Report plenary meeting
Voorstel van decreet houdende organisatie van een Vlaams armoedebeleid
Report
Algemene bespreking
Aan de orde zijn het ontwerp van decreet betreffende de armoedebestrijding en het voorstel van decreet van mevrouw Van Cleuvenbergen, de heer Laurys, mevrouw Becq, mevrouw Heeren, de heer De Smet en mevrouw Grouwels houdende organisatie van een Vlaams armoedebeleid, die door de commissie in samenhang werden behandeld met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen.
De algemene bespreking is geopend.
We zullen de vergadering schorsen tot de minister aanwezig is.
- De vergadering wordt geschorst om 10.04 uur.
- De vergadering wordt hervat om 10.07 uur.
, verslaggever : In de commissie zijn het ontwerp en het voorstel uitgebreid besproken. Er was ook een hoorzitting met vertegenwoordigers van de sector en van de armen zelf. Een aantal aspecten van het voorstel zijn als amendement ingediend bij het ontwerp. Bepaalde amendementen werden aanvaard.
In 1994 was er al een algemeen verslag van de armoede opgesteld. Dat werd besproken in de verschillende gremia. Sindsdien ijveren de verenigingen voor een decretale onderbouw van het armoedebeleid en een structurele organisatie van hun eigen bestaan.
In de vorige regeerperiode werden na een uitgebreid themadebat een aantal moties van aanbeveling goedgekeurd. Die werden bevestigd in 2000. De regering heeft in 2001 een Vlaams actieplan voor de armoedebestrijding aanvaard. Ook in 2003 zal dergelijk actieplan opgesteld worden.
Het armoedebeleid is een opdracht voor alle overheden en bevoegdheidsniveaus. Steeds meer wordt er op Europees vlak aandacht aan besteed. Er is een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende overheden, gewesten, gemeenschappen en federale overheid, om het armoedebeleid af te stemmen. Daarenboven is er een interministeriële conferentie over de maatschappelijke integratie en is er een steunpunt opgericht. De onvolkomenheden en de oplossingen van de armoedebeleid op het lokale niveau zijn besproken in de commissie.
Tenslotte benadrukte de minister dat er geen afzonderlijke sector armoedebestrijding met erkende en gesubsidieerde verenigingen zal opgericht worden. In 2003 zal er 1.709.000 euro besteed worden, waarvan 1.339.000 euro voor de verenigingen bestemd is.
Het beleid steunt op drie peilers : coördinatie en organisatie, de ondersteuning van verenigingen waar armen het woord voeren en een inbreng van de ervaringsdeskundigen. Coördinatie behelst de verschillende beleidsinstrumenten. Er komt een coördinerende minister, een Vlaamse actieplan, permanent overleg en twee armoedecongressen per jaar. Het actieplan, een bundeling van de initiatieven en concrete beleidsmaatregelen, moet negen maanden na het aantreden van een nieuwe regering, ingediend worden.
Elke minister is verantwoordelijk voor het organiseren van het overleg binnen haar of zijn bevoegdheidsdomein. Op de congressen wordt een breder publiek geïnformeerd. Net voor de begrotingsopmaak zal het beleid geëvalueerd worden.
Een tweede pijler is de ondersteuning van de verenigingen waar de armen het woord voeren door middel van een Vlaams netwerk van verenigingen. De opdrachten ervan en de manier waarop het lidmaatschap moet worden georganiseerd, werden opgenomen in het ontwerp van decreet. Het Vlaams netwerk moet een meerjarenplan opstellen dat de basis zal vormen van de financiering, het moet een gesprekspartner zijn voor de overheid, de verenigingen ondersteunen en coördineren en de middelen van de verenigingen verdelen.
Een derde pijler is de plaats die men moet geven aan de ervaringsdeskundigen. Zij moeten een brug vormen tussen de armen en de hulp- en dienstverlening aan de armen. De manier waarop ze moeten opgeleid en ondersteund worden werd verankerd in het decreet.
