Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003
Report
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003.
We bespreken thans het hoofdstuk algemeen beleid en financiën.
Ik wil eerst en vooral dieper ingaan op financiële kant van de geplande administratieve hervorming en op enkele beleidsmatige aspecten ervan. Om in Vlaanderen tot een beter bestuurlijk beleid te komen, dienen ook een aantal federale wetten goedgekeurd of aangepast te worden. In de kamer zijn de vereiste wetsontwerpen nog maar in een subcommissie besproken.
Welk standpunt neemt de Vlaamse regering in de interministeriële conferentie voor Financiën in? Ik ga akkoord met de stelling dat de comptabiliteitsregels eerst aangepast moeten worden, maar minister-president Dewael is van mening dat de administratie hervormd kan worden zonder de wet op de algemene beginselen aan te passen. Volgens mij heeft men een dubbele agenda. Men wil wel dat de administratie efficiënter werkt, maar als dat wettelijk niet mogelijk blijkt, zal men toch overgaan tot een hele reeks politieke benoemingen. Er moeten immers 13 nieuwe overheidsmanagers en 62 hoofden van IVA's en EVA's benoemd worden.
In 1994 wou men een performante en verantwoordelijke administratie vormen met het gepaste aantal ambtenaren. In principe kwam dat neer op een daling van het aantal ambtenaren, maar tussen 1999 en 2001 zijn de uitgaven voor onze administratie met 25 percent gestegen en is het ambtenarencorps met 4,5 percent toegenomen. Nu wordt het aantal secretarissen-generaal verdubbeld en start men aan de top met het nieuwe verloningsbeleid, wat tot een meerkost van ongeveer 150 miljoen Belgische frank zal leiden.
De nieuwe administratie zou al op 1 januari 2003 op kruissnelheid werken. Nu stelt men medio 2004 voorop. Waarmee zijn we eigenlijk bezig?
Centraal in heel de hervorming staat de chemie. Tussen de ambtenaar en zijn overste moet het eerst en vooral klikken. Waartoe dienen evaluatie en assessment dan nog? Er heerst duidelijk ongerustheid over de partijpolitieke benadering van de hervorming. We staan niet alleen voor een overgangsperiode. We zitten er al vijf jaar volop in. Vijf jaar lang heeft men volop plannen gemaakt om uiteindelijk, als enig resultaat, 13 secretarissen-generaal en 62 leidende ambtenaren te benoemen.
Voor een goed functioneren van de instellingen moeten we duidelijk zijn en dat is de regering niet.
De regering handelt ook niet consequent met wat afgesproken was in 1994 in het kader van het Sint-Michielsakkoord : ze houdt niet voldoende rekening met de positie van Vlaanderen in Europa en de wereld. Vlaanderen weegt internationaal veel te weinig door. De Vlaamse regering heeft geen concept over het buitenlands beleid. Het beleid inzake Centraal- en Oost-Europa bijvoorbeeld laat ze totaal verwateren. De regering weegt niet op de Europese Conventie en heeft geen visie op ontwikkelingssamenwerking.
Met zessen draagt u de gedeelde verantwoordelijkheid voor het wetenschaps- en technologiebeleid. U blijft maar beweren dat Vlaanderen goed op weg is om de doelstellingen te halen die Europees werden uitgezet. Maar wat zijn de echte beslissingen van uw regering? Het bruto binnenlands product bedraagt 6000 miljard frank. Daarvan zou 3 procent aan wetenschappelijk onderzoek moeten besteed worden, waarvan op zijn minst één derde door de overheid zou moeten gedragen worden. Vandaag is het daarvoor uitgeschreven bedrag 37 miljard frank groot. Willen we tegen het jaar 2010 halen wat vooropgesteld was, zullen er nog heel wat inspanningen moeten geleverd worden. U verspreidt de leugen dat u voldoende inspanningen doet om bij het koppeloton te horen, terwijl u in wezen nauwelijks genoeg besteedt om een inhaalmaneuver te realiseren. Het zal niet lang meer duren eer de onderzoekswereld in opstand komt : wat u voorliegt, zal snel doorprikt worden. U moet het budget voor wetenschappelijk onderzoek absoluut bijstellen. Het tekort aan middelen is een flauw excuus : het gaat hier om politieke wil en prioriteiten.
Met het Vlaams Handvest houdt de voorzitter van dit Parlement zich, in tegenstelling tot de minster-president, aan zijn belofte om vóór het einde van het jaar tot een voorstel te komen. Hij vertrekt echter van een ideaal wereldbeeld en wekt de indruk te spreken over het opstellen van een Grondwet, terwijl dat pas in 2004 mogelijk is. Bovendien schiet hij tekort in zijn opvatting over waar we naartoe willen met deze staat : wij willen verder gaan dan wat hij beoogt. De huidige staatsvorm is zo geregeld dat federaal beslist wordt wat aan de deelgebieden wordt toegewezen. Wij willen de stap naar een confederale staatsvorm zetten waarbij de deelstaten in onderling overleg beslissen wat onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid zal vallen. Het is de plicht van het Vlaams Parlement om dat debat te voeren. CD&V heeft hier verschillende keren gepoogd over de toekomstige staatkundige hervormingen te debatteren, maar ons voorstel daartoe werd keer op keer brutaal verworpen.
De federale verkiezingen, de federale regeringsvorming van 2003 en de verklaring tot herziening van de Grondwet : dat zijn de essentiële punten die we moeten aanraken.
De voorzitter van dit parlement heeft deze tekst geschreven als overtuigd socialist. Het zou dan ook niet meer dan normaal zijn als hij deze tekst eerst ter reflectie zou voorleggen aan de politieke fracties en dan pas aan het brede middenveld. Als we hierover een debat willen -en ik ben daarvan een voorstander- dan zou het goed zijn heel het Vlaams Parlement daarbij te betrekken.
Op het Uitgebreid Bureau heb ik voorgesteld eerst twee maanden te overleggen met de fracties en dan pas met een tekst naar de scholen en de organisaties te stappen. Het Bureau heeft echter beslist dat er in een eerste fase zal worden gevraagd naar opmerkingen vanwege scholen en organisaties op deze tekst. Onmiddellijk na de verkiezingen van 2003 zou het Vlaams Parlement zich hierover kunnen uitspreken, en begin 2004 zou dit moeten resulteren in een resolutie of in een grondwet.
Deze tekst gaat uit van de heer De Batselier, de voorzitter van dit parlement. Zo kan de indruk gewekt worden dat het gaat om een initiatief van het Vlaams Parlement. Wij willen dat hierover duidelijkheid bestaat.
Wij vinden het ook absoluut noodzakelijk dat er in het Vlaams Parlement een platform wordt uitgewerkt met het oog op de volgende federale verkiezingen. (Applaus bij CD&V)
Deze oefening heeft niets te maken met een programma inzake een staatshervorming. De partijen hebben over dat laatste nog niet kunnen uitspreken. In die omstandigheden is het niet mijn taak om daarover een standpunt in te nemen.
Nu de minister-president heeft aangekondigd dat hij een voorstel zal doen, zou ik trouwens niet loyaal zijn tegenover de regering als ik zelf een voorstel zou formuleren.
Men mag niet de indruk wekken dat dit project wordt gedragen door heel het Vlaams Parlement. Ik vraag dat men daarvoor aandacht zou hebben in de campagnes.
Ik wacht op het voorstel van de minister-president voor een Vlaams platform. Dit initiatief is al vaak aangekondigd.
In de beleidsbrief Financiën en Begroting wordt het belang van fiscale autonomie onderstreept. Er word ook aandacht besteed aan de concretisering van de Lambermontakkoorden. Door de herziening van de Financieringswet werd tegemoet gekomen aan de financieringsbehoefte van de Franse Gemeenschap inzake onderwijs. Voor de betrouwbaarheid van de criteria voor de berekening, wil ik verwijzen naar het welvaartvast maken van de financiering.
De heer Hasquin, minister-president van de Franse Gemeenschap, verklaarde in La Dernière Heure dat de Franse Gemeenschap nooit meer vragende partij zal hoeven te zijn. Vice-premier Onkelinx zegde in La Nouvelle Gazette dat ze een dergelijk resultaat in haar stoutste dromen niet had verwacht. Dan zijn de zaken wel voldoende duidelijk. De Financieringwet voorziet voor sommige aangelegenheden ook in samenwerkingsakkoorden of in overleg tussen de gewesten en de federale overheid.
Als VLD-voorzitter had de heer Verhofstadt nochtans gezegd dat er een einde diende te komen aan de niet-objectiveerbare transfers van Vlaanderen naar Wallonië. Hij zei ook dat de Vlaamse regering geen zinnig beleid kan voeren als Vlaanderen niet bevoegd is voor de sociale zekerheid. Met de Lambermontakkoorden werd evenwel een punt gezet achter de groei van de zo noodzakelijke fiscale autonomie. De minister moet beseffen dat de beperkingen van zijn beleid het gevolg zijn van de beperktheid van de fiscale bevoegdheid en van de versnippering van de inhoudelijke bevoegdheid tussen gewesten en gemeenschappen enerzijds en de federale staat anderzijds.
De Franstaligen hebben nu geen redenen meer om opnieuw te onderhandelen. Ze zeggen zelf dat de resultaten alleen maar slechter kunnen worden. Ondanks het strategisch plan voor verdere stappen in de staatshervorming, aangekondigd door de minister-president, blijkt dat streven in geen enkele beleidsbrief.
Naast de opsomming van een aantal verwezenlijkingen bevat de beleidsbrief Financiën en Begroting enkel een reeks technische elementen om de huidige fiscale bevoegdheid te optimaliseren. De minister vindt wel dat dezelfde overheid bevoegd moet zijn over de vastlegging en de inning van een belasting en de eventuele bezwarenschriften.
De minister geeft ook toe dat bij de onroerende voorheffing het kadastraal inkomen het voornaamste knelpunt is. Het is verouderd, maar toch wil de minister pas over een aantal jaren manieren zoeken om die belasting zelf vast te leggen en te innen. De Hoge Raad voor Financiën heeft al een aantal suggesties gedaan. Voor de noodzakelijke gegevens is men afhankelijk van derde instanties en andere overheden. Hoe denkt de minister dat probleem snel op te lossen?
In de beleidsbrief staat dat voor patrimoniumdocumentatie de administratie voor het Kadaster, de Registratie en de Domeinen (AKRED) verantwoordelijk is. De evidente oplossing is dan ook de splitsing van die administratie. Dan kan Vlaanderen de grondslag van die belastingen zelf bepalen. Dat staat echter niet in de beleidsbrief.
Ook bij de successie- en registratierechten is de gegevensbank een probleem. Daarenboven is de begunstigde van een aantal registratierechten de federale overheid. De minister wil de rechten innen voor rekening van de federale staat. De juiste oplossing is echter de overheveling van de registratierechten. Zo kunnen we bijvoorbeeld de onrechtmatige registratierechten op vonnissen en arresten schrappen. Door splitsing van AKRED zou Vlaanderen de belastbare grondslag zelf kunnen bepalen. Zo kan ook het probleem van de voorafbetalingen van de registratierechten opgelost worden.
Het is vreemd dat de minister goederen of testamenten in Wallonië of Brussel een probleem vindt, terwijl gegevensuitwisseling met het buitenland nu wel mogelijk is.
De minister beseft de beperkingen van de verdeelde fiscale bevoegdheid. Hij schat de fiscale autonomie op ongeveer 20 procent. Als de VLD een echt confederale staat wil, zullen ze gesteund worden door 70 procent van de leden van dit parlement. Ik roep de minister dan ook op om acties te ondernemen om te komen tot een confederale staat. Essentieel is dan dat de deelgebieden de belastingen innen en het deel dat ze afstaan aan de federale staat, bepalen. (Applaus bij het VB)
We bespreken thans het hoofdstuk Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid.
Over deze begroting valt heel wat positiefs te vertellen. De middelen nemen gestaag toe, waardoor CAO 5 en CAO 6 konden worden afgesloten. Besparingen uit het verleden werden ongedaan gemaakt, de afspraken uit het Polder-Tivoli-akkoord worden gehonoreerd en er worden heel wat inspanningen geleverd voor het lager en hoger onderwijs.
Toch kan deze begroting op weinig enthousiasme van CD&V rekenen. Het aandeel van de onderwijsbegroting is procentueel lager dan tijdens de vorige legislatuur. Deze Vlaamse regering beschikte in het begin van haar regeerperiode nochtans over heel wat meer vrije ruimte dan de vorige, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt om substantieel meer middelen te besteden aan het onderwijs.
Bovendien kan de regering een aantal van haar eigen doelstellingen niet waarmaken. Zo is er de kosteloosheid van het basisonderwijs : de procedure verloopt zo traag dat het gevaar bestaat dat er op het einde van deze zittingsperiode geen budgettaire vorderingen zullen zijn.
Ten tweede laat de implementatie van de conclusies van de studie naar de objectiveerbare verschillen op zich wachten. In de werkgroep Financiering van de rondetafel is duidelijk geworden dat er nood is aan een nieuw financieringssysteem om de scheeftrekkingen uit de wereld te helpen. Zolang het recht van elk kind op een gelijke financiële behandeling niet wordt gegarandeerd, vinden er in de praktijk verschuivingen plaats die een vertekend beeld van de situatie geven. Door de implementatie van de studie moeten we ervoor zorgen dat de onderwijsinstellingen op de meest logische manier naar mekaar toe kunnen groeien.
