Report plenary meeting
Voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen, wat de taalregeling in het hoger onderwijs betreft
Voorstel van resolutie betreffende de implementatie van de Sorbonne- en Bolognaverklaring
Voorstel van resolutie betreffende het gebruik van Nederlandstalige graden voor het hoger onderwijs
Voorstel van resolutie betreffende het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs
Verslag van het verzoekschrift over het behoud van het Nederlandstalig karakter van het hoger onderwijs
Voorstel van bijzonder decreet houdende opheffing van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft
Voorstel van decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
Voorstel van bijzonder decreet houdende de deelname van gemeenschapsinstellingen aan de associaties in het hoger onderwijs
Report
ONTWERP VAN DECREET, VOORSTELLEN VAN BIJZONDER DECREET, VOORSTELLEN VAN DECREET, VOORSTELLEN VAN RESOLUTIE EN VERZOEKSCHRIFT.
Herstructurering van het hoger onderwijs.
Algemene bespreking (Voortzetting)
De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, het voorstel van decreet van de heer Sannen houdende wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen, wat de taalregeling in het hoger onderwijs betreft, het voorstel van resolutie van de heren Martens, Vanleenhove en De Meyer en mevrouw Heeren betreffende de implementatie van de Sorbonne- en Bolognaverklaring, het voorstel van resolutie van de heer Dewinter betreffende het gebruik van Nederlandstalige graden voor het hoger onderwijs, het voorstel van resolutie van de heren Librecht, Huybrechts en Van Hauthem betreffende het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs, het verzoekschrift betreffende het behoud van het Nederlandstalig karakter van het hoger onderwijs, het voorstel van bijzonder decreet van de heer Voorhamme, mevrouw Demeester-De Meyer en de heren Lauwers, van den Abeelen en Vermeulen houdende opheffing van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft, het voorstel van decreet van de heer Voorhamme, mevrouw Demeester-De Meyer en de heren Lauwers, van den Abeelen en Vermeulen houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het voorstel van bijzonder decreet van de heren Martens, Van Baelen, Voorhamme, Holemans, De Cock en Callens houdende de deelname van gemeenschapsinstellingen aan de associaties in het hoger onderwijs.
Vandaag wil ik me beperken tot een motivering van de houding van de Vlaams- Blokfractie. De oppositie heeft immers de opdracht om de minder fraaie zaken van het ontwerp van decreet te benadrukken. Ik zal dit bij deze dan ook doen.
De zogenaamde accreditatie is een van de belangrijkste pijlers van dit ontwerp. Accreditatie zal ingrijpende veranderingen teweegbrengen voor de curricula, voor de opleidingsprofielen en voor de kwaliteitsvereisten. Instellingen treden hier immers een nationale en internationale competitieve omgeving.
De minister heeft het in haar antwoord over belangrijke stappen die reeds gezet zijn; over een waarnemer in het Nederlandse accreditatieorgaan en over de opvolgingscommissie van Berlijn in 2003. Ik vraag me echter af of dit alles wel voldoende is.
Enkele vragen blijven cruciaal. Hoe zal de Europese, harmoniserende accreditatie er eigenlijk uitzien? Hoe zal men ruimte laten voor internationale eigenheid? Hoe zullen de diverse culturele elementen een invulling krijgen? Aan wie zal men de controle overlaten? Aan een onafhankelijk accreditatie-orgaan of aan een of meerdere commerciële accreditatie-agentschappen? Hoe zal men op Europees niveau het kwaliteitslabel richten? Naar de arbeidsmarkt of naar de hogere doelstelling van het hoger onderwijs? Voor ons is deze doelstelling in ieder geval de ontplooiing van het individu in al zijn facetten en de verheffing van de maatschappij in het algemeen. Hoe zal men dit reusachtige en kiese werk verrichten in de nog beschikbare tijdsperiode?
Ik hoorde daarnet al een verwijzing naar het tijdschema. Ook wij zijn ons ervan bewust dat leven evolueren is. Men kan de geschiedenis niet stopzetten. Moet men echter alles zo snel wijzigen? Het gaat hier immers over iets zeer specifieks namelijk opvoeding en vorming. In het hoger onderwijs voltrekt zich een nooit eerder vertoonde hervormingsdrift. Men maakt overhaast werk van een doorgedreven Vlaamse herverkaveling van het onderwijslandschap. Men brengt een nooit gekende competitie op gang. Misschien is dit niet zo slecht en hoeft men zich geen al te grote zorgen te maken. Er wordt echter ook een tijdspad uitgetekend dat erg irrealistisch is. Tegen het einde van juni 2003 moeten de academiseringsdossiers en de onderwijsontwikkelingsplannen ingediend zijn. Voor het ogenblik heeft niemand zicht op de inhoud en concrete realisatie van deze dossiers. De normale taken van het onderwijs moeten ook nog aandacht krijgen.
