggen wie dat was, dat zou niet kies zijn. Met een simulatie werd berekend dat zonder de inbreng van de culturele GIMV het break-evenpunt bereikt werd na 57.000 tickets. Dat zou met inbreng van de GIMV kunnen worden teruggebracht naar nauwelijks 10.000. In dit model krijgen de privé-partners - inclusief de culturele GIMV - hun inbreng integraal terug. Dat is ook een beetje de filosofie van de culturele industrie.
Ondertussen wordt er Vlaamse tewerkstelling gecreëerd in een belaagde sector. Dat is de musicaltak nog altijd, ook al gaan er soms honderdduizenden naar een voorstelling, en wordt het in Vlaanderen aanwezige creatieve talent geëxploiteerd en de internationale uitstraling van Vlaanderen ondersteund. Ook de ticketprijzen kunnen naar omlaag en verhoogde cultuurparticipatie is een ander positief gevolg. Mijnheer de minister, zet er uw schouders onder. (Applaus bij het Vlaams Belang)
We bespreken nu de hoofdstukken Welzijn, volksgezondheid en gezin.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, tijdens de uitvoerige besprekingen in de commissie hebben we de gelegenheid gehad in detail in te gaan op deze toch wel zeer ruime begroting. Op de meeste vragen werden antwoorden gegeven, hoewel ze niet altijd onze fractie tevreden hebben gesteld. Ik zal me hier beperken tot enkele knelpunten die voor onze fractie belangrijk zijn. Mevrouw de minister, uiteraard zijn we met die opmerkingen niet volledig.
Over het dossier van het jeugdsanctierecht kan ik kort zijn. We hebben vorige week tijdens het actualiteitsdebat uitvoerig de kans gekregen om hierover te debatteren. Voor zover ik weet, zijn er geen bijkomende nieuwe gegevens die dit dossier kunnen beïnvloeden. Alleen dit nog. U kent mijn standpunt en mijn sceptische houding tegenover de goede afloop in dit dossier. Ik zal de eerste zijn om u geluk te wensen als Vlaanderen zijn slag thuis haalt. Ik twijfel daar echter ten zeerste aan.
Eén zaak is mij bijzonder opgevallen na ons debat vorige week: volledige stilzwijgendheid aan het Franstalige front, geen enkele reactie, een volledig negeren, met andere woorden opnieuw een bevestiging van het misprijzen van de Franstaligen. 'Laat de Vlamingen in hun parlement maar hun nummer opvoeren, ons standpunt, onze houding is duidelijk!', lieten ze daarmee blijken. Wij zeggen njet tegen het akkoord tussen de Vlaamse partijen dat onder leiding van premier Verhofstadt werd bereikt.
Ook over de kinderopvang blijf ik vrij sceptisch. Ik geloof niet dat er vandaag in de praktijk - misschien wel met woorden maar niet als een verworven vanzelfsprekendheid - een akkoord is gerealiseerd tussen de verschillende partijen. De verschillende Vlaamse partijen kunnen het misschien eens zijn over het principe van een uitbreiding van de flexibele en occasionele opvang binnen de reguliere sector met het instrument van de dienstencheques als een aanvulling. Minister-president Leterme heeft hier echter wel één duidelijke voorwaarde aan gekoppeld. Hij stelt - volledig terecht trouwens - dat er een volledig terugvloeieffect dient te zijn naar Vlaanderen vooraleer het instrument van de dienstencheques kan worden aangewend. Onmiddellijk daarop zei de federale premier dat dit niet kan. Het is voor mij dan ook heel duidelijk dat er in de praktijk geen akkoord is. Ik kijk met zeer veel spanning uit naar nieuwe evoluties in dit dossier.
Mevrouw de minister, in uw begroting vind ik geen vertaling terug van een volwaardig inclusief gezinsbeleid. U bent Minister van Gezin. Het is lang geleden dat een minister deze omschrijving in haar titulatuur mocht dragen. Wij hadden dan ook zeer veel verwachtingen, zeker na het grondig bestuderen van al wat u en uw partij hadden beloofd vooraleer u minister werd. Maar helaas, in praktijk stellen we vast dat er van dit alles niet veel wordt gerealiseerd. Er is geen aandacht voor een volwaardig beleid waarbij gezinnen die bewust kiezen voor kinderen financieel noch professioneel worden gestraft. Er is geen financiële, fiscale en economische ondersteuning van de gezinnen, een thema waar mijn fractie al lang voor ijvert. Er is bijvoorbeeld geen toekenning van een kostendekkende geboortepremie en de invoering van een bijzondere tegemoetkoming aan gezinnen.
In uw beleid wordt er bijna uitsluitend rekening gehouden met gezinnen waar beide partners buitenshuis werken. Er is aandacht voor een uitbreiding van de kinderopvang, aandacht voor een betere flexibele en occasionele kinderopvang. Dat is allemaal positief, laat me dat duidelijk beklemtonen. Er is - weliswaar te beperkte - aandacht voor het stimuleren van een gezinsvriendelijke bedrijfscultuur. Helaas is er geen aandacht voor de thuiswerkende ouder die hiervoor bewust kiest of dat zou willen doen, maar voor wie dit vandaag door financiële beperkingen onmogelijk is.
We blijven ijveren voor het toekennen van een statuut voor de thuiswerkende ouder met financiële ondersteuning. We hebben een duidelijk voorstel terzake. De Raad van State heeft duidelijk bevestigd dat dit een Vlaamse bevoegdheid is. Ik nodig u uit hierover na te denken en ons voorstel te steunen.
Ik blijf zeggen dat er geen volwaardig ouderenbeleid is. Er zijn nog steeds lange wachtlijsten in de thuiszorg en de residentiële zorg: de middelen zijn te beperkt om op korte termijn de wachtlijsten in de RVT's en serviceflats weg te werken. Het probleem van de vergrijzing blijft toenemen. Uit studies blijkt dat de helft van de 65-plussers zorgbehoevend wordt. Het is uw plicht hierop te anticiperen en oplossingen uit te werken. Het tekort aan rustoorden is meer dan verdubbeld. Waren er in 1998 nog 5.464 woongelegenheden voor senioren te weinig, dan is dat cijfer in 2005 opgelopen tot 13.220.
Er is vooral aandacht voor het systeem van PPS, waarin onze fractie zich principieel kan vinden. We hebben echter ernstige vragen bij de concrete uitwerking ervan en we staan hierin niet alleen. Ook vanuit de sector wordt hierop veel kritiek geformuleerd zoals u kunt lezen in het verslag van de hoorzittingen. Er moeten dan ook nieuwe impulsen worden gegeven aan een verdere uitbouw van de thuiszorg en effectieve ondersteuning van de mantelzorgers. De meeste bejaarden wensen nu eenmaal thuis te worden verzorgd. Het is dan ook spijtig dat in deze begroting een te beperkte aandacht gaat naar de mantelzorgers.
Ik blijf aandacht vragen voor het wegwerken van leeftijdsdiscriminaties in de Vlaamse regelgeving. U weet dat dit een stokpaard van mij is. Op verzoek van uw voorganger is een duidelijke studie uitgevoerd en we weten waar de knelpunten zitten. Spijtig genoeg laat de begroting 2006 niet toe dat de discriminaties worden weggewerkt.
Ander groot probleem zijn de wachtlijsten in de Bijzondere Jeugdzorg. Lees er de kranten van vandaag maar op na. 'Gebrek aan alle vormen hulp', is een bijzonder duidelijke titel. Een kind moet een jaar wachten vooraleer het hulp kan krijgen. De welzijnssector is terecht dit plaatsgebrek beu en kondigt aan te gaan staken. In het arrondissement Antwerpen bijvoorbeeld staan er 891 kinderen op de wachtlijst. Het gaat dan niet alleen over delinquente jongeren, maar ook om jongeren in een problematische opvoedingssituatie. De cijfers van andere arrondissementen ken ik niet, maar misschien kunt u me een overzicht geven. Ik dring er dan ook aan om van het oplossen van dit probleem een prioriteit te maken.
Uiteraard is er ook het probleem van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. Er worden inspanningen gedaan om de wachtlijsten weg te werken, maar onvoldoende. Het vooropgestelde meerjarenplan van het Vlaams Fonds wordt niet gehaald, ook al gaat het hier om een zeer oude belofte. Ik vind het onrechtvaardig dat ouders van gehandicapte kinderen moeten wachten tot de volgende begrotingscontrole van het voorjaar 2006 om zekerheden te krijgen dat onder meer de beloofde opstap in september 2006 er werkelijk komt. Deze mensen die worden geconfronteerd met schrijnende situaties, moeten kunnen genieten van een absolute prioriteit.