Ook op het vlak van de onderwijsinfrastructuur is er nog heel wat werk aan de winkel. De wachtlijsten zijn enorm lang, terwijl veel scholen zich niet eens meer op een wachtlijst zetten en zelf naar middelen op zoek gaan om in menswaardige omstandigheden te kunnen werken. Waarom wordt er niet gezocht naar andere formules van investering en financiering? Mensen gaan niet alleen werken voor het geld dat in hun loonzakje belandt, maar willen ook in goede omstandigheden aan de slag gaan. De infrastructuur van sommige scholen is beneden alle peil.
Nog heel wat andere problemen blijven intussen onopgelost : de gelijkschakeling van de lonen van het MVD-personeel in het gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs, de extra middelen voor zorgverbreding en navorming, de gesloten financieringsenveloppen voor de hogescholen. Ik hoorde de heer Bruno Tobback op de radio trouwens vertellen dat de minister van Onderwijs op de nodige middelen kan rekenen voor de inburgering en basiseducatie van allochtonen, dus ik reken op een substantiële verhoging van de onderwijsmiddelen bij de volgende begrotingscontrole.
De sector is ten slotte van mening dat de term 'heroriëntaties' al te vaak wordt misbruikt om op een verdoken manier besparingen door te voeren. Vooral in het secundair onderwijs valt deze term al te vaak.
Om al deze redenen kan deze onderwijsbegroting de goedkeuring van CD&V niet wegdragen. (Applaus bij CD&V)
Het is evident dat de heroriëntatie van middelen niet neerkomt op een besparing. In Vlaanderen worden sommige onderwijsniveaus ondergefinancierd, maar dit geldt zeker niet voor het secundair onderwijs, dat door allerlei omstandigheden zeer duur is. Nieuwe uitdagingen moeten daarom worden gefinancierd door een heroriëntatie van de middelen. Dit impliceert geen besparingen, maar wel een efficiënte besteding van de middelen.
Ik wens nu niet opnieuw in te gaan op de studie over de objectieve verschillen. Deze materie is al vaak genoeg behandeld.
De heer Martens beweert dat men veel te laat initiatieven heeft genomen om te komen tot kosteloos onderwijs. Ik moet hem tegenspreken. De op te richten participatieraad zal inspraak krijgen in een aantal kosten. Dit is weliswaar nog geen volledige oplossing, maar het is een belangrijke stap naar de volledige kosteloosheid. In ieder geval is een oplossing nabij.
Voor zorg werden heel wat extra middelen uitgetrokken. Iemand die beweert dat dit niet zo is, is ofwel onwetend ofwel ter kwader trouw.
Deze regering wil de uitdagingen over de basiseducatie aangaan. Hoe groot de preciese wachtlijsten zijn en welke budgetten voor reoganisatie en heroriëntering zullen moeten uitgetrokken worden, kan echter pas bepaald worden wanneer er een correcte evaluatie werd gemaakt.
Tenslotte zal ook voor de ICT-oriëntatie bepaald worden in hoeverre de werkingsmiddelen moeten toenemen.
In de loop van deze week zal ook de CD&V-fractie opnieuw worden uitgenodigd op de vergadering van de centrale werkgroep die de ronde tafelconferentie voor het onderwijs voorbereidt. Op deze manier zal CD&V zal haar inbreng kunnen hebben in de uitwerking van een stappenplan voor de nieuwe financiering van het onderwijs. Het is immers de bedoeling dat alle democratische partijen op een positieve manier samenwerken.
Intussen heb ik vastgesteld dat er op het onderwijsveld niet alleen onrust heerst. Men is er ook tevreden over de manier waarop men, in een open sfeer, over alle voorgestelde teksten kan discussiëren. Dit is een voorbeeld van goed, democratisch bestuur.
Waarschijnlijk is er voor het onderwijs nooit genoeg geld voorzien. Toch gaf deze regering wel prioriteit aan het onderwijs. Jaarlijks nam het budget met 5.1 procent toe. In de periode 2000 - 2004 zal de onderwijsfinanciering met maar liefst 24 procent toegenomen zijn. Verder werden aangekondigde besparingen ongedaan gemaakt.
In de volgende begroting zal men wel meer oog moeten hebben voor rationalisatie en heroriëntering van het onderwijs.
Verder zal men heel wat geld moeten besteden aan het voorkomen en vermijden van mogelijke achterstand. In de eerste plaats denkt men hierbij dan uiteraard aan de verdere uitbouw van het kleuter- en basisonderwijs.
Indien men tot een verder doorgedreven coördinatie van het onderwijs wil komen, heeft men ook behoefte aan een meer doorgedreven autonomie voor de scholen.
In tegenstelling tot de vorige regering geeft deze regering 3 maal zoveel geld uit voor het creëren van gelijke kansen.
Ik wens me hierbij ook tot de sp·a te richten. Waar zal deze partij alle middelen voor de kosteloos onderwijs halen? Alleen al voor het leerplichtonderwijs zou dit immers een meerkost van 220 miljoen frank betekenen. Tegelijkertijd opkomen voor gelijke kansen en voor kosteloos onderwijs is onmogelijk. De sp·a zal daarom een aantal prioriteiten moeten stellen.
Voor iedere leerling moet er, ongeacht de school die hij of zij bezoekt, evenveel geld ter beschikking staan. De kloof tussen de diverse netten is dan ook nog nooit zo klein geweest.
Het leerplichtonderwijs ontving gedurende deze legislatuur 42 miljoen euro meer. Dat men dus stopt met de bewering dat deze regering haar doelstellingen niet realiseert. Als ik hoor wat een aantal gemeenteraden allemaal aan de schoolhoofden en aan de ouders vertellen, rijzen mijn haren werkelijk ten berge.
Tal van maatregelen werden ook uitgevaardigd om het comfort van de leerkrachten te verhogen en de werkdruk te laten dalen. Alleen al voor het secundair onderwijs werden er 21.000 bijkomende uren gecreëerd. Men wil de leerkrachten en de leerlingen weer graag naar school laten gaan. Enkel op deze manier kan de ongekwalificeerde uitstroom bij deze laatste groep afnemen. (Applaus bij de meerderheid)
Wat ik niet goed begrijp is dat niettegenstaande een algemene goed nieuwsshow en een algemene ministeriële tevredenheid over deze begroting, er toch zoveel ongenoegen heerst in de onderwijswereld. Bovendien wensen een aantal gezaghebbende commentatoren kanttekeningen te plaatsen bij het gevoerde begrotingsbeleid.
Zoals een collega uit de onderwijscommissie het terecht stelde is 'euforie uit den boze en kan men met statistieken alles bewijzen'.
De onderwijsbegroting is inderdaad toegenomen, wat ik eigenlijk vanzelfsprekend vind, maar waar we ons tegen verzetten zijn de talrijke verschuivingen en heroriënteringen.
Wat bestaat, moet - ongeacht zijn nut - dus blijven bestaan.
Absoluut niet, maar wie iets nieuws wil invoeren moet over de nodige middelen beschikken. Nu worden middelen verschoven zodat we het overzicht verliezen. Aan dergelijke operatie gaan bovendien lange onderhandelingen vooraf waardoor dringende behoeften niet onmiddellijk bevredigd worden. De goede voornemens zijn er. De middelen niet.
Voor een politicus is het wellicht niet moeilijk om een meerderheid te vinden voor al zijn engagementen, initiatieven, ideeën en maatregelen. Maar veranderingen moeten ook verbeteringen zijn waar iedereen achter staat. Geen enkel bedrijf kan het zich veroorloven om zijn werkmethodes voortdurend te wijzigen.
Wij zijn het eens met minister Vanderpoortens ideeën over schaalvergroting, mits de scholen vrij en autonoom kunnen kiezen. De behoefte moet bovendien van onderuit groeien. Schaalvergroting en middelen koppelen, is een gevaarlijke weg.
Deze begroting is in de grootste verwarring tot stand gekomen. Denk maar aan de studie over de objectiveerbare verschillen, de nieuwe financieringsmethode, de rondetafelconferentie en de visietekst. Niemand heeft nog zicht op het geheel.
Minister Vanderpoorten heeft ooit gezegd dat ze niet rijk wou worden, noch iemand bijzonder wou zijn, maar wel graag in het middelpunt van de belangstelling staat. Normaal heb ik daar waardering voor, maar ik vraag haar iets minder vaak haantje de voorste te willen zijn. Het leidt alleen maar tot verwarring in de onderwijswereld.
Omdat deze onsamenhangende begroting in de grootste verwarring tot stand is gekomen, kan het Vlaams Blok ze onmogelijk goedkeuren. (Applaus bij het VB)
De opmaak van de onderwijsbegroting was dit jaar moeilijker dan in de voorbije jaren. Het budget voor onderwijs is met 5,1 prcent of inflatiegezuiverd met 3,6 procent gestegen. Vooral vanwege CAO IV, V en VI, maar het siert minister Vanderpoorten dat ze zelfs in moeilijke tijden haar beloften nakomt. Daardoor zal het wel niet makkelijk worden om nieuwe initiatieven te lanceren.
Sp·a legt de nadruk op gelijke onderwijskansen. Helaas is de ongelijkheid, de kloof tussen laag- en hooggeschoolden groter dan ooit. Dat heeft gevolgen voor elk aspect van ons bestaan. Volgens Unicef bedraagt het verschil tussen de gemiddelde en de laagst presterende leerling in België liefst vijf jaar leerstof. Uit internationale studies blijkt dat ondanks de leerplicht tot 18 jaar 16 tot 20 procent van de leerlingen ongekwalificeerd het onderwijs verlaten. Eén op zes leerlingen verlaat het onderwijs als laaggeschoolde. Het Hoger Instituut voor de Arbeid toont in een rapport aan dat niet de kwaliteiten van de leerling, maar zijn sociale afkomst zijn kansen bepalen. Voor de sp·a is dat onaanvaardbaar.
Het onderwijs moet inspanningen leveren zodat iedereen de basis kan verwerven om volwaardig aan onze maatschappij deel te nemen. Bovendien mag niet de sociale afkomst doorslaggevend zijn, maar de kwaliteiten van de leerling. Ik vrees dat onvoldoende middelen zijn vrijgemaakt voor gelijke kansen. Amper 1,3 procent van de onderwijsbegroting gaat naar gelijke kansen, terwijl studies aantonen dat 15 procent van de leerlingen extra inspanningen nodig hebben. Voor de sp·a kan dat niet. (Applaus bij de sp·a)
Mevrouw Claes doet alsof er vroeger nooit aandacht is geweest voor gelijke kansen. Ik wil hier de talrijke leerkrachten verdedigen die perfect weten welke leerling extra aandacht nodig heeft. Er is meer dan het budget voor gelijke kansen. Bovendien heb ik mijn twijfels over de studies.
Men beweert dat scholen vandaag veel meer met probleemkinderen geconfronteerd worden, maar is dat wel zo? Er wordt nu gewoon veel meer aandacht aan besteed..
Er zijn inderdaad maatregelen getroffen ten voordele van gelijke onderwijskansen, maar zeker onvoldoende. De leerkrachten doen hun best, maar de middelen ontbreken.
U doet de leerkracht tekort met uw betoog. U onderschat de inzet van onze gekwalificeerde leraars. Het onderwijs is een zaak van de overheid : zij betaalt het en bewaakt het. Daardoor alleen al zijn de kansen gelijk, ongeacht de afkomst van de leerlingen. U doet alsof alleen het surplus op het budget de gelijke kansen ten goede komt, terwijl het in feite gaat om een totaal beleid van gelijke kansen.
Ik had het over de ontoereikende middelen, niet over de ontoereikende kwaliteit van de leerkrachten.
Ik ben het in grote lijnen eens met uw betoog, maar ik wil het versterken en uitbreiden : de ongelijkheid situeert zich immers niet alleen op het sociale vlak. Er zijn ook veel kinderen die om andere redenen in hun ontwikkeling gehinderd worden. Ook voor hen moeten er meer middelen komen.
Het is inderdaad zo dat 10 procent van de leerlingen voor zorgverbreding in aanmerking komt, en dat daar veel te weinig geld voor is. Maar ik hoop dat u de moed zult hebben om dat standpunt bij de volgende begrotingsronde te verdedigen, en dat u weer niet enkel achteraf kritiek zult leveren.
Kinderen worden ongelijk geboren en beginnen ongelijk aan het onderwijs. De maatregelen die tot nog toe genomen werden zijn ontoereikend om deze verschillen weg te werken. Bovendien is ons onderwijs zeer selectief.
Daarom moeten we naar een compleet nieuw financieringssysteem gaan waarin niet de netten, maar wel de kinderen centraal staan. Ik ben niet van oordeel dat we er zullen komen met een systeem waarin alle kinderen dezelfde toelage krijgen : de nieuwe basisfinanciering zal moeten rekening houden met de specifieke school- en leerlingenkenmerken.
Het financieringsmechanisme moet eenvoudig en transparant zijn, maar het zal niet eenvoudig zijn daar naar over te schakelen. Deze moeilijke oefening zal goed doordacht moeten gebeuren en zal dus tijdsintensief zijn. We mogen het publiek niet wijsmaken dat het binnen dit en een paar maanden operationeel zal zijn.
Door de reeds opgedane ervaring bij de financiële hervorming van het hoger onderwijs denk ik dat het allemaal niet zo lang hoeft te duren. Als de politieke wil er is kunnen we dit voorjaar tot een vergelijk komen en kunnen de eerste stappen nog tijdens deze legislatuur gezet worden. Het is al te gemakkelijk alles naar een volgende legislatuur door te schuiven.