Er wordt bovendien aangekondigd dat bijkomende decretale intiatieven ook in de nabije toekomst de resterende tijd zullen opvullen. Het is niet altijd slecht om met dergelijke decreten te werken. We zullen echter met tal van onbekende zaken en onopgeloste problemen geconfronteerd worden. We zullen er dan ook voor beducht moeten zijn dat de zogenaamde aanbouwdecreten geen afbouwdecreten worden wanneer men nagaat wat Europa in feite brengt. In feite is dit structuurdecreet een Europese harmonisatie. Zou men de zaken daarom niet eens op een rustige manier aanpakken? De weg van de geleidelijkheid is een wijze weg.
Degelijkheid, duidelijkheid en maatschappelijke onderbouw zijn in dit decreet aanwezig. Ze moeten echter nog getoetst worden aan een Europse ruimte voor hoger onderwijs. Het zou efficiënter zijn om eerst die toetsing te laten plaatsvinden.
De economische reële optietheorie stelt dat als een beslissing moet genomen worden in grote onzekerheid en met onomkeerbare gevolgen, men deze beslissingen moet optimaliseren door te wachten op bijkomende informatie. Te vroeg beslissen is erger dan een beetje te laat te beslissen. Het is daarom beter te wachten tot 2010.
Tijdens de commissies leerde ik de visies van de collega's, van de onderwijsparticipanten en van een breed publiek over de studieduur kennen. Al deze meningen stelde ik tegenover elkaar en stelde vast dat het hier om verschillende principes waartussen een compromis moet gezocht worden.
Verder stel ik vast dat een tweejarige masteropleiding zich binnen de logica van het Bologna-akkoord en binnen de geest van de competitiviteit van alle studierichtingen situeert. Ik hoor ook dat het onmogelijk is om binnen een tijdsbestek van een jaar een masteropleiding uit te bouwen die wetenschappelijke verantwoord en internationaal competitief is. In de masteropleiding komt de nadruk immers te liggen op zelfwerkzaamheid, actieve interdisciplinariteit en origineel onderzoekswerk. Binnen een bestek van 60 studiepunten kunnen onmogelijk onderzoeksvaardigheden, wetenschappelijke attitude en de meesterproef van 30 studiepunten bereikt worden.
Onder internationale druk en door de accreditatie zal een 5-jarige opleiding de norm worden. Het kan toch niet dat heel deze hervorming alleen maar tot doel heeft afgestudeerden zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt te krijgen. De financiële consequenties van deze hervorming zijn dus nog niet gekend want het nieuwe financieringssysteem moet echter pas in 2006 klaar zijn. De vakbonden vragen een duidelijke planning omdat veel hogescholen de tijdelijke contracten niet zullen kunnen vernieuwen. Als er niet dringend een bijkomende financiering komt voor de hogescholen, zullen zij de middelen voor het structuurdecreet moeten gebruiken om hun basisopdracht uit te voeren. Het systeem is eigenlijk maar betaalbaar als de helft van de studenten al na 3 jaar besluit te gaan werken.
Wij zijn ons goed bewust van de hedendaagse mondiale uitdagingen. Globalisering en internationalisering beheersen ons denken. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het hoger onderwijs altijd internationaal is geweest. Is deze hervorming eigenlijk wel nodig? Globalisering en internationalisering bedreigen de publieke rol van het hoger onderwijs. Vroeger stond de geestelijke en de politiek onafhankelijkheid van het hoger onderwijs vaak onder druk. Nu zullen we erop moeten toezien dat het hoger onderwijs onafhankelijk blijft van de markt.
Internationale studies loven ons onderwijssysteem. Dat zo houden is al een hele uitdaging. Bovendien voldoet ons onderwijssysteem al aan de belangrijkste elementen uit de Bologna-verklaring. De internationale dimensie van ons onderwijs versterken mag niet ten koste gaan van de eigenheid en de missie.
De vooropgestelde taalverruiming zorgt voor terechte onrust. Het valt me op dat alle instanties die zich daartegen verzetten dat doen vanuit een terechte bekommernis. We stellen vast dat een aantal verantwoordelijken twijfelen aan de rol van het Nederlands waardoor het Nederlands zowel in het hoger als in het secundair onderwijs aan belang zal verliezen. Zo zetten we de deur op een kier voor taalvervreemding.
De strijd om van het Nederlands een onderwijstaal te maken was lang. Deze taalstrijd was een sociale strijd. Een strijd van het volk tegen de Franstalige elite. Wij willen vermijden dat opnieuw een anderstalige elite groeit.
Gezien de internationale accreditatie, de timing, de studiedeur, de financiële gevolgen en de gevaren voor het Nederlands, zullen wij ons onthouden. (Applaus bij het VB)
De oorspronkelijke bedoeling van het ontwerp van structuurdecreet was de implementatie van de Sorbonne- en Bolognaverklaringen, maar uiteindelijk herschikt het ook het hoger onderwijs in Vlaanderen.
Hoewel sommigen het tegendeel beweren geloven wij dat een goede implementatie van voornoemde verklaringen een dijk kan opwerpen tegen de sluipende commercialisering van het onderwijs. Het is goed dat Europa assertief reageert tegen de grote Angelsaksische instellingen. Ook uit de GATS-onderhandelingen blijkt dat sommigen aansturen op de ontmanteling van het bijzonder statuut van het onderwijs in Europa. De overheid moet ervoor zorgen dat onderwijs een publieke voorziening blijft die het algemeen belang dient.
