Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002
Voorstel van decreet houdende wijziging van de successierechten voor zorgkinderen
Report
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 en het voorstel van decreet van mevrouw Becq c.s. houdende wijziging van de successierechten voor zorgkinderen.
Vorige sprekers vroegen zich af of dit een voorzichtige begroting was en wat de burger er precies over zou denken. Volgens mij kan deze begroting nog op een derde manier beoordeeld worden : stimuleert ze de economie?
Volgens het Rekenhof is dit geen voorzichtige begroting. De gebruikte en aanvankelijk voorzichtige parameters zijn inmiddels achterhaald, maar de begroting is niet geactualiseerd. Over de financiële gevolgen daarvan lopen de meningen uiteen. Tijdens de commissiebesprekingen stelde de minister nog dat alles perfect zou kloppen maar nmiddellijk daarna werden de middelen- en de uitgavenbegroting aangepast.
Het Rekenhof schat de inkomensten uit de registratierechten lager in dan de regering. Ik vermoed net zoals het Rekenhof dat de begrotingsimpact van de gedaalde registratierechten inderdaad hoger zal zijn dan 2 miljard frank. Het is een goede zaak dat onze hoge registratiekosten verlaagd worden, maar niemand kan ontkennen dat het procentueel gezien een heel beperkte verlaging is die maar een gering effect zal hebben op de mobiliteit. De begroting houdt er evenmin rekening mee dat de Aquafinmiljarden tot 21 miljard frank zouden kunnen oplopen.
In welke mate zal de burger iets merken van deze begroting? De afschaffing van het kijk- en luistergeld vervangt de afschaffing van de afcentiemen, die de burger zeker had gemerkt. Wegens de onrechtvaardige manier van afschaffing, waardoor het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden, vrees ik dat nogal wat klachten ingediend zullen worden. Dat zal het psychologische effect van de afschaffing vrijwel zeker teniet doen.
De kern van de zaak blijft echter of we de economische situatie kunnen wijzigen dankzij deze begroting. De afschaffing van het kijk- en luistergeld zal onze economie niet stimuleren. De verlaging van de registratierechten zal maar een beperkt effect hebben. De afcentiemen zullen verdwijnen. Als compensatie voor de federale vermindering van de vennootschapsbelasting, zullen de gewestbelastingen niet langer fiscaal aftrekbaar zijn. Ten slotte wordt de expansiesteun afgebouwd.
Deze onvoorzichtige begroting, waarvan geen enkele economische impuls uitgaat en waarvan de burger nauwelijks iets zal merken, keurt het Vlaams Blok niet goed. (Applaus bij het VB)
We behandelen nu het hoofdstuk Onderwijs, vorming en wetenschapsbeleid.
De begroting omvat enkele positieve elementen. Zo steunen we de gefaseerde uitvoering van de CAO's 5 en 6, de voortzetting van de inspanningen op het vlak van zorgverbreding en onderwijsvoorrangsbeleid en de verhoging van de sociale middelen voor de hogescholen.
De begroting voor onderwijs is over het algemeen echter zeer teleurstellend. Als gevolg van een gebrek aan middelen worden er immers geen echte prioriteiten gesteld. Naarmate de welvaart toeneemt zou de solidariteit moeten groeien. Hiervan merken we echter niets in de onderwijsbegroting. Het vastleggen van de welvaartsvastheid moet een voorwaarde zijn opdat het onderwijs zijn taak behoorlijk zou kunnen vervullen. Hoewel onderwijs volgens de regeerverklaring een beleidsprioriteit zou moeten zijn, blijven de middelen ontoereikend.
De gevolgen van dit schrijnende gebrek aan middelen blijken uit verschillende dossiers. Zo worden er, ondanks de vraag van alle partijen, nauwelijks inspannigen gedaan om de leefbaarheid en toegankelijkheid van de vrije internaten te garanderen. Voor schoolinfrastructuur zijn er steeds minder middelen in verhouding tot de toenemende noden.
Sommige dossiers worden vooruitgeschoven en afhankelijk gemaakt van de behandeling van andere dossiers. Als gevolg van de vergrijzing en niet-indexering wordt de basisfinanciering van de hogescholen aangetast, hoewel de hogescholen steeds meer taken krijgen toegeschoven. Het groeipad dat door de vorige regering werd ingezet om de objectiveerbare verschillen weg te werken, wordt niet versneld. Waarom worden er geen inspanningen gedaan voor de vrije internaten en het buitengewoon vrij onderwijs? In het gesubsidieerd onderwijs leeft het gevoel dat bij de Vlaamse regering de politieke wil ontbreekt om werk te maken van de conclusies en aanbevelingen.
Als de minister het debat over het hertekenen van het onderwijslandschap opnieuw wil opnemen, dan moet ze de vrijheid van onderwijs respecteren. Alle netten moeten evenveel middelen krijgen, rekening houdend met de objectiveerbare verschillen.
De regeringscommissaris houdt op vraag van de minister de aanpassing van het centrale administratieve kader van het gemeenschapsonderwijs tegen. Dit zou passen in het globale kader van de hervorming van de overheidsadministratie. In zijn Septemberverklaring had de minister-president er nochtans op gewezen dat het gemeenschapsonderwijs op financieel vlak minder efficiënt werkt dan het vrije net.
Door een gebrek aan middelen worden sommige dossiers niet of slechts gedeeltelijk opgelost. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de herwaardering van het lerarenambt. De zelfstandige stage draagt daar niet toe bij. Er werden geen initiatieven genomen op het vlak van het mentorschap.
Herwaardering van leerkrachten betekent ook : hen een goede nascholing en een professionele infrastructuur bieden, een motiverende werkomgeving creëren en ervoor zorgen dat afgestudeerde leerkrachten ook in het onderwijs blijven of ernaar terugkeren.
