Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het standpunt van de Vlaamse Regering betreffende de hervorming van het jeugdsanctierecht.
Het debat is geopend.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers en mevrouw de minister, 'Vertrouwen geven', dat is de baseline van de regering-Leterme I. Ik kan er niet aan doen, maar ik heb altijd een beetje het gevoel gehad dat dit een slogan was voor de verkoop van een degelijke gezinswagen.
Ik had nooit gedacht dat die degelijke gezinswagen zo snel zou gaan sputteren. Ik had nog minder gedacht dat hij zou worden gedepanneerd door Garage Guy uit Wetstraat 16. Mijnheer de minister-president, ik weet niet of u er goed aan hebt gedaan om die garagist in te huren, want ik weet niet of hij betrouwbaar is. De vennoot van Garage Guy is niet gespecialiseerd in degelijke gezinswagens, maar heeft het meer voor blitse wagens zoals je die nogal eens ziet rijden in Francorchamps.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik heb niemand ingehuurd en ik heb ook niet de indruk dat er iets gerepareerd is.
Dat laatste kan ik beamen. Ik wou net zeggen dat de kans niet zo groot is dat uw auto gerepareerd terugkomt. Als hij al gerepareerd is, zal hij waarschijnlijk met vierkante wielen rijden. Leden van de regering, collega's, ik ben niet op de tribune komen staan om alleen maar spielereien en politique politicienne te verkopen. Daarvoor is het onderwerp te belangrijk!
Tot eergisteren was er binnen dit huis een akkoord over drie grote lijnen in verband met het jeugdrecht. De idee van de bescherming is voltooid verleden tijd. We leven in een tijd waar er een Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind bestaat. Als een jongere iets mispeutert, dan is dat niet alleen het gevolg van een slechte jeugd of de omgeving. Die jongere heeft ook verantwoordelijkheden, maar ook rechten, zoals recht op een correcte rechtsafhandeling. Die visie betekent - en dat is de tweede grote lijn die hier altijd heeft standgehouden - dat als een jongere over de schreef gaat, hij een fout heeft begaan en dat die moet worden hersteld. Dit houdt in dat de jongere dit kan doen via een dienst aan de samenleving, dat hij die fout kan herstellen aan wie hij die heeft berokkend of dat hij eventueel een straf kan ondergaan. De derde lijn is dat het herstel van die fout of de straf steeds moet gebeuren vanuit het besef dat we met een minderjarige te doen hebben. Het volwassenenrecht kan dus niet worden toegepast, dus geen uithandengeving. Dit is belangrijk omdat het gaat over jongeren die geen achttien zijn. De gemiddelde leeftijd van mannen en vrouwen is 80 jaar. Jongeren voor hun achttiende naar het gewone strafrecht sturen, betekent dat ze beginnen aan een criminele carrière, wat onverantwoord is en onverantwoord duur voor de samenleving.
Die principes waren terug te vinden in het ontwerp van minister Verwilghen, ooit een eminente VLD-minister, maar nu iets minder invloedrijk. Het ontwerp van minster Onkelinx beantwoordde niet aan die drie belangrijke principes. Het beschermingsidee blijft behouden en daarmee zijn we een van de twee laatste landen in Europa waar dit de basis blijft. De uithandengeving naar de gewone rechtbank blijft behouden. Op vraag van dit parlement is minister Vervotte gaan onderhandelen, weliswaar pas nadat het ontwerp in de Kamer was goedgekeurd.
Waar staan we nu na 5 maanden hard onderhandelen?
De heer Caluwé heeft het woord.
Het klopt dat er pas is onderhandeld nadat het ontwerp al in bespreking was in de Kamer. Hoe komt het dat de onderhandelingen niet hebben plaatsgevonden voor het ontwerp werd ingediend?
Minister Onkelinx had daar geen oren naar.
Neen, omdat uw opvolgster, mevrouw Byttebier, de periode van onderhandeling die was voorgeschreven door de bijzondere wet, heeft laten voorbijgaan. Mevrouw Byttebier heeft de mening van de vorige Vlaamse Regering en de visie die was goedgekeurd door het Vlaams Parlement niet naar voren gebracht op het juiste moment. Dat is de reden waarom de onderhandelingen nu pas hebben plaatsgevonden.
Dat is een zeer zwak argument. Het toont de zwakheid van de meerderheid aan. Twee meerderheidspartijen in dit parlement die akkoord gaan met de Vlaamse Regering zitten ook op federaal niveau in de meerderheid. Als de politieke wil er zou zijn, dan had men op het federale niveau de zaak kunnen tegenhouden.
Sta me toe dat ik de politique politicienne achterwege laat en me concentreer op een evaluatie. Wat hebben vijf maanden onderhandelen opgeleverd? Wat is de stand van zaken, afgemeten aan het standpunt van dit parlement? Een: de beschermingsidee blijft overeind. Het blijft het basisidee van de wet-Onkelinx. Twee: de uithandengeving blijft. De Franstalige visie op het jeugdrecht blijft dus overeind. Na de onderhandelingen wordt de uithandengeving beperkt tot criminele feiten die volgens het volwassenenrecht door een Hof van Assisen moeten behandeld worden. Dat is een goede evolutie. Drie: er zijn drie mogelijkheden voor jongeren tussen 16 en 18 jaar. Zij die over de schreef gaan, kunnen door de jeugdrechter uit handen worden gegeven als het over zeer zware feiten gaat. De jeugdrechter kan ook beschermingsmaatregelen uitspreken of hen verwijzen naar de strafkamer van de Jeugdrechtbank. Die laatste kan dan op basis van het strafrecht jongeren bestraffen.
Legistiek is het bric-à-brac. Het beschermingsidee blijft, maar elementen van het jeugdsanctierecht sluipen erin. Voor de jeugdrechter is dat een stap vooruit, want hij krijgt meer mogelijkheden. In het licht van het Kinderrechtenverdrag is het echter een echte ramp. De rechtszekerheid van de jongere is gewoon weg. De jongere kan voor hetzelfde feit uit handen worden gegeven, een beschermingsmaatregel opgelegd krijgen of naar de strafkamer worden doorverwezen. Deze inherente discriminatie is eigenlijk nog erger dan deze in de regeling waarbij jongeren naar Mol of Everberg kunnen worden doorverwezen. De Kinderrechtencommissaris heeft dat laatste al herhaaldelijk aangeklaagd.
In het ontwerp-Onkelinx zijn wel maatregelen opgenomen die in de geest van een herstelbenadering zijn uitgewerkt: jongeren die iets misdoen, moeten de schade herstellen. In de debatten van de afgelopen weken is die herstelbenadering, het idee dat jongeren een tweede kans in de samenleving moeten krijgen en de ambitie om minderjarigen anders te behandelen dan meerderjarigen, totaal verdwenen. Vandaag gaat het over straf, straffer, strafst.
Ik heb me mateloos geërgerd over de manier waarop VLD-voorzitter Bart Somers in De Zevende Dag in Mechels Nederlands kwam uitleggen dat hij als burgemeester had meegemaakt dat een jongere die bij een gewelddadige overval was betrokken door de jeugdrechter was veroordeeld tot één maand huisarrest. Ik ken dat dossier niet en spreek me daarover niet uit. Maar hij gaf daar de indruk dat jeugdrechters niet in staat zijn om goed te oordelen. Hij gaf hen een blaam.
Ik ken ook een voorbeeld, uit het Antwerpse, van een jongere die bij een gewelddadige overval was betrokken. De jeugdrechter gaf hem ook één maand huisarrest. Ik wil met u even deze zaak bekijken. Bendes zijn actief in de kleine of grote criminaliteit. Gastjes van 13 of 14 jaar die in het beroepsonderwijs zitten, zien hoe bendeleden met blitse auto's rijden. Ze willen ook geld, en worden in die bende geïntroduceerd door vrienden. De eerste keer dat ze meegaan, staan ze op de uitkijk.
Wanneer die jongere voor de eerste keer betrapt en opgepakt wordt, zijn er verschillende mogelijkheden. De jeugdrechter kan hem bijvoorbeeld een maand huisarrest geven en zeggen dat hij naar Mol vliegt indien hij zich daar niet aan houdt.
Via die maand huisarrest worden de ouders op hun verantwoordelijkheid gewezen. Ze moeten immers mee toezicht houden op de jongere. De jongere kan bovendien naar school blijven gaan. Hij mag echter geen contact meer hebben met de jongeren uit de bende. De kans bestaat dus dat hij weer op het juiste pad geraakt.
Volgens het voorstel van de heer Somers zou diezelfde jongere onmiddellijk voor minstens 3 maanden naar Mol vliegen. In Mol leert die jongere pas echt de trucjes. Wanneer die jongere na 3 maanden zonder opvolging thuiskomt, ziet de school hem niet graag meer komen, waardoor hij geen diploma haalt. Bij hem thuis wordt hij met de nek aangekeken, omdat hij in Mol heeft gezeten.
Die jongere keert dus terug naar zijn bende en daar is hij in aanzien gestegen. Hij heeft een ster omdat hij in Mol heeft gezeten. Dat is zoiets als een oorlog meegemaakt hebben. De volgende keer moet hij niet op de uitkijk staan. Hij krijgt geen 5 percent van de opbrengst, maar hij mag wel mee in het hart van de bende opereren. Dan zijn we hem kwijt voor de rest van zijn leven.
Mevrouw Ceysens, misschien was die maand huisarrest van die jeugdrechter geen domme maatregel. Hij heeft misschien een jongere die pas in het criminele circuit zat, daaruit gehaald.
We moeten het debat eerlijk voeren en niet op basis van de voorbeelden die ik de laatste tijd in de media hoor van de VLD. Vorige zondag heb ik u horen praten over de zwaarste criminele bendes en over buitenlandse jongeren die worden ingezet, maar dat gaat slechts op voor 1 tot 2 percent van alle gevallen. Dat gaf u vroeger, toen ik nog minister was, ook toe. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Als minister van Welzijn heb ik samen met minister Verwilghen bilaterale akkoorden gesloten. De jongeren die deel uitmaken van die zware criminele bendes, worden teruggestuurd naar hun land wanneer ze worden opgepakt. Daar gaan ze de gevangenis in. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
De indruk wekken dat we leven in een samenleving waarin we worden verpletterd onder de criminele jongeren, is misdadig. Dat ondermijnt de positieve visie waarmee we naar de jeugdbescherming kijken.
Minister Vervotte, de manier waarop we nu jongeren in Mol plaatsen zonder enige opvolging, is niet goed. Nu komen jongeren in Mol terecht en verblijven ze daar 3 maanden. Vervolgens zijn ze enkele maanden thuis, om daarna weer voor enkele maanden naar Mol te vliegen. En zo blijft dat duren.
Mevrouw Dillen, het was in het verleden de bedoeling om een bijkomende gemeenschapsinstelling op te richten in het Antwerpse, zodat jongeren die als maatregel 3 maanden Mol kregen, na een maand halve vrijheid zouden kunnen krijgen. Ze zouden dan opnieuw naar hun school kunnen gaan, om 's avonds terug te keren naar de instelling. Dat is het model dat u in de Verenigde Staten bent gaan ontdekken. Het enige spijtige is dat die gemeenschapsinstelling in het Antwerpse is afgeblazen.