Collega's, er zijn nog vele punten die mijn aandacht verdienen, zoals armoedebestrijding en een algemene strategie ter preventie van thuisloosheid. De investeringen in preventieve gezondheidszorg en gezondheidspromotie moeten worden opgedreven met bijzondere aandacht voor de belangrijkste oorzaken van gezondheidsproblemen, zoals ongezonde leef- en eetgewoonten en een lage scholing. Het is belangrijk om de Vlaming meer te overtuigen van zijn verantwoordelijkheid om over de eigen gezondheid te waken.
Op het vlak van preventie moeten we de moed aan de dag leggen om te onderzoeken of de gekozen weg wel de juiste is.
Ik denk bijvoorbeeld aan de borstkankerscreening. Er gaan steeds meer stemmen op van specialisten die ervoor pleiten om het screeningsbeleid eens grondig onder de loep te nemen. Zij hebben immers ernstige bedenkingen bij de huidige te simpele borstkankerscreening. Het lijkt me belangrijk om rekening te houden met het advies van de specialisten. De Vlaamse vrouw kan er alleen maar wel bij varen. Ik dring erop aan om hierover in de commissie een debat ten gronde te voeren.
Tot slot wil ik het nog even hebben over het drugspreventiebeleid dat nog steeds in gebreke blijft. Er moet een antwoord worden gegeven op het helaas stijgende drugsgebruik, vooral bij jongeren.
Wij blijven pleiten voor een snelle en volledige overheveling van alle bevoegdheden inzake gezin, welzijn en gezondheid naar Vlaanderen. Alleen op die manier kan een volwaardig, autonoom, integraal en positief beleid worden gevoerd, aangepast aan de wensen en behoeften van alle Vlamingen. Mevrouw de minister, maak hiervan in 2006 een topprioriteit. (Applaus bij Vlaams Belang)
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, 2005 was geen gemakkelijk jaar. Ook 2006 zal op budgettair vlak geen makkelijk jaar worden. Wie beweert dat er te weinig middelen naar Welzijn gaan, heeft gelijk. Er zijn heel veel wachtenden en er zijn nog heel wat noden die moeten worden gelenigd.
Ik wil starten met een korte terugblik om aan te tonen dat het toch niet zo slecht gaat met deze regering, en met Welzijn in het bijzonder. Tijdens de vorige legislatuur, mijnheer Stassen, werd in totaal 472 miljoen euro aan bijkomende middelen uitgetrokken voor Welzijn. Uitgezuiverd voor index en VIA-akkoorden komt dat neer op 49 miljoen euro per jaar. Voor deze legislatuur wordt voorzien in 630 miljoen euro extra. Uitgezuiverd voor index en VIA-akkoorden, komt dat neer op 56 miljoen euro per jaar. Dat is een stijging met 14 percent in vergelijking met de vorige legislatuur. We kunnen dan ook niet beweren dat Welzijn in deze legislatuur geen prioriteit is.
In de voornoemde cijfers wordt nog geen rekening gehouden met de verhoging van de zorgverzekering en de alternatieve financiering die naar voren wordt geschoven voor het VIPA.
Het gaat om een positieve en noodzakelijke evolutie, vooral om de demografische ontwikkelingen op te vangen waar mevrouw Dillen terecht naar heeft verwezen. Verder zijn er de vergrijzing en nog andere maatschappelijke evoluties die meer middelen vereisen zoals de bijzondere jeugdzorg.
Mijnheer Dehaene, toen de CVP de ministers van Welzijn leverde, heeft Agalev voor zover ik weet, deze ministers nooit verweten dat er wachtlijsten waren. We hebben wel een aantal zaken duidelijk gesteld. Het is uw partij die in de periode 2003-2004 van de wachtlijsten een politiek thema heeft gemaakt.
Uw partij heeft persconferenties gehouden en krantenkoppen gesuggereerd zoals 'Vlaanderen één wachtlijst'. U hebt er een politiek thema van gemaakt. Wij waren zo correct om dat niet te doen. Onze ministers van Welzijn hebben geprobeerd om zo goed mogelijk in kaart te brengen wat de noden zijn. Dat heeft de wachtlijsten opgeleverd. Die wachtlijsten staan toe om oplossingen uit te werken. Uw partij heeft daar een groot punt van gemaakt. Uw partij stelde dat wij dat probleem niet konden oplossen en dat u dat wel zou doen. Het is dan toch logisch dat ik hier aan u vraag wat er met die wachtlijsten is gebeurd? U hebt immers ten minste de indruk gecreëerd dat u ze zou wegwerken eens u aan de macht zou komen.
Niet de vorige regering maar die daarvoor is begonnen met de registratie van de noden van de personen met een handicap. U zegt dat u er alles aan hebt gedaan om wachtlijsten te vermijden. Ik stel alleen vast dat tijdens de vorige legislatuur de wachtlijsten van het VIPA zijn toegenomen en de wachttijd is opgelopen tot zeven jaar. Verwijt ons niet dat we die wachtlijsten proberen weg te werken. Bij de bespreking van de vorige beleidsbrief deed mevrouw Vogels nogal smalend over de creatie van het PAB. De minister antwoordde toen dat het PAB er zeker zou komen. Het is er nu en de bijkomende middelen ten belope van 15 miljoen euro zijn uitgetrokken. Ik begrijp bijgevolg niet wat het probleem is.
Leest u nog eens wat mevrouw Becq in september 2003 in Knack heeft gezegd over de wachtlijsten voor rusthuizen en gehandicaptenzorginstellingen. Het was haar goed recht daar een politiek thema van te maken. In elk geval heeft ze zo ten minste gesuggereerd dat jullie het allemaal zouden oplossen.
In de begroting 2005 was al 120 miljoen extra uitgetrokken; in de begroting 2006 komt daar nog eens 110 miljoen extra bij. Welzijn krijgt 13,4 percent van de totale Vlaamse Gemeenschapsbegroting. Uiteraard zijn de VIA-middelen daarin niet opgenomen. De minister tracht de aangegane verbintenissen te respecteren en wil pas nieuwe verbintenissen aangaan als er daarvoor financiële middelen voorhanden zijn. Dat is terecht. Ik denk dat ze een voorbeeld is voor veel van haar collega's, niet in het minst voor ministers in de federale regering.
Toch wil ik enkele bedenkingen bij de beleidsbrief en de begroting verwoorden. Ik mis een budgettaire link naar wonen. In de beleidsbrief zelf verwijzen zowel de minister van Wonen als de minister van Welzijn naar de nood aan samenwerking. In de commissie hebben mevrouw Heeren en ik al verschillende voorbeelden gegeven die dat aantonen, zoals de nood aan bredere deuren, stopcontacten die hoger staan en het wegwerken van kleine niveauverschillen in nieuwe sociale woningen. Dat moet toelaten om ook in sociale woningen oud te worden en minder mobiel te zijn. Dat vereist echter geld, en daarin is in deze begroting niet voorzien.
Mevrouw Dillen zegt dat er op het vlak van gezinshulp en zorgverzekering niets gebeurt. Er gebeurt wel degelijk iets.
De bijkomende uren gezinshulp stijgen ook dit jaar met 2,5 percent, terwijl de stijging tijdens de vorige legislatuur slechts 1 percent bedroeg. Het komt neer op 23,6 miljoen euro extra. Ik zou niet durven zeggen dat dit niets is.
Ik heb niet gezegd dat er niets gebeurt. Ik heb alleen gezegd dat de inspanningen voor de gezinnen te beperkt zijn en hoofdzakelijk gericht zijn op gezinnen met twee buitenshuis werkende ouders.
Ik zou niet stellen dat alle hulp naar buitenshuis werkende ouders gaat.
U weet ongetwijfeld dat ook de zorgverzekering voor ons een belangrijk thema is. Voor volgend jaar is een opslag van 90 naar 95 euro voorzien voor mensen die thuisblijven. In de beleidsnota is in een stappenplan voorzien om naar 125 euro te gaan tegen 2090.
Mensen willen immers zo lang mogelijk thuis blijven. Dat is goed voor henzelf en voor hun omgeving. De discriminatie tussen thuiszorg en zorg binnen een instelling moest nog worden weggewerkt. Daarbij komt 125 miljoen euro die voor de Zorgverzekering is opzijgezet. Zo wordt de Zorgverzekering ook op lange termijn verzekerd. Dat is zeker geen onbelangrijk signaal voor de bevolking.