Ook het voorstel van decreet dat een jaar geleden werd ingediend, vertrekt van het Algemeen Verslag van de Armoede. De aanleiding voor dit voorstel was de vaststelling dat de middelen voor de verenigingen te weinig stijgen, terwijl er wel middelen zijn voor congressen. De beste manier om continuïteit en zekerheid te geven was volgens de initiatiefnemers van het voorstel de oprichting van een permanente coördinatiecommissie armoede, samengesteld uit verenigingen en administratie. Deze zou moeten toezien op de weerslag van de algemene maatregelen op de armoede.
Er moet een actieplan worden ingediend bij de regering, die het overleg organiseert en een tweejaarlijks voortgangsrapport opmaakt. De Vlaamse regering moet dan binnen de zes maanden - en dus niet binnen de negen maanden, zoals bepaald in het ontwerp - een actieplan opstellen.
Het Vlaams Parlement moet worden betrokken bij de totstandkoming en de evaluatie van actieplannen, protocollen en samenwerkingsakkoorden. We streven ook naar incentives voor het wetenschappelijk onderzoek.
In tegenstelling tot het ontwerp pleit het voorstel ook voor een erkenning van de verenigingen waar de armen het woord voeren. Daarbij wordt verwezen naar de verenigingen in de socio-culturele sector. Het voorstel pleit ook voor de erkenning van het Forum van de armenorganisaties.
Net als het ontwerp, heeft het voorstel het ten slotte ook over ervaringsdeskundigen en over de samenwerking op gemeentelijk en provinciaal vlak. Ten slotte stelt het dat de Vlaamse regering een signaal moet geven door 0,7 procent van de algemene uitgavenbegroting te besteden aan het armoedebeleid.
Het voorstel en het ontwerp werden in de commissie tegelijkertijd besproken. Voor de reacties van de fracties verwijs ik naar het schriftelijk verslag. Wel wil ik uitdrukkelijk de aandacht vestigen op het feit dat de voorzitter zich afvroeg wie er zou kunnen beslissen over de verdeling van de middelen.
De minister repliceerde dat we niet de illusie mogen koesteren dat we het probleem van de armoede in deze maatschappij snel kunnen oplossen. Het is niet alleen een kwestie van meer geld geven. Het creëren van een structureel kader waarin alle partners een plaats krijgen, is een eerste belangrijke stap. Voor dat kader verwees de minister naar de artikelsgewijze bespreking. Daar zou trouwens het samenwerkingsakkoord met de federale regering aan bod komen.
De relatie met de lokale besturen is problematisch gebleven. Er kan weliswaar nog heel wat geregeld worden in het ontwerp van decreet lokaal sociaal beleid. Op dit punt zitten de fracties niet op dezelfde golflengte. Wij menen dat er een verplichting moet zijn en dat bijkomende middelen moeten worden uitgetrokken opdat de lokale besturen een betere invulling zouden geven aan het lokaal sociaal beleid.
Er was ook nog discussie over de vraag waar het Vlaams netwerk precies te situeren is. De Vlaamse regering wil geen verenigingen erkennen en zo een nieuwe sector oprichten. Ze meent dat het Vlaams netwerk voor een eigen dynamiek kan zorgen. Volgens het ontwerp van decreet moeten de verenigingen worden opgericht als een vzw. Dit lijkt een te zware structuur gelet op de sector en de gehanteerde methodiek.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking werden een aantal amendementen ingediend en behandeld.
Ook voor deze berspreking verwijs ik hoofdzakelijk naar het schriftelijke verslag.
Inzake artikel 8 kwamen de verschillende meningen niet dichter tot elkaar. De andere artikels bieden de Vlaamse regering de kans om de verschillende verenigingen en organisaties die zich bezighouden met armoedebestrijding verder financieel en inhoudelijk te steunen.
Tijdens de hoorzittingen werd duidelijk dat de netwerken in feite rechter en partij zijn. Netwerken moeten begeleiden en de beschikbare financiële middelen verdelen. Dit wordt een aandachtspunt bij de opvolging van het decreet. Het amendement dat de CD&V terzake indiende werd niet aanvaard.
De discussies met de ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding hebben ook veel duidelijk gemaakt.