Degelijk hoger onderwijs is gebaseerd op kwaliteitsvol wetenschappelijk onderzoek. Het is belangrijk dat onze instellingen kunnen deelnemen aan de internationale onderzoeksnetwerken. De academisering van het hoger onderwijs van twee cycli moet snel gaan om de internationale wetenschappelijke evolutie te kunnen volgen.
Deze regering heeft beslist om de middelen voor wetenschappelijk onderzoek te verhogen, maar dat volstaat niet als ze versnipperd worden over alle instellingen. De associatiestructuur biedt voldoende mogelijkheden. Natuurlijk moeten daar de nodige middelen tegenover staan. Indien nodig, moeten we die bijdrage verhogen.
Ik denk dat de financiering van het eencyclusonderwijs meer problemen zal stellen. Het moet immers opboksen tegen de Europese concurrentie en ook geaccrediteerd worden.
Onze uitspraken zijn niet tegenstrijdig.
Dadelijk na de eerste scenario's voor de associaties zijn de instellingen begonnen met de uitwerking ervan. Het is niet zeker dat zij toen de optimale keuzes gemaakt hebben. Door dit ontwerp is er geen discriminatie mogelijk tussen de verschillende netten. Dat had de associatievorming kunnen beïnvloeden.
Een lineaire uitbreiding van het aantal studiepunten is onvoldoende gemotiveerd en zou nefaste gevolgen hebben voor de democratisering van het hoger onderwijs. Eerst moeten de nieuwe structuren geïmplementeerd worden, pas dan kan, per studierichting, de optimale studieduur beoordeeld worden.
Dit ontwerp effent het pad voor flexibilisering, een essentieel kenmerk van het toekomstige hoger onderwijs.
Het hoger onderwijs moet natuurlijk alle kenmerken behouden van het initiële onderwijs, maar mag intussen niet uit het oog verliezen dat meer inspanningen moeten worden geleverd voor de voortgezette opleidingen en het voortdurend leren.
Een van de doelstellingen van de Bolognaverklaring was de bevordering van de studentenmobiliteit door het internationaal vergelijkbaar maken van diploma's. We moeten erover waken dat deze mobiliteit er komt voor alle studenten met talenten, en niet alleen voor studenten die over de nodige middelen beschikken. De flexibilisering en internationalisering van het hoger onderwijs moet met andere woorden resulteren in een wijziging van de studiefinanciering.
Het ontwerp van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen is op zich niet voldoende. Het Vlaams Parlement moet de nodige aanbouwdecreten zo snel mogelijk bespreken. Ik denk onder meer aan de wijzigingen aan de lerarenopleiding en de screening van het hoger onderwijs voor sociale promotie.
De confederale Universiteit Antwerpen werd bij decreet opgericht in 1995. Dat de situatie in de praktijk zo snel in positieve zin is geëvolueerd, is niet alleen te danken aan de uitwerking van de voorliggende voorstellen van decreet en bijzonder decreet, maar ook aan de dynamiek die de instellingen hebben tentoongespreid om tot een grotere samenwerking te komen.
Deze operatie zal leiden tot een grotere rationalisering, schaalvergroting en een sterkere internationale positie door de mogelijkheid associaties aan te gaan. Het zuiloverschrijdende karakter van deze samenwerking is uniek, maar noodzakelijk voor een efficiënte organisatie van het Vlaamse onderwijs. Het is belangrijk dat de politieke overheid hierbij niets heeft opgelegd, maar alleen ondersteunend en vergemakkelijkend te werk is gegaan.
Er werd gekozen voor een publiekrechtelijke instelling sui generis. Met het personeel werd al een akkoord bereikt over statuut, overgangsperiode en voorwaarden van het overleg. (Applaus bij sp·a)
Dit historische ontwerp van decreet bewerkstelligt een onomkeerbare hervorming van het hoger onderwijs. Sommige commissieleden waren van oordeel dat het ontwerp overbodig is of er te snel komt. Daar ben ik het niet mee eens. Het is niet overbodig, omdat de Noord-Europese landen de Bolognaverklaring wel implementeren en wij niet kunnen achterblijven. Het komt ook niet te laat, integendeel : we moeten de onderwijsinstellingen zo snel mogelijk de ruimte geven om zich voor te bereiden op de aangekondigde hervormingen.
Door de associaties zullen blijvende bruggen worden gebouwd tussen universiteiten en hogescholen. Over vijf jaar zullen deze samenwerkingsvormen een evidentie lijken. Het is belangrijk dat de keuze werd gemaakt om de accreditering in handen te geven van een onafhankelijke instantie in publieke handen. Dit impliceert de mogelijkheid van een permanente kwaliteitscontrole, al blijft de eerste kwaliteitszorg natuurlijk in handen van de onderwijsinstellingen.
Tijdens de hoorzittingen pleitten verschillende sprekers voor de invoering van het Amerikaanse onderwijssysteem, maar met een dergelijke kwantitatieve benadering zijn wij het niet eens. Wij kiezen niet voor een aantal topinstellingen met daaronder een grijze massa, maar wel voor een kwaliteitsvol en democratisch toegankelijk onderwijssysteem.