In de beleidsnota staat een belangrijke zin over het kortverblijf. We kunnen mensen wel stimuleren om zo lang mogelijk thuis te blijven en de zorg voor familie en kennissen op zich te nemen, maar ook zij hebben het recht om hun batterijen op te laden. Het is belangrijk dat dit type engagement wordt erkend. Wij trachten een kortverblijf te voorzien in alle rusthuizen waar dit nog niet is geregeld. Het is belangrijk dat ook een rustmoment kan worden ingebouwd voor degenen die thuis anderen verzorgen.
De jongste maanden is de discussie over kinderopvang te vaak herleid tot het gebruik van dienstencheques. Daardoor is veel te weinig aandacht gegaan naar de 3.000 bijkomende plaatsen in de kinderopvang. Er is 6,6 miljoen euro over 2 jaar gereserveerd voor 3.000 plaatsen. Rekening houdend met 220 dagen, komt dat neer op 1 euro per uur opvang. Een dienstencheque kost immers 14 euro.
Mevrouw de minister, u kunt op onze steun rekenen als u met uw federale collega's rond de tafel gaat zitten om te proberen de FCUD-middelen naar Vlaanderen te brengen. Dat lijkt ons logisch, maar we weten allemaal dat logica niet volstaat om de federale collega's te overtuigen.
Tijdens de hoorzitting over schuldbemiddeling is gebleken dat we in Vlaanderen nog een hele weg af te leggen hebben. Vooral het gebrek aan cijfers blijkt een groot struikelblok te zijn om tot een uitgebouwd Vlaams beleid te komen. De CAW's en de OCMW's verzetten vandaag al bergen werk, maar door hun inzet verbergen zij het probleem voor de hogere overheden. Wij zijn erg blij in de beleidsnota te lezen dat in 2006 de eerste stappen zullen worden gezet naar een Vlaams observatorium voor kredieten en schulden. Het is de tegenhanger van de instelling die al langer in Wallonië bestaat. De gegevens die dat zal opleveren zullen goed kunnen worden gebruikt om een evidence based beleid te voeren.
Het voorlaatste puntje waarbij ik even wil stilstaan, is diabetes. De laatste maanden verschenen een aantal cijfers die me hebben doen schrikken, vooral over het aantal personen met diabetes van het type 2. Aan diegenen die niet zo goed op de hoogte zijn, wil ik zeggen dat dit type van diabetes vooral wordt veroorzaakt door onze levensstijl. Als we weten dat in Amerika nu al 20 percent van het budget voor volksgezondheid wordt uitgegeven aan de gevolgen van diabetes, kan er hier worden gesproken van een epidemie. Als we niet opletten, zal dit een enorm zware kost worden, niet alleen voor de federale overheid maar ook voor de Vlaamse. Daarom wil ik een sterk pleidooi houden voor een aangehouden inzet om de mensen te sensibiliseren, om de mensen een gezonde levensgewoonte bij te brengen. Mevrouw de minister, ik denk dat op dat vlak voor u een coördinerende taak is weggelegd en dat u, samen met andere ministers met een bevoegdheid aansluitend bij volksgezondheid, moet trachten om het aantal diabetespatiënten in Vlaanderen terug te dringen.
Dan kom ik tot mijn laatste puntje, waarmee ik ook een signaal wil geven aan de minister van Begroting. Ik heb reeds eerder een vraag gesteld over de kostprijs van de jaarverslagen. Mijnheer de minister, ik besef dat het voor u wellicht over kleine bedragen gaat, maar mijn motto blijft 'wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd'. Uit het antwoord op mijn vraag bleek dat jaarlijks bijna een miljoen euro wordt uitgegeven aan jaarverslagen. Ik heb er hier één meegebracht, niet toevallig het jaarverslag van het departement Leefmilieu en Infrastructuur, want dit is het duurste jaarverslag dat werd opgesteld: het heeft de Vlaamse overheid 57.000 euro gekost. Het is een zeer mooi jaarverslag, met zeer veel kleuren en zeer veel foto's. Er staan echter zeer weinig cijfers in, wat uiteindelijk toch de bedoeling moet zijn van een jaarverslag. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat niet alleen de minister van Begroting maar ook alle andere ministers de nodige soberheid in acht houden. Uiteraard moet een jaarverslag volledig zijn en moet daar de juiste informatie in staan. De manier van voorstellen kan volgens mij echter toch iets bescheidener. Ik denk dat we zo vele honderdduizenden euro's kunnen besparen. Laat ons eerlijk zijn: er zijn voldoende initiatieven waar die middelen zouden kunnen worden gebruikt. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, geachte collega's, vele nationale en internationale analyses tonen aan dat onze welvaart onder een dubbele druk staat. Er is de druk van buitenuit: de globalisering. Die geeft ondernemingen een veel grotere keuze tussen de plaatsen waar ze het meest rendabel kunnen investeren. Wil Vlaanderen daar overeind blijven, dan moeten we investeren in technologische vernieuwing. Dat werd hier gisteren ook al aangehaald door andere collega's, onder andere door de heer Caluwé. We moeten echter ook zorgen dat we fiscaal aantrekkelijk blijven en we moeten blijven werken aan onze concurrentiekracht, zeker ten aanzien van onze directe buurlanden.
Er is echter ook de druk van binnenuit, zijnde de vergrijzing. Die leidt onvermijdelijk tot een krimpende bevolking op arbeidsleeftijd. In de toekomst zullen dus minder mensen bijdragen tot de welvaartscreatie. Daarom is het van levensbelang nu de activiteitsgraad van onze bevolking op te trekken. De federale regering slaat nieuwe wegen in met het Generatiepact, dat zowel de concurrentiekracht van onze ondernemingen moet versterken alsook de activiteitsgraad moet verhogen.
Collega's, in het domein Welzijn hebben we de opdracht te waken over de zorg voor de noden van zowel de inactieven als de actieven in onze maatschappij. Kortom, we moeten, zoals de collega's van sp.a het stellen, zorgen voor iedereen.
De komende decennia zal de zorg voor het toenemend aantal bejaarden onmiskenbaar een uitdaging vormen. In opdracht van de Vlaamse Regering heeft de administratie Planning en Statistiek recent een studie over de demografische ontwikkelingen in Vlaanderen en de gevolgen van de veroudering voor de verschillende levensdomeinen afgeleverd. Over de vergrijzing op zich hoeven we niet veel meer te zeggen. Iedereen kent de cijfers. We weten dat zich binnen de groep van de senioren een vierde wereld aftekent. De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn houdt in haar prognoses voor 2010 rekening met een behoefte aan 13.000 extra plaatsen in de rusthuizen en aan 14.000 extra plaatsen in de serviceflats.
De uitdaging is duidelijk. De vraag is natuurlijk hoe we bepaalde zaken kunnen realiseren. De Vlaamse overheid beschikt over een financieringsinstrument voor de bouw van infrastructuur, het VIPA. Het VIPA komt tussenbeide in de financiering van de zorg- en welzijnsvoorzieningen. Het neemt een deel van de investeringskosten op zich en het stelt zich garant voor de afbetaling van leningen die in dit verband door publieke initiatiefnemers zijn aangegaan.
Het VIPA heeft momenteel een wachtlijst van zes tot zeven jaar. Zelfs een substantiële toename van de middelen of het hanteren van bepaalde voorrangscriteria zou niet tot een oplossing voor deze enorm lange wachttijden leiden. We worden immers niet enkel met de nood aan nieuwe infrastructuur geconfronteerd. Het VIPA ontvangt tevens veel dossiers met betrekking tot de vernieuwing van de bestaande infrastructuur. Aanpassingen aan de bestaande infrastructuur moeten aan nieuwe eisen inzake brandveiligheid, voedselveiligheid en nieuwe technologieën voldoen. Vaak gaat het om eisen die de Vlaamse overheid de initiatiefnemers oplegt.
Om deze uitdaging aan te pakken, moeten we alternatieve financieringsmogelijkheden zoeken. Binnen het huidige systeem kan het VIPA niet alle kosten dragen. Het verslag van de expertencommissie reikt een aantal alternatieven aan. Zelfs een belangrijke stijging van de middelen en het hanteren van alternatieve aanbestedingsmethoden zullen echter niet volstaan om de zonet beschreven nood te lenigen. De VLD is dan ook van mening dat we nieuwe financieringspaden moeten betreden. Door middel van nieuwe beleidsinitiatieven willen we aan de toenemende druk in de ouderenzorg tegemoetkomen.
We willen privé-initiatiefnemers stimuleren en hun initiatieven faciliteren. Aangezien de overheid de nood onmogelijk kan blijven lenigen, kan hier volgens mij niemand tegen zijn. Onzes inziens, moeten we ons op de privé-initiatiefnemers toespitsen. Het bestaande aanbod bewijst dat de privé-initiatiefnemers dit aankunnen.
