Report plenary meeting
Report
Aan de orde is beleidsnota Sociale Economie 2004-2009, ingediend door mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties dit tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
- De heer Thieu Boutsen, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
(verslaggever)
De beleidsnota Sociale Economie werd besproken tijdens de vergaderingen van de commissie Economie,Werk en Sociale Economie op 18 en 25 november.
Minister Van Brempt heeft haar beleidsnota opgevat als een conceptuele nota die het belang van de sociale economie benadrukt en die een beleid voor de komende 5 jaar uitstippelt.
Sociale economie heeft te maken met economie en de plekken waar er zich markten en potentiële groeipolen ontwikkelen. Daarnaast bepaalt de arbeidsmarktanalyse welke potentiële doelgroepen men kan bereiken. Ten slotte zijn er ook nog een aantal algemene maatschappelijke tendensen.
Ten slotte de buurt- en nabijheidsdiensten. In totaal stellen 376 initiatieven 16.481 voltijdse equivalenten tewerk.
Het kader van minister Van Brempt wijst erop dat de sociale economie bestaansrecht heeft. De sociale economie speelt in op de behoeften van buurten en mensen. Het is een economie met een maatschappelijke surplus als poort naar maatschappelijk verantwoord ondernemen in gedeelde verantwoordelijkheid.
Men zoekt verbreding en verdieping door verankering, coördinatie, het klaverbladmodel, een voorspelbaar regelgevend kader, vereenvoudiging en uitbouw.
Tijdens de bespreking vraagt mevrouw De Ridder verduidelijking over de link met de federale en Europese overheid, naast aandacht voor doorstroming. De heer Laurys pleit voor het implementeren van de bestaande instrumenten en voor doorstroming. Ook de reguliere economie moet daarvoor inspanningen leveren. De heer Van Goethem pleit voor wetenschappelijk onderzoek naar de reden waarom allochtonen minder participeren. De heer Van Nieuwkerke beschouwt het falende onderwijssysteem als reden voor de laaggeschooldheid.
Meerderheid en Vlaams Belang dienen een met redenen omklede motie in.
Deze overzichtelijke nota is ideaal voor elke leek die op korte termijn inzicht wil verwerven in de Sociale Economie. Positief is dat Sociale Economie niet langer een bijkomstige bevoegdheid is voor de minister van Werkgelegenheid of Economie. Het is een goede zaak dat de sector werd betrokken bij het opstellen van deze nota. Dat vergroot de steun ervoor maar verhoogt tevens de verwachtingen. Het bemoeilijkt negatieve beslissingen.
Wij staan achter de keuze om de bestaande instrumenten te verbeteren in plaats van nieuwe te lanceren. Dat is niet negatief van de sociale economie is een jonge sector. De rondetafelconferentie over de toekomst van invoegbedrijven en -afdelingen was een eerste stap. De adviesraden sociale economie en de Vesoc zullen de verslagen van de werkgroepen bespreken en omzetten in beleid. Het is positief dat wordt samengewerkt met de bevoegde federale minister. Een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, gewesten en Duitstalige Gemeenschap wordt in het vooruitzicht gesteld. Het is verrassend dat het Vlaamse werkgelegenheidsakkoord de invoegsector met 1250 plaatsen wil laten groeien.
We staan achter het voornemen om elke werkzoekende te laten doorstromen in het NEC. Het klopt niet dat laaggeschoolden geen kans maken op de arbeidsmarkt want de helft van alle vacatures richten zich op laaggeschoolden. De sociale economie biedt hun een alternatief parcours naar het NEC aan. Omdat promotoren zo hun beste werknemers verliezen hebben ze de neiging doorstroming af te remmen. De beleidsnota had op dit punt duidelijker moeten zijn. De mogelijkheid om terug te keren is eveneens belangrijk.
De beleidsnota legt nogal sterk de nadruk op de missioneringsrol van de sociale economie ten aanzien van de reguliere sector. Deze jeugdzonde is snel vergeven. De sociale relaties veranderen steeds sneller in deze sector. De sociale economie kan ook iets opsteken van de reguliere sector.
De nadruk had wat sterker moeten liggen op de verantwoordelijkheid van bedrijven en werkgevers om de sociale economie uit te bouwen. Vandaar het belang van invoegbedrijven en -afdelingen. Sociale clausules zijn op dit punt eveneens van belang. Daaraan wordt te weinig aandacht geschonken.
Openbare besturen spelen een belangrijke rol. Toch mogen gemeenten geen functies afstoten en vervolgens laten uitvoeren door bedrijven uit de sociale economie. In het algemeen moeten we nagaan of er geen oneerlijke concurrentie ontstaat.
We zijn tevreden met het nieuwe structurele kader voor BND. Klaverbladfinanciering is goed, ook al blijf ik wantrouwig.
