Report plenary meeting
Report
VOORSTELLEN VAN DECREET
Oprichting Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen
Algemene bespreking (Voortzetting)
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het voorstel van decreet van de heren Denys, van den Abeelen, Kindermans, Vandenbroeke en Vermeiren houdende regeling van herstelmaatregelen voor de Vlaamse paardenwedrennen, houdende machtiging aan de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel "Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen" en houdende wijziging en opheffing van sommige bepalingen van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen.
Bij de discussie over deze materie werd het advies gevraagd van de Raad van State. Deze zegt dat de federale wetgever op basis van zijn residuaire bevoegdheid bevoegd is voor het regelen van het aannemen van weddenschappen, voor zover hij het maatschappelijk gevaar wil inperken dat de weddenschappen in verband met paardenwedrennen zou kunnen betekenen voor de bevolking. De decreetgever zou dus zijn bevoegdheden te buiten gaan indien hij de daarop betrekking hebbende bepalingen van artikel 66 van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WGB) zou opheffen.
Dat betekent dat er nu twee mogelijkheden zijn. Op basis van de wet op de Raad van State van 12 januari 1973 en van artikel 67 afdeling 9 van ons Reglement moet een voorstel van decreet na een negatief advies van de Raad van State aan het Overlegcomité worden overgezonden. Binnen een termijn van veertig dagen moet dat comité bij consensus een advies uitbrengen over de vraag of de bevoegdheid al dan niet overschreden werd.
Een andere mogelijkheid is een amendering van het voorstel van decreet. Het voorstel wordt dan opnieuw besproken in de commissie en eventueel wordt er een nieuw advies van de Raad van State gevraagd over het amendement. Deze tweede optie ligt moeilijker omdat er een advies wordt gevraagd over de kern van het voorstel van decreet.
Het Reglement verplichtte ons eigenlijk niet om het voorstel van decreet opnieuw op de agenda te plaatsen. Vermits het de plenaire vergadering was die om een advies van de Raad van State heeft gevraagd, heb ik geoordeeld dat we het voorstel best opnieuw konden voorleggen aan de plenaire vergadering.
Tijdens de eerste bespreking van dit voorstel van decreet op 28 maart jongstleden had ik geen bezwaar tegen het voorstel om het advies te vragen van de Raad van State. Inzake de bevoegdheden was ik immers vrij zeker van mijn zaak. Nu hoor ik dat de Raad van State een negatief advies heeft uitgebracht en dat het voorstel van decreet dan naar het Overlegcomité moet worden overgezonden.
Ik stel echter vast dat het Reglement niet kan worden uitgevoerd. Het federale parlement is immers ontbonden zodat een overleg binnen de veertig dagen onmogelijk is. Op federaal niveau gebeurt het bovendien geregeld dat een negatief advies niet voor het Overlegcomité wordt gebracht en dat heeft nog nooit aanleiding gegeven tot klachten. Daarom stel ik voor dat we doorgaan met de bespreking van het voorstel en dat we hier de knoop doorhakken.
Ik lees de adviezen van de Raad van State altijd zeer aandachtig en ik heb veel respect voor deze instelling. Als ik dit advies betwist, dan is dat op basis van inhoudelijke argumenten en na diepgaand onderzoek.
De Raad van State zegt dat artikel 28 van het voorstel van decreet dat voorziet in de opheffing van artikel 66 van het WGB, neerkomt op een bevoegdheidsoverschrijding.
De Raad van State geeft daarvoor twee argumenten. Hij stelt dat het bewuste artikel 66 een artikel is met een niet-fiscaal streefdoel, namelijk het beschermen van de maatschappij tegen de gevaren van de kansspelen. Hij voegt daaraan toe dat de bescherming van de maatschappij tegen de gevaren van de kansspelen door haar residuair karakter een federale bevoegdheid is.
De oorsprong van artikel 66 gaat terug naar het wetsontwerp betreffende budgettaire voorstellen van 1973-74 dat op 23 oktober 1973 werd voorgelegd aan de Kamer. De memorie van toelichting verduidelijkt waarom artikel 66 tot stand kwam. De toenmalige Franse tiercé kende zoveel succes dat het aantal turfkantoren waar gewed werd op buitenlandse paardenwedrennen, sterk toenam zodat er minder geld ging naar de Belgische koersen.
Er werden drie maatregelen voorgesteld. De PMU (pari mutuel urbain) werd opgericht die het monopolie kreeg voor alle onderlinge weddenschappen in België. Er werd een soort vestigingswet opgesteld voor de trufkantoren en de taks op de inzet van de weddenschappen werd afgeschaft. De opbrengst ging rechtstreeks naar de inrichtingen die een deel ervan moesten afstaan aan het Nationaal Sportfonds.
Op basis daarvan kunnen we besluiten dat artikel 66 van het WGB een niet-fiscaal artikel is. Het streefdoel van dit artikel is echter niet de bescherming van de maatschappij, maar een economische herstructureringsmaatregel.
