Report plenary meeting
Report
Aan de orde is de beleidsnota Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel 2004-2009, ingediend door mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Van Gaever en mevrouw De Ridder verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
(verslaggever)
Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.
(verslaggever)
Voor het volledige verslag verwijs ik naar het schriftelijke verslag. Ik bespreek hier het onderdeel Wetenschap en innovatiebeleid.
Minister Moerman wil het wetenschaps- en innovatiebeleid van het voorbije decennium voortzetten. Ze wil het Vlaamse kennispotentieel verder uitbouwen en maximaal aanwenden zodat Vlaanderen in 2010 koploper is in de Europese kenniseconomie.
Een Vlaams innovatiebeleidsplan moet een langetermijnvisie hebben en een meerjarenbegroting zodat het houvast kan bieden. Het moet een geïntegreerd beleid zijn dat bijna alle bevoegdheidsdomeinen overspant. Samenwerking met de federale overheid is noodzakelijk rond flexibele oplossingen en rond de internationale dimensie. Een verdere regionalisering moet leiden tot een meer performant beleid.
Niettegenstaande de inhaalbeweging sinds 1995, moeten de overheidsbestedingen nog met de helft stijgen om de doelstelling van de Lissabonnorm te halen. Vooral de Vlaamse overheid moet dit waarmaken. Er is ook nood aan voldoende risicokapitaal en aan fiscale maatregelen voor onderzoek en ontwikkeling.
Innovatie is de belangrijkste determinant voor economische groei. Een gunstig onderzoeksklimaat moet bijdragen tot de noodzakelijke toename van het aantal onderzoekers. Dat klimaat kan worden gerealiseerd door een degelijk statuut, kwaliteitsvolle omkadering en voldoende loopbaanperspectieven. Valorisatie van onderzoeksresultaten en transfer van kennis blijven de zwakste schakels in het Vlaamse onderzoekslandschap. Volgens minister Vandenbroucke is het streven naar excellentie de beleidsweg om toponderzoekers aan te trekken en te behouden.
Grootschalige onderzoeksfaciliteiten worden strategisch steeds belangrijker. Dat vergt een structurele verhoging van de budgetten. Vernieuwing van onderzoek zal als criterium worden gehanteerd voor het toekennen van financies.
Met het oog op de samenwerking tussen universiteiten en industrie moet er aandacht worden besteed voor regelingen op het vlak van intellectuele rechten en vermogensrechten op vindingen.
De Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid wordt de nieuwe adviesraad. Deze raad heeft een referentie-instrumentarium met kernindicatoren uitgewerkt om innovatie te meten.
CD&V vraagt hoe het gestructureerd overleg binnen de regering zal worden georganiseerd en welke inbreng het parlement kan hebben.
Groen! betreurt dat de beleidsnota geen leidraad meegeeft voor de richting die de innovatie moet uitgaan. De minister repliceert dat de meerderheid geen dirigistische, maar een flankerende rol voorstaat. Dat sluit maatschappelijke betrokkenheid niet uit.
VLD-Vivant steunt het groeipad in functie van de Lissabonnorm, maar vraagt meer duidelijkheid over de verdeling van de middelen. De minister bevestigt dat een evenwichtig beleid noodzakelijk is.
VLD-Vivant en CD&V pleiten voor een grotere alertheid voor de Europese onderzoeksfondsen. Volgens de minister maakt Vlaanderen al goed gebruik van deze middelen. Verbetering is nog mogelijk door een versterkte deelname van het bedrijfsleven. De minister zal de betrokkenheid van Vlaanderen bij beslissingsprocessen op EU-niveau bevorderen.
CD&V stelt dat bij de regionalisering van het wetenschapsbeleid de financiering moet volgen. De minister bevestigt dat er hierover contacten zijn met federale collega's.
Sp·a-spirit is tevreden met de verschuiving van projectgerichte naar persoonsgerichte onderzoeksfinanciering. Men mag zich evenwel niet te veel op output richten. In haar antwoord benadrukt de minister het belang van de onderwijsopdracht van het zelfstandig academisch personeel.
SP·a-spirit betreurt ook dat het uitvoerdersonderzoek met dezelfde onderzoeksmiddelen wordt betaald als het innovatieve beleid. De grensverleggende innovatie gebeurt best aan de universiteiten, terwijl hogescholen best het uitvoerdersonderzoek op zich nemen. De minister antwoordt dat academisering niet mag leiden tot een versnippering van de onderzoekscapaciteit. Daarom verloopt de academisering van de hogescholen in de schoot van associaties.
CD&V stelt dat universitair onderzoek zijn onafhankelijkheid moet kunnen bewaren. Ook van bedrijven wordt verwacht dat ze onderzoek doen.
VLD-Vivant wil dit verzekeren door aan de universiteiten een voldoende financiële basis te bieden. Volgens hen is valorisatie van onderzoek en overdracht van kennis essentieel en mag kostprijsbeleid inzake octrooien geen drempel vormen voor KMO's. Volgens de minister hebben deze de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen via het IWT. Het IWT kan ook geïntegreerde projecten aanbieden aan kleinere bedrijven. De Vlaamse regelgeving op universitaire vindingen heeft een voorbeeldfunctie binnen Europa omdat de eigendomsrechten duidelijk vastliggen.
CD&V, N-VA en sp·a-spirit vinden dat de menswetenschappen niet genoeg aan bod komen. De minister verwijst daarop naar de beleidsnota die stelt dat innovatie een ruime maatschappelijke relevantie dient te hebben. Er is volgens de minister een goed evenwicht tussen de financiering van de maatschappijwetenschappen versus exacte wetenschappen.
Er is bezorgdheid voor de in- en uitstroom in wetenschappelijke en technische opleidingen. VLD-Vivant vindt de instroom een goede parameter om doorstroom en uitstroom te bevorderen. De minister voorziet verschillende begeleidingsmomenten in een schoolcarrière van technologische en wetenschappelijke richtingen.
