Report plenary meeting
Voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van een bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaamse Gewest, wat de bestemming van de opbrengst van de onroerende voorheffing van het Vlaamse Gewest betreft
Report
ONTWERP EN VOORSTEL VAN DECREET
Dotatie en verdeling van het Vlaams Gemeentefonds
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en het voorstel van decreet van mevrouw Demeester-De Meyer en de heren De Roo en Decaluwe c.s. houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van een bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaams Gewest, wat de bestemming van de opbrengst van de onroerende voorheffing van het Vlaams Gewest betreft, die door de commissie in samenhang werden behandeld met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemene bespreking is geopend.
,verslaggever : Dit ontwerp van decreet zal belangrijke gevolgen hebben op financieel vlak evenals voor de werking van de steden en gemeenten.
De minister vindt het ontwerp van decreet vooral belangrijk vanwege het jaarlijks te verdelen bedrag van 1,5 miljard euro. Bij de hervorming van het gemeentefonds wordt volgens de minister rekening gehouden met het eigen belastingvermogen van de gemeenten, de fiscale solidariteit, de bestuurskracht van de kleinere gemeenten, de zorg voor de open ruimte en de landelijkheid, en de integratie van het SIF en het Investeringsfonds in het Vlaams Gemeentefonds. Door een verhoging van de middelen wordt tegemoetgekomen aan de toenemende werklast van de gemeenten.
Het Investeringsfonds en het SIF worden geïntegreerd. In veel gemeenten werden via het SIF nieuwe activiteiten ontplooid, zonder dat de middelen evenredig zijn toegenomen. Daarom stelt de regering voor om het waarborggedeelte van het SIF bij het Gemeentefonds te voegen. De gemeenten behouden hun volle autonomie op het vlak van beleidskeuzes. De minister is zich bewust van de ongerustheid bij sommige organisaties over het wegvallen van de SIF-subsidiëring. De regering wil de verantwoordelijkheid daarvoor bij de lokale besturen zelf leggen.
Door de integratie van het Investeringsfonds in het Vlaams Gemeentefonds nemen de middelen van het Vlaams Gemeentefonds toe met ongeveer 131,5 miljoen euro.
De minister is zich bewust van het feit dat de Vlaamse gemeenten voor belangrijke uitdagingen met grote financiële gevolgen staan. De regering wil door een aanzienlijke verhoging van de dotatie de bestuurskrachten van de gemeenten versterken. De startdotatie van 1,542 miljoen euro werd in het ontwerp opgenomen.
De bundeling van de fondsen impliceert een vereenvoudiging van de regelgeving en procedures. De dotatie aan de gemeenten zal jaarlijks worden aangepast op basis van de inflatie, verhoogd met de geraamde reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar. De aandelen zullen worden uitgekeerd in vier kwartaalvoorschotten. Een definitieve afrekening volgt na afloop van het jaar. Het ontwerp waarborgt voor elke gemeente een basisfinanciering, maar laat ook ruimte voor een herverdeling van de middelen. Zo wordt het fiscaal vermogen een van de hoofdcriteria bij de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds.
In het ontwerp wordt ook rekening gehouden met de specifieke situatie van de steden en kustgemeenten en met de centrumfunctie van bepaalde gemeenten. Er is aandacht voor de vrijwaring van de open ruimte en de landelijkheid van bepaalde gemeenten en er wordt rekening gehouden met sociale maatstaven. Het ontwerp van decreet voorziet tevens in een basisfinanciering voor de OCMW's.
Om recht te hebben op hun volledig aandeel, moeten de gemeenten wel een fiscale inspanning vragen van hun burgers op het vlak van de personenbelasting en de onroerende voorheffing. Zo niet, zal hun aandeel uit het Gemeentefonds op termijn verminderen. In het ontwerp van decreet werd een overgangsregeling ingebouwd. Elke gemeente ontvangt in de nieuwe regeling een gewaarborgd bedrag.
De heer De Roo gaf in de commissie een toelichting bij het voorstel van decreet van CD&V tot toevoeging van het aan het Vlaams Gewest toekomende deel van de onroerende voorheffing. Hij is van mening dat de door de regering voorgestelde hervorming van het Gemeentefonds waarschijnlijk onvoldoende zal zijn om aan de toenemende behoeften tegemoet te komen, en stelt daarom voor de middelen van de onroerende voorheffing die toekomen aan het Vlaams Gewest, toe te voegen aan het Gemeentefonds.
Bij de algemene bespreking kwamen de volgende onderwerpen aan bod : het kerntakendebat, de evolutie van de gemeentelijke financiën, de samenstelling van de dotatie en de integratie van verschillende fondsen, de verdelingscriteria en de problematiek van de kleinere steden.
Volgens de heer Dirk De Cock is het voorliggende ontwerp van decreet cruciaal voor de realisatie van het Vlaamse regeerakkoord. De heer Holemans wijst erop dat de beschikbare middelen per definitie eindig zijn, wat de uitwerking van een nieuw Gemeentefonds tot een moeilijke oefening maakt. Volgens de heer Van der Poorten is een degelijk, klantgericht lokaal bestuur niet mogelijk zonder dat de gemeenten beschikken over voldoende financiële middelen.
De heer Penris spreekt zich positief uit over de versterking van de gemeentelijke autonomie, het verlaten van het strakke SIF-keurslijf en de toename van de middelen voor Antwerpen en Gent. Volgens de heer De Roo wordt de gemeentelijke autonomie door dit ontwerp van decreet versterkt. Hij is verheugd over de vereenvoudiging van de regelgeving.
De minister merkt op dat het nieuwe Gemeentefonds natuurlijk niet volmaakt is, maar dat de algemene beoordeling door alle partners gunstig is.
