Report plenary meeting
Report
Wijziging van de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het voorstel van decreet van mevrouw De Martelaer houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, wat betreft de heffing ter bestrijding van de leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, waarvan het opschrift door de commissie werd gewijzigd als volgt : "voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de bestrijding van de leegstand en verkrotting en onbewoonbaarheid van gebouwen en/of woningen".
De algemene bespreking is geopend.
, verslaggever : De Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid heeft het voorstel besproken op 13 januari, 24 maart, 1 april en 20 april van dit jaar. Op 3 februari werd een hoorzitting gehouden. Tegelijk met dit voorstel van decreet werd een vergelijkbaar voorstel van decreet van de heer Lachaert behandeld. De heer Lachaert trok zijn voorstel echter in op 1 april, maar samen met mevrouw De Martelaer, de heer Daelman en de heer De Cock diende hij 16 amendementen in op het voorstel van decreet van mevrouw De Martelaer.
Tijdens haar algemene toelichting legde mevrouw De Martelaer het bestaande decreet uit, gaf ze cijfers over leegstand en verwaarlozing, een overzicht van alle knelpunten en de voorgestelde wijzigingen. Ten slotte lichtte ze haar conclusies toe. Na de artikelsgewijze bespreking volgde op 20 april een tweede lezing van het voorstel van decreet.
Iedereen drukte zijn tevredenheid uit over de geboden oplossing. Ik benadruk dat niemand tegen dit voorstel van decreet heeft gestemd. Indien het wordt goedgekeurd, worden meteen heel wat problemen opgelost. Afsluitend wil ik iedereen danken die heeft bijgedragen aan deze oplossing. (Applaus)
Dit dossier is de rode draad door mijn mandaat. Heel veel mensen hebben erover contact gezocht met mij. Ik heb stapels informatie verzameld. Ik heb er vijf ministers van Huisvesting en één minister van Financiën mee lastig gevallen. Ik heb als niet juriste echter veel opgestoken. Ik heb geleerd geduld te oefenen. Ik heb de politieke spelregels geleerd. Er zijn dus heel wat redenen om tevreden te zijn.
Het doel van het decreet van 22 december 1995 is de leefomgeving verbeteren en kansarmoede bestrijden. Door eigenaars een heffing op te leggen wou men ze stimuleren om hun eigendom beschikbaar te stellen. Het decreet leidde echter tot heel wat ongenoegen. Dit decreet werd vorige week nog door de Ombudsman als een aanslepende kwaal bestempeld.
Ik hoop dat de wijzingen ervoor zorgen dat de leegstandsheffing een stimulerend instrument wordt. Woningen leeg laten staan is immers onverantwoord.
Ik beweer niet dat iedereen die zijn woning leeg laat staan, dat bewust doet.
Voortaan zal de inventaris op een objectieve en klantvriendelijke manier opgesteld worden. In een technisch verslag wordt bepaald of een woning leeg staat waarna de eigenaar daarover tijdens een informele periode van 4 maanden kan onderhandelen. In dit voorstel van decreet wordt een onderscheid gemaakt tussen de administratieve en de fiscale procedure. Van zodra de eigenaar over een officieel registratieformulier beschikt, kan hij beroep aantekenen tegen de inventarisatie. Eenmaal hij een aanslagbiljet heeft ontvangen, kan hij zich alleen maar verzetten tegen de heffing.
De mogelijkheden om een vrijstelling te krijgen, zijn beter omschreven. Omdat we niet alles in decreten kunnen gieten, richten we een commissie op die oordeelt of de leegstand buiten de wil van de eigenaar is ontstaan. Om te benadrukken dat dit een stimulerend voorstel van decreet is, kunnen eigenaars die iets gedaan hebben aan de leegstand, 80 percent van de heffing terugvorderen. Voor de aanslagjaren 2002-2003 worden geen heffingen aangerekend. Alle dossiers worden getoetst aan de nieuwe regeling. Elke eigenaar kan vermijden opnieuw in de inventaris terecht te komen.
We hebben de leegstandsheffing niet afgeschaft of naar de gemeenten doorgeschoven. We hebben de regeling klantvriendelijker en efficiënter gemaakt. Gemeenten krijgen de kans initiatief te nemen.
Tijdens de tweede lezing werden heel wat vragen gesteld. De voorbije dagen ontving ik talrijke e-mails met vragen. Ik ben heel tevreden dat de administratie al bezig is met de uitvoeringsbesluiten. Dat wijst erop dat iedereen achter het voorstel staat.