VLD-Vivant vraagt, in overleg met het federale niveau, aandacht voor een goed arbeidsrechterlijk kader waarin onderzoek en ontwikkeling kunnen gedijen. De minister van Onderwijs erkent de noodzaak de carrière van de onderzoeker aantrekkelijker te maken en de onderzoeksinfrastructuur verder uit te bouwen. Positieve acties bevorderen nu reeds de aanwezigheid van vrouwen in het onderzoeksmilieu.
CD&V klaagt het lage aantal toegekende beurzen aan. De minister beaamt dat er een onevenwicht is tussen het aantal aanvragen en het aantal toekenningen.
De meerderheid diende een met redenen omklede motie in. Daarin wordt gevraagd prioritair werk te maken van administratieve vereenvoudiging, permanente evaluatie van de beleidsinstrumenten, vereenvoudiging van toegang tot risicokapitaal en een evenwichtige verdeling en betere aanwending van middelen voor wetenschap en innovatie. (Applaus bij CD&V en N-VA)
Mevrouw Annick De Ridder en de heer Freddy Van Gaever, verslaggevers, verwijzen naar hun schriftelijke verslag.
De beleidnota Economie is erg vaag, maar we geven de minister het voordeel van de twijfel en we zullen evalueren na een meer concrete invulling.
De economische situatie is niet goed en we hebben veel te lijden onder delokalisatie. Oorzaken daarvan zijn in de eerste plaats te hoge loonkosten en een te hoge fiscale druk. De beleidsnota schenkt geen aandacht aan de problemen van de kleinhandel en de leegloop van de stadskernen.
De aspecten die ik verder bespreek werden opgenomen in een motie.
In 2003 werd door minister Ceyssens het call-systeem als subsidievorm ingevoerd. Wij kunnen het alleen maar afkeuren, en betreuren dat het systeem voorlopig blijft bestaan. Het leidt tot rechtsonzekerheid, omdat de beoordelingscriteria veel te ingewikkeld zijn en de ondernemer dus nooit vooraf weet of hij voor steun in aanmerking komt. Bovendien werkt het call-systeem enkel voor grote bedrijven, en worden de kleinere gediscrimineerd.
Er wordt veel te weinig aandacht besteed aan administratieve vereenvoudiging en een éénloketsysteem waar zowel starters als gevestigde ondernemers terecht kunnen. Wij vragen de invoering van een KMO-impactfiche, zodat bij invoering van een nieuwe maatregel de gevolgen op het vlak van administratieve lasten kunnen nagegaan worden.
De beleidsnota heeft heel veel aandacht voor de kenniseconomie. Dit staat in schril contrast tegenover de stiefmoederlijke behandeling van de traditionele industriële sectoren als textiel, chemie, transport, voeding en metaal. Zij staan nochtans in voor het grootste deel van de Vlaamse export en vor erg veel tewerkstelling. Wij vragen steun voor hun zwakke positie inzake prijsconcurrentie.
Verder vragen wij aandacht voor Limburg dat als centrum van de Euregio belangrijk is voor logistiek en distributie. Deze sector biedt een enorm potentieel aan arbeidsplaatsen. Toch wordt er in de nota geen aandacht aan besteed.
Door de vage scheidinglijn met het domein van de buitenlandse handel dreigen we in een pingpongspel terecht te komen bij het aansnijden van een economisch thema met grensoverschrijdende impact: het Vlaams ondernemersschap stopt immers niet bij de grens.
Ik schrok van het antwoord van de minister op mijn vraag enkel samen te werken met staten die ook oog hebben voor de fundamentele basisrechten van de werknemers, dus bijvoorbeeld niet met China. Zij antwoordde hierop dat samenwerkingen enkel uit economische overwegingen gebeuren, en dat mensenrechten hieraan ondergeschikt zijn. Nochtans zegt de beleidsnota dat maatschappelijk verantwoord ondernemen niet enkel met winst, maar ook met sociale en ecologische aspecten te maken heeft. Deze regel moet ook gelden voor samenwerking met het buitenland.
Economie is de slagader van Vlaanderen. De bedrijven - groot en klein - moeten gekoesterd worden omdat onze werkgelegenheid en onze welvaart ervan afhangt.
Wij zullen een constructieve oppositie voeren en de minister steunen in haar positieve beleidsaspecten. (Applaus bij VB)
De topprioriteit van deze regering is meer ondernemen en meer werkgelegenheid. Door voldoende economische groei in stand te houden kunnen we Vlaanderen verder laten evolueren tot een ondernemende, innoverende, lerende en creatieve samenleving. De sleutel daartoe is de uitbouw van een moderne, innoverende, creatieve economie. Door de combinatie van economie, innovatie en buitenlandse handel krijgt de innovatie meer kansen. De VRWB onderschrijft terecht de integratie van de investeringen in onderzoek in het economische beleid. Daardoor is er een duidelijke link tussen ondernemen en onderzoek.
Niet alleen de economische valorisatie is van belang, maar ook de maatschappelijke relevantie. Ik denk aan toepassingen in de welzijns- en gezondheidszorg, aan bijdragen aan de oplossing van problemen als de vergrijzing. Technologische innovatie is voor CD&V een vooruitgang als zij is ingebed in een grondige reflectie over haar impact op ons menszijn. Innovatiebeleid is daarom een zaak van de hele Vlaamse Regering. Het beleidsplan op dit vlak moet geïntegreerd en kwaliteitsvol zijn. Visie is essentieel. Maar op dat gebied bleef het sinds de bespreking van de beleidsnota opvallend windstil in de Vlaamse Regering. De Lissabondoelstellingen bevestigen is op zich prima, maar onvoldoende. We moeten verder gaan. Naast een groeipad is ook een evenwichtige spreiding van de onderzoeksfondsen noodzakelijk.
Vlaanderen schrijft zich in in het streven van het zevende kaderprogramma om van de EU de meeste competitieve kenniseconomie ter wereld te maken. Er wordt gemikt op duurzame groei met werkgelegenheid, maar tegelijk ook op een hechte sociale samenhang en respect voor het leefmilieu. Onze regio is een goede leerling, die echter nog beter kan. Sinds 1995 is er wel echt sprake van een Vlaams beleid terzake. Kenniscentra van universiteiten, overheid en bedrijven moet samen verder op de ingeslagen weg. Het is daarom ook goed dat er sterke budgettaire inspanningen gebeuren, maar de effectiviteit ervan moet ook geëvalueerd worden, vindt CD&V.
