Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004
Report
ONTWERPEN VAN DECREET
Middelenbegroting en algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 en bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004
Algemene bespreking (Voortzetting)
De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004.
We behandelen nu de thema's binnenlandse aangelegenheden, huisvesting, stedelijk beleid, institutionele hervormingen, ambtenarenzaken, Brussel en de Vlaamse rand.
De bespreking van de laatste begroting van de regeerperiode is deels een evaluatie van deze paarse coalitie.
Binnen het departement Binnenlandse Aangelegenheden zijn zeker een aantal positieve evoluties te melden : de hervorming van het Gemeentefonds en de samenvoeging met het investeringsfonds en de SIF-middelen, wat gepaard ging met een administratieve vereenvoudiging voor de lokale besturen, het stedenfonds, het stadsvernieuwingsfonds en een belangrijke toename van de middelen in het Gemeentefonds.
De financiële toestand van de lokale besturen zorgt echter reeds verschillende jaren voor heel wat discussie in de commissie Binnenlandse Aangelegenheden. Naar aanleiding van de opmaak van de begroting voor 2004 is gebleken dat zij ronduit catastrofaal kan worden genoemd.
In zijn beleidsbrief heeft de minister het over een afdoend bestuurlijk en financieel draagvlak voor onze gemeenten en provincies. De realiteit is dat de decretale groei van het Gemeentefonds niet langer wordt aangehouden. Daarvoor heeft de Vlaamse regering niet de nodige middelen. De eerste voortekenen van deze besparingsoperatie doken op tijdens het zomerreces.
Na drie zware forfaitaire stijgingen in centen zou de groei van het Gemeentefonds voortaan gebeuren in procenten a rato van de groei van de Vlaamse begroting. Dat werd duidelijk afgesproken met de steden en gemeenten.
Die groei werd in juli geraamd op 1,5 procent BNI en 1,7 procent inflatie, wat neerkomt op een totale groei van 3,2 procent. Bij de uiteindelijke vaststelling van de parameters in september hebben we de groei geraamd op 2,1 procent en de inflatie op 1,1 procent, wat ook neerkomt op 3,2 procent. Ik denk dus dat we een faire deal hebben gemaakt met de gemeenten.
Degenen die het Gemeentefonds tussen 1993 en 1995 hebben geblokkeerd, zowel nominaal als in groei, hebben in deze kwestie weinig recht van spreken.
Ik zal niet ontkennen dat de groei van het Gemeentefonds gelijke tred houdt met de groei van de Vlaamse begroting. Voor de periode 1993-95 dient men rekening te houden met de sanering en met de Maastrichtnorm.
De groei van het BNI was in die periode nochtans substantieel hoger dan in de periode 1999-2003.
Dat zal ik niet ontkennen. Feit is dat de decretale groei van het Gemeentefonds niet wordt aangehouden. Wat decretaal bepaald was, wordt dus afgeroomd ten belope van 9,2 miljoen euro. Als ik me daar zo in vergis, dan zijn er velen die dezelfde vergissing maken.
Die mensen zijn te kwader trouw. De toelichting bij het ontwerp zegt nadrukkelijk dat het de bedoeling is dat het Gemeentefonds groeit met hetzelfde ritme als de Vlaamse begroting. Het mechanisme om dat vast te stellen is volgens mij onvoldragen, wat overigens in de twee richtingen kan werken. Maar een groei van 3,2 procent op een vergroot Gemeentefonds is never done.
Ik dacht dat we er in dit parlement niet meer van uitgingen dat de gemeenten verantwoordelijk waren voor de lokale lastenverhogingen. Sommige VLD-ers hebben hier ooit beweerd dat CD&V de lokale mandatarissen de opdracht gaf de lasten te verhogen omdat de partij niet kan aanvaarden dat ze in de oppositie zit. Dat is een van de belachelijkste stellingen die ik hier ooit heb horen verwoorden. Met zijn verwijzing naar mensen die te kwader trouw zijn, bedoelt de minister wellicht de vertegenwoordigers van VVSG. De feiten bewijzen echter het tegendeel.
Ik blijf bij mijn stelling dat de Vlaamse regering haar afspraken met het Gemeentefonds ten volle nakomt. Daardoor zijn de inkomsten van het Gemeentefonds tijdens deze regeerperiode met 22 procent gestegen.
Ook de federale dotatie voor Vlaanderen wordt berekend op grond van bepaalde parameters. Als achteraf blijkt dat die parameters niet correct zijn, komt er echter een terugvordering. In het decreet over het Gemeentefonds is dat niet het geval : daar gaat het om vastleggingen. De gemeenten hebben dus de zekerheid dat hun ontvangsten niet zullen worden teruggevorderd.
De leden van dit parlement moeten verder kijken dan het gemeentelijke belang. Ze moeten ook oog hebben voor het Vlaamse belang.
We moeten het er minstens over eens zijn dat er op grote schaal lasten van het hogere naar het lokale niveau werden verschoven en dat de lokale besturen op dit ogenblik in zeer slechte financiële papieren zitten. Het feit dat de minister in zijn beleidsbrief aanmaant tot voorzichtigheid bij het aanboren van nieuwe belastingsbronnen getuigt dat van een groot cynisme.
CD&V zal zich verzetten tegen deze gang van zaken. Ik heb in de commissie al een amendement in die zin ingediend. De reactie van de minister was dat ik met het amendement de decretale groei wilde behouden, maar dat ik er niet bij vertelde waar die middelen vandaan moesten komen. Ik repliceer dat de groeit decretaal was bepaald en dat de Vlaamse regering nu heeft beslist hem niet aan te houden.
De tussenkomsten van CD&V in het begrotingsdebat kwamen er steeds op neer dat er meer geld op tafel moest komen voor allerhande opdrachten. Dat is een gemakkelijk verhaal.
We laken vooral het niet nakomen van beloftes door geldtekort.
De verwachtingen waren inderdaad te hoog gespannen. Na de economische hoogconjunctuur moeten we roeien met de riemen die we hebben en dat is niet altijd eenvoudig.
In mijn gemeente heeft een volstrekte CD&V-meerderheid voor het derde opeenvolgende jaar een begroting met een overschot ingediend. Ik vraag me dus af of de huidige jammerklachten niet voortspruiten uit politieke overwegingen.
Ik stel voor om een aantal schepenen van Financiën te horen. Dan zal blijken wie gelijk heeft. Dexia verwacht trouwens een gecumuleerde gemeentelijke schuld van 34 miljard frank tegen 2007.
De federale regering is de afspraken over de Elia-middelen van 2003 niet nagekomen. Nu zijn dezelfde beloftes gemaakt voor 2004. Er is echter nog geen verdeelsleutel en de Financieringswet is evenmin aangepast. Heeft de minister garanties dat de middelen bij de lokale besturen terecht zullen komen?
Zal het gemeentedecreet er wel of niet komen?
De federale regering is haar beloftes inderdaad niet nagekomen. Ik geloof echter in de federale loyauteit en de afspraken tussen de verschillende staatsniveaus. Over de gelden van 2003 is het laatste woord trouwens nog niet gesproken.
Binnenkort wordt de federale programmawet goedgekeurd, met daarin de 172 miljoen euro van Elia. Over de verdelingscriteria wordt nog onderhandeld en de Financieringswet is nog niet gewijzigd. De eerste minister heeft zich verbonden tot het bereiken van de tweederde meerderheid. In januari zal minister Moerman een ontwerp tot wijziging van de Bijzondere Financieringswet indienen.
Er is daarover een motie van aanbeveling bij het parlement ingediend.
De minister zal op het einde van de regeerperiode beoordeeld worden op de realisering van de beloofde 15.000 extra sociale woonentiteiten. Het is nu al duidelijk dat het aantal niet gehaald zal worden omdat de regering onvoldoende middelen heeft uitgetrokken. De PPS-formule kan voor enig soelaas zorgen en we hopen dan ook op enige concrete resultaten tegen 13 juni.
Het tekort in de sociale huursector heeft ook te maken met een verkeerde toekenningbeleid. Het gaat niet op dat 80 procent van de bewoners vreemdelingen zijn, veelal politieke vluchtelingen. Die mensen moet door het departement Welzijn gehuisvest worden.