U hebt altijd gezegd dat het veel gemakkelijker is om in Mol bijkomende plaatsen te creëren, maar dat is niet waar. Tijdens de begrotingsbespreking hebben we immers gehoord dat de architectuurplannen pas in 2006 zullen worden gemaakt. De eerste bijkomende plaats zou er pas in 2007 zijn. In Mol bevinden de jongeren zich trouwens ver buiten hun omgeving, wat het niet mogelijk maakt te werken met halve vrijheid.
De manier waarop de voorbije weken en maanden over de kwestie is gepraat - waarschijnlijk vanuit de idee dat de fatsoenlijke hardwerkende Vlaming dergelijke verhalen graag hoort - vind ik ondermaats. Vorige zondag gaf de veiligheidsadviseur van premier Verhofstadt in De Zevende Dag een heel moeilijke uitleg die ik niet helemaal heb begrepen. Daarin zei hij onder andere dat de jeugdgevangenissen heel snel te klein zullen zijn. De heer Caluwé reageerde daarop door te zeggen dat we er dan bij moeten bouwen. Waarschijnlijk voelde hij zich plots ook aangesproken door die hardwerkende Vlaming. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Toen ik dat hoorde, dacht ik bij mezelf: 'Dit is een bocht van 180 graden van CD&V.' Sp.a-spirit hoorde ik helemaal niet.
Misschien stond sp.a-spirit langs de zijlijn te kijken of CD&V deze bocht tegen 80 kilometer of 90 kilometer per uur zou nemen. Het lijkt me alleszins een goed idee om eens een omvangrijke studie te bestellen over de snelheid waarop iemand van bepaalde basisprincipes kan afstappen. Tijdens het debat over de Vlaamse Wooncode is het recht op wonen tussen haakjes geplaatst. Tijdens dit debat worden de kinderrechten tussen haakjes geplaatst. Dat mevrouw De Meyer een nieuw grondrecht wil inschrijven, maakt me dan ook wrevelig. Alvorens het grondrecht op energie in te schrijven, zou ze moeten proberen de reeds bestaande rechten te verdedigen en te vrijwaren.
De Vlaamse Regering beweert dat ze een compromis heeft bereikt. Dit compromis staat echter haaks op de drie principes die in het Vlaams Parlement naar voren zijn geschoven. De Vlaamse Regering aanvaardt dat de aparte strafkamer binnen de jeugdrechtbanken voortaan de volle strafmaten uit het strafrecht zal gebruiken. Gisteren hebben de Vlaamse Kinderrechtencommissaris en de coördinator van de Vlaamse Jeugdraad alle leden van de Vlaamse Regering een brief geschreven. Ik veronderstel dat dit schrijven minister Anciaux niet onberoerd laat. Ze wijzen erop dat minderjarigen absoluut niet met dezelfde strafmaat als meerderjarigen mogen worden berecht. Het in de kranten aangekondigde compromis staat haaks op het Verdrag van de Rechten van het Kind. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de Vlaamse Regering hier rekening mee zal houden. Indien ze dit niet doet, hoop ik dat iemand deze zaak voor de toezichtscommissie voor de kinderrechten zal brengen. Vlaanderen zal dan waarschijnlijk zijn zoveelste blaam oplopen.
Hoe moet het nu verder? 'Depannage Guy' heeft beloofd om de reparatie van de degelijke gezinswagen met zijn copilote, minister Onkelinx, te bespreken. De copilote heeft zich ondertussen echter ook al in verregaande mate geëngageerd. Volgens mij is zij, samen met de leden van de Franse Gemeenschapsregering, er nog steeds van overtuigd dat het oorspronkelijke wetsontwerp het beste is.
In een nota aan het Overlegcomité van 7 december 2005 heeft minister Onkelinx zich zeer duidelijk uitgedrukt. Ik citeer: 'Ik wens eveneens in herinnering te brengen dat alle maatregelen die worden aangebracht aan de wijziging van het ontwerp een geheel vormen en dus niet van elkaar losgekoppeld kunnen worden. Indien een van de essentiële elementen niet door een gemeenschap ondersteund wordt, dan komt het geheel van het compromis in het gedrang.'
Ik vraag me af of minister Fonck het nieuwe akkoord steunt. Is minister Fonck het ermee eens dat er geen licht strafrecht, maar een zwaar strafrecht voor jongeren komt? De federale regering heeft zich er enkel toe verbonden om de discussie in haar midden te heropenen indien de gemeenschappen een consensus bereiken. Deze verbintenis biedt niet veel mogelijkheden. Heeft minister Fonck al bevestigd dat ze het nieuwe compromis van de Vlaamse Regering zal steunen?
Minister Onkelinx heeft er tevens op gewezen dat de discussie dringend moet worden gevoerd. De VLD heeft dit ook al aangehaald. De Commissie Justitie van de Senaat zal het wetsontwerp eerstdaags behandelen. We hebben met andere woorden niet veel tijd meer.
Mijnheer de minister-president, ik heb de indruk dat premier Verhofstadt en minister Onkelinx slechts één akkoord hebben gesloten. Ze hebben namelijk afgesproken dat ze voor de afloop van dit actualiteitsdebat niet luidop over deze zaak zouden communiceren.
Mijnheer de minister-president, van een van uw voorgangers uit de federale regering, de heer Martens, heb ik in mijn jonge jaren geleerd dat politiek een kwestie is van timing.
Binnen een tiental dagen is het kerst. Dan liggen de mensen niet meer wakker van gekibbel en gekissebis in regeringen, maar denkt men aan feesten en kalkoen. Maar dat is verschrikkelijk kortzichtig. Als u er niet in slaagt om een degelijk jeugdrecht tot stand te brengen, bent u er mee verantwoordelijk voor dat in 2006, 2007 en 2008 steeds meer jongeren hun kerst zullen doorbrengen in jeugdgevangenissen. Dat is onverantwoord. (Applaus bij Groen!)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, dat het in deze Vlaamse Regering al lang niet meer botert tussen de verschillende partners, bleek al onmiddellijk na het verstrijken van uw wittebroodsweken. Herhaaldelijk kwamen een aantal discussiepunten naar voren, maar u slaagde er telkens in om de brandjes snel te blussen. Vandaag blijkt dat niet meer het geval te zijn.
Al wekenlang is er gekrakeel binnen de Vlaamse Regering over het jeugdsanctierecht. De Vlaamse partijen slaagden - en vandaag moet ik opnieuw zeggen, slagen - er maar niet in om een akkoord te bereiken. Mevrouw de minister, dat is niet alleen de conclusie die ik trek, maar iedereen in Vlaanderen kan die conclusie trekken, zeker na de schertsvertoning vorige zondag tijdens de zevende dag.
Mevrouw de minister, toen ik vorige week hierover een actuele vraag stelde, liet iedereen uitschijnen dat er niets aan de hand is en iedereen tot overeenstemming is gekomen. Het zou een idee-fixe zijn van de oppositie dat er problemen zijn. U antwoordde: 'De Vlaamse Regering gaat akkoord met het consensusvoorstel.' Verder zei u: 'Het gemeenschappelijk voorstel geeft de jeugdrechter de mogelijkheid om minstens tot 23 jaar te bestraffen.'
Uw woorden werden onmiddellijk afgezwakt door de kinderrechtencommissaris, die de consensustekst blijkbaar anders interpreteerde en stelde dat het voorstel betrekking heeft op de tarifering van de strafmaat, waarbij de duur van de volwassenenstraffen enigszins aangepast wordt omdat het over minderjarigen gaat. Mevrouw de minister, ook verschillende media hebben het voorstel zo geïnterpreteerd en verwezen naar de beperkte straffen in het consensusvoorstel.
Mevrouw de minister, uw woorden van vorige woensdag waren nog niet koud of verschillende antagonisten in dit dossier repten zich naar camera's en radiomicrofoons om opnieuw hun standpunt uitvoerig uit de doeken te doen en te zeggen dat u zich hebt vergist. Ik heb zeer duidelijk horen zeggen dat er geen eensgezindheid is binnen de regering. De consensus is dat er geen consensus is, luidde het.
Het was echter niet altijd duidelijk tussen wie er geen eensgezindheid was. Tussen de VLD en CD&V, tussen sommige ministers of tussen de Vlaamse Regering en vice-minister-president Moerman en fractieleidster Ceysens?
Wat ook nooit duidelijk was, is het standpunt van sp.a. Sp.a staat aan de zijlijn toe te kijken en zwijgt als vermoord. De partij stelde dat het ging over de discussie over het geslacht der engelen. Het gaat niet over de inhoud, maar over wie gelijk heeft, aldus voorzitter Vande Lanotte. Wat sp.a wilde bereiken en welk kampt wordt gesteund, is me tot op vandaag niet geheel duidelijk.
Bij de VLD en CD&V lag dat anders. Er werd via radio en tv uitvoerig gediscussieerd over dit dossier. Het gebrek aan eensgezindheid werd door sommigen zeer uitvoerig behandeld.
Mijnheer de minister-president, door de vele uiteenlopende verklaringen en standpunten was het in ieder geval zonneklaar dat de sfeer bijzonder verhit was. Of dat nog zo is, zullen we dadelijk horen.
Een zaak is wel duidelijk: het was altijd de VLD die bij monde van haar fractieleidster de kat de bel aanbond en op een duidelijke en niet mis te verstane wijze oppositie voerde binnen de eigen meerderheid, vooral gericht op u, mevrouw de minister. In de pers werd mevrouw Ceysens zelfs omschreven als de voltijdse kwelduivel van de minister.
Hier in het Vlaams Parlement - dé plaats waar over dit dossier moet worden gediscussieerd - wordt wel in alle talen gezwegen. Geen initiatieven om minister Vervotte te ondervragen, geen actuele vragen, geen interpellaties, laat staan moties waarin in dit halfrond kleur moet worden bekend. Neen, die moed wordt niet aan de dag gelegd, maar eens zo fanatiek werd in de media het oppositiestandpunt van de VLD duidelijk gemaakt. Geen strafrecht light, luidde het bij de VLD, straffe taal op televisie en radio. De VLD ging Vlaanderen behoeden voor alle jonge criminelen in de toekomst. 'Over het jeugdrecht zoals Vervotte dat ziet, is er in de Vlaamse Regering geen akkoord, in tegenstelling tot wat zij beweert', werd talrijke malen benadrukt, niet alleen door de fractieleidster van de VLD maar ook door vice-minister-president Moerman. Zij zou blijkbaar een pittige brief geschreven hebben aan de minister-president om duidelijk te maken dat zij niet akkoord gaat met haar collega-coalitiegenoot minister Vervotte en het kamp kiest van de fractieleidster. Die brief werd wel uitvoerig in de pers aangehaald wat het gegeven betreft maar niet wat de inhoud betreft. Ik ben benieuwd of we hierover vandaag meer duidelijkheid zullen krijgen.