Onze fractie onderschrijft de drie paragrafen van de meerderheidsmotie. Die van Vlaams Belang maakt verrassend bezwaar tegen de promotie van Vlaanderen als kennisregio en die van Groen! heeft het alleen over de wapenhandel.
Tot slot wil ik nog van de minister vernemen hoe zij zal omgaan met de waardevolle aanbevelingen van de VRWB.
De uitgebreide aandacht voor informatie- en communicatietechnologie is passend. Ik wijs op het belang van de breedbandontwikkeling, waarin Vlaanderen een van de meest performante regios is, al blijft het thans wat haperen. Het is daarom nodig om de pc-penetratie te verhogen. De Vlaamse Regering wil dat ondersteunen maar hoe? Mikt zij op bewustmaking of op financile steun? Hoe wordt die aanpak gentegreerd met de federale maatregelen op dit vlak? Ik pleit in dit verband voor overleg met het oog op de stroomlijning van bevoegdheden die thans te versnipperd zijn. Ook het onderzoek zelf mag niet gefragmenteerd worden. Nadruk op de output is essentieel.
Op het gebied van de infrastructuur, waarschuw ik nog voor de terugval in de investeringen in het wegennet. Intermodaliteit en PPS zijn hier sleutelwoorden. Maar ook de kwaliteit van de dienstensector, met name post en spoorwegen, zijn van groot belang voor onze bedrijven. Het rapport-Sleuwaegen bevestigde dat. De bijkomende
En dan is er nog de administratieve vereenvoudiging. Vandaag zitten we met vijf keer zoveel regels als in 1970. Onze fractie pleit voor een kosten-batenanalyse van alle wetten en decreten. Bepaalde wetten moeten een vooraf vastgelegde levensduur krijgen. Er is ook een betere afstemming van wetten en decreten nodig. Wat de overheidsadministratie betreft, zijn wij voorstanders van de verdere uitbouw van het eenloketsysteem, van tijdslimieten voor administratieve procedures en van evaluatie van die procedures. Wat niet voldoet, moet afgeschaft worden.
Vooreerst bestaat er een grote diversiteit in de manier waarop in Vlaanderen aan innovatie wordt gedaan. Sommige bedrijven hebben meer basisonderzoek nodig. Anderen hebben dan weer meer behoefte aan technologiespreiding.
Verder moet de overheid een breed, algemeen kader scheppen waarin diverse en meer specifieke maatregelen kunnen genomen worden.
Ten slotte mag het beleid niet enkel aanbodgericht zijn. Het moet daarentegen ook vraaggericht zijn, gericht zijn op marktcreatie voor nieuwe technologieën en op het creëren van nieuwe netwerken.
Vlaanderen scoort op het gebied van innovatie zowel positief als negatief. Positief is dat de door de overheid geleverde inspanningen de jongste jaren fel toegenomen zijn.
Negatief is dan weer dat Vlaanderen, in verband met de output, echter beduidend minder goed scoort. Zo is het aantal octrooiaanvragen ondermaats. Dit komt omdat men er blijkbaar maar niet in slaagt om technologische vernieuwing om te zetten in commerciële successen. Er is een gebrek aan ondernemerschap om onderzoek en ontwikkeling daadwerkelijk te vertalen in nieuwe producten en diensten.
Uit dit alles kan men diverse zaken concluderen. De belangrijkste conclusie is echter dat het beleid verder moet gaan dan loutere budgetverhogingen voor onderzoek en ontwikkeling. De link tussen onderzoek en ondernemerschap moet verder uitgebouwd en uitgediept worden.
Verder moet er ook meer interactie komen tussen alle betrokken actoren. Vlaanderen heeft, in vergelijking met de Scandinavische landen, op dit vlak echter nog een lange weg af te leggen.
Op het vlak van de het nieuwe ondernemerschap blijft Vlaanderen ook achterop. Er is zowel een gebrek aan starters als aan doorgroeiers. Daardoor mist Vlaanderen veel kansen op het vlak van innovatie, economische groei en welvaart.
De vorige regering heeft deze problematiek reeds erkend. Ze heeft dan ook een aantal maatregelen genomen op het vlak van kapitaal, advies en opleiding. Deze maatregelen moeten echter nog op kruissnelheid komen.
De huidige regering wil dit beleid verder zetten. Ze voegt er evenwel nog de component van de sensibilisering aan toe. De ontwikkeling van een positief beeld van en een positieve houding ten opzichte van ondernemerschap is immers noodzakelijk. Verder moet deze regering ook bijzondere aandacht hebben voor specifieke doelgroepen.
Het is duidelijk dat Vlaanderen meer startende ondernemingen nodig heeft. Naast kwantiteit moet men echter ook oog hebben voor kwaliteit en moeten bedrijven kunnen groeien. Enkel op die manier kan werkgelegenheid gecreëerd worden.
(Applaus bij CD&V en VLD-Vivant)
De uitgangspunten van de beleidsnota worden gedragen door de hele regering. Deze uitgangspunten sluiten trouwens perfect aan bij de doelstellingen die door de Europese top van Lissabon in 2000 geformuleerd werden.
Vlaanderen moet de ambitie hebben om een dynamische, competitieve en evenwichtige kenniseconomie te worden.
Ik vrees echter dat de beleidsnota af en toe een te zware nadruk legt op de economische pijler van het Pact van Lissabon. Hierdoor verliest deze beleidsnota het sociale en ecologische aspect van onze economie wat uit het oog. Onze kenniseconomie mag niet overheerst worden door een louter competitiviteitsdenken.
Er moet echter niet alleen een evenwicht gevonden worden tussen het economische, het ecologische en het sociale. Tussen de verschillende economische sectoren moet er ook een evenwicht bestaan.