In het gelijkekansendecreet besteedt de minister aandacht aan kinderen uit kansarme en allochtone milieus. Wij staan daar achter. Dat mag echter niet betekenen dat scholen die buiten de vooropgestelde normen zouden vallen omdat er bijvoorbeeld minder dan 20 procent migrantenkinderen zouden zitten, geen middelen krijgen voor zorgverbreding en onderwijsvoorrangsbeleid. Dan dreigen er immers kinderen uit de boot te vallen. De koppeling tussen het gelijkekansendecreet en een bredere benadering, die trouwens door alle partijen wordt bepleit, wordt niet gemaakt.
Alle zaken die de heer Martens naar voor brengt, zijn knelpunten die we graag zouden oplossen en waar we mee bezig zijn. Dit is echter niet alleen een kwestie van middelen maar ook van mensen.
Ik neem het voorbeeld van de herwaardering van de leraar. In de COA werd hieromtrent gestipuleerd dat het loon zou stijgen en de werkdruk zou dalen. De mensen zullen dit echter pas binnen enkele jaren merken.
Vele hogescholen maken dankbaar gebruik van de zelfstandige stages, in het voordeel van de toekomstige leraars. Volgend jaar al zal de lerarenopleiding bijgestuurd worden. De kwaliteit van het onderwijs hangt immers inderdaad af van de kwaliteit van de lerarenopleiding. Ik weet dat nascholing daarbij prioritair is.
Het gelijkekansendecreet is een eerste fase, het buitengewoon onderwijs een volgende. Het gelijkekansendecreet voorziet trouwens al in een budget voor een experiment in het buitengewoon onderwijs. Het is principieel goedgekeurd door de regering en zal nu zijn weg gaan in het parlement waar er over gediscussieerd kan worden. Ik sluit bijsturingen niet uit.
In het onderwijs blijft er altijd nood aan bijkomende middelen. Maar tegelijkertijd moeten we durven onderzoeken of er geen herschikkingen moeten doorgevoerd worden en overlappingen uitgeschakeld. Bijvoorbeeld wat het levenslang leren betreft, worden er nergens in Europa zoveel kansen geboden : op dat vlak moeten we streven naar duidelijke trajecten.
Over de objectieve verschillen tenslotte willen we een fundamenteel debat voeren. Na de vakantie zullen we hieraan beginnen. We willen echter niet zonder meer extra miljarden frank op tafel leggen voor één net.
De heer Marterns maakt inderdaad een inventaris van alle uitdagingen. Het gelijkekansenbeleid moet een breed beleid zijn dat zowel bedoeld is voor allochtonen als kinderen met leerstoornissen. Gedurende de vorige legislatuur werd hier trouwens een resolutie over goedgekeurd. Maar het gelijkekansendecreet mag daardoor niet gehypothekeerd worden. Onderwijsvoorrangsbeleid en zorgbreedte moeten in een nieuw decreet gegoten worden. Daarna moet er aandacht zijn voor specifieke leerbehoeften. Het zou wel goed zijn moest de minister haar visietekst daarover ongeveer tegelijkertijd aan de commissie voorleggen.Daardoor kan de onrust weggenomen worden.
Ik stel vast dat de heer Sannen en mevrouw de minister zich aansluiten bij mijn kritiek. Als het ene wordt doorgezet op het terrein, terwijl er voor het andere enkel een visietekst voorligt, zorgt dat voor problemen.
De heer Van den Brande, die zich gedurende de vorige legislatuur nauwgezet bezig hield met het wetenschapsbeleid, heeft een scherpe analyse van de ondermaatse inspanningen die de huidige regering opdat vlak levert.
We gaan niet wachten op de visietekst om een aantal problemen in het buitengewoon onderwijs op te lossen. Voor het middelbaar en het lager buitengewoon onderwijs worden respectievelijk 140 en 110 miljoen frank vrijgemaakt. De grootste knelpunten van vandaag zullen in september opgelost worden.
Ik verbaas mij over het feit dat u zich zelfs niet de moeite getroost om te argumenteren waarom u de zaken met betrekking tot het wetenschapsbeleid niet aanpakt. Ik ben werkelijk beschaamd.
We waren net tot het Europese gemiddelde aan het opklimmen en nu bengelen we, door een gebrek aan samenhang in het beleid, weer aan de staart van het peloton. De kleine bijkomende inspanning kan dat niet goedmaken. De overheidsinspanningen liggen ongeveer één vierde lager dan in de ons omringende landen. De kennismaatschappij is essentieel voor Vlaanderen. Het is dan ook onbegrijpelijk en onverantwoord dat een aantal inspanningen niet gedaan worden.
Liberale ministers zijn blijkbaar slecht voor een deugdelijk wetenschapsbbeleid. Toen de heer Verhofstadt verantwoordelijk was voor onderzoek en wetenschapsbeleid in de federale regering, daalden de kredieten voor onderzoek en ontwikkeling. Een dergelijke ontwikkeling zie ik nu weer opduiken. (Applaus bij CD&V)
Inzake wetenschapsbeleid verwijs ik vooreerst naar de veelzeggende commentaar van de rector van de KU Leuven in de laatste Campuskrant. Verder zal ik niet nogmaals met cijfers weerleggen dat de middelen voor wetenschaps- en innovatiebeleid dalen. Intussen weet iedereen in Vlaanderen wel dat deze bewering niet strookt met de werkelijkheid. De laatste twee jaar hebben we een en ander moeten opkuisen. Op basis van het innovatiedecreet zijn inmiddels een aantal belangrijke beslissingen genomen : het financieringsbesluit, het besluit over de Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden en het interfacebesluit. Daardoor werden de vier bestaande programma's tot één enkel programma herleid, met een budget van 800 miljoen frank. Op het terrein is men hierover wel tevreden.