Ondanks de beloftes van de regering is het sociale-huurbesluit niet gewijzigd. In het parlement bestaat er nochtans eensgezindheid over de noodzaak van een aanpassing van de inkomenscoëfficiënt en over de rationele bezetting.
U heeft ter zake geen enkele inspanning gedaan. De Vlaams-Blokfractie heeft daarom beslist een eigen voorstel van decreet in te dienen.
Vandaag zitten we over de 14.000 woningen en hoe dan ook worden alle dossiers uitgevoerd. Nooit is er meer geld naar huisvesting gegaan. De investeringsbudgetten zijn meer dan verdubbeld. Dat wordt vertaald in een groter volume van beschikbare woonentiteiten. Nog belangrijker is dat de begrotingskredieten voor 100 procent zullen gebruikt worden.
In uw verhaal over het tekort van sociale woningen laat u een aard van uw partij zien, die zich onderscheidt van alle andere partijen. U viseert de vreemdelingen en laat haast verstaan dat die mensen geen recht hebben op onderdak. Wij willen met hen op een menswaardige en correcte manier omgaan. Huisvesting is een grondwettelijk recht en dus tegelijkertijd een mensenrecht. Zowel in de realisatie van de doelstelling van de 15.000 huurwoningen als in de omzetting van huur naar koop is een en ander in beweging gekomen. Wij hebben bovendien ook de idee van de verzekering gewaarborgd wonen in realiteit omgezet. We hebben de gepaste maatregelen genomen om de 29 financieel armlastige maatschappijen operationeel te houden. Ook op dit punt zijn de kredieten voor 2004 ingeschreven. Ik wil er ook voor gaan om het aangepaste huurbesluit te realiseren. Nu is dat huurbesluit generiek, maar in dat nieuwe besluit willen we de maatschappijen meer autonomie en meer vertrouwen geven en de gemeenten nauwer bij hun werking betrekken om aldus maatwerk toe te laten. Het is mijn ambitie dat er naast de lage inkomens en de vervangingsinkomens ook hogere inkomens bijkomen om de sociale mix te realiseren en om die huisvestingsmaatschappijen meer middelen te doen verkrijgen.
Deze Vlaamse regering heeft meer middelen gestopt in de sociale huisvesting en vanuit de oppositie heeft men dat altijd toegejuicht, maar ik moet samen met u vaststellen dat dit niet geresulteerd heeft in een hoger aantal sociale huurwoningen. In een brief aan het Rekenhof bekent u of uw kabinetsmedewerker dat de toenemende inzet van gewestmiddelen slechts in beperkte mate resulteert in de toename van de sociale huurwoningen. De reden hiervan is dat er minder middelen van de sector zelf worden geïnvesteerd. Dit komt omdat de vorige regering gevraagd heeft aan de sociale-huisvestingsmaatschappijen om eerst de eigen middelen aan te spreken. Die middelen zijn er vandaag niet meer. Vandaag moeten de bouwmaatschappijen een beroep doen op de middelen die het gewest aanreikt. Een andere reden is dat het Vlaams Gewest nog altijd 227 miljoen euro moet betalen aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Het Rekenhof heeft daar de voorbije vijf jaar meermaals op gewezen, maar vanuit de Vlaamse regering is daarop nooit een afdoend antwoord gekomen.
U geeft mijn gelijk toe. In de vorige regeerperiode is aan de huisvestingsmaatschappijen gevraagd om de eigen reserves te besteden met als gevolg dat ze er nu geen hebben en dan verwijt u de huidige regering dat ze er geen meer hebben. Dat is niet logisch.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt op als voorzitter.
Minister Van Grembergen was als voogdijminister niet bepaald slecht, alhoewel er af en toe wat scherper en strenger had moeten opgetreden worden. Hij is immers ook voogd in de betekenis van de belangenvertegenwoordiger van de steden en de gemeenten en op dat vlak heeft hij zijn taak niet altijd volwaardig uitgeoefend. Hij had krachtiger moeten optreden tegen de inbreng van de federale overheid in cruciale dossiers zoals de politiehervorming, het Elia-dossier en het laattijdige doorstorten van de aanvullende personenbelasting. Hij heeft wel een aantal goede zaken gerealiseerd zoals het gemeentefonds en het stadsvernieuwingsfonds. Hij heeft de steden en gemeenten meer geld gegeven, wat hun meer ademruimte schonk. In een aantal andere dossiers van decreetgevende aard heeft hij slecht werk geleverd. We stellen vast dat het decreet intergemeentelijke samenwerking in al zijn voegen kraakt.
De minister schiet ook tekort als er belangrijke initiatieven moeten worden genomen zoals een nieuw gemeentedecreet, een provinciedecreet, een aangepaste OCMW-wet, een nieuwe provinciale en gemeentelijke kieswet. Ik heb het vermoeden dat de oorzaak hiervan politieke en filosofische problemen binnen de meerderheid zijn. De minister kan de zaken niet concretiseren zolang hij het kerntakendebat niet uitgeklaard heeft. Daarom dient de Vlaams-Blokfractie begin volgend jaar zelf een voorstel van gemeentedecreet en van regiodecreet in en zal ze vragen dat de commissie Binnenlandse Zaken deze voorstellen met spoed behandelt, zodat de minister zich niet kan verstoppen achter politiek stilzwijgen. Over het stedenbeleid zal ik in de commissie zelf nog spreken.
Eén van de belangrijkste doelstellingen in het regeerakkoord is de realisatie van 15.000 bijkomende sociale woningen. Ik wil de cijferdiscussie niet heropenen. Het is duidelijk dat de uitkomst verschilt naargelang de criteria die men gebruikt. Wat voor de sp·a-fractie van belang is, is dat de verhoogde inspanning niet stilvalt. We moeten erover waken dat de financiële situatie van de sociale- huisvestingsmaatschappijen voldoende stevig is, zodat ze blijven investeren in nieuwe projecten. Alleen dan kunnen we de wachtlijsten wegwerken. We moeten dus niet alleen kredieten uittrekken om de versnelde groei mogelijk te maken, maar we moeten ook een totaalplan uitwerken om de sector terug gezond te maken.
In 2003 heeft de sp·a-fractie het Valentijnplan aan de minister overhandigd. Kan hij hier inspiratie uit halen om de sociale-huisvestingssector te versterken? De beleidsbrief geeft een aanzet om te komen tot een betere financiële situatie van de sociale-huisvestingsmaatschappijen, een betere sociale mix, een nieuw sociale-huurbesluit en subsidies voor maatschappijen met huurders met een laag inkomen.
Onze fractie steunt het streven om tot meer lokale autonomie te komen op vlak van het toewijzingsbeleid. Als gemeenten betrokken worden bij het toewijzingsbeleid zal er een betere sociale mix ontstaan en worden de sociale woonwijken leefbaarder.
Een fundamentele hertekening van het sociale- huurbesluit is nog tijdens deze regeerperiode nodig. Er mag geen algemene prijsverhoging komen en onredelijk lage huurprijzen kunnen op lokaal niveau worden aangepakt. Sociale huisvesting moet opnieuw volkshuisvesting worden, waardoor de verhoging van de inkomensgrens bespreekbaar wordt op voorwaarde dat de capaciteitsuitbreiding va het patrimonium blijft doorgaan.
Er moet gewerkt worden aan een betaalbare private markt. Een nieuwe vorm van publiek-private samenwerking is de starterswoning. Dat is een niet gesubsidieerde woning die bedoeld is voor de private markt en ingeschreven wordt in een groot sociaal project. Op die manier kan de prijs laag gehouden worden en kan deze woning als alternatief voor de sociale woning dienen.
De leegstandsheffing is een van de beleidsprioriteiten, aangezien een hervorming zich opdringt. Vele mensen worden onterecht getroffen door deze heffing, die bedoeld was om speculanten een halt toe te roepen en de woonmarkt te activeren. Er kan een praktische oplossing bereikt worden door het vaststellen van de leegstand te scheiden van de fiscale procedure. Ik verwijs hiervoor naar de wetgeving die bestaat voor bedrijfsgebouwen. De leegstandsheffing moet uitgebreid worden met een stelsel van vrijstellingen en schorsingen om mensen toe te laten een huis te verbouwen.