Ook vorige zondag tijdens het televisieprogramma 'De zevende dag' werd opnieuw zwaar uitgehaald naar minister Vervotte. Mijnheer Caluwé, het moet me toch van het hart dat ik versteld stond van uw gebrek aan daadkracht en aan reactie. De VLD mocht blijven inhakken op uw minister zonder een grondige repliek.
Er werd gesteld dat minister Vervotte onder de lat is gegaan om te komen tot een akkoord met de Franstaligen. Het is een slecht akkoord en dan moet over het wetsontwerp-Onkelinx maar onveranderd gestemd worden in de Senaat, was de conclusie. Om duidelijk te maken dat het de VLD menens is, werd ook minister van Binnenlandse Zaken Dewael erbij gehaald, die in het weekend kwam verklaren dat de VLD zich tegen het voorstel van minister Vervotte kant, samen met criminoloog, maar VLD'er in dienst als adviseur van de eerste minister, de heer De Ruyver. Georganiseerde straffeloosheid was het argument.
De reactie van CD&V was dat er geen sprake is van een lightversie van het strafrecht. Mevrouw de minister, u bleef beklemtonen dat u altijd consequent het standpunt van de Vlaamse Regering hebt gesteund, waarover eensgezindheid bestond bij alle coalitiepartners.
Na het weekend kwam eerste minister Verhofstadt zich moeien met het dossier. Het is genoeg geweest, de speeltijd is voorbij, er moet een oplossing komen in alle dossiers die de Vlaamse Regering verdelen. Op het eerste gezicht leek het dat de problemen waren opgelost, de discussie gesloten en er terug kon worden overgegaan tot de orde van de dag. Het was bijna ontroerend hoe premier Verhofstadt zich probeerde te profileren als de reddende engel voor wie ernstig besturen menens is. Een vrij unanieme pers becommentarieerde de nieuwe wending als volgt: 'Vlaanderen wikt. Verhofstadt beschikt', 'Verhofstadt helpt Leterme', 'Premier Verhofstadt gaat Vlaams minister-president bijspringen om de problemen in de Vlaamse Regering op te lossen' en 'Verhofstadt biedt zich aan als compromisbouwer met de Franstaligen'. Er was ook te lezen, en dat was minder positief: 'Operatie beschadig de leider', 'De status van de onverstoorbare Leterme onderuit halen, door eerst de boel op stelten te zetten en vervolgens de daaruit voortvloeiende zelf gecreëerde chaos aan te halen als ultiem bewijs voor het falende leiderschap van Leterme', 'Verhofstadt maakt van de gelegenheid gebruik om zich opnieuw als numero uno van de Belgische politiek op te werpen nu hij in de opiniepeilingen Vlaams minister-president Leterme moet laten voorafgaan'.
Wat is de oplossing die door premier Verhofstadt werd aangeboden? Er komen correctionele kamers bij de jeugdrechtbanken en de strafmaat blijft dezelfde als voor de volwassenen. Dit was duidelijk het discussiepunt tussen CD&V en de VLD. Beide kampen waren na het bekend raken van het zogenaamde akkoord duidelijk in hun reactie en stelden de zaken voor alsof zij gelijk hadden gehaald.
De VLD was triomfantelijk omdat voorzitter Vandeurzen eindelijk geen taboes meer had over de strafmaat, maar die ontkende prompt de kritiek dat zijn partij een strafrecht light wou installeren. Het zogenaamde bereikte akkoord, met correctionele kamers in de jeugdrechtbank en dezelfde strafmaat als voor volwassenen, is toch niet de visie die hier vorige week werd verdedigd.
In elk geval mag worden gesteld dat in dit dossier minstens één coalitiepartner de discussie niet eerlijk en correct heeft gevoerd. Mevrouw Ceysens, u weet dat maar al te goed. Uw houding en die van de VLD in dit dossier is hypocriet geweest. U wilt zich opwerpen als de echte verdediger van de harde aanpak, maar u weet dat dit in de praktijk onmogelijk kan gebeuren met de voorstellen die u verdedigde. Uw partij fulmineerde tegen de georganiseerde straffeloosheid. Ik stel me de vraag of u en uw partijgenoten, die zich ontpopten tot voorstanders van de uithandengeving, wel met kennis van zaken spreken in dit dossier. De hardwerkende Vlaming hoort bijzonder graag dat het jeugdsanctierecht te zacht is: daarover zijn we het allemaal eens. Maar uw manier van argumenteren is een duidelijk bewijs van goedkope profileringsdrang en getuigt helemaal niet van realiteitszin. U weet dit.
Bovendien is uw partij, de VLD - er zijn momenteel geen VLD-excellenties meer aanwezig -, steeds tegen de uithandengeving geweest. Uw witte ridder, voormalig minister van Justitie Verwilghen, wou in zijn ontwerpen de uithandengeving volledig afschaffen. Hij hield steeds, hierin unaniem gesteund door de VLD, een pleidooi voor speciale kamers binnen de jeugdrechtbanken die straffen zouden kunnen opleggen die zouden duren tot de jongere 25 jaar is. Dat is terecht. Wij hebben minister Verwilghen in de Kamer terzake steeds gesteund. Het is echter blijkbaar niet meer het standpunt van de VLD. Tijdens de besprekingen in de Kamer van het wetsonwerp-Onkelinx slaagde VLD-woordvoerder Marinower erin het ontwerp inhoudelijk te verdedigen, de uithandengeving inbegrepen.
We weten allemaal dat uithandengeving niet werkt. De cijfers liegen er niet om. Als de jonge misdadigers in de praktijk dan al worden vervolgd, leidt dit altijd tot opschorting, voorwaardelijke straffen en veel te lichte straffen in verhouding tot de misdaad waarvoor ze terechtstonden. Het zijn immers niet allemaal doetjes, zoals mevrouw Vogels wil laten uitschijnen. Wie af en toe te maken heeft met jongerencriminaliteit, weet dat maar al te goed. Uithandengeven gebeurt ongeveer 135 maal per jaar. Van deze jongeren is 87 percent Franstalig en bijna de helft Marokkaan. Nauwelijks 16 percent van die jongeren krijgt ook een effectieve celstraf van de volwassenenrechter. In 64 percent van die gevallen is de straf lager dan drie jaar. Dat is onaanvaardbaar.
U weet ongetwijfeld dat mijn partij reeds lang een voorstander is van een strenge, rechtvaardige aanpak van jongerencriminaliteit. We zijn absoluut gekant tegen de uithandengeving van minderjarige misdadigers, onder duidelijke voorwaarden welteverstaan. Een uitzondering maken we voor misdaden waarvoor het hof van assisen bevoegd is. We zeggen heel duidelijk dat de jongere in kwestie dan moet worden verwezen naar dat hof, op identiek dezelfde wijze als meerderjarigen. Mevrouw Vogels, in dat geval moeten gewone straffen kunnen worden opgelegd, tot en met levenslang. Het gaat hier immers over zeer ernstige misdaden.
Verder moet de correctionele kamer bij de jeugdrechtbank dezelfde straffen kunnen uitspreken als die waarin wordt voorzien voor volwassenen. Met andere woorden, dit is een volwaardige toepassing van het strafwetboek. De jeugdrechter moet de mogelijkheid krijgen om, indien nodig, strenge straffen uit te spreken. Dit mag niet worden beperkt tot 20 jaar, maar zeker tot de leeftijd van 23 jaar en zelfs langer, als het noodzakelijk is.
Mevrouw de minister, tot op heden hebben we daar nog altijd geen zekerheid over, en al helemaal niet meer na de prompte reactie van de Franstaligen vandaag. Die reactie liegt er niet om; het was een duidelijk en ondubbelzinnig njet aan het voorgestelde consensusakkoord van de Vlaamse meerderheidspartijen.
Minister van Welzijn Fonck van de Franse Gemeenschapsregering blijft bij het akkoord dat ze met u heeft gesloten over het bestraffen van jonge delinquenten, wat de VLD de lightversie noemt. De Franstaligen zijn het duidelijk niet eens met de aanpassing van het consensusvoorstel van de gemeenschap. Met andere woorden, als het van de Franstaligen afhangt, komen er geen volle straffen.
De afspraken die gemaakt zijn dankzij reddende engel Verhofstadt om dit strijdpunt op te lossen, zijn dus op zand gebouwd. Weg akkoord, weg consensus. Mevrouw de minister, de vraag blijft dan wel: wat nu? En vooral: hoe zullen de VLD en haar fractieleidster reageren op deze ondubbelzinnige afwijzing door de Franstaligen?
Mevrouw Ceysens, welke bocht moet er nu worden genomen? Ik ben bijzonder benieuwd naar uw betoog straks. Als het u werkelijk menens is met uw eis van een hard sanctierecht, en als dit geen rondje profileringsdrang of Vervotte-pesten is, dan moet u nu consequent zijn. 'Vlaanderen heeft nood aan een eigen Vlaams jeugdsanctierecht om gerichter en met meer rechtszekerheid voor jongeren te kunnen optreden tegen jongeren die een ernstig misdrijf hebben gepleegd.' Deze doelstelling uit uw regeerakkoord is een pleidooi tegen de uithandengeving en voor een streng jeugdsanctierecht. Dat weet iedereen die oprecht bekommerd is om een strenge bestraffing van de criminaliteit gepleegd door minderjarigen.
Dit is geen strafrecht-light zoals ten onrechte wordt beweerd. Dit is geen georganiseerde straffeloosheid zoals sommige kopstukken van de VLD beweren. Voor alle duidelijkheid, mevrouw de minister, de correctionele kamer van de jeugdrechtbank moet het strafwetboek volwaardig en volledig kunnen toepassen, zonder achterpoortjes en zonder enige mogelijkheid van welke aard dan ook om aan de minderjarige criminelen welke kans dan ook te geven om te ontsnappen aan vervolging, en zonder beperking van de straffen voorzien in het strafwetboek.
Uw woordvoerder bleef gisteren vrij vaag en onduidelijk op het punt van de strafmaat. Ik citeer zijn woorden uit de pers: 'Welke straffen het zijn die de strafkamer binnen de jeugdrechtbank kan opleggen, zeggen wij niet.' Ik vraag u dan ook heel duidelijk en onomwonden wat het standpunt van de Vlaamse Regering terzake is. Is er een unaniem standpunt, of is er nog altijd verdeeldheid? Wordt het idee van afzonderlijke correctionele kamers unaniem gesteund door de regering? Krijgen de correctionele kamers bij de jeugdrechtbank de mogelijkheid het strafwetboek naar de letter toe te passen? Ik besef wel dat de uiteindelijke realisatie hiervan een federale materie is, maar het gaat om het standpunt dat u zult verdedigen bij federaal minister Onkelinx.
Hoe zit het met de discussie over 20 of 24 jaar? Ook daarover is opnieuw onduidelijkheid ontstaan, ondanks uw duidelijke antwoord van vorige woensdag op mijn actuele vraag. Hoe zit het met de financiering van het geheel, waarbij Vlaanderen met geld over de brug dient te komen? Zult u bij hoogdringendheid werk maken van een uitbreiding van de opvangcapaciteit om te vermijden dat de correctionele rechters bij de jeugdrechtbank snel met de handen in het haar komen te zitten wanneer ze daadwerkelijk en consequent de strafwet willen toepassen? Op dit punt steunen we de burgemeester van Mechelen namelijk wél. Veel vragen blijven dus nog onbeantwoord. Sommige van die vragen zijn werkelijk dynamiet voor uw zogenaamde consensus.