Deze Vlaamse regering doet niet wat ze zou moeten doen : leerplezier bevorderen voor leerlingen, leerkrachten en scholen. De school van de toekomst wordt niet voorbereid. Studies tonen aan dat de Vlaamse leerlingen cognitief sterk zijn, maar dat ze tegen hun zin naar school gaan.
Ik vraag me af hoe de leerkrachten zullen reageren op het forceren van de TBS, met de steun van de liberale vakbond. Het wantrouwen bij de scholen is groot, onder meer omdat de objectiveerbare verschillen niet worden gehonoreerd. (Applaus bij CD&V)
De toonaard van de tussenkomst van de heer Martens was deze keer heel anders. Hij had het over de inhoud en speelde niet op de persoon.
Ondanks het gekrakeel over TBS bekijkt het werkveld het regeringsbeleid kritisch, maar niet negatief en dat geldt zelfs voor het COV. De vraag naar een verhoging van de middelen is terecht; dat is trouwens opgenomen in de plannen van de minister.
De prioriteiten van het regeerakkoord en van de beleidsnota worden aangehouden en dat zorgt voor continuïteit in het beleid. De heer Martens wil meer en dat is begrijpelijk vanuit zijn rol. Er is de blijvende aandacht voor de kwaliteit, de klemtoon op het basisonderwijs, op het tegengaan van de dualisering en op het bevorderen van de democratisering. Dat wil de minister realiseren door een gelijkekansenbeleid, door het wegnemen van financiële drempels, door de aanzet tot kosteloosheid van het onderwijs en door het onverkort uitvoeren van vroegere akkoorden.
Met cijfers kan men alles bewijzen, maar hoe dan ook stijgen de middelen voor onderwijs met 36 miljard frank in een periode van drie jaar, wat neerkomt op een stijging met vijftien procent. Het aandeel van onderwijs in de totale begroting is opnieuw gestegen tot 42 procent en de reële groei bedraagt 3,96 procent.
Er zijn nooit voldoende middelen voor onderwijs. Heroriënteringen doorvoeren binnen het budget van onderwijs blijkt zeer moeilijk te zijn. Op een budget van 300 miljard frank wil men voor één miljard frank aan heroriënteringen doorvoeren en de onderwijswereld staat al op zijn kop.
Ik vind het goed dat er met visieteksten en discussieteksten wordt gewerkt. Het gelijkekansendecreet is ook op die manier tot stand gekomen. Het middenveld wordt uitvoerig geconsulteerd en de politieke wereld moet de beslissingen nemen. De geesten zijn blijkbaar nog niet rijp voor inclusief onderwijs. Men kan zich trouwens afvragen wat de rol van de CLB's daarin is.
Het jaar 2002 wordt een scharnierjaar. Er moeten beslissingen worden genomen over het gelijkekansenbeleid, over rechten en plichten, over participatie en over associaties. Ook uit de studie over de objectiveerbare verschillen moeten conclusies worden getrokken. Het optrekken van de middelen voor het ene net hoeft niet noodzakelijk ten koste van het andere te gaan. Hier gebeurt een verschuiving van concrete initiatieven naar inhoudelijke en bestuurlijke vernieuwing. In de Septemberverklaring deed de minister-president een oproep tot een open debat. In november werd geprobeerd alle democratische fracties rond de tafel te brengen om afspraken te maken over de manier waarop het debat kan gevoerd worden. Dit gesprek kon evenwel niet doorgaan. Daarom roep ik alle betrokken actoren op alsnog in te gaan op de vraag van de minister-president.
De vraag van de directies van het vrije basisonderwijs naar bijkomende middelen is terecht. Dat moet aan bod kunnen komen in het debat over de reorganisatie van het basisonderwijs. In de discussie over de associaties is men erin geslaagd het hoger onderwijs te reorganiseren en daarbij de kwaliteit en de democratische organisatie ervan te waarborgen. Ik roep alle betrokken actoren ertoe op dat ook te doen voor het basisonderwijs (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID).
Naar aanleiding van de begrotingsbespreking zou ik het op een kritische manier kunnen hebben over een aantal pijnpunten in het onderwijs, waarover we het in de commissie al hebben gehad. Ik zal het niet doen, want de zwakheid van de begroting zit vooral in een gebrek aan visie.
Men begroot hier mensen, slagen en falen, hoop en wanhoop, ratio en emotie, heden en toekomst. Daarom is deze begroting anders en is er precies een grote nood aan visie. Zowel cultuurbeleid als onderwijsbeleid komen neer op het cultiveren van maatschappelijke oasen. Daarom betreur ik het dat men die departementen heeft gesplitst : onderwijs en cultuur horen samen.
De ontoereikendheid van dit totaalbeeld is de grote oorzaak van het onevenwicht in deze begroting. Het enige streefdoel in een goed functionerende samenleving en politiek is evenwicht. Indien we dat toepassen komen we tot een schoolbeeld waarin de totale mens wordt gevormd. We doorbreken de negatieve cognitie en emotie die onze maatschappij kenmerken.
Het ontbreken van dergelijk schoolbeeld verklaart dus het ongewilde onevenwicht in deze begroting. De berg van initiatieven en noden moet gestructureerd worden vanuit de praktijk.
Achter deze façade van cijfers gaat een hele wereld van onvermogen schuil. Met de beste bedoelingen, legt men toch vaak verkeerde klemtonen. De maatschappelijke ontwikkelingen kunnen niet in één regeerperiode in beeld gebracht worden. Regeren in de voornoemde betekenis is niet gemakkelijk. In deze begroting vind ik echter daartoe weinig aanzet. Wij kunnen deze begroting dus niet goedkeuren. (Applaus bij het VB)
We stellen met tevredenheid vast dat het aandeel van het onderwijs in de begroting niet langer daalt. Het verheugt ons dat onderwijs een prioriteit is voor deze regering. Ondanks de goede voornemens, was het onderwijs geen rust gegund. In het onderwijs mogen niet alleen de belangen van het personeel centraal staan. Leerlingen en studenten, vooral diegenen die onvoldoende voordeel kunnen halen uit dat onderwijs, moeten onze eerste en voornaamste zorg zijn. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we op dat vlak nog een lange weg te gaan hebben.
