Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006
Report
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking. Is het Parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Matthijs, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de initiële begroting voor 2006 gaat uit van 19,889 miljard euro ontvangsten en 19,677 miljard euro uitgaven. Er is een begrotingssaldo van 212 miljoen euro.
Als eerste punt is er de conjunctuur. De minister verwijst naar de conjuncturele beschouwingen over de economische en de financiële vooruitzichten. Het ondernemersvertrouwen stijgt, de bedrijfsinvesteringen op jaarbasis groeien, de opbouw van bedrijfsvoorraden zorgt voor een groei-impuls en ten slotte steunen de investeringen in de nieuwe EU-lidstaten en de goedkopere euro de export. De Vlaamse Regering verwacht dat dit zal leiden tot een sterkere economische groei in 2006.
In de begroting 2006 worden de inkomsten geraamd op in totaal 19,889 miljard euro. Het verschil tussen deze initiële begroting 2006 en de jongste begrotingscontrole laat zien dat de ontvangsten in 2006 stijgen met 510 miljoen euro, door de verhoging van de doorstorting van de samengevoegde en gedeelde belastingen ter waarde van 638 miljoen euro en de stijging van de opbrengst van de gewestbelastingen met 277 miljoen euro. De categorie 'andere ontvangsten' vertoont een substantiële daling van 196 miljoen euro.
Dat betekent dat de Vlaamse Regering afstapt van de eenmalige ontvangsten die in 2005 werden gedaan om de begrotingsdoelstellingen te halen. De eenmalige ontvangsten - vooral door de verkoop van patrimonium - zorgen nog hooguit voor 10 tot 20 miljoen euro. De kredietverleningen en deelnemingen dalen met 224 miljoen euro.
De middelenbegroting is nog steeds grotendeels afhankelijk van de doorgestorte samengevoegde en gedeelde belastingen, goed voor 15,088 miljard euro. Ze vertegenwoordigen in totaal 76 percent van de middelenbegroting. De gewestelijke belastingen zijn goed voor 3,667 miljard, dit is 18 percent van de middelenbegroting. De opbrengst uit de registratierechten, verkeersbelasting en schenkingsrechten blijft ondanks hervormingen en tariefverlagingen stijgen. De successierechten dalen lichtjes in 2006.
Naast de 20,471 miljard euro geconsolideerde beleidskredieten staan 20,648 miljard euro betaalkredieten. Zowel voor de begroting 2005, de meerjarenbegroting als voor de initiële begroting 2006 worden de betaalkredieten structureel versterkt ten opzichte van de beleidskredieten. De kloof tussen beide wordt weggewerkt. Vanaf 2007 zullen de beleids- en betaalkredieten samenvallen.
Er wordt een nieuw FFEU opgestart vanaf 2006. Op jaarbasis wordt gemikt op ongeveer 125 miljoen euro aan beleidskredieten voor het FFEU.
Er zullen voornamelijk middelen worden vrijgemaakt voor de wegeninfrastructuur met het oog op meer verkeersveiligheid.
De toetssteen is het behalen van de begrotingsnorm. Het te behalen saldo is 274,116 miljoen euro. Dit cijfer is gebaseerd op het strengste scenario van de Hoge Raad voor Financiën, het zogenaamde scenario-B, dat rekening houdt met kredietverleningen en deelnemingen. De correctie van de Alesh-operatie is ook in rekening gebracht.
Ook met het akkoord waardoor Vlaanderen 13,07 percent vakantiegeld niet verschuldigd is aan de sociale zekerheid, maar wel een compenserende normverzwaring zal ondergaan, is rekening gehouden. Tot slot zijn ook de gevolgen van de beslissingen van het Overlegcomité van 6 juli 2005 ingerekend. Daarbij werden in 2006 de begrotingsinspanningen van 2005 gerecupereerd. In dit verband zijn er ondertussen bijkomende afspraken gemaakt. Vlaanderen heeft een HRF-begrotingssaldo van 275,3 miljoen euro. Het te behalen saldo was 274,116 miljoen euro. Er is dus een overschot ten opzicht van de te behalen norm.
De recentste wijzigingen zijn niet verwerkt in de begroting 2006, maar zullen in rekening worden gebracht bij de eerste begrotingscontrole 2006. Op 23 november 2005 gaf de minister op de eerste uiteenzettingen en het verslag van het Rekenhof over die begroting, meer uitleg over de HRF-norm, zoals die is afgesproken met de federale regering. De norm voor 2005 werd opgetrokken van 352 miljoen euro naar 618 miljoen euro, maar daarvoor krijgt Vlaanderen van 2006 tot en met 2010 correcties: 75 miljoen euro in 2006, 145 miljoen euro in 2007, 115 miljoen euro in 2008, 145 miljoen euro in 2009 en 100 miljoen euro in 2010.
In september werd daarenboven voor 2006 een verstrenging aanvaard van 145 miljoen euro waarover hier al werd gedebatteerd. Er werd besloten 145,180 miljoen euro van de discrepantie met de rijksmiddelenbegroting niet aan te wenden voor beleidsuitgaven. De minister benadrukt dat die middelen nominaal wel degelijk in de Vlaamse kas komen. Alleen werd beslist ze door te storten als provisie in het Vlaamse Zorgfonds.
Voor de verstrenging van 145 miljoen euro krijgt Vlaanderen in 2006 geen return, maar het wordt wel volledig gecompenseerd, gespreid over 101,4 miljoen euro in 2008 en 43,7 miljoen euro in 2009. De recuperatie werd niet gelijk verdeeld over de 2 jaren. Er werd immers, met het oog op een maximaal rendement, gekozen voor een norm van 35,568 miljoen euro in 2008 en nul in 2009, wat betekent dat een begrotingsevenwicht in 2009 volstaat.
De regering volgt hiermee overigens het advies van de Hoge Raad voor Financiën, die had gewaarschuwd dat de uitgaven vanaf 2006 zouden verhitten als de doorgestorte middelen van 2005-2006 onmiddellijk in beleidskredieten werden omgezet. Daarom werd geopteerd voor een verstrenging in die jaren zodat de beleids- en betalingskredieten een gelijk ritme houden en de beleidsruimte in de rest van de legislatuur groter wordt.
De minister presenteerde een berekening van de beleidsruimte, uitgaande van de betalingskredieten, omdat die worden gehanteerd voor de HRF-norm en het ESR-vorderingensaldo. Het gaat in 2007 om 974,8 miljoen euro. In 2008 stijgt de beleidsruimte naar 1.512.900 euro en in 2009 naar 2.324.900 euro. Samengeteld komen we over de gehele legislatuur - dit is tussen de tweede begrotingscontrole 2004 en de raming voor 2009 - tot een verschil van 3,507 miljard euro, en dat is dan ook de totale beleidsruimte.
De minister en verschillende leden van de meerderheid beweren dat de begroting voor 2006 zeer voorzichtig is, op heel voorzichtige paramaters steunt en dat er verschillende mechanismen zijn ingebouwd om eventuele ontsporingen te voorkomen.
Zo kunnen risico's als gevolg van conjunctuurschokken worden voorkomen. Er wordt nu al voor de derde keer op rij gewerkt met een conjunctuurprovisie. Deze provisie is ingeschreven voor een bedrag van 92,8 miljoen euro. Dat betekent dat de stijging van het BBP mag afnemen tot 1,25 percent vooraleer de begroting moet worden aangepast. Bij een voorziene groei van 2 percent kan de conjunctuurprovisie worden gebruikt voor bijkomende betaalverplichtingen.
Daarnaast is nog voorzien in vier andere provisies. Zo wordt 45 miljoen euro uitgetrokken voor de indexaanpassingen van volgend jaar, 10 miljoen euro voor rationeel energiegebruik, 5 miljoen euro voor de stijgende energiekosten en 25 miljoen euro voor de lasten uit het verleden. Naast die provisies zijn er nog een aantal voorzichtige elementen ingebouwd. Zo is een conservatieve inschatting gemaakt van de opbrengst van de gewestbelasting. Het Rekenhof heeft dat terecht opgemerkt in zijn verslag. Het verschil tussen de raming van de doorstorting door het federale ministerie van Financiën enerzijds en de Vlaamse begroting anderzijds loopt op tot 266 miljoen euro. Daar moet nog eens de 182 miljoen euro extra middelen uit de samengevoegde en gedeelde belastingen worden bijgeteld. Als de afgesproken paramaters worden uitgevoerd, kan volgend jaar in juni een debat worden gehouden over de wijze waarop die bijkomende middelen kunnen worden besteed.
Een tweede vernieuwend element is dat de Vlaamse Regering in haar begroting geen gebruik maakt van de inschrijving van de structurele onderbenutting van 1 percent die nochtans de facto altijd wordt toegepast. Volgens de minister getuigt het van een zeer grote voorzichtigheid dat dit bedrag van 198 miljoen euro niet wordt ingeschreven in de begroting. Daarnaast wordt ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die het Stabiliteitspact biedt om 1 percent van de norm af te wijken. De minister besluit dan ook dat het om een uiterst voorzichtige begroting gaat.
De begroting 2006 is niet gebouwd op beton, maar op gewapend beton, aldus de minister. Hij maakt zich ook sterk dat de beleidsdoelstellingen voor 2007 tot en met 2009 zullen worden ingevuld.
De minister benadrukt dat deze regering een investeringsregering is waarbij alternatieve financiering zoals PPS-formules een belangrijke rol spelen. Dit komt tot uiting in de begroting waar de nadruk wordt gelegd op investeringen in alle mogelijke sectoren. In de reguliere begroting wordt bijvoorbeeld 15 miljoen euro voor schoolgebouwen uitgetrokken. De Vlaamse Regering probeert door middel van PPS zaken te realiseren die anders niet uitvoerbaar zouden zijn tijdens de eerstvolgende jaren. PPS is voor de regering een investeringshefboom. De Vlaamse Regering wil via de investeringen het economische herstel bevorderen.
De Vlaamse Regering heeft tijdens de periode 2004-2005 ook 408 miljoen euro gehaald uit de valorisaties van de staal- en GIMV-aandelen. Deze activa zijn ESR code 8-gecertifïceerde ontvangsten. Ze mogen slechts op twee manieren worden aangewend, ofwel voor schuldafbouw, ofwel voor nieuwe kapitaalsparticipaties. Aangezien de Vlaamse Regering op het vlak van schuldafbouw op schema zit, is gekozen voor de tweede optie.
Het Vlaams Innovatiefonds krijgt 150 miljoen euro. Het Vlaams Infrastructuurfonds beschikt over een investeringspot van 150 miljoen euro. Dat zal worden gebruikt voor PPS-projecten voor onder meer schoolgebouwen, welzijnsinfrastructuur, openbare werken, maar ook voor de bouw van nieuwe jeugdherbergen. Er wordt 22 miljoen euro ter beschikking gesteld van het Klimaatfonds om de Kyoto-doelstellingen te kunnen halen. Via een klimaatfondsvennootschap kunnen rechten worden opgekocht. Er wordt eveneens 22 miljoen euro uitgetrokken voor een brownfieldfonds. De derde versie van het brownfielddecreet wordt momenteel besproken door de interkabinettenwerkgroep.
Er werden middelen uitgetrokken om een brownfieldvennootschap op te starten die dochters kan creëren om PPS-projecten te beginnen. Momenteel bestaat de facto een PPS-project met de brownfield Boelwerf Temse. Het is de bedoeling om de meerwaarde ervan in het fonds te houden.
Voor het Sidoco-dossier wordt ongeveer 13 miljoen euro uitgetrokken. Dat valt samen met de goedkeuring van de stedelijke afbakening van het grootstedelijke gebied Gent en met een aantal gewestelijke uitvoeringsplannen, die onder meer de toekomst en de uitbreidingsmogelijkheden van het automobielbedrijf Volvo ruimtelijk veilig moeten stellen. Daartoe moeten enkele immobiliënoperaties worden uitgevoerd. Ook daarvoor zijn de nodige kredieten vrijgemaakt.
De middelen uit het innovatie- en infrastructuurfonds zullen, gespreid in de tijd, worden geïnvesteerd in PPS-vennootschappen. Minister Van Mechelen heeft benadrukt dat alleen echte PPS-constructies die de toetsing door het INR en door Eurostat kunnen doorstaan, in aanmerking komen. Elk PPS-project zal moeten worden getoetst aan de criteria van Eurostat om ESR-neutraal te zijn. Het moet gaan om een PPS-constructie waarbij vennootschappen een zelfstandige beslissingsbevoegdheid hebben, en die een eigen boekhouding voeren. Er moet dus sprake zijn van een institutionele eenheid.
Een tweede criterium is dat er sprake moet zijn van een overdracht van risico's van de publieke naar de privé-sector. Dat wordt traditioneel beoordeeld aan de hand van twee criteria: ofwel moet de privé-partner het bouw- en het beschikbaarheidsrisico dragen, ofwel het bouw- en het vraagrisico. Bij de PPS-constructie voor de Oosterweelverbinding zal er bijvoorbeeld sprake zijn van een vraagrisico. Er wordt tol geheven voor de auto's die over de brug rijden. Het is vooraf niet bekend om hoeveel wagens het zal gaan. Wat alternatieve financiering betreft, gaat het momenteel om volgende beleidsdomeinen: Onderwijs, Sociale Huisvesting, Cultuur en Toerisme, Openbare Werken en Welzijn.
Naast de investeringen worden er ook specifieke maatregelen genomen voor de werkgelegenheid. Voor werk en relance is er 20,4 miljoen euro beschikbaar. Voor het eerste werkgelegenheidsakkoord is er 38 miljoen euro, voor het tweede 24 miljoen euro, waarvan 19 miljoen euro geaffecteerd. In totaal werd er ongeveer 84 miljoen euro beschikbaar gesteld. De minister van Financiën beheert 20,4 miljoen euro en de minister van Werk heeft een vrije en onbelaste provisie van 20 miljoen euro voor initiatieven voor de eindeloopbaan en de werkgelegenheid. Dat kan gaan van fiscale kortingen tot dienstencheques.
De schuldafbouw, gestart in 1995, wordt voortgezet, waarbij de schuld tegen 2009 tot nul wordt teruggebracht. Daarom zijn de infrastructuurinvesteringen via een alternatief investeringssysteem, vooral die bestemd voor een inhaalbeweging in het onderwijs, de welzijnssector en de openbare werken, ten volle verantwoord. In de commissie bestond dus een vrij grote eensgezindheid over de opvatting dat de Vlaamse begroting vrij voorzichtig en structureel gezond is.
Het is niet de bedoeling van de Vlaamse Regering om het klassieke uitgavenpatroon voort te zetten, wel integendeel. Het is de ambitie van de Vlaamse Regering om jaarlijks een deel van de middelen te heroriënteren. Die ambitie brengt de meerjarenbegroting niet in gevaar. Zelfs als er geen heroriëntering wordt doorgevoerd, volstaat de beleidsmarge op de begroting voor de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 om de doelstellingen te bereiken. De begroting voor 2006, het Vlaamse regeerakkoord, de meerjarenbegroting en de politieke verwachtingen rusten op stevige fundamenten.
Een jaarlijks terugkerende kritiek van Vlaams Belang gaat over de HRF-norm.
Vlaams Belang is het niet eens met de conformatie van Vlaanderen aan de HRF-norm en de verstrenging die afgesproken is met de federale regering. De spreker begrijpt niet waarom Vlaanderen HRF-normen aanvaardt die alleen nodig zijn omdat de Belgische overheid haar budget niet onder controle krijgt.
Een tweede punt waarmee Vlaams Belang het niet eens is, is de alternatieve financiering: de overheid kan goedkoper lenen dan een privé-onderneming, en privé- ondernemingen verwachten winst. De budgettaire impact van alternatieve financiering op lange termijn is volgens de spreker volstrekt onduidelijk want uiteindelijk zal winst uitbetaald moeten worden aan een privé-vennootschap. Volgens Vlaams Belang zal de kostprijs dan ook hoger uitvallen dan wanneer de Vlaamse overheid het geheel zelf zou financieren.
Vlaams Belang twijfelt ook aan de transparantie van de nieuwe constructies. Landen die financieel gezond zijn, investeren met eigen middelen en met geleend geld. Hoewel Vlaanderen met eigen middelen zou kunnen investeren, moet het zijn toevlucht nemen tot alternatieve financiering.
De CD&V-fractie is blij met de vermindering van de eenmalige inkomsten voor het opvangen van structurele problemen. De vorige regering had, door de norm, problemen met het financieren van een aantal uitgaven en heeft in 2004 eenmalige ontvangsten gecreëerd van ongeveer 500 miljoen euro. Nu zijn die gedaald tot een bedrag van hoogstens dertig miljoen euro, wat voor CD&V zeer belangrijk is.
Bovendien is CD&V blij met de voorzichtige begroting: de federale meerramingen worden niet doorgerekend voor de gewestbelastingen en voor de samengevoegde gedeelde belastingen. Bijna 500 miljoen euro worden daardoor in de provisie gestopt. CD&V heeft ook de bevestiging gekregen dat het een investeringsbegroting betreft. Er wordt 3 miljard euro op vier jaar tijd geïnvesteerd. Vlaanderen doet dezelfde investeringen in percentpunten van het regionale product als Wallonië in het kader van het zogenaamde Marshallplan. Vlaanderen verkoopt het alleen minder groots. Het is goed dat alle werkgelegenheidsmaatregelen eindelijk samengebracht worden. CD&V is blij met de structureel gezonde begroting.
Daarnaast heeft CD&V wel enkele opmerkingen. Er werd reeds verscheidene malen gedebatteerd over de noodzaak van een nulschuldengraad tegen 2009. Het Rekenhof heeft terecht enkele nuanceringen geformuleerd. Er moet vooral rekening worden gehouden met de ongeveer 300 miljoen euro indirecte schulden van het Investeringsfonds en met het Aquafin-geschil. Dat neemt niet weg dat er tegen het einde van de regeerperiode een mooi resultaat zal kunnen worden voorgelegd.
CD&V haalt ook enkele minder positieve punten aan. De economische situatie Vlaanderen is niet gunstig. De groeicapaciteit van Vlaanderen ligt bijzonder laag. De groei zal volgend jaar andermaal te laag zijn om nettojobs te creëren. CD&V zou graag zien dat de groeikracht van de Vlaamse economie op het einde van de regeerperiode groter is dan 2 percent.
De middelen voor werkgelegenheid stijgen maar met 1 percent. Iedereen beseft dat er bijkomende inspanningen van de overheid nodig zijn voor allochtonen en 50-plussers. Het streven naar een verhoging van de activiteitsgraad en het verminderen van jongerenwerkloosheid bij allochtonen wordt onvoldoende vertaald in het beleid. De CD&V- fractie verwacht van de Vlaamse overheid dan ook meer inspanningen voor de twee hoger genoemde groepen.