De heer Logist is van mening dat het kerntakendebat het vertrekpunt van de discussie moet zijn. Ook de heer Van der Poorten meent dat de band met het kerntakendebat essentieel is. De heren Penris, Vandenbossche en de minister treden hen bij, maar wijzen erop dat het kerntakendebat nog niet vlug zal worden afgerond en dat een pragmatische aanpak van de problemen zich daarom opdringt.
De heer Van de Poorten wijst erop dat de gemeenten de laatste jaren werden genoodzaakt een steeds groter aandeel van hun inkomsten uit eigen belastingen te halen, waardoor de basisfinanciering aan een ernstige inhaalbeweging toe is. Niet minder dan 95 gemeenten zullen echter niets extra uit het Gemeentefonds ontvangen. De minister herinnert daarop aan de praktijk van de Vlaamse regering om bij elke bestuurlijke beslissing de eventuele gevolgen voor de steden en gemeenten te schetsen.
De heren Logist en Van der Poorten spreken zich positief uit over de samenvoeging van de bestaande fondsen. Het lijkt de heer Vandenbossche logisch dat het Investeringsfonds in het Gemeentefonds wordt geïntegreerd.
Artikel 3 van het ontwerp van decreet stelt de groeivoet van het Gemeentefonds gelijk met het inflatiecijfer verhoogd met de geraamde reële groei van het bruto nationaal inkomen. De heer Logist betreurt dat niet werd gekozen voor een stabieler systeem. De heer Dirk De Cock merkt op dat de dotatie van het Gemeentefonds in het recente verleden al een jaarlijkse stijging kende. Ook de heer Holemans stelt vast dat het budget dat vanuit Vlaanderen naar de gemeenten gaat, drastisch is gestegen. Met het nieuwe Gemeentefonds gaat geen enkele gemeente erop achteruit en de gemeenten met grote behoeften gaan er fors op vooruit.
De heer Van der Poorten vindt het evolutiemechanisme een essentieel onderdeel van het ontwerp van decreet en betreurt dat de groeivoet van 2,5 percent bovenop inflatie, zoals bepaald in het voorontwerp, niet werd aangehouden. Hij merkt ook op dat de middelen van een gemeente zullen evolueren op basis van het berekende aandeel, en niet op het aandeel dat de gemeenten in 2003 effectief zullen ontvangen. De heer Penris is van oordeel dat de behoeften van de steden en gemeenten groter zijn dan de middelen die ze nu ontvangen.
De minister antwoordt dat door de opname van de jaarlijkse groeivoet in het ontwerp van decreet, de zekerheid voor de Vlaamse gemeenten en de Vlaamse begroting toeneemt. Het thans gekozen groeiritme is onder meer gebaseerd op het advies van de SERV, die zich vragen stelde bij een te hoog groeiritme in vergelijking met de eigen inkomsten van de Vlaamse overheid in de eigen begroting.
De minister noemt het voorstel van decreet van de CD&V-fractie om de opbrengst van de Vlaamse onroerende voorheffing in het Gemeentefonds op te nemen, verleidelijk. Hij wijst er echter op dat de aanvullende middelen al aan andere uitgaven worden besteed.
De heer Logist beweert dat de behoeftes van grote steden beter bevredigd worden met de huidige verdelingscriteria. De minister stelt dat sommige clusters, de provinciale steden en kustgemeenten kunnen rekenen op 40,8 percent van het Gemeentefonds. De heer Holemans vindt de voorafname voor de grote steden terecht, maar wil hun behoeften objectiveren op basis van de lijst van SIF-gemeenten.
De heer Logist vraagt waarom Brugge als aparte categorie vermeld wordt. Zowel de heer Laloo als de minister antwoorden dat de stad anders zwaar zou moeten inleveren.
Om kritiek te vermijden wil de heer Van der Poorten de voorafname van kust- en centrumsteden beter motiveren. De heer Holemans illustreert de centrumfunctie van Gent aan de hand van zijn studentenpopulatie. Minister Van Grembergen antwoordt dat er maar twee criteria zijn om een stad als centrumstad te omschrijven : het aantal leerlingen en studenten, en de werkgelegenheid. Door het toerisme stijgt de bevolking in de kustgemeenten sterk tijdens de zomer. De heer Vandenbossche wijst op de voordelen die zij daaruit halen.
Volgens de heer Van der Poorten zullen veel kleine steden uit de groep van 95 gemeenten geen extra middelen ontvangen uit het nieuwe Gemeentefonds. Het huidige verdelingsysteem benadeelt de kleine centrumsteden. De heer Holemans vraagt daarop waarvoor CD&V kiest.
De heer Logist stemt in met de verdelingscriteria, maar wil het geheel transparanter maken. De heer Holemans beschouwt de verdelingscriteria als een evenwichtige mix. De heer Penris heeft het over een pragmatische aanpak. De heer Van der Poorten betreurt dat de criteria vrijwel niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Volgens de heer Vermeulen moeten de verdelingscriteria de behoeften van de gemeenten objectiveren.
De minister stelt dat de personenbelasting een groter gewicht krijgt omdat ze de rijkdom van de inwoners beter weergeeft dan het kadastrale inkomen. Het sociale-huurappartementencriterium vloeit voort uit het SIF.
De heer Logist verzet zich niet tegen het waarborgmechanisme, zoals bepaald in het ontwerp van decreet. Hij gaat volledig akkoord met het voornemen om gemeenten met een te lage fiscale aanslagvoet te bestraffen. Volgens de heer Van der Poorten raakt men zo aan de gemeentelijke autonomie. Samen met de heer Holemans stelt hij voor de totale fiscaliteit als uitgangspunt te nemen. Volgens de minister is het effect van de fiscale penalisatie beperkt.