Het ontwerp van decreet werd uiteindelijk goedgekeurd met 10 stemmen bij 4 onthoudingen. Mevrouw Van Cleuvenbergen onthield zich omdat ze over een aantal essentiële zaken van mening bleef verschillen.
- De heer De Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Het sociale, het culturele, tewerkstelling en onderwijs zijn heel belangrijke materies. Daarom bracht ik dan ook een uitvoerig verslag uit. (Applaus)
Ik wil vooreerst mevrouw Merckx-Van Goey danken voor haar uitgebreide verslag. Net zoals het inburgeringsdecreet is dit immers een basisdecreet. Het zal het armoedebeleid voor de volgende jaren dragen.
Vlaanderen is een rijke regio. Voor wie het moeilijk heeft, bestaat er een uitgebreid sociaal vangnet. Toch vallen nog veel mensen tussen de mazen van het net. Armoede heeft niet alleen te maken met een gebrek aan geld maar vooral met uitsluiting. Uitsluiting is dan ook de reden waarom de 'actieve welvaartsstaat' niet werkt voor degenen die uit de boot vallen.
Om mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen moet men de drempels wegnemen en moet men hen sterker maken. 'Empowerment' heet dat tegenwoordig. Toen de CD&V-fractie eind september 2001 een voorstel van decreet indiende 'houdende organisatie van het armoedebeleid' was dit dan ook het uitgangspunt. Niet zonder enige fierheid wil ik trouwens stellen dat dit het eerste voorstel van decreet was dat de nieuwe CVP, de CD&V, indiende.
Gedurende de vorige legislatuur werd in de commissie ad hoc Armoede geluisterd, gedebatteerd en nagedacht rond armoede. De resultaten van de discussie waren voor de CD&V-fractie het uitgangspunt van haar voorstel van decreet. In mijn tussenkomst zal ik dan ook vertrekken vanuit dit voorstel. Het geeft immers de basis van onze visie weer.
Het ontwerp van decreet van de regering heeft het over 'armoedebestrijding'. Dit is echter verwarrend. Armoedebestrijding is immers nog steeds een federale materie.
Het CD&V-voorstel wil in de eerste plaats dat er, bij het begin van elke legislatuur, een Vlaams armoedeplan wordt goedgekeurd in het parlement. Dit plan moet voorbereid worden door de Vlaamse Intersectoriële Commissie Armoede. Deze commissie wordt de draaischijf van het Vlaamse armoedebeleid. Zij garandeert immers zowel een zekere continuïteit, als de betrokkenheid van alle mensen en administraties die rond armoede werken.
In ons voorstel zou 0.7 procent van de Vlaamse begroting aan armoedebeleid besteed moeten worden. Dit cijfer komt overeen met het percentage dat jaarlijks naar ontwikkelingssamenwerking zou moeten gaan. In het ontwerp dat uitgaat van de regering is echter geen groeipad van middelen voorzien.
CD&V wil tevens dat het decreet armoedebeleid vanuit Vlaanderen vertrekt. Vanuit Vlaanderen moet de link dan met de federale overheid en Europa gelegd worden. Gedurende deze legislatuur werd er echter een stap achteruitgezet en werd het Vlaamse armoedebeleid ondergeschikt gemaakt aan het federale beleid.
Het CD&V-voorstel werd ook maximaal afgestemd op de geplogendheden van dit parlement en voorzag in een zo groot mogelijke transparantie van het armoedebeleid.
Ten slotte opteerde de CD&V-fractie er ook voor om niet alleen de verenigingen waar armen het woord nemen maar ook de wetenschappelijke wereld, alle erkende verenigingen die rond armoede werken, de gemeenten, OCMW's en de provincies bij de organisatie van het armoedebeleid te betrekken.
De regering was echter van oordeel dat het CD&V-voorstel niet moest weerhouden worden omdat het geen meerwaarde bood. Het is echter een feit dat dit voorstel door deskundigen als beter en vollediger beschouwd werd. Vooral deskundigen die zich onafhankelijk konden opstellen, waren deze mening toegedaan.