Administratieve vereenvoudiging is nodig. Een werkgroep van de rondetafelconferentie moet klaarheid brengen. Concurrentie tussen verschillende maatregelen moet nauwlettend bekeken worden. In die zin is de oplossing voor oversubsidiëring bij dienstencheques en invoegbedrijven een goede zaak. Wij kunnen instemmen met deze oplossing.
Wanneer het over coördinatie en afstemming gaat, heeft men het over de lokale diensten economie, maar niet over de SERR's en RESOC's.
Sociale werkplaatsen hebben het moeilijk met contingentering en verkiezen organische groei.
De interferentie tussen de Europese regels enerzijds en de federale en gewestelijke anderzijds blijft een probleem. België moet maatregelen voorstellen zodat de sociale economie niet hoeft te voldoen aan de Europese aanmeldingsplicht van werkgelegenheidssteun. Blijkbaar is de spons al geveegd over het verleden. Maar hoe moeten deze initiatieven overleven als de bijdrage aan de loonkosten daalt van 80 procent tot 50 procent?
De beleidsnota inventariseert de sociale economie en bevestigt zijn volwaardige plaats in het economische bestel. De sociale economie speelt een complementaire rol. Het doet de reguliere sector geen oneerlijke concurrentie aan, maar vormt een brug tussen inactief blijven en een gewone job. Het moet de ambitie zijn om werknemers te laten doorstromen, behalve in de beschutte werkplaatsen.
Dat dient niet louter te gebeuren binnen de productiviteitslogica. In de sociale economie staat de mens centraal en moet werkgelegenheid op maat worden aangeboden. Die aanpak sluit doorstroming niet uit. Het klaverbladmodel getuigt dan ook van realiteitszin. Uit de hoorzittingen is gebleken dat doorstroming niet de nodige aandacht krijgt. Bij een sociale werkplaats in Poperinge bijvoorbeeld bedraagt de doorstroming nul op tien jaar tijd. Dat is niet logisch. De federale staatsecretaris voor Sociale Economie pleit voor doorstroming als prioritaire opdracht. Ik hoop dat de minister zal meehelpen om dat te bewerkstelligen. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Het is een goede zaak dat sociale economie een nieuwe Vlaamse bevoegdheid is en dat die wordt afgesplitst van de bevoegdheid Werkgelegenheid. Op die manier wordt de meewaardeneconomie een volwaardige werkgelegenheids- en economische sector. De vereenvoudiging van de ingewikkelde structuren is zeker nodig. We vinden dat terug in het klaverbladmodel dat de rode draad is van deze nota, zowel wat betreft de financiering als de samenwerking in de sector. De lokale werkwinkels en het lokale beleid krijgen terecht een sleutelrol als regisseur. Het klaverbladmodel impliceert bijkomende inspanningen op de verschillende beleidsniveaus. Vlaanderen moet de voorwaarden scheppen om optimaal gebruik te maken van de bestaande maatregelen.
De nota is niet alleen een goede inventaris van de sector, maar tevens een verduidelijking van de opdrachten van de sector. Het feit dat de beschutte en de sociale werkplaatsen een duidelijke rol krijgen, bevestigt dat sociale inclusie de voornaamste doelstelling van de meerwaardesector is. De uitdaging is om dergelijke werkplaatsen te doen groeien naar echte maatwerkbedrijven waar er plaats moet zijn voor opleidingsplaatsen, stages en dergelijke. Sociale en beschutte werkplaatsen moeten als maatwerkbedrijven de kern vormen van de meerwaardeneconomie. Men dient serieuze streefcijfers voorop te stellen om meer mensen met een handicap aan het werk te krijgen.
Een concreet voorstel om de doorstroming te verbeteren is het uitwisselen van goede praktijken tussen de sociale en de reguliere economie. De beleidsnota bevat een doelstelling die de bevoegdheid van de minister overstijgt, met name meer maatschappelijk surplus in de sociale maar ook in de reguliere economie. Dat komt overeen met het tweesporenbeleid van de sociale economie: voor de ene groep is blijvende tewerkstelling in de sociale economie een doelstelling op zich, terwijl een andere groep dient door te stromen naar de reguliere economie.
Begrippen zoals invoegafdelingen en -bedrijven, startcentra, participatieve coöperatieven moeten de speerpunten zijn van een meerwaardesector met een duidelijk imago. Dat is heel belangrijk en daarom schaart onze fractie zich achter deze beleidsnota. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
De vraag is of de afsplitsing van de sociale economie een goede keuze is geweest. Het is mooi dat de beleidsnota een historisch overzicht geeft van de sector en de inhoud van een aantal maatregelen. Het klaverbladmodel is knap gevonden omdat de vier partners die de sociale economie mee willen uitbouwen, daarin aan bod komen. De vraag is evenwel hoe dat verder moet worden uitgebouwd. De sector zit goed in elkaar. De voorganger van de minister heeft vooral aan de werkwinkels gewerkt en niet aan de buurt- en nabijheidsdiensten. Het is een hele opdracht om die verder uit te bouwen. Ik hoop dat de minister de verloren tijd wil inhalen.