De heer Logist vraagt waarom het OCMW precies 8 percent van de gemeentelijke subsidie zal ontvangen, als gemeente en OCMW geen verdelingspercentage overeenkomen.
CD&V dient een amendement in bij artikel 3 om het evolutiemechanisme opnieuw in te voeren. Met een ander amendement wil CD&V het verlies van het provinciale aandeel in het Inversteringsfonds compenseren. Voorts wil CD&V het voor het Vlaams Gewest bestemde gedeelte van de onroerende voorheffing toewijzen aan het Gemeentefonds. Bij artikel 6 wil CD&V sociale woningen als verdelingscriteria toevoegen. CD&V wil het artikel over de fiscale penalisatie schrappen, net zoals de bepaling dat steeds 8 percent van de gemeentelijke subsidie naar het OCMW wordt overgeheveld als beide instanties geen akkoord bereiken. Al deze amendementen worden niet aangenomen. Een amendement van de heer De Cock, mevrouw Guns, de heren De Smet, Logist en Vermeulen over de overgangsbepalingen wordt wel aangenomen.
Het geamendeerde ontwerp van decreet wordt met 11 stemmen bij 3 onthoudingen aangenomen. (Applaus)
De jongste tijd was er heel wat te doen rond de lokale financiën. In het verleden klaagden heel wat gemeenten over steeds maar nieuwe taken die door de hogere overheid werden opgelegd zonder dat daar een voldoende financiering tegenover stond. Kwamen daarbij de toenemende romslomp en de 'keizer-kostermentaliteit'.
Dit ontwerp van decreet voor een nieuw gemeentefonds komt tegemoet aan wat deze regering bij haar aantreden vooropstelde : de gemeenten als volwaardige partners beschouwen en de basisfinanciering via diverse fondsen herbekijken.
De vroegere drie fondsen tot één nieuw samenvoegen vereenvoudigt de administratie en verhoogt de bestedingsautonomie van de gemeenten. De subsidiariteit als uitgangspunt krijgt daarmee vorm.
De basisfinanciering stijgt met 75.000 euro substantieel voor het begrotingsjaar 2003. De koppeling van dit bedrag aan de verwachte economische groei zorgt ervoor dat het fonds welvaartsvast wordt. Daardoor neemt de bestuurskracht van onze gemeenten toe. Van een trendbreuk gesproken : het gaat hier toch om een verhoging van 20 percent tijdens deze regeerperiode, daar waar in het verleden het Gemeentefonds niets eens geïndexeerd werd. Verder juichen wij de basisfinanciering van de OCMW's toe, wat de samenwerking met de gemeenten ten goede komt.
Bij de verdelingscriteria wint het objectief belastingvermogen aan belang, wat dan weer het solidariteitsmechanisme onderstreept.
Toch enkele bedenkingen vanuit onze fractie. Tegenover de fiscale penalisering blijven wij sceptisch : een lage fiscaliteit, als gevolg van zuinig besturen, mag niet zomaar worden bestraft. Die mening delen ook de SERV en de VVSG.
Ook de timing kon beter. Beter had men tot na het kerntakendebat gewacht om dit nieuwe fonds vorm te geen. Daarom zal onze fractie erop aandringen het Gemeentefonds na dat debat te herbekijken : als dat debat tot verschuivingen in de bevoegdheden zou leiden, dan moet dit ook in een nieuwe financiering worden omgezet. Dit is dus een tijdelijke regeling, die de VLD wel zal steunen omdat ze zowel een kwalitatieve als een financiële stap voorwaarts betekent. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Dit ontwerp van decreet is voor de lokale besturen van ontzettend groot belang. Reeds vaker werd de onvervangbare rol van deze besturen in de uitbouw van een degelijk bestuur onderstreept. Dat is echter niet mogelijk zonder voldoende middelen. Het is dan ook de vraag of de huidige meerderheid met deze hervorming een stap voorwaarts heeft gezet, of zij aan de verzuchtingen van de gemeenten tegemoet komt en of zij een antwoord vormt op de enorme financiële uitdagingen. Hierop is een duidelijk ja of neen niet mogelijk.
Behalve enkele positieve punten bevat deze hervorming ook een aantal gemiste kansen. Bovendien bevat het ontwerp van decreet een aantal bepalingen die regelrecht tegen de gemeentelijke autonomie indruisen. De inkomsten die gemeenten uit het Gemeentefonds halen zijn de jongste jaren sterk verminderd. In 1981 bedroegen die nog 27 %, in 1998 19,1 %. Tegelijk krijgen de gemeenten steeds maar nieuwe opdrachten. Dat noodzaakt de gemeenten om steeds meer inkomsten uit eigen belastingen te halen. Dat een meerderheid van gemeenten de jongste twee jaar hun belastingen moesten verhogen illustreert dit. Bedraagt de personenbelasting nu gemiddeld 7,01 %, dan was dat voor 2000 nog 6,59 %. Eenzelfde beeld vertoont de onroerende voorheffing. De jongte twee jaar hebben 197 gemeenten hun aanslagvoet verhoogd. Dat het hier om CD&V-gemeenten zou gaan, gaat totaal niet op. Belastingverhogingen worden evengoed doorgevoerd in gemeenten waar partijen uit de meerderheid de dienst uitmaken.
Duidelijk moet zijn dat het Gemeentefonds vanaf 1994 niet meer werd geïndexeerd. Anders zou die 20 percent meer wel geholpen hebben. De gemeentebelastingen gingen inderdaad omhoog door de politiehervorming. Maar nu zal de liberalisering van de energiemarkt de gemeenten nog veel meer kosten.