Ik dank minister Keulen, de meerderheidsfracties en mevrouw Heeren voor hun constructieve bijdrage. Ik dank mijn eigen fractie voor de erkenning. Ik hoop dat het voorliggende voorstel veel ongenoegen wegneemt. (Applaus)
Met dit decreet wou men in 1995 de woningmarkt gezond maken door de leegstand te beperken. Vrijwel iedereen was het eens met deze doelstelling, maar het decreet zorgde in de praktijk voor problemen. Van zodra ik me met dit dossier begon bezig te houden, ontving ik e-mails en brieven van mensen die vonden dat ze onterecht een zware heffing moesten betalen. Men klaagde over de lange wachttijden voor de beroepsprocedure. De heffing schoot haar doel voorbij. Het meldpunt Krotbelasting toont aan dat de maatschappelijke steun verdwenen is.
Door het decreet en de puriteinse interpretatie van de teksten, klaagde men over een onterechte en hardvochtige behandeling. Ook de ombudsman klasseerde de leegstandsheffing onder de knelpunten.
Uit de commissiebesprekingen kwamen twee benaderingen : leegstandheffing als gemeentelijke of als gewestelijke bevoegdheid. Voor mijn fractie was die keuze minder belangrijk zolang de principes van goed bestuur gerespecteerd werden.
Het voorstel is niet perfect, maar geniet toch onze steun. We vinden er bepaalde principes in terug en het is een verbetering. Een aantal belangrijke doelstellingen worden gerealiseerd. De fiscale procedure en de vaststelling van de leegstand worden gescheiden. De heffingsplichtigen krijgen meer tijd om te protesteren tegen een heffing. De schorsingsvoorwaarden worden uitgebreid zodat mensen die verbouwen niet snel door de heffing gevat worden. Het gewest is bevoegd maar de gemeenten, die voldoen aan bepaalde voorwaarden, kunnen sneller een eigen leegstandsheffing realiseren. Tot slot worden de huisjesmelkers harder aangepakt door meer en zwaardere boetes.
Na 13 juni moeten de politici en de administratie werk maken van bijkomende verbeteringen. Een aandachtspunt daarbij is permanente evaluatie en bijsturing. Voorts moet gestreefd worden naar een meer accurate vaststelling. Er moeten stimuli komen om leegstand te vermijden. De lokale administratie moeten beter ondersteund worden om een beter woonbeleid te voeren. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Twee aspecten hebben de werkzaamheden bemoeilijkt : de moeilijke relaties in de commissies en de verkiezingen. Uiteindelijk is het geamendeerde voorstel van mevrouw De Martelaer de basis van dit voorstel.
Vooreerst waren er meningsverschillen over de heffingsverantwoordelijke. Er is beslist dat het Vlaams Gewest bevoegd blijft voor de administratieve en fiscale procedure, hoewel ik prefereerde dat de gemeenten die bevoegdheid kregen. Als een gemeente voldoet aan een aantal voorwaarden uit het decreet over de ruimtelijke ordening, kan ze zelf een eigen heffingsstelsel ontwikkelen. Dan wordt het gewest automatisch onbevoegd. Er zijn nu al veel gemeenten die voldoen aan die voorwaarden.
Ik begrijp de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, die klaagt over inkomstenverlies van de gemeenten, niet. Doel van het voorstel is de leegstand vermijden, niet inkomsten verschaffen aan de gemeenten.
In het voorstel worden de administratieve en fiscale procedure gesplitst. Aan het begin van de administratieve procedure wordt de burger duidelijk verwittigd van de op til zijnde maatregelen. In beide procedures zijn voldoende tijd en rechten voor de heffingsplichtigen. Voorst wordt rekening gehouden met een aantal opmerkingen van de ombudsman.
Het gewest verstuurt geen aanslagbiljetten voor de jaren 2002 en 2003 totdat alle bezwaarschriften behandeld zijn. Voor alle dossiers worden zowel de registratie als de heffing gedurende twee jaar bevroren.
Naar analogie met de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, wordt er een commissie opgericht, die kan adviseren over de uitzonderingsgevallen en die eventueel permanent kan evalueren. Daarenboven worden de boetes voor huisjesmelkers fors verhoogd.
De uitgangspunten van het decreet en het voorstel zijn eerbaar en legitiem. De kritiek op het bestaande is veroorzaakt door de afstandelijke procedure, door de beperkte vrijstellingsmogelijkheden en door de enge interpretatie van de administratie. Het nieuwe voorstel is duidelijker. Mits het correct wordt toegepast, zal er veel verbeteren. Kortom dit voorstel was een goede oefening in techniek en politiek. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, en Groen!)