De huursubsidies worden uitgehold doordat in de centrumsteden de gemiddelde huurprijs vaak hoger ligt dan het plafond van de subsidie. De huidige plafonds moeten herbekeken worden en aanpassingen zullen noodzakelijk zijn in bepaalde steden en gewesten.
De middelen voor de sociale-huurkantoren zullen stijgen op de begroting van 2004. Ook aan de huurdersbonden wordt aandacht besteed. Bij de bespreking van de begrotingscontrole zal een aanbeveling worden ingediend om de beschikbare kredieten prioritair voor deze huurdersbonden in te zetten.
Ik zou graag de visie van de sp·a-fractie horen over de hervorming van het sociale-huurstelsel waarbij sprake is van de uitbreiding van het toewijzingsbeleid naar de gemeenteraad. Vroeger werd de toewijzing gedepolitiseerd door de beslissing aan de bevoegdheid van de gemeenteraad te onttrekken. Zal de politisering niet opnieuw worden ingevoerd door de wijziging? Tegen wanneer komt die hervorming er nu eindelijk?
Sp·a pleit voor financieel gezonde bouwmaatschappijen, maar hoe wordt dat gerijmd met de discussie over het Amortisatiefonds voor Leningen voor sociale Huisvesting (Alesh) in verband met de herverdeling van de schulden? Het probleem heeft een communautair aspect : het Waals Gewest moet ons nog 227 miljoen euro. Die worden blijkbaar in de nota van minister Vande Lanotte onder het tapijt geveegd. Maar als men een herfinanciering wil doorvoeren, zal de VHM dat dus zelf moeten doen in samenwerking met de banken. De thesaurie van de VHM kan die bestedingen echter niet aan. Als het plan doorgaat, zal de VHM geen eigen middelen meer overhouden om projecten te financieren.
De toewijzing verbinden aan de gemeenteraad zal toelaten beter op de sociale behoeften in te spelen. Een dergelijk flexibel systeem kan een beter beheer van de sociale mix van de woonwijken en een sterkere basis voor de maatschappijen dichterbij brengen.
Het is niet omdat de gemeenteraad betrokken wordt bij de toewijzing dat er sprake is van politisering. Elke huisvestingsmaatschappij wijst woningen toe binnen een bepaald kader. Ze houdt daarbij ook rekening met de lokale behoeften. Wij willen alleen dat alles gelegitimeerd wordt door de gemeenteraad.
Het socialehuurbesluit komt er inderdaad niet meer voor januari van volgend jaar, maar wij zijn wel bereid er samen met minister Keulen snel werk van te maken.
Ik ben maar een deel van de sp·a-fractie. Daarenboven ben ik niet in staat te antwoorden in plaats van federaal minister Vande Lanotte. Maar ik zal dit thema binnen mijn fractie aankaarten.
Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen leegstand en verkrotting. Verkrotting aanpakken moet een bevoegdheid van het gewest blijven. De hele leegstandprocedure moet naar de gemeenten overgeheveld worden.
Het huidige huursubsidiestelsel in niet meer van deze tijd. Toch beschouw ik huursubsidies als het ideale stelsels om de wachtlijsten te verkorten. Het zal bovendien spontaan voor een sociale mix zorgen. Dat moet een prioriteit worden voor de volgende regering.
De middelen voor de socialeverhuurkantoren zijn verhoogd om van private woningen sociale huurwoningen te maken. Gesubsidieerde private maatschappijen zullen spontaan een sociale mix realiseren. Daarvoor wordt er in de begroting van 2004 een extra inspanning geleverd.
Door het toewijzingstelsel door de gemeenteraad te laten goedkeuren, kan de gemeenteraad zelf al enkele klemtonen leggen. Op die manier levert men maatwerk. Autonomie betekent elkaar vertrouwen geven.
We moeten het overleg over de Alesh-operatie nauwlettend volgen. Voor het Vlaams Gewest moet deze operatie neutraal zijn. De Alesh-operatie mag de werking van onze huisvestingsmaatschappijen niet verlammen. Dit dossier is nog verre van afgerond.
Kan minister Van Mechelen ons deze namiddag informeren over de belangrijkste elementen uit dit dossier? Als gevolg van dit dossier moet de financieringswet misschien gewijzigd worden. Het dossier heeft communautaire gevolgen. Vlaanderen moet terzake een duidelijke houding aannemen.
De Vlaamse regering heeft in de loop van deze regeerperiode al heel wat gerealiseerd op het vlak van het Binnenlands Beleid. Dankzij het decreet op de intergemeentelijke samenwerking is het keurslijf van de intercommunales versoepeld. Er worden meerdere samenwerkingsvormen aangereikt. Men werkt voortaan alleen maar met zuivere intercommunales. Het systeem draait stilaan op kruissnelheid.
Door de drie vroegere fondsen naar één gemeentefonds over te hevelen, daalt de administratieve last en stijgt de gemeentelijke autonomie. Een aantal Vlaamse steden en gemeenten kampt met financiële problemen door federale of Vlaamse beslissingen. De hogere overheden laten immers nog vaak na te onderzoeken welke gevolgen hun beslissingen hebben over de lokale financiën.
Ik ben tevreden dat de gemeenten met de Elia-gelden gecompenseerd zullen worden voor het verlies van de inkomsten uit de dividenden van de elektriciteitsintercommunales. Ik hoop dat de Vlaamse regering snel bepaalt hoe het bedrag van 172 miljoen euro verdeeld zal worden.
Ik kijk uit naar het debat over het nieuwe gemeente- en provinciedecreet. Dit belangrijke thema dient omzichtig en in overleg met het middenveld behandeld te worden. Alleen zo zullen we erin slagen het lokale bestuur te hervormen.
Wij vangen allerhande tegenstrijdige berichten op over de ontwerpen van gemeente-en provinciedecreet. De rechtstreekse verkiezing van de burgemeesters zou niet meer goedgekeurd worden tijdens deze regeerperiode vanwege een grote verdeeldheid binnen de meerderheid. Maar gisteren las ik in De Tijd dat minister-president Somers erop rekent dat beide decreten en de rechtstreekse verkiezing nog voor de Vlaamse verkiezingen worden goedgekeurd.
Deze ontwerpen zijn nog niet ingediend. Gaan we zulke belangrijke decreten op enkele weken tijd en vlak voor de verkiezingen bespreken? Of worden ze pas na de verkiezingen ingediend?
Ik heb niet de indruk dat één van de partners het regeerakkoord niet meer wil volgen. Het ontwerp van gemeentedecreet is net terug van de Raad van State. Het advies van de Raad van State over het ontwerp van provinciedecreet verwachten we in januari. Het ontwerp van kiesdecreet moeten we nog indienen bij de Raad van State.
We hebben altijd gezegd dat we deze drie ontwerpen van decreet samen willen indienen in het Vlaams Parlement. Aangezien de verkiezingen in juni gehouden worden, is er nog tijd om deze ontwerpen van decreet te behandelen in het Vlaams Parlement.
Als we dat op een behoorlijke wijze willen bespreken, moeten de ontwerpen in februari of maart ingediend worden. Zo'n belangrijk onderwerp kunnen we niet bij hoogdringendheid behandelen.
Ik beschouw dit als een belangrijke verklaring : de meerderheid zit nog op één lijn en de ontwerpen worden nog voor de verkiezingen behandeld.
Ik bevestig de woorden van minister Van Grembergen. In De Tijd heb ik er alleen op willen wijzen dat de rechtstreekse verkiezing voor mijn fractie een belangrijk element is binnen het gemeentedecreet. We zullen de drie ontwerpen echter samen indienen van zodra we alle adviezen hebben.
Gaat de sp.a daarmee akkoord?
Het staat in het regeerakkoord, en geen enkele partner heeft meegedeeld dat hij dat wil gewijzigd zien. Mocht dat toch zo zijn, moet dat binnen de meerderheid besproken worden.
Dit is een belangrijke koerswijziging. Enkele weken geleden zei de minister nog dat de pre-electorale periode hiervoor niet de meest geschikte was. En vandaag horen we plots dat er nog adviezen van de Raad van State worden ingewacht.