Dit ontwerp van decreet is wel een gemiste kans voor de noodzakelijke rationalisering van het onderwijsveld. Het lijkt ons evident dat op termijn binnen één associatie elke masteropleiding maar één keer kan figureren.
Dit ontwerp van decreet is een ruwbouwdecreet, dat behoefte heeft aan aanbouwdecreten om te kunnen worden geïmplementeerd. In deze aanbouwdecreten moeten vier principes centraal staan. Zo moet de interne democratie worden versterkt. De belangen van alle stakeholders moeten worden gewaarborgd, wat wil zeggen dat zij maximaal worden betrokken bij de interne besluitvorming.
Het Hoger Onderwijs Sociale Promotie (HOSP) is zeer belangrijk op emancipatorisch vlak. Een aantal instellingen hebben reeds te kennen gegeven dat ze klaar zijn om in te stappen in de BAMA-structuur. Agalev heeft steeds aangedrongen op een snelle regeling voor deze instellingen en de minister heeft dat ook toegezegd. Ook voor de instellingen en opleidingen die niet kunnen of willen instappen in de BAMA-structuur, moet er snel een oplossing komen. Opleidingen moeten leiden tot credits die bij verdere studies aan associaties erkend moeten worden.
Inzake flexibilisering van studietrajecten en van studiefinanciering staan we nog niet ver. Nochtans is dat belangrijk om het levenslang leren in de praktijk mogelijk te maken.
De financiering is een groot vraagteken na 2006. Elke regeling voor de financiering van het hoger onderwijs loopt dan af. We moeten nu al nadenken over eventuele nieuwe finacieringsmechanismen.
Dat mag ons echter niet blind maken voor de huidige financiële problemen, vooral bij de hogescholen. Erg belangrijk is de toekenning van extra middelen voor de 1-cyclusopleidingen die net de meest toegankelijke vorm van hoger onderwijs zijn.
Even belangrijk als de structuren zelf zijn de dragende ideeën die de hervorming schragen. Op dat vlak biedt dit ontwerp van decreet kansen, maar houdt het ook gevaren in. Het biedt de kans voor het ontwikkelen van een Europees burgerschap, wat zal leiden tot meer begrip en een grotere erkenning van het belang van diversiteit. Het houdt ook het risico in dat het concurrentiedenken een steeds grotere plaats zal gaan innemen binnen het Europese onderwijsmodel.
Een voorbeeld is de studentgebonden financiering. Als daar geen institutionele financiering tegenover staat die de instellingen stabiliteit verschaft, kan het marktmodel ongemerkt zijn intrede doen.
Een ander voorbeeld is de invloed van de GATS. Over de GATS is blijkbaar geen open debat mogelijk, wat een miskenning is van de parlementaire democratie. De stelling dat de GATS overheidsfinanciering van publieke onderwijsinstellingen toelaat, is geen geruststelling. Heel wat onderwijs wordt in Vlaanderen immers aangeboden door vrije instellingen. Tegenover internationale dispuutpanels zal het echter moeilijk zijn het onderscheid hard te maken tussen deze instellingen die ontstaan zijn uit de civiele samenleving en de harde profitsector.
Hoger onderwijs is een cruciale factor voor een regio die het vooral van haar hersenen moet hebben. Daarom moet elke inwoner die dat wil en die het aankan toegang hebben tot het hoger onderwijs. De vorming van associaties biedt een unieke kans om te werken aan een actieplan hoger onderwijs waarbij doelstellingen worden geformuleerd voor de instroom van ondervertegenwoordigde groepen, allochtonen in het bijzonder.
Ik wil eindigen met mijn stokpaardje, de maatschappelijke dienstverlening van het hoger onderwijs. Al te vaak wordt dit gereduceerd tot dienstverlening aan het bedrijfsleven, terwijl men de wetenschappelijke kenneis ten dienste zou moeten stellen van de hele samenleving. Daarom pleit ik voor de oprichting van één wetenschapswinkel per associatie. (Applaus bij Agalev en VLD)
Ik ben blij dat dit ontwerp van decreet wordt gedragen door een tweederdemeerderheid. Er is dus een groot maatschappelijk draagvlak.
Inzake hoger onderwijs slaat Vlaanderen de weg in van de flexibilisering. De noodzakelijke complementaire wetgeving moet er snel komen, opdat studenten hun studie op eigen tempo zouden kunnen afmaken.
Het decreet bevat al enkele aanzetten om het levenslang leren meer te valoriseren. Elders verworven competenties en praktische vaardigheden kunnen bijvoorbeeld sterker worden ingebracht.
De evolutie naar een grotere samenwerking tussen hogescholen en universiteiten is een positief gegeven. In het verleden werd immers te vaak gedacht op basis van concurrentie.
De associaties kunnen een goede hefboom worden om de kwaliteit van het hoger onderwijs nog te verbeteren, al wordt het Vlaamse hoger onderwijs ook nu al hoog gewaardeerd. Het bepalen van een rangorde tussen instellingen, de basis van het Amerikaanse systeem, is dan echter niet meer ver weg en dat is niet de weg die wij willen inslaan.