Een ander gevoelig punt is de alternatieve financiering waaronder de PPS-constructies. De CD&V-fractie heeft begrepen dat de PPS-constructies een andere structuur zullen hebben naargelang de sector. Eens men afzonderlijke vennootschappen creëert met kapitaalinjecties van de overheid zijn bepaalde aspecten vaak nog heel moeilijk te controleren. CD&V is bereid om over alternatieve financiering na te denken, maar hét systeem heeft men nog altijd niet, en de financiers evenmin. Alternatieve financiering op een budgettair orthodoxe manier met een grote inzage van het parlement, moet in elk geval uitgeprobeerd worden.
De CD&V-fractie is blij met de meerjarenbegroting. In 2009 zal er een evenwicht in de begroting zijn. Bovendien kent men tot dan bijna het volledige groeipad per minister. In een coalitie met verschillende partijen is dat op het eerste gezicht een grote garantie: iedereen weet nu bijna post per post wat er al dan niet inzit. Dat wordt ten dele binnen bepaalde hypotheses gebetonneerd. Het gaat dus om een belangrijk richtsnoer. Nu weet men wat de marges zijn. CD&V feliciteert de minister dan ook voor het geleverde werk.
De VLD is verheugd dat opnieuw een liberale minister als een goede huisvader de begroting heeft beheerd en een positief saldo van meer dan 200 miljoen euro realiseert. De VLD is ook zeer tevreden met de liberale keuzes in het begrotingsbeleid. De beschikbare beleidsruimte vloeit grotendeels voort uit de verlaging van de tarieven voor de verschillende onderdelen van de Vlaamse gewestbelastingen. De VLD is zeer blij dat de liberale klemtoon van de tariefverlaging tot meer beleidsruimte voor Vlaanderen heeft geleid. Het behouden van provisies, de rol van het FFEU en het wegwerken van de schuld zijn daarbij zeer belangrijk. De VLD is ook blij dat het om een investeringsbegroting gaat.
De VLD staat positief tegenover PPS en de alternatieve financiering. Dat is voor Vlaanderen een hefboom om bijkomend te kunnen investeren in onderwijs, welzijn, sociale huisvesting en openbare werken. De VLD vraagt wel waakzaamheid met het oog op de langetermijnevolutie. Een beheersmaatregel lijkt onafwendbaar om te voorkomen dat de jaarlijks te betalen vergoedingen groter zijn dan de beschikbare recurrente beleidsmarge.
De VLD-fractie is zeer blij dat minister Van Mechelen de schuld van Vlaanderen in 2009 tot nul zal herleiden. Bij zijn aantreden had Vlaanderen nog een schuld van 6 miljard euro te torsen. De minister heeft dus een zeer goed beleid gevoerd.
Sp·a feliciteert de Vlaamse Regering met het feit dat er vele jaren op rij een structureel gezonde begroting wordt voorgelegd. Er worden voorzichtige parameters gehanteerd. De begroting beantwoordt aan de HRF-norm. Er wordt volgens een juist ritme aan schuldafbouw gedaan. Er wordt een gezond eigen fiscaal beleid gevoerd, waarbij de inkomsten duidelijk stijgen.
Sp·a is blij dat de meerderheidspartijen de bekommernis voor een transparante alternatieve financiering delen. Het Vlaams Parlement moet de budgettaire consequenties van mogelijke constructies op een eenvoudige wijze kunnen opvolgen. Sp·a wijst er in dat verband op dat alternatieve financiering niet noodzakelijk moet leiden tot minder transparantie: in het onderwijs werden in 80 percent van de gevallen subsidies toegekend voor constructies die niet gekend waren. De huidige formule zorgt voor meer transparantie.
Sp·a is er nog niet uit of het pad van de schuldafbouw voort moet gevolgd worden. De partij vindt het wel positief, maar het mag niet ten koste gaan van noodzakelijke investeringen. Zowel in de beleidsdomeinen Welzijn als Onderwijs zijn bijkomende investeringen nodig. Sp·a is het ermee eens dat daarbij het Stabiliteitspact moet worden gerespecteerd.
Tijdens de commissievergadering stelde Groen! dat de partij het vertrouwen in de minister van Begroting behoudt. Groen! is het echter niet eens met de beleidskeuzes. Groen! stelt dat de regering geen investeringsregering is, maar een aankondigingsregering. Investeringen waarover wel wordt gepraat, zoals investeringen in bijkomende rusthuizen, een inhaaloperatie voor schoolgebouwen, zijn niet ingeschreven in de begroting
Groen! geeft aan dat de alternatieve financiering ervoor zorgt dat de begroting moeilijker leesbaar wordt. Voorheen werden de bedragen onder verschillende fondsen ingeschreven. Nu is alles bijeengebracht onder één koepel van PMV, met verschillende dochters en kleindochters. Zo wordt het bijzonder ingewikkeld. Dat is zeker het geval omdat er verschillende systemen worden opgericht die geheel nieuw zijn.
Betreffende PPS, vraagt Groen! dat kan worden gecontroleerd of alle verbintenissen die zijn of zullen worden aangegaan, wel gewaarborgd zijn. Er is een waarborgregeling nodig voor het geval sommige dingen mislukken.
Groen! wijst erop dat Vlaanderen zou kunnen lenen als er geen nationale schuld was. Op basis van die leningen zou men een aantal verbintenissen kunnen aangaan. Op die wijze had men de huidige constructie, waarbij de private sector de mogelijkheid wordt geboden om winst te maken, kunnen vermijden.
Ik heb hier een overzicht gegeven van de werkzaamheden van de commissie Financiën en Begroting betreffende de begroting 2006 en de begeleidende maatregelen. (Applaus)
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat de minister-president zich heeft laten verontschuldigen, omdat hij deelneemt aan de visserijconferentie. Ik betreur het dat wij het belangrijke jaarlijkse debat over de begroting in zijn afwezigheid moeten voeren. Voor zijn collega's is het meteen een lakmoesproef voor de cohesie binnen de regering. Zij zullen ongetwijfeld namens hem het woord willen voeren.
Zelfgenoegzaamheid was de titel van het artikel in het weekblad Knack over de Vlaamse begroting 2006. De minister van Begroting legt vandaag misschien wel een begroting in evenwicht voor, maar intussen stellen we vast dat de regering in vrije val verkeert. De voorbije weken had de Vlaamse Regering over zichzelf alleen maar woorden van lof over. De begroting werd in allerhande superlatieven bewierookt en de hemel ingeprezen. De minister liet zelfs fier weten dat de begroting van beton is.
Ik ontken niet dat de begroting in evenwicht is. Ze werd op tijd ingediend. Ze vertoont zelfs een niet onaardig overschot. Er werden geen truken of slinkse technieken gebruikt om de begroting bij te werken of op te smukken. De begroting mag dan van beton zijn, het beleid is eerder op drijfzand gebouwd. Vooraleer dieper in te gaan op de talrijke problemen die de regering kenmerken, wens ik graag enkele technische aspecten van de begroting te belichten.
Onze fractie heeft het er nog altijd moeilijk mee dat Vlaamse overschotten moeten dienen om de federale begroting mee in evenwicht te houden. Het is wraakroepend te moeten vaststellen dat wij soms onnodig grote reserves moeten aanleggen alleen maar om de indruk te wekken dat de Belgische federale overheid haar schuld afbouwt. Nogal wat van die middelen zouden beter in allerhande Vlaamse initiatieven worden geïnvesteerd.
Het gebrek aan voldoende investeringmiddelen in de reguliere begroting 2006 moet volgens de Vlaamse Regering gecompenseerd worden door toepassing van de PPS-toverformule. Onze fractie heeft geen principiële problemen met de toepassing van de PPS-formule, maar eist wel volledige transparantie, democratische controle en volledige duidelijkheid over looptijd en kostprijs van die formules en over de opname van de PPS-formules in de begroting. Zo blijft de begroting het controle-instrument voor het parlement.
Dames en heren van de regering, collega's, de voorbije weken heeft de Vlaamse Regering nogmaals, voor de zoveelste keer, uitgepakt met de al lang beloofde belastingverlaging, een belastingverlaging die overigens pas in 2007 wordt ingevoerd. Wat de regering echter niet heeft verteld in haar persconferentie over de belastingverlaging, is dat de bevolking in 2006 niet te maken zal krijgen met een belastingverlaging, maar wel met een belastingverhoging. De Elia-taks zal de Vlaamse burgers en bedrijven dit en volgend jaar namelijk telkens 172 miljoen euro kosten. Mogen we erop wijzen dat de Vlaamse belastingverlaging, zelfs in 2009, uiteindelijk niet zo heel veel meer zal zijn dan een symbolische geste? Deze belastingverlaging zal immers zelfs op volle kruissnelheid niet meer dan 200 euro per jaar opleveren en kan dus moeilijk meer dan een druppel op een hete plaat worden genoemd.
Ik zou terzake willen verwijzen naar de woorden van de heer Van Rompuy, die vandaag afwezig is, net zoals het overgrote deel van de collega's van de meerderheid. Toen hij nog fractieleider van CD&V in de oppositie was, vergeleek hij op deze tribune een soortgelijke belastingverlaging van de paars-groene regering met een paar pintjes per week. Wel, ook nu gaat het in feite over niet veel meer dan een paar pintjes per week: 3,8 euro belastingverlaging per week is het bedrag waar we uiteindelijk over spreken. Het is symbolisch, maar ook niet meer dan dat. Iets is alleszins beter dan niets. We begrijpen dat de minister-president de VLD, die nu al zo moeilijk doet in de Vlaamse Regering, uiteindelijk dit succesje wel moest gunnen, wil hij zijn regering overeind houden.
De heer Vermeiren heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, excuseer me dat ik u onderbreek, maar ik heb hier zeer vlug een berekening gemaakt op basis van de cijfers die u aanhaalt, die ik trouwens wel wat betwist. Volgens uw cijfers gaat het om 8320 Belgische frank per jaar. Vindt u dat voor de werkman weinig op jaarbasis?
Ik citeer de fractieleider van CD&V, die eertijds over een soortgelijk bedrag zei dat het ging over enkele pintjes per week. Een belastingverlaging van 3,8 euro per week is niet meer dan symbolisch.
Zo kunnen we niet discussiëren. Ik vraag het zeer rustig en sereen aan u en niet aan de vroegere fractieleider van CD&V. Ik wil trouwens uw aandacht vestigen op het feit dat de vroegere fractieleider - en ik ga hem nu verdedigen - niet sprak over twee pintjes per week maar over twee pintjes per dag. Hij zei dat tijdens een historische discussie tussen hem en mij, en ik herinner het me nog zeer goed. Volgens uw berekening gaat het over 8320 frank per jaar. Vindt u dat veel voor een werkman of niet?
Ik vind dat symbolisch wanneer het over een belastingverlaging gaat.
U vindt dat niks. Vraag echter maar eens aan de mensen op straat wat zij denken van uw uitlatingen.
Het is symbolisch, het is beter dan niets, maar dit zal het verschil niet maken, mijnheer Vermeiren. Dit zal het verschil niet maken, dat weet u zeer goed.
Ik lees de laatste dagen regelmatig dat uw fractie veel zaken in dit parlement minimaliseert en andere zelfs optimaliseert. Onze fractie minimaliseert een belastingvermindering van 8300 frank per jaar per huisgezin echter absoluut niet. Daarmee heb ik alles gezegd wat ik hierover te zeggen heb.
Dat is goed, ik neem daar akte van;
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dit is weer een typische discussie tussen rechts en liberaal. Wat uiteindelijk voorligt, zijn een aantal keuzes die de Vlaamse Regering moet maken. Als we vandaag in de krant lezen dat in Brugge een aantal consulenten uit de bijzondere jeugdzorg voor de rechter worden gesleept omdat ze niet kunnen ingaan op een aantal vragen, terechte vragen van hulpzoekenden, dan zie je wat de ware noden zijn in deze begroting: niet het verlagen van de belastingen, maar wel het investeren in onder andere welzijn.
Dat is de keuze die de Vlaamse Regering moet maken. Het gaat hier niet om de prijs van pintjes. De mensen vinden het altijd leuk minder belastingen te betalen. Gezien de problemen in de bijzondere jeugdzorg, moet de Vlaamse Regering nu andere keuzes maken.
Ik wil hier toch even op reageren. Ik wil nogmaals op dat bedrag van 8320 frank terugkomen. We zouden dit geld moeten geven aan de man waarover de heer Dewinter het daarnet had. Vervolgens zouden we hem moeten vragen wat hij met dit geld kan doen. Dat is de essentie van de zaak. Wij laten de mensen zelf beslissen wat ze met hun centen doen. Dat is onze visie.
Mijnheer Stassen, de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. U bent in de loop van de vorige legislatuur, toen u nog deel uitmaakte van de paars-groene regering, akkoord gegaan met een soortgelijke belastingverlaging. CD&V, op dat ogenblik nog een oppositiepartij, heeft de uitvoering van deze belastingverlaging toen bekritiseerd.
Mijn fractie zal in de loop van de komende twee dagen dieper ingaan op een hele reeks deelaspecten van de voorliggende begroting. We zullen de beleidsplannen van de Vlaamse Regering becommentariëren en vooral bekritiseren. De voorbije dagen en weken is immers gebleken dat de wittebroodsweken van deze regering definitief voorbij zijn. De problemen stapelen zich op. Van de verfrissende en zakelijke no-nonsensestijl, die deze regering tijdens het eerste jaar van haar bestaan op zijn minst in de media heeft gekenmerkt, blijft in de praktijk niets meer over.
Het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptensector, in de jeugdzorg en in de bejaardenzorg verloopt minder snel dan aanvankelijk was gepland. De werkloosheid neemt nog steeds toe. Eind november 2005 bedroeg het aantal werklozen in Vlaanderen 229.245 eenheden. Tussen november 2001 en november 2005 is het aantal werklozen in Vlaanderen met 55.000 eenheden gestegen. Onze economie is er belabberd aan toe. De werkloosheid in België ligt voor het eerst hoger dan het Europees gemiddelde. Wat het consumentenvermogen betreft, is Vlaanderen op een jaar tijd van de 25e plaats naar de 31e plaats gezakt. De buitenlandse investeerders hebben Vlaanderen de voorbije vijf jaar manifest links laten liggen. Het aantal buitenlandse investeringen is gedurende deze periode zelfs gehalveerd. In 2000 hebben grote buitenlandse bedrijven in Vlaanderen nog 205 projecten opgestart. Deze projecten hebben voor 8958 nieuwe jobs gezorgd. Vorig jaar zijn slechts 152 soortgelijke projecten opgestart en zijn slechts 2949 nieuwe banen in het leven geroepen.
Terwijl de Vlaamse Regering onvoldoende antwoorden vindt om de economische problemen van Vlaanderen te lijf te gaan, verliest ze zich haast dagelijks in ruzies en allerhande partijpolitieke spelletjes. Dit is wraakroepend. In Knack en in de Gazet van Antwerpen heeft de minister-president de ruzies over het jeugdsanctierecht, over de dienstencheques en over de snelheidsbeperkingen voor vrachtwagens als misverstanden afgedaan. Hij probeert de feiten te minimaliseren en onder de mat te vegen.
De realiteit is dat de Vlaamse Regering zich in een crisis bevindt. De Vlaamse Regering bestuurt of regeert niet langer. Ze overleeft en ze strompelt verder. Daarmee is alles gezegd. Wie dacht dat hij na de BHV-crisis en na het buitenspel zetten van het Vlaams Parlement alles had gezien, vergist zich. De onderlinge verhoudingen binnen de Vlaamse Regering zijn ondertussen zo slecht geworden dat de leden zelfs niet langer met elkaar praten. De Vlaamse ministers communiceren tegenwoordig per brief. De Vlaamse Regering is een soort postorderbedrijf geworden. Een Vlaams minister met een begrotingsvoorstel stelt zijn vragen aan de andere ministers per brief.
Mijnheer de minister-president, ik weet niet of hatemail, scheldproza of liefdesbrieven worden uitgewisseld en of dat al dan niet aangetekend gebeurt, maar het onderlinge geschrijf doet me verdacht veel denken aan een uit de hand gelopen echtscheiding, waarbij de vechtgenoten enkel schriftelijk en dan nog liefst via advocaten met elkaar communiceren.
Mijnheer de minister-president, u kunt niet ontkennen dat de Vlaamse Regering in een nooit geziene impasse verkeert, waarbij tegenwerken belangrijker is dan samenwerken. Ik heb geen leedvermaak, maar u kunt niet beweren dat we deze gang van zaken niet hebben voorspeld.
Er zijn drie redenen waarom de Vlaamse Regering op dit moment een crisis doormaakt. Een regering die is samengesteld uit vijf verschillende partijen, met als enig gemeenschappelijk doel het bestrijden van het Vlaams Belang en het negeren van de verkiezingsuitslag, heeft onvoldoende draagkracht om goed te kunnen functioneren. Dat uitgerekend het CD&V-N-VA-kartel, dat jarenlang paars heeft bestreden, een coalitie vormde met de paarse partijen VLD en sp.a - en in de Kamer voert CD&V nog altijd oppositie tegen die partijen -, is natuurlijk vragen om ellende. Mijnheer de minister-president, door u steeds uitdrukkelijker te profileren - zoals vandaag in het meest gelezen weekblad van Vlaanderen, Dag Allemaal - als de toekomstige lijsttrekker van CD&V voor de federale verkiezingen en u openlijk kandidaat te stellen voor het ambt van federaal premier, vraagt u om problemen met de VLD.
In het Nieuwsblad staat vandaag als titel 'Leterme wil premier worden'. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer de minister-president, ook vandaag verklaart u dat u uw verantwoordelijkheid niet zult schuwen als uw partij u vraagt de leiding te nemen bij de stembusslag in 2007. Als de vraag wordt gesteld of u dan de Vlaamse Regering niet in de steek laat - zoals de liberale minister-president Dewael in 2003 - antwoordt u: 'Ik ben er niet zo zeker van dat mijn eventuele inzet in 2007 gelijk staat met een verloochening van Vlaanderen. Misschien heeft Vlaanderen op dat moment wel nood aan nieuwe politieke krachten die stevige stappen voorwaarts willen zetten.' U bent al bezig met uw verkiezingscongres, in aanloop naar de verkiezingen van 2007.
Mijnheer de minister-president, als u zich zo uitdrukkelijk profileert als het grote alternatief voor Guy Verhofstadt, mag het u niet verwonderen dat de partij van premier Verhofstadt niet van plan is u nog veel successen te gunnen en er niet voor wil zorgen dat u tot aan de verkiezingen van 2007 van deze regering alleen maar een springplank kunt maken voor uw grote ambitie: het van de troon stoten van Guy Verhofstadt.
Eigen schuld, dikke bult, zegt men in Vlaanderen. U hebt de ellende in uw regering zelf gezocht. U doet er elke dag een schepje bovenop en provoceert de VLD. Als u de bal kaatst, moet u beseffen dat die terugkomt, soms zelfs in uw gezicht.