Ik geloof niet in snel werk.
In de herwaardering van het technish en het beroepsonderwijs zie ik twee pluspunten, namelijk dat er in de beleidsbrief extra aandacht naartoe gaat én dat er extra middelen voor RTC's worden uitgetrokken. Anderzijds heeft het diploma BSO nog niet dezelfde waarde als dat van TSO en ASO : het verschaft geen toegang tot het hoger onderwijs. De sp.a pleit daarom voor een oriënteringsproef voor alle kandidaat-studenten hoger onderwijs.
Wij staan achter het afschaffen van de verschillen tussen de onderwijsvormen : laat alle eerstejaars secundair onderwijs eenzelfde lessenpaket volgen om daarna via een modulair systeem te kunnen overstappen op een eigen traject. Deze visie vergt een totale herorganisatie van het huidige onderwijs, en dit moet geleidelijk gebeuren.
Vooral gezinnen uit lagere sociale milieus hechten veel belang aan officiële documenten. Een oriënteringsproef kan daarom remmend werken. Ouders zullen aarzelen om hun kinderen een andere richting te laten volgen dan werd gesuggereerd op basis van die proef. Dat draagt volgens mij niet bij tot gelijke onderwijskansen.
In het BSO wordt een bijkomend jaar opgelegd en niet in ASO, TSO of KSO. Dat onderscheid zal niet bijdragen tot de herwaardering die wordt nagestreefd. Nochtans mislukken ook heel wat leerlingen uit die andere onderwijsvormen in het hoger onderwijs.
Ik ben het ermee eens dat ook sommige lerlingen uit het TSO niet klaar zijn voor het hoger onderwijs. Indien men evenwel leerlingen van het BSO onvoorbereid naar het hoger onderwijs laat gaan, geeft men hen geen echte kansen. Het zevende jaar beroepsonderwijs is daarom een instrument van bijkomende waardering.
Indien men leerlingen van het BSO een bijkomend jaar laat volgen eer ze toegang krijgen tot het hoger onderwijs, mag men niet de schijn wekken dat ze na zes jaar BSO een volwaardig diploma hebben verworven.
Ik ben het ermee eens dat leerlingen een diploma krijgen na zes jaar BSO. Men mag echter niet de indruk wekken dat ze na die zes jaar onmiddellijk kunnen doorstromen naar het hoger onderwijs.
We hebben het hierover gehad in de commissie voor Onderwijs, op een ogenblik dat de heer Sannen niet aanwezig kon zijn. Daar zijn we tot de conclusie gekomen dat dit een algemeen probleem is dat in mindere of meerdere mate ook in ASO, TSO en KSO bestaat.
De stijging van de begroting voor Onderwijs is een positieve evolutie. Er zouden echter nog meer middelen naar onderwijs moeten gaan. Vlaanderen is één van de rijkste regio's en verdient daarom een onderwijs dat aan de wereldtop staat, waarbij iedere leerling ten volle de eigen talenten kan ontplooien.
De minister is erin geslaagd de verbintenisseen na te komen, ook al verliep de opmaak van de begroting moeilijk. De verhoging van het budget heeft veel te maken met de uitvoering van de CAO's IV, V en VI. Er zijn bijkomende middelen voor het basis- en het hoger onderwijs. Ook de vluggere uitvoering van het Polder-Tivoli-akkoord slorpt middelen op.
Het onderwijs was een heel jaar lang niet uit de belangstelling, vooral wegens de rondetafelconferentie. De deelnemers aan deze conferentie hebben recht op een afsluitende nota, al was het maar onder de vorm van een prioriteitenlijst op middellange termijn.
Het gelijkekansendecreet is in uitvoering. Daarbij is een goede uitbouw van de lokale overlegplatforms (LOP) van het grootste belang. Soms is daarbij extra ondersteuning nodig. Spirit staat volkomen achter het gelijkekansendecreet waarvan het inschrijvingsrecht van de leerling en de aanvaardingsplicht van de school de uitgangspunten vormen. Het LOP moet streven naar een evenwichtige spreiding van de allochtone leerlingen over de verschillende scholen.
Volgens Spirit moet de rol van het LOP nog ruimer omschreven worden dan vandaag. Via samenwerkingsverbanden met lokale verenigingen kan het LOP een belangrijke partner worden voor de lokale besturen om de diversiteit binnen de samenleving te promoten als kans en niet als probleem. Scholen moeten bakens worden van interculturele ontmoeting en zo een dam opwerpen tegen onverdraagzaamheid en racisme.
De centrale breuklijn waarrond een duale samenleving ontstaat, is het opleidingsniveau. Daarom zijn gelijke onderwijskansen zo belangrijk. Nochtans presteren allochtonen minder goed op school en daardoor verkleinen hun kansen op de arbeidsmarkt. De scholen reageren vaak op een niet aangepaste manier. De leerling wordt te weinig op zijn capaciteiten beoordeeld en te veel op zijn resultaten. Uit een rapport moet men kunnen aflezen hoe en tegen welk tempo een leerling de leertrajecten aflegt. Aan de oorzaken van de mindere resultaten wordt te weinig gedaan.
Daarom is de instelling van de huizen van het Nederlands zo belangrijk. Alleen door een voldoende kennis van het Nederlands en door het opdoen van voldoende sociale kennis kunnen de allochtone medeburgers goed functioneren in onze samenleving. Het unanieme advies van de commissie voor Onderwijs om de NT2-trajecten onder te brengen bij onderwijs, is een bemoedigend teken.
Voor Spirit moeten scholieren en hun ouders net als nieuwkomers prioritair aangespoord worden en kansen krijgen om Nederlands te leren. Vanaf de kleuterschool moet hiervoor bijzondere aandacht zijn. Scholen met veel anderstalige leerlingen moeten hiervoor een extra financiering krijgen.
Een gepaste taaldidactiek is belangrijk, maar moet deel uitmaken van een ruimer taalbeleid dat gericht is op de relatie tussen school en ouders en op de relatie met de buurt. De leerkrachten moeten de thuistaal en de cultuur van oorsprong met respect benaderen.
Scholen moeten ertoe aangespoord worden om de lokale gemeenschap te betrekken bij de begeleiding van anderstaligen. Leerkrachten die niet langer voor de klas wensen te staan, kunnen in de jaren die aan hun pensioen voorafgaan ingeschakeld worden om taalonderricht te geven aan kleine groepjes leerlingen of hun ouders en om hen te informeren over de te volgen onderwijsloopbaan.
Er zijn echter nog meer specifieke maatregelen nodig om tegemoet te komen aan de achterstandpositie van vele allochtonen en autochtone kansarmen. Spirit pleit voor een inschrijvingsplicht voor kleuters vanaf vijf jaar. Naast taalverwerving is het socialiseren immers van groot belang voor een kleuter.
Het kleuter- en lager onderwijs moet voor iedereen gratis zijn. Dit dossier evolueert in de goede richting. De scholen moeten trouwens nu reeds de jaarlijkse kosten vermelden in het schoolreglement.
Ook tijdens de opleiding moeten achterstanden gedetecteerd en weggewerkt worden. Daarom is de zorgverbreding zo belangrijk.
Het leersurplus dat aan huiswerk wordt toegeschreven, zou men tot en met het vierde leerjaar anders kunnen organiseren. Huiswerk bestendigt immers de kansenongelijkheid.
De financiering moet meer nog dan vandaag afgestemd zijn op het profiel van de leerlingen.
Spirit wil de inrichtende machten democratiseren om tot echt pluralistisch onderwijs te komen. Naast inrichtende macht en directie vormen ouders, leerlingen en leerkrachten de partners van het schoolbestuur. Voor het basisonderwijs worden de verschillende netten geleidelijk geïntegreerd, zodat uiteindelijk alleen de gemeente verantwoordelijk is. Scholen die zich democratisch structureren, komen wat ons betreft in aanmerking voor de basisfinanciering.
Uit de lokale betrokkenheid zal blijken hoe de levensbeschouwelijke vakken het best aan bod komen. Een vak filosofie kan een belangrijke aanvulling betekenen. Waar de groep voor de andere levensbeschouwelijke vakken gesplitst wordt, komen de kinderen weer samen voor het vak filosofie.
Te veel jongeren, zeker allochtonen, worden onterecht naar het TSO of BSO doorverwezen, terwijl anderen het ASO doorploeteren omdat het van thuis moet. Daarom is een goede oriëntering van de leerlingen erg belangrijk.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Om dat watervalsysteem te voorkomen is een goede begeleiding bij studie- en beroepskeuze noodzakelijk. Een oplossing ten gronde vergt een opwaardering van TSO en BSO, zodat er geen prestigeverschil meer bestaat tussen de verschillende richtingen.
Spirit is voor integraal onderwijs : cognitieve vakken in de voormiddag en creatieve activiteiten in de namiddag. Zo verschuift de klemtoon van voorbereiding op de arbeidsmarkt naar integrale en sociale zelfontplooiing.
Doordat de zomervakantie met een tweetal weken ingekort wordt, zou de leerachterstand die kinderen uit kansarme gezinnen tijdens die periode oplopen, verminderen. De nieuwe onderwijsvorm zou de school meer betrekken bij de omgeving. (Applaus bij sp.a, AGALEV en VU&ID)
Minister Vanderpoorten is de belangrijkste minister van deze regering omdat ze verantwoordelijk is voor de kansen van zo veel personen. De minister lanceert veel nieuwe ideeën maar het is niet duidelijk wat er precies gerealiseerd zal worden. Sommige uitspraken zijn daarenboven voortvarend. De vermindering van het aantal uren zal het BSO en TSO niet opwaarderen.
De uren van de verschillende onderwijsvormen zijn al lang geleden bepaald. Men moet durven vernieuwen.
Vernieuwen moet de situatie verbeteren. Dat is niet het geval.
De sociale achtergrond mag de onderwijskansen niet beïnvloeden, maar niet iedereen hoeft dezelfde hoge opleiding te krijgen.
Uit studies blijkt dat extra investeringen voor kansarme kinderen ook ten goede komen aan de andere kinderen.
Ik wijs er alleen op dat een maatschappij uiteenlopende arbeidskrachten nodig heeft.
Tot slot wil ik erop aandringen dat de minister de conclusies van de rondetafelconferentie ter harte neemt. Bij de opstelling van het structuurdecreet kan ze best niet over een nacht ijs gaan. (Applaus)
Dan behandelen we nu het hoofdstuk over Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
De reserves, opgebouwd door de vorige regering, zijn op. Ondanks beloftes komen er geen bijkomende plaatsen meer voor kinderopvang. De wachtlijsten wegwerken was een prioriteit van deze regering. Toch stijgt het aantal wachtenden. Het betreft voornamelijk mensen die snel hulp nodig hebben. Het gaat niet op te stellen dat deze mensen zich op de lijst inschrijven om later zeker te zijn van een plaats.
De minister van Welzijn solliciteert duidelijk voor het ambt van minister van Wachtlijsten. Of moet ik spreken van een regering van Wachtlijsten? Zo zegt minister Vogels dat ze de keuze biedt tussen een persoonlijk assistentiebudget, een voorziening of een persoonsgebonden budget, maar er is in de praktijk weinig sprake van keuze als men geconfronteerd wordt met zorgtekorten en wachtlijsten. In de thuiszorg is ze van een ambitieuze stijging van het aanbod met 4 percent teruggekomen tot een stijging met 1 percent. Ze heeft wat middelen voor bouwen in de ouderenzorg in de wacht kunnen slepen bij het FFEU, maar de rest wordt doorgeschoven naar de begrotingscontrole. In de bijzondere jeugdbijstand is de vraag naar acute oplossingen en een preventieve werking zeer groot en er werden onvoldoende middelen uitgetrokken om de op het congres over geestelijke gezondheidszorg uitgewerkte voorstellen in de praktijk te brengen. De inburgering wordt naar de volgende begrotingscontrole doorgeschoven.
Intussen verkeren verschillende sectoren in de grootste onzekerheid, al blijft de minister dit ontkennen. Voorzieningen kampen met een tekort aan werkmiddelen, de middelen van de nationale loterij vallen weg en het VIA-akkoord zorgt voor de grootste onduidelijkheid.
Volgens de conclusies van een rapport van Dexia kampen heel wat voorzieningen uit de gehandicaptensector en de bijzondere jeugdzorg met financiële problemen omdat hun extra lasten werden opgelegd. Maar ten eerste heeft deze regering de indexaanpassing van de werkingskosten van deze voorzieningen weer op 100 percent gebracht. Ten tweede zijn de conclusies van het rapport in tegenspraak met de inhoud, die duidelijk maakt dat de economische situatie van de meeste voorzieningen helemaal niet zo ernstig is. Ten derde ontken ik niet dat later problemen kunnen rijzen of dat sommige voorzieningen eenmalig bijkomende investeringen hebben gedaan omdat de reglementering strenger is geworden. Eventuele problemen zullen we stuk per stuk aanpakken, maar de vraag van mevrouw Becq om een lineaire verhoging van de middelen voor deze sectoren is niet onderbouwd.
Het VIA-akkoord ten slotte is het antwoord van werknemers, werkgevers én overheid op de witte woede en de afspraken over tijdskrediet, loonharmonisering en arbeidsduurvermindering worden consciëntieus uitgevoerd. Het is wat goedkoop om zomaar de stelling te poneren dat er te weinig geld is. De begroting van Welzijn is op drie jaar tijd van 68 miljard frank gestegen tot 87 miljard.
