Report plenary meeting
Report
Onderwijs XIV
Algemene bespreking
Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XIV.
De algemene bespreking is geopend.
De commissie voor Onderwijs heeft vier zittingen besteed aan de bespreking van onderwijsdecreet XIV.
Een belangrijk discussiepunt was de retroactiviteit. Veel onderrichtingen voor het schooljaar 2002-2003 worden nu pas gestemd, terwijl de omzendbrieven de scholen al hebben bereikt. Niemand is daar gelukkig mee. We vervallen dus altijd in hetzelfde euvel.
De afschaffing van de verplichting om gemeentelijk onderwijs in stand te houden werd door een minderheid geïnterpreteerd als het einde van het gemeentelijk onderwijs. De meerderheid argumenteerde dat de gemeentelijke autonomie blijft bestaan en dat de gemeenteraden zich zullen moeten beraden over hun kerntaken. CD&V heeft een hoorzitting gevraagd over de kerntaken, maar dat verzoek werd niet aangenomen.
De overdracht van het gemeentelijk onderwijs naar het vrij onderwijs met de verplichting om onderwijs én zedenleer te blijven aanbieden. De oppositie vroeg daarover het advies van de Raad van State.
In onderwijsdecreet XIV werd een aantal maatregelen opgenomen die een voorafname zijn van de rondetfaleconferentie, wat verwarring zaait.
We vroegen ons ook af of de bapelingen rond de scholengemeenschappen niet in strijd zijn met het bijzonder decreet van het gemeenschapsonderwijs.
Ten slotte was er ook een vraag rond de certificering in het volwassenenonderwijs.
Het decreet werd aangenomen met 8 stemmen tegen 7.
De sp·a ziet drie belangrijke elementen in dit decreet.
Alle officiële scholen moeten een open pedagogisch project hebben. De gemeentescholen zijn vrijekeuzescholen als ze zich laten begeleiden door een officieel CLB.
We stellen vast dat de scholengemeenschappen in het officieel onderwijs versterkt worden. We vragen ons wel af waar men naartoe wil. Het resultaat zou een niveau-overschrijdende samenwerking moeten zijn, waarbij lager en secundair onderwijs in één en dezelfde scholengemeenschap worden ondergebracht. Het bijzonder decreet over het gemeenschapsonderwijs moet duidelijkheid scheppen over de bevoegdheidsoverdracht.
Ook de netoverschrijdende samenwerking van de CLB's vanaf 1 september 2003 biedt interessante voordelen. Drie jaar na de invoering van het CLB-decreet is een evaluatie ervan wenselijk.
Het is goed dat bij de overdracht van gemeentelijk naar vrij onderwijs de keuze tussen godsdienst en zedenleer behouden blijft. Die keuzemogelijkheid garandeert echter nog geen open pedagogisch project. Daarover moet de commissie een grondige discussie voeren. (Applaus bij de VLD, sp·a en AGALEV)
Dit ontwerp bevat een aantal positieve elementen. De versterking van de autonomie van de scholengemeenschappen is goed, maar te beperkt. Wij steunen ook het open karakter van het officiële onderwijs en de vereenvoudiging van de rechtspositieregeling van het personeel. Bij de verhoging van de werkingsbudgetten van het basisonderwijs valt op dat de middelen een specifieke bestemming krijgen, namelijk voor het administratieve en ondersteunende personeel. Het is niet duidelijk of dat met algemene werkingsmiddelen gecompenseerd zal worden. Evenmin is uitgeklaard of de middelen structureel zullen zijn. Het uniforme studievoortgangsysteem voor hoger en universitair onderwijs en de uitvoering van CAO-6 zijn ook positieve elementen.
Samen met andere partijen vind ik het beschamend dat dit ontwerp zo laat ingediend is. De bepalingen ervan worden al uitgevoerd vanaf 1 september 2002. De scholen werden per circulaire geïnformeerd. Dat tast de rechtszekerheid aan. Het parlement wordt voor voldongen feiten geplaatst. Dergelijke werkwijze banaliseert onze werking.
De minister heeft schuld bekend en gewezen op een aantal verzachtende omstandigheden. Omdat ze recidiveert, gelden die echter niet. Ik stel voor om een nieuwe regeling in te voeren waardoor voorstellen of ontwerpen die niet voor het einde van de paasvakantie ingediend zijn bij het parlement niet in voege kunnen treden op 1 september. De scholen zullen ons daarvoor dankbaar zijn.
Verzameldecreten lijken een onvermijdelijk kwaad. Het is goed dat er een coördinatie komt zodat het werkstuk overzichtelijk wordt. Het ontwerp is echter een merkwaardige verzameling van technisch-organisatorische ingrepen en fundamentele wijzigingen. Die werkwijze is onaanvaardbaar. Verzet tegen een aantal onderdelen lijkt te impliceren dat men het onderwijs de goede elementen niet gunt. Grondige hervormingen verdienen een aparte en volwaardige behandeling.
Retroactiviteit is in een beperkt aantal gevallen toegestaan, bijvoorbeeld voordelen bieden aan het personeel of fouten herstellen. In dit ontwerp tast de terugwerkende kracht de rechtszekerheid aan. Men veegt het verleden uit. In sommige gevallen is dat strafbaar. Het is in elk geval onbehoorlijk bestuur. Ook het kwetsbare vertrouwen in de overheid komt in het gedrang. Men wil een bepaald probleem in de gemeente Berlare oplossen volgens de wensen van de heer De Gucht. Dat is onaanvaardbaar.
De Raad van State vraagt met klem naar de doelstellingen en de motieven van de terugwerkende kracht en wijst ook op de dreigende rechtsonzekerheid. Het is onvoldoende om te verwijzen naar een regeringsverklaring om de voorspelbaarheid en dus de rechtsgrond ervan te bewijzen. Tal van elementen uit regeringsverklaringen worden immers nooit uitgevoerd.