Vorig jaar hebt u het aangedurfd een pleidooi te houden voor een volledige overheveling van alle bevoegdheden in dit dossier naar Vlaanderen. Dat was terecht. We hebben u daarvoor gefeliciteerd en we hebben u er altijd in gesteund.
Maar dat pleidooi horen we vandaag helaas niet meer. Nochtans is het nu meer dan ooit dringend noodzakelijk.
Dit dossier illustreert dat we nergens geraken met verdeelde bevoegdheden enerzijds en met een sterk uiteenlopende visie op dit dossier tussen Vlamingen en Franstaligen over de aanpak van jonge misdadigers anderzijds. Integendeel, het dossier wordt blijvend op de lange baan geschoven. Er dient dringend iets te gebeuren inzake de volledige overheveling van bevoegdheden. Het concrete dossier van het jeugdsanctierecht is hiervan een duidelijke en ondubbelzinnige illustratie.
Collega's van de VLD, als het u echt menens is met uw eis voor een hard jeugdsanctierecht en het niet gaat om profileringsdrang, dan kunt u dat nu duidelijk maken. Ofwel gaat u opnieuw door de knieën voor de Franstaligen - zoals u dat al zovele malen hebt gedaan in andere dossiers -, ofwel blijft u consequent en zorgt u ervoor dat het ontwerp-Onkelinx in de Senaat wordt geamendeerd. Het Vlaams Belang zal u daarbij graag de nodige stemmen verlenen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Waarde collega's, leden van de regering, het jeugdrecht is een ingewikkelde en complexe problematiek geworden. Het is goed om eerst even de essentie mee te geven. Voor ons komt het erop aan om te denken aan elke jongere, om nooit een jongere op te geven, en om er alles aan te doen dat die jongere opnieuw in de samenleving kan functioneren.
Jeugddelinquentie is een probleem. We willen het niet minimaliseren. Daarom is onze fractie al jarenlang actief op het vlak van het jeugdsanctierecht en hebben we duidelijke voorstellen en posities naar voren geschoven. Ik betreur het dan ook dat de voorbije dagen werd gesproken in termen van 'soft' en 'light'. Jeugddelinquentie beroert de mensen, maar de mensen worden evenzeer in hun leefwereld geraakt wanneer het gaat om gezinnen die op springen staan, want daarbij zijn de kinderen vaak het slachtoffer.
Ik sluit me daarom aan bij de mening van mensen uit het werkveld dat het jeugdrecht niet mag worden herleid tot de problematiek van jeugddelinquentie. Het overgrote deel van de kinderen en jongeren die begeleid en/of opgevangen worden door voorzieningen, zijn mensen met een problematische opvoedingssituatie. De maatschappelijke noodzaak om de inspanningen voor die jongeren op te drijven en om hun kansen voor de toekomst gaaf te houden, is minstens even groot als de maatschappelijke verplichting om adequaat te reageren op jeugddelinquentie.
In die zin juicht mijn fractie toe dat het globaal plan voor de jeugdzorg van minister Vervotte zich niet zal beperken tot jeugddelinquentie, maar dat het ook aandacht zal besteden aan opvoedingsondersteuning, flexibilisering in het zorgaanbod, thuisbegeleiding en geestelijke gezondheidszorg. We weten ook dat we er niet komen met bescherming en preventie alleen.
Mijnheer Caluwé, u spreekt heel mooie woorden uit. Gisteren hebben we het er in de commissie ook al over gehad, want uw fractie heeft dus wel een globaal plan in de maak en maakt zich zorgen over de tekorten op het terrein, terwijl er in de meerjarenbegroting van de Vlaamse Regering geen enkele euro werd ingeschreven om dat plan in de praktijk om te zetten. Dat komt neer op veel blabla. U houdt de sector, die het heel moeilijk heeft, in feite een beetje voor de aap.
Gisteren hebt u in de commissie ook gehoord dat er over middelen zal worden gesproken en dat er verschuivingen mogelijk zijn. Ik heb begrepen dat de commissie zich daar de komende weken over zal buigen.
Het is spijtig dat minister Van Mechelen hier niet is, want vroeger golden de regels dat de meerjarenbegroting een afspraak binnen de regering is, ook inhoudelijk, waarna een individuele minister niet zomaar kan verschuiven.
Minister Van Mechelen was daar altijd een fel voorstander van. Afspraken zijn afspraken. Ik zal hem daarover interpelleren. Ik wil zijn mening kennen.
Mevrouw Vogels, we hebben het daar gisteren ook al over gehad. Ik heb gezegd dat bovenop de 1,5 miljoen euro voor de bijzondere jeugdzorg voor 2006, nog eens bijkomend 2 miljoen euro wordt ingeschreven.
In de commissie voor Financiën heeft minister Van Mechelen duidelijk gemaakt dat de extra beleidskredieten die de departementen krijgen, inhoudelijk nog kunnen worden bekeken. De beschotting ligt helemaal niet vast. Het is slechts een eerste aanwijzing van elementen. Welzijn en Volksgezondheid heeft een beleidsruimte gekregen. Ik heb u gisteren gegarandeerd dat daar zeker en vast nog extra middelen voor bijzondere jeugdzorg in zitten.
Voor mij is dat pas een zekerheid als het in de begroting is vastgelegd. Dan zal ik pas gerust zijn. (Rumoer bij CD&V/Opmerkingen van mevrouw Trees Merckx)
Tot dan zal ik er blijven naar vragen, mevrouw Merckx. U mag blij zijn dat ik dat doe, het is in uw voordeel.
Ook dat is niet correct. Bij elke begrotingsbespreking in de commissie voor Welzijn is telkens gezegd dat er nog kredieten van VIA moeten worden ingevuld.
Ik kom terug tot het jeugdsanctierecht. We weten dat we er alleen met preventie en bescherming niet komen. Het model van 1965 werkt niet langer. We moeten jongeren voor vol aanzien, hen au sérieux nemen en hen verantwoordelijk stellen voor hun fouten. We moeten hen op een andere manier vragen om die fout te herstellen. In een aantal gevallen moeten we zelfs overgaan tot sanctionering en bestraffing. Dat wil niet zeggen dat we hen moeten opsluiten. Dat moet altijd het allerlaatste alternatief blijven. Integendeel, we moeten eerst zoveel mogelijk andere maatregelen aanwenden. De Vlaamse jeugdrechters experimenteren daar al vele jaren mee. Dit wordt ondersteund door het beleid. Dat is goed.
Het ontwerp-Onkelinx heeft daarvoor nu een wettelijke basis gecreëerd. De jonge dader en het slachtoffer worden samengebracht voor bemiddeling. Werkstraffen en herstelmaatregelen kunnen voortaan volledig wettelijk worden opgelegd. We staan daar achter. We hebben dat ook uitdrukkelijk gezegd. Maar voor een aantal jongeren volstaat dit niet, redden alleen alternatieve maatregelen het niet. Dit is een kleine beperkte groep maar hij bestaat. Als het op straffen aankomt, staat de jeugdrechter machteloos, ook - nog altijd - met het ontwerp-Onkelinx. De jeugdrechter moet de jongere dan uit handen geven. We weten ondertussen allemaal dat dit niet werkt. Dat werkt niet omdat de strafrechter de voorgeschiedenis niet kent, omdat hij niet weet wat er voordien al met de jongere gebeurd is, omdat die informatie niet mag worden doorgegeven.
Als de jeugdrechter geen andere mogelijkheid ziet dan straffen, gaat hij over tot de uithandengeving. In 84 percent van de gevallen legt de strafrechter echter geen straf op. Hij seponeert de zaak. Slechts in 16 percent van de gevallen wordt effectief een straf toegepast. Nog eens twee derden daarvan betreft slechts een uitermate beperkte straf. De zo geroemde uithandengeving betekent de georganiseerde straffeloosheid. Op het ogenblik dat de jeugdrechter beslist dat er iets anders moet gebeuren, dat er een straf moet worden uitgesproken, juist op dat moment krijgen we geen straffen. Dat is het tegendeel van wat we willen.
Daarom bestaat er in Vlaanderen al geruime tijd een consensus over alle partijen heen dat de jeugdrechter zelf de bevoegdheid moet krijgen om die strafsancties te kunnen uitspreken. Daarom stond dat uitdrukkelijk vermeld in een ontwerp van minister Verwilghen uit 2002. We hebben dat vanuit de oppositie gesteund. Meer zelfs, we hebben het als wetsvoorstel ingediend. We staan er dus achter, maar we werden geconfronteerd met weerstand daartegen van de Franstaligen, die het jeugdbeschermingsmodel blijven verdedigen. Minister Verwilghen slaagde er niet in om zijn jeugdsanctierecht, waar heel Vlaanderen achter stond, goedgekeurd te krijgen in de federale ministerraad, zodat hij in de volgende regering werd opgevolgd door mevrouw Onkelinx. Zo werd het ontwerp-Onkelinx ingediend.
Omwille van de Vlaamse consensus heeft de Vlaamse Regering op 24 december 2004 duidelijk gemaakt dat we het niet eens zijn met het ontwerp-Onkelinx, en dat het op essentiële punten moet worden gewijzigd. Minister Vervotte heeft het daarbij niet gelaten. Ze heeft onderhandeld met de Franstaligen om na te gaan of er geen wijziging via consensus kon gebeuren. Het resultaat van die onderhandelingen is dat voor het eerst in de politieke geschiedenis sinds 1965, de Franstaligen ermee akkoord gaan dat de jeugdrechter zelf het strafrecht toepast en strafsancties oplegt. Ze voegen eraan toe dat de maximale sanctie wel lager moet zijn dan in het volwassenenstrafrecht, namelijk drie vijfden. Ze weten dat als niet de volwassenenrechter, maar de jeugdrechter strafrechtsancties zal kunnen toepassen op jongeren, er meer strafsancties zullen komen. Daarom hebben ze gepleit voor een lagere maximumstraf voor jongeren.
De VLD heeft moeite met dit aspect en vindt dat de jeugdrechter aan jongeren een volledige strafmaat moet kunnen uitspreken. Voor ons is dit niet essentieel omdat we denken dat jeugdrechters verstandige mensen zijn en dat ze niet meteen de zwaarste strafmaat op minderjarigen zullen toepassen. Daar hebben we vertrouwen in. Ze zullen de zwaarste sanctie slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen uitspreken. Voor jongeren zullen ze veel lagere, meer aangepaste straffen uitspreken.
Mijnheer Caluwé, wat is dan uw antwoord aan de kinderrechtencommissaris, die verwijst naar het kinderrechtenverdrag, dat zegt dat jongeren niet met dezelfde strafmaat als volwassenen kunnen worden bedacht?