Kritiek op het regeringsontwerp werd niet aanvaard en werd afgedaan als obstructiewerk. De CD&V-fractie heeft de bespreking van dit decreet echter helemaal niet willen vertragen en is daarentegen een fervent voorstander van het dialoogmodel.
Ik ga in op enkele pijnpunten van het ontwerp van decreet betreffende de armoedebestrijding. Ten eerste heeft minister Vogels de neiging te veel zaken naar zich toe te trekken. In het CD&V-voorstel komen de eisen waaraan de armenverenigingen moeten voldoen, overeen met die waaraan culturele verenigingen moeten voldoen. Welzijn vertrekt immers vanuit een deficit, een niet-kunnen, terwijl cultuur emanciperend werkt. Een inbedding in het gewone verenigingscircuit biedt veel meer garanties en is minder stigmatiserend.
Ten tweede zijn de voorwaarden waaraan de verenigingen van armen moeten voldoen, veel te zwaar. Een professionele ondersteuning is onontbeerlijk. Wat met armen die gewoon willen samenkomen?
CD&V pleit ook voor duidelijke verbindingen met reguliere verenigingen, die projectmatige incentives moeten kunnen krijgen om armen te bereiken. De doelstelling is toch dat armen participeren aan de maatschappij? Ik denk hierbij aan Welzijnsschakels en verenigingen als de KAV.
De verhouding tussen het Vlaams netwerk en de verenigingen zal zeker tot conflicten leiden. Het netwerk zal rechter én partij zijn, werkgever én stimulator van het regeringsbeleid. Dit is een ongezonde situatie.
Het ontwerp van decreet betreffende de armoedebestrijding gaat ook niet in op de afspraken die met het lokale en provinciale beleid moeten worden gemaakt om het armoedebeleid efficiënt te laten verlopen. Wie zal de projecten opvolgen die vroeger met SIF-gelden werden gefinancierd? Hoe zal men de verdeling van de middelen van het Gemeentefonds bijsturen?
Ik ben ook niet zeker of dit ontwerp van decreet de juiste manier is om de besluiten van de top van Lissabon uit te voeren. Het CD&V-decreet voorzag uitdrukkelijk in samenwerkingsverbanden tussen de federale en de Vlaamse overheid, waarbij het Vlaamse actieplan voor een armoedebeleid in Vlaanderen centraal staat en ook als basis dient voor de Europese evaluatie van de opvolging van Lissabon.
De erkenning van ervaringsdeskundigen is positief. Zij krijgen een regulier diploma en worden een soort van hulpverleners. Armen zullen op hen een beroep kunnen doen. Welke incentives worden gegeven om deze deskundigen effectief in te schakelen? Gaat het om extra of om een vervangende tewerkstelling? Zullen zij kunnen doorgroeien, om te vermijden dat een nieuwe vorm van neptewerkstelling ontstaat?
Zullen er genoeg financiële middelen zijn om armen daadwerkelijk te laten participeren? Zullen vrijwilligers en professionele begeleiders door een gebrek aan middelen niet afhaken? CD&V heeft daarom opnieuw het amendement ingediend dat ertoe strekt dat 0,7 procent van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap moet worden besteed aan armoedebeleid.
In het ontwerp van decreet wordt met geen woord gerept over de sensibilisatie, de rol en de verantwoordelijkheid van burger en vrijwilliger.
De vraag rest of armen met de nieuwe ingewikkelde regeling armoede effectief zullen kunnen bestrijden. Het gevaar bestaat dat de rechtstreekse contacten met armen armer zullen worden. In bijeenkomsten die te ver van de mensen staan, voelen armen zich terecht vlug gebruikt. Overstructurering en planning kunnen hun kracht doden.
Ik verwijs ten slotte naar een uitspraak van een vrouw die heeft meegewerkt aan het Algemeen Verslag over de Armoede in 1994. Zij vroeg zich af of hun woord wel hun eigendom zou blijven en wees erop dat zijzelf verdedigers moeten kunnen zijn van het eindresultaat, een uitgangspunt dat de coördinatoren van de Koning Boudewijnstichting steeds hebben gerespecteerd en dat ook het Vlaams Parlement nooit uit het oog mag verliezen.
