Report plenary meeting
Report
In deze resolutie, die 18 concrete vragen aan de regering omvat, worden geen concrete voorstellen gedaan. Zij is geen eindpunt, maar veeleer een aanzet tot het zoeken naar een oplossing voor de problematiek van de kinderen en hun ouders in de Nederlandstalige scholen in Brussel.
Alle fracties werkten, elk vanuit hun eigen invalshoek, constructief mee : de resolutie werd in de commissie met 10 stemmen bij 3 onthoudingen goedgekeurd.
Het heeft ons 4 lange jaren gekost om aandacht te krijgen voor de prangende problemen van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel en om ten slotte tot dit gezamenlijke voorstel van resolutie te komen. Bepaalde punten gaan voor CD&V eigenlijk niet ver genoeg, maar zijn het gevolg van een consensus binnen de commissie.
Naar aanleiding van de reeds lang gekende problemen van de allochtone kinderen en hun ouders in het Nederlandstalige onderwijs en in het bijzonder de taalproblemen die daarmee gepaard gaan, werd een ad hoc-werkgroep opgericht.
Oorzaak van de leerachterstand van allochtone kinderen is meestal de taalachterstand. Het is dus meer dan wenselijk dat de scholen een echt taalbeleid voeren en de leerlingen permanent evalueren. De ouders van anderstalige leerlingen zou bij inschrijving moeten gewezen worden op de problemen die eventueel uit deze keuze kunnen voortvloeien, en op het feit dat van hen enige inzet verwacht wordt met het oog op een bevredigende schoolcarrière.
In dit voorstel van resolutie wordt eveneens aandacht besteed aan gelijke kansen in het onderwijs. Het GOK-decreet voorziet geen specifieke maatregelen voor Brussel, zodat het daar op bepaalde terreinen eerder een contraproductief effect heeft : het is te zeer geschoeid op een Vlaamse leest.
Het GOK-decreet laat niet meer toe dat er een evenwichtige schoolpopulatie opgebouwd wordt. Nochtans zou de kwaliteit van het onderwijs daar zeker baat bij hebben. In Brussel worden door ongewenste neveneffecten van het GOK-decreet juist ongelijke kansen gecreëerd : dat kan niet de bedoeling zijn. Wij ijveren voor een inschrijvingsrecht van de Nederlandstalige kinderen in de Brusselse school van hun keuze.
Kinderen die een Nederlandstalig getuigschrift van de lagere school behaalden mogen niet zonder meer beschouwd worden als Nederlandstalig : vaak blijken zij in het middelbaar onderwijs nog steeds met taalproblemen te kampen, en blijft extra begeleiding nodig. Dit is in het GOK-decreet niet voorzien. Het feit dat de thuistaal niet het Nederlands is moet dus blijvend beschouw worden als indicator voor potentiële taal- en leerproblemen.
Nederlandstalige kinderen moeten niet alleen in de school van hun keuze kunnen ingeschreven worden, maar er moet ook aandacht zijn voor hun welbevinden. Zij mogen niet in een sociaal isolement terecht komen. Als Nederlandstalige alleen in een klas vol Turken zitten moet voor een kind zeer frustrerend zijn.
Alle ouders, zowel de Vlaamse als de anderstalige, willen het beste voor de schoolcarrière van hun kind. Nederlandstalige ouders kiezen voor het Nederlandstalige onderwijs omwille van de meerwaarde van een multiculturele opvoeding, anderstalige ouders doen dat omdat ze geloven in de kwaliteit van het Nederlandstalige onderwijs en omdat ze inzien dat de kennis van het Nederlands een extra troef is. Het parlement moet aan deze verwachtingen tegemoetkomen.
De vragen in dit voorstel van resolutie zijn deels GOK-overschrijdend : er is ook aandacht voor het grote verloop van de Brusselse leerkrachten. Jonge leerkrachten zijn vaak bang om in Brussel stage te lopen : daarom denken wij aan een starthuisvesting, zodat ze de stad beter kunnen leren kennen en er zich thuis voelen.
De minister van Onderwijs en de minister-president erkennen de problemen en willen mee naar oplossingen zoeken. Maar er is haast : wij vragen de minister van Onderwijs het nieuwe Brussel-decreet zo snel als mogelijk aan het parlement voor te leggen. Wij vinden dat nog voor het kerstreces een concrete tekst moet op tafel liggen met betrekking tot de inschrijvingsproblemen van de Nederlandstalige kinderen, de verankering van het Onderwijsvoorrangsbeleid Brussel en een integraal kwaliteitsconcept.