Andermaal wordt het gemeentelijke onderwijs in de wind gezet. Het gemeentelijke onderwijs is het belangrijkste onderdeel van het officiële onderwijs. In het gemeentelijke basisonderwijs zijn er bijna dubbel zoveel leerlingen als in het gemeenschapsonderwijs.
Men stelt vast dat het marktaandeel van het gemeentelijk basisonderwijs, in tegenstelling tot de andere onderwijsnetten, toeneemt. Dit is ook niet verwonderlijk als men weet dat dit onderwijs een breed democratisch draagvlak heeft. Nu zullen de gemeenten niet langer verplicht worden om het te handhaven.
Het gemeentelijk onderwijs wordt, net als het vrij onderwijs, te weinig gesubsidieerd. Dit is de realiteit. Ik verwijs hiervoor overigens ook graag naar de studie over de objectiveerbare verschillen.
Een aantal gemeenten en steden voelen zich verplicht om de tekorten met hun eigen gemeente- en stadsfinancies aan te vullen. Dat dit frustraties oproept bij het vrije onderwijs hoeft geen betoog. In feite wordt men, de revolver op het hoofd, de gekeuze gelaten of men al dan niet zijn portefeuille afgeeft.
Op een onbewaakt ogenblik verklaarde de heer Steenhout overigens aan een verantwoordelijk van het gemeentelijk onderwijs dat men tussen binnen vijf jaar een hondertal gemeentelijke scholen kan overnemen.
Wanneer men binnen 10 jaar een analyse zal uitwerken, dan zal men tot de vaststelling komen dat men een uitstroom van het gemeentelijk onderwijs heeft georganiseerd. Dit is onaanvaardbaar.
Voorheen gingen er veel meer vrije scholen over naar het gemeentelijk onderwijsnet. Ondanks het feit dat het gemeentelijk onderwijs assertiever is en een breder draagvalk heeft om uit te breiden, heeft zich nu de omgekeerde beweging ingezet.
Wat doet men dan met de zo geprezen autonomie van de gemeenteraden?
CD&V is voorstander van deze autonomie. Alle hervormingen moeten echter plaatsvinden in verantwoordelijke omstandigheden. In Mechelen realiseert de besparing bijvoorbeeld slechts de helft van wat men oorspronkelijk voor ogen had. Gesubsidieerde scholen worden slechts tot op een bepaald niveau gesubsidieerd. Met dit ontwerp van decreet zullen er pas echt verdoken vormen van subsidiëring ontstaan.
In feite lijdt de minister aan dispraxie. Dit is een ziekte waarbij men handelingen in een verkeerde volgorde uitvoert. Eerst doet men bijvoorbeeld zijn das aan, om vervolgens een hemd aan te trekken.
In feite moet iedereen gelijk behandeld worden.
De heer Martens verwijst naar Mechelen. Ik kan echter een voorbeeld geven uit Zulte. In deze gemeente besliste het door CD&V gestuurde gemeentebestuur om het gemeentelijk onderwijs over te hevelen naar het vrij onderwijs. Dit was een autonome beslissing van het gemeentebestuur.
Collega Denys maakt een grote denkfout. Hij veralgemeent één feit. Niet toevallig haalt hij dan nog het voorbeeld van Zulte aan. Hier probeert hij immers sinds jaar en dag, tevergeefs, de CD&V-meerderheid uit het zadel te lichten. De feiten tonen echter aan dat het voornamelijk gemeenten zijn met een sp.a- en VLD-meerderheid die deze keuzes maken.
Het is intussen zonneklaar dat het om de centen gaat.
Met dit ontwerp worden gemeenten van de verplichting ontheven om minstens een basisschool te behouden, als er niet aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een van die voorwaarden is bijvoorbeeld dat er in een straal van vier kilometer een andere basisschool moet bestaan.
De studie op de objectiveerbare verschillen toont overigens aan dat gemeenten in het begrotingsjaar 1999 ongeveer 5.1 miljard oude Belgische franken besteedden aan het basisonderwijs.
De heer Martens voert hier eigenlijk een debat over een fetisj. Steden als Mechelen, Tienen en Sint-Truiden doen, ondanks dit ontwerp, inspanningen voor het gemeentelijk onderwijs.
In feite moeten de steden en gemeenten de coördinatie en verantwoordelijkheid dragen voor het gemeentelijk onderwijs. Ze zijn niet verplicht om het te organiseren.
Met dit voorstel wordt een regeling geschrapt die feitelijk niet meer toegepast wordt. In het verleden hebben vele gemeenten de gemeentelijke scholen reeds afgestoten. Het voorstel is dus een aanpassing aan de feitelijkheid.
Of het al dan niet goed is dat de gemeenten en steden het gemeentelijk onderwijs afstoten, is een ander debat.
Agalev gaat, net zoals bij het drugsdebat, steeds uit van de feiten. Eerst stelt men canabisgebruik vast om vervolgens deze softdrug te legaliseren.
Laat ons eerst het kerntakendebat voeren. Praat met het onderwijs; maak afspraken en zorg ervoor dat deze afspraken kunnen uitgevoerd worden.
Indien de bestaande wetgeving niet nageleefd wordt, is dit een probleem van de uitvoerende macht.
Als er geen tegenstand bestaat bij de ouders van 15 leerlingen om een school af te schaffen, dan kan dit, met dit voorstel van decreet, ook daadwerkelijk gebeuren. Ik ben een voorstander van het behoud van de huidige regeling.
De steden en gemeenten moeten het gemeentelijk onderwijs enkel coördineren. Het kerntakendebat en de rol die de gemeenten spelen bij het vervullen van de kerntaken is een andere materie.
In Limburg organiseert zeker de helft van de gemeenten geen gemeentelijk basisonderwijs. In feite moeten zij enkel instaan voor de bevordering van de samenwerking tussen het basisonderwijs dat in de verschillende netten wordt aangeboden.
Doen zij dit nu?