De verhoging van het onderwijsbudget voor lonen, betekent niet dat er meer gedaan wordt voor de leerlingen. In hun kansen moet geïnvesteerd worden. Daarom hecht sp·a zoveel belang aan het gelijkekansenbeleid.
Het ontwerp van decreet over gelijke kansen opent perspectieven dat aan onze verzuchting van vorig jaar, namelijk de invoering van kansarmoedecriteria, zal tegemoet gekomen worden. Onderwijs als democratisch recht voor iedereen houdt immers ook in dat ongelijkheden weggewerkt zijn bij het verlaten van het basisonderwijs. Dat impliceert positieve discriminatie van sociaal zwakkere milieus.
We appreciëren dat er meer middelen gaan naar zorgverbreding en onderwijsvoorrangbeleid. Om het beoogde effect te bereiken is een veelvoud noodzakelijk. In het Program for Internationale Student Assessment-onderzoek scoren Vlaamse 15-jarigen goed maar allochtone jongeren doen het in ons land minder goed dan in de andere OESO-landen.
Wij zijn van oordeel dat alle leerlingen met leermoeilijkheden een afdwingbaar recht op kosteloze leerhulp moeten krijgen. Vaak hebben gewone onderwijzers daarvoor onvoldoende tijd of niet de juiste opleiding. De lerarenopleiding moet aangepast worden, specifieke opleidingen voor taakleerkrachten en interne zorgbegeleiders gestimuleerd.
Kinderen uit sociaal-economisch kwetsbare gezinnen belanden, door gebrek aan preventief ingrijpen, te vaak in het bijzonder onderwijs. CLB's en schoolteams moeten gepast optreden.
Ook in secundair onderwijs is degelijke observatie en oriëntatie noodzakelijk. De herwaardering van technisch en beroepsonderwijs en andere maatregelen moeten ervoor zorgen dat er meer scholieren een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs behalen. Ondanks de inspanningen van de Vlaamse overheid is de financiële drempel hoog. De verplichte voorafgaande melding van de studiekosten verhindert hopelijk buitensporige kosten, maar toch moeten de kosten nog dalen. Het zit ons dwars dat de kostprijs van algemeen, technisch en beroepsonderwijs drastisch verschilt.
Zolang de kosteloosheid van het basisonderwijs niet kan worden gegarandeerd, vragen wij een studietoelage voor gezinnen die het financieel moeilijk hebben. De verklaring voor de complexiteit van de onderwijsstructuur is volledig te vinden in het verleden. Het is onmogelijk op enkele jaren al deze problemen uit de wereld te werken. Het inlossen van al onze verzuchtingen en verwachtingen zou heel wat geld kosten. Mijn partij spreekt alvast haar vertrouwen uit in minister Vanderpoorten.
We bespreken nu het hoofdstuk Economie, landbouw, werkgelegenheid, toerisme en buitenlandse en Europese aangelegenheden.
Ik wil signaleren dat minister Gabriëls afwezig is. Dat is spijtig.
De minister is niet verplicht om aanwezig te zijn.
In de kwaliteitskranten konden we lezen dat het bedrijfsleven en de Vlaamse KMO's de regering buizen. Dat is normaal : deze regering heeft geen sociaal-economische projecten. In de beleidsbrief vinden we veel evaluaties en intenties terug, maar weinig concrete nieuwe initiatieven. De overdracht van de ministerportefeuille heeft daar misschien wel iets mee te maken, maar het gaat toch om twee geloofsvrienden?
De verwachtingen waren nochtans hooggespannen. Zo zou de overheid een betrouwbare partner worden voor de bedrijven, maar het is nog steeds wachten op de nieuwe reglementering op de expansiesteun. Er zou worden gedacht aan een wedstrijdformule op basis van een budgettair beperkte enveloppe, wat de rechtszekerheid niet echt kan bevorderen. Uit de beleidsbrief blijkt nochtans duidelijk dat deze expeditiesteun zeer belangrijk is. Er is nood aan een transparante wetgeving, maar die blijkt er niet te komen.
De Vlaamse regering heeft zich ingeschreven in de Europese kaderrichtlijn op de expansiesteun. In juli werd trouwens een nieuw kaderdecreet opgemaakt, dat voor advies aan de Raad van State werd voorgelegd en dat werd aangemeld bij Europa.
Dit decreet bevat een waslijst van criteria en daar zullen er misschien nog heel wat aan worden toegevoegd. Er is dus niet echt sprake van een vereenvoudiging. Minister Gabriëls beschikt trouwens ook niet over het vereiste budget.
De overheid zou ook de belastingdruk verlagen. Recent onderzoek toont echter aan dat deze druk is gestegen tot 46 procent. De federale aanpassing van de tarieven van de vennootschapsbelasting met de afschaffing van de aftrek van de gewestelijke milieuheffingen bezorgen de vennootschappen alleen extra belastingen. Ook de vrijmaking van de energiemarkt blijft dode letter en jaagt de bedrijven op kosten.
Ten slotte zou de administratieve rompslomp met 25 procent worden teruggebracht. Volgens een recente enquête klagen KMO's en grote bedrijven net over de toename van de administratieve verplichtingen. (Applaus bij CD&V)
Het is niet meer dan normaal dat ook Vlaanderen de gevolgen ondervindt van de internationale groeivertraging. Het IMF verwacht in Europa voor 2001 een groei van amper 1,7 procent. Deze groeivertraging is zeer uitgesproken op het vlak van de handel. Volgens de internationale instellingen moet een aanzwengeling van de internationale conjunctuur niet worden verwacht voor midden 2002.