Hoe moet het Nederlandstalige onderwijs in Brussel er volgens het Vlaams Parlement uitzien in het jaar 2015? De samenstelling van de Brusselse bevolking is de belangrijkste factor : de populatie van de Brusselse scholen dient overeen te komen met de Brusselse bevolking. Want als we alleen maar Nederlandstalige kinderen tot onze scholen toelaten, kunnen we twee derde ervan sluiten. Voor zo'n beschermde gemeenschap pas ik.
Momenteel is 15 percent van de Brusselaars Vlaming, 35 percent allochtoon en 50 percent Franstalig. In 2015 zal het aantal allochtonen nog zijn toegenomen. De verhouding tussen Nederlandstaligen en Franstaligen is op dit moment stabiel, maar zou in ons voordeel kunnen evolueren.
In 2015 zullen alle Nederlandstalige scholen het Voorrangsbeleid Brussel doorlopen hebben. De pedagogische kwaliteit zal daardoor gestegen zijn. De taalvaardigheid van de kinderen in de Nederlandstalige scholen in Brussel wordt op drie tijdstippen vergeleken met de taalvaardigheid in de Vlaamse scholen. In de derde kleuterklas zit 15 percent van de Brusselse kinderen op hetzelfde niveau als de Vlaamse kinderen. In het derde leerjaar is dat al 30 tot 40 percent. In het zesde leerjaar halen we 60 percent. In 2015 zouden we 90 percent moeten halen. In 2015 zou een uitgebreid Nederlandstalig netwerk moeten bestaan.
In 2015 zal er meer differentiatie zijn in het leerprogramma waardoor scholen op een autonome manier met talen zullen kunnen omgaan. Daardoor zal extra lessen Nederlands voor Franstaligen en Frans voor Nederlandstaligen mogelijk zijn. In het secundair onderwijs zullen bepaalde vakken in een andere taal gegeven worden.
Meertaligheid zal daardoor ingang vinden in Brussel en in Vlaanderen. Ik pleit niet voor verplicht meertalig onderwijs, maar scholen moeten de kans krijgen op een meertalige manier te werken.
In 2015 zullen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap een akkoord afgesloten hebben over onder meer de rol van native speakers in het onderwijs. Als in Franstalige scholen de lessen Nederlands door een Nederlandstalige worden gegeven, zal de druk op onze scholen verminderen.
Zowel de lerarenopleiding als de nascholing zullen in 2015 op maat zijn van de meertalige en multiculturele maatschappij. Tegen die tijd zal het lerarentekort en -verloop weggewerkt zijn.
Het overleg tussen de scholen zal op kruissnelheid en performant zijn waardoor er een consensus zal ontstaan over de manier waarop Nederlandstalige scholen in Brussel samenwerken. Het aanbod aan taallessen Nederlands voor anderstalige ouders zal in evenwicht zijn met de vraag. Ten slotte zullen de scholen over een moderne infrastructuur beschikken. In 2015 zullen uiteraard onvoorziene problemen de kop op steken, maar toch acht ik deze 10 doelstellingen realistisch mits het voorstel van resolutie verankerd wordt in een Brussel-decreet.
Voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel vormen de Nederlandstalige kinderen uiteraard de prioritaire doelgroep. Daar zijn zowel historische als pedagogische redenen voor. Dat belet niet dat we de andere doelgroepen meer dan nu het geval is voor vol moeten aanzien. Elk kind en elke ouder moeten zich goed voelen in onze scholen, die hun Nederlandstalig karakter moeten behouden. Omdat alles te realiseren moeten we de dialoog met de ouders nog verbeteren. Nu loopt de dialoog vaak spaak wanneer we verwijzen naar het grote aantal leerlingen dat ons onderwijs aantrekt. Uit een studie van de VUB blijkt overigens dat de kinderen over het algemeen tevreden zijn over ons onderwijs en de taalsituatie.