CD&V spreekt telkens over een achterhaalde, niet-toegepaste regeling. Deze regeling gebruikt deze partij steeds om een breder debat te voeren. Dit is fout.
Deze meerderheid lijdt aan dispraxie. Dit is kenmerkend voor deze regering.
Wanneer men echter bij de hond slaapt, krijgt men ook zijn vlooien.
In Sint-Truiden ging men er maanden geleden vanuit dat dit ontwerp van decreet al was goedgekeurd, en begon men zijn plannen uit te voeren zonder rekening te houden met het verzet van ouders en leerkrachten. Bovendien speelt de financiële kant van de zaak weldegelijk een rol, ook al probeert men dat nu te ontkennen.
Dit is de uitverkoop van het gemeentelijk onderwijs. Minister Vanderpoorten weigert bovendien het kerntakendebat af te wachten. Ze organiseert voortdurend vergaderingen, maar gelast die steeds op het laatste moment af.
Dat is welgeteld één keer gebeurd.
Onderwijs is inderdaad één van de gemeentelijke kerntaken. Gemeenten moeten verantwoordelijkheid nemen in het basisonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs. Maar het subsidiariteitsprincipe staat ons niet toe die zestig gemeenten die geen onderwijs organiseren te verplichten dat wel te doen. Dat is niet meer van deze tijd.
Als u zegt dat onderwijs een kerntaak is van de gemeenten, moet u de gemeenten ook middelen geven om die taak te vervullen.
Het is niet omdat onderwijs een kerntaak is dat gemeenten ook onderwijs moeten organiseren. In bepaalde gemeenten hoeft men het onderwijsaanbod alleen maar te stroomlijnen en te coördineren. Wij kunnen die zestig gemeenten niet verplichten om onderwijs te organiseren.
Dat zeg ik niet. Maar onderwijs coördineren en stroomlijnen past in een omvattende aanpak. Deze aanpak is veel te partieel.
In gemeenten met een officieel en een vrij net, zou het absurd zijn nog een gemeentelijk net te starten. Zelfs als 16 ouders daarnaar vragen.
Ik raad CD&V aan de strijd op het slagveld te voeren. In Sint-Truiden meer bepaald. Het is niet omdat CD&V daar geen gelijk haalt, dat wij hier het beleid moeten aanpassen. Dat is al te betuttelend.
Wij zijn hier allemaal verkozen op basis van een programma. Wij stelden in 1999 dat de gemeente een belangrijke rol te vervullen heeft in het organiseren van het basisonderwijs die aansluit op de leefomgeving van de kinderen.
De vraag die men in dit ontwerp van decreet stelt is of de gemeenten hun gemeentelijk onderwijs moeten handhaven. Als we tot een duaal systeem willen komen, moeten we voor twee zaken zorgen : het vrije initiatief moet werkelijk vrij zijn en alle leerlingen moeten gelijk behandeld worden. De officiële initiatieven moeten inderdaad de kans krijgen samen te werken, maar dan wel binnen een coherente visie. Verzelfstandiging kan pas als de financiële basis voor iedereen gelijk is.
Over dat laatste zijn wij het eens. Over uw interpretatie van de tekst niet. Wij zorgen ervoor dat gemeenten niet langer verplicht zijn onderwijs te organiseren als 16 ouders daarnaar vragen.
Zelfs binnen de meerderheid is niet iedereen het met u eens. Het gaat helemaal niet over nieuwe initiatieven. Wel over de vraag of gemeenten verplicht zijn hun gemeentelijk onderwijs te handhaven.
Dit ontwerp van decreet tast bovendien de vrijheid van onderwijs aan. De Raad van State heeft dat tweemaal bevestigd. Eerst leek minister Vanderpoorten bereid het advies te volgen. De verplichting om niet-confessionele zedenleer aan te bieden zou een tijdelijk karakter krijgen. Maar uiteindelijk heeft de minister toch verplicht die verplichting onomkeerbaar te verklaren. Gewoon onder druk van de heer De Gucht omdat een school in Berlare-Overmere naar het vrije onderwijs wordt overgedragen. Een zoveelste aanval op de vrijheid van het katholieke onderwijs. Verwijzen naar de gemeentelijk autonomie slaat nergens op. Is men nog autonoom als men onvoldoende middelen krijgt om de onderwijsopdracht uit te voeren?
Dit ontwerp van decreet getuigt evenmin van veel respect voor alle betrokkenen. De meerderheid wacht niet op de besluiten van de rondetafelconferentie en het kerntakendebat. Bovendien verraden zowel sp·a, de VLD als Spirit schaamteloos hun eigen onderwijsprogramma.
Als onderwijs een kerntaak is van onze gemeenten, dan moet men ook in voldoende middelen voorzien. Door tegelijk het gesubsidieerde onderwijs onvoldoende te financieren, ondermijnt men het volledige onderwijsbestel.
Het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XIV bevat een aantal positieve maatregelen, maar die worden overschaduwd door de invoering van de retroactiviteit, het dispraat karakter, de aantasting van de vrijheid van onderwijs, de negatie van de kerntaak van de gemeenten, het gebrek aan respect voor de adviezen van de Raad van State en voor de deelnemers aan de rondetafelconferentie, de weigering van de meerderheidspartijen om conform hun eigen programma te onderhandelen en de manipulaties van de heer De Gucht. CD&V zal daarom tegen stemmen. (Applaus bij CD&V en VB)
Ik verdedig het principe dat de verplichting om zedenleer te geven wordt ingeschreven bij de overdracht van een gemeentelijke school naar een vrije school. Een gemeenteschool is er immers voor de hele gemeenschap en heeft per definitie respect voor alle levenshoudingen binnen die gemeenschap. Als een gemeente dit pedagogische project niet langer belangrijk vindt, kan zij de gemeenteschool opdoeken. Vindt zij dit project wel belangrijk, maar kan ze zelf niet instaan voor de organisatie van de school, kan ze ervoor kiezen deze taak over te dragen aan een vrije school, die er dan wel voor moet zorgen dat alle levenshoudingen binnen de gemeenschap er aan hun trekken kunnen komen.