Maar voor gemeentelijke autonomie moet men wat doen. Ik vergelijk de gemeente en het OCMW met het huishouden van man en vrouw, die het met eigen middelen moeten rooien. Alleen : over hun schouder kijkt een schoonmoeder mee, de provincie, die vindt dat ook zij recht van bestaan heeft en de retributies bepaalt. En verder is er nog een schoonvader, Vlaanderen, dat allerlei initiatieven wil maar daarbij zegt : mijn kinderen zullen wel betalen. Zo wordt dat huishouden kapot gemaakt. Er kan veel, maar alles heeft zijn financiële weerslag, en ik voel mij verantwoordelijk voor alle gemeenten.
Ik treed mevrouw De Maght-Aelbrecht bij. De minister van Binnenlandse Zaken doet zijn uiterste best voor de steden en gemeenten, maar ik stel vast dat hun financiële situatie op een dramatische wijze evolueert. Hun uitgaven stijgen enorm door de bijkomende federale en Vlaamse opdrachten die kostenverhogend werken. Het is jammer dat er inzake de politiehervorming alleen rekening gehouden wordt met de waarheid van de federale regering, met name dat het gaat om een nuloperatie, terwijl nagenoeg alle politiezones het tegendeel kunnen bewijzen.
De wijziging van de dividendenregeling door de liberalisering van de energiemarkt zal eveneens zwaar wegen. De gemeenten staan voor enorme uitdagingen. De Vlaamse regering doet heel wat voorstellen, onder meer het afschaffen van de forfaitaire huisvuilbelasting en het verlagen van de verkeersbelasting voor goede chauffeurs. Dergelijke initiatieven hebben echter ook een weerslag op de gemeentefinanciën en het is onhoudbaar om tegelijkertijd nieuwe opdrachten te geven. (Applaus bij CD&V)
Ik heb begrepen uit het verslag van de heer De Smet dat de heren Penris en De Roo stellen dat er meer autonomie voor de gemeenten zal komen. Hoe zal dat gebeuren? Specialisten beweren immers al tien jaar dat de gemeentelijke autonomie uitgehold wordt.
Ik geloof dat de autonomie van de gemeenten door dit initiatief versterkt wordt omdat het keurslijf van het SIF opgegeven wordt.
De reële evolutie van het huidige Gemeentefonds houdt geen gelijke tred meer met het steeds maar toenemende takenpakket van de gemeenten. De basisfinanciering is aan een ernstige inhaalbeweging toe. Het basisbedrag van dat fonds moet verhoogd worden, maar het is nu al duidelijk dat die verhoging niet voldoende zal zijn. Men mag niet vergeten dat een derde van het aantal Vlaamse gemeenten door deze hervorming geen extra middelen zullen ontvangen. Het is dus verkeerd om deze hervorming te beschouwen als een inhaalbeweging.
CD&V blijft ervoor ijveren om de voor het Vlaams Gewest bestemde opbrengst van de onroerende voorheffing toe te voegen aan het Gemeentefonds. Concreet betekent dat dat het basisbedrag van het Gemeentefonds met meer dan 100 miljoen euro toeneemt. Het is onbegrijpelijk dat de meerderheid het voorstel van de CD&V-fractie niet aanvaard heeft.
Voorts is de samenvoeging van de verschillende fondsen een gunstige evolutie : gemeenten kunnen voortaan op een soepele manier over de totaliteit van de hun toekomende middelen beschikken. Die samenvoeging, gecombineerd met extra middelen, maakt dat het Gemeentefonds in het jaar 2003 zal starten met een basisbedrag van meer dan 1,5 miljard euro. Een probleem is het evolutiemechanisme dat op dit bedrag zal toegepast worden. De groeivoet van 2,5 procent bovenop inflatie uit het voorontwerp wordt niet langer aangehouden. Verder stelt een circulaire van 25 oktober 2001 voor de jaarplanning van de gemeenten groeiprognoses in het vooruitzicht, die gebaseerd zijn op een jaarlijkse stijging van 4,5 procent. Gemeenten die daarmee rekening hielden, stellen nu vast dat er een andere groeivoet gehanteerd wordt. Dat is geen behoorlijk bestuur.
Men moet er ook rekening mee houden dat de middelen van een gemeente maar zullen evolueren op basis van het berekende aandeel. Het is evenwel logisch dat de gemeenten hun middelen de komende jaren zien evolueren op basis van het bedrag dat ze in 2003 effectief zullen ontvangen. Daarvoor zijn wellicht meer middelen nodig, maar de regering dient die keuze te maken.
De samenvoeging van de verschillende fondsen moet de gemeenten ook sterken in hun autonomie. CD&V is het daarmee eens. De lokale besturen dienen zonder betutteling de hun toekomende middelen te kunnen aanwenden. Jammer genoeg wordt de afbouw van de betutteling niet volledig doorgetrokken in het ontwerp. De regering bepaalt immers hoeveel belastingen een stad of gemeente ideaal zou kunnen heffen, of dat de gemeente en het OCMW voor een bepaalde datum een akkoord moeten sluiten over de middelen die aan het OCMW toekomen.
Het Gemeentefonds is een solidariteitsfonds. Wie daarop een beroep doet en zelf te weinig belastingen in de gemeente heeft, redeneert omgekeerd.
Het klopt dat het Gemeentefonds een solidariteitsfonds is maar de vraag is wat men er precies mee gaat financieren : behoeften of omstandigheden. Er worden onvoldoende keuzes gemaakt.
