Report plenary meeting
Report
Aan de orde is de beleidsnota Werk 2004-2009, ingediend door de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
(verslaggever)
Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
Een aantal uitgangspunten van de beleidsnota kunnen we onderschrijven, onder meer de sluitende aanpak van de werkloosheid, het verhogen van de werkzaamheidsgraad, het creëren van ruimte voor talent en de deelname aan permanente vorming.
De beleidsnota ziet de lage werkgelegenheidsgraad onder ogen. Vlaanderen zit daar onder het Europese gemiddelde. De Vlaamse arbeidsmarkt is de laatste jaren zwak. Het feit dat België en dus ook Vlaanderen de hoogste loonkost ter wereld heeft, zal hieraan niet vreemd zijn. De werkloosheid stijgt, wat premier Verhofstadt ook zegt.
De werkloosheid stijgt, ook al beweert de eerste minister het tegendeel.
Binnen zes maanden heeft de Europese Commissie haar groeiprognoses en haar economische verwachtingen voor de eurozone en voor de Europese Unie twee keer moeten verlagen.
De analyse is bekend: steeds meer mensen- jong en oud - ontvangen steeds meer geld van onze welvaartstaat, terwijl de levensverachting steeds langer en de carrières steeds korter worden. Vandaag werkt slechts 25 procent van de 55-plussers. Willen we de welvaart bestendigen zal er langer moeten gewerkt worden. De sociale partners zijn het daar niet altijd mee eens: de overheden zullen het heft dus in handen moeten nemen. Maar daarvoor is er te weinig afstemming tussen het Vlaamse stimulerings- en het federale bestraffingsbeleid.
Wat heeft het interministerieel overleg over werk opgeleverd? Als de Vlaamse Regering, met het oog op de vergrijzing, absoluut wil bijdragen tot het federale begrotingsevenwicht, lijken ons de kwestie van de gebrekkige activering van de werklozen in Wallonië en de gevolgen voor de sociale zekerheid meer dan ooit ter zake.
Volgens het Instituut voor de Nationale Rekeningen is er geen sprake van een inhaalbeweging van de Waalse economie. De werkloosheidsgraad in Wallonië bedraagt bijna 20 procent. Wallonië is bovendien kampioen van langdurige werkloosheid, en dat heeft grote gevolgen voor Vlaanderen. Het Waalse aandeel in de Belgische inkomsten uit personenbelasting daalt. Op drie jaar tijd steeg de federale solidariteitsbijdrage ten gunste van het Waalse gewest met 15 procent. Ook het verschil in groei tussen Vlaanderen en Wallonië is duidelijk.
Deze cijfers werden door VOKA gepubliceerd. Bovendien stelt VOKA dat de toekomst van het "Contrat d'avenir" altijd maar toekomst blijft.
Het dynamiseren van de Vlaamse arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt door het gebrek aan Vlaamse bevoegdheden. Het enige wat Vlaanderen kan doen is een goede sfeer scheppen op de interministeriële conferenties, en verwachtingen formuleren.
De CD&V-voorzitter verklaarde eergisteren in De Tijd dat er van een politiek debat over het loopbaaneinde voorlopig geen sprake is. De federale regering vergist zich als ze denkt hierover een beleid te kunnen uitstippelen zonder overleg met de gewesten.
De beleidsnota zegt niets over de hoge loonkosten, waardoor het verschil tussen het nettoloon van een werkende en de uitkering van werklozen bijzonder klein is. De lasten op lage lonen blijven het hoogste van de EU.
Wij namen er nota van dat de minister geen heil ziet in immigratie. Inderdaad is iedere arbeidsplaats voor een allochtoon er een minder voor een autochtoon. Op de allereerste plaats moet het arbeidspotentieel binnen de EU worden benut: onze eigen arbeidsmarkt moet onder druk gezet worden om ze dynamischer te maken.
Wij zullen de beleidsnota niet goedkeuren.