CD&V zal dit ontwerp van decreet met enig scepticisme goedkeuren. Wij zullen de minister geregeld ondervragen om te controleren of de armen wel daadwerkelijk worden bereikt. (Applaus bij CD&V)
Al vijf jaar geleden vond hier een plenair debat over armoede en sociale uitsluiting plaats. We bespraken toen de zeer concrete beleidsvoorstellen van de commissie ad hoc die zich daar een jaar lang mee had beziggehouden. Bij de stemming bleek dat enkel het Vlaams Blok nog onverkort achter deze beleidsvoorstellen stond.
Het Vlaams Blok heeft altijd gezegd dat armoede structureel aangepakt moet worden, maar dat kan alleen als Vlaanderen over alle bevoegdheden beschikt. Het themadebat was het debat van de onmacht want de bevoegdheden om een echt armoedebeleid te voeren, zijn nog in federale handen. De sociale zekerheid moet gesplitst worden en Vlaanderen moet ook de economische hefbomen in eigen handen krijgen.
Ik beoordeel dit ontwerp aan de hand van de consensusnota van de ad-hoccommissie. Mocht ik de motie van de meerderheid gebruiken, dan zou het resultaat nog negatiever zijn. Van de 14 aanbevelingen is nog maar weinig gerealiseerd. Tijdens de hoorzitting merkte de heer Nicaise dat overigens op.
Kort na het themadebat, werd een federaal steunpunt opgericht. Het Vlaams Blok is daar nooit gelukkig mee geweest omdat het steunpunt haaks staat op onze visie. Vlaanderen geeft eigenlijk een deel van zijn middelen en bevoegdheden weg. Bovendien heeft Vlaanderen maar evenveel bestuursmandaten als het Waals Gewest ook al is onze financiële bijdrage dubbel zo groot. Toch heeft niemand geprotesteerd. Bovendien valt het steunpunt onder het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR). Het steunpunt produceert alleen maar papieren voorstellen en is achteraf gezien duidelijk geen toverformule. Ook de heer Nicaise had er zich iets anders bij voorgesteld. Armen hebben geen papier nodig, wel beleidsdaden.
De titel van dit ontwerp wekt de indruk dat het de armoede zal oplossen. Een betere titel zou zijn : ontwerp van decreet betreffende enkele aspecten van de armoedebestrijding. In feite worden alleen maar de laatste twee - vooral ondersteunende - aanbevelingen uitgevoerd. Van de 12 inhoudelijke aanbevelingen, vind ik niets terug. Het ontwerp richt nieuwe structuren op en zal leiden tot bijkomend overleg en onderzoek. Het inzetten van ervaringsdeskundigen vinden wij wel een concrete maatregel. We zijn benieuwd naar het resultaat.
Het Vlaams Blok zal dit ontwerp van decreet goedkeuren, ook al zal het armoedeprobleem er niet door verdwijnen. Wij zullen ook het CD&V-amendement goedkeuren dat vraagt om 0,7 percent van de middelenbegroting uit te trekken voor armoedebestrijding. Het is voor ons evenwel niet meer dan een symbolisch cijfer : op armoedebestrijding mag geen cijfer geplakt worden. (Applaus bij het VB)
Agalev heeft altijd een punt gemaakt van armoedebestrijding, en zal dat blijven doen. Met dit ontwerp van decreet krijgen de armen voor het eerst een plaats in de armoedebestrijding. Er zal in dialoog gewerkt worden, wat tien jaar geleden al werd gevraagd in het Algemeen Verslag van de Armoede. In samenspraak en dialoog zijn geen ijdele woorden voor minister Vogels, want dit ontwerp van decreet werd in samenspraak met de armen en hun verenigingen geschreven.
De armen en hun verenigingen worden op twee manieren bij het beleid betrokken. Enerzijds worden hun organisaties gesteund en anderzijds worden de opleidingen tot ervaringsdeskundigen erkend en gesubsidieerd.