Het inbouwen van een fiscale bestraffing is niet te verantwoorden. De regering wenst dat gemeenten die minder dan 5 procent personenbelasting en/of 700 onroerende voorheffing heffen, hun aandeel uit het Gemeentefonds zien verminderen. Het opleggen van minimale aanslagvoeten druist in tegen de gemeentelijke autonomie. De aanslagvoeten staan in rechtstreeks verband met het gevoerde beleid en alleen de bevolking kan en mag daarover een uitspraak doen.
Men stelt soms dat bepaalde gemeenten gemakkelijker inkomsten kunnen verwerven omdat er heel wat bedrijven op hun grondgebied zijn gevestigd. Die situatie is echter vaak het resultaat van het gevoerde beleid. De gemeenten die ervoor kiezen geen industrie op hun grondgebied te hebben omdat zulks tot overlast zou kunnen leiden, moeten de gemeenten die de vestiging van industrieën hebben aangemoedigd, niet met de vinger wijzen.
Het ontwerp voorziet in een gewaarborgd aandeel voor het OCMW, namelijk 8 procent van het gemeentelijk aandeel uit het Gemeentefonds. Zo kan een soort van basisfinanciering van het OCMW gerealiseerd worden. Wij zijn het ermee eens dat het OCMW over voldoende middelen moet kunnen beschikken. Dat hoeft echter niet decretaal bepaald worden. Hier moet de gemeentelijke autonomie haar rol kunnen spelen.
CD&V is het eens met de opmerkingen van de SERV, die de VLD nu blijkbaar ook deelt : men kan niet op een gefundeerde manier uitmaken welke middelen er naar de gemeenten dienen te gaan vooraleer men een zicht heeft op de kerntaken van de verschillende bestuursniveaus. Daarom zou men beter nog wat wachten met de hervorming van het financieringsmechanisme voor de lokale besturen. Het is immers duidelijk dat de afronding van het kerntakendebat een wijziging van de thans voorliggende regeling noodzakelijk zal maken.
Een verdeling van financiële middelen dient te gebeuren volgens bepaalde criteria. Het opstellen van een lijst met verdelingscriteria is echter een delicate aangelegenheid. Het komt erop aan een zo objectief mogelijke verdeelsleutel te vinden. We zijn het ermee eens dat de gehanteerde criteria dienen te steunen op actuele gegevens die gemakkelijk en uit objectieve bronnen te verkrijgen zijn. De criteria moeten echter goed gemotiveerd worden en op dat vlak loopt er volgens de VVSG iets mis.
Moet de regering met het Gemeentefonds de omstandigheden of de behoeften financieren? Moet een gemeente meer middelen ontvangen uit het Gemeentefonds omdat er veel sociale huurappartementen zijn op het grondgebied of omdat ze een aantal sociale huurappartementen gaat realiseren?
CD&V meent trouwens dat ook de sociale huurwoningen in rekening dienen te worden gebracht. Dezelfde doelgroep die in de stad de sociale huurappartementen bewoont, zal in de meer landelijke gemeenten in een sociale huurwoning terechtkomen. Dat stigmatiserende onderscheid is nergens voor nodig, tenzij het de bedoeling is de grote centra te bevoordelen. Bepaalde gemeenten hebben vanuit ruimtelijke ordening trouwens geen toestemming gekregen om huurappartementen te bouwen.
In de voorgestelde regeling blijft er, zoals in het huidige Gemeentefonds, een grote voorafname voor de centrumsteden en voor de kustgemeenten. De steden worden echter niet langer nominatief opgesomd. Om kritiek van de andere gemeenten te voorkomen, zou de regering deze werkwijze duidelijk moeten motiveren. Welke kosten zijn er verbonden aan een centrumfunctie? Hoe kan ze de voorafname voor de kustgemeenten motiveren? Kustgemeenten hebben gedurende bepaalde maanden van het jaar zeer veel mensen op hun grondgebied en daaraan zijn kosten verbonden. Dat geldt echter ook voor de grote studentensteden en men kan zich afvragen of die daarvoor naar behoren vergoed worden.
Theoretisch zijn er wel argumenten te bedenken voor een grotere herverdeling, waardoor bepaalde gemeenten minder zouden ontvangen. In de praktijk is dat echter niet haalbaar. Elke gemeente heeft haar beleid de voorbije jaren afgestemd op de te verwachten financiële middelen en heeft de middelen dus nodig. Het is dus positief dat geen enkele gemeente minder zal ontvangen dan ze nu al doet.
De heer Van der Poorten maakt een vergelijking tussen gemeenten. Ik wil dat Aalst volgend jaar een badstad is. Dan zullen er geen financiële problemen meer zijn.
Mijn fractie staat met gemengde gevoelens tegenover dit ontwerp. De positieve punten wegen niet op tegen de nadelen. Het oorspronkelijke stijgingsmechanisme werd niet weerhouden, er wordt een loopje genomen met de gemeentelijke autonomie door het inbouwen van een fiscale penalisatie, 95 gemeenten blijven ter plaatse trappelen en er is onvoldoende aandacht voor kleine steden. Bovendien zal het Gemeentefonds moeten worden herzien na afloop van het kerntakendebat. Om al die redenen zal mijn fractie zich onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet. (applaus bij CD&V)
De heer Van der Poorten hoeft de houding van de VLD niet in vraag te stellen. Mijn fractie is het er immers mee eens dat het Gemeentefonds moet bijgesteld worden na het afronden van het kerntakendebat.
Ik bedank de verslaggever en het commissiesecretariaat voor hun uitvoerig verslag. Daardoor hoeven we het debat in de plenaire vergadering niet opnieuw te voeren.