Het is mijn verantwoordelijkheid het regeerakkoord uit te voeren. Maar als de gemoederen door de electorale koorts te verhit zouden blijken om het debat sereen te voeren, is dat niet het gepaste klimaat om tot resultaat te komen.
Mijn verklaring daarover blijft dus gehandhaafd. Maar ik heb dertig jaar politieke ervaring : hoe dichter we bij de verkiezingen komen, hoe meer de temperatuur stijgt.
Onze fractie zal die temperatuur alleen doen omhoog gaan. Wat ons betreft hoeft u niet op een sereen debat te rekenen. Zelfs als deze materie nog goedgekeurd wordt, zullen wij ze weer schrappen mocht het in een volgende regering onze taak worden daarover mee te onderhandelen.
Zeventig procent van de burgemeesters, de VVSG en de gemeentemandatarissen zijn ertegen. U hoeft dus niet op een sereen klimaat te rekenen.
Met sereen bedoel ik niet mat. Iedereen moet hoe dan ook zijn mening kunnen formuleren. Maar ik aanvaard niet dat het Vlaams parlement het verlengstuk zou zijn van de optelling van de gemeenten. De VVSG moet zijn plaats als partner in het gesprek kennen maar mag niet bepalen hoe Vlaanderen zijn intern bestuur moet organiseren. Dat moet het Vlaams Parlement doen.
Ten slotte is het hoogtijd dat de archaïsche en Napoleontische wetgeving over kerkfabrieken herschreven wordt. Er is nood aan modernisering, rationalisering en responsabilisering van dit relict uit het verleden.
De regering heeft een lange weg afgelegd, maar moet nog een aantal belangrijke hindernissen nemen voor we het parcours historisch kunnen noemen. (Applaus bij de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
De minister van Huisvesting heeft zijn naam veranderd in minister van Wonen. Dat is goed, omdat wonen zoveel warmer is.
Goed wonen is een basisvoorwaarde voor levenskwaliteit. Wie goed woont heeft meestal een goede job, kan zijn kinderen een goede opvoeding geven, is gezond en heeft geen financiële problemen. Het is een vicieuze cirkel. Maar er is ook een andere cirkel : die van slechte huisvesting, armoede, veel te hoge huishuur, gezondheids- en opvoedingsproblemen.
Een minister van wonen moet een beleid voor alle Vlamingen voeren; het huidige woonbeleid spitst zich te veel toe op de mensen van de eerste cirkel. De mensen die in armoede leven, vallen vaak uit te boot omdat wij ze niet kennen. Wie van ons wordt persoonlijk geconfronteerd met armoede? Toch zijn er 750.000 mensen die met 750 euro per maand moeten rondkomen, terwijl al de helft van hun inkomen aan huishuur opgaat.
Er staan een paar belangrijke doelstellingen in de beleidsbrief die zeker gerealiseerd moeten worden : het creëren van 15.000 nieuwe sociale woningen, het afronden van het nieuwe socialehuurbesluit dat in één centraal register voorziet en een extra input aan de socialeverhuurkantoren zijn lovenswaardige initiatieven.
De Vlaamse regering doet een grote financiële inspanning om de problemen op te lossen, maar dat blijkt niet te lukken : nog steeds staan 60.000 mensen op een wachtlijst voor een sociale woning. Aan de boodschap dat de investeringstoelagen verdubbeld zijn maar dat ze nog even geduld moeten oefenen, hebben zij niets.
In de debatten wordt vaak gepleit voor een sociale mix. Daardoor wordt de armoede echter verstopt maar niet opgelost : dat kan alleen maar met steun.
Een toekomstig warm woonbeleid zal zich op twee sporen moeten concentreren : het investeren in 15.000 bijkomende sociale woningen, en het betrekken van de private huurmarkt in het woonbeleid.
Door het tekort aan sociale woningen worden kandidaat-huurders gedwongen een onderkomen te zoeken op de privé-markt, waar woningen met veel gebreken aan woekerprijzen verhuurd worden omdat de vraag groter is dan het aanbod.
Wonen is voor iedereen duurder geworden. Het aantal gezinnen dat 20 procent van het inkomen aan wonen uitgeeft is de laatste 20 jaar gestegen van 6,9 naar 23,4 procent. Huurders geven nu gemiddeld 25 procent van hun inkomen uit aan huur; 20 jaar geleden was dat maar 15 procent. Een op vier gezinnen spendeert meer dan 25 procent van zijn inkomen aan wonen.
De controle op de huurprijzen is federale materie. Ik vraag de minister nogmaals met aandrang dit probleem op een interministeriële conferentie aan te pakken. De Vlaamse ombudsman pleit trouwens voor een meer assertieve Vlaamse houding en denkt dat een Vlaams systeem van huurrichtprijzen zeker realiseerbaar is.
Ik ben blij dat de minister in zijn beleidsbrief stelt dat individuele huursubsidies volgens hem een belangrijk instrument zijn om de private woonmarkt toegankelijker te maken voor mensen die niet op de sociale woonmarkt terecht kunnen. De minister voegt er echter aan toe dat hij bij gebrek aan financiële middelen geen maatregelen kan nemen. Dat is jammer.
Indien men huursubsidies wil krijgen, dan mag de huurprijs niet hoger zijn dan 15.000 frank per maand. In veel Vlaamse gemeenten kan men voor die prijs echter geen woning meer huren zodat de huurders er ook niet meer in aanmerking komen voor een huursubsidie. Uit de dossiers blijkt dat er inderdaad een daling is van het aantal aanvragen voor huursubsidies. Soms worden er ook twee huurcontracten opgemaakt, één om in aanmerking te komen voor de huursubsidie en één met zogenaamde variabele kosten.
Mensen die in armoede leven, vragen van ons een goed huisvestingsbeleid. Daar moeten we deze laatste maanden nog werk van maken. Anders zullen onze verkiezingsbeloftes hol klinken. Om een systeem van huursubsidies te bekostigen kan men gebruik maken van middelen van het Garantiefonds, voor een bedrag van 200.000 euro. Deze middelen staan nu ingeschreven voor PPS-woningen die volgend jaar vermoedelijk toch niet zullen afgerealiseerd zijn.
Het beleid heeft veel aandacht voor het verwerven van een eigen woning. Uit een HIVA-studie is evenwel gebleken dat ruim vijftien procent van de bevolking nooit in staat zal zijn een eigendom te verwerven. (Applaus bij de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Ik ben het ermee eens dat een huursubsidie het geschikte instrument is om het probleem van de wachtlijsten op te lossen en om een sociale mix te realiseren. Behalve het budgettaire probleem is er echter nog een bezwaar tegen huursubsidies, namelijk dat we zo de stimulans kunnen wegnemen om nog initiatieven te nemen. Naast een werkloosheidsval zou er ook een huurval kunnen ontstaan. Ik meen dat een dergelijke reglementering in de tijd beperkt zou moeten zijn, net lang genoeg om een noodsituatie door te komen. Dit systeem moet dus een vangnet zijn, maar het mag geen hangmat worden.
De eigendomsverwerving vind ik persoonlijk cruciaal. Men moet de mensen perspectief op beterschap blijven bieden. De vijftien procent van de bevolking waarvoor dat niet haalbaar is, moeten we toch ook een dak boven hun hoofd garanderen. Met het operationaliseren van PPS hebben we ook de privé-sector daarbij betrokken. De kwaliteit van de woningen is volgens ons zeer belangrijk. Daarom hebben we de verbeterings- en aanpassingsregeling geactualiseerd en een nieuw aanbod gedaan voor de CO-premie.
Ik geloof niet in het verhaal van de hangmat. Ik geloof niet dat armen schuld hebben aan hun situatie. Ik denk dat de politici hen moeten helpen zonder bevreesd te zijn dat ze zich in hun situatie zullen nestelen.
Ik ben het ermee eens dat de mensen die op de sukkel geraakt zijn, door de overheid moeten worden geholpen.
De geschiedenis van de begroting Binnenlandse Aangelegenheden weerspiegelt een gestadige positieve evolutie. De inspanningen van deze regering voor de gemeenten is substantieel. In vergelijking met het begin van deze legislatuur is het Gemeentefonds met 22 procent gestegen, van 1,082 naar 1,593 miljard euro. De laatste twee jaar is dit trouwens gebeurd in een minder gunstige economische conjunctuur. In 2004 wordt de verhoging wel iets getemperd.