Mijnheer de minister-president, de problemen waarmee u de jongste weken werd geconfronteerd, zullen de komende maanden - tot aan de federale verkiezingen van 2007 - alleen maar verergeren.
Terwijl uw ministers en fractievoorzitters de voorbije weken al ruziënd over straat rolden, bleef u in het debat opvallend afwezig. In De Morgen - het is niet mijn lijfkrant, maar wanneer er juiste dingen in staan, wil ik de krant toch citeren - las ik dit weekend: 'Leterme kan zich geen rol in de schaduw meer veroorloven. Degelijkheid en zakelijkheid zijn niets zonder moed en leiderschap.' De commentaarschrijver van De Morgen heeft voor een keer gelijk. Leiderschap en lijdzaamheid zijn begrippen die moeilijk met elkaar te verzoenen zijn.
U zult het niet geloven, maar als oppositiefractieleider vind ik het bijzonder pijnlijk dat uitgerekend de Vlaamse Regering ten onder dreigt te gaan aan intern geruzie en gekrakeel. Als Vlaams-nationalisten hadden we gehoopt op een sterke Vlaamse Regering die met een minister-president, afkomstig uit een partij die niet deelneemt aan de federale regering, een onafhankelijke koers zou varen. We hadden gehoopt op een Vlaamse Regering die ostentatief zou kiezen voor het Vlaamse belang en uitdrukkelijk de Vlaamse kaart zou trekken. Helaas is het omgekeerde gebeurd. Het CD&V-belang, of moet ik zeggen het Yves Leterme-belang, heeft het gehaald op het Vlaamse belang. Electorale spelletjes zorgen er nu voor dat de Vlaamse Regering in plaats van een strijdbare belangenverdediger van alle Vlamingen, een politiek slagveld is geworden waar CD&V, de VLD en sp.a elkaar het licht in de ogen niet meer gunnen. Ik voorspel u, mijnheer de minister-president, u bent nog niet aan het einde uw lijdensweg! Deze vaudeville zal blijven duren tot en met de federale verkiezingen van 2007.
Mijnheer de minister-president, soms heb ik de indruk dat het geruzie over de dienstencheques, het jeugdsanctierecht, de maximumsnelheid voor vrachtwagens en andere onderwerpen enkel en alleen moet dienen om te verdoezelen dat een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste, doelstelling van de regering, namelijk het realiseren van meer Vlaamse bevoegdheden waar u het zo graag over hebt in de pers, zeker in Dag Allemaal, en het laten uitvoeren van de fameuze Vlaamse resolutie, allemaal in de ijskast zijn terechtgekomen. Bovendien moet het geruzie verdoezelen dat u niet wilt dat er nog bijkomende stappen worden gezet in de richting van meer Vlaamse autonomie.
Sinds de niet-splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, beweegt er op communautair vlak nauwelijks nog iets. Er heerst op communautair vlak enkel nog de rust van het kerkhof. Alle communautaire eisen zitten in de koelkast. De Vlaamse Regering heeft zich neergelegd bij de oekaze van de PS dat er voor de federale verkiezingen niet over verdere stappen in de staatshervorming zal worden onderhandeld. Zo wilt u het ook, dat komt u goed uit in uw campagne voor het ambt van federaal premier.
Voor wat het uitvoeren van het onderdeel 'Meer Vlaanderen' van het regeerakkoord betreft, verwijst u graag en dikwijls naar het Forum van de staatshervorming. Kent u dat gedrocht nog, het fameuze Forum? Dat Forum is de ideale bliksemafleider geworden voor Leterme en co, want in de praktijk is het een doodgeboren kind. Het Forum is sinds zijn oprichtingsvergadering op 19 oktober 2004 welgeteld één keer bijeen geweest, namelijk op 19 januari 2005, en daarna hebben we er nooit meer van gehoord.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, u zou verheugd moeten zijn dat het Forum niet meer is samengekomen als op de agenda een paritaire Senaat staat en een constitutieve autonomie voor Brussel. Mijn beste vriend, u moet blij zijn dat het op dit ogenblik niet samenkomt. Wij hebben steeds gezegd - en dat is ook het discours waar u naar vist - dat om een communautaire doorbraak te krijgen, we afhankelijk zijn van de federale overheid. Daar kijken we vol verwachting naar uit.
Voilà, zo zetten we de wereld op zijn kop. Wanneer men vragen stelt over welke initiatieven de Vlaamse Regering zal nemen, wordt verwezen naar het Forum en wordt gezegd: 'Als we worden uitgenodigd, zullen we komen.' Als we opmerken dat het Forum niet bijeenkomt, wordt gezegd: 'Wees blij dat het Forum niet bijeenkomt, want we hebben er niets dan miserie mee.'
Mijnheer Van Dijck, op die manier ben ik natuurlijk uitgepraat.
De Vlaamse Regering beheert op dit moment inderdaad de Vlaamse bollenwinkel. Voor het overige heeft ze geen enkele concrete ambitie meer voor de periode tot en met de federale verkiezingen van 2007. Gerechtvaardigde eisen inzake financiële en fiscale autonomie, bijkomende en homogene bevoegdheden en constitutieve autonomie zijn blijkbaar alleen maar bedoeld om uw fractie, mijnheer Van Dijck, de Vlaams nationalisten van de N-VA, en de paar Vlaamsgezinden van CD&V te sussen. Het communautaire immobilisme van de regering kan echter in Vlaanderen op geen begrip meer rekenen.
Mijnheer de minister-president, minister Peeters - volgens geruchten de toekomstige Vlaamse minister-president - heeft in een interview in Het Nieuwsblad van 14 december jongstleden de vinger op de wonde gelegd. Hij zei: 'De discussies moeten plaats ruimen voor het visualiseren van een allesomvattende visie, een project dat door iedereen die politieke verantwoordelijkheden draagt in Vlaanderen, wordt gedragen en ook wordt vertolkt.'
De heer Peeters heeft overschot van gelijk. Hij manifesteert zich hiermee als een visionair, in tegenstelling tot u, mijnheer de minister-president. U blijft op de vlakte en beperkt uw rol tot die van een notarisklerk. De kritiek van minister Peeters komt erop neer dat de regering niet bezielt, niet enthousiasmeert en een duidelijke toekomstvisie mist. Dat zegt hij met zoveel woorden in het paginagrote interview in Het Nieuwsblad. De regering mist een enthousiasmerend project.
Mijnheer de minister-president, u hebt in een ander interview gezegd volgend jaar te willen uitpakken met een businessplan voor Vlaanderen. Dat is prima, maar ik adviseer u het niet te ver te gaan zoeken. Enkele weken geleden werd het ideale en ultieme businessplan voor Vlaanderen in boekvorm uitgegeven. De tweede druk is intussen al uitverkocht. De denkgroep In de Warande heeft met zijn Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen in Europa niet alleen de aanzet gegeven, maar ook de blauwdruk getekend van wat de doelstelling zou moeten zijn van ieder Vlaams parlementslid en zeker van ieder lid van de Vlaamse Regering, namelijk het realiseren van een zelfstandig Vlaanderen in Europa.
Ik hoop dat uw regering niet zal nalaten het boek te bestuderen en de scenario's die erin worden aangereikt, te onderzoeken en te verfijnen. Mijnheer de voorzitter, ik hoop ook dat het Vlaams Parlement niet zal nalaten dat manifest, geschreven door Vlaamse opiniemakers, bedrijfsleiders en academici, als leidraad te nemen voor de activiteiten van de Commissie Vlaamse Grondwet, die u zal leiden.
Ik lees een citaat voor uit dit boek: 'De verzelfstandiging van Vlaanderen is niet gericht tegen Wallonië. Integendeel, in zijn eigen staatkundige onafhankelijkheid kan Wallonië eindelijk de noodzakelijke stimulans vinden om ook zijn economische onafhankelijkheid te bewerkstelligen, en dat met de hulp van Vlaanderen, dat zijn huidige solidariteit slechts over een langere termijn zou mogen afbouwen. Zodoende kunnen Vlaanderen en Wallonië elk een groots project opzetten, dat in verhouding is tot de specifieke uitdagingen waarmee ze beide worden geconfronteerd. Onafhankelijkheid is dus geen doel op zich, het is vooral een middel voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel, een beter middel dan België, om hun burgers welvarender, beter en gelukkiger te maken. Onafhankelijkheid is niet een einddoel; het is een begin.' Mijnheer de minister-president, de woorden en de analyse in het boek, zijn niet alleen een werkingsmiddel voor u, maar ook een leidraad voor uw regering.
Mijnheer de minister-president, het zal u niet verbazen dat we uw begroting niet zullen goedkeuren. Het verbaast u wellicht wel dat we ons als oppositie de jongste weken een beetje gefrustreerd hebben gevoeld. Hoe kunnen wij als oppositie scoren wanneer de meerderheid zelf op zo'n efficiënte manier haar eigen interne oppositie organiseert? Met zo'n meerderheid waarvan de partijen mekaar permanent bekampen, waarvan de partners elkaar het licht in de ogen niet gunnen en zelfs niet meer met elkaar praten maar corresponderen per brief, waarbij ze permanent ruzie maken, is oppositie voeren in het Vlaams Parlement niet alleen frustrerend, maar tevens volkomen overbodig geworden.
Mijnheer de minister-president, ik roep u daarom op om het ook voor ons een beetje spannend te maken. Zet uw regering weer op de rails en herpak u. Ik wens u in elk geval veel sterkte toe. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, waarde collega's, vermits de fractieleider van de grootste oppositiepartij het - zoals verwacht - vooral had over verdeeldheid binnen de meerderheid, zal ook ik daar een paar woorden over zeggen. Ik wil immers wel een paar dingen toegeven. In mijn uiteenzetting bij de Septemberverklaring maakte ik een vergelijking met Armstrong, Boonen en Vinokourov in één ploeg. In tegenstelling tot de verwachtingen rolden de ministers niet vechtend over straat. Ik heb ze daarvoor geprezen. Wellicht had ik dat niet mogen doen, want ik heb het lot getart. Ik heb immers moeten vaststellen dat de voorbije weken een paar ministers brieven aan elkaar schreven. Het waren misschien maar twee brieven, maar het waren er twee te veel.
Let wel, ik ben van mening dat de pers en de oppositie veel te vlug spreken over verdeeldheid binnen de meerderheid. Dat gebeurt bij elke verschillende opinie of mening binnen de meerderheid. De meerderheid bestaat uit drie kartels, vier fracties en vijf partijen. Dat is geen eenheidsworst en mag dat ook niet worden. Het moet duidelijk zijn dat de verschillende groepen op een aantal punten van mening verschillen en dat ze het debat voeden via het publieke debat. Vandaag merken we dat fracties binnen de meerderheid van mening verschillen met betrekking tot de invulling van de bepaling uit het regeerakkoord over het sociaal grondbeleid. Daarover vindt een publiek debat plaats en dat zal finaal zorgen voor een oplossing, een standpunt en een beleidspunt dat zal worden uitgevoerd.
Het is goed dat het debat publiek wordt gevoerd, maar het moet een debat zijn met cultuur, een debat dat over de inhoud gaat en dat zakelijke argumenten bevat, maar zonder scheldpartijen. Niet nu, maar de voorbije weken vlogen de scheldwoorden af en toe over en weer. Ze vlogen zelfs over de landsgrens. Dat stoorde ons. Om een of andere reden hebben we het in Vlaanderen moeilijk om de bal te spelen in plaats van de man. Recent stonden in De Tijd nog de volgende woorden van professor Vermeulen: 'Vlaanderen is te klein voor een opendebatcultuur. Men durft er niet op motieven te discussiëren, enkel op persoonlijke argumenten.' Laat ons ervoor zorgen dat we ons in de politiek niet verder op dat pad begeven en laat ons ervoor zorgen dat ons debat inhoudelijk is.
Ik ergerde me niet alleen aan de krachtwoorden, aan de verruwing en aan de verkleutering, maar ik heb me ook zitten afvragen of al die energie geen betere zaak waard was. Daarmee doe ik niets af van het belang van wat in het geding was, maar vraag ik me af of al dat geweld ons niet afleidt van de essentie van de uitdagingen waar Vlaanderen voor staat.
Vlaanderen is een welvarende regio die in Europa mee aan de top staat, maar het is geen evidentie om dat te blijven. We staan voor een grote ontgroening en vergrijzing. We kunnen de problemen aan, maar dan moet ons bestuur deugdelijk zijn en moeten we investeren in de enkele troeven die we hebben: de kennis en werkkracht van onze mensen en onze ligging als het logistieke hart van Europa. Gelukkig vind ik die essentie terug in de begroting en het beleid.
Zo getuigt de begroting 2006 duidelijk van deugdelijk bestuur. Het is een verdienstelijk werkstuk dat op een aantal punten opvalt. Het positieve saldo is gebaseerd op voorzichtige ramingen. Bovendien worden er voor 140 miljoen euro provisies aangelegd. Er wordt geen gebruik gemaakt van de techniek van onderbenutting. Ook is het verloop van de eenmalige ontvangsten drastisch gedaald. Vorig jaar bedroeg dat nog 450 miljoen euro. In de federale begroting bedragen de eenmalige inkomsten zelfs 1,7 miljard euro. In de voorliggende Vlaamse begroting gaat het slechts om 20 miljoen euro. Er is dus een breuk met het verleden. Hier maakt CD&V het verschil.
CD&V kan zich ook duidelijk herkennen in de voorgestelde uitgaven. Ze zijn sober gehouden. Ze stijgen minder dan de groei. Hierdoor zullen we in 2009 al onze schulden afbetaald hebben, maar dat belet niet dat er duidelijke beleidskeuzes gemaakt worden.
Zo wordt wie zwak is of zorgen nodig heeft, niet vergeten. CD&V heeft zich de voorbije jaren steeds geëngageerd voor meer middelen voor zorg. De prioriteiten worden door minister Vervotte dan ook duidelijk op de rails gezet. Zo wordt de premie voor mantelzorgers geleidelijk aan opgetrokken van 90 euro naar 125 euro in 2009. Daardoor zien 85.000 Vlamingen vanaf volgend jaar hun financiële situatie gevoelig verbeteren. De komende jaren zal dat aantal nog stijgen. Het engagement van vele Vlamingen voor zwaar zorgbehoevende familieleden wordt hierdoor erkend en ondersteund.
Bovendien worden de financiële perspectieven van de zorgverzekering op lange termijn gegarandeerd. In de reserves van de zorgverzekering wordt 145 miljoen euro gestort. Daardoor vervalt voor deze regeerperiode de behoefte aan bijkomende reservevorming. Dat is een CD&V-eis die wordt gerealiseerd.
We staan voor de kerstdagen. Niet iedereen zal met Kerstmis aan een rijkgevulde tafel gaan zitten. Niet iedereen kan zijn rekeningen betalen. Minister Vervotte heeft een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2005-2009 opgesteld. Daarin werden verschillende maatregelen voorgesteld zoals de optimalisatie van de schuldbemiddelingsdiensten, extra aandacht voor financieel zwakkeren in de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en de minimumlevering van elektriciteit en aardgas.
Minister Peeters heeft onmiddellijk ingegrepen en ervoor gezorgd dat gezinnen gedurende de winter niet worden afgesloten en dat de 6 ampèreregeling wordt verhoogd tot 8 ampère en 12 ampère voor gezinnen met kinderen. Op basis van de besluiten van de Commissie Energiearmoede van dit parlement zullen nog bijkomende maatregelen worden voorgesteld.
De begroting 2006 bevat ook een belangrijke bijkomende inspanning voor de plattelandsontwikkeling. Dit jaar zullen de mogelijkheden die Europa biedt ook voor
100 percent worden gebruikt. Het is bijzonder spijtig dat men dit in de voorgaande jaren heeft laten liggen. Het is nog te vroeg om de volle draagwijdte te kennen van de Europese begrotingsbeslissingen, maar als CD&V staan we erop dat die ondersteuning van het platteland ook na 2006 wordt voortgezet. Wij willen geen verpauperd platteland, maar in heel Vlaanderen levenskrachtige dorpen. Het gaat hier om hoevetoerisme, zorgboerderijen, het vergoeden van boeren omdat zij misschien wat minder aan intensieve landbouw mogen doen, maar rekening houden met de natuur en het landschap onderhouden. Dat is dus iets anders dan het kookboek van de boerinnenbond. Trouwens dat boek zou inderdaad moeten worden gesubsidieerd, maar dan niet via de begroting Plattelandsbeleid, maar via de begroting Emancipatie van minister Van Brempt. De zeldzame keer dat ik achter het fornuis plaatsneem, vormt het mijn steun en toeverlaat.
Het beste eten van elke man komt niet van zijn echtgenote, maar van zijn moeder. Mijn moeder kookte op basis van het kookboek van de Boerinnenbond.
Zoals elke goede boer, weet de minister-president dat als hij alle monden wil blijven kunnen voeden, er op tijd moet worden gezaaid en gemest. Daarom bevat deze begroting en de meerjarenbegroting heel wat investeringen in innovatie, onderwijs, schoolgebouwen, openbare werken en logistiek, cultuur, welzijn en wonen. De alternatieve financiering meegerekend gaat het om een totaalpakket van 3 miljard euro.
Morgen zullen in Middelburg de verdragen tot uitdieping van de Schelde worden ondertekend. Toen de onderhandelingen begonnen, waren velen sceptisch of dit wel zou lukken. Welnu, het is gelukt dankzij de inspanningen van de minister-president, van minister Peeters en van zijn voorgangers de heren Stevaert en Bossuyt, en ook dankzij de consensus die we hierover de voorbije jaren in het Vlaams Parlement hebben kunnen vinden, ondanks de inspanningen van een aantal groepen zoals landbouw. De ondertekening, samen met een aantal investeringen, toont aan dat we gebruik maken van onze troef, onze ligging in het logistieke hart van Europa, om onze welvaart uit te bouwen.
Onze voornaamste andere troef is de werkkracht van onze mensen. Tijdens mijn tussenkomst ter gelegenheid van de Septemberverklaring heb ik de lof gezongen van de hardwerkende Vlamingen die aan de basis liggen van de Vlaamse welvaart. De generaties voor ons hebben daarvoor gezorgd. Ik heb op dat begrip geen patent genomen. Het heeft blijkbaar sommige fracties in dit parlement geïnspireerd. Ik ben tevreden dat mijn begrip nu ook wordt gebruikt. Ik weet echter niet of die fracties goed begrepen hebben waarom ik dit toen te berde heb gebracht.
Ik deed het in de eerste plaats omdat ik vrees dat die wil om hard te werken bij de Vlamingen wat aan het verdwijnen is. We zijn weliswaar nog steeds het productiefst ter wereld, maar uit het Europees waardeonderzoek blijkt dat we op het vlak van arbeidsethos achteraan bengelen samen met Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Het gaat dan weliswaar om cijfers voor België, maar toch. Koplopers op het vlak van arbeidsethos zijn Polen en Hongarije.