Ik onderschrijf dat de vrije keuze inderdaad moet worden gewaarborgd, maar dit wil nog niet zeggen dat een inbreuk kan worden gepleegd op het pedagogische project van een vrije school.
Juridisch kan ik een uitdovingscenario verdedigen : kinderen die hun schoolloopbaan zijn begonnen in een gemeenteschool, moeten die loopbaan kunnen voortzetten, ook al wordt die gemeenteschool een vrije school. Maar een ideologisch geïnspireerd project kan niet worden herleid tot het vak godsdienst. Een ideologie zit vervat in het volledige project van een school. De heer Sannen zegt dit in de praktijk niet zo te ervaren, maar ik ben ervan overtuigd dat veel scholen hun onderwijs organiseren op basis van een ideologische inspiratie. Inbreuken daarop neem ik niet.
Dit is een verkeerde en verwarrende discussie. Mevrouw Van Hecke heeft gelijk : daarom verdedig ik wel het geven van islamlessen in een vrije school en niet het geven van verplichte zedenleerlessen. Maar het gaat hier over het pedagogische project van een gemeenteschool, die pluralisme en ruimte voor verschillende levensbeschouwelijke vakken moet waarborgen. Een gemeente kan beslissen om de organisatie van dit project over te dragen aan een inrichtende macht uit het vrije onderwijs, die zich er dan toe moet verplichten die pluriformiteit te blijven waarborgen. Dit heeft echter geen invloed op de pedagogische projecten van andere vrije scholen.
Een gemeente kan toch niet beslissen iets over te dragen aan het vrije onderwijs en dan toch te bepalen wat die school al dan niet kan doen?
Als een gemeente dit pedagogische project belangrijk vindt, wel. Zo niet, moet ze de gemeentelijke school maar gewoon opdoeken.
Wij willen het gemeentelijk onderwijs laten voortbestaan, terwijl de heer Sannen het duidelijk wil schrappen.
Wij willen enkel de verplichting schrappen.
De overdracht van het vak zedenleer wordt hier een symbool van het open karakter van een school, maar dit is een veel te beperkte opvatting. De leerplannen en het schoolklimaat zijn minstens zo belangrijk.
Waarom moet de vrije school in Berlare zedenleerlessen aanbieden? De gemeentelijke school blijft er immers bestaan, alleen de vestingplaats van Overmere werd overgedragen aan het vrije onderwijs. De gemeentelijke beslissing hierover van 29 november 2001 werd aan alle betrokken partijen bezorgd. Het ministerie van Onderwijs liet weten de beslissing goed te keuren, zonder daar andere consequenties aan te verbinden. En nu zou het Vlaams Parlement vandaag retroactief goedkeuren dat deze school zedenleerlessen moet aanbieden. Dit is toch louter en alleen om de heer De Gucht te plezieren?
Ik neem er nota van dat de heer Sannen de heer De Meyer gelijk geeft.
Waarom verdedigt niemand hier de heer De Gucht? Waarom kan één man de inhoud van dit ontwerp van decreet bepalen?
De voorbije weken vonden in de commissie voor Onderwijs interessante debatten plaats en bleek dat er vaak zeer grote meningsverschillen waren. CD&V probeert in dit debat op twee stoelen te zitten : enerzijds zou het gemeentelijke niveau het ideale niveau zijn om het gemeentelijke onderwijs of te organiseren of te coördineren, anderzijds moet de vrijheid van onderwijs zijn rol volledig kunnen spelen.
De uitvoering van een kerntaak door de gemeente moet de prioriteit krijgen op de vrijheid van onderwijs. Zo niet, zullen bepaalde gemeentes hun kerntaak in de praktijk niet eens kunnen uitvoeren. Uit de rondetafelconferentie bleek duidelijk dat niemand vragende partij was om de gemeente als inrichtende macht voor welke vorm van onderwijs ook naar voren te schuiven. Wel was iedereen het er mee eens dat de gemeente een sleutelrol heeft te spelen om de verschillende actoren van het onderwijsveld op een ordentelijke manier te laten samenwerken om alle kinderen een goed en kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden.
Dit ontwerp van decreet bevat tal van technisch-organisatorische maatregelen, maar ook een aantal belangrijke inhoudelijke vernieuwingen. Blijkbaar kan het onderwijs niet functioneren zonder dit soort van verzameldecreten, die erop gericht zijn om fouten uit het verleden retroactief te herstellen. Niemand uit het onderwijs vindt trouwens nog zijn weg in het kluwen van wetgevend werk over de rechtspositieregeling.
Een essentieel element in het ontwerp is de autonomie van de scholengemeenschap. Het is goed dat die eindbeslissingen kan nemen en bepaalde bevoegdheden kan overdragen. Daarmee wordt vooral CAO 6 uitgevoerd en dat is de verdienste van de minister. Zo worden onder meer de plage-uren verminderd en is er een puntenenveloppe voor het ondersteunende personeel.
Verder is het enorm belangrijk dat de officiële scholen moeten openstaan voor alle leerlingen. Ze kunnen worden aangesproken om de vrije keuze te verzekeren, maar het gemeenschapsonderwijs moet in essentie die vrije keuze waarborgen.
Ik ben een grote voorstander van het netoverschrijdende experiment waarbij een onafhankelijke informatiedienst voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding wordt ingvoerd. Dat is een goede zaak omdat de studiekeuzebegeleiding momenteel vaak gekleurd wordt gestuurd.
De coördinatie van de wetgeving is essentieel en moet worden bewaakt. In het ontwerp wordt de instapleeftijd in het kleuteronderwijs nu pas decretaal vastgelegd op twee jaar en zes maanden. Verder is er een permanente verhoging van de werkingsmiddelen en wordt er ook aan het huisonderwijs een decretale onderbouw gegeven.