Hiermee bewijst de Vlaamse regering dat ze de financiële problemen van de gemeenten ernstig neemt. De financiële toestand van de gemeenten zal trouwens permanent moeten worden opgevolgd door alle overheden. De Vlaamse overheid heeft een verantwoordelijkheid voor het welvaartsvast houden van de dotatie aan de gemeenten. Het begrip welvaartsvast mag echter niet elk jaar opnieuw worden gedefinieerd. In het kader van een collectieve besparingsinspanning aanvaarden we dat de groeivoet van het Gemeentefonds eenmalig wordt aangepast tot 3,26 procent en voor de volgende jaren ongemoeid wordt gelaten.
De minister van Binnenlandse Aangelegenheden heeft ook belangrijke stappen gezet naar een meer volwassen verhouding tussen het Vlaamse en het gemeentelijke bestuursniveau. Door de integratie van het Sociaal Impulsfonds, het Investeringsfonds en het Gemeentefonds in één enkel Gemeentefonds is de beleidsvrijheid van de gemeenten aanzienlijk toegenomen en zijn de administratieve verplichtingen sterk verminderd. Dit illustreert de wil van de Vlaamse overheid om te komen tot meer subsidiariteit.
Ook de besluiten van het kerntakendebat zijn erg belangrijk. Eén ervan betreft de financiële gevolgen van de Vlaamse beleidsbeslissingen voor de lokale besturen. Een belangrijke aanbeveling is dan ook het vooraf bespreken van die besluitvorming met de lokale besturen. De beleidsvrijheid van de lokale besturen moet steeds als richtsnoer worden gehanteerd.
In haar verhouding met het gemeentelijke niveau moet de Vlaamse overheid zich ook meer als een geheel presenteren. Het tegendeel zorgt vaak voor onduidelijkheid bij de gemeenten. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan daarbij een belangrijke rol vervullen.
Het realiseren van een meer omvattende en een meer volwassen benadering van het lokale niveau is een werk van lange adem. Toch worden bepaalde aspecten van dit beleid nu reeds gerealiseerd, bijvoorbeeld in het Stedenfonds en voor de stadsvernieuwingsprojecten. Daar wordt gewerkt met beleidsovereenkomsten tussen Vlaanderen en de steden waarbij Vlaanderen alleen de algemene doelstellingen vastlegt.
Inzake de laattijdigheid van de laatste rondzendbrief ben ik het eens met de minister dat er eerst duidelijkheid moest komen.
De begroting voor 2004 voor het beleidsdomein Binnenlandse Aangelegenheden weerspiegelt volgens ons een continue aanpak van de problematiek van de lokale besturen. Mijn fractie zal de begroting dan ook goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Het standpunt van de heer De Smet over de opmaak van de gemeentelijke begrotingen treed ik bij. De laatste rondzendbrief is pas aangekomen toen het werk rond de begrotingen in de gemeenten al grotendeels achter de rug was. De gemeenten konden alleen nog wat bijsturen in de meerjarenplanningen.
Ook de opmaak van de politiebegroting is moeilijk. Door problemen bij de federale diensten zijn er nog geen rekeningen. De afgelopen jaren zijn de begrotingen noodgedwongen opgemaakt met de natte vinger. Er zou nu een overschot zijn op de begroting van 2002. Dat mag echter niet ingeschreven worden. Kortom ik dring aan op tijdige instructies.
De strikte toepassing van de rondzendbrief-Peeters zorgt voor problemen. Bij de laatste verkiezingen waren er twee richtlijnen : de Vlaamse, die oproepingsbrieven in het Nederlands verplichtte en de federale, waardoor alle oproepingsbrieven in de door het bestuur gekende taal van de inwoner moesten geschreven worden. De zes faciliteitengemeenten volgden de federale richtlijn. De ontvangers mogen van de voogdijminister de kosten van het versturen van de oproepingsbrieven nu evenwel niet betalen wegens de onwettigheid. Drogenbos heeft nu een geding aangespannen en laat zich eerst dagen door de rechtbank alvorens te betalen.
De Vlaamse regering zal haar beleidslijn aanhouden. We wachten nog steeds op de uitspraak van de rechter, en zullen die respecteren. Een talentelling is onwettig, dus kan een bestuur de taal van een burger niet kennen. Brieven gericht aan privé-personen moeten volgens de taalwetgeving in het Nederlands opgesteld zijn.
Als de oproepingsbrieven in het Nederlands zijn, zullen 80 procent van de inwoners vragen om een brief in hun eigen taal.
Na lang aarzelen hebben de faciliteitengemeenten het nieuwe personeelsstatuut ingevoerd. Door de afschaffing van de taalpremie voor personeelsleden die na 1 september 1997 in dienst getreden zijn, worden die gediscrimineerd. De premie is daarenboven bevroren, zodat de waarde afneemt. De ambtenaren van de omliggende gemeenten die geen tweede taal moeten beheersen, verdienen trouwens evenveel. Onze ambtenaren blijven echter plichtsbewust. Ik benadruk dat de afschaffing van de taalpremie vooral de Nederlandstaligen treft.
Het woonbeleid ging geregeld in tegen de behoeften van de mensen, onder meer de afschaffing van het premiestelsel was niet in het belang van de jonge gezinnen. De wachtlijsten werden ook niet korter.
Ik was niet van plan om nog maar eens door te bomen over de beloofde 15.000 sociale woningen, tot ik de beleidsbrief van de minister las. Ik wil hem welgemeend feliciteren met zijn creativiteit. Hij is erin geslaagd een nieuwe statistische categorie uit te vinden : de pipelinewoningen. Dat zijn woningen die enkel bestaan op de tekentafel of in de geest van de ontwerpers.
Tot 30 november 2003 waren er al 8875 bijkomende sociale woningen. Nu tovert de minister 5339 pipelinewoningen uit zijn hoed, die hij op 1 of 2 maanden tijd wil bouwen. Het is duidelijk dat die woningen waarschijnlijk nooit zullen bestaan.
Het is pijnlijk voor de velen die wachten op een betaalbare woning. De minister zou beter toegeven dat de doelstelling niet zal gehaald worden. Ook het Rekenhof, dat slechts mondjesmaat inlichtingen krijgt, is die spelletjes beu.
De minister wil daarenboven een verkooprecht voor sociale woningen. Nu is die verkoop gebonden aan een aantal voorwaarden : de woning moet minstens 15 jaar oud zijn en de huisvestingsmaatschappij moet akkoord gaan. Bepaalde huurders willen hun woning kopen. We moeten inderdaad streven naar een goede sociale mix.
Anderzijds zijn er de wachtlijsten. Door de verkoop zal het aantal sociale woningen dalen. Het zijn ook vooral de huurders met een hoger inkomen en dus een hogere huur, die hun woning zullen kunnen kopen. De huurinkomsten zullen daardoor dalen. Solidariteit is belangrijk en er moet aandacht zijn voor de leefbaarheid van de huisvestingsmaatschappijen.
In de praktijk zullen het bovendien de oudere woningen zijn die gekocht kunnen worden. Dit impliceert een dubbel nadeel. Enerzijds is de verkoopswaarde van deze woningen beduidend lager dan deze van recent gebouwde panden en zullen de verkoopsopbrengsten voor de maatschappij ontoereikend zijn om in een vervangende nieuwbouw te voorzien. Men zal met de gegenereerde opbrengsten minder nieuwe sociale huurwoningen kunnen realiseren. Anderzijds zijn het precies de oudere woningen waarvan de huuropbrengst meer de kosten dekt dan van de recente projecten, waardoor de maatschappijen bijkomend opgezadeld worden met een groter aandeel niet rendabele investeringen.
De verkoop van sociale huurappartementen kan ook leiden tot ongewenste meeruitgaven voor de sociale bouwmaatschappijen. In het geval van mede-eigendom, na verkoop van een appartement, dient een basisakte opgemaakt en een syndicus aangesteld te worden. Bovendien zal de bouwmaatschappij het risico lopen in haar investeringsmogelijkheden, bijvoorbeeld bij renovatieprojecten, geremd te worden door voormalige huurders die hun eigendomsrechten uitputten.