Dat wil niet zeggen dat we bij de pakken moeten blijven zitten. Zo is er de toenemende werkloosheid en de groeiende hoeveelheid faillissementen. Ook het aantal startende bedrijven daalt gevoelig, een item waarop Vlaanderen sowieso niet goed scoort. Het bewijst dat er een tekort aan ondernemerschap is in Vlaanderen.
De Vlaamse regering heeft gekozen voor een fundamentele hervorming van het economische beleid en van de instrumenten en middelen die daarvoor worden ingezet. De middelen moeten efficiënter kunnen worden ingezet, wat meteen de paarse draad is doorheen de verschillende beleidsbrieven.
De opleidingscheques vormen hier een goed voorbeeld van. Het gaat om een vraaggericht systeem, waarbij door de certificering van de vormingsaanbieders de kwaliteit wordt gegarandeerd. Door de verhoging van het steunplafond kunnen de KMO's van dit instrument gebruik maken.
De cheques vervangen Vlamivorm maar het doel hiervan, nl. de kleine ondernemingen, werd niet bereikt. Vormingscheques zullen nochtans vorming en levenslang leren zeker bevorderen.
Er zijn heel wat initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap, maar toch halen we in Vlaanderen niet het gewenste aantal nieuwe bedrijven. Daarom moeten het waarborgfonds en het VIZO aangepast worden.
Veel starters en KMO's vinden geen risicokapitaal, waardoor ze een tekort aan eigen middelen hebben wat het moeilijker maakt om aan kredieten te raken. De overheid faalt op dat vlak. Nieuwe alternatieven moeten eenvoudiger zijn en op fiscale steun kunnen rekenen.
Het VIZO moet zich op zijn kerntaak, middenstandsvorming focussen. De aangekondigde Huizen van de Onderneming kunnen het bedrijfsadvies van het VIZO integreren met dat van de GOM's en de regionale preventiecellen. Het VIZO-opleidingsaanbod dient ook aangepast te worden aan de hedendaagse eisen en de netwerkeconomie.
U zegt niets over de lastenverlaging die de heer Denys deze morgen in het vooruitzicht stelde. Waar staan we op dat vlak?
Ik heb daar wel een visie over, maar het is aan minister Gabriels om op deze vraag te antwoorden.
Het is mijn bedoeling om in de loop van de maand januari een voorstel te lanceren voor expansie en een lineaire lastenverlaging. We zijn momenteel naar de beste manier aan het zoeken om beide doelstellingen te bereiken.
Er zal dus een inspanning geleverd worden om de lasten zoals gevraagd lineair te verlagen. Dat zal ons toelaten in te gaan tegen economische tegenslagen.
Volgens het regeerakkoord is de Vlaamse regering op het vlak van economisch overheidsinitiatief bevoegd voor normering en controle. Voorts dienen overheidsbedrijven geprivatiseerd te worden om ongewenste overnames en monopolievorming te vermijden. Op specifieke terreinen kan de overheid blijven sturen en waar de markt faalt mag de overheid tussenkomen. De vernieuwde Participatiemaatschappij Vlaanderen kan dus de rol van het GIMV gedeeltelijk, doch gewijzigd overnemen. De PMV kan bepaalde doelstellingen helpen verwezenlijken en mee PPS organiseren.
Binnen dit regeerakkoord kan de Gimv alleen geprivatiseerd worden via een beursgang. In afwachting van een beter beursklimaat, kan men werk maken van de naamsverandering. Ten slotte staat de VLD nog altijd achter het voornemen om Gimvindus te vereffenen.
Het is ondertussen duidelijk geworden dat de nieuwe economie niet in staat is conjunctuurschommelingen te vermijden, wat niet betekent dat we de ICT mogen afschrijven. Iedereen is het er immers over eens dat ICT-investeringen de economie zullen doen groeien.
Innovatie blijft van levensbelang en dient daarom aangemoedigd te worden. De middelen voor wetenschapsbeleid en technologisch innovatiebeleid stijgen met 2 miljard frank. Voor O&O wordt 1,5 miljard frank extra uitgetrokken.
Bovendien wordt het beleid structureel verbeterd. Het technologisch basisonderzoek wordt uitgebouwd, de werking van de verschillende onderzoeksintellingen wordt verbeterd en het basisonderzoek aan de universiteiten wordt versterkt. Bovendien wordt de relatie tussen universiteiten en bedrijfsleven verstevigd. Ten slotte wordt onderzoek niet versnipperd over universiteiten en onderzoeksinstelligen.
De beheersovereenkomst met het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) had eind vorig jaar al vernieuwd moeten worden. Hoe ver staat minister Van Mechelen inmiddels?
Uit de doorlichting van het VIB bleek dat het systeem van de twee afvallers niet voldoet. We zijn dat systeem nu aan het hervormen. Er is voorts nog één universiteit die opmerkingen maakt over de enveloppe. Als de administratie, het VIB en die universiteit eind januari niet tot een akkoord zijn gekomen, zal ik de knoop doorhakken.
Dat wordt al dertien maanden in het vooruitzicht gesteld.
Het VIB is al vijf jaar actief en wordt nu pas voor het eerst geëvalueerd en daar nemen we liever voldoende tijd voor. De vertraging is ook te wijten aan de gebruikte modellen, maar we werken aan een nieuwe beheersovereenkomst die voldoende rechtszekerheid biedt.
Ik ben voorstander van een grondige evaluatie, maar dat mag geen alibi zijn om helemaal niets te doen.