Een aantal private rusthuizen zijn failliet gegaan. Handelsvennootschappen kunnen nu eenmaal failliet gaan. Dit zegt evenwel niets over de financiële toestand van rustoorden die door een OCMW of door een vzw worden beheerd. Gezien hun rechtsvorm kunnen deze rustoorden niet failliet gaan. Dit betekent echter niet dat hun financiële situatie gezond is.
We willen de initiatieven van privé-ondernemers faciliteren. Vanuit die optiek willen we de beschikbare middelen slim inzetten. We willen een waarborgfonds in het leven roepen. Op die manier kunnen we privé-initiatiefnemers de kans bieden om aan interessante voorwaarden geld bij een bank te lenen. Door middel van herverzekeringssystemen kan de Vlaamse overheid haar eigen risico's maximaal indekken.
De VLD wil tevens een aantal andere discriminaties wegwerken. De Vlaamse overheid heeft de animatiefunctie voor alle ouderenvoorzieningen verplicht gemaakt. Enkel de publieke voorzieningen ontvangen hiervoor een subsidiëring. In de voorliggende begroting is terecht een uitbreiding naar de bejaarden in de centra voor kortverblijf opgenomen.
We hopen dat bij een volgende begroting ook een begin van subsidiëring mogelijk wordt voor privé-initiatiefnemers.
Mevrouw de minister, het is positief dat u werk maakt van het stimuleren van de oprichting van centra voor kortverblijf en dagverzorging, want totnogtoe was er een groot verschil tussen de programmatiecijfers en de realisaties.
Gelet op het belang dat Vlaanderen hecht aan thuiszorg, is het voor mantelzorgers absoluut noodzakelijk dat zij regelmatig een beroep kunnen doen op respijtzorg, om zelf de batterijen op te laden. Door middelen in te schrijven voor het vervoer, wordt ook de betaalbaarheid verbeterd, want dat probleem was ongetwijfeld een van de redenen waardoor het succes van deze opvangvorm beperkt bleef. Er zijn positieve evoluties, maar ook hier rijst de vraag waarom we centra voor kortverblijf ook niet laten organiseren door privé-initiatiefnemers.
Collega's, naast de zorg voor ouderen, is er uiteraard de zorg voor wie vandaag actief is. Zowel de Vlaamse als de federale regering willen de activiteitsgraad optrekken. We mogen hopen dat deze doelstelling ook betrekking heeft op vrouwen. Hun professionele activiteit hangt samen met de mate waarin arbeid en gezin met elkaar te combineren zijn en met de mate waarin die combinatie leefbaar is voor het gezin als geheel. De huidige vijftigers, die in belangrijke mate tweeverdieners zijn, zijn enorm bekommerd over hun ouder wordende ouders en over hun kinderen. Zij verlangen van de overheid dat werk wordt gemaakt van een goede, kwaliteitsvolle en betaalbare opvang voor de mensen die hen na aan het hart liggen.
Inzake kinderopvang is Vlaanderen toonaangevend. We zijn er in geslaagd om, ondanks de bestaande tekorten, zeker in de grootsteden, een belangrijk netwerk van dagopvang in heel Vlaanderen te realiseren. Het is daarbij opvallend dat de privé-ondernemers, meer bepaald de mini-crèches, de afgelopen jaren voor de grootste groei hebben gezorgd.
Tijdens de vorige legislatuur werd voor het eerst geld uitgetrokken voor buitenschoolse opvang, omdat werd vastgesteld dat gezinnen met werkende partners geconfronteerd werden met opvangproblemen voor en na de school. De flexibilisering van onze arbeidsmarkt bracht nieuwe noden met zich mee. De vorige legislatuur werd gestart met een experiment voor flexibele opvang op collectieve basis. De decretale basis werd gelegd door voormalig minister van Werk Landuyt, door het invoeren van de dienstencheque voor kinderopvang.
Niemand betwist dat collectieve opvangvormen nodig zijn, maar de experimenten voor flexibele opvang zijn geen onverdeeld succes. De bezettingscijfers zijn bij de ene zeer goed, maar bij andere initiatiefnemers ronduit slecht. De buurt- en nabijheidsdiensten lijken succesvoller flexibiliteit te combineren met een goede bezettingsgraad, maar zij richten zich enkel tot bepaalde kansengroepen. De nood aan flexibele opvang is ruimer dan die kansengroepen. We denken dat flexibele opvang een goede aan- en invulling zal zijn voor het bestaande collectieve aanbod, waarbij uitbreiding ongetwijfeld noodzakelijk is.
Bij de verdeling van de nieuwe plaatsen voor flexibele opvang, willen we vragen dat rekening wordt gehouden met het aanbod op het veld. Op een aantal plaatsen was, voordat de flexibele opvang werd gesubsidieerd, een zeer gedifferentieerd aanbod uitgebouwd door de privé-sector. De komst van de gesubsidieerde sector heeft dat privé-aanbod vernietigd, waardoor plaatsen verloren gingen en het aanbod verschraalde in termen van differentiatie. Collega's, dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. De VLD hoopt dat ook in de flexibele opvang de privé-sector zijn rol zal kunnen spelen.
De zorg voor personen met een handicap is evenzeer een bekommernis van heel wat Vlaamse families. De Vlaamse Regering volgt een uitbreidingspad dat op termijn moet leiden tot een aanbod dat in staat is binnen een redelijke termijn een opvangvorm aan te bieden voor iedereen met een handicap die een opvangvorm zoekt. Daarbij worden zowel het aantal plaatsen in de residentiële en semi-residentiële settings als de persoonsgebonden assistentiebudgetten uitgebreid. In de motie van aanbeveling die de meerderheidspartijen hebben ingediend, dringen we ook aan op de implementatie van het persoonsgebonden budget. Vorige legislatuur werd het decreet tot invoering van het persoonsgebonden budget goedgekeurd door alle partijen die van deze meerderheid deel uitmaken.
De implementatie is zonder meer een moeilijke oefening, maar we hebben al heel wat stappen gezet. Het Vlaams Fonds heeft de modules omschreven. Het kan nu starten met het bepalen van het financiële plaatje bij elke module. Dat zal toelaten om te komen tot een nieuwe voorzieningenfinanciering, wat een verademing zal zijn na de huidige situatie. Dan hebben we ook alle elementen in handen om het persoonsgebonden budget in te voeren. Dit zal voor de voorzieningen de zaken niet vergemakkelijken, dat beseffen we. Zij zullen naast hun vaste residenten ook personen met een handicap krijgen die een deel van de hulp en zorg inkopen met hun PGB. Dit vergt een nieuwe organisatie en permanent bijsturen.
Toch mag de impact van deze zorgvorm voor jonge gezinnen met gehandicapte kinderen niet onderschat worden. Vandaag zijn jonge gezinnen bereid een belangrijk deel van de zorg voor hun gehandicapt kind op zich te nemen, maar ze vragen terecht dat de overheid voor hun kinderen dezelfde inspanning doet als die voor de kinderen in een residentiële setting. Het PGB biedt daartoe de mogelijkheid. We vragen om een duidelijk tijdspad voor de invoering van het PGB en we zijn blij dat deze vraag is opgenomen in de motie van aanbeveling.
Ik besluit met de kern van mijn betoog. Als we geconfronteerd worden met de grote uitdagingen van de nabije toekomst, zijnde de vergrijzing en de steeds moeilijkere combinatie van arbeid en gezinsleven, dan is het de taak van de overheid alternatieve wegen te bewandelen om een antwoord te geven op de noden van de werkende Vlaming en zijn zorg voor kinderen, gehandicapten en ouderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, vandaag las ik in De Standaard de titel 'Gebrek aan alle vormen van hulp'. Het gaat over de Bijzondere Jeugdzorg en de problematiek van de Unie van Jeugdmagistraten die nog eens aan de alarmbel trekt voor het probleem van het plaatsen. In De Morgen staat vandaag op de voorpagina 'Tot twee weken wachten op slachtofferhulp'. Laat ons eerlijk zijn, we zitten in een samenleving die wat dat soort dingen betreft, problematisch aan het worden is.
Ik heb hier de krant van gisteren waarin staat: 'Wachtrij gehandicapten weggewerkt'. Het is blijkbaar een thema. Het is weliswaar de krant van gisteren, maar gisteren heb ik de hele dag in het parlement gewerkt.