De aansluiting tussen de hogescholen en het onderzoek zal leiden tot een kwaliteitsverbetering van dat onderwijs, zeker voor de 2-cyclusopleidingen.
We hopen dat de bestaande associaties op termijn nog tot verdergaande vormen van samenwerking komen. We rekenen er ook op dat de instellingen in de associaties niet gedwongen worden om exclusief samen te werken met de instellingen van de eigen associatie.
Voor de sociale sector is een regionale vorm van samenwerking die niet louter associatiegericht is, erg belangrijk.
Spirit hecht veel belang aan het taalartikel. We moeten bedachtzaam omgaan met het Nederlands als middel van kennisoverdracht. De andere talen mogen niet veralgemeend worden in het hoger onderwijs. Dit is ook belangrijk om de dualisering van het hoger onderwijs tegen te gaan.
Zeer recent hebben mensen hun bezorgdheid over de taalproblematiek in het onderwijs nog geuit. Bij een bevraging van Vlaamse studenten bleek dat zij vrezen dat een groot deel van de opleidingen in een vreemde taal zullen gegeven worden. Zij stellen de kwaliteit van het onderwijs in vraag indien de docent niet in zijn moedertaal colleges geeft.
Op de Vlaams-Nederlandse ontmoetingsdagen voor het hoger onderwijs bleek dat de taal zelfs een barrière vormt bij een uitwisseling van studenten tussen Vlaanderen en Nederland. Zelfs indien deze lessen in beide landen in het Nederlands worden gegeven, heeft de gemiddelde student een aanpassingsperiode nodig van 3 maanden. Nederlandse docenten gaven openlijk toe dat de kwaliteit daalde van colleges die in het engels werden gegeven.
De tekst van het taalartikel maakt het mogelijk om het Nederlands als basis voor wetenschapsbeoefening en onderwijs te hanteren. Het is ook mogelijk uitwisselingsprojecten te organiseren en internationale studenten aan te trekken. Instellingen kunnen investeren in het aantrekken van gastprofessoren of het uitbouwen van aanvullende opleidingen na het masterniveau. Het basisaanbod voor studenten moet zo toegankelijk mogelijk zijn, maar buitenlandse studenten zouden enkel aangetrokken moeten worden voor gespecialiseerde opleidingen. Dit staat niet gelijk aan het Erasmusproject, dat juist de bedoeling heeft studenten kennis te laten maken met een andere taal en cultuur in hun opleiding. Het taalartikel dat voorligt brengt dan ook een uitstekend evenwicht.
In verband met de accreditatie moet Vlaanderen dringend verdere afspraken maken met Nederland. Het is een belangrijk instrument dat moet zorgen voor een erkenning van de kwaliteit van onze opleidingen op Europees niveau. Instellingen moeten in alle onderdelen aan de accreditatievoorwaarden en de minimumnormen voldoen. De reputatie van een instelling zal niet langer voldoende zijn om borg te staan voor de kwaliteit van een opleidingsonderdeel.
Vlaanderen en Nederland kunnen een belangrijke voortrekkersrol spelen binnen Europa. We vinden het belangrijk dat de accreditatie geen al te grote bijkomende administratieve lasten met zich meebrengt. Het ontwerp van decreet zorgt er voor dat de interne kwaliteitszorg van de instellingen nog belangrijk blijft. Deze interne rapporten zijn vaak zeer kritisch en zorgen voor een goede kwaliteitswaarborg.
Men moet nog verschillende beslissingen nemen, zoals het treffen van een regeling voor het OSP, het Hokt en de centra voor volwassenenonderwijs. Het studieaanbod is zeer gedifferentieerd en moet als zodanig behandeld en bestudeerd worden. Mensen die een bijkomende opleiding volgen, investeren in de toekomst en moeten ondersteund worden. De lerarenopleiding moet in een aanbouwdecreet aan bod komen, alsook de postsecundaire opleidingen op het niveau van het middelbaar onderwijs.
Enkele andere heikele punten zijn de financiering van de hogescholen en de inspraak van studenten in de nieuwe associaties. Participatie vergt een bereidheid om met alle partners een gesprek aan te gaan en is als zodanig meer een houding dan een afdwingbaar feit.
Een gebrek aan informatie over de hervormingsoperatie zorgt voor een zekere onrust onder de docenten en andere betrokkenen. Men moet dringend werk maken van informatiecampagnes om in staat te zijn het overzicht te behouden. (Applaus)
Het voorliggend ontwerp van decreet over de BAMA-structuur heeft voor de jeugd veel te bieden. Het is positief dat alle partijen zijn bijgedraaid met hun standpunten over de hervorming van het hoger onderwijs. Zo zag men ook in dat de KUB haar eigen rol te vervullen heeft in het landschap van het hoger onderwijs in Brussel, en werd haar waarde erkend. De KUB draagt bij tot de Vlaamse aanwezigheid in de hoofdstad en biedt opleidingen aan die van hoge kwaliteit zijn.