Dit ontwerp van decreet heeft een aantal positieve elementen. Het leidt tot administratieve vereenvoudiging en tot een grotere transparantie van de financiële stromen naar de gemeenten. Ook de gemeentelijke autonomie en de lokale democratie worden versterkt.
Dat wil ik illustreren met het voorbeeld van Antwerpen stad. Door het SIF-fonds is daar een kluwen van vzw's ontstaan, waardoor de gemeenteraad niet meer wat er eigenlijk met de SIF-gelden gebeurt. Nu zal de gemeenteraad daarover zelf kunnen beslissen. Op dit ogenblik wordt er een inventaris opgemaakt van wat er in het verleden met het geld is gebeurd. Een legioen van 600 geitewollensokkendragers zal het veld moeten ruimen. Er zijn andere prioriteiten, onder meer het lenigen van de schuldenlast. Dit jaar is er immers opnieuw een negatief begrotingssaldo van 193 miljoen frank.
Geen enkele gemeente zal nadeel ondervinden bij dit project. De grotere steden zullen erop vooruitgaan. Voor andere gemeenten verandert er niets.
Toch maakt het Vlaams Blok ook voorbehoud. Het zou beter zijn geweest als we eerst het kerntakendebat hadden afgerond. Dit debat is echter bijzonder complex. Er was nood aan een pragmatische oplossing.
We verzetten ons tegen de fiscale bestraffing van gemeenten die volgens de minister geen correct fiscaal beleid zouden voeren. Dit getuigt van een keizer-kostermentaliteit die niet strookt met de gemeentelijke autonomie.
Ik heb geen mandaat gekregen van mijn fractie om de positieve stem die ik in de commissie aan dit ontwerp van decreet had gegeven, hier te bevestigen. Er is immers binnen onze fractie een debat ontstaan tussen vertegenwoordigers van gemeenten die meer of minder kregen. Daarom zullen we ons jammer genoeg moeten onthouden bij de stemming. (Applaus bij het VB)
Via het nieuwe gemeentefonds zullen er bijkomende middelen ter beschikking worden gesteld van de gemeenten. Dat is nodig omdat de gemeenten nieuwe taken krijgen. De discussie over de kosten voor de politiehervorming moet echter op federaal niveau gevoerd worden. Vlaanderen mag niet opdraaien voor kosten die door het federale niveau werden opgelegd.
Als gevolg van het federale beleid worden de kosten van de politiehervorming afgewenteld op de steden en gemeenten. Dit is weliswaar een federale aangelegenheid, maar de Vlaamse regering moet wel de standpunten van de steden en gemeenten verdedigen op het federale niveau. Bovendien moet de Vlaamse regering ons een duidelijk overzicht ter beschikking stellen van de financiële gevolgen van de politiehervorming voor de steden en gemeenten. Daaruit moet onder meer blijken wie genoeg heeft aan de federale dotatie en wie niet en voor welke gemeenten de politiehervorming al dan niet een meerkost vormt. De gemeentewet maakt de Vlaamse regering bevoegd voor de steden en gemeenten. Wat op het ene vlak moet worden uitgegeven, moet op een ander beleidsdomein worden bespaard. In vele gemeenten zal er een tekort ontstaan op de eigen rekening. Op langere termijn is dat niet houdbaar.
Ik steun de vraag van de heer De Roo voor een overzicht van de financiële situatie van de Vlaamse steden en gemeenten. Ook de gevolgen van de vrijmaking van de energiemarkt moeten in kaart gebracht worden.
Ik heb steeds de voorafname uit het Gemeentefonds door de grote steden verdedigd. De verdeling van de middelen voor de kuststeden is een erfenis uit het verleden. Bij de verdeling van de middelen worden de juiste criteria gebruikt : er wordt zowel rekening gehouden met sociale als met groene factoren. We steunen de fiscale penalisering van gemeenten die geen behoorlijk fiscaal beleid voeren. Het ontwerp van decreet gaat op dit vlak echter nog niet ver genoeg.
Na het kerntakendebat moeten de financiële gevolgen daarvan voor de gemeenten onderzocht worden. Het is echter een illusie om te denken dat de kosten van elke taak voor elke gemeente tot de laatste eurocent kan worden berekend.
Als alle financiële stromen in het Gemeentefonds worden verenigd, zal het Vlaamse Gewest niet langer sturend kunnen optreden. Onder andere op het vlak van milieu en mobiliteit blijft dat nochtans noodzakelijk. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Een debat over de financiën van de Vlaamse gemeenten is nooit makkelijk. De belangen van de gemeenten lopen niet altijd gelijk en ieder van ons komt op voor de belangen van de gemeente waar hij woont of waarvan hij afkomstig is.
Het staat in elk geval wel buiten kijf dat we van ver komen. Al twaalf jaar streven we naar een objectief verdelingssysteem en proberen we willekeur bij de verdeling van de middelen tegen te gaan. Een eerste stap vooruit was het decreet van 1990, dat onder meer een einde heeft gemaakt aan de gesubsidieerde werken. Bij een nieuwe regeling moet steeds worden gestreefd naar een evenwicht tussen het hanteren van nieuwe criteria en de erfenis die we meedragen.
We kunnen onze spijt uitdrukken over het feit dat het vroegere groeipercentage niet blijft gehandhaafd, maar ik wil erop wijzen dat dit percentage vroeger ook niet altijd werd gerespecteerd. En het is zeer positief dat geen enkele gemeente erop achteruit zal gaan.
Dit ontwerp van decreet zorgt voor een integratie van het Investeringsfonds en het SIF-fonds en voorziet in bijkomende middelen. Dat kan de autonomie van de gemeenten alleen maar ten goede komen. Het ontwerp bouwt voort op de regeling van 1990 en verfijnt de criteria, die zijn gegroepeerd in vijf clusters : de bijzondere financiering, de centrumfunctie, de fiscale draagkracht, de open ruimte en de sociale maatstaven.