De beleidsnota Werk is goed en geeft een heldere formulering van de beleidsprioriteiten. Ze geeft, zonder zelfgenoegzaamheid, onverbloemd de naakte waarheid weer.
De Vlaamse werkgelegenheidsgraad evolueert de laatste jaren niet positief. Als ambitieuze regio zouden we ons met het Europese gemiddelde, en liefst nog met de Europese koplopers, moeten kunnen vergelijken. Bovendien schieten we te kort voor kortgeschoolden, gehandicapten, allochtonen en ouderen.
Vlaanderen heeft een ruime stille arbeidsreserve: meer dan 30 procent van de Vlamingen tussen de 15 en de 64 heeft mentaal afscheid genomen van de arbeidsmarkt. Dit cijfer ligt veel hoger dan het Europese gemiddelde: we moeten dringend werken aan de reactievering van deze groep.
Ik vraag speciale aandacht voor de 50-plussers. Slechts 25 procent onder hen is actief. Dat is minder dan in Wallonië; dit cijfer is het laagste in Europa. Vele sociale partners vinden dat deze doelgroep geen prioriteit moet krijgen. Ik wil erop wijzen dat de arbeidsmarkt geen gesloten doos is waarin het aantal jobs vastligt: het is niet zo dat iedere job voor een 50-plusser er een minder is voor een jongere werknemer.
We moeten ons voorbereiden op de fantastische demografische uitdaging en een totale ommekeer op de arbeidsmarkt vanaf 2010: we zullen geconfronteerd worden met een hoog pijl van arbeidsmarktkrapte. De regering heeft daar oog voor: er zijn al afspraken rond het fiscaal rugzakje. Daarbij moet echter haast gemaakt worden met de omvorming van premie naar fiscale korting: bij een premie is er immers een afvloeiing naar de federale schatkist.
Het is goed dat de beleidsnota vernieuwt zonder eerdere initiatieven af te breken. CD&V is het er ook mee eens dat er geen specifiek doelgroepenbeleid nodig is. De oorzaken van het gebrekkig functioneren van de arbeidsmakrt zijn immers van algemene aard.
Wat de sluitende aanpak betreft, zijn wij tevreden met de individuele ondersteuning en begeleiding van alle werkzoekenden. Een eerste evaluatie in maart leerde dat de VDAB op dit vlak behoorlijke inspanningen levert, maar het is nog te vroeg voor een definitieve beoordeling. Hij moet in elk geval over voldoende middelen beschikken. Onze fractie pleit wel voor een aanpassing van het samenwerkingsakkoord, want een maandelijks contact met de bemiddelaar vinden wij onvoldoende. Individuele werkaanbiedingen zijn essentieel. Over het algemeen moet de communicatie met de werkzoekende over zijn rechten en plichten ook beter.
Tot slot pleiten wij voor een bonus-malussysteem in de beoordeling van de diensten van de verschillende entiteiten die het samenwerkingsakkoord op federaal niveau over de activering ondertekenden
De VLD-fractie is er blij mee dat activering geen taboe meer is in Vlaanderen. Zij is nodig omdat de langdurige werkloosheid hoog blijft, vanwege de knelpuntberoepen en lage arbeidsgraad van sommige groepen. Iedereen moet individueel begeleid worden en wie geen werk zoekt, wordt doorverwezen naar de RVA. Wij vernemen wel dat dit opvolgingssysteem in Wallonië wordt omzeild door eenvoudig geen individuele werkaanbiedingen meer te versturen.
De effectieve uitvoering van het akkoord over interregionale mobiliteit op de arbeidsmarkt moet nog bewezen worden. Maar ook de sluitende aanpak is nog niet gerealiseerd, zoals de minister zelf toegeeft in zijn nota. In Wallonië is echter nog niet eens een begin daarmee gemaakt.
Wat de werking van de VDAB betreft, pleiten wij voor een splitsing van de actor- en regisseurrol, desnoods binnen één structuur, al hadden wij liever een volledige splitsing gezien. De privé-partners moeten daarbij een eerlijke kans krijgen, in het bijzonder in het door ons toegejuichte experiment tendering.