Het is een goede zaak dat dit ontwerp geen nieuwe sector Armoedebestrijding opricht. De bestaande verenigingen zijn dynamisch genoeg om steeds nieuwe manieren te vinden om de armen te betrekken. Een streng kader is niet wenselijk, wel bijkomende middelen en steun.
Het Vlaams Netwerk zal die bijkomende middelen en steun verspreiden. Tijdens de hoorzitting vroegen enkele sprekers zich af of het Vlaams Netwerk daartoe wel in staat is. In overleg met de verenigingen werd beslist op deze manier van start te gaan. De verenigingen zullen nader bepalen hoe deze opdracht uitgevoerd dient te worden. Met hun model zal rekening gehouden worden bij het opmaken van de uitvoeringsbesluiten.
Ik ben het niet eens met mevrouw Van Cleuvenbergen als ze zegt dat dit wel tot een conflict moet leiden. Alles heeft immers te maken met de hoeveelheid middelen en sedert 2001 is de steun aan armoedeverenigingen verdubbeld.
Voorts is het een goede zaak dat de opleiding tot ervaringsdeskundigen wordt erkend, gesubsidieerd en decretaal onderbouwd. Dat is een manier om armoede met en door de armen effectief te bestrijden. Voor de ondersteuning van de mensen in de opleiding kunnen later nog initiatieven worden genomen.
Het ontwerp van decreet regelt ook de organisatie en de coördinatie van het armoedebeleid. Het is belangrijk om te weten waarmee men bezig is. Daarom is het essentieel dat de verschillende overheden op elkaar worden afgestemd en dat de diverse departementen werken met dezelfde visie over armoede. Tevens is een publiek debat over armoede, het liefst met de armen, wenselijk.
Enkele belangrijke voorwaarden uit de aanbevelingen van 1998 worden door het ontwerp van decreet vervuld. Uiteraard wordt armoede daarmee niet uitgeroeid. De bedoeling van het ontwerp bestaat erin instrumenten te creëren om de strijd tegen armoede zo goed mogelijk te voeren.
Agalev blijft met overtuiging voortwerken aan het bestrijden van armoede. Er is nog heel wat werk aan de winkel. Een juist inkomensbeleid is een voorwaarde van een preventief armoedebeleid. Verder is het Vlaams Actieplan heel belangrijk omdat het voor armenverenigingen en politici noodzakelijk is om een overzicht te hebben van alle acties. Er is behoefte aan coördinatie en een inclusieve aanpak.
Verder vormt het realiseren van de sociale grondrechten de toetssteen van het beleid. De verdere verwezenlijking van die rechten vereist gerichte inspanningen. Vandaar ook het belang van en de samenhang van het ontwerp met de decreten Lokaal sociaal beleid en Stedenbeleid.
Een belangrijk probleem voor het voeren van een armoedebeleid is het thema politiek op de agenda te houden. Door hun maatschappelijke kwetsbare positie hebben armen weinig drukkingsmiddelen om hun stem te laten horen. Verenigingen waarin armen het woord nemen, kunnen een belangrijke rol spelen. Voorts dient een sociaal beleid ook instrumenten te creëren om de evolutie van armoede en de voortgang van het beleid te meten. Met dit ontwerp is op Vlaams niveau alvast een goed middel geschapen om van armoede een blijvend politiek thema te maken. We zullen het ontwerp daarom goedkeuren. (Applaus bij de VLD, AGALEV en VU&ID)
Ook de VLD zal het ontwerp van decreet goedkeuren. Niet zozeer omdat het armoede op de politieke agenda plaatst, want de bestrijding daarvan is het hoofddoel van elk goed sociaal beleid. Maar wel omdat het kan meehelpen om armoede te bestrijden en de bestaande instrumenten beter te coördineren.
Tijdens een bezoek aan een werkgroep in Gent is gebleken dat de werking vooral gedragen wordt door vrijwilligers. Bij die laatsten bestaat de vrees dat het vrijwillige aspect, en dus het werken met hart en ziel, zal verdwijnen door de professionalisering. Voorts is de aanpak om armen in een slachtofferrol te plaatsen, te eenzijdig. Armoedebeleid moet ook emancipatorisch werken.