Het Kinderrechtenverdrag bepaalt dat voor jongeren aan apart strafsanctierecht vereist is. Dat wil zeggen dat we een eigen rechter moeten hebben. In dit systeem is dat de jeugdrechter of de uitgebreide kamer in de jeugdrechtbank. Er moet ook een aparte strafuitvoering zijn. Wanneer opsluiting noodzakelijk is, mag een jongere niet bij een volwassene worden opgesloten. Tot slot moet voor wat de straf betreft, de vrijheidsbeperking zo kort mogelijk worden gehouden. Ik ben ervan overtuigd dat de jeugdrechter de kortst nodige straf zal opleggen.
De strafuitvoeringsrechtbank zal elk halfjaar nagaan of het nodig is dat de eventueel zware straf die is opgelegd, volledig wordt uitgezeten of dat een voorwaardelijke invrijheidstelling onder bepaalde voorwaarden mogelijk is. Met dit systeem wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren uit het Kinderrechtenverdrag. Het is niet omdat een zware straf kan worden opgelegd dat een jeugdrechter dat ook moet doen. Zo lang hij tal van andere mogelijkheden heeft, stelt zich geen probleem.
Mijnheer Caluwé, de toetsing van het Kinderrechtenverdrag gebeurt op basis van de wet en niet op basis van wat de jeugdrechter daarmee doet. In die zin vrees ik dat u de lakmoesproef niet zult doorstaan. De toekomst zal uitwijzen wat de toezichtscommissie van het Kinderrechtenverdrag daarvan zal zeggen. Ik denk dat u geen gelijk hebt.
Het Kinderrechtenverdrag is heel vaak de beste en duidelijkste toets die er bestaat. Wat echter de strafmaat betreft, is het Kinderrechtenverdrag niet duidelijk. Nergens staat dat het een andere strafmaat moet zijn. Het is dan ook aan de rechters om die te bepalen. Voor de wetgever is er ter zake geen enkele duidelijke opdracht.
Ik ben blij dat de discussie van de voorbije dagen ervoor heeft gezorgd dat heel de Vlaamse meerderheid het ermee eens is dat het ontwerp-Onkelinx moet worden geamendeerd. De jeugdrechter moet bevoegd worden om strafsancties op te leggen. Dat is een heel belangrijke doorbraak die te danken is aan het onderhandelingswerk van minister Vervotte. Door de nieuwe procedure zal het merendeel van de jongeren die wanbedrijven en correctionele misdaden hebben gepleegd, op vordering van het openbaar ministerie verschijnen voor een uitgebreide kamer op jeugdrechtbankniveau. Dat is ook het geval in Nederland waar nog steeds wordt gesproken van een kinderrechter.
Met deze consensus die is bereikt binnen de Vlaamse meerderheid hebben we de unieke kans om over de partijgrenzen heen de sereniteit in dit debat terug te vinden en de discussie af te ronden die al jarenlang woedt in de verschillende parlementaire assemblees. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat ons jeugdbeschermingsrecht veel meer een jeugdsanctierecht wordt. Dat is een zeer belangrijke doorbraak. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, beste collega's, ik hoop oprecht dat we met dit debat een punt zetten achter een, zoals de heer Caluwé terecht heeft gezegd, jarenlang aanslepende en bij momenten hevige discussie over jeugdbeschermings- en al dan niet jeugdsanctierecht. Sommigen zullen deze discussie afdoen als wat gehakketak tussen regeringspartijen. Wie echter oprecht naar het eindresultaat kijkt, zal moeten vaststellen dat we definitief een stap vooruit hebben gezet.
De geschiedenis van dit debat is lang. Ze gaat terug naar het ontwerp van minister Verwilghen, die inderdaad baanbrekend werk leverde, vooral in het uittekenen en het formuleren van een volwaardig jeugdsanctierecht. Jammer genoeg was de vorige federale regeerperiode te kort en het water tussen Wallonië en Vlaanderen te diep om dat legistiek werk ook te voltooien. Zoals dat wel meer gebeurt in de politiek, volgde er een compromis, namelijk het ontwerp van minister Onkelinx. Ook wij hebben toen moeten vaststellen dat het geen jeugdsanctierecht meer kon worden genoemd.
Maar een aantal aanpassingen die ze aan de wet op de jeugdbescherming voorstelde, geven onmiskenbaar zo'n jeugdsanctierecht en, mevrouw Vogels, ook een pak van het herstelrecht wel degelijk vorm. Het ontwerp voorziet inderdaad in een uithandengeving van zestienjarigen naar de correctionele rechtbank, die deze minderjarige effectief zou moeten kunnen bestraffen. Ook de verlenging van de leeftijd tot 23 jaar, waardoor jeugdrechters jonge criminelen langer kunnen 'beschermen' - te lezen als van hun vrijheid beroven en plaatsen in een gesloten instelling -, was een typisch Vlaamse eis. Ook die staan in het ontwerp van minister Onkelinx.
Precies over deze verlenging tot 23 jaar was ook de Vlaamse Regering in elk van haar beslissingen eenduidig. De 23 jaar is voor ons een must.
Toen het dan duidelijk werd dat in het compromis van de gemeenschapsministers de leeftijd van 23 jaar werd teruggebracht tot 20 jaar, heeft het VLD-partijbestuur gereageerd en gezegd dat dit niet kon. Door het compromis met minister Onkelinx is het voorstel dat het de jeugdrechter, de bijzondere jeugdkamer, zou zijn die de straffen zou moeten kunnen uitspreken, minder een punt van ons geloof. In het voorstel van de gemeenschapsministers stond evenwel zwart op wit dat deze bijzondere kamer van de jeugdrechtbank slechts beperkte straffen zou kunnen uitspreken. Mijnheer Caluwé, wat dat betreft ben ik het volledig met u eens. Wat vooraf wordt meegegeven als mogelijkheid tot uitspraak is iets heel anders dan de effectieve uitspraak. Het VLD-partijbestuur stelde meteen paal en perk aan zo'n beperking.
Vorige week woensdag kregen we dan op deze tribune de mededeling dat over beide cruciale twistpunten, de verlenging tot 23 jaar en de beperking van de strafmaat, advies zou worden gevraagd aan de Unie van de Jeugdmagistraten. Maar advies vragen betekent niet - en vergeef me de woordspeling - dat we de beslissing ook uit handen moeten geven. We hebben daarom twee punten aangegeven waarvoor we de beslissing in eigen handen willen houden. Het gaat met name over de verlenging tot 23 jaar en de mogelijkheid om ten aanzien van jonge criminelen toch het volledige strafrecht te kunnen gebruiken.
Ik ben heel blij dat hierover alsook over de mogelijkheid voor de jeugdrechter om deze straffen uit te spreken, vandaag een duidelijk akkoord bestaat tussen de Vlaamse meerderheidspartijen. En dit duidelijk akkoord zal gestalte krijgen in de behandeling van het ontwerp in de Senaat via een amendement.
Collega's, dat en niets anders is het tastbaar resultaat van een week discussiëren en een inhoudelijk debat over een moeilijk thema. Want ja, dit zijn harde maatregelen. En ja, mevrouw Vogels, ze gelden maar voor een beperkt aantal jonge criminelen. Maar noch het aantal noch hun jeugdige leeftijd rechtvaardigt om het dossier te relativeren. We mogen ons hierin noch naïef noch minimalistisch opstellen.
In een wereld met steeds minder grenzen moeten we rekening houden met georganiseerde buitenlandse bendes die hun jonge leden zullen inzetten in die landen waar jongeren toch niet gestraft kunnen worden. Een gevolg van de globalisering is dat wat wij als minderjarige beschouwen, ondertussen jongeren zijn die ingevolge hun levensomstandigheden feiten plegen die we in Vlaanderen amper willen toedichten aan volwassen criminelen. De hele wereld verbeteren? Graag, maar dat mag geen excuus zijn om te verzaken aan onze fundamentele opdracht als overheid om de inwoners van onze gemeenschap ook tegen de hardheid van de wereld te beschermen.
Collega's, ik hoop oprecht dat we met dit debat een punt kunnen zetten achter een moeilijke en jarenlange discussie over het straffen en beschermen van jongeren én van de samenleving.
U hoopt vandaag een punt te kunnen zetten achter het debat, maar dit zal voor een groot stuk van u afhangen, want het punt was eigenlijk al een beetje gezet. Is er een akkoord over de tekst van een amendement? Wie zal dit indienen?
Mevrouw Vogels, ik heb duidelijk aangegeven dat we binnen de Vlaamse meerderheidspartijen tot een akkoord zijn gekomen.
Deze wet wordt in het federale parlement behandeld. Dat weet u toch?
Absoluut, ik heb net gezegd dat het ontwerp nog in de Senaat moet worden behandeld. Daar zullen de Vlaamse meerderheidspartijen een amendement indienen.
Zullen de Franstaligen dat goedkeuren?
We weten al dat de MR ons hierin zal volgen. Als u nog iemand in de Senaat hebt, dan stel ik voor dat u het debat daar verder volgt.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mevrouw Ceysens, u kunt wat dat betreft op ons rekenen. We zullen dit erg goed in het oog houden.
Ik heb echter de laatste dagen iets niet begrepen. U hebt zondag in De Zevende Dag gezegd dat het compromis van minister Vervotte een lightversie was en dat u dat niet wilde. Tot daar kon ik volgen. Nu zegt u dat het ontwerp-Onkelinx zoals het in de Kamer is goedgekeurd, ook snel in de Senaat moet worden goedgekeurd. Die stap begrijp ik niet. Het ontwerp-Onkelinx is de straffeloosheid en het compromis de lightversie. Nu kiest u in feite voor de straffeloosheid, ook al hebt u het heel mooi verpakt. Dat is de realiteit.
De consensus die zogezegd is bereikt en via amendementen zal worden toegevoegd, is allesbehalve zeker want de Franse Gemeenschapsregering gaat niet akkoord. We zullen zien wat er in de Senaat gebeurt. Als de amendementen niet voldoen aan uw wensen, dan zullen we hier het belangenconflict opnieuw indienen en dan moet u maar eens definitief kleur bekennen.
Het is een beetje vreemd dat u hier de Franstaligen en hun belangen verdedigt. Zij moeten weten wat ze doen met het amendement in de Senaat. Binnen de Vlaamse meerderheid is een akkoord over een aantal punten. We hebben een akkoord over de bescherming tot 23 jaar en over het feit dat de jeugdrechter bevoegd moet zijn. Een bijzondere jeugdkamer moet kunnen putten uit het volwassenenstrafrecht zonder beperking.
U hebt gezegd dat het ontwerp-Onkelinx snel moet worden goedgekeurd en minister Dewael is u daarin gevolgd. Dat is de boodschap van de VLD. U hebt het mooi verpakt door te doen alsof u de stoere jongen bent die de jeugdcriminaliteit wil aanpakken. De realiteit is net het omgekeerde. Heel het Vlaams Parlement heeft maanden geleden tegen het ontwerp-Onkelinx geprotesteerd en tegen het feit dat de uithandengeving erin staat.