Het IWT fungeert voor de ondernemingen voortaan ook als enige loket. De regering maakt de procedures voorts eenvoudiger en transparanter.
De middelen worden dus niet zomaar verhoogd en precies daarom zal de VLD deze begroting steunen. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Onze economie sputtert. We zijn te veel afhankelijk van buitenlandse gebeurtenissen om ons in te dekken tegen een recesessie. De Vlaamse overheid is niet bevoegd voor monetair beleid; maatregelen nemen die invloed hebben op de loonmassa is bovendien bijzonder delicaat. Alleen op het vlak van taksen en lasten heeft Vlaanderen enige beleidsruimte. Vennootschapsbelasting en sociale zekerheid blijven vooralsnog echter federale bevoegheden.
Ondanks alle beloftes werden de lasten voor Vlaamse bedrijven niet verlaagd. Om zijn concurrentiepositie te verstevigen moet Vlaanderen de politieke moed hebben om zelfstandig te beslissen om de lasten voor Vlaamse bedrijven te verlagen. Vlaanderen zou hierbij weinig budgettaire problemen ondervinden als er een einde zou komen aan de transfers naar Wallonië. Ook nu beschikt Vlaanderen echter over voldoende middelen. De versnelde schuldafbouw dient immers alleen om België een aanvaardbaar imago te verschaffen in Europa, ondanks het Waalse deficit. De middelen voor schuldafbouw zouden daarom beter gebruikt worden voor lastenverlaging voor de bedrijven. Deze maatregel zal trouwens een belangrijk terugverdieneffect tot gevolg hebben.
De Vlaamse regering moet Vlaamse belangen nastreven en de Belgische eisen naast zich neerleggen. (Applaus bij het VB)
Premier Verhofstadt heeft naar aanleiding van de recente betogingen voorgesteld om de vakorganisaties te betrekken bij de Europese Conferentie. Dat is positief. Ook Vlaanderen moet rekening houden met de geest van de betogingen van de vakorganisaties en andersglobalisten : bij samenwerkingsakkoorden werd totnogtoe nog te weinig aandacht besteed aan sociale beschermingsmaatregelen, inspanningen op het vlak van democratie en de uitbouw van een goede dienstverlening voor de lokale bevolking.
We juichen de inspanningen toe van minister Van Grembergen in het kader van verschillende vredesinitiatieven in Noord-Ierland, Kosovo en Palestina-Israël.
We zijn verheugd dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking verhoogd wordt. We steunen de beleidskeuze om de publieke opinie in Vlaanderen voor internationale solidariteit te sensibiliseren. De gemeentelijke convenants zullen een brede basis creëren voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwering.
Vlaanderen moet na de regionalisering van ontwikkelingssamenwerking streven naar degelijke, ongebonden en goed georganiseerde hulp. De Vlaamse regering moet deze regionalisering terdege voorbereiden. Daarom moet dringend een Vlaamse werkgroep worden opgericht. In januari zal er immers al een federale werkgroep van start gaan.
Mijn fractie steunt het buitenlands beleid van deze regering, maar vraagt een parlementair debat over de regionalisering van de staatshervorming. (Applaus bij de VLD, de sp.a, AGALEV en VU&ID)
Door de regionalisering van Landbouw wordt een meer coherent mogelijk. De landbouw moet door de overheveling van bevoegdheden niet alleen sterker, maar ook groener worden. Zo zal bijvoorbeeld biolandbouw efficiënter kunnen worden ondersteund.
De minister wil de maatschappelijke discussie over duurzame landbouw stimuleren. Terecht : landbouw en voedselveiligheden gaan immers de hele gemeenschap aan.
We moeten rekening houden met externe uitdagingen. Vlaanderen moet met name rekening houden met de terechte druk vanuit de ontwikkelingslanden om met minder handicaps op onze voedselmarkt terecht te kunnen, en met de toetreding van Oost- en Midden-Europese landen tot de EU. Landbouw vormt in sommige van deze landen nog 20 procent van de totale economische productie. De concurrentiepositie van de Vlaamse landbouwers zal hierdoor beïnvloed worden. De uitbreiding zal de nieuwe lidstaten een stimulans geven en ervoor zorgen dat ze hun landbwouproductie nog kunnen opdrijven.
Dit zal, als er geen bijsturing komt, leiden tot nog grotere overschotten en dus nog lagere prijzen voor de landbouwers.
Gaan we ons verliezen in deze concurrentiestrijd? Kunnen we de uitbreiding naar Oost-Europa niet eerder als een kans grijpen om een herverdeling van de veehouderij te krijgen? Kunnen we zo niet de milieudruk bij ons verlagen en de grondgebondheid verhogen? Deze discussie moeten we op Vlaams en Europees niveau voeren.
Bovendien zal bij de verwachte productiestijging meer geld nodig zijn voor de exportsubsidies. Momenteel wordt er reeds 44 procent van het Europees budget besteedt aan landbouw. Het merendeel hiervan gaat naar exportsubsidies. Men zou deze subsidies moeten stoppen en gebruiken voor duurzame landbouw. Op deze manier kan er dan ook geld vrijgemaakt worden voor de ondersteuning van de familiale landbouw. Ook de federale premier heeft in zijn toespraak op het NGO-forum benadrukt dat de exportsubsidies voor landbouw verminderd zullen worden. Hij vertelde er echter niet bij wat er met het gespaarde geld zou gebeuren.
Een van de oplossingen zou kunnen zijn dat men een veel groter deel van het landbouwbudget zou spenderen aan het plattelandsbeleid. Er zou niet meer maar betere landbouw moeten komen. Het plattelandsbeleid heeft immers meer aandacht voor het milieu en de meer globale omgeving van het platteland.