De heffing op leegstand en verkrotting heeft sedert haar ontstaan heel wat vragen en protest opgeroepen. De totstandkoming van dit voorstel van decreet was baanbrekend decreetgevend werk. Voor het eerst zou in Vlaanderen op een gecoördineerde manier leegstand en verkrotting bestreden worden. Die regelgeving heeft ontegensprekelijk effect gehad. Leegstaande panden kwamen terug op de markt en verkrotte en verwaarloosde panden werden gerenoveerd.
Tegelijkertijd ontstonden er echter ook heel wat problemen ten gevolge van de heffing. De hoge stapelbezwaarschriften is daar het bewijs van. Er werden maatregelen genomen om die weg te werken, maar uiteindelijk moet het toch de bedoeling zijn om tot een regelgeving te komen waarvan de toepassing op een vlottere en meer correcte manier kan gebeuren. De vraag is nu of dit mogelijk zal zijn op basis van het hier voorliggende voorstel van decreet.
CD&V is en blijft voorstander van een gewestelijke heffing. Het bestrijden van leegstand en verkrotting is immers een essentieel onderdeel van het door de Vlaamse overheid te voeren woonbeleid. Bovendien dienen deze fenomenen overal in Vlaanderen op dezelfde manier aangepakt te worden.
Aan het gegeven van een gewestelijke heffing wordt nu in theorie afbreuk gedaan. Gemeenten die voldoen aan drie van de criteria opgesomd in het decreet op de ruimtelijke ordening - beschikken over een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan, een stedenbouwkundige ambtenaar, een conform verklaard plannenregister, een vastgesteld vergunningenregister en een register van de onbebouwde percelen - kunnen vrijgesteld worden van de gewestelijke heffing en een eigen heffingstelsel hanteren. Ik denk niet dat veel steden en gemeenten van deze mogelijkheid gebruik zullen maken. Welk lokaal bestuur zal er nu zelf een belasting gaan invoeren als ze dat ook aan het gewest kunnen overlaten? Niettemin geef ik er de voorkeur aan om de heffing als een volledig gewestelijke bevoegdheid te behouden.
Er blijven ook vragen bestaan rond de werking van de commissie voorzien in 4° van artikel 17, die de verzoeken om vrijstelling van de heffing zal dienen te behandelen. Mijns inziens moeten alle redenen tot vrijstelling in het decreet zelf worden opgenomen.Wanneer een commissie bepaalde gevallen moet beoordelen, zal snel de indruk ontstaan dat gelijkaardige situaties op een verschillende manier behandeld worden. Dat kan dan weer aanleiding geven tot allerlei betwistingen. Het is overigens niet duidelijk of men tegen de uitspraken van deze commissie in beroep kan gaan.
De meest fundamentele bedenkingen rijzen echter bij de overgangsbepaling vervat in artikel 19. Aanslagen die betrekking hebben op de jaren 2002 en 2003 dienen blijkbaar niet betaald te worden. De aanslagen worden als niet bestaande beschouwd. Bij de bespreking van het voorstel stelde de indienster evenwel dat er van een amnestiemaatregel geen sprake kan zijn. De eigenaars van de panden waarvoor voor het jaar 2002 en 2003 een heffing zou moeten betaald worden, krijgen nu de tijd krijgen om aan de leegstand, verkrotting of verwaarlozing te verhelpen. Gebeurt dat niet, dan zullen die panden terug gevat worden door een heffing. Betekent dat dat ze ook zullen moeten betalen voor de zogenaamde stand still periode of is die periode voorgoed geschrapt uit de boeken?
De gemeenten hebben in hun begroting voor de jaren 2002 en 2003 de opbrengsten van de heffing ingeschreven. Ze zullen die opbrengst nu evenwel niet ontvangen. Ik kan erin komen dat mevrouw De Martelaer zegt dat de heffing niet bedoeld is om fiscale inkomsten te innen, maar wel om het woonpatrimonium kwaliteitsvol te houden. De steden en gemeenten mogen van de indieners van dit voorstel echter wel verwachten dat zij aangeven hoe zij dit probleem willen oplossen.
Moeten de overgangsbepalingen ook gelden voor panden die ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard? Dit levert minder problemen op dan de heffingen op de zuivere leegstand. Daarom heeft CD&V nog een amendement ingediend dat bepaalt dat de zogenaamde stand-stillperiode alleen maar zal gelden voor de panden die het voorwerp uitmaken van een leegstandsheffing. Onbewoonbare woningen vormen een reëel probleem met negatieve gevolgen voor het gehele straatbeeld. Een opschorting van de heffing lijkt me in deze laatste gevallen niet echt aangewezen.