Die daling is gevaarlijk. Alle onderzoeken inzake ontgroening en vergrijzing wijzen erop dat we voor belangrijke uitdagingen staan. Uit het rapport van de administratie Planning en Statistiek van de Vlaamse Gemeenschap, dat door een resolutie van onze fractie werd gerealiseerd, blijkt zelfs dat de vergrijzing en ontgroening in Vlaanderen veel omvangrijker is dan in Brussel en Wallonië.
Op basis van dat rapport werd ook gevraagd naar de bemerkingen van de SERV, die we in het voorjaar zullen ontvangen. Dan kan het Vlaams Parlement relevante richtlijnen en pistes aan de Vlaamse regering bezorgen. Maar we kunnen nu al zeggen dat dat ongetwijfeld zal inhouden dat we meer mensen aan het werk moeten krijgen.
We moeten ervoor zorgen dat 70 percent van de actieve leeftijdscategorie aan het werk is, met andere woorden dat de arbeidsmarktparticipatie verhoogt. Het zal niet eenvoudig om daartoe de juiste maatregelen te treffen. De vraag is hoe we meer mensen aan het werk kunnen krijgen.
Voor CD&V moet de overheid daartoe een concept uitbouwen. Ik zal hier een aantal tipjes van de sluier oplichten. De heer Laurys zal daar straks verder op ingaan tijdens de discussie over werkgelegenheid.
Het werkgelegenheidsbeleid moet een bruggenbouwer zijn. In de verschillende fases van de loopbaan moeten bruggen worden gebouwd tussen wie werkt en nog niet werkt. Aan het begin van de actieve loopbaan vinden we een aantal groepen, vaak allochtonen en mensen met een lage opleiding, die het moeilijk hebben om die eerste stap te zetten. De eerste uitdaging voor het beleid is dan ook een brug te slaan tussen leren en werken. Aan het begin van de loopbaan vinden we ook vaak jonge, actieve mensen, vaak nog zonder gezinsverantwoordelijkheid. Als zij beschikken over die arbeidsethos, de wil om te werken, dan moeten ze daarin worden ondersteund. Zij die een eigen zaak willen starten en 16 uur per dag willen werken om iets uit te bouwen, moeten daartoe de mogelijkheid krijgen en vanuit Vlaanderen ondersteund worden. Ook wie voor een werkgever werkt en overuren wil maken om over meer middelen te beschikken voor de aankoop van een huis of de bekostiging van een verbouwing, moet daartoe de mogelijkheid krijgen.
Verder op de arbeidsmarkt vinden we de zogenaamde hardwerkende tweeverdieners, de generatie tussen 30 en 50 jaar. We noemen dit de spitsuurgeneratie. Deze term geeft aan dat die generatie niet alleen hard werkt maar die job bovendien combineert met een gezins- en sociaal leven. Deze generatie werkt, voedt kinderen op, brengt ze naar de kinderopvang, naar school, naar de jeugdbeweging, enzovoort. Intussen nemen ze ook de zorg voor zorgbehoevende ouderen op zich en trachten ze nog wat tijd vrij te maken voor vrienden. Daarnaast engageren ze zich in ouderverenigingen, een buurtcomité, een voetbalclub, enzovoort. Het kan niet de bedoeling zijn die categorie nog harder te laten werken zodat ze op 50 jaar afgepeigerd afhaken.
Het beleid moet zorgen voor bruggen zodat het mogelijk wordt de job te combineren met al die verantwoordelijkheden die daarbuiten vallen.
Mijnheer Caluwé, ik deel uw analyse. Wij hebben een amendement ingediend waarin meer middelen worden toegekend voor aanmoedigingspremies om de combinatie tussen arbeid en gezin mogelijk te maken. Deze regering heeft de groei van de aanmoedigingspremies beperkt. Zult u straks ons amendement steunen waarbij meer middelen worden uitgetrokken voor een betere combinatie tussen job en zorgtaken?
Er zijn verschillende middelen om dat te bereiken. Er moeten ook voldoende omkaderende voorzieningen aanwezig zijn. De heer Laurys zal hier straks meer over vertellen.
Ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Het beeld van een 40 of 45 jaar durende loopbaan bij eenzelfde werkgever bestaat niet meer. Dat is niet langer de realiteit op de arbeidsmarkt. Op de leeftijd van 40 of 45 jaar wordt men vaak geconfronteerd met een wending in zijn loopbaan.
Misschien kiest hij er zelf ook bewust voor dat hij iets anders wil doen. Welnu, ook daar moet het beleid ervoor zorgen dat dit kan. Men moet ondertussen voldoende gevormd zijn. Daarnaast moeten er mogelijkheden bestaan om bruggen te bouwen naar een nieuwe, een tweede loopbaan.
Op deze leeftijd zien we, ten slotte, ook een groep, vaak vrouwen, die gedurende een aantal jaren uit de arbeidsmarkt is gestapt. We moeten er ook voor zorgen dat die categorie opnieuw kan intreden. Het beleid moet daar veel aandacht aan besteden. Het komt er bovendien op aan voor de groep van de 55-plussers de brug naar het pensioen zo lang mogelijk te maken.
Voor ons is het belangrijk dat het beleid inzake werk een bruggenbeleid is, een beleid dat inspeelt op de verschillende fases van het leven en van de loopbaan. We denken dat we er op deze manier, samen met een goed investeringsbeleid, voor kunnen zorgen dat 70 percent van de categorie in de actieve leeftijd effectief aan het werk is.
Wat mogen de Vlamingen het komende jaar van ons verwachten? Zoals elk gezin, zullen we erop toezien dat elke euro twee keer wordt omgedraaid voor hij wordt uitgegeven. Geen nodeloze uitgaven aan leuke ideetjes. Zo zorgen we ervoor dat de begroting van de Vlaamse regering klopt. De aangekondigde voorstellen worden uitgevoerd met respect voor het Vlaamse regeerakkoord. Geen woorden dus, maar daden. Behoorlijk bestuur klinkt niet sexy, maar saai slaat aan. Zelf de Nederlandse minister Donner wordt uitgeroepen tot politicus van het jaar.
In 2006 zal CD&V weer op een consequente en gedreven manier gestalte geven aan de vele plannen en projecten die de Vlaamse Regering heeft opgestart. Onze fractie zal zich vanuit het parlement steeds constructief opstellen om hieraan mee te werken. De slogan van de CD&V-fractie in het Vlaams Parlement is niet voor niets 'Ambitie voor Vlaanderen'. De fractie zal niet vanop de zijlijn toezien, maar een actieve rol spelen in de besluitvorming: een ploeg met inhoud, met visie en ambitie. Een ploeg die inderdaad niet de luidruchtigste is in dit halfrond, maar door veel inhoudloos kabaal te maken heeft nog nooit iemand iets bereikt.
Tot slot wil ik nog even de aandacht vragen voor de minder gefortuneerden in deze wereld. Laat ons daarom ook, financieel, denken aan onze daklozen en de duizenden mensen in Pakistan. Morgenavond vindt de benefietshow 'Tenten voor Pakistan' plaats. Hopelijk laat u uw hart spreken. Hopelijk wordt 2006 een beter jaar voor ieder van ons en zeker voor hen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Laurys heeft het woord
Mijnheer de voorzitter, ik zou even willen antwoorden op de vraag van de heer Stassen. Het is ongeveer de vierde keer dat hij die opmerking maakt. Ik heb hem al eens geantwoord. Blijkbaar is het nog niet doorgedrongen.
Mijnheer Stassen, u weet toch waar het probleem is ontstaan? Welke regering heeft beslist om het budget voor de aanmoedigingspremie te bevriezen? Op het ogenblik dat de federale regering een aantal modaliteiten heeft overgenomen, werd tijdens de vorige legislatuur beslist het bedrag te bevriezen op 11 miljoen euro. En wie was daarmee akkoord? U hebt altijd toegegeven dat u het daarmee eens was. Nu komt u telkens met dit argument af. Ik begrijp dat niet. Ik wil het nog wel eens uitleggen. U moet echter ook oren hebben om te luisteren. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, beste collega's, a sense of urgency, het lijkt wel hét codewoord van Vlaamse ondernemers om ons duidelijk te maken dat ze bezorgd zijn over de economische toekomst van onze welvarende regio Vlaanderen. Dat was in ieder geval de indruk die ik heb opgedaan tijdens het recente werkbezoek van de commissie voor Economie aan Remy Industries in Wijgmaal. Wie goed naar hun verhaal luistert, hoort deze ondernemers zeggen dat we inboeten aan competitiviteit ten aanzien van andere regio's en landen. Wie goed naar hen luistert, hoort iets van een noodkreet, een noodkreet over een wereld die aan een ijltempo verandert, zodat snelle, flexibele, wendbare en, liefst, sobere beslissingsmechanismen nodig zijn om de toekomst veilig te stellen.
Al te vaak hebben die ondernemers de indruk dat noch de politiek, noch de werknemersorganisaties, noch de samenleving beseffen dat we in woelige wateren verzeild geraakt zijn. Ik wil dit begrotingsdebat gebruiken om hun duidelijk te maken dat het Vlaams Parlement niet het orkest is dat speelt op de Titanic. Ik wil integendeel op een ogenblik dat de ijsberg in zicht komt, koers kunnen zetten naar een veiligere haven. Dat is voor ons de inzet van het debat over de begroting 2006.
Dames en heren, ondernemers zijn als rozen in de wijngaard. U kent ongetwijfeld het gebruik van Franse wijnbouwers om in hun wijngaarden enkele rozen te planten. Als de rozen verwelken, is het tijd om de bodem opnieuw zuurstof te geven opdat de aloude ranken gered kunnen worden. Onze ondernemers op wie we rekenen voor jobcreatie zijn zo'n rozen. Hun signaalfunctie mogen we niet negeren. Meer dan wie ook en vroeger dan wie ook, komen ze op nieuwe markten en voelen ze de hete adem van een inmiddels wereldwijde concurrentie in de hals. Ze stellen ons herhaaldelijk de vraag of ook wij die sense of urgency voelen. Een ja op die vraag betekent dat we urgent een aantal aanpassingen aan onze actieve welvaarstaat doorvoeren. Het gaat om aanpassingen waar mijn fractie voor 2006 op wil aandringen zoals de administratieve lastenverlaging, het terugschroeven van het overheidsbeslag en de flexibilisering van de arbeidsmarkt.
Het werkbezoek van de Commissie voor Economie van vorige vrijdag aan de VDAB was in ieder geval een opsteker. De nieuwe missie maar ook de nieuwe opstelling van de VDAB geven te kennen dat de sense of urgency hen heeft bereikt. Spreken over rechten en plichten van werkzoekenden is geen taboe meer, integendeel. Ook het uitbesteden van taken aan marktspelers en het zich inschrijven in een netwerkeconomie stemt ons hoopvol.
De lastenverlaging in de personenbelasting, gepland in de meerjarenbegroting, past voor ons uiteraard ook in dat rijtje. We zijn de Vlaamse Regering, en minister Van Mechelen op kop, zeer dankbaar dat ze het ontwerp van decreet hebben goedgekeurd en zullen het met enthousiasme bespreken en goedkeuren in dit parlement. Het is een opsteker voor alle hardwerkende Vlamingen: werken loont straks weer ietsje meer en dat hoort ook zo.
Naast de sense of urgency, wil onze fractie zelf een bijkomend appel blazen: dat van de sense of opportunity. Want naast een aantal bedreigingen levert deze woelige tijd ook een aantal opportuniteiten op: zowel het openen van nieuwe markten in de zogenaamde bric-landen zoals Brazilië, Rusland, India en China, als het aanboren van nieuwe markten in eigen land. Minister Moerman en de minister-president speelden met een erg geslaagde handelsmissie alvast uitstekend in op nieuwe marktopportuniteiten in China.
Ook het innovatieplan van minister Moerman is precies wat we nodig hebben om de sense of opportunity binnen handbereik te brengen van ondernemers in Vlaanderen. Voor het eerst wordt innovatie geïntegreerd benaderd en worden alle leden van de regering uitgedaagd om van innovatie een prioriteit te maken. We kijken alvast uit naar de jaarlijkse voortgangsrapporten. We hebben geen andere keuze dan voluit voor innovatie en creativiteit te gaan. De ministers Moerman en Keulen maakten overigens alvast de vertaling naar een stedelijke context. Dankzij de succesvolle lancering van ARKimedes en via het Vlaamse Innovatiefonds zullen er in 2006 extra middelen ter beschikking zijn voor investeringen van ondernemers.
Het wordt voor onze fractie ook uitkijken hoe we volgend jaar kunnen inspelen op vragen van gebruikers die ingevolge demografische ontwikkelingen of flexibiliseringtrends nieuwe marktopportuniteiten aangeven.
Dat betekent innoveren of vernieuwen in zorg. Innovatie is dus niet langer synoniem voor technologische innovatie. Innovatie is veel ruimer. Zo wil onze fractie in 2006, geheel in lijn met het regeerakkoord, werk maken van de marktwerking in de zorg. Ik ben blij met de verklaring van de CD&V-fractie om te werken aan een waarborgsysteem voor ouderenvoorzieningen. Ouderenzorg is ongetwijfeld een groeimarkt met mogelijkheden voor diversificatie, nieuwe ontwikkelingen en internationalisering. We zullen in de loop van 2006 komen met een heus actieplan 'Marktwerking in de zorg'.
Even zag het ernaar uit dat we aan de concepten 'sense of urgency' en 'sense of opportunity' nog een derde codewoord voor verandering mochten toevoegen: 'sense of democracy'. De heer Sauwens opende een paar weken geleden de discussie over stemrecht of stemplicht. Het is inderdaad de vraag of ons huidig democratisch bestel in staat is de broodnodige veranderingen voor werk, welzijn en welvaart in Vlaanderen te genereren. Bij gebrek aan voldoende collega's om deze fundamentele democratische hervorming door te voeren, blijft het de taak van onze fractie om de regering aan te moedigen en in de woorden van minister Peeters te pleiten voor een project dat met sense en sensibility Vlaanderen op koers zet naar blauwe oceanen.
In het boek 'De Blauwe Oceaan' van W. Chan Kin en Renée Mauborgne argumenteren de auteurs dat de huidige concurrentiestrijd alleen maar leidt tot een bloedige rode oceaan van rivalen die als haaien vechten voor een alsmaar krimpende winstmarge. Er bestaat een alternatief model: de ontdekking of creatie van nieuwe, onontgonnen marktgebieden. Opnieuw spelen creativiteit en innovatie de hoofdrol in de zoektocht naar blauwe oceanen. De VLD-fractie zet resoluut koers naar 2006 en kiest daarbij, en het zal u niet verbazen, het ruime sop van de blauwe oceanen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, geachte collega's, de begroting 2006 is dan toch een feit. Zoals het de opeenvolgende Vlaamse regeringen betaamt, is ze in evenwicht ook. Wij geloven dat de realiteitswaarde van de begroting groter is dan de veel te verhitte politieke discussies van de afgelopen weken. Uit de Septemberverklaring bleek al dat deze regering een investeringsregering wil zijn. Sp.a-spirit vindt het belangrijk dat de regering op een offensieve, progressieve manier uitdagingen aanpakt en de toekomst vormgeeft.
We vinden het goed dat de nadruk ligt op een versterking van de Vlaamse economie. Alleen in een economisch welvarend Vlaanderen kunnen we bouwen aan een samenleving die niet duaal is. Voor socialisten is het belangrijk dat die economische groei ten goede komt aan iedereen. Iedereen, dat zijn alle Vlamingen. Voor socialisten is het evenzeer belangrijk dat die economische groei met mens en milieu in evenwicht is. Sp.a pleit eerder voor kwalitatieve groei dan voor louter kwantitatieve groei.
Economische groei was en is nog steeds verbonden met het vermogen om te vernieuwen en te creëren. Informatie, kennis, innovatie en opleiding dragen bij tot groei. De middelen voor wetenschap en innovatie zijn de afgelopen jaren sterk gestegen. In 2005 is er 55 miljoen euro extra uitgetrokken In 2006 is de stijging ongeveer even groot. We willen daarvoor mevrouw de vice-minister-president feliciteren. Hopelijk zorgt dit groeipad ervoor dat onze investeringen in R&D tegen 2010 3 percent van het BBP bedragen.
De vraag is niet alleen hoeveel geld we hebben, maar vooral wat we met dat geld voor de domeinen onderzoek en ontwikkeling gaan doen. Op een bepaald moment moeten we effectief evalueren waar we staan. Belangrijker dan de input van extra middelen is de kwalitatieve, economische, sociale en duurzame output van het innovatiebeleid.
In dat kader moet er extra aandacht komen voor bepaalde concrete knelpunten. De mobiliteit van de onderzoekers van de onderzoekswereld naar het bedrijfsleven, maar ook de mobiliteit binnen het academische milieu zelf moeten worden vergroot. Voorts moeten publieke en private onderzoeksinitiatieven veel beter op elkaar worden afgestemd. Ook niet-technologische innovatie- en arbeidsorganisaties en vernieuwende aanbestedingen moeten meer aandacht krijgen. Kwalitatieve groei moet vooral aandacht hebben voor duurzame werkgelegenheid voor iedereen. Vooral jongere allochtonen en oudere werklozen worden vandaag nog te veel van de arbeidsmarkt uitgesloten. We zijn tevreden met de extra middelen voorzien in het Stedenplan Jeugdwerkloosheid. Langdurig werkloze jongeren zonder middelbaar diploma in stedelijke kernen aan hun lot overlaten is voor ons geen optie. De werkzaamheidsgraad bij allochtonen is nog altijd bijna 30 percent lager dan bij autochtonen. Dat is een echte schande. Het is trouwens economische nonsens dat een belangrijk deel van onze jongeren louter en alleen op basis van vooroordelen wordt uitgesloten. Ervaring in verschillende sectoren - en de distributiesector is geen onaardig voorbeeld - toont aan dat de meeste van die vooroordelen ongewettigd zijn.
Vlaanderen heeft eindelijk nood aan een radicaal aggiornamento - modernisering en vernieuwing - om hier eindelijk iets aan te doen. Als deze regering echt een investeringsregering wil zijn, kunnen we deze selectieve desinvestering in mensen niet langer toelaten. Ik geef toe dat we het af en toe beu zijn om altijd opnieuw dezelfde oproepen te lanceren. Het is echter nodig voor onze samenleving, onze economie en voor het samenleven van de gemeenschappen in ons land. Als we op korte termijn geen resultaten zien, moeten we concretere initiatieven op tafel gooien om nog sterkere incentives voor dit beleidsdomein in te bouwen.
Met het Stedenplan Jeugdwerkloosheid kunnen we alle lokale besturen motiveren om samen met de VDAB lokale economische en sociaal-economische actoren te mobiliseren.