De Raad van State heeft gezegd dat alles wat verband houdt met de organisatie van de paardenwedrennen een bevoegdheid is van de gewesten. Dat geldt dus ook voor het niet-fiscale streefdoel van het betrokken artikel, namelijk de economische herstructurering van de sector.
De verwijzing in het advies van de Raad van State naar het verslag van het Arbitragehof is onjuist : het maatschappelijk gevaar van weddenschappen in verband met de paardenwedrennen moet ingeperkt worden. Het bewuste artikel van het arrest van het Arbitragehof verwijst echter naar het gevaar dat kansspelinrichtingen kunnen betekenen voor de bevolking.
De loterijen en de weddenschappen op sportwedstrijden vallen echter buiten het toepassingsgebied van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. Dat heeft de federale wetgever duidelijk gezegd tijdens de voorbereiding van deze wet.
Het gaat dus niet langer over artikel 66 van het WGB dat een economische herstructurering beoogde, maar om artikel 5, 7° van het voorstel van decreet, dat niet aan de Raad van State werd voorgelegd.
We willen dus dat het Vlaamse Gewest een samenwerkingsprotocol afsluit met de federale kansspelcommissie om het imago van de paardenwedrennen te verbeteren. Aldus wordt een juridisch vacuüm opgevuld. Wie kan daartegen bezwaar maken?
Ik zal geen amendement indienen, want dit zou het ethisch karakter van het voorstel van decreet uithollen en dus als een verkeerd signaal geïnterpreteerd worden. Het voorstel van decreet is volledig in overeenstemming met de bepalingen van de federale wetgeving.
Men kan zich afvragen of wij wel moeten doorgaan nu het gevaar bestaat dat een van de betrokken partijen naar het Arbitragehof zal stappen. Toen de wet op de kansspelen voor het Arbitragehof werd behandeld, werd deze na het arrest bijna niet gewijzigd. De enige organisatie die er belang bij heeft naar het Arbitragehof te gaan is trouwens PMU, aangezien deze destijds een monopoliepositie verwierf. Dit voorstel van decreet voorziet in een aanbesteding voor het uitvaardigen van weddenschappen en zou dus de monopoliepositie doorbreken. Indien PMU naar het Arbitragehof gaat, spelen hier geen ethische maar louter economische motieven een rol. Het voorstel van decreet zal dus alle toetsen doorstaan.
Sedert 28 maart jl. hebben verschillende kranten aandacht besteed aan dit onderwerp. Allen kwamen zij tot dezelfde conclusie : indien men de 5000 tot 8000 banen in de sector wil behouden, is dit voorstel van decreet noodzakelijk.
Mijn verklaring gaat niet over de inhoud van het advies van de Raad van State. Volgens het reglement kunnen wij daarover namelijk niet oordelen. Als de Raad van State een negatief advies uitbrengt inzake de bevoegdheden, dan zijn wij verplicht de zaak voor te leggen aan het Overlegcomité. Het federaal parlement is niet meer actief, maar de federale regering is dat wel. Indien het Overlegcomité geen uitspraak doet binnen de 40 dagen, kunnen wij weer in alle vrijheid handelen. De Raad van State kan zich in een bepaalde zaak vergissen, maar dat is voor mij niet aan de orde.
Het is onmogelijk de zaak voor te leggen aan het Overlegcomité, want we hebben hier te maken met een voorstel van decreet. Volgens het Reglement moeten voorstellen van decreet voorgelegd worden aan het parlement, dat nu ontbonden is.
Men zegt ons regelmatig dat wij de enige assemblée zijn die opmerkingen voorlegt aan het Overlegcomité. Volgens de wet op de Raad van State mogen ook voorstellen van wetten, decreten en ordonnanties worden voorgelegd.
Het is delicaat zich uit te spreken over een advies van de Raad van State. Op pagina 8 geeft men duidelijk een negatief advies, aangezien wij onze bevoegdheid zouden te buiten gaan. In de voorafgaande paragraaf stelt men echter dat de federale wetgever bevoegd is voor deze materie 'inzoverre men het maatschappelijk gevaar van de paardenrennen wenst in te perken'. Dit moet volgens mij besproken worden in de commissie Kansspelen. Deze zaak kan echter worden bekeken als een noodzakelijke economische impuls in plaats van een beperking op de kansspelen. Het woord 'inzoverre' kan hier ruim worden geïnterpreteerd.
Wat zou er gebeuren indien de federale overheid geen vergunningen meer verleent? In dat geval zou de Vlaamse overheid geen inkomsten meer krijgen uit deze sector. Na contact te hebben genomen met het federaal niveau, heeft men ons laten weten dat het geen probleem zou zijn indien Vlaanderen de zaak zou regelen.