U hebt zondag gezegd dat u de lightversie niet lust, en we kunnen u daarin volgen. We kunnen echter niet begrijpen dat u het ontwerp Onkelinx wilt goedkeuren als alternatief. Dit is een staaltje van intellectuele oneerlijkheid.
U bent precies blijven stilstaan op zondag. We hebben gezien dat er na zondag een evolutie is gekomen. Ook deze ochtend was er nog een evolutie over het consensusvoorstel.
Wij hebben alvast vernomen dat de voorzitter van CD&V heeft gezegd dat voor hem de beperking van de strafmaat niet hoeft. Als dat zo is, dan kan alles in handen van de jeugdrechter blijven. Dat is het compromis. Afgelopen zondag wisten we nog niet dat de anderen bereid waren om de beperking van de strafmaat te laten vallen. Als dat laatste niet zo was, dan hadden we liever met het ontwerp-Onkelinx doorgegaan.
Dat was zondag. Vandaag zijn we echter woensdag. Kunt u me een tekst met het akkoord voorleggen? Dat zou ons en iedereen die niet in de Senaat zetelt, toestaan om de zaak te kunnen volgen en te beoordelen. U zegt wel dat er een akkoord is. Geef ons dan de tekst.
Die tekst zal in de Senaat worden ingediend. Het zal gaan om een amendement op het ontwerp. Wij zullen niet over dat amendement stemmen. De Senaat zal dat doen.
Ik hoop oprecht dat we met dit debat een einde kunnen maken aan een moeilijke en jarenlang durende discussie over straffen en het beschermen van jongeren en de samenleving. De volgende keer dat we het debat voeren over jongeren en bescherming, hoop ik dat het zal gaan over het beschermen van jongeren tegen de wreedheid van de volwassenenwereld. Vaak, en dat maakt het zo dramatisch, komt die wreedheid van hun eigen ouders of familie. Jongeren zijn vandaag nog altijd meer slachtoffer dan dader van geweld.
Ik ben blij dat we gisteren in de commissie met de minister hierover een goede gedachtewisseling hebben gehad. De maatschappij wil dat we onze verantwoordelijkheid opnemen en haar beschermen tegen criminelen, ook al zijn het nog jongeren. Maar onze maatschappelijke verantwoordelijkheid voor kinderen en jongeren die bescherming nodig hebben, moeten we met evenveel daadkracht en gestrengheid aanpakken.
Naast het jeugdsanctierecht blijven ook het jeugdbeschermingsrecht en onze strijd tegen kindermishandeling een opdracht van formaat. Af en toe zullen we over de concrete aanpak, de in te zetten instanties, de rol van diverse actoren binnen de grote meerderheid van mening verschillen. Als we die meningsverschillen kunnen stofferen en ook goed uitwisselen en als uit de confrontatie van die inhoudelijke meningsverschillen uiteindelijk een resultaat voortvloeit zoals dit waarmee we nu het jeugdsanctierecht vormgeven, schrijf ik me graag in voor het volgende inhoudelijke debat. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, leden van de regering, geachte collega's, ooit leerde ik op school dat spreken zilver is, maar zwijgen goud. Dat zou in dit geval iets te eenvoudig zijn.
Wat een non-debat is me dat! Durft iemand hier de straat oplopen en aan Jan Modaal uitleggen waar het echt over gaat? Het gaat niet over straffen. Op de interministeriële conferentie komt minister Onkelinx met de gemeenschapsministers overeen dat ze op een aantal punten alternatieve voorstellen kunnen indienen als daarover een consensus bestaat. Tot grote verbazing van het federale niveau slagen ze daar ook in. Er moeten dan manoeuvres worden uitgehaald om dat ongedaan te maken.
Wat is ons standpunt?
We moeten ons afvragen wat we willen. We moeten ons ook afvragen of het consensusvoorstel dat nu op tafel ligt, een verbetering is.
Mijn uitgangspunt is dat we een goede en correcte regeling moeten hebben. Die moet beantwoorden aan de principes van goed bestuur. Ze moet bovendien evenwichtig zijn. We mogen geen onnodige vertraging veroorzaken in verband met het wetsontwerp.
De huidige wet dateert van 1965. We hebben er alle belang bij om die te actualiseren en te moderniseren. We moeten ervoor zorgen dat we een goede wet krijgen. Daarom moeten we ons afvragen of het consensusvoorstel een verbetering is. Ik denk het wel.
De uithandengeving wordt veranderd. Ongeveer 16,5 percent van de uithandengevingen heeft geleid tot effectieve gevangenisstraffen. De uithandengeving is dus geen doeltreffend instrument gebleken. Het gros van de dossiers werd geseponeerd. Er werd ook vaak met uitstel over beslist. De uithandengeving is bovendien in strijd met de kinderrechten.
Heeft de Kamer tot op heden dan niet goed gewerkt? Er is het wetsontwerp-Verwilghen geweest en er is nu het wetsontwerp-Onkelinx. Er is daarover al tamelijk veel gediscussieerd. Ik wil de mensen van onze fractie niet ophemelen, maar er zijn heel wat verbeteringen aangebracht in het ontwerp-Onkelinx. Het is niet slecht, maar het kan altijd beter.
Mevrouw Ceysens, misschien moet ik even verwijzen naar het ontwerp-Verwilghen. De uithandengeving, die u zo graag wilde behouden in het ontwerp-Onkelinx, werd in het ontwerp-Verwilghen niet weerhouden. Laat dat duidelijk zijn. Dat kan tellen als inconsequentie.
Er komt nu een systeem waarin wordt gesproken over maatregelen en sancties, de jeugdversies van straffen.
Mijnheer Caron, u zult wellicht begrijpen dat we van iedereen die hier zit, de hevigste voorstanders van het ontwerp-Verwilghen waren. Er wordt nu blijkbaar gevochten op alle banken om uit te maken wie de hevigste voorstander was. Neem van mij aan dat dat onze fractie was.
Het ontwerp-Verwilghen was echter niet haalbaar. Daarom hebben we samen met sp.a-spirit het ontwerp-Onkelinx aanvaard. De uithandengeving was een compromis. Vandaag zijn we echter blij dat we met deze meerderheid kunnen zeggen dat we naar jeugdkamers met onbeperkte strafmaten gaan. Dat is fundamenteel in het compromis.
Ik neem akte van uw uitleg. Ik begrijp hem trouwens niet. Ik denk dat wat de Vlaamse Regering heeft voorgesteld in het consensusvoorstel, veel dichter staat bij het ontwerp-Verwilghen. Ik begrijp u dus niet.
Moet ik in heel deze retoriek een opbod aan law and order verstaan? Iedereen is om ter sterkst bezig. Willen we jongeren straffen? Willen we daarover aan politiek opbod doen? Is dat het grote probleem? De media verwijzen natuurlijk naar die hele extreme en moeilijke gevallen die we niet geregeld krijgen of waar we geen plaats voor hebben.
Collega's, er zijn toenemende problemen in de samenleving. We mogen dat niet ontkennen. Er komen steeds meer als misdrijf omschreven feiten voor en steeds meer problematische opvoedingssituaties. Wie vorige maand op de studiedag in Gent was, hoorde dat er meer dan 30 percent meer probleemsituaties zijn.
Er is een sterke vraag om hulp, maar ook om sancties. De sector wacht op antwoorden. De sector weet evenwel maar al te goed waar de echte problemen zich situeren en vandaan komen.
Laten we hier even over nadenken. Het gaat hier eigenlijk om de samenleving waarin we leven. De problemen komen niet uit de lucht gevallen. Onze problemen zijn verbonden met een samenleving die een grote mate van kwetsbaarheid vertoont. Mensen hebben het moeilijk om overeind te blijven en om zich te ontwikkelen. De werk-, inkomens- en prestatiedruk wordt steeds groter. Dit geldt niet enkel voor mensen uit kansarme milieus, ook hoger opgeleide tweeverdieners komen steeds vaker in dergelijke situaties terecht.
We mogen dit fundamentele samenlevingsproblemen niet louter met sanctiemaatregelen aanpakken. We discussiëren hier eigenlijk over de symptoombestrijding. We hebben nog een oplossing ten gronde. Het gezinsbeleid en het onderwijs moeten ons helpen deze problemen aan te pakken.
Kiezen we hier voor een correct jeugdsanctierecht? Welke toetsingsbasis moeten we hanteren? Mijns inziens moet een correct beleid evenwichtig zijn. We moeten een evenwicht vinden tussen preventie, hulpverlening, opvoedingsmaatregelen en sancties.
Zoals mevrouw Vogels daarnet al heeft gezegd, moeten we adequaat optreden. We moeten snel en efficiënt op kleine incidenten reageren.
Mijnheer Caron, het is me niet duidelijk of u het compromis van de Vlaamse Regering nu al dan niet wilt verdedigen.
Zoals uit mijn conclusies zal blijken, ben ik het compromis aan het verdedigen. Ik wil echter ook een paar kanttekeningen bij de hele discussie maken.
We moeten snel en adequaat optreden. Problemen verergeren en kleine feiten leiden tot grote criminaliteit. Wat als kattekwaad is begonnen, is nu vaak criminaliteit geworden. De wachtlijsten zijn echter zeer lang. Jongelui die iets mispeuteren en het thuis moeilijk hebben, moeten vaak maanden tot een jaar op hulpverlening wachten. Het verbaast me dan ook niet dat het aantal criminele jongeren helaas toeneemt.
Op de studiedag in Gent hebben alle hulpverleners hetzelfde standpunt vertolkt. Een snel en adequaat optreden kan grotere problemen voorkomen. We rekenen erop dat het globaal plan van minister Vervotte een stevig antwoord op deze vraag zal bieden. We moeten komen tot een integrale jeugdhulp, een vraaggestuurde programmatie in de sector en een flexibele regelgeving. Momenteel is de regelgeving zo stroef dat we niet op de noden inzake gezinsbegeleiding, contextuele hulp, ambulante hulp, residentiële zorg en de diverse combinatievormen kunnen inspelen. We rekenen op een globale hulpverlening.
Zorgt het federale niveau momenteel voor een correcte aanpak? Is de bestaande wetgeving evenwichtig en modern? Houdt ze het midden tussen hulpverlening en sancties en tussen welzijn en verantwoordelijkheidszin?
We moeten steeds uitgaan van de belangen van de minderjarigen. We moeten kiezen voor een jeugdspecifieke aanpak. Er mag op geen enkel terrein een vermenging met het volwassenenrecht totstandkomen. We moeten een breed palet aan maatregelen in het leven roepen. Alle straffen moeten gericht zijn op het reïntegreren, het heropvoeden en het weer normaal in de samenleving laten functioneren van jongeren.
De vijf krachtlijnen die de Vlaamse Regering voor de evaluatie van het beleid naar voren heeft geschoven, moeten voor ons ook de toetssteen vormen. Zal het voorliggend wetsontwerp een verbetering inhouden?
De sancties door de correctionele kamer van een jeugdrechtbank lijken ons beter dan de uithandengeving. Op deze manier blijft het dossier op een en dezelfde plaats. De jeugdrechter kan sancties en andere maatregelen op een evenwichtige manier combineren. De uitvoeringsrechtbank kan sancties in opvoedkundige, aan bepaalde voorwaarden verbonden maatregelen omzetten.