Het Vlaams Parlement heeft al goed werk geleverd. Heel wat elementen uit het debat van 1998 zijn opgevolgd. Stellen dat armen geen stem hebben in de politieke wereld is niet juist. Politici besteden wel de nodige aandacht aan hun problemen. De VLD wil daaraan alleszins meewerken.
Armen stellen onder meer dat ze te kampen hebben met een achterstand in de sociale huisvesting en in het onderwijs. De vraag is hoe dit ontwerp ertoe kan bijdragen dat een integraal horizontaal beleid gestalte krijgt. Kan de minister daarover meer uitleg geven?
Armoede is een complex probleem. Dat was trouwens de voornaamste conclusie van het algemene verslag over de armoede.
We moeten de mensen op verschillende terreinen wapenen. Daarom moeten alle beleidsdomeinen betrokken worden. Het ontwerp geeft alleen de instrumenten voor een Vlaams beleid.
Het is de bedoeling om vorm te geven aan een inclusief beleid. Het Vlaams Parlement besteedt inderdaad veel aandacht aan armoedebestrijding. Jaarlijks wordt een Vlaams actieplan armoede aan de commissie voorgelegd. Dat is een concreet overzicht van de acties van alle ministers. In het ontwerp krijgt dat een decretale verankering. Negen maanden na het begin van een nieuwe regeerperiode moet er een eerste, concreet plan zijn. Het parlement zal het beleid permanent kunnen opvolgen en evalueren.
Het is echter niet de bedoeling om meer overlegstructuren of -momenten te creëren. Het VICA was een goed initiatief, maar de verenigingen kunnen het vergadertempo niet meer volgen. Daarom hebben we het overleg tussen beleid en sector beperkt tot twee congressen per jaar.
Samenwerken met verenigingen waar armen het woord voeren is onontbeerlijk. Zij beschikken over de geëigende instrumenten en spreken de juiste taal om de armen te bereiken. Dat is onder meer nodig voor preventieve gezondheidszorg en emancipatie.
Ik begrijp trouwens de opmerking van mevrouw Van Cleuvenbergen niet dat door het ontwerp emancipatie verhinderd wordt. De werking van de verenigingen wijzigt immers niet.
Het CD&V-voorstel hanteert dezelfde uitgangspunten als het ontwerp, enkel de keuze van en de wijze van samenwerking met de verenigingen verschilt. De verenigingen waar armen het woord nemen werken voornamelijk met vrijwilligers. Zij kunnen niet voldoen aan de eisen van een traditioneel erkenningsbeleid, waarbij ze een vzw moeten oprichten. Het is onze bedoeling om de verenigingen te steunen zonder dat ze een logge subsidiestructuur moeten opzetten.
Andere lokale verenigingen zijn ook geen vzw. Ze zijn enkel aangesloten bij een provinciale vzw. Om te voldoen aan de voorwaarden van de minister zullen de lokale armoedeverenigingen verplicht zijn een vzw op te richten. Dat is niet haalbaar.
De verenigingen moeten enkel een vzw oprichten als ze lid willen worden van het Vlaamse netwerk waarmee de Vlaamse overheid gaat samenwerken. Dat krijgt op basis van een beleidsplan middelen om de verenigingen, ook de organisaties die geen vzw zijn, te ondersteunen.
Onder meer met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen en Sensoa wordt al op die manier samengewerkt. Het is een soepele werkvorm voor dynamische sectoren.
Er was bijna geen kritiek over het onderdeel over de ervaringsdeskundigen. Ondertussen zijn de eerste diploma's uitgereikt. Negentig procent van de afgestudeerden kon onmiddellijk aan het werk. Ze kunnen hun ervaring gebruiken om ervoor te zorgen dat hun organisaties meer rekening houden met kansarmoede.
Dit ontwerp biedt de mogelijkheden om de vinger aan de pols te houden. Het uiteindelijke doel blijft de armoede definitief uit te roeien. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende de armoedebestrijding.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 18bis wordt aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.