Bovendien kunnen de kopers in het huidige systeem alle huur die zij in het verleden al betaalden op geen enkele wijze recupereren, waardoor de totale investeringskost in de woning al bij al nog zeer hoog is. Als alternatief heeft de CD&V daarom een eigen voorstel uitgewerkt en ingediend.
De ondersteuning van particulieren is een apart hoofdstuk in het beleid van deze regering. Positief is dat er een verzekering tegen inkomensverlies is gekomen en dat de verbeterings- en aanpassingspremie zullen worden hervormd. Die premie is evenwel ook aanleiding tot verwarring. Nogal wat mensen leiden uit de benaming van die reglementering af dat dit een stelsel is dat voorziet in een renovatiepremie. Wanneer duidelijk gemaakt wordt dat dit niet zo is, dan stuit dat op heel wat onbegrip.
De tijd is te kort om dieper in te gaan op het PPS, op het sociaal huurbesluit, de thesauriemiddelen die opgesoupeerd zijn, de achterstallige gewesttussenkomst. Als vijfde minister in de rij hebt u het moeilijk om de flaters van uw voorgangers recht te zetten. De voorbije jaren zijn een gemiste kans geweest voor het woonbeleid in Vlaanderen. Het is een woonbeleid dat we zo snel mogelijk willen vergeten. (Applaus bij de CD&V)
Wat betreft de zognenaamde pipelinewoningen, gaat het over drie fases die een dossier doormaakt alvorens het een werf wordt. Het betreft 1460 woningen in de aanbestedingsfase, 1471 in definitief ontwerp en 2465 in voorontwerp. In totaal gaat het dus om 5396 woningen.
Met betrekking tot de maatregel van huur naar koop heeft de regering een gunstig advies van de Raad van State gekregen. Voor ons is het belangrijk dat de bewoner centraal staat in het beleid. De maatschappij is een instrument om een woonbeleid te realiseren. Twee soorten brieven komen op mijn bureau terecht. De eerste gaan over klachten over de leegstandsheffing. De tweede dringen er op aan om een maatregel te nemen om de mensen die al lang huren de mogelijkheid te geven hun woning te kopen. Daarom moet er een doorbraak gerealiseerd worden. Er zijn een aantal redelijke voorwaarden aan gekoppeld. De mensen reageren daar ook tevreden op.
Wat betreft het probleem bij de verkoop van appartementen is nu een deskundige aangesteld om een handleiding uit te werken om dat probleemloos te laten verlopen.
Betreffende de sociale leasing is er een doorbraak gerealiseerd door van huur naar koop te gaan. Ik ben niet tegen het feit dat de huur kan omgezet worden in een stuk aflossing van een aankoop.
Ik wil drie dingen opmerken over de verkoop van sociale huurwoningen. Ten eerste is het merkwaardig dat de minister dat niet koppelt aan inkomensgrenzen. Ten tweede verdwijnen ze uit de statistieken. Ten derde is het merkwaardig dat de Vereniging van Huisvestingsmaatschappijen in Vlaanderen afgelopen vrijdag aangekondigd heeft dat zij op het ogenblik dat het besluit gepubliceerd wordt naar het Arbitragehof zal gaan.
In het begin van deze regeerperiode geloofden velen niet dat de regering 15.000 sociale woningen zou creëren. Vandaag zien we dat er reeds meer dan 8000 gerealiseerd zijn en dat er meer dan 5000 in de pipeline staan. Voordat een woning gerealiseerd wordt, moeten verschillende stappen doorlopen worden. Zolang men ze niet in de pipeline zet, worden ze ook niet gerealiseerd.
Men was ook sceptisch tegenover publiek-private samenwerking. Vandaag zijn er een tiental projecten opgestart, waaraan de privé-sector wel meewerkt. Ook op de privé-markt kan men sociaal geëngageerde mensen vinden.
Een ander goed punt is de realisatie van de huur naar koop van sociale woningen. Het gaat hier voor alle duidelijkheid om zittende huurders. Ook hier werkt de privé-markt mee.
Er zijn nog twee punten waar we al lang op hameren en waar we vragen om het te evalueren en af te schaffen indien nodig. Eén ervan is het voorkooprecht. Vanuit verschillende hoeken op de privé-markt hoort men dat dit het proces tot aankoop vertraagt. Daarenboven ziet men dat de sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en de OCMW's die hun voorkooprecht laten gelden, niet onmiddellijk overgaan tot de realisatie, renovatie en ingebruikname van die woningen. Ik vind het goed dat men de leegstand gaat herbekijken en ik wijs erop dat men de periode van de renovatie moet verlengen. Ook de Ombudsdienst heeft in zijn jaarrapport laten weten dat er enorm veel bezwaren zijn, die voor het grootste deel worden ingewilligd.
Indien er middelen vrijkomen bij de begrotingscontrole wens ik dat aan de structurele noden van de huurdersbonden tegemoet wordt gekomen. Bovendien is de VLD-fractie al jaren vragende partij voor huursubsidies. Ik weet dat men voorzichtig moet zijn, want eens men de huursubsidies inschrijft, kan men dat niet na een bepaalde periode stopzetten.
Men moet zeer voorzichtig zijn met het toekennen van huursubsidies, want eenmaal dit proces wordt aangevat is het moeilijk stop te zetten.
Het is waar dat veel Vlamingen ijveren naar woningbezit. In dat licht is het een goede zaak een deel van de sociale woningen te verkopen. Er is echter een groep mensen met een laag inkomen die aangewezen zal blijven op de socialewoningmarkt. Zal de Vlaamse overheid voor bijkomende middelen zorgen zodat de socialehuisvestingsmaatschappijen het woningenbestand op peil kunnen houden?
De woningen zullen aan de gangbare marktwaarde worden verkocht. De opbrengst van de verkoop kan door de maatschappijen worden aangewend voor investeringen in nieuwbouw of renovatie. Er zal misschien een korte periode van twee tot drie jaar zijn waarin er wat minder woningen beschikbaar zijn.
Door de stijging van de bouw- en grondkosten zal men drie woningen moeten verkopen om één nieuwe woning te kunnen bouwen. De Vlaamse overheid zal dus bijkomende middelen moeten inbrengen.
Huurders worden eigenaars van hun woning. Kandidaat-huurders zullen op deze wijze ook een kans maken om een woning te bezitten. U legt enkel de klemtoon op het aantal beschikbare woningen. Dat is een statische benadering.
De Vlaamse overheid zal blijvend moeten investeren in de socialehuisvesting. Ook de privé-sector wordt hierbij betrokken via PPS en CBO-projecten. De lijst van kandidaten zal verkort worden door mensen ook onder te brengen op de private markt.
Als men 30 woningen op 100 uit een woningbestand verkoopt, zullen de kandidaat-huurders minder mogelijkheden hebben. PPS-projecten zijn trouwens enkel toegankelijk voor mensen met een middelgroot inkomen.
Doordat huurders eigenaars worden komt een dynamiek tot stand die de afspiegeling van de maatschappij is. De sociale huurders wordt een groeiperspectief aangeboden.
De verkoop van huurwoningen heeft altijd bestaan. De enige verandering is dat dit nu een individueel recht van de huurder wordt, zonder dat er inkomensvoorwaarden worden gesteld en dat de oudste woningen worden verkocht. Hierdoor wordt het mechanisme ontwricht. Het principe van de verkoop is goed indien de rechten van de zwaksten in de samenleving beschermd worden.
De minister heeft zelf gezegd dat het invoeren van de huursubsidies pas mogelijk tijdens de volgende regeerperiode. Ik hoop dat de bouwmaatschappijen erin slagen deze maatregelen tegen te houden via het Arbitragehof.
Moet men de bewoners of de structuren centraal stellen in het woonbeleid? Ik kies duidelijk voor de bewoners. Er werd nog nooit zoveel geïnvesteerd in socialewoningbouw als tijdens deze regeerperiode.
Hierin moet ik de minister tegenspreken, aangezien men vroeger reeds grotere uitgaven heeft gedaan in deze sector. Dit leidde echter tot serieuze problemen bij het opvangen van de kosten. Het gebrek aan fondsen is dus geen nieuw probleem.