Ik verwoord de verzuchtingen van de sector. Het is evident dat de begroting Welzijn zo sterk is gegroeid, de marges van deze regering waren ook veel groter dan die van de vorige regering. Het is alleen jammer dat een persoon met een handicap er meermaals op gewezen zal worden dat de maatschappij veel voor hem betaalt, terwijl deze boodschap niet wordt gegeven als mensen gratis de bus mogen gebruiken of niet langer kijk- en luistergeld moeten betalen.
Minister Vogels zegt steeds dat de balans tussen werk en privé-leven haar na aan het hart ligt, al is ze niet bevoegd voor de verschillende vormen van tijdskrediet en loopbaanonderbreking. Waarom heeft zij dan de 2,231 miljoen euro die was uitgetrokken voor aanmoedigingspremies, niet opgeëist om te besteden binnen de gezinszorg? We kennen allemaal de noden op het vlak van kinderopvang en kinderbijslag.
Op een moment dat er geen middelen meer zijn, organiseert de minister van Welzijn een zorgcongres. De mensen vragen niet om grote debatten, zij vragen om een keuzemogelijkheid tussen mantelzorg of professionele zorg. Daarvoor is er nood aan een statuut voor mantelzorg. Ze vragen om zekerheden en ondersteuning.
Minister Vogels lanceert heel wat ideeën, maar voert ze niet altijd uit. Ze zou een afzonderlijke regeling uitwerken voor de opvang van zieke kinderen, maar beslist dan toch maar om dat toe te wijzen aan Gezinszorg, dat met 1 percent mag uitbreiden, een vergiftigd geschenk. Ze zegt dat Vlaanderen bevoegd is voor Welzijn, maar volgt de federale regering slaafs als die middelen verstrekt voor de geestelijke gezondheidszorg, de kinderopvang of het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten.
Het beleid van minister Vogels is ook niet altijd even consequent. Waar zij de voorkeur geeft aan commerciële onthaalgezinnen, terwijl die netto maar 450 plaatsen extra opleveren, ziet zij commerciële initiatieven in de ouderensector niet echt zitten. De privé-dienstencentra voor thuiszorg zouden dan weer onder voogdij van de lokale besturen moeten komen. Wat is daarvan de logica?
Complementaie sporen zijn mogelijk, maar wij missen een meer omvattende visie.
Ik kan alleen maar vaststellen dat minister Vogels veeleer een minister van Communicatie en Beloften is. Vele budgetten blijven stabiel. Alleen dat van communicatie stijgt, van 249.000 tot 649.000 euro.
Na jaren van windstilte wordt het parlement, op het vlak van regelgevend werk, geconfronteerd met een ware inflatie van ontwerpen van decreet.
In de commissie heb ik al vaak op de opmerkingen en vragen over het communicatiebudget geantwoord. Het communicatiebudget is, in tegenstelling tot wat mevrouw Becq beweert, niet gestegen. Het bleef daarentegen gelijk. Het enige wat er op dit vlak gebeurde, is dat het communicatiebudget dat vroeger op een centrale rekening stond, nu verdeeld werd onder de verschillende ministers.
In mei diende ik drie ontwerpen van decreet in. Tot nu toe keurde de commissie echter nog geen enkel decreet goed. In het voorjaar zal ik trouwens nog een aantal ontwerpen indienen. De commissie heeft dus nog meer dan genoeg werk voor de boeg.
In de commissie wordt hard gewerkt. Ik blijf het echter betreuren dat er zo weinig leden van de sp·a-fractie aanwezig waren bij bespreking van de begroting.
Ik blijf overigens bij mijn stelling dat minister Vogels veeleer een minister is van Communicatie en van Beloften dan van Welzijn. De voorbije jaren werd men in totaal geconfronteerd met vier ontwerpen van decreet. Nu regent het, bij manier van spreken, ontwerpen. Ik zou de fractieleider van de minister dan ook kunnen parafraseren en zeggen dat de minister zwanger is van een meerling. Ik hoop dat de minister deze kinderen zal kunnen ter wereld brengen en dat ze ook gezond zullen zijn. (Applaus bij CD&V)
Zowel de minister als ik hebben een moeilijk weekend achter de rug. Een aantal potentiële adoptie-ouders raakten immers danig van de wijs omdat de raad van bestuur van Kind&Gezin de minister geadviseerd had om de vergunning van de adoptie-organisatie Ray of Hope in te trekken. Hoe moet het nu verder? Wat zal er gebeuren met het kind dat hun mogelijk al toegewezen werd?
Alhoewel ik in de loop van het weekend geconfronteerd werd met een aantal heel emotionele berichten, moet dit parlement toch de moed durven opbrengen om, indien nodig, ook een aantal minder prettige boodschappen te brengen. De klachten zijn grosso modo onder te brengen in twee groepen. Een eerste reeks klachten heeft betrekking op door de adoptiediensten aangeboden dienstverlening.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Een tweede reeks gaat dan weer over de adopteerbaarheid van een kind. Wanneer kan een kind precies geadopteerd worden? In Zwitserland bijvoorbeeld bestaan daarvoor zeer stringente regels die bij ons niet bestaan. Zo kunnen alleen wezen of vondelingen in aanmerking komen voor adoptie. Andere kinderen kunnen er enkel op grond van armoede geadopteerd worden.
In Vlaanderen kennen we deze regelgeving niet. Zo wenste een gezin, in eerste instantie, alleen een vondeling te adopteren. Eens het kind hier was, wensten de ouders echter ook de broers of de zussen van dit kind naar Vlaanderen te laten komen. In dit laatste geval was er geen sprake van vondelingen.
Indien men dus geen krijtlijnen trekt, zal spoedig niemand nog de grenzen van het toelaatbare kennen. In ieder geval baseren wij ons niet op futiliteiten.
Erkenningen intrekken is niet makkelijk. Ik ben echter wel bereid om het, indien nodig, te doen.
Adoptie is een gevoelig en emotioneel thema. De raad van bestuur van Kind&Gezin adviseerde me echter om de vergunning van Ray of Hope in te trekken. Ik heb dat ook gedaan, met de melding dat deze adoptie-organisatie nog steeds in beroep kon gaan bij de beroepscommissie die binnen de sector van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen is opgericht. Tevens werd iemand van de ongeveer honderd betrokken gezinnen aangesteld als ombudsman. Er wordt permanent met hem overlegd en hij heeft inzage in alle lopende dossiers.
Wij willen tegelijk het belang dienen van het Vlaamse adoptiebeleid, een voorbeeld stellen en de honderd wachtende adoptieouders erkennen.
Het is de bedoeling dat in het voorjaar van 2003 dit parlement, nadat het federale parlement het verdrag van Den Haag heeft goedgekeurd, een nieuw ontwerp over adoptieregelingen goedkeurt.
Wie in aanmerking komt voor adoptie, blijft een moeilijk probleem. Indien men in het nieuwe ontwerp bijvoorbeeld zou stipuleren dat het bij adoptie steeds moet gaan over vondelingen, dan zal het aantal vondelingen in landen zoals China en Vietnam spectaculair stijgen. Dit is de spijtige realiteit, die men onder ogen moet durven te zien.
Mevrouw Ceysens probeert te bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor adoptie. Maar hoe zullen we bij een vrije adoptie controleren of aan die voorwaarden is voldaan?
Wij willen iedereen screenen. Bovendien wordt de nieuwe federale wet heel streng waardoor een vrije adoptie moeilijker wordt. De federale instanties zijn voorts beter geplaatst om de buitenlandse kanalen te beoordelen. Daar moeten wij nog altijd op terugvallen.
Elke adoptiedienst moet een afspraak maken met een andere dienst om dossiers door te geven. Dat is een van de erkenningsvoorwaarden. Aan die voorwaarde was duidelijk niet voldaan. Voldoen de andere diensten aan die voorwaarde? Ik denk dat we dat moeten nagaan. (Applaus bij de VLD)
De beleidsbrief bevat heel wat intenties, doelstellingen en prioriteiten. Minister Vogels zal echter keuzes moeten maken want haar middelen zijn beperkt. Doelstellingen formuleren is gemakkelijk, ze realiseren niet. Het volstaat te verwijzen naar de voorbije jaren. De doelstellingen zijn bovendien heel vaag zodat minister Vogels nog alle kanten uit kan. Haar ter verantwoording roepen wordt moeilijk.
Paars-groen weigert bovendien de versnippering aan te pakken. Er is geen coördinatie tussen de verschillende projecten, waardoor het niet duidelijk is waar de middelen naartoe gaan. Het Vlaams Parlement heeft recht op klaarheid.
In de beleidsbrief en in de toelichting bij de begroting worden opnieuw ettelijke ambitieuze ontwerpen van decreet aangekondigd, maar uit ervaring weten we dat daar maar weinig van in huis zal komen. Vorig jaar kondigde minister Vogels tien ontwerpen aan. Daarvan heeft ze er inmiddels drie in het parlement ingediend, maar geen enkel werd behandeld. Dit jaar neemt ze enkele van die ontwerpen over en kondigt enkele nieuwe aan. Welke ontwerpen zijn prioritair? Welke zal ze realiseren? Middelen om ze allemaal te realiseren, zijn er immers niet.
Thuiszorg en kinderopvang krijgen terecht aandacht, maar toch werkt minister Vogels geen horizontaal gezinsbeleid uit. De Vlaamse gezinnen krijgen het steeds moeilijker en verdienen daarom bijzondere aandacht. De minister slaagt er evenmin in een harmonieuze combinatie van gezin en arbeid te realiseren en maakt geen werk van onthaasting. Van aandacht voor de thuiswerkende ouder is er helemaal geen sprake, ook al is dat een exclusieve Vlaamse bevoegdheid.
Aan een coherent drugbeleid ontbreekt het ons ook. Minister Vogels vertrekt van een visie tot en met 2010, maar concretiseert niets. Ze gaat uit van de verkeerde uitgangspunten, pakt het probleem niet gecoödineerd aan en doet niet aan preventie, nochtans haar enige grote verantwoordelijkheid. Paars-groen laat begaan, terwijl de gemiddelde Vlaming een krachtig optreden wil en een duidelijke preventieve boodschap.
Minister Vogels heeft het afgelopen jaar voor enkele bijkomende plaatsen gezorgd in de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdzorg. Wij staan daarachter maar ik vrees dat deze inspanning niet zal volstaan. Volgend jaar wil ze het aantal problematische opvoedingssituaties (POS) en als misdaad omschreven feiten (MOF) doen dalen. Opnieuw een heel ambitieuze, maar onrealistische doelstelling. Iedereen weet dat de criminaliteit steeds jeugdiger wordt.
Het blijft onduidelijk hoe u deze kosten gaat opvangen. Maar ook hier moet klaarheid over bestaan, om de begroting volledig te kunnen evalueren.
Het is ook wenselijk een duidelijk beeld te krijgen van de voorziene evolutie van het aantal plaatsen in 2003 : wij denken dat uw doelstellingen weinig realistisch zijn. Zij vergen een meer fundamentele aanpak, en onze fractie betreurt dat daaromtrent geen eensgezindheid bestaat binnen de meerderheid.
Tot slot wil ik ook in dit verband wijzen op uw belangrijke bevoegdheid inzake preventie : steeds meer jongeren vertonen sociaal onaangepast gedrag. Ook op het vlak van delinquentie moet preventie een prioriteit worden. Dit moet in de commissie het voorwerp van debat worden (applaus bij het VB)
Ik wil hier niet komen overdoen wat reeds zeer uitgebreid in de commissies werd besproken : ik wil de aandacht vestigen op een punt dat zeer belangrijk is voor de hele Vlaamse regering. Het budget voor Welzijn en Volksgezondheid steeg met 5 procent en bedraagt nu 2,2 miljard euro; toch hoor ik in de tussenkomsten enkel vragen naar nog meer.
Wij vragen enkel dat de regering haar beloften zou waarmaken.
Het is inderdaad misschien nodig dat voor sommige zaken nog meer middelen uitgetrokken worden, maar men moet zich toch de vraag stellen of het welzijn van de Vlaming recht evenredig groeit met de welzijnbegroting. Uit de gezondheidsenquête van 2001 blijkt dat 20 procent van de bevolking met mentale problemen kampt en dat 8 procent depressieve klachten heeft. Eén op 20 volwassenen heeft zich het laatste jaar meer dan twee weken depressief gevoeld. Het aantal zelfmoordpogingen ligt enorm hoog, en zelfmoord is bij jongeren, na verkeersongevallen, de voornaamste doodsoorzaak : er zit duidelijk iets fout. Algemeen is de aanpak te veel gericht op het bestrijden van de symptomen, en op vroegtijdige detectie en behandeling. We gaan daardoor voorbij aan de specifieke problemen van ieder individu en de eigenlijke oorzaken als vereenzaming en sociale versnippering.
Wij staan volledig achter de oproep van de minister tot een "nulde preventiestrategie", waarin alle aandacht gaat naar een betere levenskwaliteit : het geestelijke onwelzijn is immers niet uitsluitend een zaak van psychiatrische of psychopathologische aard, maar heeft veelal een maatschappelijke oorzaak. Wij keuren deze welzijnsbegroting goed, maar willen toch een oproep doen tot het richten van intensies en middelen op de promotie van intermenselijke zorgzaamheid. Dit is de enige utlieme remedie tegen de verzuring van onze samenleving. (Applaus bij AGALEV)
Wij gaan nu over tot de bespreking van het hoofdstuk Economie, landbouw, werkgelegenheid, toerisme en buitenlandse en Europese aangelegenheden.