Voor de tweeverdieners moet de kinderopvang verder uitgebouwd worden. Het is jammer dat de dienstencheques de begroting niet haalden. Gaat het om uitstel of afstel?
Het is goed dat de nota bij herstructureringen resoluut kiest voor hertewerkstelling. Maar alles staat of valt met de federale afspraken in het vergrijzingdebat. De forfaitaire Vlaamse belastingverlaging helpt, maar volstaat niet.
Tot slot vraagt VLD nog aandacht voor telewerk, het charter van de werkzoekende, de dienstencheques, de algemeen-bindendverklaring van Vlaamse CAO's en een Europese regeling voor de werkgelegenheidssteun.
Vlaanderen scoort slecht inzake werkzaamheidsgraad van specifieke doelgroepen als allochtonen, arbeidsgehandicapten en ouderen.
De sp·a-fractie kan zich ten volle vinden in de beleidscontouren van deze beleidsnota. De minister wil de rol van de VDAB versterken. Hij streeft ook naar een volledige en sluitende aanpak van de werkloosheid in het kader van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten en wil de band tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs vernieuwen en verduidelijken.
Daarnaast poneert deze beleidsnota ook een aantal maatregelen die de arbeidsmobiliteit verhogen en doet ze een aantal voorstellen in verband met maatregelen die arbeidskwaliteit kunnen verbeteren. Ten slotte pleit ze ook voor een versterking van het Vlaamse werkgelegenheidsoverleg tussen de sociale partners.
Ondanks alles blijft een aanvullend beleid nodig voor de karakteristieke Vlaamse arbeidsmarkt. Zo moet er, naast een kwalitatieve trajectbegeleiding voor iedereen, ook een specifieke trajectbegeleiding komen voor de doelgroepen die momenteel ondervertegenwoordigd zijn in de trajectwerking.
Allochtonen blijven ondervertegenwoordigd in de beroepsopleidingen van de VDAB. Specifieke maatregelen voor specifieke doelgroepen blijven dus nodig. Ik denk hierbij aan het fiscaal rugzakje voor de oudere werknemers of aan de anonieme sollicitatieprocedure.
Bij dit laatste wil de sp·a-fractie overigens blijven hameren op de voorbeeldrol van de overheid. De overheid moet zelf als werkgever het goede voorbeeld geven. Een evenredige arbeidsparticipatie en de erkenning van elders verworven competenties zijn daarbij belangrijk. De beleidsnota benadrukt terecht de rol van de sociale partners bij de creatie van stageplaatsen in het kader van alternerend werken en leren. Deeltijds leren moet evolueren naar een voltijdse inschakelingsplicht. Hierin draagt het bedrijfsleven een belangrijk verantwoordelijkheid. De sociale partners moeten de kans krijgen om, via de SERV, duidelijke beroepsprofielen op te stellen. Dit verondersteld dat er een goede overlegcultuur bestaat.
Aangezien de sp·a-fractie in deze beleidsnota een belangrijke aanzet vindt tot de opbouw van een dergelijke overlegcultuur, steunt zij deze beleidsnota dan ook ten volle. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant en sp·a-spirit)
Vooreerst ben ik tevreden dat minister Vandenbroucke er niet van uitgaat dat meer en langer werken soelaas kan bieden voor de problemen op de arbeidsmarkt. Hij gaat er daarentegen vanuit dat er meer mensen aan het werk moeten worden gezet.
De in deze beleidsnota geponeerde omgevingsanalyse is een sterke analyse. Men kan zich echter afvragen of deze beleidsnota wel een antwoord biedt op de problemen die met deze analyse naar boven kwamen.
Laat het tweede en derde deel van de beleidsnota geen blinde vlekken open? Vooreerst zijn er de maatregelen die moeten voorkomen dat een arbeidsmarkt ontoegankelijk blijft voor een aantal groepen. Al jaren kan men immers voorspellen welke groepen moeilijk werk zullen vinden. Het is goed dat minister Vandenbroucke dit probleem wil aanpakken. Op welke manier wil hij dit doen? Op welke manier zal de VDAB hier het hoofd aan bieden?