Mijnheer Vanackere, ik ben wel mee: op pagina 5 van De Standaard van vandaag staat: 'Dienst gehandicapten moet nog sneller'. Dat vindt uw partij tenminste. Er staat verder: 'VLD, PS en CD&V vinden acht wettelijke maanden voor de erkenning van gehandicapten nog te lang.'
Het gaat over een federale dienst.
Er zijn veel problemen in de samenleving. We moeten die oplossen. Voor die grote uitdaging staan we. Er zijn veel wachtenden in vele sectoren, zoals de slachtofferhulp, de niet-begeleide minderjarigen, de geestelijke gezondheidszorg en de bijzondere jeugdzorg.
Dit is eigen aan de huidige samenleving. We mogen niet alleen aan symptoombestrijding doen, waarbij de zichtbare problemen worden aangepakt. We leven in een harde en geïndividualiseerde samenleving. Laat dat een les zijn voor het welzijnsbeleid van morgen. De grote druk op de budgetten en de grote vraag in de samenleving zeggen vooral iets over die samenleving waarin we vandaag leven.
De beleidsbrief van de minister is best ambitieus. Heel wat van die uitdagingen staan erin vermeld. De minister probeert er inderdaad antwoorden op te geven. Er wordt een belangrijke stap voorwaarts gezet: laat dat duidelijk zijn. Maar met die stap alleen komen we er niet. Er is nog veel te doen. Nemen we het voorbeeld van de jeugdhulp. Daar is er sprake van toenemende noden. Denken we maar aan de POS'ers en de MOF'ers. De integrale jeugdhulp probeert antwoorden te verzinnen. De minister bereidt een totaalplan voor. Dat is prima. Er komen extra middelen, ten bedrage van 2 miljoen euro. Dat is zeer goed. We moeten echter eerlijk zijn: ook dat zal te weinig zijn.
De verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de huidige minister en regering. Ik vraag me langzamerhand af wat er de voorbije tien of vijftien jaar op dit terrein is gebeurd in Vlaanderen. Het is toch niet mogelijk dat die toenemende problemen slechts vandaag aan de oppervlakte komen. Ze zijn al jaren aanwezig, althans minstens sluimerend. Het spijt me dit te moeten zeggen, maar de vorige regeringen hebben daar veel te weinig antwoorden op geboden.
Hetzelfde geldt voor de gehandicaptenzorg. Ik vraag me trouwens af hoe Marc Herremans hier straks zal binnenkomen. Dit parlement is immers ook niet echt aangepast terzake. Wellicht zijn daar oplossingen voor gevonden. Het blijft moedig te proberen de wachtlijsten weg te werken. Het uitbreidingsbeleid wordt recurrent. Dat juichen we toe. We hopen dat er nu ook nog een meer flexibele regelgeving komt, opdat degelijk kan worden ingegaan op de wijzigende zorgvragen. We hopen dat de minister, samen met de regering en vooral met de minister van Begroting, ook voor de komende jaren een meerjarenbegroting zal maken voor het Vlaams Fonds. Het Vlaams Fonds zal erg gebaat zijn bij een meerjarenplan voor het wegwerken van de wachtlijsten.
Ik wil nog even ingaan op het element van de beschutte werkplaatsen, dat zich bevindt op het snijvlak van bevoegdheidsdomeinen. Ik heb in september stage gelopen in deze sector. Het is een erg waardevolle sector, waarin personen met een handicap worden geactiveerd. Vele duizenden mensen bevinden zich in die jobsituatie. Ik kan u verzekeren dat die sector het al evenmin gemakkelijk heeft. Er zijn de werkingskosten. Het exploiteren van een dergelijke werkplaats is een dure en moeilijke aangelegenheid. Merkwaardig genoeg ervaren ook beschutte werkplaatsen de druk ontstaan door de delokalisering van een aantal industriële taken naar het oosten. Dat is erg jammer.
Met betrekking tot het lokale welzijnsbeleid hopen we dat de programmatie voor de CAW's zoals aangekondigd door de minister, een aantal problemen kan helpen oplossen. Ik haalde er daarnet eentje aan. Ook daar is erg veel nood aan.
Wat het armoedebeleid betreft, heb ik wat kritiek. Onlangs keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding goed. Dat is misschien iets te weinig ambitieus. Ik begrijp dat ook wel. Het is een horizontale bevoegdheid: de hele regering moet eraan werken. Een ambitie als het terugdringen tot de helft van de armoede in Vlaanderen tegen 2009 ware echter heel mooi geweest. We hopen dat deze regering dit de komende jaren daadwerkelijk zo zal aanpakken, zonder dat het uitdrukkelijk in het actieplan staat.
Ook inzake de geestelijke gezondheidszorg wil ik de alarmbel luiden. De voorziening terzake is de meest betaalbare vorm van hulpverlening. Ze is veel goedkoper dan de federale oplossingen, via de ziekenhuizen. Toch is dit de enige sector in de gezondheidszorg waarvoor wij bevoegd zijn en waar mensen moeten wachten op hulp. Wie een arm of been breekt, moet niet wachten, maar wie geestelijk ziek is wel. Dat is jammer, daar dit een laagdrempelige voorziening is, die vele mensen zouden moeten kunnen bereiken. Ook geestelijke ziekten kunnen dringend zijn en een dringend antwoord vergen.
Ook hier moet de komende jaren actief in worden geïnvesteerd, op basis van de aanbevelingen van het Rekenhof, dat een planmatige uitbouw vraagt.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de alternatieve financiering die voor het VIPA is aangekondigd? Krijgen we, in navolging van Onderwijs, een alternatieve financiering die een grote inhaalbeweging voor infrastructuur voor ouderenzorg en gehandicaptenzorg kan garanderen?
Ik deel de zorg van mevrouw Van der Borght met betrekking tot de privé-investeringen, zij het wellicht niet op dezelfde wijze. We moeten nadenken over een waarborgfonds voor privé-investeerders in de welzijnssector en over andere technieken om privé-kapitaal te activeren. Er zijn best wel mensen die willen investeren in sociale zorg, met een minimaal rendement. Waarom zou de samenleving dat ook niet doen, als het ook gebeurt voor wetenschappelijk onderzoek en op enkele andere terreinen?
Mijnheer de minister, eind december loopt de overeenkomst af met Serviceflats Invest, de organisatie die instaat voor de bevaks voor de bouw van serviceflats. Ook dat zou wat sneller mogen gaan. Gaat het na het aflopen van dit contract nog verder? Hoe zit het met de successierechten waarin was voorzien voor aandeelhouders? Dat is een goede manier om privé-kapitaal te mobiliseren voor zorg.
Ten slotte is ook de palliatieve zorg in de commissie besproken. Daarbij is gevraagd naar een totaalaanpak van de palliatieve zorg, zowel voor de dagcentra als voor de netwerken in Vlaanderen.
Ik roep iedereen op om samen de verantwoordelijkheid te nemen voor de vele wachtenden en de vele problemen in de samenleving. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Geachte heer voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, beste collega's, in haar toelichting in de commissie heeft de minister gesteld dat in deze legislatuur de beleidstoename wordt geraamd op 630 miljoen euro of netto, rekening houdend met de index en het VIA-akkoord, 280 miljoen euro, voor een periode van 5 jaar. Dat is een aanzienlijke stijging tegenover de vorige legislatuur. Toen bedroeg de beleidstoename 472 miljoen euro, of 196 miljoen euro netto, voor een periode van 4 jaar.
Het is positief dat er een stijging is, maar daar moet meteen bij worden opgemerkt dat een toename absoluut noodzakelijk is om het hoofd te kunnen bieden aan de problemen door de toenemende vergrijzing. De noden zullen de komende jaren ongetwijfeld aanzienlijk stijgen. Daarnaast zijn er de algemene maatschappelijke ontwikkelingen, los van de demografische evolutie. Daar hebben mevrouw Van der Borght en de heer Caron al naar verwezen, zodat ik er niet verder moet op ingaan.
Inzake het budget voor de gehandicaptenzorg is het aangenaam te vernemen dat het budget voor het Vlaams Fonds stijgt met 59 miljoen euro. De bedoeling is de wachtlijsten weg te werken en meer te geven voor zorg en voor het persoonlijk assistentiebudget. Het is vooral positief dat de minister stappen zal zetten inzake het persoonsgebonden budget. Iedereen weet dat dit thema me zeer na aan het hart ligt. Immers, het PGB draagt bij tot meer zelfbeschikking van personen met een handicap omdat een meer vraaggestuurde zorg erdoor mogelijk wordt. De minister spreekt in dat kader van haar plannen voor zorggradatie.