Het ziet ernaar uit dat 2003, net zoals 2002, economisch een moeilijk jaar zal worden. Pas vanaf 2004 wordt opnieuw een groei verwacht. We werden zeer recent nog, door sluiting van Philips, met onze neus op de feiten gedrukt. Gelukkig zit de regering niet stil.
Met het Actieplan Ondernemen werd het startschot gegeven voor een grondige hervorming van het economisch overheidsbeleid. Er zijn ook de opleidingscheques die zich op de kleine ondernemingen richten. Het project Arkimedes krijgt vorm en binnenkort gaan de Huizen van de Economie van start. Verder zijn er de federale maatregelen die de verlaging van de vennootschapsbelasting voor KMO's, de stimulansen voor zelffinanciering van de KMO's , de kruispuntbank en de invoering van het uniek ondernemingsnummer omvatten. Ook gaat, met het Vlaams Huis van de Logistiek, veel aandacht naar innovatie.
Uit de pers blijkt dat de minister het vertrek van Philips Hasselt wil opvangen door een project inzake innovatie en hoogtechnologische producten bij Motorola : hierover zouden wij wat meer duidelijkheid willen.
Het is ondertussen bekend dat Vlaanderen behoort tot de landen met de laagste graad van ondernemerschap. De maatregelen van de beleidsbrief willen verhelpen aan de knelpunten die door de ondernemers naar voren worden geschoven : het onderwijs, het gebrek aan financiële middelen, de administratieve rompslomp en het gebrek aan ruimte om te ondernemen.
De VLD pleit niet alleen voor een flankerend beleid en voor meer aandacht voor het ondernemerschap in het onderwijs, maar ook voor een maatschappelijk totaalproject dat moet leiden tot een gewijzigde ingesteldheid bij de publieke opinie. Men moet dringend duidelijke enkwantificeerbare doelstellingen vooropstellen.
Het onderwijs moet de basishoudingen van het ondernemerschap bijbrengen. Op alle onderwijsniveaus moet algemene kennis over het ondernemerschap worden overgedragen. De inspanningen van de jongeren op weg naar het ondernemerschap moeten worden aangemoedigd en er moeten passende opleidingsprogramma's worden opgesteld voor managers van kleine bedrijven.
We kunnen ons laten inspireren door goede voorbeelden in het buitenland. In de VS bestaat er geen nationaal systeem om ondernemerschap te onderwijzen. Er zijn wel tal van privé-initiatieven.
We moeten ook aandacht besteden aan de financieringsproblematiek van ondernemingen. Enerzijds is er in Vlaanderen geen gebrek aan risicokapitaal, anderzijds hebben starters en kleine maar groeiende ondernemingen steeds meer problemen om aan kapitaal te geraken. Daarom moet men de privé-personen -rechtstreeks of via participatiemaatschappijen- aanzetten tot het investeren in beginnende ondernemingen.
Een performante waarborgregeling is een eerste vereiste, maar wordt helaas niet gehaald. Het marktaandeel van de waarborgregeling in de totale KMO-kredieten is slechts een tiende van dat in Nederland. De complexe wetgeving, het dubbelwerk tussen bank en administratie, het beperkte partnership tussen participerende banken en het waarborgfonds zijn de problemen van de huidige regeling. Met de Arkimedes-regeling wil de Vlaamse regering deze knelpunten wegwerken.
De business-angels en de business-angels-netwerken (ban's) verschaffen niet alleen financiële middelen, maar ook kennis. De overheid moet de business angels assisteren bij het opzetten van netwerken die kunnen leiden tot frequente en kwalitatieve contacten tussen investeerders en ondernemers. Dergelijke netwerken kunnen onder meer worden bevorderd door een langere termijn van subsidiëring. De overheid mag niet bepalen hoeveel ban's er moeten zijn. Ze kan het proces wel sturen door de financiering ervan te laten afhangen van performantiemaatstaven.
Ondanks de inzinking van de conjunctuur blijft Vlaanderen één van de meest welvarende regio's ter wereld. Problematischer is echter het gebrek aan ondernemerschap. Vroeger vormden de buitenlandse investeringen vaak de motor van onze economie. In de toekomst zullen we het ook moeten hebben van eigen ondernemerschap. Dat moet dan ook op alle manieren worden gestimuleerd. (Applaus bij de VLd en bij AGALEV)
De Vlaamse regering heeft het over een dipje in de economie. Daaruit blijkt in welke mate ze de huidige economische toestand onderschat.
In de commissie voor Werkgelegenheid en Economie werden de ministers Gabriels en Landuyt geïnterpelleerd over de situatie van Philips Hasselt. Minister Gabriels was echter afwezig en minister Landuyt heeft alleen geantwoord op vragen over werkgelegenheid, hoewel hij beschikte over een uitgebreide nota met de standpunten van minister Gabriels.
De problemen beperken zich echter niet tot Philips. Het VBO heeft zijn groeivooruitzichten bijgesteld tot 1,3 procent. Van een duurzaam herstel is nog geen sprake. Toch blijven de federale en de Vlaamse regering bij hun groeiraming van respectievelijk 2,1 procent en 2 procent, met een conjunctuurprovisie van 0,4 procent.
In de periode 2001-2003 was er een economische groei van 1 procent. Er is een hogere werkloosheid dan bij de start van paars-groen. De jongerenwerkloosheid is op één jaar met 19,5 procent gestegen. Sedert het begin van dit jaar waren er meer dan 10.000 collectieve ontslagen en zijn ruim 17.000 jobs verloren gegaan door faillissementen. Er zijn 4000 jobs minder in de ICT-sector en de buitenlandse investeringen dalen met 80 procent. De tewerkstelling in de privé-bedrijven daalde met 2,7 procent in 2001 en België zakte van de negentiende naar de vijfentwintigste plaats op de competitiviteitsschaal.
De laatste maanden waren trouwens bijzonder zwaar voor ons land. Minister Gabriels begint zijn beleidsbrief Economie trouwens met de vaststelling dat de vooropgestelde heropleving van de economie niet op gang komt. Net nu ondernemend en werkend Vlaanderen een steuntje in de rug kan gebruiken, zijn de middelen op.
Na meer dan drie jaar beleid is paars-groen er niet in geslaagd haar plannen in praktijk te brengen.
Het nieuwe ontwerp van decreet op de expansiesteun werd vorige week goedgekeurd in de commissie, drie jaar nadat het in vooruitzicht werd gesteld. Bovendien zal het nog wachten zijn op de uitvoeringsbesluiten. We geloven ook niet in het voorgenomen call-system.
Het Mercuriusproject wordt omschreven als een goed initiatief, maar het is nog steeds wachten op de aangekondigde opvolger.
Sedert de unanieme goedkeuring van het decreet rond de zonevreemde bedrijven, wachten we nog steeds op de uitvoeringsbesluiten. Het aangekondigde amortisatiefonds blijft dode letter.
De Kyoto-akkoorden zijn belangrijk, maar de bedrijven hebben dringend nood aan rechtszekerheid.
Ook het systeem van de opleidingscheques is voor verbetering vatbaar. Nog geen twintig procent van het voorziene budget werd aangevraagd. Met deze middelen kon de minister dan wel forse steun toekennen aan Opel Belgium.
Voor de versterking van de financiële structuur van de ondernemingen is de aangekondigde vernieuwing van de waarborgregeling erg belangrijk.
In 1999 werd een ineenschakeling van STC's en Streekplatforms in het vooruitzicht gesteld. Vorige week zou minister Gabriels dan toch een voorontwerp van decreet aan de Vlaamse regering hebben voorgelegd. Ondertussen gaat hij verder met zijn provinciale strategische cellen. Wij zijn niet te vinden voor het opzetten van een nieuwe structuur op het ogenblik dat het bestaande systeem op waakvlam wordt gezet. Op een ogenblik van crisis in de werkgelegenheid worden de middelen trouwens met 12 procent verminderd.
In de septemberverklaring staat dat er geen extra middelen voor werkgelegenheid worden vrijgemaakt omdat de sociale partners creatieve voorstellen zullen doen. Zij wachten echter op extra middelen. Zullen die er komen?
Nu flankerend beleid zo noodzakelijk is, ontbreekt het eens te meer. De strategische doelstellingen en de doelstellingen van het Pact van Vilvoorde worden dikwijls herhaald maar niet bereikt. De werkzaamheidgraad daalt. Bij onze drie belangrijkste handelsbuurlanden stijgt die. Het aantal nieuwe jobs stijgt onvoldoende.
Welke voorstellen doet u?
In het sociaal-economisch congres van Antwerpen zijn onze visie, doelstellingen en concrete voorstellen bepaald.
We verwijten paars-groen alle bestaande maatregelen af te breken, maar niets op te bouwen. Nu de crisis toeslaat, hebben we een economisch instrumentarium nodig.
U verwijt ons dat het economisch en werkgelegenheidsbeleid de markt volgt. Zijn uw voorstellen dan anders?
We kunnen natuurlijk niet bewijzen dat we betere resultaten zouden behalen, maar er zou geen chaos heersen. De maatregelen zouden op punt staan.
Waarom verlaagt de regering de groeicijfers niet zoals onze buurlanden? Men mag de realiteit niet negeren. Volgens de SERV is een inwerkingdecreet overbodig. Er zijn alleen te weinig middelen. Deze regering neemt het sociaal overleg niet ernstig.
In de jaren negentig was werkgelegenheid prioritair voor de heer Geysels, nu is zijn fractie zelfs niet emotioneel betrokken. De relativering van de moeilijkheden stoort mij.
Wij minimaliseren de sociaal-economische problemen niet. Het is geen tijdelijk probleem meer. De regering moet een degelijk economisch en werkgelegenheidsbeleid hebben.
Het is normaal dat we een andere visie hebben, niet dat er niets gebeurt.
In de laatste 18 maanden hebben we voor 20 miljard frank expansiesteun toegekend. Sommige dossiers dateerden al van de vorige regeerperiode. Na vijftig jaar moet de expansiesteun hervormd worden. Desondanks zijn er vertragingsmanoeuvres in de commissie. Onze nieuwe visie steunt de KMO's beter en bovendien worden tal van elementen van de expansiesteun vernieuwd.
Het is oneerlijk te zeggen dat er geen beleid is.
Zowel in de Kempen als in Vlaams-Brabant hebben we op de juiste manier kunnen reageren dankzij de hervormingen. De werkwinkels zijn al lang geen experiment meer. Het is niet omdat we niet roepen dat we niet emotioneel betrokken zijn. Onze betrokkenheid uit zich in acties.
De nieuwe werkzoekenden zijn vooral jongeren en geen slachtoffers van herstructureringen. Voor hen moeten we initiatieven nemen. We moeten de bedrijven helpen om sneller mensen aan te werven.
In het advies over het inwerkingsdecreet van de SERV zijn twee stellingen terug te vinden : er is een groep die tegen het structureel vastleggen van inspanningen voor bepaalde doelgroepen is, terwijl een andere groep tegenstander is van het hieraan koppelen van bepaalde verplichtingen. Deze twee groepen hebben mekaar gevonden, wat heeft geresulteerd in de vraag om betrokkenheid.
Allochtonen die een inburgeringtraject weigeren, kan de RVA een uitkering weigeren. Is dit niet in tegenspraak met het decreet van de heer Mahassine om elke discriminatie op de arbeidsmarkt te verbieden?
In het decreet op de evenwichtige participatie werd de mogelijkheid om een beleid te voeren voor bepaalde doelgroepen expliciet ingeschreven. Iedereen is het er trouwens mee eens dat personen die een inwerkingstraject krijgen voorgeschoteld, daar zowel rechten als plichten door krijgen. Alle werkzoekenden worden op dezelfde manier behandeld.
Men verweet mij drie jaar geleden een heksenjacht op werklozen uit te voeren toen ik deze stelling verkondigde, maar blijkbaar is iedereen het daar nu wel mee eens.
De VDAB heeft altijd mensen doorverwezen naar de RVA. Dat slechts vijfhonderd van de vijfduizend personen die werden doorverwezen, daadwerkelijk een sanctie kregen opgelegd, ligt waarschijnlijk aan de concrete en grondige evaluatie van de situatie door de RVA.
Dringt een goede samenwerking tussen de Vlaamse en de federale minister zich dan niet op?
De discussie over de manier waarop het inwerkingtraject zal worden georganiseerd, zal later nog worden besproken in dit parlement. Het principe is echter dat mensen die hier legaal verblijven, correct worden opgevangen en dat daarvoor de nodige middelen worden uitgetrokken.
Zoals in de commissie voor Economie al werd gezegd, is inwerking de beste manier om zich ergens in te burgeren. Wij zijn daarom voorstander van een geïntegreerd decreet waarin alle maatregelen voor allochtonen, bijvoorbeeld op het vlak van tewerkstelling en onderwijs, worden gegroepeerd.
Een goed beleid is hetzelfde voor allochtonen en autochtonen. De inhoud van het inwerkingsdecreet zal volledig in de normale werking van de VDAB worden ingebed.
We hebben dan toch geen specifieke sancties voor allochtonen nodig? Ik maak me zorgen om het inschrijven van zo'n sanctie.
Uw zorgen zijn onterecht.
De CD&V-kritiek luidt dat het instrumentarium voor een degelijk werkgelegenheidsbeleid niet klaar is. Denk maar aan de herstructurering van de VDAB en de problemen met de lokale werkwinkels, zoals die naar voren komen in de studie van Cap Gemini Ernst&Young.