Uiteraard moeten we toekomstgericht denken en veel aandacht besteden aan innovatie en ontwikkeling. Vlaanderen beschikt immers over geen echte grondstoffen. De enige grondstof die Vlaanderen heeft zijn de hersenen van de Vlamingen.
Vlaanderen moet echter ook aandacht hebben voor de meer traditionele economische sectoren zoals de automobiel- en textielsector. Ook deze sectoren kunnen immers innovatief zijn. Verder zorgen ze voor heel wat arbeidsplaatsen.
Deze beleidsnota besteedt wat te weinig aandacht aan de KMO's.
De rol van de overheid in het Vlaamse economisch leven mag ook verder toenemen. De verkoop van de Gimv-aandelen en de PMV kunnen hiertoe een geschikt middel zijn. De regering moet deze beleidsoptie in ieder geval verder onderzoeken.
Deze beleidsnota is een lijvig document dat veel aandacht besteedt aan innovatie. Tijdens de commissievergaderingen was iedereen het erover eens dat Vlaanderen meer aandacht moet besteden aan investeringen in verband onderzoek en ontwikkeling. Vlaanderen bevindt zich op dit vlak immers maar in de middenmoot van het Europese peloton. Vlaanderen moet de ambitie durven hebben om beter te doen. De Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid heeft immers berekend dat de huidige investeringen onvoldoende zullen zijn om de in het Pact van Vilvoorde geformuleerde doelstellingen te behalen tegen 2007.
De investeringen die op het vlak van onderzoek en ontwikkelingen gedaan worden, leiden trouwens niet altijd tot concrete resultaten. De Vlaamse regering moet er dan ook voor zorgen dat de innovatieperformantie toeneemt en verbetert. Misschien kunnen instellingen en organisaties zoals het VITO hierbij een rol spelen.
Het is goed dat de Vlaamse Regering het innovatiepact verder zal uitvoeren. Het innovatiekapitaalfonds zal risicokapitaal ter beschikking stellen. Wat ontbreekt is een brede focus. Ik betreur dat op de begroting geen middelen werden vrijgemaakt voor de talentenbank.
In het hoofdstuk over competitief ondernemen krijgt networking terecht veel aandacht. Ik vrees echter dat maatschappelijk verantwoord ondernemen onvoldoende aandacht krijgt. Als we een duurzame economie willen worden, moeten we de nadruk leggen op de sociale en ecologische aspecten ervan.
De beleidsnota schenkt onvoldoende aandacht aan de pc-penetratie in de Vlaamse huishoudens. Digitale televisie biedt ons een bijkomende kans. De beleidsbrieven moeten de nodige aandacht schenken aan de setupbox.
Ook in het hoofdstuk over bedrijventerreinen is er aandacht voor duurzaamheid. Omdat Vlaanderen een compacte regio is, appreciëren wij de inspanning van het bronwfieldfonds om bedrijventerreinen te saneren. In de meerjarenbegroting moeten daar meer middelen voor vrijgemaakt worden. De ambitie om bedrijventerreinen te ontsluiten met het openbaar vervoer is positief.
Positief is het voornemen om de link tussen de academische wereld en het bedrijfsleven te versterken. Alleen zegt de beleidsnota niet hoe dat precies zal gebeuren.
In het hoofdstuk over het ondernemersvriendelijke klimaat valt de twijfel van minister Moermans over de cheques op. Is het niet wat vroeg om dat systeem nu al te evalueren? Cheques vervangen door fiscale maatregelen zal niemand aanzetten een zaak te starten.
Deze beleidsnota bevat heel wat initiatieven. Een en ander moet nog geconcretiseerd worden. Ik pleit voor een duurzame en toekomstgerichte economie met aandacht voor O&O en ecologie. (Applaus)
Omdat deze beleidsnota het beleid van de vorige regering grotendeels voortzet, zullen we de goede zaken eruit blijven steunen. Ik mis echter aandacht voor ecologie.
In 1999 werd uitdrukkelijk de nadruk gelegd op ecologie als uitgangspunt voor het economische beleid. Deze beleidsnota kondigt weliswaar ecologiesteun aan maar het economische beleid is niet doordrongen van het ecologische.
Op een bepaald ogenblik groeide het inzicht dat ecologische investeringen niet alleen met expansiesteun gestimuleerd moeten worden. We hebben daarvoor een participatiemaatschappij nodig. Even overwoog men zelfs de PMV in te schakelen. Deze discussie is helemaal stilgevallen. Ik blijf voorstander van een Vlaamse maatschappij voor duurzaam ondernemen. Ik zal daar binnenkort een initiatief voor lanceren.
Het is goed dat de Vlaamse Regering het innovatiepact voortzet en probeert de kwantitatieve doelstellingen te halen. Tijdens de vorige regeerperiode was duurzaamheid een criterium om innovatieprojecten te steunen. Als minister Moerman dat niet opnieuw benadrukt, zal dat criterium verdwijnen. Duurzame bedrijven doen het ook economisch heel goed.
We steunen de voortzetting van het beleid van de vorige regering steunen. We vragen uitdrukkelijk aandacht voor ecologie en duurzaamheid. We zullen daarvoor enkele initiatieven nemen. (Applaus)
De beleidsnota benadrukt een integrale benadering. Elke minister heeft het over integratie, maar in de realiteit merken we daar niet veel van. Het Deurganckdok schept werkgelegenheid, maar pas na de realisatie ervan denkt men na over de ontsluiting.
De beleidsnota zegt weinig over administratieve vereenvoudiging, reguleringsmanagement en de afgesproken bedrijfimpacttoets.
Vlaanderen moet een inspanning leveren om zijn beperkte aandeel in de onroerende voorheffing nog te verlagen. Dat kan gradueel gebeuren om de budgettaire gevolgen te beperken.
De N-VA betreurt dat de beleidsnota niets zegt over de gedeeltelijke regionalisering van de vennootschapsbelasting. Fiscale maatregelen zijn efficiënter dan subsidies. In het regeerakkoord wordt een ruimere fiscale autonomie naar voren geschoven.