U hebt de analyse gemaakt die ik zelf ook aanhoud. U hebt gezegd dat er na alle oproepen concrete resultaten moeten komen. Wat bedoelt u daarmee? De minister voor Werkgelegenheid heeft toch de sleutels in handen. Wat vindt u dat er moet gebeuren?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik heb gezegd dat de initiatieven die vandaag in de begroting zijn ingeschreven, kwalitatief en permanent moeten worden geëvalueerd. We moeten nagaan of we van deze schandvlek in Vlaanderen op termijn afraken. Het is economische en sociale nonsens en onrechtvaardig, zeker op de langere termijn. We kunnen niet langer met zachte heelmeesters werken. Misschien maken die wel stinkende wonden. We kunnen dat de jonge mensen en de samenleving in haar geheel niet langer aandoen.
Ik wil hier nog een oproep lanceren aan de lokale bestuurders om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik stel vast dat niet alle burgemeesters met evenveel enthousiasme ingaan op de mogelijkheden die de Vlaamse Regering met dit plan biedt. Soms wordt er wel gewerkt aan het luik economie, maar veel minder aan het luik sociale economie onder het mom dat het, vergeleken met de reguliere sectoren, concurrentievervalsing met zich meebrengt. Wij denken dat het om voorwendsels gaat om niets te moeten doen. We roepen de Vlaamse Regering op om de beleidsinitiatieven die zij aan het lokale niveau aanreikt, goed op te volgen en ervoor te zorgen dat de middelen op de juiste plek terechtkomen.
Onze arbeidsmarkt vertoont nog een ander pertinent probleem, namelijk het fenomeen van de ouderenwerkloosheid.
Naar aanleiding van het Generatiepact hebben oudere werknemers een duidelijk signaal gegeven aan het politieke bedrijf. Het zou een vergissing zijn te menen dat de boodschap enkel aan de federale regering gericht is. Werkgevers negeren nog altijd 70 percent van de 55-plussers op onze arbeidsmarkt, omdat ze hen niet langer nodig hebben. Wij, socialisten, vinden dat eigenlijk een aanfluiting van de duurzame groei in een samenleving met gelijke kansen. We zijn tevreden dat er een Vlaamse tewerkstellingspremie voor ouderen komt, maar zouden graag hebben dat die gekoppeld wordt aan een meldpunt voor discriminatie, waarin zowel de sociale partners als het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding een rol kunnen spelen.
Collega's, ik heb werkgelegenheid en onderzoek en ontwikkeling behandeld, maar een goed draaiende economie heeft natuurlijk ook behoefte aan goede infrastructuur en aan goed uitgebouwde gemeenschapsvoorzieningen. Dat kan via diverse formules. Er is de gekende reguliere financiering, maar de begroting voorziet ook in een aantal alternatieve financieringsvormen, waarvan de bekendste uiteraard de publiek-private samenwerking is. De Europese begrotingsregels laten die alternatieve financiering toe, maar een voorwaarde is wel dat er voldoende risico's naar de PPS-constructie worden getransfereerd. De overheid en de private sector moeten lusten en lasten delen. Laat ons echter niet ontkennen, collega's, dat die constructies niet dé ultieme oplossing zijn. De minister van Begroting zal dat wel beamen. PPS-constructies belasten op lange termijn de beleidsruimte en kunnen, als ze niet duurzaam zijn, op langere termijn zelfs duurder zijn. Hiermee moet rekening gehouden worden. De constructies zijn voor sp.a enkel aanvaardbaar als Vlaanderen, zoals gepland, tegen 2009 effectief de schulden afbouwt.
Het is mogelijk, en het is op dit moment zelfs verantwoord, om dringende investeringen in gemeenschapsvoorzieningen niet langer uit te stellen. Dat is voorheen maar al te vaak gebeurd. Tot nu toe loopt op het vlak van PPS vooral de constructie voor schoolgebouwen in de kijker. We hebben naar aanleiding van de stijging van de olieprijzen kunnen vaststellen hoe nijpend het probleem wel is. In onze scholen, vaak verouderde, niet-energiezuinige gebouwen, wordt het geld eigenlijk letterlijk door deuren en vensters naar buiten gesmeten. Ik denk dat er op dit moment echt een 'sense of urgency' is, mevrouw Ceysens. Een inhaaloperatie is noodzakelijk om ons verouderd onderwijspatrimonium op te knappen, en dat kan met een PPS- financiering van 1,1 miljard euro. Aan PPS-constructies moeten een aantal heel belangrijke voorwaarden verbonden zijn.
Ik denk dat ook het Vlaams Parlement de regering een aantal leidraden voor een doordacht PPS-beleid moet geven. Ten eerste denk ik dat het zinvol is dat we de historische achterstand in bepaalde sectoren op korte termijn aanpakken. Voorts dient PPS beschouwd te worden als een instrument dat niet in de plaats van maar bovenop de gewone subsidiëring van de begroting komt. Ten derde denk ik dat PPS-constructies niet alleen mogen of kunnen worden opgezet om uitgaven uit de begroting te halen. De realisaties moeten vooral een aantal beleidsmatige voordelen inhouden, bijvoorbeeld voor de schoolgebouwen. Men moet trachten een inhaalbeweging op gang te brengen die aandacht heeft voor rationeel energiegebruik, architectuurkwaliteit en de rol van de school in haar omgeving. Als aan al die voorwaarden wordt voldaan, collega's, dan kan ons onderwijs doen waar onderwijs eigenlijk voor moet dienen, namelijk onze kinderen vormen, onze kinderen naar de arbeidsmarkt leiden, van onze kinderen burgers in de samenleving maken.
Ik heb het al over de PPS-formules in het onderwijs gehad. Ik moet echter toegeven dat niet alle in de afgelopen jaar op poten gezette PPS-constructies even succesvol zijn. We hebben het hier al vaker over de PPS-constructies in de sociale huisvesting gehad. Wat ons betreft, leveren deze constructies vooralsnog niet het gewenste resultaat op. We hebben de indruk dat de output te minimaal is, dat de gemeenschap in de hoge mate de risico's moet dragen en dat de privé-sector alle winsten opstrijkt. Dit kan uiteraard de bedoeling niet zijn.
Ik wil hier toch even op ingaan. De PPS-constructies in de sociale huisvesting zijn pas in 2005 operationeel geworden. De sector is zelf vragende partij. Op deze manier slagen we er immers in een sluitende financiering van alle projecten te garanderen. Op het eerste zicht lijken de projecten daardoor duurder. We mogen echter niet vergeten dat alle kosten in rekening worden gebracht. Zo bekomen we duidelijke en eerlijke facturen. In de klassieke sociale huisvesting worden de onderhouds- en renovatiekosten niet meegerekend, aangezien deze kosten via een ander programma worden gefinancierd.
We zijn uit de startblokken geschoten. Een eerste project heeft voor de realisatie van 238 sociale woningen en appartementen gezorgd. Volgend jaar zullen we in Vlaams-Brabant voor 198 nieuwe sociale woningen zorgen.
We mogen deze formule niet door een aantal veronderstellingen laten hypothekeren. Alle mogelijke experts hebben deze formule tegen het licht gehouden. Volgens hen gaat het om een valabel alternatief om meer sociale woningen en appartementen op de markt te brengen. Op die manier kunnen we druk op de wachtlijsten wat verminderen.
We moeten PPS-constructies en alle andere alternatieven constructief benaderen en kansen geven. Deze constructies zijn lang bestudeerd. Ik ben van mening dat we momenteel over een werkbare formule beschikken. We moeten deze formule alleszins ernstige kansen geven.
Ik ben het hier absoluut mee eens. Ik meen ook niet dat ik PPS-constructies heb gehypothekeerd. In het onderwijs is de PPS-formule evenwel beter uitgebouwd. De randvoorwaarden zijn veel duidelijker. Ik vraag me af of we deze systematiek niet beter ook in de socialewoningbouw zouden toepassen. Hetzelfde geldt trouwens voor de investeringen in de zorginfrastructuur.
In feite zouden we best een basismodel uitwerken dat we als leidraad voor positieve PPS-constructies kunnen gebruiken. Er zijn momenteel heel wat verschillende constructies. De ene constructie betekent voor de overheid meer risico dan de andere constructie. We moeten naar een evenwichtige benadering streven. We moeten de lusten en de lasten zien te delen en de risico's zien te spreiden. Op dat ogenblik kan een PPS-formule een blauwdruk vormen. Ik veronderstel dat de minister niets tegen blauwdrukken heeft.
Ik heb niets tegen blauwdrukken. Ik stel enkel vast dat elke sector maatwerk behoeft. De sociale huisvesting zit met een specifiek probleem. De investeerders moet 30 jaar lang eigenaar van de infrastructuur blijven. Ze zouden die gebouwen liefst meteen aan de sector overdragen. Bovendien beschikken de investeerders niet over de nodige expertise om de beheerstaken uit te voeren. Ze zijn dan ook blij dat de SHM's hiervoor kunnen instaan.
Iedere sector heeft een specifieke aanpak nodig. Ik heb natuurlijk oog voor verbeteringen en verfijningen. We mogen de sectoren echter niet zonder meer met elkaar vergelijken. Maatwerk is absoluut het ordewoord. De sociale huisvesting valt niet compleet met welzijnsvoorzieningen of met schoolgebouwen te vergelijken.
De heer Tavernier heeft het woord.
Ik wil geen afbreuk doen aan de constructie die met betrekking tot schoolgebouwen wordt opgezet. Ik heb de documenten gelezen en met verschillende betrokkenen gesproken. Blijkbaar hoopt de minister dat de constructie in 2008 tot het aanvatten van bouwwerken zal leiden. We mogen niet alle heil verwachten van een constructie die de mensen nog een aantal jaren zal laten wachten. We moeten op een andere manier in een duidelijk en minder gecompliceerd aanbod voorzien en aan de bestaande noden tegemoet komen.
Mevrouw Gennez, het is dus niet gemakkelijk om dat allemaal te realiseren.
Mijnheer Tavernier, ik heb ook gezegd dat het een en-en verhaal moet zijn en dat de kredieten binnen de reguliere begroting uiteraard niet afgebouwd mogen worden. De middelen stijgen exponentieel, dus ik wil de aanpak kansen geven.
Ik denk dat onze kinderen al te lang in containers onderwijs hebben genoten, in koude of extreem warme klassen hebben gezeten en dat onze inrichtende machten veel te veel bezig waren met infrastructuur en - de voorbije jaren - veel te weinig met de behoeften van het onderwijs en de kinderen.
Mevrouw Gennez, mag ik u nog een vraag stellen? Eigenlijk zegt u - een beetje omfloerst - dat het alternatief financieringssysteem van minister Vandenbroucke voor het bouwen van schoolgebouwen beter is dan het systeem van minister Keulen voor de nieuwbouw van woningen.
Ik heb de indruk dat in de PPS voor onderwijs meer voorwaarden werden opgenomen, die maken dat het voor de gemeenschap een betere investering is. We hebben de discussie gevoerd en de minister is bereid om te werken met een aantal grote principes, die ervoor zorgen dat de output op het terrein voldoende gegarandeerd is. Voor de sociale woningbouw is dat vandaag misschien onvoldoende, maar we zullen dat dossier blijven volgen.
De heer Van Baelen heeft het woord.
Mevrouw Gennez, uw uitspraak dat de inrichtende machten vooral bezig waren met infrastructuur en minder met de pedagogische taken is absoluut niet juist. Over de criteria waarover u spreekt, bestaat er vandaag geen duidelijkheid. Er is een vraag van de bijzondere werkgroep die opgericht werd om die criteria mee in ogenschouw te nemen.
U kunt onderwijs niet vergelijken met sociale huisvesting. Als u het model voor onderwijs alleenzaligmakend vindt, betekent dat dat voor elke socialehuisvestingswoning ook
het onderhoud eraan gekoppeld wordt. Voor schoolinfrastructuur is dat noodzakelijk om het systeem tot stand te brengen, want anders is het systeem niet mogelijk volgens de ESR-regels.
Mevrouw Gennez, u moet niet neen knikken, want het is ja.
Er is ook zoiets als privacy en mensen kunnen ook zelf hun huis kuisen.
Mevrouw Gennez, u vraagt aan de minister van Wonen dat de privé-sector niet zou profiteren. Bij het systeem voor onderwijs zal de privé-sector een initiatief ontwikkelen, waarbij de overheid zich garant stelt, participeert in kapitaal en een serieuze vergoeding betaalt aan de privé-sector om de middelen te genereren en het bouwen van de schoolinfrastructuur mogelijk te maken. In die zin is er geen onderscheid tussen onderwijs en sociale huisvesting, maar dat maak het model voor onderwijs niet zaligmakend voor een andere sector.
Collega's, dat soort uitspraken kunnen niet vrijblijvend gebeuren, ze moeten met feiten worden bewezen. We mogen geen appelen met peren vergelijken.
Het feit dat de mensen 30 jaar eigenaar blijven van de constructie, toont aan dat kwalitatief goed werk moet worden geleverd. Over het rendement en het delen van kosten en verantwoordelijkheden worden van meet af aan alle verplichtingen en criteria contractueel duidelijk vastgelegd. Als men beweert dat het geen goede constructie is en er betere zijn, sta ik daarvoor open, maar op basis van feiten en niet op basis van een algemene veronderstelling, want dat legt een hypotheek op iets wat nu eindelijk van start gaat en kansen verdient.
Mevrouw Gennez, het PPS-verhaal is slechts een deel van de oplossing. U mag niet laten uitschijnen dat daardoor de kwaliteit van ons onderwijs plots zou verbeteren. Trouwens, die kwaliteit was er wel.
Ik heb niet gezegd dat ons onderwijs kwalitatief niet goed scoort.
Die kwaliteit is wel aanwezig, ondanks het feit dat men niet beschikt over voldoende goed uitgeruste lokalen. Bovendien dacht ik dat het hele PPS-verhaal zich vooral zou oriënteren op nieuwbouw, maar er zijn nog heel wat scholen die gerenoveerd moeten worden of veilig en brandvrij gemaakt moeten worden. Dat zal moeten gebeuren met het oude DIGO-systeem, waarbij de middelen van 60 of 70 percent moeten worden aangevuld met de werkingstoelagen.
Mevrouw Gennez, de kwaliteit kan er maar komen als de werkingstoelagen eindelijk eens worden opgetrokken en als de aanwending van de uren, waar nu aan geknaagd wordt, opgetrokken wordt tot 100 percent. Dan zal men het bewijs kunnen leveren dat we kwaliteitsvol onderwijs kunnen aanbieden, zonder overvolle klassen. Pas dan zullen leerkrachten eindelijk verlost zijn van de planlast en zullen directies geherwaardeerd worden. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van Kerrebroeck, ik ben blij dat u de minister van Onderwijs echt steunt in zijn beleidskeuzes, en ik zal het hem melden. Daarbij horen ook de twee denksporen, namelijk de alternatieve financiering en het verhogen van de kredieten en de reguliere begroting.
Ik steun de minister, maar uw verhaal is niet volledig.
Ik volg de twee denksporen absoluut. Aan de heer Van Baelen wil ik zeggen dat ik de onderwijsmensen op alle niveaus nog extra mogelijkheden wil geven om zich met het onderwijs as such bezig te houden. Ik heb niet gezegd dat de kwaliteit van ons onderwijs ondermaats is. Ik heb ook niet gezegd dat onze leerkrachten en directies onvoldoende inspanningen leveren, integendeel. Wel heb ik gezegd dat het de taak van de Vlaamse overheid is om de mensen te ontlasten zodat ze zich effectief kunnen bezighouden met de kinderen.
Ik wil nog enkele punten aanhalen. We hebben de verstrengde begrotingsnorm voor 2006 aanvaard. Daardoor reserveren we bijna 150 miljoen euro in het Zorgfonds. Leden van de regering, u weet allemaal dat we vanaf 2009 alweer zullen interen op die reserves. Dat is spijtig. De Vlaamse overheid moet mijns inziens meer kijken naar de toekomst, onder meer van de senioren in onze vergrijzende samenleving. We vinden nog altijd dat de zorgverzekering verder moet worden uitgebouwd. We zijn heel tevreden dat de zorgpremie niet wordt verhoogd, zoals we hebben gevraagd, maar we vinden dat we moeten evolueren naar een zorgsysteem waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en de minst sterke ouderen de zorgen krijgen die ze nodig hebben.
We blijven ons pleidooi herhalen om van de zorgverzekering een solidair systeem te maken met een maximumfactuur voor de mensen die het nodig hebben. Alleen dan zal vergrijzing ook een verzilvering zijn van de sociale vooruitgang van de laatste twintig tot dertig jaar.
Als socialisten moeten we aandacht hebben voor de opvang van onze ouderen maar ook voor de droom van onze jongeren. Bijna iedereen van mijn generatie droomt van een eigen huis, maar de almaar stijgende grond- en vastgoedprijzen maken die droom al te vaak tot een utopie. Ironisch genoeg zijn hoge prijzen goed voor de inkomsten van de Vlaamse overheid. We steunen dan ook de verlaging van de registratierechten. Er zijn nog een aantal andere drempels die het jonge mensen moeilijk maken om een eigen woning te verwerven. We vinden bijvoorbeeld dat de belasting op hypothecaire leningen weg moet. Ironisch genoeg komt door de verlaging van de registratierechten daar het nodige budget voor vrij.
Gelukkig kost niet elke maatregel om de droom van een eigen stulpje voor iedereen dichter bij te brengen, geld aan onze gemeenschap. In het Zomerakkoord hebben we afgesproken dat goedgelegen woonuitbreidingsgebieden kunnen worden aangesneden met inachtneming van bepaalde voorwaarden. De woonuitbreidingsgebieden die in aanmerking komen, moeten aansluiten bij een woonkern, inbreidingsgericht zijn en passen in het mobiliteitsbeleid.
Wij als socialisten willen dat de eigenaars van die woonuitbreidingsgebieden een derde van de oppervlakte aan een lagere prijs, bijvoorbeeld 60 percent van de marktwaarde, ter beschikking stellen. Volgens ons is dat een instrument om sociale kavels aan te bieden aan mensen die daarnaar op zoek zijn. Jonge mensen vormen het potentieel voor de toekomst van onze samenleving. We moeten hen de kans bieden een stukje bouwgrond te verwerven tegen een aanvaardbare prijs.
Het is absoluut niet de bedoeling de brave oma te treffen die een lapje bouwgrond - dus geen woonuitbreidingsgebied - voor haar kleinzoon bijeengespaard heeft. We vinden het wel belangrijk om de gemeente die sociaal en regulerend wil optreden, een instrument in handen te geven. Als de speculant daar dan een beetje minder winst mee maakt - ach, een kniesoor die daar om maalt.
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik heb dit weekend in de krant de verklaringen gelezen van de voorzitter van sp.a over het idee om een gedeelte van de gronden aan een goedkoper tarief te verkopen. Ik heb de indruk dat het debat over het recht op wonen wat beperkt wordt gezien als een debat over het recht op een eigen bouwgrond.