Een grote bedenking is of de opgave voor de invoegbedrijven en -afdelingen niet te moeilijk is, zeker als die zich blijven enten op hun doelgroep, met name mensen die geen kansen hebben op de reguliere arbeidsmarkt. Door de groei van de sector is de doelstelling voor een deel verwezenlijkt, maar anderzijds moeten die bedrijven een beroep doen op andere kanalen om te kunnen overleven. De vraag is of het wel een goede doelstelling is om de gewone economische sector te responsabiliseren om moeilijke doelgroepen tewerk te stellen.
Wat de sociale en beschutte werkplaatsen betreft rijst de vraag of het debat over de doorstroming wel terecht is. Bij de bespreking van het decreet op de sociale werkplaatsen is de doelgroep streng vastgelegd en is duidelijk gesteld dat doorstroming geen prioriteit is. Is de doelstelling om van sociale en beschutte werkplaatsen een opstapmogelijkheid voor de reguliere sector te maken realistisch? Ik vraag dan ook een debat over de vraag of doorstroming de belangrijkste doelstelling moet zijn van sociale en beschutte werkplaatsen.
Het is goed dat de minister werk wil maken van de erkenning van het statuut van arbeidszorg voor een nog zwakkere doelgroep. Voor de input van de overheid rekenen we op de meerjarenbegroting. Contingentering is inderdaad niet leuk, maar het is de enige mogelijkheid om bijkomende budgetten te realiseren. Het concept van het klavertje-vier impliceert dat ook andere actoren verantwoordelijk zijn voor de financiering van de sociale economie, namelijk de andere overheden en de andere ministers van de Vlaamse Regering. Aan dit beleid zullen we onze steun verlenen. (Applaus bij sp·a-spirit)
In de commissie hebben we hierover al een goede discussie gevoerd. De fracties hebben in hun tussenkomsten ook aangegeven dat ze het beleid steunen. Dat is hartverwarmend voor de mensen van deze sector die werken aan een moeilijke opdracht, niet alleen door de doelgroep, maar ook door de complexiteit van de subsidiëringsmogelijkheden. Waar mogelijk willen we bijdragen tot een vereenvoudiging.
Ik wil verschillende instrumenten onderscheiden. De sociale en de beschutte werkplaatsen die in het kader van BBB in eenzelfde cluster zullen worden ondergebracht, moeten werk creëren voor mensen die het op de arbeidsmarkt ontzettend moeilijk hebben. Doorstroming mag, maar hoeft niet gerealiseerd te worden. Sommige mensen zullen hun hele leven in een beschutte werkplaats werken. Voor een deel geldt dat trouwens ook voor de sociale werkplaatsen. Toch moet men blijven streven naar doorstroming, binnen de eigen onderneming of naar het reguliere circuit. Het creëren van een terugkeermogelijkheid zou de doorstroming kunnen doen toenemen.
Het onderscheid tussen invoegbedrijven en invoegafdelingen is artificieel. Investeringen in de invoegeconomie leiden wel degelijk tot een toename van de werkgelegenheid. Het werkgelegenheidsakkoord zal bijvoorbeeld 1200 nieuwe jobs creëren. De rondetafelconferentie kan misschien oplossingen aanreiken voor de uitdagingen op Europees niveau, voor de oversubsidiëring van de dienstencheques en voor de subsidiëring via de invoegeconomie.
Voor de buurt- en nabijheidsdiensten zoeken we een structurele oplossing. Ik wil de andere ministers hierbij betrekken omdat ik ervan overtuigd ben dat dit leidt tot een win-winsituatie. Een goed voorbeeld is welzijn. Een deel van de noden, bijvoorbeeld inzake aanvullende thuishulp, zou kunnen ingevuld worden via de sociale economie. In dergelijke gevallen zou ik een beroep willen doen op de klaverbladfinanciering. We zouden een aantal pilootsectoren moeten uitkiezen. Milieu is al een eerste goed voorbeeld.
Ik ben het eens met de opmerking van de heer Laurys over contingentering. Iedere euro die we hierin investeren, leidt onmiddellijk tot bijkomende werkgelegenheid en bijkomende dienstverlening. Een open end-financiering is in dit geval echter niet haalbaar. In de meerjarenbegroting wil ik inzetten op de sociale werkplaatsen.
De sociale economie moet ook aandacht besteden aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en aan de verantwoordelijkheid van het reguliere economische circuit.
De afsplitsing van sociale economie van werkgelegenheid heeft voor- en nadelen. Sociale economie hoort eigenlijk thuis bij economie en bij werkgelegenheid. De sector moet professionaliseren en groeien. Ik ben blij met de steun van de verschillende fracties. Ik hoop dat ik daarop kan rekenen bij de bespreking van de meerjarenbegroting. (Applaus bij sp·a-spirit, Groen! en N-VA)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede moties houden.