Dit voorstel bevat ook een aantal positieve aspecten. Het feit dat de heffing pas verschuldigd is wanneer de woning twaalf opeenvolgende maanden op de lijsten van de inventaris zal staan, geeft de eigenaar extra tijd om de nodige initiatieven te nemen om van de inventaris geschrapt te worden. Een nieuwe woning zal pas als leegstaand worden beschouwd als ze zeven jaar na afgifte van de stedenbouwkundige vergunning nog niet wordt gebruikt overeenkomstig de vergunde functie. Ook dat is een verbetering. Tevens bevat het voorstel een belangrijke bepaling die de boetes voor huisjesmelkerij gevoelig opdrijft. Ook daar kunnen wij ons volledig achter scharen.
Wij blijven echter met vragen zitten rond de werking van de commissie die vrijstellingen zal behandelen. Ook blijft het onduidelijk of en hoe de steden en gemeenten aan de middelen zullen geraken die zij voor 2002 en 2003 ingeschreven hadden in hun begroting. Bovendien zijn wij de mening toegedaan dat de stand still alleen maar mag gelden voor woningen die leegstaan en niet voor woningen die verkrot of verwaarloosd zijn. Om deze redenen zullen wij ons bij de stemming van dit decreet
Ik sluit me aan bij de vorige sprekers. Ik wil hen ook loven voor hun aanhoudende en krachtdadige inspanningen die hebben geleid tot dit voorstel van decreet. Het overleg hierover liep steeds sereen.
Wat vandaag voorligt, schaadt niemands rechten. We proberen behoedzaam te zijn door de jaren 2002 en 2003 te bevriezen voor de duur van de behandeling. De bedoeling van het decreet blijft onverkort behouden. De pijnpunten heeft men echter aangepakt. Ik denk daarbij aan de opmerking van minister Van Mechelen dat er dringend een ontkoppeling moest gebeuren tussen het vaststellingsbeleid en de fiscaliteit. Er werden ook maatregelen genomen die moeten leiden tot een vermindering van het aantal klachten. Het voorstel van decreet maakt ook een adequaat optreden tegen de huisjesmelkers mogelijk.
Dat dit voorstel van decreet nu ter stemming ligt is de verdienste van de indieners, de heren Lachaert en Daelman en mevrouw De Martelaer en van de constructieve bijdrage van CD&V in de commissie. Iedereen was het ermee eens dat er iets moest gebeuren. Dat het niet eerder is gebeurd, heeft te maken met de bekommernis dat men geen twee keer dezelfde fouten zou maken.
Het bestaande decreet gaf aanleiding tot heel wat ongewenste en perverse neveneffecten en tot heel wat klachten. Het voorliggend voorstel van decreet geniet onze steun. Het biedt niet voor alle problemen een oplossing, maar het is wel een stap in de goede richting.
Ik ben zelf ook tevreden met dit voorstel van decreet. Het maakt een einde aan een ongelukkige periode. Op de 66.000 heffingen waren 54.000 bezwaarschriften binnengekomen. In 53 procent van de gevallen hebben we de klagers gelijk moeten geven. Dan is het duidelijk dat er iets schort aan de regelgeving.
Dit voorstel van decreet is een voorbeeld van degelijk legistiek werk dat het voeren van een kwalitatief woonbeleid stimuleert. Dat is burgervriendelijk georganiseerd en het focust op de verkrotting.
De heer De Smet wilde weten welke beroepsmogelijkheden er waren na de commissie. In eerste instantie is er het bezwaar dat men kan indienen bij Arohm, naast het fiscale bezwaar dat men kan indienen bij Abafim. Dat kan de situatie eventueel uitgeklaard worden door de commissie. Indien er dan nog vragen zijn, kan men als burger nog een procedure aanspannen bij de rechtbank van eerste aanleg, bij de fiscale kamer.
Voor de periode 2002-2003 zijn er geen aanslagen. We willen immers een radicale breuk maken met het verleden. Wie op de lijst staat, moet zich in orde stellen. Voor
2002 en 2003 zullen echter geen heffingen worden geïnd. De ambitie blijft het voorkomen en het aanpakken van leegstand en het tegengaan van verkrotting en huisjesmelkerij.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de bestrijding van de leegstand en verkrotting en onbewoonbaarheid van gebouwen en/of woningen.
De stemmingen over de amendementen op artikel 19 en over artikel 19 worden aangehouden.
De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen morgen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.