Nu weten de betrokken jongeren dat de jeugdrechter hen eigenlijk geen sanctie kan opleggen. Dat is voorbij.
Wij pleiten niet voor een overdreven strenge, maar voor een correcte aanpak, die maatregelen en straffen evenwichtig combineert.
Mijnheer Caron, heeft uw fractie in de Kamer het ontwerp-Onkelinx goedgekeurd?
Ja, onze Kamerfractie heeft dat mee goedgekeurd.
Mijnheer Caron, ik zou straks graag voor u applaudisseren, want u houdt een sterke uiteenzetting, maar ik zou nu graag weten waar u voor pleit. U pleit ervoor dat de jeugdrechter kan oordelen. Pleit u voor een aangepast strafkader of niet? Dat is het cruciale punt. Als u hierover duidelijkheid creëert, zal ik straks met veel enthousiasme applaudisseren.
Mijnheer Stassen, het gaat over de strafmaat. De federale Kamer en Senaat zijn bevoegd om te beslissen over de strafmaat. Laat dat duidelijk zijn: het is geen bevoegdheid van de Vlaamse overheid.
Collega's, zijn jullie van mening dat een identiek strafrecht moet worden toegepast voor jongeren van 16 tot 18 jaar? In de huidige regeling is ook een uithandengeving naar assisen mogelijk. Het gaat hier over de behandeling door de jeugdrechtbank van correctionaliseerbare feiten.
Als u jongeren een perspectief wilt bieden, moet u redelijk en billijk zijn. U moet jonge mensen een reïntegratiekans in de samenleving bieden, maar als het nodig is, moeten we ze ook sancties opleggen. We moeten dus een evenwichtige aanpak hebben.
Mijnheer Stassen, de uithandengeving zoals in het huidige wetsontwerp-Onkelinx staat, is niet ons meest geliefde denkspoor, noch voor sp.a, noch voor spirit. Elke stap die daarvan afwijkt, is een stap vooruit. Het consensusvoorstel van de Vlaamse Regering is een belangrijke stap vooruit. We zouden het betreuren als ook voor de strafmaat geen redelijkheid in de gedachten aanwezig kan zijn. Een opbod van law and order is niet correct.
Tegen de mensen die echt sancties willen opleggen, wil ik zeggen dat we toch een belangrijke stap vooruit zetten als we jongeren die zware misdrijven begaan streng kunnen straffen. Het moet toch altijd de bedoeling zijn om iedereen nieuwe kansen te geven, desnoods ook na een strenge straf.
Mijnheer Caron, u moet de discussie wel eerlijk voeren. Er bestaat inderdaad de mogelijkheid om mensen die zware feiten hebben gepleegd vanaf een bepaalde leeftijd uit handen te geven. Hoe denkt u dat de familie van de heer Mombaerts heeft gereageerd toen de moordenaar na een maand op vrije voeten was? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik wil er even op wijzen dat er een nieuw jeugdrecht komt om dit soort problemen op een adequate manier aan te pakken.
Mijnheer Caron, ik heb u nu toch met vuur het bereikte compromis horen verdedigen. In het begin van uw uiteenzetting dacht ik dat u vond dat het 'much ado about nothing' was.
Mevrouw Ceysens, er was een consensusvoorstel, maar u hebt dat in de wind gezet.
Gaat u ermee akkoord dat het huidige compromis een goed compromis is? Dat hoor ik u zeggen.
Wie wou er ook weer een punt zetten achter de discussie?
Ik heb gezegd dat ik een correcte aanpak wil.
Ik wil twee zinnen voorlezen uit de brief van het Kinderrechtencommissariaat en de Vlaamse Jeugdraad: 'De uithandengeving vermijden voor correctionaliseerbare feiten zou in de praktijk meer minderjarigen bij hun jeugdrechter kunnen houden, hetgeen positief is. Het is dan wel een jeugdrechter die zwaarder kan straffen dan voorheen.'
Verder staat in de brief: 'Een aangepaste tarifering van de straffen is positief te beoordelen en kan duidelijkheid en rechtszekerheid in de hand werken.'
De bevoegdheid ligt niet bij dit parlement, maar bij het federale parlement. De invoering van een jeugdstrafuitvoeringsrechtbank kan evenwicht brengen tussen maatregelen nemen en sancties opleggen.
Zetten we stappen vooruit? Ja. Is het perfect? Neen. We rekenen erop dat de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement hun bevoegdheden, namelijk de preventie, de hulp en bescherming en de lange wachtlijsten en noden die vandaag in de sector bestaan, volop en hard zullen inzetten. (Applaus bij sp·a-spirit, VLD-Vivant en Groen!)
Mijnheer de voorzitter, dames en heren van de regering, beste collega's, ons debat over de knelpunten in de wet over de jeugdbescherming van 1965 blijft maar aanslepen, al jarenlang. Vooral de discussie over het gebrek aan rechten en waarborgen voor minderjarigen staat centraal. Ondertussen kwam het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en kreeg België van het toezichthoudend comité de opdracht om een meer coherent jeugdrechtsysteem uit te werken dat de toets met het verdrag kan doorstaan.
De voorbije zomer keurde de Kamer het wetsontwerp-Onkelinx goed. Aan de filosofie van de wet van 1965 wil de minister van Justitie niet raken ondanks de aanhoudende kritieken vanuit de praktijk en vanuit academische hoek.
In het bestaande wettelijke kader werden wel nieuwe accenten gelegd: de uitbreiding van het gamma van jeugdbeschermingsmaatregelen, een grotere motiveringsplicht voor de rechter, een wettelijke basis voor herstelmaatregelen en alternatieve sancties en de responsabilisering van ouders. Helaas werd de discussie recent herleid tot een discussie over de problematiek van de uithandengeving waardoor een beetje een fout beeld is ontstaan. Er werd veel meer gefocust op zwaar criminele jongeren. Ik vrees dat, ondanks de unanieme goedkeuring in het Vlaams Parlement, de Vlaamse partijen van de meerderheid in het federale parlement er een ander idee op nahouden van de wijze waarop ze de Vlaamse eisen en verzuchtingen moeten verdedigen in het federale parlement.
De VLD en sp.a hebben u, mevrouw de minister, wel gesteund. Het is vanzelfsprekend dat ze dat ook doen op federaal niveau. Iedere partij en haar vertegenwoordigers zouden maar één standpunt mogen verdedigen, onafhankelijk van het beleidsniveau waar ze functioneren. Een partijstandpunt moet eenduidig zijn, dat lijkt mij vanzelfsprekend.
Het federale wetsontwerp-Onkelinx wordt nu behandeld in de Senaat. Het ontwerp bepaalt dat zware delinquente jongeren vanaf 16 jaar naar speciale kamers van de volwassenenrechtbank kunnen worden verwezen, zoals dat nu het geval is. Minister Vervotte is echter tegen deze uithandengeving, en volgens mij terecht. Cijfers tonen aan dat uithandengeving slechts in 17 percent van de gevallen tot een veroordeling leidt. Studies uitgevoerd aan de VUB staven dit. De meerderheid van de jongeren krijgt geen effectieve straf en wandelt gewoon terug naar huis. Na uitspraak door de rechter pleegt de helft ervan nieuwe misdrijven. Is dit aanvaardbaar voor ons? Ik denk het niet. Daarom wil minister Vervotte terecht dat de jeugdrechters in speciaal daarvoor ingerichte kamers van jeugdrechtbanken kunnen teruggrijpen naar straffen uit het volwassenenstrafrecht, tenminste als alle beschermende maatregelen zijn uitgeput. Voor moord en doodslag zouden jongeren wel worden verwezen naar het Hof van Assisen.
Hierover is een consensus bereikt, ook met de Franse Gemeenschapsregering. Het is dus nu aan minister Onkelinx om dit binnen de federale regering te bespreken. De Vlaamse Regering vraagt wel dat de magistratuur zich zou uitspreken over de vraag of het nodig is om de straffen uit het volwassenenstrafrecht aan te passen voor jongeren en of het wenselijk is de mogelijkheid tot beschermende maatregelen uit te breiden van 20 naar 23 jaar. Mij lijkt het dat er niets mis is met deze vraag. Vanuit hun ervaring zijn jeugdrechters het beste geplaatst om hun mening te geven over de vooropgestelde maatregelen. Zij zijn het tenslotte die de wetten in de praktijk moeten brengen.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, het lijkt me goed het Vlaamse regeerakkoord in herinnering te brengen wat dit betreft. Het regeerakkoord pleit voor meer homogene bevoegdheidspakketten. Tevens werd uitdrukkelijk gepleit voor de overdracht van het jeugdsanctierecht en de uitbouw van een Vlaams jeugdsanctierecht om gerichter en met meer rechtszekerheid te kunnen optreden tegen jongeren die een ernstig misdrijf hebben gepleegd. Dat was een formele verbintenis in het Vlaamse regeerakkoord.
Het standpunt van de N-VA is u allen bekend. Wij onderschrijven volledig het regeerakkoord. We onderschrijven ook het standpunt van de Vlaamse Regering van 24 december, dat voor ons zowel het kader als de inhoud bepaalt van het overleg met de federale overheid. Dat standpunt omvat vijf krachtlijnen. Er wordt duidelijk gesteld dat het jeugdrecht niet alleen een herstellend, pedagogisch en responsabiliserend doel moet hebben. Er moet ook bestraffend kunnen worden opgetreden tegenover criminele jongeren. Met andere woorden, de Vlaamse Regering heeft op 24 december duidelijk verklaard, in navolging van wat dit parlement in 2002, 2003 en 2004 heeft gezegd, dat het wetsonwerp-Onkelinx uitging van een verouderd, betuttelend idee van bescherming. Vlaanderen en de rest van Europa pleiten voor een rechten-en-plichtenbenadering van jongeren. We hebben kunnen vaststellen dat hiervoor een groot draagvlak bestaat in de sector zelf. Verder is er ook een geactualiseerd advies van het Kinderrechtencommissariaat, dat niet alleen reageert op het standpunt van de Vlaamse Regering, maar ook op het wetsontwerp-Onkelinx.
Ik snap dus niet goed waar al die heisa van de voorbije tijden voor nodig was.
In het verleden waren sp·a en de VLD het altijd met ons eens over de grond van de zaak: het kan niet dat jongeren uit handen worden gegeven, en er moet een rechtswaarborgmodel komen in plaats van een beschermingsmodel.
Sommigen menen dat het consensusvoorstel zou leiden tot een afgezwakte aanpak van minderjarige delinquenten. We zouden de jeugdrechter slechts de mogelijkheid geven om jonge criminelen te straffen tot aan de leeftijd van 20 jaar in plaats van 23 jaar zoals in het ontwerp van minister Onkelinx. Minister Vervotte heeft al gezegd dat dit verre van juist is. Het gemeenschappelijke voorstel geeft de jeugdrechter de mogelijkheid om minstens tot de leeftijd van 23 jaar te bestraffen, afhankelijk van de straf die zal worden gegeven. Het is dus niet zo dat we bestraffen tot de leeftijd van 20 jaar. Vandaag hebben we inderdaad een akkoord dat we beschermen tot 20 jaar, maar we geven ook de jeugdrechter de mogelijkheid om bijvoorbeeld te straffen tot de leeftijd van 23 jaar.