Men moet dringend de problematiek van de sociale mix behandelen. Mensen krijgen soms een sociale woning aangeboden, maar weigeren die omdat de sociale mix in een wijk niet ideaal is. Men verkiest dan te wachten tot er een andere woning vrijkomt.
Een sociaalhuisvestingsbeleid dat met de nodige structuur wordt uitgevoerd komt ten goede aan velen. Ik begrijp dan ook niet dat er zoveel negatieve commentaar komt op de innoverende maatregelen die nu worden genomen. De tussenperiode die optreedt bij het verkopen van oude woningen en het bouwen van nieuwe vraagt een grondige voorbereiding. Dit systeem werkt nu reeds behoorlijk op verschillende plaatsen.
Ik ben niet tegen de verkoop van sociale woningen, maar er is inderdaad een grote nood aan een degelijke tussentijdse strategie. De huisvestingsmaatschappijen konden vroeger woningen verkopen in het kader van een eigen beleid. Nu wordt de aankoop van een woning het recht van de huurder, zodat de maatschappijen hun patrimonium niet meer zullen kunnen beheren.
Ik deel de mening van de heer Vermeiren. Vandaag zullen huurders kooprecht krijgen en zal de autonomie van de bouwheer verdwijnen. Het is een goede zaak dat men eigenaar kan worden van een huis, maar hoe vaak zal de Vlaamse overheid geld in de socialewoningbouw steken? Sociale woningen worden gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap en worden na een periode van 10 tot 15 jaar verkocht.
De sociale-koopsector bouwt dan weer koopwoningen dankzij een door de Vlaamse overheid gesubsidieerde lening. Is de combinatie van deze twee systemen een voorbeeld van goed rentmeesterschap? Er kan heel wat gezegd worden over sociale huurwoningen, maar dat ze uit de statistieken zullen verdwijnen staat vast.
Het eerste jaar dat de sociale-huisvestingsmaatschappijen woningen kopen en verkopen, daalt het aantal woningen. Maar de overheid zal niet op haar lauweren rusten van zodra ze 15.000 bijkomende woningen heeft gebouwd. De vooruitgang zal even dalen, maar na drie jaar krijgen we een verdubbeling.
Deze regering investeert in nieuwe sociale woningen. Wie echter in staat is om een woning te kopen, moet die kans ook krijgen.
We moeten in de eerste plaats trachten de sociale status van de mensen te verbeteren. Dat is het streven van zowel socialisten, liberalen als christen-democraten. Wie terugblikt op het verleden zal zien dat we daar goed in geslaagd zijn. Toch moeten we op een bepaald moment het geweer van schouder durven veranderen. En dan moeten we de waarheid onder ogen durven zien dat in tijden van lage rentevoeten iemand met een huurwoning en een baan geïnteresseerd kan zijn in de aankoop van zijn huurwoning. Doel blijft immers de sociale status te verhogen.
Een sociale-huisvestingsmaatschappij met 200 sociale huurders en 100 sociale woningen verkoopt 30 woningen. De maatschappij houdt er bijgevolg 70 over. Met de opbrengst van die 30 woningen kunnen 25 nieuwe woningen gebouwd worden. Het patrimonium daalt tot 95 woningen maar het aantal sociale huurders ook tot 170. Het tekort is dus verkleind van 100 tot 75. Ondertussen zal het aantal sociale huurders wel blijven groeien, waardoor de overheid moet blijven investeren.
Toen ik de beleidsbrief over de Vlaamse Rand doornam, had ik een déjà vu. Er is geen verschil met de vorige beleidsbrieven en de beleidsnota die minister Anciaux in januari 2000 indiende. Uit al die documenten blijkt duidelijk dat de Vlaamse regering niet geïnteresseerd is in de Rand en eigenlijk geen beleid voert. Dat deze regering bij haar aantreden vergat een minister bevoegd te maken voor de Rand, was tekenend.
Tijdens de commissiebespreking gaf minister Van Grembergen toe dat hij machteloos staat omdat hij niet over een eigen budget beschikt. Het siert hem dat hij durft toe te geven dat het horizontale beleid faalt. Maar ook zonder budget had deze regering meer kunnen realiseren. Niemand treedt op als de circulaire-Peeters met voeten wordt getreden. De zes faciliteitengemeenten blijven Nederlandsonkundige leerkrachten benoemen. Wij blijven het verfransende basisonderwijs subsidiëren terwijl de problemen met de inspectie en CLB's niet opgelost raken. De faciliteitengemeenten blijven Vlaamse decreten saboteren. Het voorstel van professor Boes wordt alleen maar nader onderzocht. De problemen van Ring TV raken niet opgelost omdat men weigert de toestand vanuit de specifieke situatie van de Rand te benaderen. Vlabinvest is een compleet fiasco waardoor er geen woonbeleid wordt gevoerd.
Ondertussen gaan de verstedelijking en internationalisering door. Zij worden zelfs aangemoedigd door Vlaanderen. In het ontwerp van ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant worden de gemeenten rond het Brussels Gewest als Vlaams stedelijk gebied beschreven.
Dat is waanzin. Maar nu komt zij niet langer van de Brusselse francofonie maar van de Vlaamse bewindvoerders. De minister moet de provincie Vlaams-Brabant duidelijk maken dat zij deze waanzin moet stopzetten, en zijn collega Ruimtelijke Ordening ertoe aansporen om het RSV op dat punt te herzien.
De beleidsbrief en de bijhorende begroting zijn zo deprimerend dat we ze onmogelijk kunnen goedkeuren. (Applaus bij het VB)
Voor wat binnen mijn bevoegdheid ligt, kan ik u meedelen dat we voor een aantal dingen in een beslissend stadium zitten. Aan een deel van uw zorgen zal zeker tegemoetkomen worden.
Voor het zomerreces keurde het Vlaams Parlement het kaderdecreet bestuurlijk beleid en het decreet op de strategische adviesraden goed. Zal de regering het tijdschema dat zij zichzelf oplegde, kunnen handhaven?
Het comptabiliteitsdecreet, sluitstuk van de hervorming van de Vlaamse overheidsdiensten, heeft het parlement nog niet bereikt, en de oprichtingsdecreten voor de verzelfstandigde agentschappen bevinden zich nog in de voorontwerpfase. Het is dus duidelijk dat de datum 1 januari 2004 niet zal gehaald worden. Welk tijdschema stelt de minister voorop voor de verdere behandeling van de oprichtingsdecreten?
De regering heeft, vanwege de vertragingen, besloten de benoemingen voor de topfuncties in de hervormde administratie aan de volgende regering over te laten. Hiermee ontloopt ze de mogelijke beschuldigingen van politieke benoemingen.
Niets garandeert dat de volgende regering het beter bestuurlijk beleid verder zal afwerken. De Copernicushervormingen bewezen dat er niet eens een coalitiewissel nodig is om plannen waar vele miljoenen aan besteed werden van de ene dag op de andere stop te zetten.
Een degelijke en efficiënte werking van de administratie is essentieel voor een regeringsbeleid. Wederzijds vertrouwen en respect tussen administratie en regering zijn daarbij essentieel. Op dat vlak is de laatste tijd een en ander misgelopen. Na verschillende bedenkelijke uitspraken van de regering over de administratie vond de minister van Ambtenarenzaken het zelfs niet nodig te reageren.
Het personeelsbestand is op twee jaar tijd met 2000 eenheden vergroot. Wegens de moeilijke financiële omstandigheden werd beslist het personeelsbestand te bevriezen, tenzij zij verband houden met nieuwe bevoegdheden. Gezien de bescheiden dadendrang van de huidige meerderheidspartijen op het vlak van de staatshervorming is de kans op bijkomende bevoegdheden evenwel zo goed als onbestaande. Anderzijds is er een nijpend gebrek lager administratief personeel en onderhoudspersoneel.
Het krediet bestemd voor salarissen en toelagen van het personeel bevat geen middelen voor de groei van het vakantiegeld en voor de beperkte salarisverhoging van niveaus C en D. Zullen de sectorale akkoorden daaromtrent niet gehonoreerd worden? Is het personeel daarvan op de hoogte? Hoe verklaart de regering het feit dat de VOI's en de DAB's daar wel de nodige middelen voor hebben?