Dat is een stap in de goede richting, maar het is nog geen persoonsgebonden budget. Ik hoop dat het in 2006 duidelijker wordt welke richting het PGB zal uitgaan. Mevrouw de minister, u wilt ook het bestaande systeem van het PAB verbeteren. Daar heb ik geen problemen mee. Waar ik wel problemen mee heb is dat de huidige PAB-houders worden opgezet tegen mensen die nog geen PAB hebben. Ik ga er ook totaal niet mee akkoord dat men stelt dat we de grootte van het PAB in vraag moeten durven stellen.
Het heeft weinig zin om iedereen een klein PAB te geven, want dan is iedereen ontevreden omdat het PAB ontoereikend zal zijn omdat er geen rekening wordt gehouden met individuele noden van personen met een handicap. We moeten ons veeleer afvragen waarom er nog zoveel middelen naar collectieve voorzieningen gaan. Moet dat niet eerder worden gekanaliseerd naar de personen zelf met een handicap?
Mevrouw de minister, over de subsidie en werkingsmiddelen van de voorzieningen en van personen met een zware zorgbehoefte, hebt u zelf gezegd dat er te weinig middelen zijn. Uit de centrale registratie blijkt dat personen met de grootste behoefte het langst moesten wachten. Ik hoop dat u erin zult slagen met zorggradatie een correctere vorm van financiering in te voeren. Die financiering zal in de toekomst immers verbonden zijn met de concrete omkadering die een persoon met een handicap nodig heeft. Dat zal leiden tot een rechtvaardiger verdeling van de middelen. Zullen we in het parlement ook mogen meepraten over wat de zorggradatie en de financiering ervan zullen inhouden? Het is te belangrijk om dit alleen aan de administratie over te laten.
Er staan nog 6.000 mensen op de centrale zorgvraagregistratie, maar de huidige regelgeving voor die registratie is nogal strak, want zorgvragen kunnen evolueren. Een flexibelere aanpak is nodig. Een nieuwe financiering op basis van zorgprogramma's volstaat niet, het geheel van normen en regels moet op flexibiliteit worden bekeken. Dat kan ook helpen om de wachtlijsten in te korten.
Zeker in de sector jeugdzorg is het probleem acuut omdat die jongeren niet altijd kunnen terugvallen op hun eigen familie. De cijfers daarover werden al genoemd. Ik kan moeilijk begrijpen dat drie consulenten van de bijzondere jeugdzorg op dit moment terechtstaan wegens schuldig verzuim. Dat wijst op een malaise in deze sector.
Er is een gebrek aan alle vormen van hulp. Ik ben heel benieuwd naar het Globaal Plan Jeugdhulp. De toegezegde extra middelen moeten in de eerste plaats efficiënt worden besteed en moeten gaan naar extra internaatsopvang, zeker als we weten dat er in Antwerpen alleen al 372 jongeren op een wachtlijst staan. In dat kader zijn de 30 geplande plaatsen een lachertje.
Mevrouw de minister, ik wil het nog even hebben over het VIPA en de infrastructuur in het algemeen.
De wachttijd voor de Vlaamse overheidssubsidiëring blijkt in de praktijk sterk uiteen te lopen. In de ouderenzorg blijkt de wachttijd op te lopen tot vele jaren, in de gehandicaptensector kunnen projecten blijkbaar op vrij korte termijn worden gerealiseerd.
Ik heb begrepen dat de minister ook alternatieve financieringsvormen zal bekijken voor de diverse welzijnssectoren met een achterstand. Ook op dat vlak moet er permanent over worden gewaakt dat er geen uitsluiting of duale beleidsmaatregelen ontstaan. Ook de budgettaire gevolgen moeten duidelijk zijn zodat er in de toekomst geen lijken uit de kast vallen.
Tot slot, de bevoegdheden van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin hebben grenzen. Heel wat aspecten behoren tot de federale bevoegdheden. Er moet daarom opnieuw worden aangedrongen op meer homogene bevoegdheidspakketten. Het is dan ook belangrijk om daarop te blijven hameren in het overleg met de federale overheid. Ik ben ervan overtuigd dat de minister dat zal blijven doen. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Geachte voorzitter, leden van de regering, collega's, gezien het beperkte aantal minuten, wens ik mijn betoog te beperken tot een aantal beleidsdomeinen. Ik wil graag beginnen bij het beleid inzake mensen met een handicap. Het afgelopen jaar werd een beleid gevoerd waarin ambitieuze doelstellingen naar voren werden geschoven. Ze werden nog niet allemaal gehaald en daarvoor hebben we trouwens een aantal jaren tijd, maar het was nodig om ermee te beginnen.
We hebben kunnen merken dat de genomen besluiten weloverwogen waren en dat de timing die met argwaan werd bekeken, in vele gevallen toch werd gehaald. Een voorbeeld daarvan is de invoering van de Centrale Registratie Zorgvragen. Dit was een eerste stap om op termijn te komen tot een transparante en eenduidige zorgregie. We weten nu meer, we weten nu beter en kunnen ons beleid nu beter afstemmen op de werkelijke behoeften.
Een volgende stap is de integratie van het PAB: de inschaling van de PAB-aanvragen in de Centrale Registratie van Zorgvragen. Het resultaat zal zijn dat er één centrale gegevensbank is met daarin alle zorgvragen van alle mensen met een handicap. Ook tegenover het PAB was en is er af en toe wantrouwen. Dat lijkt me onterecht want het PAB was er, het is er en het zal ook blijven. We moeten echter te allen tijde durven evalueren en aanpassen om de doelmatigheid van de ingezette middelen te optimaliseren. Dat is een verwachting van een degelijk beleid.
Prioriteit dient verder te worden gelegd bij de lijst van urgent wachtenden. Het zijn mensen met een heel zware zorgvraag die al veel te lang aan het wachten zijn. Mevrouw de minister, ik stel tot mijn genoegen vast dat ook u dit ter harte neemt en dat u een capaciteitsuitbreiding zult realiseren op basis van een wetenschappelijk onderbouwde programmastudie.
Ook uw engagement om de doorlooptijden in te korten, duidt op de nodige inspanningen op het vlak van Beter Bestuurlijk Beleid. Het afgelopen jaar hebben we de eerste stap gezet en werd een bijzonder strakke timing gehaald. We gaan ervan uit dat het project volgend jaar verder zal lopen.
Ik wil ook even verwijzen naar onze hoofddoelstelling of hoofduitdaging binnen dit beleidsdomein. We hebben heel terecht een thema gemaakt van het wegwerken van de wachtlijsten. In de meerderheidsmotie wordt ernaar verwezen. Deze beleidsdoelstelling of uitdaging zal de komende jaren de nodige middelen en de nodige inzet vereisen.
Ook het vrijwilligerswerk verdient de nodige aandacht. 2006 wordt een sleuteljaar. Een evaluatie van de Vlaamse regelgeving dringt zich op. Ik hoop dat u uw tweede studieopdracht zo snel mogelijk zult uitschrijven om te komen tot eenvormige modelpolissen voor de vrijwilligers. Een ander voornemen is het sectoroverschrijdend Vlaams beleid ten aanzien van vrijwilligerswerk. Ik doe bij dezen een oproep aan alle andere ministers om er zorg voor te dragen dat het beleid voor het vrijwilligerswerk tijdig op de Vlaamse sporen zit.
Ten slotte wil ik het nog hebben over ons gezondheidsbeleid. In uw beleidsbrief geeft u aan dat de versterking van het ambulante aanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg noodzakelijk is. Dat is terecht, meer dan terecht, de GGZ heeft niet alleen een hefboomfunctie naar andere domeinen zoals bijzondere jeugdzorg en armoedebeleid, maar heeft ook een scala aan eigen opdrachten die in onze samenleving, vandaag de dag, steeds belangrijker worden. De CGG's spelen hier een cruciale rol in.
Op dit ogenblik worden de nieuwe meerjaren overeenkomsten 2006-2008 met deze centra onderhandeld. U hebt het afgelopen jaar het decreet gewijzigd zodat de financiering correct blijft doorlopen tijdens deze onderhandelingen. Dat is voor de sector van belang. Wij zijn blij dat het decreet is goedgekeurd.
Bij de beleidsaccenten maakt u plaats voor specifieke aandacht voor sociaal en financieel zwakkere personen, met bijzondere aandacht voor de doelgroep van kinderen en jongeren.
Om te komen tot een correcte toekomstige financiering moet er een budgettair perspectief voor de verruiming van de opvang- en behandelcapaciteit in deze centra worden gerealiseerd. Ik dring er dan ook op aan om in de nodige garanties te voorzien en verwijs ook hier naar de meerderheidsmotie waar we dit budgettair perspectief benadrukken om zo nog beter tegemoet te komen aan de behoeften.