De voorbije weken heb ik de ministers Van Mechelen en Keulen ondervraagd over de woonuitbreidingsgebieden. Minister Van Mechelen antwoordde dat hij zijn huiswerk als minister van Ruimtelijke Ordening gemaakt had, en dat het nu aan andere ministers was om het flankerend beleid te voeren, zowel voor het ontmoedigen van speculaties in woongebieden als voor het realiseren van de sociale mix.
Minister Keulen gaf niet thuis toen het ging over het realiseren van die sociale mix. Hij zei dat het juridisch niet zo evident was. Hij vond dat we inderdaad een flankerend beleid moeten voeren, maar hij geloofde niet in flankerende sociale maatregelen met betrekking tot de woonuitbreidingsgebieden.
Wordt hier geen foute analyse gemaakt? Is het eigenlijk niet de bedoeling de aanslag op de open ruimte, die nog altijd wordt gepleegd, te vermijden? Zouden we er niet voor moeten zorgen dat door heffingen en andere vormen van grondbeleid de 200.000 tot 400.000 percelen die er nog in woonzones zijn, op de markt komen? Moeten via een flankerend beleid de bedroevend lage percentages van sociale woningen vandaag in bepaalde gemeenten niet worden opgetrokken? Al die dingen staan in het regeerakkoord, maar jammer genoeg is er tot op vandaag heel weinig van uitgevoerd.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Gennez, de commotie van het voorbije weekend is aan mij voorbijgegaan. Ik weet niet waarover uw voorzitter het had. Misschien weet hij wat de marktprijs van een stukje bouwgrond is, en weet hij bovendien dat 60 percent van die door hem vastgestelde marktprijs een betaalbare prijs is.
Ik ga ervan uit dat het regeerakkoord ons bindt in deze meerderheid. Over de woonuitbreidingsgebieden stelt het regeerakkoord uitdrukkelijk dat de gemeente moet aangeven op welke wijze moet worden gestreefd naar een gezonde sociale mix. Die sociale mix is een mengeling van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen, sociale kavels en gewone kavels. Dat mis ik in uw betoog.
Blijkbaar ging het daar het voorbije weekend niet over. Het ging gewoon over een marktmechanisme waarin sp.a wil interveniëren. Ik citeer uit het regeerakkoord: 'De Vlaamse Regering zal een indicatief percentage aan sociale kavels vaststellen.' Het parlement zal daar zeker een inbreng in hebben. Bij de voorbereiding van dit regeerakkoord heeft onze partij een minimumpercentage van 15 percent vooropgesteld. Daar was niet iedereen het mee eens, zodat we gezegd hebben dat we er de komende jaren over zouden discussiëren. Een bepaald percentage in de woonuitbreidingsgebieden moet echter een sociale bestemming kunnen krijgen. Dat is voor ons de inzet.
Woonuitbreidingsgebieden zijn vaak in handen van grote promotoren.
Ik woon in een regio waar veel woonuitbreidingsgebieden in handen zijn van kleine particulieren. Het gaat om mensen die twee of drie gronden bezitten in een groot woongebied. Het gaat niet op om aan de kleine particulier te vertellen dat één van zijn drie bouwgronden tegen 60 percent van de marktwaarde moet worden verkocht.
Ik geef u een voorbeeld uit mijn regio. De gemeente Dilsen-Stokkem heeft een vrij groot woonuitbreidingsgebied aangesneden en heeft bepaald dat 25 percent van de kavels van de privépromotor een sociale bestemming moest krijgen. De bouwpromotor kreeg zijn bouwvergunning en vandaag worden de woningen gerealiseerd.
Ook het omgekeerde moet ook kunnen. Veel woonuitbreidingsgebieden zijn in handen van kerkraden, OCMW's, gemeenten of bouwmaatschappijen. Van die gebieden moet een bepaald percentage tegen marktwaarde kunnen worden verkocht om zo een omgekeerde sociale mix te realiseren. Dat is volgens mij de echte vorm van PPS. (Applaus bij CD&V)
Dames en heren, in Vlaanderen is de roep naar betaalbare bouwgrond algemeen. Op die manier streven we naar meer eigenaars. Eigenaarschap is een kenmerk en een kwaliteit van ons volk. Momenteel is 74 percent huiseigenaar. Het is onze ambitie om 80 percent te halen en tot de absolute spits van de wereld te behoren. Eigendom is niet alleen goed voor de oude dag, een goede vorm van pensioensparen, maar leidt ook tot financiële discipline van mensen tijdens hun jonge jaren. Bovendien willen de mensen graag eigenaar worden. De politici kunnen daar niet doof voor blijven.
Op welke wijze zullen we ons doel halen? Welke remedie zullen we toepassen? We moeten ons hoeden voor lineaire maatregelen die ertoe leiden dat de eigenaars van de gronden totaal geïmmobiliseerd worden. Als de voorwaarden streng zijn, zullen ze gewoon wachten op zogenaamd betere tijden, maar zal er niets gebeuren. De prijzen zullen daardoor alleen maar stijgen.
Mijnheer Daems, het klopt we die discussie vorige week hebben gevoerd in de commissie. Ik heb geschetst hoe het nu gebeurt. De gemeenten spelen een sleutelrol. Als promotoren een woongebied annex woonuitbreidingsgebied aansnijden om er projecten te realiseren, worden ze geconfronteerd met een sociale bouwplicht. Als het percentage redelijk is, dan is er geen enkel probleem en wordt op 15 tot 20 percent van de gronden sociale woningen gebouwd. De voorwaarde is wel dat de promotoren zeker zijn dat ze op de rest van de gronden commerciële projecten kunnen realiseren. Op die manier ontstaat er spontaan en organisch een sociale mix.
Voor het woonbeleid, het beleid van de ruimtelijke ordening, het beleid om meer huiseigenaars in Vlaanderen te krijgen, is het lokale niveau cruciaal. De gemeenten mogen niet worden uitgesloten. Gemeenten kunnen het lokale maatwerk bepalen en kunnen accenten leggen die absoluut nodig zijn, vandaar ons voornemen om met de VVSG en de VVP rond de tafel te gaan zitten. We moeten uitzoeken of we zelf schot in de zaak kunnen brengen.
Sociale criteria moeten breed worden gedefinieerd. We mogen niet enkel denken aan sociale huisvesting in de klassieke zin via de socialehuisvestingsmaatschappijen, maar ook aan gewone kavels voor gewone gezinnen die net iets te rijk zijn voor een sociale woning, maar die onvoldoende financiële middelen hebben om op de commerciële markt bouwgrond te kopen. De definitie moet breed zijn zodat ook jonge mensen de droom van de vorige generaties kunnen realiseren: eigenaar worden van het dak boven hun hoofd.
Daarmee hebben we de discussie in de commissie overgedaan. Ik wil benadrukken dat mijn fractie een en-enbeleid verkiest. Zoals de heer Daems zegt, hebben we effectief te weinig sociale woningen. Daar kan de decreetgever nog iets aan doen. We kunnen bijvoorbeeld elke gemeente opleggen om een minimumpercentage aan sociale woningen te bouwen. U vindt daarvoor meteen een partner in de sp.a. Ik hoop dat het draagvlak daarvoor groot is in dit parlement. Dat belet niet dat de andere voorstellen ook moeten worden uitgewerkt.
Mevrouw Gennez, hoe wilt u dat doen? Hoe kunt u een gemeente zoiets opleggen?
Dat is heel simpel: we kunnen sancties bepalen via het Gemeentefonds.
Zo, dat vindt u simpel. Dat wordt een leuke discussie! U kunt aan de bouwmaatschappijen vragen dat ze op het grondgebied van de gemeente sociale kavels realiseren, maar dat kunt u een gemeente niet opleggen. Er zijn gemeentes genoeg zonder sociale woningen. Ik heb de vorige minister van Wonen daar ook bijna zijn vingers aan zien verbranden. Ik denk niet dat u enig middel hebt om dat te doen.
Nu ik toch aan het woord ben, wil ik u nog iets zeggen, mijnheer de minister. Ik denk dat een bouwmaatschappij perfect sociale kavels op de markt kan brengen waar geen sociale woningen op worden gebouwd. De voorbeelden daarvan zijn legio in Vlaanderen. (Opmerkingen van mevrouw Caroline Gennez)
Bouwmaatschappijen stellen huur- en koopwoningen en sociale kavels ter beschikking. (Opmerkingen van minister Marino Keulen)
De keuze zou moeten zijn dat we de woonuitbreidingsgebieden niet voorbehouden aan de sociale bouwmaatschappijen. In mijn gemeente zijn alle beschikbare gebieden voorbehouden voor de sociale bouwmaatschappijen en niet voor privé-makelaars. Er zijn genoeg bouwgronden in Vlaanderen - de heer Daems spreekt van 3 à 400.000 - die niet op de markt komen omdat ze peperduur zijn.
We moeten meer politieke moed opbrengen. In mijn gemeente blijven 1800 bouwplaatsen langs volledig uitgeruste wegen liggen waar niemand aan raakt omdat ze peperduur zijn. Overigens moeten we op dat vlak maatregelen nemen in plaats van woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Bovendien zijn dit - vooral op het platteland - vaak waardevolle gebieden die we gaan volbouwen.
Dit wordt een zeer boeiend debat. Het standpunt van de meerderheid wordt wel steeds onduidelijker. Ik hoor hier een schitterend pleidooi van de heer Peumans, maar wat denken VLD en CD&V hierover?
Ik voel me een beetje verveeld tegenover mevrouw Gennez. Iedereen begint zijn ideeën - goede en minder goede - naar voren te brengen. Als afsluiting van het debat wil ik een voorbeeld aanhalen. Ik ken een gemeente die veel belang hecht aan de sociale mix en waar 700 sociale woningen staan. De sociale kavels worden er gepropageerd door het OCMW en/of de gemeente. De privé-sector komt aan zijn trekken. Er wordt gewaakt over de sociale mix en over het geheel. Dat is waar u voor pleit, dat is noodzakelijk. Wie de ideale mix nog niet zou kennen, wordt uitgenodigd om bij gelegenheid eens te komen kijken.
Mijnheer de voorzitter, ik zou willen aansluiten bij de heer Peumans. Als we het decreet Ruimtelijke Ordening in het voorjaar herzien, moeten we aan een decretale verankering werken om die verplichting op te leggen. Dan gaat het enkel over grote verkavelingen, wel te verstaan. Als die worden aangesneden, moet er een verplichting bestaan om een aantal sociale kavels en een goede sociale mix te realiseren. Daarvoor moeten we naar een decretale verankering gaan.
Ik wil nog iets zeggen over energie. De energiefactuur is zoals bekend zeer ongelijk verdeeld. De financieel zwakkere gezinnen betalen procentueel meer voor hun energie. Het verheugt ons dat minister Peeters een aantal aanbevelingen van de Commissie Energiearmoede overneemt. We vinden het onaanvaardbaar dat mensen met ellende door betalingsproblemen in de kou blijven zitten.
Wat zo mogelijk nog meer onaanvaardbaar is, is dat er meer mensen in de miserie terechtkomen. Daarin moet de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid nemen. Vlaanderen moet niet alleen genezen, maar ook voorkomen dat mensen in de armoede terechtkomen. De sp.a wil dat elke woning een energie-audit krijgt, en prioritair die van de armsten. We hopen dat de minister van Leefmilieu en Energie bereid is om daarop in te gaan, dat hij naast een aantal remediërende elementen ook aandacht besteedt aan preventieve elementen.
Onze Vlaamse bewindsploeg mag best ambitieus zijn. Onze regio besturen mag rustig, maar moet vooral bezield gebeuren. Het mag zonder grote verklaringen. De uitdagingen wachten niet. Als we op die uitdagingen een antwoord willen vinden, en als de Vlaamse Regering een investerings- en geen desinvesteringsregering wil zijn, kunnen we boksmatchen, wurggrepen en andere wolfsklemmen missen als kiespijn. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega's, minister-president Leterme, die hier nu niet aanwezig is, heeft me aangenaam verrast de jongste tijd. Dat komt misschien door zijn kinderen, of door de aanwezigheid van jongere ministers in zijn regering. Ik heb me echter vergist. Ik dacht dat hij een luisteraar was van het ochtendprogramma van radio 1 'Voor de dag', maar blijkbaar luistert hij, en misschien wel heel de regering, naar het ochtendprogramma van Studio Brussel, dat een rage over kippensoep heeft ontketend. Blijkbaar heeft de regering 'kippensoep' toegepast op zichzelf.
Het woord 'kippensoep' wordt te pas en vooral te onpas gebruikt. Als studenten bijvoorbeeld op een examenvraag niet kunnen antwoorden, wordt hen aangeraden om 'kippensoep' te zeggen. Zo heeft de presentator van dat programma, Wim Oosterlinck, van dat woord een nonsenswoord gemaakt. Blijkbaar heeft de Vlaamse Regering dat letterlijk toegepast en van haar beleid echte kippensoep gemaakt: ze heeft alles in de soep gedraaid.
Tussen de Septemberverklaring en vandaag zijn er veel ruzies geweest. Er was de discussie tussen de ministers Van Mechelen en Bourgeois over het VRT-decreet, er was de discussie over de dienstencheques en de kinderopvang. Met het regeerakkoord kan men alle kanten uit, maar tijdens de onderhandelingen zijn er geen beslissingen genomen. Zo werd alles vooruitgeschoven en was het ruzie troef.
De minister van Begroting heeft een Salomonsoordeel geveld, de non-profitsector heeft gevraagd om op te houden met ruziemaken en doet een eigen voorstel van flexibele kinderopvang. De regering heeft dan een klein beetje ingebonden. Premier Verhofstadt is vervolgens op de proppen gekomen, en toen heeft minister-president Leterme een aantal fiscale terugverdieneffecten teruggeëist. Ondertussen wachten we op oplossingen van de ministers van Welzijn en van Sociale Economie. Dit is een echte soep geworden.
Hetzelfde geldt voor het jeugdrecht. Iedereen die enigszins vertrouwd is met de sector, kent de problemen in de bijzondere jeugdzorg en het jeugdrecht in het algemeen. Er is een nieuw kader voor het jeugdrecht nodig met een beschermingsrecht voor de slachtoffers en een sanctierecht voor de daders. Er is ook een bijkomende financiering nodig in de bijzondere jeugdzorg. Er moeten meer middelen komen voor de organisatie van dagopvang, gezinsbegeleiding, crisisopvang, korte opvang, langdurige begeleiding enzovoort. Iedereen kent de problemen van de sector. Tijdens de huidige discussies is daar echter geen sprake van. Er wordt ruzie gemaakt over wie het zwaarst durft optreden tegen jongeren die misdrijven begaan terwijl niemand weet hoe het eigenlijk zit met het jeugdrecht en de bijzondere jeugdzorg.
Een ander voorbeeld is de hallucinante discussie over de maatregel om de snelheid van vrachtwagens te beperken tot 80 kilometer per uur. Uit het verslag van vorige week blijkt duidelijk hoe de meerderheidspartijen op elkaar hebben gescholden. Daarbij ging het zover dat leden van de VLD de objectiviteit van een belangrijke instelling als de VITO in vraag stelden terwijl nota bene hun minister al 7 à 8 jaar verantwoordelijk is voor de VITO. Over die 80-kilometermaatregel bestaat vooral veel onduidelijkheid. Ik vraag me af wat minister Van Brempt vindt van het idee dat de minister-president afgelopen weekend heeft gelanceerd en nadien weer heeft ingetrokken, waarbij vrachtwagens tijdens het weekend een rijverbod zou worden opgelegd. Misschien kan ze daar straks of morgen op antwoorden.
Ook over de begroting bestaat heel wat onduidelijkheid. In november zijn een aantal stukken ingediend die intussen achterhaald zijn. Bij elke ruzie heeft minister-president Leterme als een slechte opvoeder geprobeerd die af te kopen door meer geld uit te delen. Ruziemakers werden dus beloond. Er is zelfs een begrotingspost met niet-geprovisioneerde kredieten waarvan het geld is gebruikt om het geruzie te stoppen.
Toen de ruzies over het jeugdrecht, de dienstenchèques en de 80-kilometermaatregel voor vrachtwagens escaleerden, toverde de Vlaamse regering 150 miljoen euro tevoorschijn die niet ingeschreven staat op de begroting. De conclusie is dus: hoe meer ruzie er wordt gemaakt, hoe meer geld er vrijkomt. Collega's van de meerderheid en van de regering, maak nog wat meer ruzie want het loont. Het gevolg is dat de huidige begroting op een aantal punten niet meer klopt en dus achterhaald is.
Niet allen wij zeggen dat u er een soep van heeft gemaakt. Ook de minister van Openbare Werken zegt het. Hij is er vandaag niet. Hij zal andere verplichtingen hebben. Ik begrijp dat allemaal wel. Hij kleedt de zaak natuurlijk anders in dan ik. Hij zegt het wat meer omfloerst. Hij is wel heel duidelijk. Volgens hem heeft deze regering geen project heeft. Er wordt van alles gedaan, maar er zit geen lijn in. Er is geen samenhang, geen uitdaging en geen toekomstvisie.
Eigenlijk is het verwonderlijk dat het interview van vorige week woensdag in Het Nieuwsblad zo weinig deining heeft veroorzaakt. Ik raad u aan te lezen wat erin staat. De minister van Openbare Werken, Milieu en Energie zegt in iets minder straffe bewoordingen dat deze regering geen project en geen samenhangende visie heeft. Ze doet hier en daar wel wat. Eigenlijk is er, volgens hem, een nieuwe revolutie nodig in Vlaanderen. Dat zegt iemand die volgens sommige kranten de opvolger zal worden van minister-president Leterme, als hij verhuist naar het federale niveau. Daarover zal er nog gediscussieerd en geruzied worden in de meerderheid.
Leden van de regering, enige maanden geleden hebben we tijdens de Septemberverklaring, toen de meerderheid nog niet in een ruziecultuur was vervallen, een analyse gemaakt van deze regering. We hebben gezegd dat ze de verkeurde keuzes maakt. De begroting die ze vandaag voorlegt, bevestigt die analyse nog altijd.
U kiest voor de korte termijn, u hebt weinig oog voor solidariteit, u aanvaardt niet dat er grenzen zijn aan wat mens en milieu kunnen verdragen. Ik wil dat aantonen aan de hand van voorbeelden uit Milieu, Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening, Welzijn, Inburgering en de invulling van het Generatiepact op het Vlaamse niveau. U kiest niet voor een duurzame oplossing. Voor het milieu is de beleidsbrief vrij duidelijk. Het afbraakbeleid inzake milieu dat het eerste jaar van de regeerperiode werd ingezet, wordt gewoon voortgezet. Zo blijft het budget voor natuur en bos onder het vriespunt en wordt onder het mom van vereenvoudiging de milieuwetgeving in feite gewoon versoepeld. Het nieuwe beleid inzake milieuhandhaving zet de poort open voor een bijna straffeloosheid voor milieudelicten. Als de minister zijn zin krijgt, dan wordt een zwaar milieudelict straks minder zwaar bestraft dan een kleine winkeldiefstal!