Die studie dateert van een jaar geleden. Ik heb slechts één probleem met de werkwinkels : we kunnen de vraag van de gemeenten niet volgen.
Ook de lokale diensteneconomie en het gebruik van dienstencheques staat nog nergens. Dit geldt ook voor het startbanen-plusplan, de ervaringsdiploma's en de jobkaart. De maatregelen voor allochtonen blijven te abstract en algemeen. Het basisprobleem blijft trouwens wie al deze ideeën zal betalen. Het budget voor inburgering daalt in 2003 met maar liefst 29 percent.
De economische malaise is zeker niet de schuld van de Vlaamse regering, maar de regering mist wel daadkracht en een gecoördineerde strategie. Zij houdt zich louter bezig met de hervorming van de bestaande structuren en zorgt op die manier voor heel wat onzekerheid. De Vlaamse regering houdt zich onledig met het beslechten van kinderachtige ruzies over de sluiting van Philips, terwijl ze zich zou moeten bezighouden met het uittekenen van een beleid om dergelijke sluitingen te voorkomen. (Applaus bij CD&V)
Sinds de Sint-Michielsakkoorden van 1993 beschikt Vlaanderen over heel wat bevoegdheden op het vlak van buitenlands beleid, buitenlandse handel en straks ook ontwikkelingssamenwerking. Dankzij duidelijke prioriteiten en met bescheiden middelen wordt Vlaanderen nu in het buitenland geprezen voor zijn welvaart, zijn dynamische bedrijven, de kwaliteit van zijn producten en zijn samenlevingsmodel met de andere gemeenschappen.
Ondanks de succesvolle resultaten van dit buitenlandse beleid zou het verkeerd zijn indien Vlaanderen zich op zichzelf zou terugplooien. In dat opzicht ga ik akkoord met wat minister Gabriels een aantal weken geleden in Zuid-Afrika verkondigde.
Tot nu toe leven wij nog steeds in een federaal en niet in confederaal land.
Men zal mij nooit horen verklaren dat Vlaanderen op het vlak van buitenlands beleid geen samenwerkingsverbanden mag opzetten met het federale beleidsniveau of met andere regio's. Integendeel, dergelijke samenwerking moet, na duidelijke afspraken, aangemoedigd worden. Ik pleit voor solidariteit, niet alleen in België, maar ook, en vooral, met de derde wereld.
Dat laatste brengt me bij het Vlaamse ontwikkelingsbeleid. Op dit vlak heeft Vlaanderen geen lessen te ontvangen van de federale overheid. Tegen 2010 zal immers 0.7 procent van het BRP besteed worden aan ontwikkelingssamenwerking.
Het is mij om het even op welk niveau aan ontwikkelingssamenwerking wordt gedaan als de middelen maar toenamen, de middelen efficiënt worden aangewend en terecht komen waar de noden het hoogst zijn.
Laten we dus in België en in Vlaanderen op alle mogelijke niveaus de handen in elkaar slaan om iets te doen aan de schrijnende, mensonterende toestanden in het Zuiden. (Applaus)
- De vergadering wordt geschorst om 18.51 uur.
- De vegadering wordt hervat om 19.14 uur.
Ik wil minister Dua en haar diensten feliciteren voor de vlotte manier waarop de landbouwbevoegdheden als gevolg van het Lambermontakkoord werden overgeheveld. Dankzij die regionalisering staan wij voor een nieuwe uitdaging : de kwetsbare landbouw met al zijn sectoren en subsectoren integreren. Bedrijfsbegeleiding is nodig.
De duurzame landbouw staat voor twee cruciale problemen. Ons milieu lijdt onder de bemesting en verzuring, veroorzaakt door de landbouw. België is één van de vier grootste verbruikers van meststoffen binnen de Europese Unie. De daling is weliswaar ingezet, maar er is nog veel werk aan de winkel. Daarom ben ik blij met de aandacht voor energie in de tuinbouw en het terugdringen van pesticiden.
Een ander probleem is het feit dat basisproducten als tarwe, kuikens en varkens steeds minder opbrengen voor de landbouwer. De uitdaging zal erin bestaan de prijsparadox te doorbreken : men wil duurzame landbouw maar de consument wil er niet voor betalen. De traditionele landbouwer is overgeleverd aan de grootproductie. Boer en consument moeten dichter bij elkaar gebracht worden zodat het inkomen van de landbouwer stijgt. De consumptie stimuleren zal niets opleveren.
Voorts moeten we de landbouw regionaal inbedden. Een apart circuit waarin de landbouwproducten aan een iets hogere prijs verkocht worden zodat de landbouwers een voldoende hoge prijs krijgen. Zo vermijden we bovendien onnodig transport. De vraag is hoe we een hogere prijs kunnen garanderen?
In het Vlaams Parlement moeten we ons dringend over de prijsparadox buigen. Hoe kunnen we het inkomen van de boer verhogen? We moeten initiatieven nemen en onze onderhandelaars binnen de Wereldhandelsorganisatie vragen aandacht te besteden aan de socio-economische criteria.(Applaus)
Deze dingen mogen we nooit uit het oog verliezen : kapitaal en arbeid, economie en werkgelegenheid, en de vier sectoren. Ziij zorgen voor de inkomsten. Aan heel de discussie over de parameters doe ik evenwel niet mee. Ik ga ervan uit dat de beleidsmakers pragmatici zijn.
We worden dagelijks geconfronteerd met de beperkingen van het federale model. De snelheid ligt niet in elk gewest even hoog. De beleidsbrieven zijn heel ambitieus, maar afhankelijk van het beleid dat in Wetstraat 16 wordt gevoerd. De waarheid zal wellicht ergens in het midden liggen.
Het beleid van minister Gabriels is gebaseerd op vier kernbegrippen die we terugvinden in het actieplan Ondernemen. Hij durft uit te gaan van onzekere prognoses.
Het beleid van minister Gabriels is naar eigen zeggen gebaseerd op onzekere prognoses. De mantra ven de minister is het flankerend beleid, maar dat willen wij graag ingevuld zien. De rondetafels met de sectoren zijn geen wondermiddelen : het ondersteunend beleid garandeert niet altijd een hogere werkgelegenheid. Verdere kerngedachten in het beleid van de minister : het effect van de globalisering opvangen door innovatie, en de mechatronica : het clusteren om achterstanden in te halen.
We moeten zo vlug mogelijk tot uitwerking en coördinatie van de Vlaamse huizen van de Onderneming, de huizen van de Vlaamse Economie en de Vlaamse huizen van de Logistiek komen.
Er blijven nog een aantal belangrijke knelpunten bestaan : een regeling voor het risicokapitaal, de twijfelachtigheid van het ondersteuningsbeleid nieuwe stijl, de Kyoto-normen waarin ecologie en economie elkaar ontmoeten, en het stimuleren van het ondernemersschap.
Ik heb alle lof voor het beleid van minister Van Mechelen : het is duidelijk over verleden, heden en toekomst en biedt een transparant begrotingsbeeld. De minister zelf onderkent het probleem van de wat hoge inschatting van de primaat van de politiek. Hij zal in 2003 dan ook naar een beter evenwicht zoeken tussen de beslissingscentra van de minister en zijn kabinet enerzijds en de besturen van de instellingen anderzijds. Belangrijke aandachtspunten blijft het zich daadwerkelijk positioneren van de PMV en een decretale regeling voor PPS.
Minister Landuyt beschikt over al te beperkte bevoegdheden. De grote uitdaging ligt in het aanpassen van de arbeidsmarkt aan de noden van de 21ste eeuw : België is in Europa het enige land met meer uitkeringsgerechtigden dan actieven.
Wij kijken met enige mildheid naar de begroting van minister Dua. Het is immers de eerste begroting sinds de Lambermontakkoorden. Europa blijft de eigenlijke minister van Landbouw en de federale minister zijn wettelijke spreekbuis. Minister Dua moet het klaarspelen om daartussenin de Vlaamse belangen te behartigen.
Belangrijke uitdaging blijft het implementeren van het beleid van Europees commissaris Fischler.
Tot slot haal ik nog het toerisme aan. Sleutelwoorden op dit terrein zijn kust, Groen Vlaanderen en Vlaamse kunststeden.
Wij keuren het beleid goed, uiteraard met de nodige kritische omkadering.
De besprekingen over werkgelegenheid hadden plaats onder een ongunstig gesternte : daarvoor zorgden de vertraging van de economische groei en enkele belangrijke faillissementen.
Onze misnoegdheid werd ingegeven door de minister toen hij in zijn beleidsbrief stelde dat de kredieten voor werkgelegenheid in tijden van hoogconjunctuur zonder meer kunnen teruggeschroefd worden. De VLD vindt dat ook dan die kredieten onaangeroerd moeten bijven, maar dan wel op activering moeten gericht worden. Er moet steeds zo veel mogelijk aandacht naar de doorstroming van de begunstigden naar de reguliere arbeidsmarkt gaan. Ook het probleem van de loonkost moet een voortdurende zorg zijn. Tevens moeten we blijven streven naar het halen van de doelstellingen van Lissabon, metn name een werkzaamheidsgraad van 70 percent tegen 2010. Dit zal, gezien de laatste evoluties, niet evident zijn.
De arbeidsbereidheid van de werklozen moet worden bekeken. Dat probleem is groter in Brussel en Wallonië, maar ook in Vlaanderen wordt de realiteit gemaskeerd door de cijfers van de VDAB en blijft de bestraffingsgraad laag. Ik dring er bij de Vlaamse minister op aan hierover dringend overleg te plegen met minister Onkelinx. Het is duidelijk dat er een fundamenteel verschil bestaat in de houding ten aanzien van bestraffing van werkonwilligen.
Ook oudere werklozen verdienen bijzondere aandacht. De vervroegde uittreding blijft een probleem. Het aantal bruggepensioneerden neemt inderdaad af, maar men vergeet hierbij vaak te melden dat het aantal oudere effectief werklozen stijgt. Er zijn nochtans mechanismen om ouderen langer op de arbeidsmarkt te houden. Deeltijdse loopbaanonderbreking of andere uitloopmogelijkheden kunnen hiertoe aangewend worden.
De hervorming van de VDAB moet eindelijk ernstig aangepakt worden. De private arbeidsmarktintermediairen moeten hun rol kunnen spelen, terwijl de oprichting van een vennootschap met sociaal oogmerk, die de meritdiensten van de VDAB groepeert, de zwakkeren op de arbeidsmarkt moet helpen.
In de commissie hebben sommigen het gehad over de volgens hen te karige budgetten voor werkgelegenheidsinitiatieven. Het budget hoeft echter niet per definitie te stijgen om te kunnen spreken over een goed beleid.
Wij menen dat het beleid moet worden afgestemd op de sociaal zwakkeren. We hopen dat de resolutie over telewerken op een correcte manier en tijdig wordt uitgevoerd. We wachten ook op de implementatie van de dienstencheques en op een ontwerp van decreet over de lokale werkwinkel. Ook in 2003 is er dus veel werk aan de winkel.
De stijging van de werkloosheid neemt onrustbarende vormen aan. Ook onze regio bleef niet gespaard. Het regeerakkoord sprak over een werkzaamheidsgraad van 66,6 procent in 2004 en van 70 procent in 2010. Het ziet er echter niet naar uit dat we deze doelstellingen zullen halen.
Wij vertrekken van het standpunt dat iedereen recht heeft op duurzaam werk. Daarom is economisch herstel noodzakelijk. Verschillende factoren hebben we niet in de hand, onder meer de oorlogsdreiging in het Midden-Oosten en de malaise op de internationale aandelenmarkt. Toch moet de regering maximale inspanningen doen om de werkloosheid te doen dalen.
Ook de jeugdwerkloosheid wordt opnieuw een groot probleem. Daardoor verliezen de getroffen jongeren hun geloof in de toekomst. Wij vragen extra maatregelen om de intrede van jongeren op de arbeidsmarkt te bevorderen. Onze zorg gaat ook naar de risicogroepen : allochtonen, vrouwen, gehandicapten, en langdurig werklozen.
We zijn blij om de aandacht voor de werkgelegenheid van allochtonen. Voor ons moet tegen 2007 tien procent van de werknemers binnen de federale en Vlaamse overheidsinstellingen van allochtone afkomst zijn, gespreid over alle functies en sectoren. Ook de overheidsdiensten, het onderwijs en de ziekenhuizen moeten een inhaalbeweging doen naar allochtonen. Er moet hierover zo snel mogelijk overleg worden gepleegd met Selor en met Jobpunt Vlaanderen. Men dient na te gaan of er nog initiatieven kunnen worden genomen op het vlak van aanwervingsprocedures en wervingskanalen. Men kan ook denken aan extra selectiecriteria voor aanbesteding van overheidsopdrachten. Er moet ook aandacht worden besteed aan de allochtonen in de kinderopvang. Het inwerkingsdecreet vinden we een positief initiatief. We gaan echter niet akkoord met afzonderlijke verplichtingen of speciale sancties voor allochtonen. We zullen ook nooit aanvaarden dat er aan het leefloon wordt geraakt. Dat zou mensen drijven naar extreme armoede of naar criminaliteit.
Zwakbegaafden en laaggeschoolden vormen een erg kwetsbare groep bij de langdurig werklozen. Deze mensen moeten extra kansen krijgen op bijscholing.