De VUB-rector Van Camp en VLD-voorzitter Karel De Gucht hebben nog getracht de KUB te elimineren, maar zij zijn in hun opzet niet geslaagd. Het streven naar een vrijzinnige dominantie van het hoger onderwijs in de hoofdstad, getuigt van weinig respect voor andere opvattingen en waarden.
Enkele maanden geleden beweerden de CD&V-vertegenwoordigers in de commissie onderwijs net hetzelfde. Ik antwoordde ook toen dat de VLD helemaal geen plannen koestert om de KUB te elimineren. De bewering van collega Grouwels slaat dan ook nergens op.
Collega Moreau kan het me moeilijk kwalijk nemen dat ik er een andere indruk heb opgedaan. Ik ging er altijd van uit dat het principe van de vrije keuze, een liberaal principe was. Blijkbaar vergiste ik me. Dit decreet stipuleert immers nog altijd dat de KUB niet mag associëren met wie ze wil.
De keuze van de KUB om samen te werken met de KUL werd geïnspireerd door gemeenschappelijke waarden en kwalitatieve overwegingen. Het is een troef voor de KUB om, als lokale campusin de hoofdstad, voortaan een volwaardige, hoogstaande bacheloropleiding aan te bieden. We blijven betreuren dat de KUB niet in een de iure-associatie kan stappen.
De KUB is vandaag opnieuw formeel erkend. Ze zal dan ook een volwaardige bacheloropleiding kunnen organiseren waarvan de financiering ook naar de toekomst gegarandeerd wordt. Naar de toekomst toe rekenen we erop dat de KUB voortaan alle toekomstkansen zal krijgen en haar partners vrij zal kunnen kiezen.
De facto is alles dus opgelost. De vraag is en blijft of de VLD wel echt een liberale partij is die het principe van de vrije keuze naar waarde weet te schatten.
Naargelang er hier een andere spreker van CD&V aan het woord is, krijgt het begrip van de vrije keuze hier een andere inhoud. Collega Grouwels maakt verwijten aan mensen die nooit een ideologische strijd hebben willen voeren en die nooit gepoogd hebben om te komen tot één Vlaamse vrijzinnige universiteit te Brussel.
Men heeft gepoogd om instellingen die in feite niet willen samenwerken, samen te voegen. Nu ziet men hier van af. Dit is positief.
Indien collega Grouwels tot een gelijke financiering van alle Brusselse onderwijsinstellingen wil komen, wil ik wel eens zien hoe lang de KUB het hoofd boven water zal kunnen houden.
De KUB mocht zich niet associëren tot een groter geheel. Door een te stringente houding aan te nemen, gooide de VUB echter zijn eigen ruiten in. Vele onderwijsinstellingen wensten immers niet meer met de VUB scheep te gaan. Ik verkneukel me hier niet in. Ik stel dit enkel vast. Door de ideologie te laten primeren, bereikt men vaak het omgekeerde van wat men wil bereiken.
De KUB bevindt zich momenteel in een comfortabele situatie. Ik vraag enkel dat de het beleid zijn verantwoordelijkheid opneemt en geen obstakels meer opwerpt die een verdere ontwikkeling van de KUB in de weg zouden kunnen staan.
Aan de uiteenzetting van collega De Cock over het taalregime van het hoger onderwijs, heb ik nog weinig toe te voegen. Het Nederlands moet zich zowel als cultuurtaal, als onderwijstaal en als wetenschappelijke taal verder kunnen ontwikkelen. Het Nederlands heeft bovendien ook een sociale dimensie omdat het het onderwijs voor iedereen toegankelijk houdt.
Het ontwerp van decreet en de diverse amenderingen geven de onderwijsinstellingen veel vrijheid om met het kostbare goed van de taal om te gaan. Naast de vrijheid is er echter ook de verantwoordelijkheid. Het Nederlands moet immers gekoesterd worden. Jaarlijks zullen de onderwijsinstellingen het door hen gevoerde taalbeleid dan ook in dit parlement moeten komen verantwoorden.
(Applaus bij CD&V)
Ik weet echt niet goed hoe ik precies moet beginnen. Langs de ene kant voel ik me goed; langs de andere kant voel ik me ook minder prettig.
Wanneer men de introductie van collega Van Baelen gehoord heeft, kan men dit ontwerp van decreet toch niet goedkeuren?
Op het gevaar af van in herhaling te vallen, durf ik te stellen dat Vlaanderen, na de sluiting van de mijn van Zwartberg, enkel nog kennis als grondstof bezit. Deze kennis is er en moet gekoesterd worden. Na de broodnodige herstructureringen beschikt Vlaanderen over een plejade aan schitterende hoge scholen en universiteiten.
Iedereen heeft het over Bologna, maar naar het Pact van Lissabon verwijst niemand. Het verplicht ons nochtans tegen 2010 op het vlak van de kennis de meest performante West-Europese regio te zijn. Het zal erop aankomen ervoor te zorgen dat onze universiteiten en hogescholen schitterend blijven.
Bologna verplicht ons het hoger onderwijs transparanter te maken. We hebben het aantal hogescholen al tot een twintigtal gereduceerd en Bologna werkt het hybride karakter van de opleidingen en diploma's weg. Dankzij Bologna verdwijnt het onderscheid tussen universiteiten die academische opleidingen organiseren en hogescholen die opleidingen van academisch niveau organiseren.