Over de preventieve gezondheidszorg wil ik in navolging van de heer Dehaene het belang van gezonde voeding en voldoende beweging benadrukken. Hier is een totaalbeleid nodig.
Hetzelfde geld eigenlijk voor middelengebruik. Dat gaat verder dan tabaksgebruik, en omvat ook soft- en harddrugs, alcohol en andere legale en illegale middelen. Die zijn minstens zo problematisch en maatschappelijk even relevant. Dit blijkt zeer duidelijk uit de recente aandacht voor de problematiek van de slaap- en kalmeringsmiddelen. De gezondheidsconferentie in 2006 zal hopelijk leiden tot de opmaak van een geïntegreerd drugsbeleid.
Ik wens af te ronden met de genomen én voorgenomen initiatieven aangaande kanker. Kanker blijft een van de meest voorkomende aandoeningen. Er moeten dan ook blijvende inspanningen worden geleverd om tot een vroegtijdige opsporing te komen. Ik juich het initiatief van de minister dan ook toe om naast bijkomende inspanningen inzake borstkankerscreening, tevens inspanningen te doen inzake baarmoeder-, prostaat- en darmkanker. Het kan onze gezondheid, en het voorkomen van ingrijpende problemen, enkel ten goede komen.
Ik besluit dan ook dat 2006 op het vlak van Welzijn en Gezondheid de nodige uitdagingen met zich meebrengt: bestaande vragen, nieuwe tendensen. In uw beleidsbrief en ook in de begroting zien we echter dat u de vele vragen op gecoördineerde manier aanpakt. U kunt daarbij rekenen op onze volle medewerking. (Applaus bij CD&V)
Ik volg de Commissie voor Welzijn van op een afstand. Ik hoor mevrouw Jans pleiten voor een actief gezondheidsbeleid. Wordt daar actief voor samengewerkt met de minister van Onderwijs? Ook daar worden natuurlijk tal van initiatieven op touw gezet.
Mevrouw Roex heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer en mevrouw de minister, ik wil even stilstaan bij enkele discussiepunten, maar dat wil niet zeggen dat ik de beleidsbrief niet goed vond.
Er ligt een nieuw concept voor: de centra voor kinderopvang. In de beleidsbrief is daarover weinig of niets terug te vinden. Toch worden de eerste pilootprojecten al in het voorjaar opgestart. Het nieuwe concept beoogt de nieuwe organisatie van de Vlaamse kinderopvang en zal een grote impact hebben op de sector. De kinderopvanginitiatieven zullen ruimer moeten samenwerken om zo efficiënter te werken en een éénloketfunctie te realiseren.
We willen over dit concept een grondig debat voeren in de commissie. Voor ons komt kwaliteit op de eerste plaats, en pas daarna de grotere structuren van kinderopvang. We mogen zeker niet gaan naar een concept waarbij vrije initiatieven van kinderopvang onmogelijk worden gemaakt.
Daarnaast willen we ook een vraagteken plaatsen bij de éénloketfunctie. We willen voorkomen dat verschillende éénloketsystemen naast elkaar bestaan. We willen een sterke samenwerking met het lokaal sociaal beleid. We vragen ons af of de éénloketfunctie geen plaats kan krijgen binnen dit lokaal sociaal beleid, binnen het sociaal huis. Volgens ons bieden het lokaal overleg kinderopvang en het lokaal sociaal beleid al grote mogelijkheden voor samenwerking op gemeentelijk niveau. We willen dat debat grondig voeren en alle voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden op een rijtje zetten.
De uitbreiding van de kinderopvang schept grote kansen voor de tewerkstelling en opleiding. Buurt- en nabijheidsdiensten hebben al bewezen dat in de sector van de kinderopvang mogelijkheden liggen om mensen een tweede kans te bieden een kwalificeringstraject uit te werken, zodat mensen een beroep kunnen aanleren en de nodige kwalificaties kunnen krijgen op basis van de elders verworven competenties. Ook daarover vragen we een grondige reflectie. Die moet gebeuren samen met de minister van Werk.
Ik ben blij dat de minister aandacht besteedt aan bijzondere doelgroepen in de ouderenzorg, zoals allochtonen en holebi's. Dat is een enorme uitdaging, waarvoor we nog niet genoeg beleidsperspectieven hebben. Ook daar willen we met de minister een grondig plan van aanpak ontwikkelen, uitgaande van interculturalisering, zowel aan de kant van de zorgvrager als aan de kant van de zorgverstrekker.
De minister wil werken aan een Vlaams ouderenbeleidsplan. Ons inziens wordt dat best gebaseerd op lokale verwezenlijkingen. Er zijn al heel wat gemeenten die werken aan een lokaal zilverplan, ondanks het feit dat dit onderdeel van het decreet op dit moment niet wordt uitgevoerd. We denken dat de gemeenten heel creatief bezig zijn, voorbeeldprojecten kunnen opzetten en kunnen sensibiliseren. In een jaar waarin er lokale verkiezingen worden gehouden en een nieuwe legislatuur zal beginnen, is dat het uitgelezen moment om de gemeenten nog meer aan te zetten om werk te maken van een lokaal zilverplan voor elke gemeente. Het decreet bepaalt dat er een financiële ondersteuning kan komen ten behoeve van de gemeenten die samen met de senioren een dergelijk beleid uitwerken. We vragen dan ook dat dit deel van het decreet zo snel mogelijk wordt uitgevoerd.
De minister kondigt in haar beleidsbrief ook een hertekening van het zorgregiodecreet aan. Daarbij wordt niet enkel rekening gehouden met de natuurlijke beweegruimtes van mensen op het vlak van winkels, enzovoort, maar ook op basis van de natuurlijke beweegruimtes op het vlak van de gezondheidszorg. Er wordt gekozen voor een pragmatische aanpak. Ik wil er toch ook op aandringen dat de nieuwe indeling echt een oplossing zou bieden. We kunnen niet komen tot een nieuw theoretisch model op basis van andere beweegruimtes, die in de praktijk opnieuw niet toepasbaar zouden zijn. We moeten echt kiezen voor een maximaal toepasbaar systeem, ook voor samenwerkingsverbanden.
Inzake de zorgverzekering worden een aantal cosmetische ingrepen op het systeem doorgevoerd. Ik denk daarbij aan de verlenging van de carensperiode, de verkorting van de erkenningsduur voor de thuisverpleging, de regularisatiebeweging en het optrekken van de uitkering voor de thuis- en mantelzorg. Fundamenteel geeft dat nog geen antwoord op meer solidariteit en rechtvaardigheid in het systeem. Bovendien zal er vanaf 2008 worden ingeteerd op de reserves. Een herdenking van het systeem blijft dus nodig.
Zoals mevrouw Gennez al heeft gezegd in haar toespraak, willen we komen tot een systeem waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. We willen dan ook werk maken van een een gefaseerde invoering van de maximumfactuur voor de zorg, zoals dat ook in het regeerakkoord is bepaald, zodat we een echt solidair systeem kunnen ontwikkelen en het ook echt kunnen herdenken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vervotte heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wil het hele debat niet overdoen, maar er zijn enkele bedenkingen geformuleerd waarop ik wil ingaan.
Er waren opmerkingen over de ouderenzorg. We hebben tijdens het voorbije jaar inderdaad fel de nadruk gelegd op thuiszorg, en dit zal in het komende jaar ook zo zijn. De nadruk leggen op de thuiszorg betekent ook dat de uren moeten stijgen. We doen dit systematisch aan de hand van de demografische evolutie. Er is terecht gesteld dat het onvoldoende is om enkel de professionele zorg te versterken. Ook de mantelzorg moet worden versterkt. Er zijn wat dat betreft een aantal zaken expliciet opgenomen in de beleidsnota en de begroting. Ik denk bijvoorbeeld aan de stijging van de programmatie voor kortverblijf en de zorgverzekering. Er zijn dus duidelijke beleidsaccenten die de mantelzorg willen versterken.
Hier is terecht gezegd dat de wachtlijsten in de residentiële sector zijn opgelopen doordat de investeringen de voorbije jaren zijn gedaald. Het klopt echter niet dat we alle heil in de PPS-formule zoeken. Dit is één element, alternatieve financiering is een ander. We hebben daar een hoorzitting over gehad, en ik heb in de commissie gezegd dat het de moeite loont om openingen te laten voor PPS-constructies onder voorwaarden en in bepaalde sectoren. Er wordt wel heel veel heil verwacht van de alternatieve financiering, die nog in het Vlaams Parlement zal worden behandeld omdat er een decretale wijziging voor nodig is. Het zal een versnelde afbouw van de wachtlijsten op het vlak van infrastructuur voor ouderenzorg teweegbrengen. We moeten dit probleem inderdaad nu aanpakken, want we kunnen het niet langer voor ons uit schuiven.