De achterstelling van de allochtonen op de arbeidsmarkt blijft hemeltergend. Iedereen is het hier over eens. Zijn de door minister Vandenbroucke voorgestelde maatregelen echter geen herhaling van maatregelen die geen of weinig effect hebben geressorteerd? Dringen er zich geen bindende afspraken met werkgevers en de overheid op over de tewerkstelling van allochtonen?
De beleidsnota zegt evenmin iets over de jongeren. De jeugdwerkloosheid is gestegen. Jongeren vinden steeds moeilijker toegang tot de reguliere arbeidsmarkt. Kan de minister, in samenspraak met zijn federale collega, geen specifieke maatregelen nemen zodat zowel de laaggeschoolde als de hoger geschoolde jongeren een betere kans op de arbeidsmarkt maken?
De beleidsnota laat ook een blinde vlek open over de combinatie van arbeid en gezin. Weliswaar zijn er een aantal maatregelen genomen om de combinatie van arbeid en gezin mogelijk te maken. Maar de afbouw van de aanmoedigingspremies is geen goed signaal.
Het handvest van de rechten van de werkende werd omgezet in een decreet. Hoever staat het met de uitvoering daarvan?
Meerderheid en oppositie zijn het erover eens dat werkgelegenheid een zeer grote uitdaging blijft. Het is aangewezen om deze uitdaging in al haar scherpte te formuleren. Dit was dan ook het doel van deze beleidsnota. Maatregelen dringen zich immers op.
De leden van de meerderheidspartijen ondersteunen de in deze beleidsnota vervatte analyse en heroriëntatie van het beleid.
Ik ben het eens met de stelling van de heer Van den Heuvel. We hebben inderdaad geen tijd te verliezen. De maatregelen van het Vlaamse werkgelegenheidsprogramma moeten zo spoedig mogelijk geïmplementeerd worden.
Mevrouw de Ridder heeft het bij het rechte eind wanneer ze poneert dat we nieuwe beleidsinstrumenten moeten durven gebruiken. Tussen de VLD en sp·a-fractie bestaat er geen meningsverschil meer over de rol die de VDAB binnen het bestaande decreet te spelen heeft. De pragmatische afweging heeft het gehaald: er komt geen nieuw decreet, maar er wordt wel een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de rol van de VDAB als actor en als regisseur.
Ook voor de tendering kan de overheid een voorbeeldfunctie uitoefenen. De private sector moet hierbij op een volwaardige en voldoende transparante manier betrokken worden.
Men beseft dat er tegelijkertijd een algemeen arbeidsmarktbeleid moet worden gevoerd en meer specifieke maatregelen voor doelgroepen moeten worden genomen. De moeilijkheden die ouderen, allochtonen en mensen met een handicap ondervinden op de arbeidsmarkt zijn eigenlijk allemaal symptomen van dezelfde ziekte. De deuren blijven gesloten voor al degenen die niet beantwoorden aan het schoonheidsideaal van de hoogproductieve, hooggeschoolde werknemer. Eigenlijk verwijst dit allemaal naar dezelfde problematiek van een arbeidsmarkt die te weinig mobiel en flexibel is en waarin arbeid te duur is.
We moeten een horizontaal beleid voeren dat de algemene kenmerken van de arbeidsmarkt wijzigt. Daarnaast zijn een aantal specifieke maatregelen nodig gericht op welbepaalde doelgroepen.