Deze voormiddag waarschuwde de heer Van Baelen tegen haast. Dat hadden de vakbonden tijdens de hoorzitting al gedaan. Noch de heer Martens, noch de VLIR zijn echt euforisch over dit ontwerp. Dergelijke historische hervormingen moeten we in alle rust voorbereiden. We hebben drie dagen lang hoorzittingen gehouden. Geen enkele partij is onvoorwaardelijk voorstander. De vermarkting en de liberalisering maken ons ongerust. En toch hoor ik enkel de heer Libbrecht kritisch opmerkingen maken. Ik vraag me af of we onze enige grondstof wel voldoende koesteren. Ik twijfel of we de meest performante regio zullen blijven.
Door een gebrekkige communicatie stemt niemand echt in met deze hervorming. Ik lees dat 60 procent van de studenten niet eens weet waarover het gaat. Vorige week pas zijn in de universiteit van Gent de eerste infovergaderingen aangekondigd. Ik heb tientallen vrije tribunes gelezen en geen enkele was uitgesproken positief.
Onder meer de bende van 129 sprak over het schandaal van Bologna. Die groep omvat ondertussen 250 professoren.
Ook waren er verschillende betwistingen over de duur van de masteropleiding. Na drie jaar bacheloropleiding kan men uitstromen. Ik vrees dat het grootste deel van de studenten die kans zal grijpen. Dat zal de waarde van de opleiding verkleinen. De invoeringsperiode is verkort tot 2004, terwijl de financiering pas herzien zal worden in 2006.
De taalregeling is verbeterd na tussenkomst van CD&V. Het blijft zo dat de schitterende bestaande regeling nu afgezwakt wordt. Anderstalige lessen moeten adequaat zijn. Wat betekent dat? Studenten willen dat de taal perfect is, maar docenten vinden het belangrijk om de kennis over te brengen. Subtiel en genuanceerd lesgeven kan niet met enkel een functionele kennis van een taal. Is het taalgebruik van buitenlandse deskundigen die niet in hun moedertaal lesgeven, adequaat?
N-VA wil de minister steunen bij deze uitdaging, maar wil geen improvisatie. We dringen aan op een waardevol nieuw decreet. Dat is het nu zeker niet. (Applaus bij het VB en VU&ID)
Een optimale ontwikkeling van ieders talenten is ons aller ieders streefdoel. We moeten echter met onze voeten op de grond blijven staan en niet denken dat we de bomen tot in de hemel kunnen laten groeien. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Dit ontwerp van decreet moet het hoger onderwijs toelaten om de internationale evolutie te volgen. Het klopt dat de verklaringen van de Sorbonne en Bologna moeten interfereren met de verklaring van Lissabon. Uiteraard moeten we voortdurend waakzaam zijn. Ook onze huidige beslissingen moeten aan de praktijk getoetst worden.
Het ontwerp zorgt voor een transparant systeem. Het schetst een kader maar zorgt ook voor inhoudelijke vernieuwing. Het meest opvallende zijn de nieuwe titels, maar het is vooral de inhoud die belangrijk is.
Door het ontwerp krijgen studenten, docenten en afgestudeerden meer mogelijkheden om in het buitenland te studeren of te werken. Alle opleidingen in Europa worden niet gelijkgeschakeld, maar vergelijking wordt mogelijk.
De instellingen werken nu al aan de omvorming van de curricula. Niet alleen zij staan voor een grote opgave, ook voor de overheid is er nog veel werk aan de winkel. De aanbouwdecreten moeten er zo snel mogelijk komen. Het op te richten accreditatieorgaan zal ervoor zorgen dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd blijft.
Door dit ontwerp zal het onderwijs van alle 18-plussers veranderen, niet enkel het universitaire en hoger onderwijs, maar ook het volwassenenonderwijs. Er zal orde geschapen worden in de wirwar van niveaus en gradaties. Door de flexibilisering zal een persoonlijk traject mogelijk worden.
Door de invoering van flexibelere trajecten zal het veel makkelijker zijn om weer te gaan studeren, om van de ene opleiding naar de andere over te stappen en om werk en studie te combineren. Al deze maatregelen moeten de verdere democratisering van ons onderwijs waarborgen, al scoren we op dit vlak al zeer goed in het buitenland. Ook in de aanbouwdecreten mag deze democratisering niet uit het oog worden verloren.
Werd nu al dan niet een maatschappelijk debat over deze kwestie gevoerd? Ik ben van mening van wel. We mogen niet vergeten dat de Bolognaverklaring pas in 1999 werd ondertekend en dat na een bezinningsperiode alle betrokken instellingen zich in het debat hebben gemengd, wat heeft geleid tot de oprichting van een werkgroep die verschillende versies van het ontwerp van structuurdecreet heeft uitgewerkt. Dit impliceert dat de communicatie zeer open was, wat niet wegneemt dat sommige leden van de werkgroep hun achterban niet altijd even intensief hebben ingelicht. Ook ik heb aan dit maatschappelijke debat deelgenomen, al heb ik me natuurlijk niet tot elke student individueel gericht. Ik ga ervan uit dat de studenten zelf initiatieven kunnen nemen om informatie te verzamelen.