De heer Van der Poorten had het over de voortdurende stijging van de gemeentebelastingen, omdat de gemeenten steeds meer middelen uit eigen kas moeten halen. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat we over een periode van dertig jaar een constante stijging van de gemeentebelastingen kunnen vaststellen. Het is trouwens opvallend dat belastingverlagingen worden doorgevoerd net voor de verkiezingen en belastingverhogingen net erna.
Ik ga even in op de bijzondere financiering, die eigenlijk een gewone voorafname is. Ik ben ervan overtuigd dat het laatste woord hierover nog niet werd gezegd. Na de afsluiting van het kerntakendebat zullen we hierop zeker moeten terugkomen. Kan zo'n voorafname behouden blijven in een objectief systeem? Het antwoord op deze vraag is waarschijnlijk negatief, en het is verstandig dit systeem in stappen af te bouwen.
Door dit ontwerp van decreet wordt de voorafname voor de grote steden alvast herleid van 43 tot 30 percent, wat problematisch is voor een stad als Gent. Het feit dat de kustgemeenten en Brugge - als enige Vlaamse gemeente met meer dan 100.000 inwoners - ook in aanmerking komen voor een voorafname is zeker betwistbaar, maar dit alles is historisch gegroeid. Ik maak me er niet druk over en ben ervan overtuigd dat de tijd wel raad zal brengen.
Intussen is het wel een feit dat Gent zijn middelen ziet stijgen met 2 percent, terwijl een centrumstad als Aalst een toename met 14 percent kan noteren.
Een gemeente of stad die er tegenwoordig voor kiest om geen belastingverhogingen door te voeren, zoals Aalst, heeft het zeer moeilijk. Die groei met 14 percent zal dan misschien ook wel terecht zijn.
Ik pleit ervoor dat elke gemeente zijn verantwoordelijkheid neemt en daartoe ook de mogelijkheid krijgt. Als een gemeente een buitenverblijf wil belasten, heeft zij daartoe het recht en mag geen enkele andere overheid hierin tussenbeide komen.
De heer Vandenbossche verwijst naar het feit dat iedereen hier voor zijn eigen gemeente opkomt. Dat probleem zal door de invoering van de decumul snel uit de wereld worden geholpen.
In het Gemeentefonds wordt het salaris van schepenen en burgemeesters niet geregeld. De decumul evenmin. De druk op de minister van Binnenlandse Aangelegenheden was vroeger niet gering. Nu daarentegen slaagt iedereen erin zich objectief over dit ontwerp van decreet uit te spreken.
Het Gemeentefonds regelt de financiering van de gemeenten en zorgt voor solidariteit. Het evenwicht tussen beide werd op een pragmatische manier gevonden. Mocht er geen waarborgregeling zijn en enkel rekening worden gehouden met de fiscale draagkracht, zouden veel gemeenten minder ontvangen dan voorheen.
Het vorige decreet is twaalf jaar van kracht geweest. Door het kerntakendebat zal dit decreet wellicht niet zulk lang leven beschoren zijn. Sp·a zal het ontwerp uiteraard goedkeuren.
Door het Gemeentefonds, het Investeringsfonds en het waarborggedeelte van het SIF te integreren, wordt een belangrijk punt uit ons regeerakkoord gerealiseerd : de hervorming van de basisfinanciering van de gemeenten. Dat komt de lokale autonomie - een bezorgdheid van elk van ons - ten goede. Meer autonomie betekent uiteraard meer verantwoordelijkheid.
De gemeentefinanciering werd hervormd uitgaande van een aantal parameters die overeenkomen met de behoeften van de plaatselijke besturen. Ettelijke steden en gemeenten hebben contact met me opgenomen omdat ze zich zorgen maken over een bepaalde parameter. Maar omdat de parameters een evenwichtig geheel vormen, kunnen we er niet zomaar een uithalen.
Volgend jaar stijgt de dotatie voor het Gemeentefonds tot bijna 1,543 miljard euro. Gemeenten en OCMW's dienen voor 30 juni een protocol af te sluiten. Is dat niet het geval, dan krijgt het OCMW 8 percent. Dit jaar heeft men tot 30 november de tijd. Omdat de nieuwe parameters tot een herverdeling zullen leiden, zorgt de waarborgregeling voor continuïteit. Na het kerntakendebat zal het ontwerp van decreet wellicht opnieuw aangepast worden. Wij zullen het in elk geval goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Ik waardeer de manier waarop men in commissie over dit ontwerp van decreet heeft gediscussieerd. Omdat het inderdaad met een erfzonde belast is, kunnen we niet zomaar met het verleden breken. Het zou een aantal steden in een onmogelijke positie brengen. We hebben daarom geprobeerd voor stabiliteit te zorgen.
Antwerpen en Gent zullen 3,8 percent meer ontvangen, de centrumsteden 11,5 percent, de rand rond Antwerpen en Gent 0,7 percent, de regionale steden 1,2 percent, de provinciesteden 11,5 percent, het buitengebied 10 percent, de landelijke gemeenten met ongeveer 10.000 inwoners 14,7 percent, de kleine steden 7,3 percent en de zeer kleine landelijke gemeenten uit de Westhoek 13,8 percent. Enkel de residentiële gemeenten rond Antwerpen, Gent en Brussel ontvangen geen hogere subsidie.