Voor het volwassenenonderwijs is de vrije programmatie voor het HOKT-SP belangrijk en met betrekking tot de basiseducatie is de enveloppe voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie om de modulaire structuur uit te bouwen, een goede zaak.
Voor het tertiaire onderwijs zijn al een aantal maatregelen met betrekking tot de overdracht van de punten en het studievoortgangssysteem uitgevoerd. Daarover werd een debat gevoerd in april 2002. Dat wijst erop dat het ontwerp van decreet al goed bekend was in de sector. Ik ben het eens met de heer Martens dat de retroactiviteit zelden of niet mag gelden, maar we weten allemaal dat die in het verleden vaak heeft gespeeld voor een aantal fundamentele zaken.
Verder ben ik blij dat het statuut van de Transnationale Universiteit Limburg wordt geregeld. Dat is een kans voor de universiteit om zich samen met Nederlands-Limburg te profileren in een grensoverschrijdend initiatief.
In de onderwijssector rijst de vraag of er tijdens deze regeerperiode nog een onderwijsdecreet XV komt. Ik ondersteun de kritiek dat, als men alles in een verzameldecreet wil stoppen wat in het verleden niet goed is gelopen, men dan minstens nog een jaar werk heeft voor een volgend decreet. Ik vraag dan ook dat, als er een verzameldecreet nodig is, men ervoor zorgt dat men tijdig klaar is zodat men niet altijd de retroactiviteit moet inroepen.
Ik onderstreep dat het ontwerp van decreet tijdig bekend was in de onderwijssector, maar ik begrijp dat de implementatie ervan moeilijk is als die halfweg het schooljaar moet gebeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Ik stel vast onze bezwaren zeer gelijklopend zijn met die van de CD&V. Dat is een bewijs dat er in het ontwerp van decreet heel wat knelpunten zitten. Uiteraard bevat het heel wat goede technisch-organisatorische maatregelen, zoals de grotere verantwoordelijkheid van de scholengemeenschappen, het streven naar een eenvormige terminologie en de verhoging van het werkingsbudget van het basisonderwijs. Toch was er bij de bespreking heel wat kritiek, onder meer over de laattijdige behandeling, de retroactiviteit en de zinloze uniformisering van het begrippenkader. Ik beperkt me evenwel tot de conclusies van de commissie.
Een bezwaar is het feit dat het opnieuw gaat om een verzameldecreet. Iedereen is er blijkbaar tegen, maar toch duikt het steeds opnieuw op. De minister verantwoordt deze werkwijze door te verwijzen naar de complexiteit van het onderwijs, de technische en organisatorische componenten en dergelijke meer. Ze geeft toe dat de omvang van het ontwerp te veel van het goede is geworden omdat het zoveel vernieuwingen bevat die door de onderwijssector positief worden beschouwd. De vraag is evenwel of die vaststellingen opwegen tegen de onbeheersbaarheid en de enorme complexiteit van deze manier van decreetgeving. De grote omvang van het ontwerp tast de overzichtelijkheid en de gebruiksvriendelijkheid aan, en op die manier verliest men de noodzakelijke coherentie. Het is spijtig dat er geen voorrang is gegeven aan afzonderlijke decreten.
Verder worden in het ontwerp twee soorten maatregelen gecombineerd, enerzijds maatregelen die in een verzameldecreet thuishoren en anderzijds ingrijpende maatregelen, onder meer betreffende het gemeentelijk onderwijs en de vrije keuze, die grondiger moeten worden behandeld. Dat is geen voorbeeld van ernstig parlementair werk.
Het is ongepast dat het ontwerp met zes maanden vertraging in het parlement wordt besproken en dat de scholen moeten werken met rondzendbrieven. De minister is niet gelukkig met de laattijdigheid, maar ze voelt zich onmachtig om het probleem op te lossen. Scholen moeten werken met rondzendbrieven totdat het ontwerp is goedgekeurd, waardoor het moeilijk is om het schooljaar op een vlotte manier te organiseren. Het beleid moet deze problemen evenwel kunnen opvangen. Het gaat om de geloofwaardigheid.
In de commissie was iedereen het erover eens dat retroactiviteit uitzonderlijk moet zijn en vermeden moet worden.We zijn van mening dat er geen sprake is van expliciete doelstellingen van algemeen nut en dat retroactieve maatregelen het vertrouwen in de instellingen schaden.
Men streeft naar een eenheid van terminologie over de verschillende onderwijsniveaus en -vormen heen. Dat zou een eerste stap kunnen zijn naar een verlichting van de regelgeving en het zou de dialoog met de verschillende onderwijsparticipanten kunnen verbeteren. De minister kwam echter tot de vaststelling dat de uniformisering van het begrippenkader een enorme opdracht is. Ze kondigde onmiddellijk twee nieuwe decreten aan, één over de inhoudelijke afstemming en één over de overbrugging van de fundamentele verschillen tussen de bestaande decreten rechtspositie gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs. Met deze benadering is een uniformisering van het begrippenkader niet mogelijk. Om echt werk te maken van een uniformisering, is er een buitendepartementale wetenschappelijke inbreng nodig en dan nog blijft het moeilijk. Zo gelijklopend mogelijk definiëren is geen uniformiteit. De minister beperkt zich tot een zinloze poging.