De landbouw in de EU zal maar duurzaam kunnen zijn als de doelstelling van productieverhoging geschrapt wordt en productiebeheersing beter uitgewerkt wordt. Op dit ogenblik ontvangen 25 procent van de bedrijven 75 procent van de steun. Door plafonering en koppeling aan bijvoorbeeld arbeidscriteria kan de steun over de bedrijven beter verdeeld worden. Dit zal trouwens de enige mogelijkheid zijn om de inkomenssteun aan de landbouwers te redden en vooral de familiale en grondgebonden bedrijven te steunen.
Tenslotte wil ik nog pleiten voor een meer regionaal concept van landbouw in plaats van de huidige geglobaliseerde transportlandbouw. We zitten met een enorm mobiliteitsprobleem.
Parma was in die zin misschien nog wel het ludiekste voorstel voor de zetel van het Europese Voedselveiligheidsagentschap. Het grootste deel van de gerookte varkensbillen uit Parma is immers afkomstig van in Vlaanderen gekweekte varkens. MKZ heeft echter op een pijnlijke manier aangetoond tot wat het versassen van levende dieren op lange afstand kan leiden.
Voor de landbouw wordt 2002 een scharnierjaar. Vanaf 1 januari moeten de Lambermontakkoorden inzake landbouw immers geïmplementeerd worden. Het is zeer de vraag of dit zonder slag of stoot zal gebeuren. Het federale niveau zal immers blijven proberen om bevoegdheden te recupereren. De Vlaamse regering zal dan ook op haar strepen moeten blijven staan.
Werkgelegenheid is één van de belangrijkste beleidsdomeinen van elke regering en elk parlement. De begroting van 2002 bevat dan ook een aantal belangrijke incentives om, rekening houdend met de recessie en pre-recessie, het hoofd te bieden aan de grootste noden. De speerpunt van het werkgelegenheidsbeleid in 2002 moet echter de reeds lang aangekondigde herstructurering van de VDAB zijn.
De gewesten blijven op het vlak van de buitenlandse politiek de kleine broertjes van het federale niveau. De Top van Laken was niet zo gunstig voor de constitutionele regio's. In plaats vooruit te gaan, gingen we daarentegen achteruit. In de nieuwe Conventie van de EU krijgen de constitutionele regio's immers maar evenveel zitjes als de niet-constituele regio's en de steden.
Inzake de economie wil ik stellen dat om een slabakkende economische conjunctuur tegen te gaan een producentenvertrouwen even belangrijk als een consumentenvertrouwen. Verder heeft de Vlaamse poging om de druk op de federale regering op te voeren door te dreigen met een bijkomende belastingvermindering weinig zoden aan de dijk gebracht. De notie budgettaire neutraliteit is immers behouden gebleven.
De ondernemingen stellen zich ook terecht vragen bij de degressieve versnelde afschrijving op investeringen enerzijds en aftrekking voor milieuheffingen anderzijds.
Niet alleen de arbeid, maar ook het ondernemerschap worden blijvend geconfronteerd met te hoge lasten, zowel op administratief als op fiscaal vlak. Minister Gabriëls kondigde recent hieromtrent een groot actieplan aan. Het zou hierbij ondermeer gaan over de bevordering van ondernemerschap, industrieterreinen, opleidingscheques en lastenverlagingen. De Vlaamse regering zou hieromtrent toch nog wat uitleg mogen geven.
Een belangrijk aandachtspunt en zorgenkind blijft verder de hervorming van het Waarborgfonds. De herijking van het waarborgsysteem kan de kostprijs, verbonden aan kredietverlening voor startende ondernemingen, heel wat verminderen.
Positief is het optrekken van de beleidsvoorbereidende capaciteit door het administratief aantrekken van bijkomende specialisten. Vooral projecten zoals het Strategisch Plan voor de Ruimtelijke Economie hebben nood aan meer ambtelijke ondersteuning.
Wat de cijfers tenslotte betreft kan er op basis van de begrotingsdocumenten worden afgeleid dat er niet al te veel extra middelen bestemd worden voor economie, landbouw en energie. Anderzijds ziet men dat de inhaaloperatie voor economisch ondersteuningsbeleid wordt afgebouwd. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat de Vlaamse regering met een erfenis uit het verleden wordt geconfronteerd.
Ik doe tenslotte een oproep dat Vlaanderen in 2002 zo goed mogelijk zou bestuurd worden. Dit is een taak van de regering. Het Vlaams parlement moet de werkzaamheden van deze regering controleren. Verder dringt zich ook een diepgaand debat op over de globalisering, ook binnen dit halfrond. (Applaus bij VU&ID)
Bij de voorbereiding van deze bespreking heb ik niet alleen de begroting en de beleidsbrief nagekeken, maar ook de beleidsnota en het strategisch plan werkgelegenheid.
We kunnen het gedeeltelijk eens zijn met de visie van de beleidsnota waarin strategische doelstellingen en kritische succesfactoren worden opgesomd. In de beleidsbrief worden die doelstellingen herhaald, zonder dat er veel concrete maatregelen in het vooruitzicht worden gesteld. Veel zit vast in overleg- en werkgroepen.
Ik wil hier de strategische doelstellingen en de kritische succesfactoren overlopen.
De werkzaamheidsgraad bedraagt nu 63,9 procent. Om de doelstelling van Lissabon, namelijk een tewerkstellingsgraad van 67 procent in 2004 te halen, moeten er elk jaar 30.000 jobs gecreëerd worden. Tot begin dit jaar is het aantal werkenden inderdaad toegenomen, maar dat is niet het gevolg van de activeringsprogramma's, het is grotendeels gestoeld op het reguliere economisch circuit. Zo heeft het federale Rosettaplan ongeveer 30.000 jongeren aan het werk geholpen, maar volgens een enquête van het VEV zouden deze mensen ook zonder deze maatregel aangenomen zijn. Sinds het verslechteren van de economische toestand liep de daling van de werkloosheid terug. Het aantal jongere en kortdurig werklozen nam opnieuw toe. Toch wordt het beleid niet gewijzigd. Dan lijken de ambities om de afgesproken norm inzake werkzaamheidsgraad te halen wel erg ambitieus.