We moeten snel een oplossing zoeken voor het inschrijvingsprobleem dat wordt veroorzaakt door het GOK-decreet. De Vlaamse regering en de VGC buigen zich binnenkort over de juridische voorstellen van professor Verstegen. Ik denk dat we de goede oplossing zullen vinden. (Applaus)
Nadat de heer Gatz zijn tien wensen heeft toegelicht, zal ik dieper ingaan op de 18 stappen die in dit voorstel van resolutie worden gezet om die wensen te realiseren. Wij staan nog altijd achter het GOK-decreet, maar het zal in Brussel toch bijgestuurd moeten worden om enkele neveneffecten te vermijden. Nederlandstalige kinderen mogen niet geïsoleerd raken in hun klas. Anderstalige kinderen moeten de kans blijven krijgen om het Nederlandstalige onderwijs te volgen. Voorts moeten we blijven waken over de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel.
Hierbij kan het bestaande lokaal overlegplatform een grotere rol spelen als begeleidende, bijsturende en corrigerende instantie. De scholen verwijzen door. Enige controle is echter wel aangewezen.
De anderstalige kinderen moeten, net zoals de Nederlandstalige, het recht hebben om Nederlandstalig onderwijs te volgen. Misschien moeten de scholen ertoe aangezet worden om, in samenwerking met het nascholingscentrum Brussel, initiatieven te ontplooien. Verder is het misschien mogelijk om de beschikbare middelen samen te voegen met die van het Voorrangsbeleid Brussel. Nu werkt men immers al te vaak naast elkaar en gaat er efficiëntie verloren. Uiteindelijk moet misschien zelfs gedacht worden aan samensmelting van het nascholingscentrum en het voorrangsbeleid.
De anderstalige kinderen moeten zowel binnen als buiten de school een Nederlands taalbad krijgen. Indien deze kinderen volledig tweetalig willen worden, moeten ze ook buiten het schoolverband Nederlands gebruiken. Enkel zo zullen hun kansen in het onderwijs vergroten.
Het schoolopbouwwerk speelt in dit alles uiteraard een grote rol. Het schoolopbouwwerk is immers de perfecte band tussen de school en het CLB. Verder speelt het schoolopbouwwerk ook een rol in de band tussen de school, de ouders en de leefwereld van de kinderen. Het schoolopbouwwerk moet dus verder uitgebouwd worden.
Het onthaalbeleid is een fundament voor het Nederlandstalig onderwijs. We kunnen enkel toejuichen dat het Nederlandstalig onderwijs een dergelijk succes kent en dat anderstaligen zo vaak opteren voor Nederlandstalig onderwijs.
Bij leerkrachten bestaat vaak een koudwatervrees om in Brussel les te komen geven. Vaak horen ze immers alleen de negatieve aspecten van het intercultureel onderwijs. Intercultureel onderwijs heeft echter ook zo veel fraais te bieden. Vandaag de dag heeft de lerarenopleiding echter nog niet genoeg oog voor het positieve van intercultureel onderwijs. Kandidaat-leraars moeten er ook toe gestimuleerd worden om hun stage in Brussel te laten plaatsvinden. Enkel op die manier zullen ze kennis kunnen maken met de vele voordelen die intercultureel onderwijs biedt.
Ten slotte moet de Vlaamse minister van onderwijs contact opnemen met haar Franstalige collega. Zo kunnen er afspraken gemaakt worden over tweetaligheid en de schoolinfrastructuur. (Applaus)
De zorg om de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs te Brussel en de zorg om het welzijn van de kinderen raakten, door de inschrijvingsproblematiek, in de actualiteit. Ik wil de aandacht vestigen op 3 elementen.
Vooreerst is er het onthaal- en schooltaalbeleid. Bij dit onthaalbeleid moeten zowel ouders als leerlingen ertoe aangezet worden om, ook gedurende de vrije tijd, het Nederlands te gebruiken. Dit kan ondermeer door te luisteren en te kijken naar Nederlandstalige radio- en tv-zenders of promotie te maken voor Nederlandstalige jongerenactiviteiten.
Een onthaalbeleid moet passen in een schooltaalbeleid. In een dergelijk beleid denken leerkrachten en directies na over de manier op ze met meertaligheid in hun school willen omgaan. Scholen moeten beter gesteund worden om een schooltaalbeleid uit te werken.