Zowel werkgevers- als werknemersorganisaties klagen over een tekort aan bedrijventerreinen. Niet de minister van Ruimtelijke Ordening, wel de minister van Economie zal daarop afgerekend worden. Minister Moerman lijkt dat niet te beseffen. Hoe zal de minister dat precies aanpakken? Ik vraag niet alleen aandacht voor grote, maar ook voor kleine industrieterreinen.
Ook op het lokale vlak kan een bijdrage aan de werkgelegenheid worden geleverd. Verder verneem ik graag meer over het rapport over de drie grote automobielsectoren. Wat is de stand van zaken?
Wat de buitenlandse handel betreft, kampt Export Vlaanderen volgens professor Cuyvers met een structureel tekort van 1,5 miljoen euro. Dat is het gevolg van het feit dat slechts een zeer beperkt deel van het voor export overgedragen Lambermontgeld bij Export Vlaanderen is beland. De rest is naar het federale Agentschap voor Buitenlandse Handel gegaan om 44 personeelsleden te financieren. N-VA pleit voor de definitieve opheffing van het federale agentschap omdat dit na de jongste staatshervorming eigenlijk geen bevoegdheden meer heeft.
Ik ben het eens met de heer Peumans. De motie, die ook door N-VA is ondertekend, laat evenwel in het midden of het Agentschap voor Buitenlandse Handel moet blijven bestaan. Ik betreur dat de motie niet duidelijk stelt dat het agentschap moet worden opgeheven.
Een motie is altijd een evenwicht tussen een aantal partijen. N-VA is duidelijk en pleit voor de definitieve opheffing. Dat zal er vroeg of laat van komen.
De integratie van Export Vlaanderen en de DIV verloopt moeizaam. Er is nog altijd geen duidelijkheid over de loketfunctie van het FIT. Er is ook nog geen geïntegreerde werking. Die jarenlange malaise werkt verlammend.
N-VA vraagt dat er snel werk wordt gemaakt van een goede werking van export en van de acquisitie van buitenlandse investeerders. Dat aspect krijgt te weinig aandacht. Buitenlandse bedrijven brengen nieuwe technologieën binnen en creëren een substantiële toegevoegde waarde. Vlaanderen moet zich beter in de markt plaatsen als excellente vestigingslocatie, bijvoorbeeld om Europese distributiecentra aan te trekken. We slagen daar echter amper in. Er is een zeer grote concentratie van Europese distributiecentra in het Antwerpse en de omgeving van Zaventem. In Limburg is nog heel veel potentieel aanwezig en zijn er enorm veel mogelijkheden voor werkgelegenheid. Het oplossen van een aantal missing links maakt de logistieke functie van Vlaanderen niet noodzakelijk aantrekkelijker.
N-VA vraagt verder dat er eindelijk werk wordt gemaakt van een sterke en efficiënte administratie. Export is belangrijk voor Vlaanderen en de overheid moet daarvoor zorgen. N-VA pleit voor gerichte buitenlandse missies waar het economische belang zwaarder doorweegt dan het politieke.
Wat betreft innovatie, blijkt uit het advies 89 dat de grondtoon in de beleidsnota zeer positief is. De grote algemene beleidslijnen zijn goed en de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) verwacht dat die meer concreet worden uitgewerkt in de opeenvolgende beleidsbrieven en wil daaraan een bijdrage leveren. Er moeten bijkomende middelen komen om de 3 procent van het BBP te bereiken. De VRWB waarschuwt dat de af te leggen weg nog moeilijker wordt dan verwacht. We wensen de minister heel veel succes.
De Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen zou een deel van het geld aanwenden om het risicokapitaal voor wetenschappelijk onderzoek in te brengen. De Vlaamse overheid heeft snel oog gehad voor het verhogen van de O&O-intensiteit in Vlaanderen. Dat wordt voortgezet in de ontwikkeling van het Innovatiepact. Er moeten nog enkele zaken duidelijk worden onderbouwd, onder meer hoe men het WTI-beleid in Vlaanderen organiseert en welke performantiedoelstellingen men nastreeft. In het besluit van de aanbeveling 24 van de VRWB staat dat Vlaanderen er, ondanks de stijgende inspanning voor O&O, nog niet in geslaagd om dit om te zetten in een sterke verbetering van zijn innovatieperformantie. Het is een nuttig instrument om de impact van het beleid te beoordelen.
Ten slotte nog het belangrijkste: met wie vergelijken we ons en met welke doelstellingen? Vlaanderen heeft dringend behoefte aan een goed referentiekader. Innovatie moet opnieuw top down benaderd worden. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant en N-VA)
Het is heel goed dat een geïntegreerde beleidsnota werd opgesteld. We vinden ook de intentie positief om te onderzoeken op welke strategische beleidsdomeinen Vlaanderen in de toekomst wil investeren om competitief te blijven. De nota van het viWTA, "Drie uitdagingen voor het innovatiebeleid in Vlaanderen", is een gemiste kans, maar wijst wel op het probleem om die visie te ontwikkelen en de keuzes te maken. De wetenschappers hebben de bal terug gespeeld naar de politici en vragen een duidelijk kader waarbinnen ze onderzoek kunnen doen. Men had zich die studie kunnen besparen.
In de beleidsnota is er te weinig aandacht voor de industrie. De minister heeft dat ondertussen weerlegd in de commissies. De industrie zorgt voor 40 procent van de welvaart en de helft van de werkgelegenheid. De sector zelf vraagt om een positief klimaat voor de industrie te behouden.
De minister streeft naar continuïteit en we kunnen ons daarin terugvinden. Het is tijd voor implementatie, men moet geen nieuwe plannen meer lanceren. Het sociaal-economische streekbeleid krijgt iets te weinig aandacht. Er moet duidelijkheid komen. Vooral het Vlaams Agentschap Ondernemen is problematisch. In welke richting zal dat evolueren?
Vlaanderen heeft inderdaad te weinig bevoegdheden op sociaal-economisch vlak. Daardoor missen we de hefbomen voor een fundamenteel beleid. Uit het niet goedkeuren van het interprofessioneel akkoord zijn de meningsverschillen tussen Vlaanderen en Walloni trouwens nogmaals gebleken.