Inzake de kinderopvang is het uitbreidingsbeleid gepland. Daarnaast worden er opdrachten gegeven rond de uitbouw van de flexibele en occasionele opvang. Er zal uitvoering worden gegeven aan dit aspect uit het regeerakkoord, maar het komt bovenop het uitbreidingsbeleid. Dat laatste ligt nu al vast in de begroting. Over het nieuwe concept van de CKO's zal een hoorzitting worden gehouden. We zullen daar dus nog grondig van gedachten over kunnen wisselen. U hebt in elk geval mijn engagement dat er geen pilootprojecten zullen starten alvorens het debat in het Vlaams Parlement is gevoerd.
Het klopt niet helemaal dat het privé-initiatief met betrekking tot kinderopvang is gesmoord omwille van het gesubsidieerde initiatief. We stellen alleen vast dat de stijging de voorbije jaren het grootste is geweest in de mini-crèches en dergelijke. Ze verdringen elkaar niet, integendeel, ze kunnen elkaar alleen maar versterken. Elk systeem heeft zijn sterktes en zwaktes. De CKO's moeten de plus- en minpunten van alle systemen blijven valoriseren en complementair maken.
We zijn het er allemaal over eens dat er dringende ingrepen moeten gebeuren in de bijzondere jeugdzorg. Daarvoor zijn enkele budgetten vrijgemaakt. We moeten wel opletten met de cijfers die her en der circuleren. Het gaat om tellingen die gedaan zijn op één bepaalde dag, namelijk 1 augustus 2005. Ik wil de problematiek daarmee niet minimaliseren, maar we moeten nagaan wat de werkelijke noden zijn en waarin we moeten investeren. Dat is ook de bedoeling van het algemene plan. Er is afgesproken om ook daar een hoorzitting over te organiseren met de sector en experts.
We hebben een aantal rapporten die scheeftrekkingen aantonen omdat er bijvoorbeeld te weinig thuisbegeleiding is. Jongeren blijven te lang in residentiële voorzieningen omdat de jeugdrechter van oordeel is dat het niet veilig is om ze opnieuw naar huis te brengen. Een investering in thuisbegeleiding en crisishulp aan huis betekent dan ook een belangrijke verbetering. Dit zal uiteraard niet voldoende zijn. Een uitbreiding van de residentiële capaciteit zal het probleem niet oplossen.
Er is tijdens de voorbije legislatuur geïnvesteerd in de sector van de bijzondere jeugdzorg. Die investeringen hebben echter niet geleid tot minder problemen. We moeten nagaan welke aanpak die problemen kan oplossen. Thuisbegeleiding, crisishulp aan huis, opvoedingsondersteuning, kinderpsychiatrie, enzovoort zijn essentieel om aan deze problemen tegemoet te komen. Er zijn ook raakvlakken met de federale overheid, vandaar de algemene aanpak. De investeringen moeten gericht en efficiënt kunnen gebeuren.
Wat de gehandicaptensector betreft, volgen we de programmatie maar die blijkt niet meer voldoende te zijn omdat er, onder meer door vroegtijdige opsporing, een aantal nieuwe doelgroepen bij zijn gekomen zoals autistische personen. We moeten samen met de sector nagaan hoe we daaraan tegemoet kunnen komen.
De zorggradatie zorgt voor heel wat uitdagingen voor de sector. Toch is het de essentiële opstap naar een persoonsgebonden budget. Wanneer een persoon met een handicap een persoonsgebonden budget toegekend krijgt, dan kan hij zijn zorg inkopen. Wanneer echter de prijs van die zorg niet is vastgelegd, zal de persoon met een handicap zich in een sterke onderhandelingspositie moeten bevinden, zeker wanneer er een aanbodtekort is.
Wat het borstkankerscreeningsbeleid betreft, heeft op 16 december een congres plaatsgevonden waarbij wetenschappers een aantal aanbevelingen hebben geformuleerd over een nieuwe aanpak. Het beleid zal daar rekening mee houden.
Wat de drugsproblematiek betreft, werken we in Vlaanderen met gezondheidsdoelstellingen. Deze doelstellingen laten niet toe om vandaag op een goede manier aan drugspreventie te doen. Er moet dan ook een nieuwe gezondheidsdoelstelling komen. Wanneer er in de sector een nieuwe gezondheidsdoelstelling wordt voorgesteld, dan moet daarvoor een congres worden georganiseerd. Dat is decretaal bepaald. Eind dit jaar wordt een congres gehouden waarbij het aantal middelen kan worden uitgebreid zodat drugspreventie daarin kan worden opgenomen. Op die manier kan een algemeen, meer sluitend en wetenschappelijk onderbouwd drugspreventiebeleid worden georganiseerd.
Wat de innovatie binnen onze sector betreft, groeit creativiteit uit de schaarse middelen. Onze sector wordt voortdurend geconfronteerd met schaarse middelen en een dynamische wereld. Er is echter voldoende ondernemerschap en creativiteit aanwezig. Wie in deze sector werkt, is verplicht om innovatief te werk te gaan en bewijst dat dagelijks.
Een groot deel van onze sector bestaat uit privé-initiatief. Het grote verschil is echter dat het niet hun doel is winst te maken maar om te voorzien in de zorgbehoeften van de mensen.
Dat is het grote verschil. Het grootste gedeelte van het veld is privé-gericht, maar niet op winst georiënteerd.
De subsidies van het departement Welzijn en Gezondheid dienen om mensen zorg aan te bieden. Die zorg moet niet winstgerelateerd zijn. Het is evenwel evident dat we initiatieven willen ondersteunen. Daarom willen we hier alles wat heeft te maken met het Waarborgfonds bespreken.
We zitten rond de tafel om nieuwe convenants inzake de geestelijke gezondheidszorg af te sluiten. Daarin moet het aantal cliëntendossiers per centrum geestelijke gezondheidszorg stijgen. Binnen dezelfde arbeidsduur moet het aantal cliënten stijgen. De kerntaak van een CGG situeert zich op de tweede lijn. Zijn hoofdtaak bestaat erin cliënten op te vangen en hen therapieën aan te bieden. Ze vragen ook aandacht voor specifieke doelgroepen.
Er moet ten behoeve van de CGG's een programmatie worden uitgewerkt. Dat moet ons toestaan te beslissen waar er moet worden geïnteresseerd. We zullen moeten nagaan welk groeipad we moeten aanhouden ten behoeve van kinderen en jongeren.
Dit en volgend jaar besteden we veel aandacht aan arbeidszorg. Mensen hebben recht op zinvol werk. Er zullen daartoe 60 voltijds equivalenten worden tewerkgesteld. Die mensen zullen therapieën kunnen volgen en zinvolle activiteiten kunnen uitoefenen. Ze komen op de reguliere arbeidsmarkt immers niet altijd aan bod.
De financiële structuur van Serviceflats Invest staat toe dat de maatschappij nog enkele jaren kan voortwerken. Er kan aan nieuwe projecten worden gewerkt, maar er zijn geen nieuwe aandelen gecreëerd omdat dit niet echt nodig is.
Ten behoeve van het gezondheidsbeleid wordt intensief samengewerkt met onderwijs. Er worden duidelijke afspraken gemaakt. Dat gebeurt ook met de departementen die verantwoordelijk zijn voor sport en cultuur. Dat moet ertoe leiden dat onze jongeren meer bewegen en gezonder leven.
Ik heb geen globale visietekst over allochtonen, homo's en lesbiennes. Die aandachtspunten zijn wel opgenomen in de convenants die zullen worden afgesloten. Zo is in de overeenkomst met de Vlaamse Ouderenraad bepaald dat er hiervoor aandacht moet worden opgebracht. Ook in de convenants met Sensoa en de VAD wordt daarvoor aandacht gevraagd. We hebben ook een studie gevraagd die moet toestaan om een zorgpakket te ontwikkelen om oudere mensen beter te bereiken en te begeleiden.
Het debat over de maximumfactuur is nuttig en belangrijk. Het is niet eenvoudig om een en ander meer solidair te maken.
Het is echter geen eenvoudige oefening. Daarom hebben we de ziekenfondsen en de middenveldorganisaties om hun reflecties gevraagd. Wij zullen het debat in het parlement op het gepaste ogenblik zeker moeten voortzetten. (Applaus bij de meerderheid)