Brussel kent een zeer hoog lerarenverloop. Het lerarenambt is dus zeker aan een opwaardering toe. Men heeft geen probleem om leraren te vinden. Uit cijfers blijkt echter dat alleen al gedurende het schooljaar 2001-2002, 59 procent van de onderwijzers en 67 procent van de jongere leraars, het te Brussel binnen de 5 jaar bekeken houden. Dit is een enorm verlies aan opgebouwde pedagogische deskundigheid. Dit verloop is, volgens mij, voornamelijk te wijten aan het gebrek aan voorbereiding op de Brusselse meertaligheid. Vaak worden de beginnende leerkrachten ook onvoldoende gesteund door collega's of directies. Beginnende leerkrachten moeten dus beter ondersteund en begeleid worden. Dit kan door de bestaande structuren zoals het voorrangsbeleid Brussel en nascholingcentrum Brussel.
De samenwerking met de Franse Gemeenschap is misschien wel het belangrijkste punt van heel het voorstel. In Brussel zijn er twee spelers op het onderwijsveld. In Brussel kan het succes van het Nederlandstalig onderwijs niet los gezien worden van de problemen van het Franstalig onderwijs. Gelukkig begint men nu ook langs Franstalige zijde in te zien dat men werk moet maken van taalonderwijs. Uitwisselingen kunnen hier soelaas bieden.
In Brussel is er ook behoefte aan een investeringsplan. Enkel zo kunnen de onderwijskansen in arme buurten toenemen. In de armste buurten van Brussel wonen de meeste jongeren. De onderwijs- en werkgelegenheidskansen van deze jongeren zijn bedroevend laag. Hoog tijd dus om hier werk van te maken. (Applaus)
Als niet-Brusselaar was het werk van de commissie rond dit dossier voor mij een openbaring. Hét Nederlandstalig onderwijs van Brussel bestaat niet en is er niet. Het is een groep van scholen, die geënt zijn op netten. Elke school heeft zijn eigen uitdaging en schoolpopulatie.
Ten aanzien van het Brusseldecreet, dat in het eerste punt van het voorstel wordt gevraagd, wil ik in de eerste plaats een waarschuwende vinger opsteken naar de Vlaamse minister van Onderwijs. Uit al de gesprekken met directies, leerkrachten en ouders constateerde ik dat men dit voorstel van resolutie wantrouwt. Men is immers bang dat er, ondanks alle gesprekken sinds vijf jaar, op het terrein niets verandert. Het feit dat alle fracties iets wensen te zeggen over deze resolutie wijst wel op het belang van het voorstel.
Gedurende de hoorzittingen kwamen een aantal ontluisterende zaken aan het licht. Zo kregen Nederlandstaligen die met hun kinderen naar het CLB gingen, de vraag voorgelegd of men de kinderen moest testen volgens de Brusselse, dan wel de Vlaamse norm. Dan hoort de decreetgever het in Keulen donderen.Verder beweerde een directeur dat het zelfs vijf na twaalf is voor het secundair onderwijs.
Ook voor het inschrijvingsrecht en de inschrijvingsplicht zijn er te Brussel problemen in verband met het GOK-decreet. Er bestaan inderdaad klassen die enkel samengesteld zijn uit kinderen die uit een anderstalig milieu afkomstig zijn. Allochtonen zijn nochtans ook voor ons steeds welkom in het Nederlandstalig onderwijs. Wij gaan er immers niet van uit dat dit steeds Franstaligen zijn.
Het voorstel vormt een belangrijke stap. Collega Gatz verwees daarnet naar de inspanningen van Lode Craeybeckx voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Lode Craeybeckx bewees dat men dat niet alleen aan de Brusselaars mag overlaten. Ik bedoel dit niet denigrerend.
De uitdagingen zijn groot. De mensen verwachten iets van ons. Dit voorstel van resolutie kan een belangrijke stap zijn om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van het Brussels onderwijs en ervoor te zorgen dat de droom van collega Gatz bewaarheid wordt. (Applaus)
In de jaren 70 en 80 waren er in september telkens onheilsboodschappen dat Nederlandstalige scholen in Brussel de deuren sloten bij gebrek aan leerlingen. De strategie van de VGC om met duidelijke reclameboodschappen de kwaliteit van het Nederlandstalige onderwijs te promoten, werpt vrucht af. Daarnaast is er de vaststelling dat heel wat allochtonen en Franstaligen de weg vinden naar het Nederlandstalige onderwijs. Die instroom is nodig om Brussel volwaardig tweetalig te kunnen houden.