Hoe zal het Europees Cohesiebeleid er uitzien na 2006? Misschien wordt Vlaanderen door die evolutie tweemaal benadeeld, eenmaal door de vermindering van de Europese middelen voor Vlaanderen en een tweede maal doordat de federale regering het geld van een eventuele vermindering van de Europese bijdrage bij zich zou houden. De minister moet daarover waken.
In de beleidsnota komen de
Het is goed dat het ondernemerschap wordt gestimuleerd, maar we mogen niet vervallen in slogantaal. Er is veeleer behoefte aan ondersteuning van ondernemers dan aan het sensibiliseren van het brede publiek.
Faillissementen zijn dikwijls het gevolg van financile problemen en van een gebrekkige voorbereiding. Gezonde bedrijven worden vaak meegesleurd in de ondergang. De wet op het gerechtelijk akkoord is een gemiste kans. De beleidsnota voorziet ook niet in preventieve maatregelen. Het Vlaams agentschap zou een falingspredictiemodel uitwerken. De commissie Preventief Bedrijfsbeleid en de regionale begeleidingscellen zijn echter opgedoekt.
Inzake financiering volstaat het inderdaad de bestaande maatregelen te implementeren, namelijk de BAMs, de vriendenlening, het innovatiekapitaal en Arkimedes.
Voor de expansiesteun vragen we een evaluatie van bestaande instrumenten zoals adviescheques en opleidingscheques.
In de beleidsnota missen we de middelen voor de versterking van de economische en de handelsfunctie van de steden. Er is nu wel een initiatief rond de rentetoelage voor schade wegens geringe bereikbaarheid ten gevolge van openbare werken. CD&V pleit voor een Mercurius2-project. Uit de evaluatie van het vorige project is gebleken dat dit geleid heeft tot echte investeringen die een dynamiek op gang brengen.
De minister is iets te enthousiast over de Europese richtlijn betreffende diensten op de interne markt. Vlaanderen moet een aantal dwingende maatregelen van algemeen belang kunnen nemen. De regeling die nu voorligt zou desastreuze economische gevolgen kunnen hebben. Men moet voorwaarden kunnen opleggen, onder meer inzake beroepskwalificaties en erkenningsregels.
Voor het overige onderschrijven we de beleidsnota. Voor de uitvoering ervan mag de minister rekenen op onze fractie. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, spa-spirit en N-VA)
Deze beleidsnota wordt over het algemeen positief onthaald. Ze streeft naar een evenwichtige verdeling van de middelen voor basisonderzoek, grensverleggend onderzoek en technologische innovatie.
Het realiseren van de 3 procent in 2010 blijft een enorme uitdaging. De heer Van den Brande heeft het reeds gehad over de verbintenis die de Vlaamse Regering was aangegaan in de regeerperiode 1995-99 en die werd overgenomen door de vorige en door de huidige regering. Weet de minister al iets over de resultaten van de high level group 3 procent?
De privé-sector zou voor twee procent moeten zorgen. In ons land dalen de investeringen voor onderzoek en innovatie vanuit de industrie, wat in andere landen niet het geval is. Sommige grote bedrijven investeren veel in Onderzoek en Ontwikkeling, maar de KMO's komen daar niet zo snel aan toe. De Vlaamse Regering - en dus niet alleen de minister voor Wetenschappen en Innovatie - moet dit blijven stimuleren.
Ik ben blij met de evolutie naar iets meer persoonsgericht onderzoek. Met een soort van toponderzoekersfonds wil men goede onderzoekers hier houden en zelfs uit het buitenland terughalen.
De afstemming van de verschillende stimuli voor wetenschappelijk onderzoek juichen we toe. Er moet dringend duidelijkheid komen over eventuele bijkomende middelen voor de academisering van de opleidingen aan de hogescholen en over de rol van de associaties daarin. Het menselijk kapitaal moet worden gevaloriseerd, niet alleen met doctoraatsbeurzen en post-docbeurzen, maar ook met een meer langdurige financiering van een klein aantal uitmuntende onderzoeksgroepen. Zo kan brain drain worden voorkomen. Het FWO heeft daar de middelen niet voor.
Deze beleidsnota is ambitieus en coherent. Het zal van de hele regering een volgehouden inspanning vergen om de drieprocent- en de eenprocentnorm te halen. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Met een passage in het Vlaams regeerakkoord en met deze beleidsnota werd de hoop gewekt op een doortastend en transparant beleid met betrekking tot de wapenlicenties. Vandaag lijken die voornemens teruggeschroefd te zijn. Symptomatisch is de laattijdige rapportering aan het Vlaams Parlement. Kort na de vorming van de nieuwe regering konden we daarvoor begrip opbrengen, hoewel het ging om een eenvoudige oplijsting en hoewel de bevoegdheid binnen dezelfde politieke partij bleef. Nu werd opnieuw aangekondigd dat het rapport anderhalve maand te laat zal worden ingediend. Het rapport zal bovendien slechts vier maanden betreffen.
Ik begrijp die aarzeling niet. In een parlementaire democratie moet de volksvertegenwoordiging de wapenexport kunnen controleren.
Ik heb begrip voor het ombuigen van de viermaandelijkse naar de zesmaandelijkse rapportering. Maar waarom kwam er op 1 januari geen rapport voor de laatste vier maanden van 2004?
Ik kijk uit naar het lang aangekondigde overleg om tot meer transparantie te komen, zoals in de motie van de meerderheid gevraagd werd. We wachten op een decreet zoals dat in het Vlaams regeerakkoord werd aangekondigd.