Ook op het gebied van Openbare Werken gaat het van kwaad naar erger. De Vlaamse Regering noemt zichzelf een investeringsregering, maar is in de feiten een betonregering. Minister Peeters wil niets anders dan zowat alle wegen die in de jaren zeventig ooit op een gewestplan werden ingekleurd maar nooit werden gerealiseerd, nu toch bouwen. In Antwerpen wil hij de Oosterweelverbinding, ondanks de serieuse meerkost van 300 miljoen euro, zo snel mogelijk realiseren. Intussen worden de nieuwe tramlijnen en fietspaden wel op de lange baan geschoven. De brug in Temse, gesitueerd in de achterhoek van de woonplaats van minister Peeters, wordt gebouwd zonder mobiliteitsonderzoek, zonder enige ernstige studie over de effecten op de inkomsten voor de Oosterweelverbinding. Een bestaand fietspad wordt gewoon afgeschaft.
Onder het mom van een gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zet de minister van Ruimtelijke Ordening bovendien de poort open voor nog meer beton, voor meer industrie, verkavelingen, het aansnijden van een hele batterij aan woonuitbreidingsgebieden en voor minder handhaving. Als dat allemaal wordt uitgevoerd, dan soupeert u op zeer korte termijn in een heel hoog tempo de schaarse ruimte in Vlaanderen voort op.
Voor wat landbouw betreft, durft de Vlaamse Regering niet kiezen voor een warme sanering. Enkel een sociaal verantwoorde afbouw van de veestapel biedt een duurzame oplossing voor het mestoverschot, zeker nu de Europese Commissie omwille van de volksgezondheid heel Vlaanderen als kwetsbaar gebied heeft afgebakend. Ik hoop dat de meerderheid de moed heeft om ons amendement om 1 miljard Belgische frank, 25miljoen euro, uit te trekken voor warme sanering en de afbouw van de veestapel, goed te keuren. Wij kiezen voor duurzame oplossingen, u blijkbaar niet.
U draait de klok op een aantal punten terug. We hebben de discussie over inburgering al meermaals gevoerd. Groen! blijft bij de stelling dat als u inburgering niet verplicht maakt voor werkende nieuwkomers, u dezelfde fout maakt als in de jaren zestig met de Marokkaanse en Turkse gastarbeiders. Die zijn onmiddellijk aan het werk gezet en hebben de taal niet geleerd, met alle gevolgen van dien. Ik roep u op om lessen te trekken uit het verleden en dezelfde fout niet opnieuw te maken.
Ook op het vlak van welzijn wordt de klok teruggedraaid. Het persoonsgebonden budget in de gehandicaptenzorg wordt geschrapt. De zorg op maat van de aanvrager wordt steeds meer een instellingsgestuurde zorg. Mevrouw de minister, wij kiezen voor zelfbeschikkingsrecht en keuzevrijheid voor de gebruikers, terwijl u het beleid aanpast in functie van het aanbod in plaats van het aan te passen in functie van de aanvrager.
De welzijnssector heeft er een nieuwe wachtkamer bij: de Bijzondere Jeugdzorg. In Antwerpen alleen al wachten 900 jongeren op een plaats in die Bijzondere Jeugdzorg. In de meerjarenbegroting is in te weinig middelen voorzien voor de nochtans dringende uitbreiding. Ik hoop dan ook dat er bijkomende maatregelen zullen worden genomen om de nodige middelen op korte termijn vrij te maken.
Het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid is in hetzelfde bedje ziek als het federale Generatiepact. Voor Groen! is het Generatiepact meer dan een gemiste kans omdat het pact de generaties tegen elkaar opzet, steeds meer druk legt op de tussengeneratie, een ontspannen loopbaan ondermijnt, geen prioriteit geeft aan jobs voor werkloze jongeren en allochtonen, én geen duurzame financiering garandeert van de sociale zekerheid. De Vlaamse Regering maakt ten aanzien van een Vlaams werkgelegenheidsbeleid dezelfde fouten. De druk op de tussengeneratie wordt steeds groter: samen met het federale tijdskrediet bouwt de Vlaamse Regering de aanmoedigingspremies verder af. Dienstencheques dienen niet alleen om zieke kinderen op te vangen, want ouders moeten eigenlijk de kans krijgen om zelf hun zieke kinderen thuis op te vangen in plaats van ze uit te besteden.
Een loopbaan wordt steeds meer een sloopbaan: werkbaar werk of een ontspannen loopbaan is verder weg dan ooit. De Vlaamse Regering zou veel beter werk maken van zorgverlof voor ouders met kinderen en voor werknemers met zorgbehoevende ouders. In plaats van het kopen van diensten moeten deze mensen de kans krijgen tijd te kopen voor opvoeding, zorg en voor zichzelf. We hebben een amendement ingediend om meer middelen vrij te maken voor de Vlaamse aanmoedigingspremies. Ik hoop dat de meerderheid ons volgt in onze visie op werkbaar werk en alleenstaanden, tweeverdieners of kostwinners niet nog harder doet werken. We vragen dan ook steun voor ons amendement.
Minister Vandenbroucke is te eenzijdig gefixeerd op 50-plussers. Mensen die vaak na meer dan dertig jaar beroepscarrière omwille van herstructureringen werkloos worden, worden bovenop de maatregelen van het Generatiepact nog extra geviseerd met premies, loonsubsidies en opleiding en vorming bij de VDAB. Deze regering zou veel beter echt werk maken van een werkgelegenheidsbeleid voor jongeren en allochtonen. Extra stageplaatsen voor deeltijds lerende jongeren, extra maatregelen voor doelgroepjongeren in de Vlaamse centrumsteden zijn goede maatregelen, maar ze zijn veel te beperkt in ambitie en financiële omvang. Een rijke investeringsregering als de Vlaamse moet veel meer middelen uittrekken voor een echt doelgroepenbeleid op het vlak van werkgelegenheid én onderwijs.
Ook moeten er meer middelen komen voor sociale economie. Het is duidelijk dat een belangrijke groep van werkzoekenden geen werk zal vinden op de reguliere arbeidsmarkt. In de sociale werkplaatsen komen mensen terecht die minimum 5 jaar werkzoekend en laaggeschoold zijn, en vaak ook heel wat andere problemen kennen.
Die sociale werkplaatsen hebben zich gespecialiseerd in arbeidsintensieve marktniches. Het is een sector die nog kan groeien. De sociale werkplaatsen stellen ondertussen 5.000 mensen tewerk. De Vlaamse regering moet door gerichte investeringen die sectoren jaarlijks laten groeien met minstens 5 procent. Dat betekent dat er jaarlijks 200 tot 300 duurzame arbeidsplaatsen extra kunnen gecreëerd worden voor de groep van langdurige werkzoekenden die elders nooit een baan zullen vinden.
Samen met het federale generatiepact legt het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid werknemers steeds meer verplichtingen op: afbouw tijdskrediet en afbouw aanmoedigingspremies, verplichte deelname aan tewerkstellingscellen en vorming en opleiding na herstructureringen in bedrijven. De werkgevers krijgen steeds meer lastenverlagingen en andere tegemoetkomingen, maar nergens vragen de federale regering en de Vlaamse Regering garanties van de werkgevers. De werkgevers hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van allochtonen, jongeren en 50-plussers. Deze regering belooft extra tegemoetkomingen en lastenverlagingen voor werkgevers, maar legt geen verplichtingen op. Wij blijven ijveren voor verplichte en uitgevoerde diversiteitsplannen en voor quota voor allochtonen. Er is daarover al gediscussieerd, toen mevrouw Gennez hier aan het woord was. Dat ontzettend grote maatschappelijke probleem vraagt extra en stringente maatregelen. Zo niet, blijven we klagen zonder dat er oplossingen uit de bus komen.
De regering heeft de jongste maanden nauwelijks beleid gevoerd. Ik druk me dan nog eufemistisch uit. Ze heeft vooral ruzie gemaakt. En als er dan al sprake was van beleid maakt ze de verkeerde keuzes : ze kiest voor oplossingen van het verleden - meer beton voor wegen, minder open ruimte en geen duurzaam milieubeleid -, ze draait de klok terug inzake welzijnsbeleid en investeert te weinig in bijzondere jeugdzorg. Het werkgelegenheidsbeleid is veel te weinig ambitieus en heeft te weinig aandacht voor jongeren en allochtonen. De regering heeft veel te weinig geld voor een degelijk combinatiebeleid dat werkbaar werk creëert met een gezond evenwicht tussen arbeid en gezin.
Minister-president Leterme, eigenlijk maakt u ruzie over de verkeerde keuzes! (Applaus bij Groen!)
Minister Keulen heeft het woord.
Wat de inburgering en de vrijstelling voor werkenden betreft, wil ik opmerken dat we in januari het ontwerp van decreet hier zullen bespreken. Op dit ogenblik wordt daarover intern nog van gedachten gewisseld. De meeste werkenden die naar hier komen, doen dat voor een bepaalde duur. Men kan ze nooit verplichten. Voor diegenen die ervoor kiezen om permanent in Vlaanderen te verblijven en hier een toekomst uit te bouwen, is niet in een principiële vrijstelling voorzien. Zij, ook de werkenden onder hen, zullen moeten inburgeren. Al is het wel zo dat voor hen de cursussen flexibel moeten worden georganiseerd, zodat hun job niet in het gedrang komt. In januari zal het ontwerp hier worden besproken.
We zullen in januari onderzoeken wat u aanvangt met onze aanbevelingen en analyses.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, sta me toe dat ik naar aanleiding van deze begrotingsbespreking even stilsta bij een aantal algemene politieke ontwikkelingen. Toen in de commissies de begrotingsbesprekingen bezig waren, verscheen er op de voorpagina van de editie van 3 december van Het Laatste Nieuws een opmerkelijk bericht.
Ik citeer: 'Voor het eerst in een groot opinieonderzoek in Vlaanderen kiest een absolute meerderheid voor Vlaamse onafhankelijkheid. 51,1 percent van de tienduizend stemmers van onze internetpoll De Stemmenkampioen wil België weg. Slechts 40,5 percent houdt vast aan de Belgische eenheid.'
Ik hoor u al denken dat een opinieonderzoek maar een opinieonderzoek is, maar waarom zou ik er niet naar verwijzen als ook het Belgische staatshoofd zich in toespraken op opiniepeilingen beroept om de eenheid van het land te bewijzen? Waarom zou ik dat als fractievoorzitter niet mogen doen om het omgekeerde aan te tonen?
Mijn toespraak met betrekking tot de begroting 2006 begin ik niet voor niets met dit gegeven. De gedachten verschuiven. Wij moeten hierin de legitimatie vinden om als Vlaamse overheid meer dan ooit de toekomst van Vlaanderen en zijn integrale bevolking voor te bereiden. De mensen verwachten dat en zij rekenen op ons. Misschien is het niet voor niets dat de Vlaming meer vertrouwen in de Vlaamse dan in de Belgische overheid vertoont.
Het begrotingdocument van de Vlaamse overheid is een doordruk van het regeerakkoord dat in de zomer van 2004 werd onderhandeld. We stellen niet alleen vast dat de middelen opmerkelijk stijgen, maar ook dat deze stijging niet is gebaseerd op eenmalige ontvangsten. Ik herinner hier even aan het debat van vorig jaar. Het gaat nu om structurele ontvangsten.
We hebben wel wat bemerkingen. We worden al te vaak geconfronteerd met uitspraken dat het geld op is, dan weer is er voldoende geld, vervolgens weer niet meer. De cijfers zoals ze worden overgemaakt, fluctueren als een jojo. We hebben er geen vat op. De financieringswet speelt er ook een rol in. Deze structurele manier van werken maakt het zeer moeilijk om op termijn de goede keuzes te maken en de juiste plannen uit te werken. Wij trachten dat echter wel te doen. Het document van de meerjarenbegroting is belangrijk om te weten waar we naartoe willen gaan.
Het aanleggen van een provisie om te kunnen inspelen op de conjunctuur is een vertrouwd gegeven geworden. Dat valt in deze begroting op. Het is niet onverstandig. Dat heeft het recente verleden ons aangetoond. De provisie die nu extra wordt aangelegd voor de stijgende energiekosten is daar een schoolvoorbeeld van. Ik sta wel sceptisch ten aanzien van de mening van de heer Lierman. De minister heeft met hem gesproken met het oog op deze begroting. Hij stelt dat de olieprijzen in het tweede kwartaal van 2006 gecorrigeerd zouden kunnen worden. Wij hebben wel bedenkingen bij de voorwaardelijkheid van het gezegde. De brandstof- en de energieprijzen zijn immers onderhevig aan een structurele verhoging. Wij denken en vrezen dat zich op lange termijn geen prijsdaling zal voordoen. Het tegendeel zou wel eens waar kunnen zijn.
Er is wel een extra provisie voorzien van 5 miljoen euro. En daarbovenop is op 7 december 2005 ook nog een beslissing genomen door het Overlegcomité. Er is overeengekomen om 10 miljoen euro te voorzien als tegemoetkoming ten behoeve van collectieve structuren in heel België. Voor de Vlaamse collectieve voorzieningen zou dat 5 miljoen euro betekenen. De vraag is hoe dat geld zal worden verdeeld.
De vraag zal alleszins veel groter zijn dan het aanbod. Zo is er het gemeenschappelijke schrijven van de Vlaamse scholenkoepels, die de Vlaamse Regering om 10 euro per kind of in totaal 16,3 miljoen euro vragen. Dit gaat dan nog enkel over onderwijs. Ook in welzijn, de kinderdagverblijven, de jeugd- en cultuursector en in onze eigen diensten zullen de facturen stijgen. Die provisies zijn dus wel goed, maar we moeten er toch rekening mee houden dat ze waarschijnlijk niet zullen volstaan.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil het debat over de publiek-private samenwerking niet heropenen. Daarover werden vandaag al heel wat belangrijke elementen naar voren gebracht. Onze fractie wil nogmaals duidelijk benadrukken dat we de ingeslagen weg onderschrijven, maar dat we daar anderzijds ook niet alle heil van verwachten. Het is een en-enverhaal, geen of-ofverhaal. Uit de studies over PPS blijkt toch dat er zich, afhankelijk van de domeinen waarover het gaat, nog steeds technische, financiële en ESR-problemen voordoen die we niet mogen onderschatten. Ik denk dat via PPS onmiddellijke noden kunnen worden gelenigd, maar dat we toch ook niet mogen vergeten dat uiteindelijk de totale rekening zal moeten worden betaald.
Inzake de maatschappelijk belangrijke uitdagingen gaat het volgens de N-VA in deze begroting vooral over een hogere werkzaamheid, de gewaarborgde zorgzaamheid en de versterking van het maatschappelijk en economisch weefsel. Ik wil toch al een aantal klemtonen leggen; straks en morgen zullen collega's van mij nog meer specifieke betogen houden over een aantal domeinen.
Ik wil niet vooruitlopen op het debat van vanmiddag, maar zelf beschouw ik het Vlaams onderwijsbeleid als het uithangbord bij uitstek van deze Vlaamse Regering. Dat zien we ook vertaald in de begroting. We hebben een onderwijs dat internationaal gezien mag worden en dat tot de beste van de wereld behoort. De boutade 'wat we zelf doen, doen we beter' zou hier eigenlijk een understatement mogen worden genoemd.
Laat me echter ook duidelijk stellen dat het beste niet goed genoeg is voor onze leerlingen, scholieren en studenten. We scoren bij de besten, maar er zijn evenzeer studies die aantonen dat de afstand tussen de goeden en de minder goeden in onze scholen te groot is. Er zijn dus genoeg uitdagingen. We stellen met voldoening vast dat de onderwijsbegroting met ruim 181 miljoen euro stijgt ten opzichte van de begrotingscontrole vorig jaar. Naast de injectie voor de hogescholen beschouwt de N-VA ook de basisuitrusting voor de technische en beroepsscholen en de persoonlijke uitrusting voor leerlingen als belangrijke accenten. Het voorbereiden van de toekomst van Vlaanderen gebeurt in de eerste plaats in het onderwijs, waar optimale talentontwikkeling onze aandacht blijft wegdragen.
Volgend jaar staan alvast een aantal belangrijke onderwijsdossiers op ons programma. We zullen boeiende discussies voeren over de financiering van het hoger onderwijs, over de rol van het buitengewoon onderwijs in de 21e eeuw, over het nieuwe decreet volwassenenonderwijs, en last but not least over het nieuwe decreet op de lerarenopleiding. Dat laatste is voor ons zeer belangrijk, dat decreet vormt dé basis voor een degelijk onderwijsbeleid, waarbij de cruciale vraag moet zijn hoe we onze leerkrachten willen aanzetten tot een nog betere professionalisering.
Ten slotte wil ik toch ook mijn bezorgdheid uiten over twee belangrijke dossiers. Ten eerste is er de problematiek van het kosteloos leerplichtonderwijs, waar we trapsgewijs een evolutie doormaken om tot een reële kosteloosheid te komen. Verder wil ik het ook nog even hebben over het onderwijs in de Rand. We stellen met tevredenheid vast dat er wel degelijk wordt geïnvesteerd in lessen Nederlands, maar ik kom daar straks nog even op terug als ik het heb over de inburgering.
We kunnen ons de vraag stellen of de scholen die zich naast of buiten het Vlaamse onderwijsbeleid plaatsen, wel verantwoord en goed werk leveren. Bieden zij de jongeren in de Rand optimale kansen? Ik stel vast dat er zich haast een apartheid voordoet. De Vlaamse overheid investeert in jongeren. Ten gevolge van de focus van bepaalde scholen dreigen bepaalde jongeren echter langs de kant te blijven staan. Die scholen blijven in Vlaanderen onderwijs volledig in de Franse taal aanbieden. We moeten dit probleem in elk geval op korte termijn aanpakken.
Zoals ik daarnet al heb vermeld, wil ik nog even op het inburgeringsbeleid ingaan. Zoals uit de werkzaamheden van de bevoegde commissie blijkt, is dit onderwerp voor mijn partij zeer belangrijk. We zijn niet enkel tevreden dat het inburgeringsdecreet op 1 april 2005 eindelijk is opgestart. We zijn tevens verheugd dat het beleid aanslaat. Precies om die reden moeten we hiervoor in bijkomende middelen voorzien. In eerste instantie zullen de Vlaamse onthaalbureaus 10 miljoen euro meer ontvangen. We moeten immers rekening houden met de ontegensprekelijke stijging van de werking van de Vlaamse onthaalbureaus. De sterke stijging van het aantal aanmeldingen en van het aantal afgesloten inburgeringscontracten laten het beste verhopen. Het draait niet om uitsluiting, maar om wat ik insluiting wil noemen.
Het gaat hier om een belangrijke stijging. Ten aanzien van de anderstaligen, van waar ze ook afkomstig mogen zijn, moeten we de juiste toon zetten. De keuze voor het Nederlands is niet enkel belangrijk om hier te gedijen of om een meerwaarde in de samenleving te betekenen, maar ook om werk te vinden en hier een toekomst uit te bouwen.