Omdat sommige klassen een te klein Nederlandstalig draagvlak hebben, kan er onvoldoende kwaliteitswaarborg worden geboden. Daarom vragen we meer omkadering en een verhoging van het pedagogische comfort. Met het voorstel van resolutie proberen we de ongewilde discriminatie als gevolg van het GOK-decreet weg te werken.
Om het grote verloop van de Brusselse leerkrachten een halt toe te roepen kan de naschoolse vorming worden uitgebreid. Een ander denkspoor is om de leerkrachten in opleiding ook in Brussel stage te laten lopen. Ook de ondersteuning van allochtone ouders en maatregelen voor voldoende schoolinfrastructuur zijn in het voorstel opgenomen. Ten slotte vragen we een Brusseldecreet waarin alle genomen en nog te nemen maatregelen met betrekking tot het Nederlandstalige onderwijs in Brussel worden gegroepeerd.
Het was de bekommernis van de indieners om in het voorstel een evenwicht te bewaren tussen zowel de Nederlandstalige als de allochtone kinderen. Onder meer de suggestie om Franstalige kinderen tijdens de Franse les Nederlands te onderwijzen, is heel innovatief. Ik hoop dat de minister de nodige maatregelen neemt om aan onze vragen tegemoet te komen. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Ik heb de minister al verschillende keren geïnterpelleerd over de bijzondere problemen van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, met name het verlies aan kwaliteit en het probleem van het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsplicht. Ik ben verheugd dat het VB niet alleen staat met de vaststelling dat er heel wat grondig fout loopt. Eindelijk kan het debat worden gevoerd en dat is belangrijk om tot een oplossing te komen.
De te grote instroom van anderstalige kinderen in het Nederlandstalige onderwijs leidt tot een verlies aan kwaliteit. Tijdens het schooljaar 2000-2001 sprak 62,4 procent van de kleuters thuis geen Nederlands; tijdens het schooljaar 2001-2002 was dat 65,7 procent. Volgens het rapport-Deckers scoren negen op de tien kleuters lager dan de Vlaamse norm; meer dan de helft van de kinderen uit het eerste en tweede leerjaar scoort slechter dan de Vlaamse norm.
Verder verscherpt de invoering van het GOK-decreet het bestaande probleem dat heel wat ouders niet terechtkunnen in de school van hun keuze. De middelen die de Vlaamse overheid besteedt aan campagnes om Vlamingen aan te sporen om in Brussel te komen of te blijven wonen, gaan verloren. Wie wil wonen in een stad waar men zijn kinderen niet naar de school van zijn keuze kan sturen?
Collegelid Vanhengel van de VGC heeft aan professor Verstegen de opdracht gegeven om de juridische haalbaarheid van vier oplossingen te toetsen. Het is nuttig dat ook de oppositie weet wat de bevindingen van de professor zijn en welke oplossing de regering zal bieden. Als het Brusseldecreet geen nieuwe elementen bevat, is het geen oplossing voor het probleem van de inschrijvingsplicht. De absolute inschrijvingsplicht moet worden geschrapt. Er moet een voorrangsbeleid voor de Nederlandstalige kinderen worden gevoerd.
We zullen het voorstel van resolutie niet steunen. Maar niet omdat wij bij voorbaat door de zogeheten democratische partijen van ondertekening werden uitgesloten en de facto van elke medewerking.
Op de laatste vergadering van de werkgroep hebt u gezegd dat het voor het VB een goede zaak was om het voorstel niet mee te ondertekenen. Geeft u dat toe? Dan hoef ik u geen leugenaar te noemen.
Dat klopt. Als de inbreng van het VB bij voorbaat wordt geweigerd, zal er in het voorstel ook niets van onze fractie terug te vinden zijn.
Dat is evenwel niet de reden waarom we het voorstel niet steunen.
Het voorstel is te vaag en te braaf. Het is teveel op de Franstaligen en vreemdelingen gericht. De noodkreet van directies, leerkrachten en ouders van Vlaamse kinderen krijgt onvoldoende gehoor. Ondanks de positieve elementen, zullen we dit ondermaatse voorstel niet steunen en ons onthouden bij de stemming.
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.