Het beleid inzake wapenexportvergunningen lijkt veelbelovend, maar we hopen dat het niet bij beloften blijft. (Applaus bij sp·a-spirit)
In de motie van Groen! wordt er expliciet op aangedrongen de wapenexportvergunningen af te stemmen op het buitenlandbeleid, en daarbij stringente ethische criteria te hanteren die altijd op economie primeren. Dat is momenteel niet het geval. Alleen al het onderbrengen van de wapenexportbevoegdheid bij het beleidsdomein Economie wijst hier overduidelijk op. De dubbele toets ethiek-economie impliceert dat men soepel mag zijn met het respect voor de mensenrechten als een wapenlevering economisch interessant is. Maar oorlogswapens zijn geen onschuldige exportgoederen: zij dienen in de eerste plaats om intentioneel te moorden. Het is dan ook ongepast en zelfs decadent economische argumenten te laten meespelen.
De minister vindt dat de huidige regelgeving, dus de federale wetgeving van 2003, volstaat. Wij zijn het daar niet mee eens, vermits de Waalse overheid het nog altijd voor elkaar krijgt wapens naar Nepal te blijven uitvoeren. Op basis van de huidige regelgeving is het voor parlementsleden onmogelijk hun constitutionele opdracht - controle van de overheid en het beleid - uit te voeren.
Op mijn vraag over bedrag en bestemming van de levering van militaire nachtkijkers aan een onbekende Zuid-Amerikaanse klant en een onbekend Noord-Afrikaans land, wilde de minister niet antwoorden. In andere Europese landen is daar openheid over. We kunnen dus niet nagaan of het bedrag van de aankoop in proportie is met de economische kracht van het land van bestemming. Nochtans legt de Europese code dit op.
We stemden in met een nieuwe zesmaandelijkse rapportage aan het parlement. Ik sluit mij echter aan bij de vorige spreker: in januari had er een rapport over de vier laatste maanden van 2004 moeten komen, maar dat is niet gebeurd. Vandaag, half april, is er nog steeds geen rapportering.
Dit alles wijst erop dat we naar een eigen Vlaamse, verstrengde regelgeving moeten, die meer transparantie en meer garantie voor universele mensenrechten en democratische principes biedt. Groen! hoopt dat het Vlaams Vredesinstituut hierin een stimulerende rol zal spelen.
In afwachting vragen we in onze motie om bij de aflevering van wapenvergunningen geen economische motieven te laten meespelen. Wij vragen de meerderheidspartijen deze motie te steunen. (Applaus bij Groen!)
Ik onderschrijf de klemtonen van CD&V en VLD: wetenschaps- en innovatiebeleid zijn uiterst belangrijk voor onze economie. Daarover bestaat geen twijfel. Toch hebben bepaalde uitspraken de farmaceutische industrie, een van de belangrijkste sectoren inzake innovatiebeleid, op de kast gejaagd. Men moet consequent zijn: het belang van innovatie onderstrepen terwijl men het tegenovergestelde doet, kan natuurlijk niet.
In de beleidsnota staan enkele goede intenties in verband met het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Toch is er een probleem met de evaluatie van wetenschappelijk onderzoek: er schort iets met de criteria die het FWO gebruikt om aspirant-wetenschappers te beoordelen. Dit kadert in de brede problematiek van de bibliometrie die aan onze universiteiten opgang maakt, en waarbij er een duidelijk overwicht is van Angelsaksische publicaties. Bovendien is dat systeem op maat gesneden van de exacte wetenschappen, maar voldoet het niet voor de humane wetenschappen. Toen ik de minister daar een eerste keer over ondervroeg, antwoordde ze dat ze het rapport van de VLIR wilde afwachten; de tweede keer kreeg ik een non-antwoord.
Vier dagen geleden schreef ik hierover een brief aan meer dan 200 departementshoofden van faculteiten humane wetenschappen. Ik kreeg reeds 30 antwoorden. Daarin werd mijn visie unisono beaamd. Toch blijft de minister tegen het terrein in werken. Ik nodig haar dan ook uit hierover van gedachten te wisselen en het probleem om te lossen.(Applaus bij CD&V en N-VA)
De bewering dat er te weinig aandacht naar de kleine ondernemers gaat en dat het call-systeem vooral de grote zou vooruithelpen, klopt niet: drie vierden van de genieters zijn bedrijven met minder dan 10 werknemers. Het call-systeem wordt inderdaad herzien. Een evaluatie werd uitbesteed en is aan de gang. Het is een goede optie - en dat geldt voor alle maatregelen binnen het beleidsdomein - enerzijds de rechtszekerheid van de gebruikers te waarborgen door bestaande regelingen niet zonder meer overboord te gooien en anderzijds grondige evaluaties en bijsturingen door te voeren.
Dat is meteen een antwoord op de vraag betreffende de adviescheques. Het zou onrealistisch zijn dat systeem niet te evalueren. Er zijn duidelijk problemen van structurele aard. Bovendien is het systeem van de adviescheques het slachtoffer van zijn eigen succes: de administratieve drempel werd nagenoeg nul. Er ontstond een groot spanningsveld, en de evaluatie komt geen dag te vroeg.
Wat de administratieve vereenvoudiging betreft, ben ik van mening dat instrumenten als de KMO-impactfiches moeten ingepast worden in een algemene benadering. De Vlaamse Regering realiseert die met de reguleringsimpactanalyse. Tot nu toe liep een proefproject in het departement Economie maar volgens mij moet die nuttige oefening veralgemeend worden.
Sommige leden gewaagden van een te grote nadruk op de kenniseconomie ten nadele van de traditionele industrie. Dat klopt niet. De beleidsnota is evenwichtig en ik heb verder nog bij talrijke gelegenheden benadrukt dat de industrie belangrijk blijft voor de werkgelegenheid en dat men moet ophouden met de Vlaamse economie te reduceren tot een diensten- of kennniseconomie.
Om te vermijden dat de verschillende onderdelen van de Vlaamse administratie elk een eigen uniek loket oprichten, waardoor er weer te veel zijn, heb ik hun gevraagd die oefening stop te zetten. Daarop heb ik economie, IWT en export samengebracht met het oog op een gemeenschappelijk loket dat echt uniek is. Er komen antennes in elke provincie met account managers per bedrijf. Naast de genoemde domeinen wordt ook informatie over milieu en energie erin geïntegreerd.