Mijn fractie is voorstander van een zo gedifferentieerd mogelijk Vlaams onderwijs. Daarom hechten we veel belang aan het officieel gemeentelijk en provinciaal onderwijs. De gemeente is wellicht het beste niveau voor basisonderwijs omdat ze het dichtst bij de betrokkene staat en omdat ze rechtstreeks op de meest democratische manier bestuurd wordt. De minister zegt dat de gemeenten niet verplicht worden het gemeentelijk onderwijs af te stoten. Ik wil dan ook niet stellen dat het beleid koste wat het kost van het gemeentelijk onderwijs afwil. Met de opheffing van deze verplichting creëert men niettemin een heel andere toestand. In een periode van grote financiële uitdagingen biedt deze maatregel voor de gemeenten een mogelijkheid om zich van heel wat problemen te ontdoen. Het van de hand doen van het gemeentelijk onderwijs zou echter een breuk zijn met de onderwijsdiversiteit, een breuk met de eigenheid van deze onderwijsvorm en van het plaatselijk personeel. De kosten voor de gemeente vallen weg, maar ze komen ten laste van de Vlaamse overheid. Men voorziet dus wel in middelen voor dergelijke overhevelingen, maar niet om de gemeenten de kans te geven hun onderwijs te behouden. Wij menen dat eerst het kerntakendebat moet worden gevoerd en dat er vervolgens middelen moeten worden uitgetrokken om die taken uit te voeren. Ten slotte kan na uitvoerig beraad een beslissing worden genomen. In werkelijkheid heeft men de kar vóór het paard gespannen.
Dit monsterdecreet is een verzameldecreet, maar geen handig corpus van inhoudelijk samenhorende themata. De afschaffing van de verplichting om het gemeentelijk onderwijs in stand te houden is een gevaarlijk gegeven. De goedbedoelde uniformisering van het begrippenkader is niet meer dan een zinloze poging. De laattijdige behandeling en de stemming van het decreet op een ogenblik dat de besluiten van de rondetafelconferentie nog niet zijn genomen, is een voorbeeld van slecht beleid. De retroactiviteit schaadt het vertrouwen in de instellingen. Daarom zullen we het ontwerp van decreet niet goedkeuren. (Applaus bij VB en CD&V)
Men zegt dat onderwijsdecreet XIV een draak is met vele koppen. Ik houd het liever bij een huis met vele kamers. Het huis stond lang in de steigers, het ongeduld en de onzekerheid groeiden, maar na maandenlang wachten stond het er toch.
Op de eerste verdieping vindt men de kamers van de maatschappelijke vernieuwingen. Dat is vooreerst het CLB-experimenteerkamertje, een netoverschrijdende, onafhankelijke informatiedienst voor leerlingen. Daarnaast is er een kamer zonder deuren en met grote ramen, de officiële school waar alle filosofische, ideologische of levensbeschouwelijke groepen zich thuis voelen. Even verder ligt de kamer van de autonomie, een nog nader te definiëren begrip dat van toepassing zal zijn op de schoolgemeenschappen. Het is immers de bedoeling slagkrachtige samenwerkingsverbanden te creëren.
Op de tweede verdieping huizen een aantal technisch-organisatorische maatregelen, meestal in kleinere kamers : een afzonderlijk budget voor de organisatie van het onderwijs door de k-diensten, een verhoogd werkingsbudget voor het basisonderwijs, verdeelsleutels voor de CLB's die worden afgestemd op de algemene onderwijsindicatoren van het gelijkekansendecreet en een modulaire structuur voor de basiseducatie. Er is ook een klein blauw retroactief kamertje, niet onmiddellijk mijn favoriete plekje.
De andere kamertjes lopen we voorbij om te eindigen op de zolder. Hier moet nog een en ander gebeuren. Het vrijstellingskamertje ligt er nog wat kaal bij. Personen die op basis van hun religieuze of morele overtuiging bezwaren hebben tegen het volgen van één van de aangeboden cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer, zouden op aanvraag een vrijstelling kunnen bekomen. Het blijft echter onduidelijk hoe de vrijgekomen lesuren moeten worden ingevuld. Ook NT2 moet nog wat opgefrist worden.
Beneden komen we nog een paar gemeentebesturen tegen die een gemakkelijkheidspolitiek willen voeren.
Op het gelijkvloers komen we in een tijdeloze ruimte. Hier heeft een vrije school een gemeentelijke school overgenomen in het besef dat ze sine die ook niet-confessionele zedenleer zal aanbieden. Open pluralistisch onderwijs wordt hier gevrijwaard.
Dit is geen huis, het is eerder een doolhof of een spookkasteel.
Ook mysterieuze huizen hebben hun charme. Voor mij is dit decreet een villa des roses, er zijn dus ook een paar doornen. (Applaus bij AGALEV)
Verzameldecreet lijken een noodzakelijk kwaad. Ze moeten tenminste voor het begin van het schooljaar goedgekeurd zijn en terugwerkende kracht moet de uitzondering blijven. Daarover zijn we het allen eens.
Waarom steunt u dan het ontwerp?
Het heeft al te lang geduurd voor een en ander geregeld werd. Dat heeft onder andere te maken met CAO-6.
Het gemeentelijke onderwijs wordt niet in vraag gesteld. De uitlatingen van sommigen staan in schril contrast tot de werkelijke inhoud van het ontwerp. Dat is manipulatie. Onderwijs blijft een kerntaak van de gemeente. De autonomie wordt zelfs versterkt. Mijn fractie draagt het integrale federalisme hoog in het vaandel en is dus voorstander van subsidiariteit.
De gemeenten hebben het financieel moeilijk en moeten keuzes maken. Onder het mom van dit ontwerp kunnen ze de verantwoordelijkheid over het onderwijs doorschuiven. Ik voorspel een leegloop.
Toen het voorontwerp bekend werd, bleek dat in vele gemeenten het idee rees dat het onderwijs van de hand kon gedaan worden. De acties van de directeurs van gemeentescholen zijn dus gegrond.
Basisonderwijs is voor ons een kerntaak van de gemeente. Omdat onze politieke slagkracht te klein is, trachten we onze ideeën te realiseren door nieuwe denksporen te lanceren. De geesten zijn echter nog niet rijp.
Ik ben ervan overtuigd dat de gemeentebesturen hun verantwoordelijkheid zullen nemen. Ze kennen de plaatselijke behoeften en zijn in staat onderwijs in te richten en te stroomlijnen. Het zou beter zijn als ze een gemeentelijke schoolraad konden oprichten, die zich ongebonden kan inzetten voor alle onderwijsvormen. Op termijn zullen de scholen dan allicht samenwerken en zelfs integreren. We huiveren voor apartheid maar houden de kinderen gescheiden op basis van ideologische levensbeschouwing.
