Report plenary meeting
Report
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Van Duppen tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het computeranalfabetisme in het onderwijs.
Tijdens deze en vorige regeerperiode is er veel geïnvesteerd in computergebruik op school. De resultaten zijn echter beperkt. Terwijl de meeste leerlingen en leraars computer gebruiken in de laatste jaren van het basisonderwijs, vermindert dat naar 1 op 4 in het middelbaar onderwijs.
Ik heb de indruk dat vele leraars met klamme handen lessen informatica geven. Het is een beetje te vergelijken met hun collega's die 35 jaar geleden seksuele opvoeding gaven. Kan er geen betere aanpak gevonden worden?
Er zijn honderden leraren die uit passie voor de digitale taal alles in het werk stellen om het computeranalfabetisme op school aan te pakken, maar het door Klasse uitgevoerde onderzoek toont aan dat dit blijkbaar niet voldoende is. Het lijkt me aangewezen om niet met computerklassen te werken, maar om ervoor te zorgen dat elk klaslokaal over minstens één computer beschikt. Slechts één op de twee leerlingen kan thuis immers van een computer gebruikmaken. Welke stappen zal de minister zetten?
Het gebruik van computers in het onderwijs is een recent fenomeen, dat zeer snel is geëvolueerd. Een eerste financiële inspanning werd geleverd door de vorige regering met de PCKadee-projecten en ook deze regering heeft hiervoor steeds financiële middelen uitgetrokken. Het resultaat is dat er nu ongeveer iets minder dan één computer per tien leerlingen is in heel het onderwijs.
Naast de vraag om materiaal, is er natuurlijk ook de vraag om begeleiding en ondersteuning. Ik verwijs hiervoor naar de in de begroting uitgetrokken middelen voor de ICT-coördinatoren. Ook gaat er extra geld naar de opleidingen van leerkrachten om hen te leren de computer op een geïntegreerde manier te gebruiken in hun lessen.
Zoals ik bij de begrotingsbesprekingen al zei, is het nu tijd voor een evaluatie. De discussie over wat onze doelstellingen op dit vlak zijn, begint nu pas. Willen we ervoor zorgen dat elke leerling over zijn eigen computer beschikt of volgen we bijvoorbeeld de Steinerfilosofie die ervoor kiest jongeren pas vanaf de derde graad van het secundair onderwijs met computers te laten kennismaken? Hoe zorgen we ervoor dat leerlingen kritisch kunnen omspringen met die omvangrijke informatiestroom waartoe zij toegang krijgen? Deze discussie moet nog worden beslecht.
De cijfers van de door Klasse uitgevoerde enquête zullen over zes weken worden aangevuld door cijfers die afkomstig zijn van een uitgebreid onderzoek van het departement Onderwijs. Het probleem situeert zich niet zozeer bij de jongeren, als wel bij de leerkrachten, die wel de mogelijkheid tot nascholing krijgen aangeboden, maar niet allemaal voldoende gedreven om zich vrijwillig bij te scholen.
Ten slotte wijs ik op de belangrijke rol van de ICT-coördinatoren, die de problemen in de scholen moeten inventariseren en doorspelen aan het departement, zodat hun informatie kan worden vertaald in beleidsmaatregelen.
Het verheugt me dat de minister beseft dat het probleem niet alleen kan worden opgelost door meer computers aan te schaffen. Er is dringend nood aan nieuwe maatregelen. Als ik hoor dat computerklassen slechts zelden gebruikt mogen worden door de leerlingen, maar vooral bedoeld zijn voor het volwassenen- en avondonderwijs, rijzen mijn haren te berge. Het lijkt me alvast niet aangewezen hier de Steinerfilosofie te volgen.
In mijn antwoord heb ik duidelijk gemaakt dat al heel wat materiële inspanningen werden geleverd, maar dat de eigenlijke discussie over het gebruik van computers in het onderwijs nu pas op gang is gekomen.
Het incident is gesloten.