De sociale economie en de sociale werkgelegenheid kunnen extra kansen bieden. Het regeerakkoord voorzag in een toename met 7500 banen in de sociale werkplaatsen en van 7500 banen in de doorstromingsprojecten. Het enige resultaat was een stijging met 300 banen binnen de sociale werkplaatsen. Daarom zie ik uit naar de bespreking van de resolutie over de evaluatie van de werkgelegenheid in de sociale werkgelegenheidsprojecten en in de meerwaarde-economie. We zien nog tal van mogelijkheden voor sociale werkgelegenheid in de sectoren milieu en toerisme.
In de beleidsbrief missen we het thema welzijn op het werk. Pesten op het werk, stress, burnout, seksuele intimiteiten kunnen voor de werknemer ernstige gevolgen hebben. Het zou ook enorm veel kosten aan de bedrijven. De federale wetgeving is blijkbaar niet voldoende.
In de beleidsbrief staan ook tal van positieve initiatieven. Daarom nemen we een positieve houding aan. We hopen echter dat de voorstellen werkelijkheid worden.
De minister van Landbouw legt in haar beleidsbrief sterk de nadruk op de ontwikkeling van een duurzame landbouw. Een dergelijke landbouw hanteert praktijken die economisch efficiënt én ecologisch en sociaal aanvaardbaar zijn. In eerste instantie richt men zich op de huidige generatie, maar men wil ook de kansen van de toekomstige generaties niet hypothekeren. De praktische uitvoering van een dergelijk beleid is geen sinecure.
De Vlaamse landbouw brengt met 1,8 procent van de beroepsbevolking slechts één procent van de toegevoegde waarde van de economie voort. Landbouw bekleedt echter een belangrijke plaats in ons economisch bestel als men ook het agrobusinesscomplex mee in overweging neemt.
Veel landbouwbedrijven houden nauwelijks de kop boven water door hun kosteninefficiëntie. Ze worden ook geconfronteerd met vele administratieve en wettelijke voorschriften. Het steeds verder wegvallen van de Europese prijsondersteuning levert de sector over aan een meer concurrentiële omgeving. De landbouw in Vlaanderen is milieuvriendelijker geworden en het imago van de landbouwer is verbeterd. Op economisch vlak is er echter een achteruitgang.
In elk geval moet de landbouwer door de overheid gesteund worden om het huidige landbouwbeleid in de praktijk te kunnen omzetten. Men moet de landbouwers een voldoende inkomen verzekeren voor het produceren van veilig voedsel en voor het diversifiëren van de landbouwactiviteit met natuurbeheer en natuurwaarden. Deze aandacht voor maatschappelijk verantwoorde vormen van boeren wordt betiteld als het Europese landbouwmodel.
De mestoverschotten vormen een structureel probleem. Dat kan opgelost worden door voldoende mestverwerkingsinstallaties. De Europese nitraatrichtlijn dwingt Vlaanderen de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater te verbeteren. De uitbreiding van het meetnet oppervlaktewater laat toe de herkomst van de nitraatverontreiniging te bepalen.
Er is onvoldoende wetenschappelijke kennis om de waarden van een grondwatermeetnet correct te verklaren. Toch wil Aminal starten met de uitbouw ervan. Dat is in tegenspraak met een beslissing van de Vlaamse regering. Hoe verklaart de minister dat?
De opkoopregeling in de varkenshouderij was een goede maatregel. De sociaal begeleide afbouw wordt in 2003 uitgebreid tot de pluimvee- en rundveesector. Dat zal positieve gevolgen hebben voor de mestproductie, maar ook voor de prijzen.
In Vlaanderen hebben nog steeds veel landbouwbedrijven een te lage nutriëntenhalte. Zij waren tijdens de referentiejaren aan het uitbreiden. De nutriëntenhalte komt niet overeen met de toegekende vergunning. Het jaar 2000 hanteren als referentie zou de meeste problemen oplossen. Wij pleiten voor ondersteuning en rechtzekerheid vooral voor jonge en startende ondernemingen.
Het blijft uitkijken naar het effect van het Vlaamse Ecologische Netwerk op de grondgebonden bedrijven. Vooral de problemen van de mestverwerking houden de veehouderij in zijn greep.
De visvangstquota van de EU zouden de Belgische vloot halveren. Ik pleit voor een uitgebreid steunprogramma voor deze bedrijfstak. Zal de minister dat steunen? (Applaus)
Dan behandelen we nu het hoofstuk Cultuur, Media en Sport.
De minister kan de beloften van de vorige minister niet betalen. De eerste besparingsronde stuitte op bezwaren van de grote culturele instellingen. De minister-president moest zelfs optreden.
In een krampachtige zoektocht naar extra middelen leeft de Vlaamse regering de contractuele verplichtingen van de beheersovereenkomsten met tal van instellingen niet na.
Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen krijgt tijdens een werkingsjaar te horen dat de middelen aanzienlijk dalen. We zijn akkoord met de herziening van de opdrachten van die instelling. Het gaat echter niet op om eerst de middelen te verlagen en pas dan te praten.
De basissubsidie van het Vlaams Centrum voor Openbaar Bibliotheekwezen vermindert. Er worden nieuwe middelen gezocht door subsidies van gemeenten en provincies af te nemen. Hun decretale opdracht wordt beperkt. De oorzaak daarvan is de kostprijs van de ambitieuze informatisering.
De cultuurmiddelen zijn in deze regeerperiode gestegen met 43 procent. De veranderingen zijn fundamenteel. Er zijn inderdaad financiële beperkingen en de uitvoering verloopt niet altijd perfect, maar men mag de verwezenlijkingen niet verzwijgen.
Bij mijn aantreden als minister heb ik onmiddellijk duidelijk gemaakt wat de mogelijkheden en marges waren. Ik ben geen minister van beloftes, maar van cijfers.
Dit is duidelijk geen krimpbegroting : de cultuurbegroting groeit met 1 miljard Belgische frank en komt daardoor op 16 miljard Belgische frank. In tijden van economisch noodweer moeten we de zeilen echter kunnen bijstellen en de middelen heroriënteren. Het is niet meer dan logisch dat aanpassingen zich dan opdringen, iets waar het Vlaamse publiek zeker begrip voor kan opbrengen.
Ik geef toe dat er inderdaad veel meer geld naar de begroting Cultuur gaat. Maar de sector rekent intussen op de middelen die werden toegezegd en heeft engagementen aangegaan voor de volgende vier jaar. Het gaat niet op dat bepaalde organisaties met taken worden belast, daarvoor deskundig personeel aanwerven, om dan te horen te krijgen dat ze het met heel wat minder middelen zullen moeten doen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB), dat werd belast met de opdracht om heel het bibliotheekwezen te informatiseren.
Ik heb de minister van Cultuur tijdens deze zittingsperiode slechts één keer geïnterpelleerd, en dat was omdat ik van mening was dat er te veel middelen werden uitgetrokken voor de podiumkunsten. Ik sprak de vrees uit dat er niet voldoende kwalitatieve ensembles waren in Vlaanderen, dat er niet genoeg publiek zou zijn om naar al dat moois te gaan kijken en dat deze financiële inspanningen niet volgehouden zouden kunnen worden. Als er problemen rijzen, zullen we echter samen naar oplossingen zoeken. Voor het VCOB kunnen we bijvoorbeeld een voorstel van decreet uitwerken om het tekort aan middelen op te vangen. We zullen ook naar oplossingen moeten zoeken voor het Ballet van Vlaanderen en de problemen in de socio-culturele sector.
Ik som nog enkele probleemgebieden op. De projectsubsidies voor amateurkunsten werden geschrapt om de structurele subsidies te kunnen betalen. Het Fonds voor de Letteren ziet zijn toelage bevroren op het onterecht verlaagde niveau van vorig jaar.
Gelukkig konden we gisteren in De Morgen lezen dat minister Van Grembergen toch nog eens voor kerstman mag spelen met extra middelen voor culturele infrastructuur en het Limburgfonds. Doordat er in 2003 geen middelen worden ingeschreven voor culturele infrastructuur wegens vertraging van de projecten, worden we geconfronteerd met een eenmalige opbrengst. Het gaat echter wel degelijk om een eenmalige opbrengst, terwijl 2004 nog een moeilijker jaar belooft te worden dan 2003.
Het is mijn bekommernis om zo goed mogelijk om te springen met de beschikbare middelen. We dragen een gedeelde verantwoordelijkheid voor het cultuurbeleid. Ik erken dat 2004 inderdaad een moeilijk jaar zal worden. Ik zal niet met beloftes werken, maar nagaan hoe we onze engagementen zo maximaal mogelijk kunnen invullen.
En dan is er nog het fonds voor duurzame culturele investeringen in Limburg. Op de heer Keulen na waren alle commissieleden het erover eens dat de doelstellingen, projecten en procedures van dit fonds nog voor heel wat onduidelijkheid zorgen. Dit fonds vertoont een sterk improvisatorisch karakter.
Ik stel me alvast de vraag of het geld wel ten goede zal komen van het culturele leven van de Limburgers. Is Limburg inderdaad een witte vlek op de Vlaamse culturele kaart? Een studie heeft aangetoond dat de provincie Limburg de grootste culturele spreiding en participatie kent in Vlaanderen, dit door het bestaan van een groot aantal kleinere culturele centra. Deze centra werden daarvoor trouwens afgestraft: hun structurele middelen werden afgenomen, al werd wel in een overgangsperiode van vijf jaar voorzien.
Limburg zou daarnaast enkel een perceptief aanbod bieden van wat elders wordt gemaakt en geen eigen scheppende kunstenaars kennen. De geschiedenis leert ons dat experimentele kunst de voorbije eeuwen altijd in steden is ontstaan. Dit is niets wat een overheid kan opleggen door veel middelen te verschaffen. Ik betwijfel daarom of het verstrekken van extra middelen blijvende culturele impulsen zal hebben.
Het Limburgfonds is er niet om vrienden te bedienen. Het zal gevolgd worden door parlement en regering. Er is een reglement waaraan zijn werking getoetst zal worden door een beoordelingscommissie.
De basisinfrastructuur is aanwezig in Limburg, maar beeldende kunsten en podiumkunsten komen er wellicht door de perifere ligging van Limburg en door de afwezigheid van hoger kunstonderwijs niet van de grond. Als de cultuurbegroting op drie jaar tijd met 43 procent is gegroeid, is het logisch dat men nu ook probeert in West-Vlaanderen en Limburg een aantal zaken te ontwikkelen. Nu is het zo dat jonge podiumkunstenaars of beeldende kunstenaars naar de grote stedelijke centra moeten uitwijken om te overleven. Het is een kwestie van verdelende rechtvaardigheid.
Iedereen deelt deze analyse en gaat akkoord met de uitgangspunten. We hebben geleerd uit de reconversie.
Ik bewonder uw gedrevenheid, maar ga niet akkoord met uw argumenten. Vooraleer middelen worden uitgetrokken, moet men het probleem analyseren, remedies zoeken en actieplannen opstellen.
De periode van drie jaar is ook redelijk. Deze regering wordt in 2004 vervangen. Twee jaar is te kort en drie jaar belast de volgende regering niet nodeloos.
Ook ik sta kritisch tegenover het Limburgfonds. Ik ben heel benieuwd of drie jaar zullen volstaan om de doelstelling te halen : zorgen dat een aantal Limburgse organisaties, gezelschappe, kunstencentra enzovoort levensvatbaar worden en daardoor onder de decretale voorwaarden vallen. Ik volg het van nabij.
De Vlaamse regering wil de scheppende kunst de kans geven in Limburg, om los van de grote stedelijke centra te overleven. Dat beleid zal bovendien niet alleen in het provincie maar ook in het Vlaams Parlement bepaald worden.
Mijn geloof erin is klein, maar ik blijf het volgen. Ik heb er alleen op gewezen dat men enerzijds geld afpakt en anderzijds nieuwe middelen uitdeelt zonder precieze doelstelling.
Hetzelfde kan gezegd worden over de schouwburg van Brugge. Ook daar zullen we moeten sturen in overleg met de regionale betrokkenen.
Ook daar heb ik grote vragen bij. Brugge is evenmin een creatief centrum.
De gulheid van de vorige minister van Cultuur en de weinig planmatige besteding van de middelen, legt een zware hypotheek op de huidige beleidsmarge. De Vlaamse overheid heeft daarnaast het vertrouwen van zijn partners in de beheersovereenkomst beschaamd. CD&V zal deze begroting niet goedkeuren.
Er is de laatste tijd in de pers veel te doen geweest rond cultuur. Het leek erop dat men bepaalde projecten wou kortwieken. Precies daarom benadruk ik nogmaals dat de cultuurbegroting de laatste drie jaar met 43 procent is gestegen.
Ik maak me zorgen over de steunpunten. Welke rol vervullen ze precies? Hoe verhouden zij zich tot de belangenbehartigers? Door het grote aantal steunpunten is het overzicht zoek. Bovendien is er grote onderlinge concurrentie.
Vooral de ongebreidelde en ongecontroleerde groei verontrust mij.
Goed bestuur is eigenlijk de finale toetssteen waarbij men zich moet afvragen of men de vooropgestelde doelstellingen haalt. Verder moet men er steeds rekening mee houden dat men werkt met belastingsgeld. Ik vrees dat men vandaag over alle troeven beschikt om in het blunderboek van het Rekenhof te belanden.
Steunpunten moeten inhoudelijke steun verlenen en hebben een verzamel- en onderzoeksfunctie. Tegenover de steunpunten staan dan weer de belangenbehartigers.