U wil een amalgaam, waarbij levensbeschouwing niet meer telt. Een initiatiefnemer biedt een dienst aan de samenleving op basis van een project. Ouders kunnen dan kiezen. Sp·a en Spirit willen die keuzevrijheid toch niet terugschroeven?
Goede bedoelingen verstenen soms. Evolutie, ook in scholen, moet mogelijk zijn.
Ik benadruk een aantal positieve aspecten van het ontwerp. Het basisonderwijs krijgt door de uitvoering van CAO-6 20 miljoen euro extra. De rechtspositieregeling wordt geharmoniseerd. Door de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur wordt de rechtszekerheid van tal van tijdelijke personeelsleden verhoogd. Het onderscheid met vastbenoemde personeelsleden verkleint en de voorrangsregeling wordt duidelijker en eenvormig.
Het is positief dat de scholengemeenschappen meer autonomie krijgen. Het open karakter van de officiële scholen wordt beoordeeld op basis van een reeks criteria.
Er komt een netoverschrijdend experiment van de CLB's in een bepaalde regio. Vanaf volgend schooljaar wordt dergelijke samenwerking gecoördineerd door een netoverschrijdende samenwerkingscel. De rechtspositie van het personeel in de kinderdagverblijven in Brussel wordt eindelijk geregeld. Voornoemde maatregelen rechtvaardigen de techniek van verzameldecreten.
Goede maatregelen zijn voorts de verhoging van het budget en de modularisering van de basiseducatie en de vrije programmatie in het hoger onderwijs voor sociale promotie. Het decreet voorziet daarenboven in een afzonderlijk budget voor de organisatie van het onderwijs door de k-diensten.
Het studievoortgangsysteem van hogescholen en universiteiten wordt geharmoniseerd, waardoor onder meer een soepelere overdracht van punten mogelijk wordt. Tot slot is ook het amendement voor de certificering in het volwassenenonderwijs belangrijk.
Het ontwerp voert vernieuwende en beschermende maatregelen in. Het machtigt de regering om een leesbare tekst te maken van de bestaande verzameldecreten. Daar is dringend behoefte aan. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Er werd tijdens deze bespreking al hevig gediscussieerd over de mogelijke schrapping van de artikelen 59 en 60 in decreet Basisonderwijs. Oorspronkelijk was ik niet zinnens nog een toespraak te houden. Het debat maakte echter duidelijk dat men de draagwijdte van wat er geschrapt wordt, niet doorheeft.
Wat wil men in dit ontwerp schrappen? Dat de gemeente ten minste één van haar scholen in stand moet houden. En dan nog zijn er mogelijkheden tot afschaffing, want het decreet formuleert drie uitzonderingen. Men kan ook de laatste gemeenteschool afschaffen als zich in een straal van 4 kilometer een andere gemeenteschool bevindt; als men niet langer voldoet aan de rationalisatienorm of als de ouders van minder dan 15 leerlingen om gemeentelijk onderwijs vragen.
Men kan niet doen alsof er niets aan de hand is. De brief van SOS Basisonderwijs toont duidelijk dat er wel degelijk iets schort. Ook ik wil geen negentiendee-eeuws debat over de netten voeren. Kan mij echter iemand één onderwijsstructuur noemen waar de inrichtende macht democratischer georganiseerd wordt dan in het gemeentelijk onderwijs?
De Vlaamse overheid besteedt jaarlijks 15.6 miljard oude Belgische franken aan de werking en de lonen van het gemeentelijk basisonderwijs. Indien het gemeenschapsonderwijs dit gemeentelijk onderwijs met zijn 150.000 leerlingen overneemt, zou dit de kosten voor de onderwijsbegroting met nog eens 6 miljard frank doen toenemen. Zoals de studie op de objectiveerbare verschillen uit 1999 trouwens al aantoonde, besteden de steden en gemeenten zelf bovendien jaarlijks 5.1 miljard frank aan de organisatie en inrichting van het gemeentelijk onderwijs.
Er is een discussie over de toekomst van het onderwijslandschap bezig. De afschaffing die hier wordt voorgesteld is daarvan een voorafname. Ook ik ben voorstander van een dergelijk debat, maar niet van een sluikse invoering langs de weg van een genummerd decreet.
In de discussie hoorde ik twee argumenten om artikel 59 en 60 te schrappen. Vooreerst wees men op de gemeentelijke autonomie. Vervolgens beweerde men dat een aantal zaken reeds lang plaatsvinden op het terrein. Dit zijn echter geen argumenten.
Over de autonomie van de gemeenten moet gediscussieerd worden in het kerntakendebat. Indien men dan toch moet herstructureren, moet men volgens ons het gemeentelijk onderwijs als het officiële onderwijs beschouwen. Het gemeenschapsonderwijs krijgt in dat geval de taak om het secundair onderwijs in te richten. Het secundair onderwijs overstijgt immers de gemeentegrenzen.
Ik ben ervan overtuigd dat, indien de stemming geheim was, het artikel dat voorstelt om de artikelen 59 en 60 van het decreet Basisonderwijs te schrappen, niet zou aangenomen worden. Laat ons het debat over de rol van de gemeenten en het gemeentelijk onderwijs voeren, maar elders en grondiger. (Applaus bij CD&V)
Vooreerst wens ik de collega's te danken die ook op de andere punten van dit voorstel gewezen hebben. Het gaat hier niet alleen om het gemeentelijk onderwijs, maar om een omvangrijk decreet dat 300 artikelen telt. Op vraag van de Raad van State bevat het trouwens ook heel wat technische artikels.
Het onderwijsveld is tevreden met veel artikelen die in het ontwerp zijn opgenomen. De bespreking dreigt echter overschaduwd te worden door de discussie over de artikelen die een mogelijke overdracht van het gemeentelijk onderwijs regelen.