Onderzoek en ontwikkeling moeten inderdaad evenwichtig benaderd worden. De beleidsnota benadrukt daarom het evenwicht tussen fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en innovatie. De VRWB zegt terecht dat men niet uitsluitend technologisch onderzoek mag steunen. De beleidsnota heeft het daarom ook over milieu en wellicht moeten daar ook nog specifieke menswetenschappelijke onderzoeksmandaten aan toegevoegd worden.
Ik heb het Vlaamse standpunt over het zevende Europese kaderprogramma aan de Europees commissaris overhandigd. Daarin pleiten wij ervoor om fiscale maatregelen te laten meetellen voor het behalen van de drieprocentnorm. De regering vroeg de VRWB om naast de 11 klassieke indicatoren ook de fiscale op te lijsten en daarvoor benchmarking uit te voeren. Samen met het Vlaamse contactpunt wordt een actieplan ter voorbereiding van het kaderprogramma uitgeschreven.
Bij de evaluatie van het instrumentarium moet inderdaad rekening gehouden worden met sociaal verantwoord ondernemen. Voor wat sociaal verantwoord internationaal ondernemen betreft, zullen doelstellingen in de beheersovereenkomst met de toekomstige EVA FIT worden ingeschreven. Het is immers noodzakelijk dat de Vlaamse bedrijven weten welke hun verplichtingen zijn in een bepaald land. Zij moeten ook weten aan welke nationale en internationale verplichtingen Vlaanderen zelf gebonden is op dit vlak.
Wat de nationale sectoren betreft, zal het rapport over de automobielsector begin mei klaar zijn. Ik verkies daarbij een reeks verwezenlijkbare actiepunten boven een waslijst. Men mag bovendien niet de illusie koesteren dat men daarmee alles kan regelen, want uiteindelijk blijven de loonkosten en de flexibiliteit doorslaggevend en voor die aangelegenheden heeft Vlaanderen slechts beperkte bevoegdheden.
Mevrouw Genez kan ik enkel meedelen dat de Gimv een beursgenoteerde vennootschap is.
Gisteren adviseerde de VRWB ons over de aan onderzoeks- en ontwikkelingsinvesteringen te besteden middelen. De hamvraag blijft hoeveel financiële middelen we zullen uittrekken om de, in het Pact van Vilvoorde vooropgestelde, drie procent te halen. Het cijfer dat de VRWB naar voor brengt, ligt heel wat hoger dan de oorspronkelijk voorziene 60 miljoen euro. Dit is te wijten aan verschillende factoren.
De voornaamste reden is dat, als men de beschikbare middelen definieert in procenten van het Bruto Binnenlands Regionaal Product, deze middelen met dit Bruto Binnenlands Regionaal Product mee evolueren. Verder heeft het VRWB in 2002 bepaald dat er, na verloop van tijd, een evaluatie van de beschikbare middelen moest plaatsvinden. Ten slotte vraagt iedereen hier meer middelen voor tal van beleidsdomeinen. In het kader van een meerjarenbegroting en een budgettaire orthodoxie zal de regering nagaan welke sector welke financiële middelen zal kunnen ontvangen.
Faillissementswetgeving en gerechtelijke akkoorden zijn nog steeds federale bevoegdheden. De verschillende financieringsinstrumenten voor starters, KMO's en zelfstandigen worden op elkaar afgestemd. Deze regering voert de beslissingen die door de vorige regering op dit vlak zijn genomen verder uit. Ik denk hierbij aan de Arkimedesregeling en het Vlaams Innovatiefonds. Voor dat fonds werd er dit jaar overigens 75 miljoen euro uitgetrokken. Hierbij moet dan nog eens een bedrag van 55 miljoen euro geteld worden, dat reeds voor onderzoek en ontwikkeling voorzien was.
Ik kan mijn mening over het chequesysteem hier nog niet poneren: ik wil de evaluatie van de verschillende beleidsinstrumenten afwachten.
In mijn beleidsnota wordt ook gewag gemaakt van een ecologiepremie. Voor deze ecologiepremie werd een bedrag van 50 miljoen euro voorzien. Veertig procent van de adviescheques wordt besteed aan ecologisch advies. De bedrijven hebben dus oog voor de ecologische en milieudimensie van hun activiteiten en willen daarvoor over de nodige informatie en begeleiding beschikken. Als minister van Economie richt ik mijn aandacht natuurlijk in de eerste plaats op het economische aspect van het beleid. Een groot deel van de ecologiepremies kaderen trouwens in de inspanningen om de Kyotonorm te halen.
De middelen voor buitenlandse handel moeten goed besteed worden. Verder moet er een evenwicht bestaan tussen de sommen die in het binnenland uitgegeven worden en de sommen die in het buitenland uitgegeven worden. De nadruk van mijn beleid ligt in het buitenland.
We moeten nog afwachten welke richting het uitgaat met het Europese cohesiebeleid. We weten al wel dat Vlaanderen een regio wordt. Er zullen geen subregio's meer bestaan. Verder komt de nadruk op horizontale steun te liggen. In het kader van de meerjarenbegroting moeten we nagaan op welke manier we de beschikbare middelen zullen besteden.
De timing van de conclusies van de high level group berust bij de federale minister Verwilghen. Maar ze zullen niet lang meer op zich laten wachten.
Voor de wapenhandel werden viermaandelijkse rapporten ingevoerd omdat we tot vergelijkbare periodes willen komen. Een eigen Vlaamse wetgeving is nu nog onmogelijk. Er is immers nog steeds een moratorium van één jaar van kracht. We moeten ons dus verder baseren op de bestaande, federale wetgeving.
De heer Glorieux laat uitschijnen dat bij de toekenning van wapenvergunningen het economische uitgangspunt primeert op het ethische. Dit is fout. Elke behandeling van een vergunningsaanvraag wordt getoetst aan de acht criteria van de Europese gedragscode.
Om de wapenvergunningen te kunnen evalueren werd er recent een akkoord gesloten met de federale overheid. Zo kan de Vlaamse administratie op basis van de meest recente en accurate informatie haar adviezen formuleren. (Applaus bij CD&V en VLD)
De bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede moties houden.