De behoefte naar geld van onze overheden is oneindig. Enerzijds wensen onze burgers niet langer betutteld te worden door de overheid, maar anderzijds staan steeds nieuwe drukkingsgroepen op met nieuwe eisen. Aangezien niemand wil dat de belastingdruk nog stijgt, zullen we moeten kiezen tussen de verschillende bestuursniveaus. Ook diegenen die gedwongen zitten tussen het Vlaamse niveau en hun plaatselijke verantwoordelijkheden. Omdat de burger er geen belang bij heeft dat de verschillende niveaus elkaar bestrijden, zal het tot duidelijke afspraken moeten komen.
Het Gemeentefonds lost uiteraard niet alle problemen op en precies daarom is het kerntakendebat belangrijk. Elk niveau moet zijn eigen verantwoordelijkheden krijgen. Maar in het Vlaams Parlement zijn we er steeds van uitgegaan dat wie verantwoordelijkheden krijgt, ook fiscaal bevoegd moet worden.
Dat is de algemene, niet gewijzigde stelling. Gevolg is dat na de afronding van het kerntakendebat de gemeenten de fiscaliteit moeten aannemen voor de bevoegdheden die aan hun zijn toegewezen. En daar merk ik enige schroom. Zij willen liever terugkeren naar het dotatiesysteem. Zij verkiezen een gemeentefonds. Maar na dit debat zullen de gemeenten toch de moed moeten hebben om de financiële verantwoordelijkheid te dragen.
Dat wij niet op de afloop van het kerntakendebat hebben gewacht, heeft te maken met de vraag : wanneer raakt dit debat afgerond? Raakt het wel afgerond? In afwachting vragen de gemeenten om dit ontwerp goed te keuren, om zo zekerheid voor de komende jaren te hebben. Als uiteindelijk uit het debat gewijzigde voorwaarden voortvloeien, dan zullen wij bijsturen.
Het Gemeentefonds is belangrijk. Decretaal is immers de indexering voortaan vastgelegd, met de toename van het bnp als bijkomende groeifactor. Eerst werd gedacht aan een stijging van 2,5 percent bovenop de indexering, maar 11 september heeft ons tot enige wijsheid genoopt. De verwachte groei in Duitsland bedraagt slechts 1,2 % en in de VS laten de vooruitzichten een stilstand of zelfs enige achteruitgang zien. En die twee zijn ook voor ons meebepalend.
Dat men met de regeling voor het Vlaams Gemeentefonds niet wachtte op de uitkomst van het kerntakendebat aanvaard ik. Ik heb wel vragen bij dat debat zelf.
Wie neemt eraan deel? Waar speelt het zich af? Is het publiek? Is het parlement erbij betrokken of gebeurt dat pas achteraf? Wat is het doel? Dat alles blijft onduidelijk.
Uw opmerking is terecht. Ik geef het volgende mee ter verduidelijking. Het debat wordt door de minister-president en mezelf geleid, in een stuurgroep met de ministers en hun medewerkers, de VVP en de VVSG en hun vertegenwoordigers. In die voorbereidingsfase neemt het parlement nog geen deel. Maar van zodra de werkgroepen met resultaten komen, wordt het parlement wel betrokken.
Komen de werkgroepen met hun resultaten naar het parlement voor de regering een definitief standpunt inneemt?
Wij zullen niet met een dictaat komen. Maar het is wel goed dat die resultaten toch al een omvattende visie laten zien, waarin de partners zich terugvinden. Het parlement kan niettemin zijn zeg nog doen.
Met dit decreet, samen met de twee toezichtsdecreten, zal de autonomie van steden en gemeenten fors groeien, onder meer doordat vele regels van het Investeringsfonds en het SIF wegvallen. Dat is een grote stap vooruit.
Over de werkgelegenheidspolitiek in de gemeenten is te weinig gesproken. Feit is dat bijna de helft van de uitgaven personeelskosten zijn. Een gevaarlijke evolutie hier is de pensioenlast. In 1988 bedroeg die nog 19, 4 percent, nu al 27, 5 percent. En we evolueren naar 35 percent van de patronale lasten. Hoe kunnen we dit blijven financieren?
Door de politiehervorming zullen de gemeenten ook een deel van de pensioenen van ex-rijkswachters moeten betalen, zo blijkt uit een recent koninklijk besluit. Zij moeten daartoe bijdragen aan een bijzonder fonds. Zou het dan niet verstandiger zijn om een Vlaams fonds voor de pensioenen op te richten?
Het Gemeentefonds reikt geen oplossingen aan voor de politiehervorming of voor pensioenproblemen. Voorts zijn de regering en de vakbonden wettelijk verantwoordelijk voor het afsluiten van contracten binnen het het comité C. De VVSG maakt deel uit van het comité, maar kan geen notariële handtekening plaatsen. We streven ernaar om de vereniging zoveel mogelijk als volwaardige gesprekspartner te betrekken bij de onderhandelingen. De wet moet gewijzigd worden. De gemeente is de werkgever en niet de Vlaamse regering. Er wordt onderzocht op welke manier er een grotere autonomie aan de gemeenten kan toegekend worden.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds.
Het amendement van CD&V op artikel 3 geeft een structurele oplossing aan de toenemende financiële problemen van de gemeenten, door de toekenning van een stijging van 2,5 percent bovenop de indexering.
Het gewestelijke aandeel van de opbrengst van de onroerende voorheffing moet bovendien naar het Gemeentefonds gaan. Het gaat om een bedrag van 4,5 miljard frank, dat momenteel bij het Vlaams Gewest terechtkomt.
Die discussie is al in de commissie gevoerd. Ik verwijs naar het antwoord dat de minister toen gegeven heeft.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen 3, 6, 11 en 12 en over de artikelen 3, 6, 11 en 12 worden aangehouden.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 3bis wordt aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.