In de commissie heb ik gewezen op de specificiteit van het verzameldecreet. Een verzameldecreet is inderdaad een noodzakelijk kwaad. Vroeger heb ook ik er mij, als parlementslid, tegen verzet. De ondoorzichtigheid die een dergelijk decreet onvermijdelijk met zich meebrengt, dreigt ervoor te zorgen dat men ook de positieve zaken uit het oog verliest. Ik ben in ieder geval op zoek naar een meer transparante oplossing. Vooralsnog lukt dit echter nog niet. Dit verzameldecreet is overigens reeds het veertiende. Het is dus geen uitvinding van de huidige meerderheid.
De laattijdigheid is een gevolg van de keuze die men tussen twee kwalen moet maken. Ofwel moet men een aantal zaken uitstellen ofwel zorgt men dat een aantal positieve zaken bij het begin van het schooljaar kunnen ingevoerd worden. In dit laatste geval moet men noodzakelijkerwijze gebruik maken van circulaires tijdens de vakantie. Procedures in het onderwijs zijn nu eenmaal een werk van lange adem.
Retroactiviteit is niet ongewoon voor een aantal zaken. Het ontwerp had al een lange weg afgelegd vooraleer het hier behandeld werd. Het bevat dus weinig nieuwe, onbekende elementen.
Ik moet de heer De Cock bijtreden wanneer hij, met enige stemverheffing, stelt dat het gemeentelijk onderwijs belangrijk is. Niemand heeft dat ontkent, niemand wil het afschaffen. In dit debat gaat het echter over de gemeentelijke autonomie en het subsidiariteitsbeginsel.
De gemeenten kunnen en mogen onderwijs inrichten en organiseren. Vaak genieten ze hierbij de steun van de ouders. Ze zijn echter niet verplicht om dit te doen. Dit is het verschil in visie tussen oppositie en meerderheid. Indien men alles bij het oude zou laten, zou men kunnen stellen dat de gemeenten die momenteel nog geen onderwijs organiseren, dit in de toekomst wel zullen moeten doen. Alle steden en gemeenten zijn overigens volledig vrij om al dan niet extra middelen uit te trekken voor het gemeentelijk onderwijs.
Waarom krijgt het ene onderwijsnet meer subsidies dan het andere? Vrije scholen kunnen het tekort wegwerken door kaartwestrijden of fuiven te organiseren, pannenkoeken te verkopen enzovoort. Een gemeente kan dat niet en put dus middelen uit haar begroting.
Deze meerderheid is de eerste die snel iets wil veranderen aan die ongelijke financiering. U zegt dat zowel het onderwijs als de gemeenten onvoldoende middelen krijgen, maar ik kan zwart op wit bewijzen dat het heel lang geleden is dat nog zoveel werd geïnvesteerd in beide. De heer De Cock heeft gelijk : de noodkreet is het gevolg van de gerichte desinformatie die verspreid wordt door één bepaalde partij.
Maar ook in de gemeenten waar de VLD in de meerderheid zit, worden de belastingen verhoogd.
Dat is een vrije keuze. In Lier hebben wij de belastingen verhoogd om enkele initiatieven te kunnen betalen die we zelf hebben opgezet. Deze verhoging is niet het gevolg van een Vlaamse of een federale beslissing. Verspreid liever dat bericht in plaats van te verkondigen dat de Vlaamse gemeente de belastingen wel moeten verhogen.
Maar het is de VVSG, geleid door een VLD-er, die deze stelling verkondigt. Ik stel alleen vast dat minister Vanderpoorten er nooit in slaagt de onderwijswereld correct te informeren.
Dat is nogal moeilijk als er overal mensen bezig zijn verkeerde informatie te verspreiden.
CD&V verkondigt zelfs geen halve waarheden in haar publicaties. In 1996 stemde de CVP in het 100/76-groeipad. Zowel de heer Martens als de heer Van Rompuy waren toen minister. Paars-groen is de eerste meerderheid die de lat probeert gelijk te leggen.
Eigenlijk heb ik er al spijt van dat we de middelen voor onderwijs lineair verhoogd hebben. Hadden we de 100/76-verdeelsleutel toegepast, dan had de Vlaamse regering nu nog een overschot kunnen uitdelen. Men had er ons zelfs voor gefeliciteerd. Het huidige berekingsmechanisme is nog op de oude verdeelsleutel gebaseerd, maar houdt niet met alles rekening.
Het is nog altijd de gemeenteraad die beslist om een gemeenteschool over te dragen. Ouders, leerlingen en leerkrachten moeten hun vragen daarom tot de gemeenteraad richten.
Hebben de gemeenten geen taak meer? Als gemeenten beslissen onderwijs te organiseren, is dat dan op zelfstandige basis? Welke onderwijstaak zullen de gemeenten in de toekomst vervullen? Wat is actieve coördinatie? Wat is patrimoniumbeheer? Welke taak zullen de overlegplatformen in de toekomst vervullen? Over al deze vragen moeten we ons buigen.
De rondetafelconferentie was een positieve ervaring. Tijdens de slotconferentie werd de oprichting van twee denkgroepen aangekondigd. Eén buigt zich over de gelijke financiering en de andere over het personeelsbeleid. CD&V en de vakbonden waren niet aanwezig op de slotconferentie. De organisaties die wel aanwezig waren, vroegen om betrokken te blijven. Dat zal uiteraard gebeuren.
De heer Van Nieuwkerke had een specifieke vraag over de bevoegdheid van de scholengemeenschap. Met alle betrokkenen werd afgesproken dat alle netten mogen meewerken aan de scholengemeenschap en dat de beslissingbevoegdheid eraan overgedragen kan worden, behalve de bevoegdheden van de inrichtende macht. Dat is juridisch correct en zal opgevolgd worden. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XIV.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen II.12, II.24, II.29, IV.14, V.8, VI.4, XI.5 en XI.18 en over de artikelen II.12, II.24, II.29, IV.14, V.8, VI.4, XI.5 en XI.18 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.