We beschikken over een aantal instrumenten die we breder zullen moeten inzetten. Ik wist niet dat minister Van Brempt en ikzelf anders denken over dienstencheques voor kinderopvang. Er is een heel nuchtere reden waarom we dat systeem niet hebben ingevoerd: er is geen geld voor. Daarnaast vind ik dat we ons moeten afvragen welke de beste manier is om voor aanvullende flexibele kinderopvang te zorgen. Ik denk niet dat we de dienstencheques voor poetshulp zomaar als model kunnen gebruiken. Wie poetst, kan maar één huis tegelijk poetsen. Wie op kinderen past, kan wel op meerdere kinderen tegelijk passen. Ik ben geen tegenstander van nieuwe vormen van kinderopvang, maar vraag me af of dienstencheques geen te dure oplossing zijn. Binnen de Vlaamse Regering is afgesproken dat minister Van Brempt en minister Vervotte naar een gepast alternatief zoeken om individuele consumenten flexibele kinderopvang aan te bieden.
Vlaanderen kan de dienstencheques nog gebruiken voor andere initiatieven, maar moet er in de eerste plaats voor zorgen dat het huidige systeem van dienstencheques goed draait. Op anderhalf jaar zijn we erin geslaagd ongeveer 12.000 mensen in te schakelen in het systeem. We merken wel enkele kinderziektes in de opleiding, toeleiding en screening.
Ik denk niet dat we het samenwerkingsakkoord van 2004 met de federale overheid en de andere gewesten op dit ogenblik al moeten aanpassen. Dit akkoord is het eerste sedert het werkgelegenheidsbeleid werd gesplitst. Het maakt een activerende aanpak mogelijk en regelt het samenspel tussen de verschillende niveaus.
Er zijn een aantal problemen met de toepassing van dit akkoord. De verhouding tussen gewestelijke en federale acties moet in alle gewesten gelijksoortig zijn. Ik zal daar geen grote verklaringen over afleggen. Federaal minister van Arbeid Freya Van den Bossche roept daarover deze namiddag een interministeriële conferentie samen. Omdat dit akkoord een stap voorwaarts is, moeten we het proberen uit te voeren.
Ik zal later terugkomen op de vraag van de heer Stassen over het Charter van de werkzoekende.
Ik vind net zoals de heer Stassen dat we sterkere afspraken moeten maken over de allochtonen. Ik pleit niet voor quota: de meest geschikte kandidaat is de ideale kandidaat, niet de wettelijk verplichte kandidaat. Toch moeten de Vlaamse instrumenten, namelijk de convenants strikter worden. We evalueren de resultaten van sectorconvenants nog onvoldoende. De resultaten zijn vaak niet meetbaar en het ontbreekt ons aan een traditie en instrumenten. Voortaan zullen de doelstellingen van de sectorconvenants strenger en duidelijker geformuleerd worden. De resultaten zullen ook strenger geëvalueerd worden. Het Vlaams werkgelegenheidsakkoord biedt ons deze kans. In plaats van quota voor allochtonen, krijgen we duidelijke en verifieerbare doelstellingen.
Ik ben het niet helemaal eens met de kritische opmerkingen van de heer Stassen over de jongeren. Er is een duidelijk verschil tussen hooggeschoolde en laaggeschoolde jongeren. Ook hooggeschoolde jongeren zijn het slachtoffer van laagconjunctuur. Zij moeten echter op een andere manier begeleid worden dan de laaggeschoolde jongeren. De VDAB maakt dat onderscheid.
Is het beleid zoals voorgesteld in het tweede deel een antwoord op de analyse in het eerste deel? Het zal altijd onvoldoende zijn want de uitdagingen, die we samen met de andere overheden moeten aanpakken, zijn groot.
De eerste spreker merkte op dat we alleen kunnen streven naar goede samenwerking omdat nogal wat bevoegdheden in federale handen zijn. Dat zal niet veranderen. Zelfs niet als Vlaanderen bijkomende bevoegdheden krijgt. Daarom streef ik nu al naar een goed samenspel. Wij vragen de overheid maatregelen te nemen. De federale overheid vraagt ons maatregelen te nemen. Daarom is het belangrijk dat we binnenkort een samenwerkingsakkoord afsluiten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De steun voor mijn algemene analyse is groot. Ik hoop op evenveel steun voor een doortastende aanpak. (Applaus)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede moties houden.