De vroegere Minister van Cultuur, Bert Anciaux, waarschuwde er al voor dat men de filosofische verzuiling niet mag laten opvolgen door de corporatistische verzuiling van deskundigen. Het zou immers niet de eerste keer zijn dat een instelling die gecreëerd en gevoed werd door de overheid zich, na verloop van tijd, gaat afzetten tegen diezelfde overheid.
Ik ben in ieder geval bang voor de creatie van een parallelle structuur. Vandaag zijn er immers al heel wat steunpunten. Er bestaan er onder andere al voor de jeugd, de beeldende en de audiovisuele kunsten, voor de bibliotheken en de socio-culturele verenigingen. Ook al bevinden we ons momenteel nog in een startfase, toch mogen we het overzicht op al deze steunpunten niet verliezen.
De steunpunten zijn noodzakelijk. Ze beschikken immers over de nodige expertise en zorgen ervoor dat noodzakelijke keuzes kunnen gemaakt worden. Maar we moeten er ons inderdaad voor behoeden dat ze louter bestaan omzichzelf niet instand te houden.
Men zou moeten streven naar een enkel steunpunt per sector.
Ik zou er ook voor willen waarschuwen dat men de deskundigheid niet buiten de overheid om gaat organiseren. Dit is belangrijk voor de operatie beter bestuurlijk beleid. Een van de belangrijkste punten daarvan is de afschaffing van de ministeriële kabinetten. Daardoor wordt de beleidsvoorbereiding door de administratie nog veel belangrijker.
In de commissie voor Cultuur heb ik al gepleit voor een duidelijke afbakening van de taken van administratie, steunpunten en belangenbehartigers. Er moet nagegaan worden wat in welke sectoren nodig is. Steunpunten moeten een meerwaarde kunnen bieden. Op dit vlak ben ik het volledig met de heer Keulen eens.
Het zou perfide zijn indien we evolueren naar een systeem waarbij een steunpunt zichzelf in leven houdt en enkel verantwoording aan zichzelf moet afleggen.
Steunpunten mogen ook nooit de taken van de overheid overnemen.
Met filosofische kritiek wil ik rekening houden.
Momenteel heb ik echter niet de indruk dat we met de steunpunten al een bepaalde grens overschreden hebben.
Op het terrein kan men snel merken of een steunpunt al dan niet nuttig werk verricht. Zo biedt Socius bij de voorbereiding op het nieuwe decreet op het socio-culturele vormingswerk zeker een meerwaarde.
Ik heb echter wel een aantal vragen in welke mate er behoefte is aan overkoepelende steunpunten. Het is bijvoorbeeld niet nodig dat er steunpunten zouden worden opgericht omdat een aantal administratieve aanwervingen zo moeilijk verlopen.
Ik stel voor dat we dit alles eens uitpraten in de commissie cultuur. Steunpunten beschikken over heel wat expertise. Die mag niet verloren gaan.
Ik ervaar bij de steunpunten een grote ambitie om de doelstellingen een concrete invulling te geven. Dit is dus positief.
Een discussie in de commissie kan ons in ieder geval een goed overzicht bieden.
Een van de resoluties die volgens de beleidsbrief Cultuur zullen opgevolgd worden heeft betrekking op circussen. Wij vinden dat de minister veel te ver gaat met zijn voorstel om vanaf 2007 de circussen die met exotische dieren werken geen overheidssteun meer te geven. Inspecteurs van dierenwelzijn stelden immers vast dat in geen enkel circus sprake is van onaanvaardbare situaties. Wij staan achter het bestraffen van de circussen die hun dieren slecht behandelen, maar niet achter het preventief straffen van de hele sector.
Met de tentoonstelling Porn ar(t)round the world heeft de Vlaamse overheid een pornotentoonstelling gesubsidieerd. Wij pleiten ervoor dat u bij een hernieuwde subsidie-aanvraag van kunstencentrum nOna rekening zult houden met deze geldverspilling, die bovendien een kwalijke invloed heeft op de reputatie van de Vlaamse Gemeenschap.
De beoordelingscommissies zullen een verslag maken. Ik ben gelukkig niet alleen om te oordelen en beslissingen te nemen.
Wij moeten afwachten wat het parket doet en of het tot een proces zal komen. Critici beginnen altijd met : "Ik ben er niet geweest, maar…" Zij die er wel waren blijken een veel genuanceerder oordeel te hebben. Gezien het decreet hebben gesubsidieerde centra de vrijheid met die subidies om te gaan hoe zij dat willen. Wij kunnen enkel onze conclusies trekken voor een volgende subsidie-aanvraag, en dat zullen we zeker doen als er strafrechtelijk iets schortte. U blaast deze zaak op.
De publieke opinie blijft belangrijk.
Alle commentaar draagt alleen maar bij tot extra reclame. Daarmee bereikt u het tegengestelde effect van wat u beoogt. Het parket is onafhankelijk en zal oordelen. Er zijn trouwens nog andere betrouwbare corrigerende instanties.
Wij pleiten ervoor het Designmuseum te Gent een Nederlandstalige naam te geven. Waarom niet Museum voor de Kunst van de Vormgeving?
De periode waarin de vermindering van de dotatie voor het Ballet van Vlaanderen werd aangekondigd was zeer slecht gekozen. Vanuit het Vlaams Parlement kon onvoldoende snel gereageerd worden. Was dit vroeger gebeurd, dan had het Ballet zijn volledige programma kunnen uitvoeren. Verder suggereren we de term Koninklijk uit de naam te schrappen.
Het Vlaams Fonds voor de Letteren kreeg een kleinere subsidie en raakte daardoor in de problemen. Vermits nu een duidelijk herstel merkbaar is, vragen wij de dotatie weer op te trekken.
In de dotatie voor het Vlaams Audiovisueel Fonds werd het aspect promotie in de beleidsbrief vergeten. Dat is onbegrijpelijk.
In de werkingssubsidies is de promotie inbegrepen. Het fonds heeft zeer weinig personeel. Niet alle subsidies wordt daaraan besteed. Dat werd besproken in de commissie.
Toch stond het niet in de beleidsbrief.
Onlangs viel plots het Limburgfonds uit de lucht, zonder enige voorafgaande discussie in de commissie. Dat vinden wij onaanvaardbaar.
Bent u voor of tegen het Limburgfonds?
Tegen.
Een jaar eerder reeds merkte ik op dat Limburg een witte vlek bleef op het vlak van cultuur. Er was een duidelijke achterstand. Dat was een eerste aanzet om stappen te zetten in een inhaalbeweging.
En dat kon niet via de commissie?
Het Limburgfonds heeft wel degelijk een lange voorgeschiedenis. Het gaat hier om 2,5 miljoen euro op jaarbasis. Dat is niet zomaar een potje, maar er is een duidelijk structureel kader.
Ten slotte is er het Gents Muziekforum. Voor ons is dat niet meer dan een architectuurwedstrijd zonder duidelijke afbakening.
We moeten toegeven dat de overheid goed werk geleverd heeft op het vlak van spreiding van kunst en cultuur. Toch waren er ook een aantal blunders, het gratis uitdelen van het boek van Bart Koubaa bijvoorbeeld.
Ik vond dat een schitterend initiatief ter bevordering van het lezen. Men wilde de mensen even weghalen van het beeld, en weer tot het woord brengen.
Mag ik mijn boek ook gratis verspreiden als ik er een schrijf? Dit initiatief heeft veel geld gekost. Wie heeft dat betaald?
Het was een gelauwerd boek. Ik blijf erbij dat het een goed initiatief was.
Het staat overigens nog niet vast of het doel bereikt werd. Of deze stunt er effectief heeft toe geleid dat mensen over literatuur gingen praten, werd nog niet geëvalueerd.
Anderzijds zien we dat goede initiatieven waarbij jongeren in contact werden gebracht met cutuur geen subsidie meer krijgen. Ik denk daarbij aan de Filharmonie en aan Music Hall. Kortom, het subsidiebeleid van de Vlaamse overheid liep niet altijd zoals het hoorde. Er werd veel geld uitgetrokken voor nutteloze projecten en voor projecten die nog moeten geëvalueerd worden, terwijl de subsidie voor waardevolle verenigingen of centra vaak verminderd of zelfs afgeschaft werd.
Een betere verdeling van de subsidies op basis van interne en externe criteria lijkt ons een eerste noodzaak. Een tweede noodzaak is dat er voldoende fondsen voorhanden zijn. De middelen zijn blijkbaar reeds met 42 procent toegenomen. Het streefdoel was echter 5 procent van de Vlaamse begroting en we zitten nog maar aan 2,23 procent.
Het wordt afwachten of het aangekondigde steunpunt Cultuur en Onderwijs echt zal dienen om cultuur en kunsten te leren kennen. We vrezen dat het opnieuw zal gebruikt worden om een zogenaamd democratisch bewustzijn aan te leren. We vragen ons trouwens af of het uitvoeringsbesluit voor jeugdcultuur niet al een eerste overlapping met het project Cultuur en Onderwijs is.
Om al deze redenen zal mijn fractie tegen deze begroting stemmen. (Applaus bij het VB)
Er is maar een beperkt aantal mogelijkheden om de subsidiëring in de cultuursector te organiseren. Ofwel neemt de minister een politieke beslissing, daarin hooguit ondersteund door het advies van zijn medewerkers, ofwel wordt de beslissing volledig uitbesteed, ofwel wordt er gewerkt met een tussenstructuur, een adviescommissie die is samengesteld op basis van het cultuurpact.
Wij kiezen voor een structurele vorm van subsidiëren. Wat mevrouw Degryze voorstelt is een terugkeer naar de volledige politisering.
Als er iets misloopt, moet er snel worden ingegrepen.
Op het einde van de dag aan het woord komen is niet bepaald een voordeel. Toch wil ik het nog hebben over een onderwerp dat hier nog niet aan bod is gekomen, namelijk de sport. Het voordeel is wel dat ik een positieve boodschap kan brengen.
Onder deze minister is het sportbeleid eindelijk terug in beweging gekomen. Ondanks de goede bedoelingen van zijn voorganger, was het in die periode zo goed als windstil in die sector. Een sector laten bewegen vergt echter middelen. Minister Vanhengel is zich daarvan bewust.
Iedereen weet dat sport belangrijk is. Sport zorgt voor een gemeenschapsgevoel, werkt het negativisme en de verzuring tegen, houdt de kinderen van de straat en is gezond. Dat zorgt voor gigantische besparingen op diverse domeinen. Toch wil men aan de sport vaak niet de prioriteiten geven die het nodig heeft. Daarom vragen we aan de minister dat hij op de ingeslagen weg zou voortgaan.
Een belangrijke pijler in de beleidsbrief is de topsport. Er werden reeds belangrijke aanzetten gegeven, bijvoorbeeld de oprichting van het Vlaams Overlegplatform voor Topsport. Nu moet men de krachten bundelen om betere structuren te realiseren, waarin alle belangrijke actoren, het Bloso, het Instituut voor de Topsport, de Vlaamse Academie voor de Sport, de federaties en de topsportscholen worden geïntegreerd. Eén afdeling topsport voor Vlaanderen is inderdaad de enige oplossing.
Het ontwerp van decreet op de lokale sportdiensten werd uitvoerig besproken in de commissie, maar is niet erg zichtbaar in de beleidsbrief. In de relatief korte periode die er nog rest in deze regeerperiode moeten er echter keuzes worden gemaakt. Daarover stelde ik de voorganger van minister Vanhengel enkele vragen. Blijkbaar moest men kiezen tussen een snelle maar minieme wijziging van het huidige decreet op de sportdiensten, en een grondige benadering, gekoppeld aan een nieuwe bespreking met de gemeentelijke sportdiensten. Ook in het parlement zou de discussie opnieuw gevoerd worden.
Bij de bespreking stelde minister Anciaux dat hij het sportbeleid te weinig ambitieus vond. Het decreet van 2001 op de intergemeentelijke samenwerking was de kapstok. Er gebeurde echter niet veel. Ook de financiële weerslag was minister Anciaux wellicht wel duidelijk geworden. Al te vaak werd de vergelijking gemaakt met cultuur en jeugd. De huidige minister staat blijkbaar open voor verdere gesprekken.
Ik vraag me af in hoeverre de overheid en de gemeente zelf sport dienen te organiseren. Moeten ze zich niet veeleer beperken tot het creëren van een kader en het aanbieden van infrastructuur.
In de korte tijd die er nog rest moeten er keuzes worden gemaakt. De laatste twee zinnen van de beleidsbrief fascineren me. Er zal een grondige studie worden gemaakt van de behoeften inzake sportinfrastructuur. Er zal werk worden gemaakt van een betere infrastructuur, ook voor de gemeentelijke sportdiensten. Moet er geen keuze worden gemaakt tussen de lokale sportdiensten en de lokale infrastructuur? Infrastructuur is het element bij uitstek om een voorwaardenscheppend kader te creëren.
Ik stel ook tevreden vast dat de middelen voor sport volgend jaar stijgen met nagenoeg 400.000 euro. We dienen erover te waken dat ook middelen worden vrijgemaakt voor de uitvoering van het decreet op de sportfederaties.
De voorliggende beleidsbrief biedt een uitgebalanceerd geheel. Hij zorgt voor de continuïteit van het beleid en bovendien zijn er enkele nieuwe concerte beleidslijnen zichtbaar, onder meer het topsportbeleid, het dossier van de gemotoriseerde sportinfrastructuur en de actie Bij een sportclub zit je goed.
Samenwerking, optimalisering en concretisering is de boodschap. (Applaus)