Het ambtenarenbeleid is een zeer belangrijke component in het beleid. Duizenden ambtenaren moeten ons beleid helpen concipiëren, voorbereiden, opzetten en uitvoeren. Maar zij werden verweesd achtergelaten terwijl ze veel beter verdienen.
De oprichtingsdecreten gaan in een kettingsysteem naar de Raad van State, en worden daarna ingediend in het parlement. In de commissie Institutionele Aangelegenheid zullen ze behandeld worden volgens de afspraak die gemaakt werd met de voorzitter en met het Bureau. In februari-maart zal de discussie in het parlement gevoerd worden.
Over de stijging van het personeel heeft de heer Van der Poorten gelijk. Dit heeft te maken met het feit dat men, gezien de opdrachten in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hoger gekwalificeerd personeel noodzakelijk vond. In het kader van de bevoegdheidsoverdrachten zijn bovendien ongeveer 900 personeelsleden mee overgekomen. Het gaat dus niet alleen om indienstnemingen.
De sectorale akkoorden zullen worden gehonoreerd.
Alle leden hebben het tijdschema ontvangen dat op het Bureau met de minister-president is afgesproken in verband met het bestuurlijk beleid.
Het Brusselse beleid kent vanuit de Vlaamse regering een verticale en een horizontale lijn. Het beleid dat de minister-president voert noem ik verticaal : het gaat rechtstreeks vanuit zijn bevoegdheid naar het Brusselse terrein. Met horizontaal beleid bedoel ik het beleid van de andere leden van de regering inzake gemeenschapsaangelegenheden.
Op horizontaal vlak onderstreep ik dat naast de oplossing - die nog decretaal moet geregeld worden - voor de problematische gevolgen van het gelijke-onderwijskansendecreet in Brussel, ook het voorrangsbeleid Brussel op de sporen blijft staan. Ik ben verheugd dat voorts ook de Vlaamse zorgverzekering nu eindelijk van de grond zal komen. We zullen geval per geval met Brusselse bicommunautaire instellingen gaan onderhandelen. Het cultureel beleid zit eindelijk op kruissnelheid : we hebben de gemeenschapscentra en de grote instellingen, en nu komt daar een overbruggingskrediet voor Flagey bij. Bij het begin van de regeerperiode sprak de Vlaamse regering het voornemen uit zich tot 300.000 Brusselaars te richten. Zover zijn we nog niet, maar er werd wel al een behoorlijke stap vooruit gezet.
Binnen het verticale beleid wil ik wijzen op het belang van de investering in het Huis van het Nederlands, dat niet alleen aan de kwantiteit en de kwaliteit taalonderwijs werkt maar ook op een aangename manier aan taalpromotie moet doen. In de loop van het komende jaar zullen we de eerste resultaten zien van het virtuele Vlaamse zorgnetwerk waarin wij alle Nederlandstalige zorgverstrekkers samenbrengen. Daarnaast wordt verder geïnvesteerd in medische infrastructuur. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe, maar een is een studie aan de gang over in welke mate een medisch centrum van huisartsen, een polikliniek of een dagkliniek op vrij korte termijn in Brussel kan ingeplant worden.
De VZW Onthaal en Promotie Brussel, die de koudwatervrees van de Vlamingen voor Brussel moet helpen overwinnen, heeft een hoge vlucht genomen. Op de website van de organisatie worden heel wat activiteiten aangekondigd, waarin ieder zijn gading kan vinden.
Met het verticale hoofdstedelijke beleid initiëren we een aantal initiatieven. Eenmaal die tot wasdom gekomen zijn, vinden ze meestal een plaats binnen het horizontale beleid van de Vlaamse regering. Wij menen dat het Brusselbeleid van deze regering over de hele regeerperiode wel gezien mag worden. (Applaus)
Uit de laatste beleidsbrief van deze regeerperiode blijkt nogmaals dat deze regering geen beleid voert ten aanzien van de Vlaamse rand. Het actieplan wordt geëvalueerd, maar van een concrete invulling met een inbreng van alle ministers is niets te merken. Tijdens de begrotingsbespreking in de commissie heeft de minister trouwens zelf gezegd dat het horizontale beleid een mislukking is. Van het Bruegelproject blijft alleen de culturele programmering over. De rest van dit volgens voormalig minister Anciaux visionaire project, is in rook opgegaan. Van een verdere uitbouw van de groene gordel is geen sprake meer, al zou er volgens de minister toch iets in de pijplijn zitten.
Het dossier zit niet in de pijplijn, maar in de uitvoeringsfase. Er zijn al zaken beschermd door die regeling.
Dat is tijdens de bespreking niet gebleken.
Ook in 2004 zal de Vlaamse regering niet de initiatieven nemen die beantwoorden aan de meest dringende behoeften van de Vlamingen in de rand, onder meer inzake de betaalbaarheid van de woningen. De eigendomsverwerving bij jonge Vlaamse gezinnen in de rand gaat er verder op achteruit. In de faciliteitengemeenten is de situatie echt schrikbarend. De visie van de minister blijft onduidelijk.
Op welk bronnen baseert u zich?
We hebben dit vernomen van de Vlaamse mandatarissen in de faciliteitengemeenten. We hebben jammer genoeg geen rechtstreekse toegang tot de bevolkingscijfers van die gemeenten, zelfs niet als leden van het Vlaams Parlement.
De constante stroom negatieve uitlatingen van de Vlamingen over de Rand ergeren me omdat die nefaste gevolgen hebben. Uit de statistieken waarover ik beschik, blijkt dat er op sommige plaatsen wel een groei is van het aantal jonge mensen. Ik verkies positieve kritiek. Ik sta open voor alle suggesties om tot verbeteringen te komen.
Ik klaag het gebrek aan beleid aan. Er gebeuren te weinig inspanningen voor het huisvestings- en grondbeleid in de Rand. In overleg met de provincie Vlaams-Brabant kunnen de creatieve beleidsinstrumenten van de Vlaamse Wooncode worden gehanteerd. Men heeft ook niets gedaan met de resultaten van de studie- Boes over de vernederlandsing van het straatbeeld. Zelfs de gewestwegen hebben nog altijd tweetalige straatnaamborden. Er is geen structurele oplossing voor Ring TV. Er is ook geen echt onthaal- en integratiebeleid voor anderstaligen en voor de internationale gemeenschap. Er is geen oplossing voor de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen. Minister Vanderpoorten zegt dat ze dat probleem wil bespreken op een vergadering van het Overlegcomité. Er worden echter geen conclusies getrokken. Er wordt ook onvoldoende opgetreden tegen het gestook van de Franse Gemeenschap in de rand, onder meer in het blad Carrefour.
We betreuren dat er in deze regeerperiode geen coherent beleid werd gevoerd voor de Rand of voor de faciliteitengemeenten. We vragen ons af waarom er in de Vlaamse regering zoveel schroom is. Er zijn nochtans partners, bijvoorbeeld de provincie Vlaams-Brabant en de Vlaamse mandatarissen, die dat beleid mee gestalte kunnen geven. We hebben de indruk dat deze regering de Vlaamse rand opgeeft. De minister heeft zelf gezegd dat de bevoegdheid voor de Vlaamse rand slechts een doekje voor het bloeden is.
Binnen mijn verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke organisatie zorg ik ervoor dat de taalwetgeving correct wordt toegepast, zonder enige nuancering. Binnen mijn culturele bevoegdheden steun ik nagenoeg alle initiatieven van de Vlamingen in de faciliteitengemeenten. Inzake het huisvestingsbeleid geef ik wel toe dat de overheid geen vat krijgt op de maatschappelijke evoluties die hier aan de gang zijn.
Beleid voeren is nooit makkelijk, maar evenmin onmogelijk. Ik wil graag bijdragen tot het vinden van creatieve oplossingen. In de faciliteitengemeenten moet men wel de wil hebben om die problemen aan te pakken. Men mag zich niet beperken tot een algemeen beleid voor heel Vlaanderen. Er moet een specifiek beleid worden gevoerd voor de faciliteitengemeenten en voor de rand van Brussel.