Echter, we leven nu eenmaal in een federaal land en ik ben ervan overtuigd dat minister Vervotte haar uiterste best heeft gedaan om onze standpunten op het federale niveau te verdedigen en zelfs de Franse Gemeenschapsregering in onze gedachtegang mee te krijgen. Het consensusvoorstel is mijns inziens heel duidelijk. Het zou bovendien een grondige hervorming betekenen van het ontwerp-Onkelinx.
Met dit akkoord hebben de gemeenschappen in enkele maanden tijd bereikt waar de federale overheid jarenlang niet in slaagde: een compromis tussen Vlaanderen en Wallonië over de hervorming van het jeugdrecht. Franstalige en Vlaamse jeugdmagistraten kunnen zich in dit compromis vinden, ook al blijft de filosofie: jeugdbescherming en geen jeugdsanctie.
De VLD bleef het ontwerp van minister Onkelinx echter steunen omdat volgens hen het consensusvoorstel te slap was voor jeugddelinquenten. Voor de VLD moest de mogelijkheid blijven bestaan voor jeugdrechters om jongeren naar de volwassenenrechter door te verwijzen. Ze gaan evenwel uit van een verkeerde veronderstelling, namelijk dat de jongeren zwaarder worden gestraft door de gewone rechter. Zoals reeds gezegd, blijkt dat niet te kloppen. Uit de eerder aangehaalde VUB-studie blijkt dat amper 17,5 procent effectief een gevangenisstraf krijgt. Dus opnieuw: waar ligt dan het probleem?
Belangrijk is ook dat er duidelijk wordt aangegeven voor welke feiten jongeren geplaatst kunnen worden in een open of gesloten gemeenschapsinstelling. Daardoor wordt plaatsing beperkt. Tot nu toe bestonden er alleen criteria voor Everberg. Dit betekent een betere rechtsbescherming voor de jongeren die een MOF hebben gepleegd.
Tot besluit, mevrouw de minister, de N-VA steunt u voluit in uw pogingen om het wetsontwerp van minister Onkelinx bij te sturen. Toch kunnen we het niet nalaten om, conform het Vlaams regeerakkoord, opnieuw te pleiten voor een volledige overheveling van het jeugdrecht naar Vlaanderen, zodat we zulke aanslepende discussies niet meer hoeven mee te maken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vervotte heeft het woord.
Dames en heren, dit debat duurt inderdaad al heel lang. Ik hoop dat we eindelijk een aantal stappen vooruit kunnen zetten. De aanpak van jongeren die opgroeien in problematische opvoedingssituaties en van delinquente jongeren verdient al onze aandacht, maar vooral ook een eenduidig en gepast antwoord.
De Vlaamse Regering is bereid om de nodige aandacht aan deze problematiek te besteden. Dat is gebleken uit de commissiebesprekingen, uit de voorstellen voor het globaal plan die zullen worden neergelegd, uit de geplande hoorzittingen en uit de budgetten die de Vlaamse Regering reeds heeft vrijgemaakt.
In Vlaanderen kiezen we ervoor om te investeren over de hele lijn: van opvoedingsondersteuning tot open en gesloten instellingen. We merken spijtig genoeg een explosieve stijging van het aantal POS'ers en MOF'ers. Dat is een reden te meer om niet enkel te focussen op capaciteit, maar om ook zeer bewust de kaart van de preventie te durven trekken.
We willen de ouders opnieuw in het verhaal betrekken. Ouders moeten opnieuw geresponsabiliseerd worden voor het opnemen van hun opvoedingsverantwoordelijkheid. Waar het voor deze mensen moeilijk is, moet de overheid er alles aan doen om hen te ondersteunen.
In Vlaanderen gaan we terecht uit van rechten en plichten. We gaan ervan uit dat mensen mogen beschermd worden wanneer dat nodig is, maar dat ze tegelijkertijd ook hun verantwoordelijkheid moeten opnemen voor de daden die ze stellen. We mogen niet blind zijn voor de realiteit, ook al gaat het over een minderheid van onze jongeren.
Vandaag worden we opnieuw geconfronteerd met de complexiteit van ons staatsbestel. De federale regering is de wetgever en de gemeenschappen zorgen voor de uitvoering van de wetgeving. Het spreekt vanzelf dat de wetgeving de uitvoering stuurt, de uitvoering bepaalt en de mogelijkheden en grenzen van een uitvoering aangeeft. Dat is precies de reden waarom ik zoveel belang heb gehecht aan dit dossier, dat zich volledig op de federale tafel bevond.
Wij zijn het aan onze jongeren, hun ouders, de hulp- en dienstverleners, de jeugdmagistraten, maar ook de samenleving in het algemeen, verplicht om terdege rekening te houden met hun realiteit en tegelijkertijd met hun onmacht van elke dag. We zijn verplicht om hun ervaringen een plaats te geven in de wetgeving. Dat is gedeeltelijk gebeurd. Op vraag van Vlaanderen nam federaal minister Onkelinx in haar ontwerp bijvoorbeeld het herstelgericht werken op, een methode die we een warm hart toedragen en die ontwikkeld werd in Vlaanderen.
In Vlaanderen wensten we nog een stap verder te gaan. Vlaanderen heeft op 24 december 2004 het wetsontwerp-Onkelinx gewikt en gewogen en heeft een aantal hiaten vastgesteld. Onze grootste bekommernis ging uit naar het falende systeem van de uithandengeving of de doorverwijzing van jongeren naar de volwassenenrechtbanken. Alle onderzoeken maar vooral de praktijk tonen aan dat dit systeem weinig efficiënt of effectief is en dus faalt. Ik zal niet in herhaling vallen door de cijfers te geven, want dat is al voldoende gebeurd.
We mogen zeker geen verkeerd signaal geven aan onze jongeren. Ik heb in de pedagogiek geleerd dat consequent zijn belangrijk is, zeker en vast in de opvoeding. De Vlaamse Regering moet ook consequente signalen geven.
Het wordt onze jeugdrechters zeer moeilijk gemaakt om met gezag en vooral om met geloofwaardigheid tegenover onze jongeren te staan. Daarom heeft de Vlaamse Regering haar standpunt duidelijk gemaakt tijdens het Overlegcomité. Vlaanderen vraagt een uitgebreide kamer op het niveau van de jeugdrechtbank en wil dat de jeugdrechters de mogelijkheid krijgen om het strafrecht toe te passen. Zowel de Franse als de Vlaamse Regering wenste zich niet uit te spreken over de strafmaat of met andere woorden over de toepassingsmodaliteiten van het strafrecht.
Ik citeer graag uit de beslissing van de Franse Gemeenschapsregering van 18 november 2005 waar de Vlaamse Regering zich tijdens het Overlegcomité bij aansloot.
'La Communauté française ne souhaite pas à ce stade-ci se positionner plus en avant sur les modalités des facteurs de correction.' Dat zijn de modaliteiten om de strafmaat toe te passen.
Wat de verlenging van de beschermingsmaatregel tot 23 jaar betreft, vraagt de Vlaamse Regering dat de federale minister van Justitie haar jeugdmagistraten bevraagt. Maar ze wijst ook onmiddellijk op de financiële consequenties en verwijst tevens naar het advies van de Raad van State. Beide regeringen hebben zich dus uitgesproken in het Overlegcomité over het huidige ontwerp-Onkelinx. Ik heb nog contact gehad met minister Fonck. Zij bevestigt het standpunt van de Franse Gemeenschapsregering.
De afgelopen dagen heeft de federale regering zelf zich geuit over haar eigen wetsontwerp. Ik heb verstaan dat zij bereid is om de jeugdrechters de mogelijkheid te geven om strafsancties op te leggen. Dat is een evolutie die ik alleen maar ten volle kan toejuichen. Ik kan het belang daarvan niet voldoende onderstrepen voor de sector en vooral voor de dagdagelijkse praktijk.
Ik kan alleen maar concluderen dat de krachtlijnen die Vlaanderen had vooropgesteld, namelijk van beschermen, responsabiliseren en sanctioneren, nu eindelijk doorgang vinden in de federale regering. De jeugdrechter kan eindelijk het strafrecht toepassen. Dit komt ook tegemoet aan wat Vlaanderen steeds vooropgesteld heeft. We kunnen dit alleen maar onderschrijven en toejuichen. (Applaus bij de meerderheid)
Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. U spreekt mooie woorden. Uiteraard heeft de Franse Gemeenschapsregering haar standpunt bevestigd. Het zou anders maar raar zijn. Als zij dat standpunt heeft herbevestigd, is dat nog niet noodzakelijkerwijze hetzelfde standpunt als dat van de Vlaamse Regering dat nu blijkbaar unaniem wordt ingenomen.
We zullen vandaag niet veel wijzer meer worden. We moeten afwachten. Ik ben benieuwd of er in de Senaat een amendement van de meerderheid komt.
Ik kondig een motie van aanbeveling aan om iets achter de hand te houden om hier volgende week eventueel nog eens op terug te komen.
Ik dank u voor uw bondig maar duidelijk antwoord, mevrouw de minister. U beklemtoont terecht de plichten van de ouders. Dat is vandaag iets te weinig aan bod gekomen. U weet dat ik dit telkenmale opnieuw onderstreep. U beklemtoont terecht de complexiteit van ons staatsbestel. Ik kan u alleen maar zeggen dat u moet blijven pleiten voor een integrale overheveling van de bevoegdheden verbonden aan dit dossier. Dat zou de zaken al iets eenvoudiger maken.
Er is blijkbaar weer eensgezindheid binnen de Vlaamse Regering. Ik ben benieuwd hoelang dat gaat duren. Vorige week was er ook zogezegd eensgezindheid. Die heeft dan welgeteld geduurd tot het nieuws van 18 uur. Daarvoor is het nu een beetje te laat.
Ik blijf ook bijzonder benieuwd naar de amendementen die in de Senaat zullen worden ingediend die de Vlaamse visie moeten weergeven. U weet dat we op dat punt grotendeels bondgenoten zijn. Ik ben benieuwd op welke manier het ontwerp in de Senaat zal worden geamendeerd en wat het stemgedrag zal zijn, zowel van de Vlamingen als van de Franstaligen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Door de heer Stassen werd tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie van aanbeveling aangekondigd. Ze moet uiterlijk vrijdag 16 december om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Door mevrouw Dillen werd tot besluit van dit actualiteitsdebat een actualiteitsmotie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Moeten alle moties tot afsluiting van dit debat vandaag worden gestemd?
Neen, over een actualiteitsmotie wordt vandaag gestemd. Over een motie van aanbeveling wordt tijdens de volgende vergadering gestemd. Mevrouw Dillen, u hebt gekozen voor een actualiteitsmotie, Groen! heeft gekozen voor een motie van aanbeveling.
Het incident is gesloten.