Er is daarstraks al verschillende malen kritiek op de welzijnssector geuit. We beseffen natuurlijk dat er eigenlijk nooit voldoende geld voor die sector zal zijn. Het budget stijgt nu evenwel met 4,4 percent. We zijn verheugd dat die bijkomende middelen in eerste instantie aan het wegwerken van de wachtlijsten zullen worden besteed.
Minister Vervotte heeft het woord.
De heer Stassen heeft het constant over het maken van keuzes. Beleidskeuzes resulteren in een stijging van de budgetten voor de beleidsdomeinen. Ik kan enkel vaststellen dat het budget voor de welzijnsvoorzieningen nu aanzienlijk sterker stijgt dan tijdens de vorige regeerperiode.
Met cijfers valt alles te bewijzen. Dat geldt zeker in dit geval. Als we de bijkomende financiering van de zorgverzekering mee in rekening brengen, ziet het resultaat er heel anders uit. In 1999 bedroeg het budget voor de gehandicaptenzorg 30 miljard frank. In 2004 bedroeg het budget van het Vlaams Fonds iets meer dan 1 miljard euro. Dat is een recurrente stijging van meer dan 10 miljard frank. Ik beperk me tot de cijfers die ik toevallig van buiten ken.
Mevrouw de minister, een regering heeft het democratische recht om een aantal beslissingen te nemen. Met de keuzes die nu voorliggen, geven we geld uit voor een lastenverlaging voor iedereen. Iedereen die deze materie kent, weet dat deze maatregel zal verwateren binnen het geheel.
Kiest u daarvoor, of kiest u voor duurzame investeringen in welzijn, milieu, enzovoort? Mevrouw de minister, dat is ook een uitdaging voor u. Als minister van Welzijn moet u er binnen de Vlaamse Regering voor pleiten dat meer van de bijkomende middelen naar welzijn gaan, onder andere om te investeren in de bijzondere jeugdzorg.
MinisterVervotte heeft het woord.
Uit de cijfers van de begroting blijkt duidelijk dat deze regering ervoor kiest om te investeren in welzijn. Tijdens deze legislatuur zullen er voor welzijn 630 miljoen euro extra middelen bij komen, los van de 150 miljoen euro die wordt geïnvesteerd in het Zorgfonds en los van alle investeringen in infrastructuur om de zorgvoorzieningen voor oudere personen mogelijk te maken.
Als we een optelsom maken van de gemaakte keuzes, wordt duidelijk dat deze Vlaamse Regering gekozen heeft voor duurzame tewerkstelling. Door het VIA-akkoord zullen voor 4300 mensen duurzame jobs worden gecreëerd, die niet zullen delokaliseren en hier broodnodig zijn. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in infrastructuur, want de mensen moeten ook opgevangen kunnen worden. Daarenboven investeren we ook in zorg en in mantelzorg, want met 150 miljoen euro zorgen we ervoor dat mensen het via informele netwerken voor elkaar kunnen opnemen en niet alles geprofessionaliseerd wordt.
We maken duurzame keuzes op lange termijn, die zeer concreet becijferd zijn. Er gaan dus aanzienlijke budgetten naar welzijn.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Stassen, wij ondersteunen het beleid, maar mevrouw Stevens zal hierover een uitvoerige uiteenzetting houden.
Los van de cijfers, stel ik nog een ander opmerkelijk feit vast. De mensen hechten steeds meer belang aan welbevinden en zekerheid. Persoonlijke veiligheid voor de toekomst - en dan gaat het niet over criminaliteit - wint steeds meer aan belang, in vergelijking met een aantal materiële waarden.
In een aantal reclameboodschappen voor bijvoorbeeld banken wordt ingespeeld op het welbevinden. Het beleid moet er steeds aandacht voor hebben dat mensen zich goed voelen in hun vel en niet alleen gericht zijn op het materiële. Mijnheer Stassen, ik denk dat u mij niet zult tegenspreken.
Een trendbreuk met het verleden is onze rol in het buitenlands beleid. In de meerjarenbegroting staat dat de kredieten hiervoor jaarlijks met 10 percent verhoogd zullen worden. Voor volgend jaar gaat het over 1.205.000 euro. Dat bedrag is belangrijk om een sterk buitenlands beleid te voeren.
Mijnheer de voorzitter, ik wil afsluiten met te verwijzen naar een opinieonderzoek, meer bepaald het document van de denkgroep In de Warande. De heer Dewinter heeft er al over gesproken, maar dat is een reden te meer om er opnieuw naar te verwijzen. De heer Vermeiren, de voorzitter van de denkgroep zegt: 'Dit document mag niet verworden tot een document dat alleen maar zou gebruikt worden door politiek rechts. Dit is een manifest dat een brede oproep lanceert.'
Mevrouw Ceysens, u stelde terecht dat we oren moeten hebben voor de noden van onze ondernemers, maar ook het document van deze denkgroep mogen we niet zomaar naast ons neerleggen. Ik vraag om zulke documenten als volwaardig te beschouwen, zodat een discussie gevoerd kan worden en voor- en nadelen kunnen worden geduid. De gemaakte analyse moet de politieke wereld ertoe aanzetten om van gedachten te wisselen.
De cijfers zijn natuurlijk de cijfers. Na enkele debatten te hebben gehoord en na het boek te hebben gelezen, blijft een zaak me vooral bezighouden, namelijk hoe we onze samenleving een volwaardige toekomst kunnen garanderen. Als we vaststellen dat de welvaart, en afgeleid daarvan ook het welzijn in Vlaanderen, onder druk komen, moeten er maatregelen worden genomen in het belang van de Vlamingen, van onze buren en van Europa. Het zijn harde analyses.
Mijnheer de voorzitter, het is toch frappant dat als bedrijfsleiders een document maken op persoonlijke titel, op sommigen van hen een zo grote druk wordt uitgeoefend dat ze ontslag moeten nemen. U weet allemaal wat ik bedoel. Het is in elk geval belangrijk om het document te bespreken, niet alleen voor politiek rechts, maar voor ons allen.
Ik richt me tot de drie aanwezige ministers. We zijn ons er ten volle van bewust dat de begrotingsopmaak een werk van lange adem is. De finaliteit ervan is het debat in de plenaire vergadering dat vandaag en morgen wordt gevoerd. Ik wilde met mijn opmerking over de denkgroep van De Warande bereiken dat niet alleen de regering het gesprek aangaat. Ik roep alle partijen op om samen op een gepaste manier onze verantwoordelijkheid te nemen. (Applaus meerderheid)
Mijnheer Van Dijck, u hebt terecht verwezen naar het document van De Warande en naar wat de heer Vermeiren heeft gezegd. U zegt dat dit document niet mag worden gebruikt door politiek rechts. Wie rekent u bij politiek rechts? Distantieert u zich daarvan?
Natuurlijk distantieer ik me daarvan. Het is een document dat op een democratische manier onderwerp van discussie moet zijn en dat niet van tafel mag worden geveegd omdat een bepaalde politieke partij het aanhangt.
De heer Lauwers heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden van de regering, ik wil een randbemerking maken bij een horizontaal aspect van de begroting dat doorheen de begrotingen van alle vakministers loopt, met name het beleid omtrent interculturaliteit. Ik ben blij dat minister Keulen aanwezig is, maar het gaat uitdrukkelijk over meer dan zijn begroting alleen.
Spirit meent dat teveel de focus wordt gelegd op inburgering. Begrijp me niet verkeerd: ik vind die bijzonder belangrijk. Het begrip is trouwens door de voormalige Volksunie geïntroduceerd in het parlement en het beleid. Het is ook een belangrijk aspect van interculturaliteit, maar het heeft zijn beperkingen. Inburgering is de individuele initiatie van mensen.
Het is dus een individuele benadering, en het is bovendien slechts een initiatie, meer niet. Op zich creëert ze nog geen gelijke kansen. Er blijven immers een taalachterstand, een onderwijsachterstand, en problemen bij het vinden van huisvesting of werk.
Minister Keulen heeft daar in zijn beleidsbrief wel oog voor, maar ook hij beperkt zich tot de individuele benadering. Dat is trouwens zijn bevoegdheid, en dat is ook goed, al zijn er nog wat moeilijkheden om echt op maat te kunnen werken. Er is een te grote diversiteit in de groepen of de klassen en er zijn nog te weinig didactische middelen op maat. Er is heel veel goede wil aanwezig, maar er is ook een gebrek aan deskundigheid bij de leerkrachten, vooral als het gaat om de inburgering van allochtonen of anders-alfabeten. Daar hoef ik nu niet verder op in te gaan.
Dat is de individuele benadering, en die alleen is, naar ik vrees, niet voldoende om een sluimerend probleem van immigratie op te vangen. Vlaanderen is wel ontsnapt aan rellen zoals in Frankrijk, deels door een andere ruimtelijke ordening, deels door het werk van straathoekwerkers. Dat mag ons echter niet in slaap wiegen.
Er is immers een groeiend proletariaat van vooral jonge allochtonen. Ik heb het vooral over Maghrebijnen, maar ook over zwarte Afrikanen, Aziaten, en zelfs degenen die hier geboren zijn en die Gents, Antwerps of Nederlands spreken. Ze zitten immers in de knoei met hun identiteit. Ze voelen zich derderangsburgers, die kansloos zijn op de arbeidsmarkt. We hoeven niet islamofoob te zijn om in te zien dat zulke generaties, zulke grote groepen, vatbaar zijn voor een integristische lezing van de Koran of voor kruistochten.
We benaderen die risicogroepen, de jongeren én hun ouders, te vaak alleen maar als individuen, terwijl voor de emancipatie van de meesten van hen een groepsproces noodzakelijk is. De emancipatiebeweging van de arbeiders in de negentiende eeuw of van de vrouwenbeweging in de twintigste verliepen, en verlopen nog, via bewegingen. Die zijn gaandeweg erkend door de overheid en zijn de gesprekspartners geworden van de overheid en de bedrijven. Dat groepsproces is a fortiori nodig voor Islamitische migranten, voor Maghrebijnen, zwarten en Aziaten, ook al volgen ze inburgeringcursussen of spreken ze Nederlands.
Naast de individuele benadering moeten we dus een beleid voeren waarin specifieke groepen erkend worden als gemeenschappen. Ik begrijp de gevoeligheden in de discussies daarover, want dat lijkt wel een pleidooi voor een multiculturele samenleving, maar dat is het niet. Ik geloof echter niet in culturele segregatie, en we willen geen etnisch-culturele zuilen oprichten. De multiculturele pot als dusdanig bestaat trouwens niet, tenzij dan als tijdbom, zelfs in Frankrijk en Australië.
Maar als we geen culturele segregatie willen, met groepen die naast elkaar leven, dan is er maar één oplossing, die we dan ook bespreekbaar moeten durven maken. Die oplossing is een tijdelijk - ik druk daarop - intercultureel beleid gedurende 10, 15 of misschien 20 jaar, waarin de groepen ook als groepen worden benaderd.
We kunnen daartoe allerlei dingen doen, zoals Turkse of Marokkaanse voetbalclubs en vrouwenverenigingen stimuleren en allerlei soorten feitelijke verenigingen betrekken bij de lokale raden van jeugd en sport, en evengoed bij de middenstandvereniging.
Als we het hebben over rolmodellen, zowel in de media als ter plaatse, moeten we ervoor zorgen dat we niet enkel de geëmancipeerde, vrijzinnige allochtonen bereiken, maar vooral degenen die nog ingebed zijn in hun eigen islamitische gemeenschap. Tot nu toe waren de meeste rolmodellen vrijzinnig en bijgevolg enigszins vervreemd van de eigen islamitische gemeenschap.
Ik ken de huiver om dit ter sprake te brengen omdat we geen aparte islamitische zuilen willen, maar voor de integratie van andere religieuze culturen dan de westerse, christelijke cultuur is meer nodig dan het individuele inburgeringsbeleid.
De individuele inburgering, inclusief de taaloriëntatie, de maatschappelijke oriëntatie, de onderwijsaanpassing en de werkstimulatie, zal maar slagen als er ook een tijdelijk beleid is, gericht op de etnisch-culturele gemeenschappen als geheel.
De katholieke en socialistische arbeidersbewegingen hebben een heel grote rol gespeeld op het vlak van de nieuwe hygiëne in de 19e eeuw en van de seksuele revolutie en vrouwenemancipatie in de 20e eeuw. Ook voor de zelfemancipatie van bepaalde groepen is nu een beleid nodig, gericht op etnische en islamitische gemeenschappen. Met respect voor hun eigenheid moet aan die gemeenschappen de gelegenheid worden geboden om zich ook als groep in de samenleving te integreren. Dat moet een aspect zijn van tijdelijk beleid.
Mijnheer de minister, hiertoe worden reeds aanzetten gegeven, maar er is nog geen coherent plan, nog geen gecoördineerde sturing. Dat is nochtans nodig omdat de individuele inburgering alleen niet zal volstaan. (Applaus bij sp.a-spirit en bij Groen!)
Mijnheer Lauwers, uw uiteenzetting was heel interessant. U pakt uit met een maatschappijmodel. We praten over een heel jonge beleidstak: 5 jaar geleden was er nog geen sprake van. Er is dus heel weinig traditie, maar we hebben op een heel korte tijd al een heel grote afstand afgelegd.
Ik blijf de individuele inburgering superbelangrijk vinden. De mensen verschillen immers allen van elkaar. Iedereen heeft eigen ambities, eigen talenten en eigen verwachtingen. Fatima is Nawal niet en Mohammed is Youssouf niet: het zijn individuele personen.
Bij de vraag naar een groepsbenadering moeten we opletten, want als de groep zichzelf hermetisch afsluit van de rest van de wereld, dan doen we helemaal niet aan integratie. Integendeel, dan kijken we door de achteruitkijkspiegel.
Op zich heb ik geen probleem met groepsgericht werken, maar er moeten ook altijd acties worden ondernomen om aansluiting te vinden bij de Vlaamse context en de Vlaamse samenleving, want in die realiteit leven ook de nieuwe Vlamingen.
Mijnheer de minister, ik deel uw bekommernis volkomen. Ik ben het volkomen met u eens dat we erover moeten waken om niet te verglijden in segregatie en geïsoleerde groepen.
Dat mag echter geen alibi zijn om niets te doen. De groepsbenadering is noodzakelijk om de mensen een vorm van zelfemancipatie te geven. Zelfs op lokaal vlak kan een behoorlijke overheidscontrole worden uitgeoefend zodat er geen versterking van het integrisme ontstaat, maar wel een groepsemancipatie in de samenleving.
Mijnheer de voorzitter, ik begrijp het niet goed. Ik stel vast dat sp.a samen met Groen! enthousiast applaudisseert voor de uiteenzetting, maar ik heb toch de indruk dat wat de heer Lauwers vertelt in schril contrast staat met het beleid van de minster.
Het is het een of het ander. Ik hoor u nu het multiculturele model aanvallen. Ik neem daar akte van. Ik dacht dat dit het doel en de toekomst was. Het heet nu weer helemaal anders: het heet nu 'intercultureel'. Blijkbaar is het de bedoeling om de allochtonen als groep in hun eigenheid te bevestigen om hen op die manier te emanciperen. Dat lijkt wel een soort multi-etnisch faciliteitenbeleid, de installatie van een soort apartheidsregime. (Opmerkingen van de heer Herman Lauwers)
Dat gaat helemaal tegen de inburgering van het individu in.
Mijnheer Dewinter, ofwel hebt u niet goed geluisterd, ofwel begrijpt u het niet, ofwel wilt u het niet begrijpen.
Ik wil het wel begrijpen, maar ik probeer het te doorgronden. Dat is moeilijk als er steeds maar nieuwe begrippen worden gelanceerd. Nu is het eens inburgering, dan multicultureel en nu weer intercultureel. Het moet zus, het moet zo, in groep en dan weer individueel. (Opmerkingen van de heer Herman Lauwers)
Ik begrijp het niet meer.
Dan moet u een beetje meer moeite doen om het te willen begrijpen.
Er is helemaal geen tegenstelling tussen mijn woorden en de repliek van de minister. Ik zeg dat het ene naast het andere moet bestaan. We hebben naast de individuele inburgering ook een groepsgerichte benadering nodig. Dat is in de 19e eeuw gebeurd met de arbeidersbeweging en in de 20e eeuw met de vrouwenemancipatie. Ook dan zijn er niet alleen individuele emancipatieprocessen op gang gezet, de mensen werkten evengoed in groep samen. Juist het praten onder elkaar, het delen van bekommernissen, het overwinnen van de angst om stappen te zetten, dat kan alleen maar in groep. (Applaus bij sp.a-spirit en Groen!)
Daar maakt u natuurlijk een enorme denkfout. De arbeiders- en vrouwenemancipatie in de vorige eeuw gebeurden binnen één en hetzelfde culturele referentiekader. Dat is nu absoluut niet het geval, dat is net het grote verschil! Daar moeten we juist naar streven: naar één cultureel referentiekader voor onze samenleving in Vlaanderen, en bij uitbreiding zelfs in Europa.
U haalt alles door elkaar. U vergelijkt de vrouwen- en arbeidersemancipatie met de achterstand op culturele en andere vlakken bij bepaalde etnisch-culturele groepen. Dat heeft geen bal met elkaar te maken!
Dat heeft alles met elkaar te maken.
Sommigen in de linkerhoek willen dit niet begrijpen! Toch proberen ze er een potje van te maken, hoewel het om totaal verschillende zaken gaat.
Toch wel, mijnheer Dewinter, het heeft alles met elkaar te maken. Als u denkt dat er in de vorige eeuw één groot referentiekader bestond in Vlaanderen, vergeet dat dan maar. Er bestonden immens grote verschillen, niet alleen tussen de arbeiders en de hogere klasse, maar even goed tussen katholieken en vrijzinnigen. Die waren bijna even groot als de huidige tegenstellingen. (Opmerkingen van de heer Filip Dewinter)
Er waren niet alleen sociale verschillen, het hele normen- en waardenstelsel was compleet anders. Pas door die grote bewegingen werden de mensen langzaamaan opgevoed. Neem bijvoorbeeld het ongehuwd samenwonen of het hebben van verschillende seksuele relaties voor het huwelijk. Dat was een grote confrontatie voor een bepaalde groep van ouders. Het is de verdienste geweest van organisaties als de KAV, de BGJG en de SVV om mensen vertrouwd te maken met die nieuwe jongerenculturen. Op zichzelf zouden ze die stap niet hebben kunnen zetten.
Voor hun emancipatie hebben mensen nood aan gelijkgezinden om samen stappen te zetten. Dat missen we in de individuele inburgering. Ik doe geen letter afbreuk aan de waarde daarvan, ik zeg alleen dat we dat andere daarnaast ook nodig hebben. Dat is net hetzelfde als bij andere emancipatiebewegingen uit de vorige eeuw. (Applaus bij de meerderheid en Groen!)