Ik heb ook een tweede mogelijke piste aangehaald, die neerkomt op een praktische invulling van het advies. Wij zouden het voorstel van decreet terug kunnen sturen naar de bevoegde commissie en het daar amenderen. Nadien zou dit geamendeerde voorstel opnieuw kunnen worden voorgelegd aan de Raad van State. Het parlement moet zich erover uitspreken of het voorstel zal worden ingetrokken of zal worden geamendeerd.
Wij bevinden ons tussen hamer en aambeeld. De inhoudelijke draagwijdte van het voorstel is voorbeeldig, maar de indieners nemen het risico dat iemand naar het Arbitragehof zal gaan. Eenzelfde fout heeft de federale regering gemaakt bij het uitvaardigen van de wet op de kansspelen, toen de Nationale Loterij verzet aantekende. Minister Verwilghen heeft op dit ogenblik nog steeds verscheidende vragen hangende in verband met deze wet.
Men heeft inzake dit voorstel van decreet advies gevraagd aan de federale Commissie voor Kansspelen. Haar eerste advies was zeer negatief, maar na tussenkomst van de heer Denys was een tweede advies gunstiger. Men besloot dat een consensus enkel haalbaar is als er een samenwerkingsakkoord komt tussen Vlaanderen en het federale niveau. Hier stelt zich volgens mij een probleem.
Bij de sector zijn 3000 tot 4000 mensen betrokken. Tot het einde van de jaren '80 was de sector zeer winstgevend, maar na de schandalen van '91 en '93 kwam men in een diep dal terecht. De heer Denys heeft gelijk dat er economische maatregelen moeten getroffen worden. Ik stel voor dat we dit voorstel van decreet terugsturen naar de commissie om er verder over te discussiëren.
Ik zou me daarbij willen aansluiten. Op basis van artikel 46 van het Regelement wil ook ik vragen dit voorstel van decreet terug te sturen naar de commissie. De inhoudelijke verantwoording die de heer Denys geeft, is correct. Het advies van de Raad van State moet echter niet plenair besproken worden, maar wel in de commissie.
Ik wil mij daarbij aansluiten. Het is geen geheim dat wij vragen stellen bij de ernst van het voorstel. We doen dan ook een beroep op de ernst van de indieners. De Raad van State maakt bezwaren tegen een cruciaal onderdeel van het voorstel. We moeten nagaan hoe we kunnen tegemoetkomen aan dat negatief advies vooraleer we tot de stemming overgaan.
Ik neem het niet dat de heer Tobback mijn ernst in vraag stelt. Ik heb geprobeerd om de opmerkingen van de Raad van State te weerleggen. Ik vind het goed dat we het voorstel behandelen in commissie maar niet dat opnieuw een advies aan de Raad van State gevraagd wordt.
In tegenstelling tot de regering kunnen de parlementsleden geen toelichting geven aan de raad. Die ongelijke behandeling moet weggewerkt worden. Ik wil dus dit advies wel in commissie bespreken en dan volgende week het voorstel in de openbare vergadering behandelen.
Het heeft geen zin het voorstel in commissie te behandelen en geen nieuw advies aan de Raad van State te vragen. We moeten de wet en het reglement volgen. Als de commissie een amendement goedkeurt, zullen we dat samen met de argumenten van de heer Denys en de commissieleden aan de Raad van State bezorgen. Het amendement moet tegemoetkomen aan de opmerkingen van de raad. Ik zal daarenboven bij de voorzitter van de Raad van State bemiddelen opdat de heer Denys de kans krijgt de stelling van de meerderheid van dit parlement te verdedigen.
Ik vraag een schorsing om over dat voorstel overleg te plegen.
- De vergadering wordt geschorst om 15.50 uur.
- De vergadering wordt hervat om 16.04 uur.
Wij zijn getuige geweest van degelijk werk en bedanken de de voorzitter dat hij zo goed over de naleving van het Reglement waakt. Wij gaan ervan uit dat de discussie over het voorstel, zoals gevraagd werd door de diverse fractievoorzitters, dinsdag zal gevoerd worden in de commissie. Wij vragen de voorzitter er bij de Raad van State op aan te dringen de indiener van het voorstel zo snel mogelijk te horen.
De CD&V-fractie heeft dit voorstel van decreet mee ingediend en heeft het ook het advies van de Raad van State gevraagd. Het huidige voorstel om de discussie opnieuw in de commissie te voeren, is een verstandig voorstel. De paardensector kampt immers met heel wat moeilijkheden en heeft behoefte aan rechtszekerheid. Er zijn immers kapers op de kust die hopen om het monopolie van de PMU te vrijwaren. CD&V steunt de voorzitter en de heer Vermeiren dan ook in hun poging om dit voorstel van decreet gestalte te geven.
Ik zal de voorzitter van de commissie van Financiën, de heer van den Abeelen, vragen om dit voorstel van decreet volgende week op de aganda van zijn commissie te plaatsen.
Indien een meerderheid van de commissieleden de amendementen aanvaardt, moet men het parlement zo snel mogelijk de notulen bezorgen zodat ze ter advies kunnen voorgelegd worden aan de Raad van State.