We zullen in de toekomst blijven werken aan het vervagen van de breuklijnen, mee door de invoering van schakelprogramma's.
Over de accreditatie zal een verdrag worden afgesloten met de Nederlandse overheid. De federale regering onderhandelt hierover momenteel met de Nederlandse regering. Ik zal maandag nog een aantal concrete afspraken maken met de Nederlandse minister van Onderwijs. In afwachting van de totstandkoming van dit verdrag zal de Nederlandse accreditatieorganisatie al een eerste project opstarten in samenspraak met de Vlaamse waarnemer. De VLIR en de Vlhora hebben projectleiders aangeduid die dit project op de voet volgen. Hun stappenplan zou eind mei afgerond moeten zijn.
Wat de financiering betreft, is het niet alleen belangrijk dat nieuwe financiële middelen ter beschikking worden gesteld, maar ook dat onderzocht wordt of de huidige middelen efficiënt worden gebruikt. Dit ontwerp van decreet kiest niet voor een gesloten enveloppe, maar voor een nieuw budget van 23,2 miljoen euro. De toekomst moet uitwijzen of dit voldoende zal zijn. 7,3 miljoen euro zal naar aanvullende middelen gaan, 12,9 miljoen euro naar de academisering en 9 miljoen euro naar het projectmatige wetenschappelijke onderzoek. Een deel van dit laatste bedrag zou rechtstreeks naar de hogescholen gaan.
Er blijft een fundamenteel probleem met de basisfinanciering. De implicaties van onder meer de vergrijzing en de indexering kunnen niet lineair worden beoordeeld, maar de problemen zijn wel reëel. De middelen die worden uitgetrokken voor de academisering, zullen de onderwijsinstellingen daardoor waarschijnlijk moeten gebruiken om het hoofd boven water te houden, waardoor de academisering zwaar zal worden gehypothekeerd. De Vlaamse regering mag dit probleem niet langer voor zich heen schuiven. Dit probleem moet een vertaling krijgen in de begrotingscontrole, dit om te vermijden dat de onderwijsbegroting na de verkiezingen onder druk komt te staan. (Applaus bij CD&V)
Ik verwijs naar de clausule in de afsprakennota die bepaalt dat de minister van Onderwijs de volgende jaren een begrotingsinspanning zal leveren om de financiering van de hogescholen te verbeteren. De afspraak werd gemaakt dat bij een verhoging van de enveloppen voor de hogescholen rekening zal worden gehouden met het aantal beursstudenten.
Welke aanvullingen mag het Vlaams Parlement in de nabije toekomst verwachten? Het decreet ter vervollediging van dit ontwerp van decreet zal onder meer betrekking hebben op de structuur van de autonome hogescholen, de Hogere Zeevaartschool, het LUC en de RUG. De aanvullingsdecreten op dit ontwerp van decreet zullen onder meer handelen over het HOKT/SP, de participatie van de studenten en het verdrag met Nederland over de accreditatie. Ook de conclusies van de werkgroep voor het kunstenonderwijs zullen een vertaling vinden in een aanvullingsdecreet.
Verschillende belangrijke aanbouwdecreten zullen nog tijdens deze legislatuur worden gerealiseerd. De lerarenopleiding zal deze zomer aan bod komen. De voorbereiding inzake de flexibilisering is ver gevorderd. Ook de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen moeten snel worden geregeld. De financiering van het hoger onderwijs moet opnieuw geregeld worden tegen 2006 en de personeelsformaties van de hogescholen en van de universiteiten moeten op elkaar worden afgestemd.
De heren Librecht en Vandenbroeke vroegen zich af of deze evolutie niet te snel gaat. Ik denk eerder dat ze niet snel genoeg gaat. In de universiteiten en hogescholen is er op dit vlak immers al een grote dynamiek ontstaan.
In het decreet zijn minima ingeschreven voor de studieduur. Een mastersopleiding zal bijvoorbeeld minstens 60 studiepunten tellen. Ik kan me wel voorstellen dat sommige opleidingen mettertijd naar 120 studiepunten zullen worden gebracht.
Inzake de taalregeling waren er in het begin heel uiteenlopende standpunten. Door de discussies en de hoorzittingen hebben we echter een goed evenwicht bereikt.
De Europese ministers van Onderwijs staan op één lijn waar het gaat om de publieke rol van het hoger onderwijs. We zullen er op toezien dat we niet evolueren in de richting van het Amerikaanse systeem.
De snelle evolutie van de Antwerpse universiteiten, die vooral positief is voor de studenten, juich ik toe.
Ik wil ten slotte iedereen danken die meegewerkt heeft aan de totstandkoming van dit ontwerp van decreet : mijn medewerkers, de leden van de werkgroep en de leden van de commissie voor Onderwijs.
Hopelijk kan dit decreet met een tweederde meerderheid worden goedgekeurd. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Is iedereen het eens met de conclusies van het verzoekschrift betreffende het Nederlandstalig karakter van het Vlaams hoger onderwijs? (Instemming)
De algemene bespreking is gesloten.