De kansengroepen hebben niet kunnen profiteren van het gunstig economisch klimaat om hun achterstand op de arbeidsmarkt in te halen. In absolute cijfers is er een vooruitgang, maar de situatie van laaggeschoolden, ouderen en allochtonen blijft precair. De situatie van de allochtone werknemers is sedert 1995 onophoudelijk achteruitgegaan. Sinds de verslechtering van de economische conjunctuur zijn er geen bijsturingen gebeurd om aan de nieuwe situatie het hoofd te bieden. Er is overleg, maar er zijn geen concrete resultaten.
De gehandicapten die werden geïntegreerd in de lokale werkwinkels, stapten twee weken geleden uit het project, omdat hun situatie daardoor niet kon worden verbeterd.
Onder het aantrekkelijker maken van de arbeid verstond men onder meer de regularisatie van de nepstatuten. Intussen zijn er 5.800 VTE geregulariseerd. Alles samen werken er echter 30.00O VTE in nepstatuten en dus is er nog veel meer werk aan de winkel. Alle DAC'ers zouden moeten geregulariseerd worden in 2005, maar voor de gesco's is er nog geen enkel perspectief.
Rond vrijwilligerswerk en zorgwerk werd alleen denkarbeid verricht; er zijn geen concrete maatregelen gepland. Voor kinderopvang is er een lichte uitbreiding in het vooruitzicht, maar blijft het aanbod absoluut onvoldoende.
Inzake afstemming tussen arbeid en vrije tijd gaan we erop achteruit. Het federale model van het tijdskrediet wordt aangevuld door aanmoedigingspremies, maar het nieuwe systeem is slechter dan het vorige. De werknemers hebben minder mogelijkheden dan tevoren om hun loopbaan te combineren met gezin en vrije tijd.
Inzake individuele maatschappelijke ontplooiing voor iedereen is er een mooi actieplan voor levenslang leren, maar is er niets concreets gerealiseerd. Het hefboomkrediet heeft de vroegere Vlamivorm vervangen en de aangekondigde opleidingscheques worden pas in 2002 ingevoerd. Daarvoor is trouwens slechts 1,8 miljard frank uitgetrokken, met een maximum van 250.000 frank per bedrijf.
Het erkennen van verworven competenties, waarbij men getuigschriften zou kunnen krijgen voor ervaringen en opleidingen die men buiten school heeft gekregen, geraakt niet uit de fase van de denktank.
Het is onduidelijk of de afstemming van vraag en aanbod, het samenbrengen van vacatures en werkzoekenden intussen verbeterd is. De spanningsindex, dit is het aantal werkzoekenden per vacature, en de vervullingstijd worden door de conjunctuur bepaald en niet door de maatregelen.
De herstructurering van de VDAB zit vast. Alleen rond de verzelfstandiging van de meritdiensten is een ontwerp van decreet goedgekeurd door de Vlaamse regering.
In de lokale werkwinkels, die het paradepaardje zouden worden van het nieuwe beleid, zijn er problemen in de basisdienstverlening. Op dit ogenblik hadden meer dan zeventig werkwinkels operationeel moeten zijn, maar dat zijn er tot nog toe slechts 31. Veel gemeenten haken af omwille van de onduidelijkheid. De lokale diensteneconomie is helemaal nog niet van de grond gekomen. Er is alleen een samenwerkingsakkoord met het federale niveau over de dienstencheques.
Een maatschappelijk gedragen visie over het werkgelegenheidsbeleid ontbreekt eveneens. Er is bij de Vlaamse regering geen reflex aanwezig voor sociaal overleg. Op 17 november jongstleden is wel het Vlaams Sociaal Pact afgesloten, maar dit betreft concrete doelstellingen op langere termijn. De concrete inspraak bij het huidige beleid is veel beperkter. De aangekondigde Vlaamse CAO's zijn er nog steeds niet. Ook met de integratie van het Subregionaal Tewerkstellingscomité en het Streekplatform staat men nog geen stap verder. Men wil de provincies meer inspraak geven en zo het primaat van de politiek meer laten spelen.
De werkgelegenheid is toegenomen dank zij de goede conjunctuur. Het regeerakkoord voorzag in een toename van de sociale economie met 7.500 arbeidsplaatsen, maar daarmee is nog geen begin gemaakt. Er is alleen een stijging van 300 werknemers in de sociale werkplaatsen.
Het was de bedoeling een administratieve vereenvoudiging te realiseren. Daarom wilde de minister de bestaande procedures screenen op hun efficiëntie. Maar in de praktijk zijn de procedures op sommige domeinen nog ingewikkelder geworden.
Ten slotte is de manier waarop de sociale begeleiding is aangepakt in het Sabenadossier exemplarisch. Men laat de feiten op hun beloop en na de feiten probeert men alleen wat te schaven aan de gevolgen.
Op 1 januari 2002 wordt de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) vervangen door het federaal agentschap, dat de initiatieven van de verschillende gewesten moet coördineren. Intussen hebben de gewesten onderling echter al afspraken gemaakt. Op die manier heeft het federaal agentschap zijn overbodigheid al aangetoond nog voor het werd opgericht.
In de structuur van het agentschap is Vlaanderen nog slechter vertegenwoordigd dan tot dusver bij de BDBH het geval was. Daarom menen we dat Vlaanderen niet mag meebetalen voor dit agentschap en dat het in de raad van bestuur een legestoelpolitiek moet voeren.
De BDBH wordt op 1 januari 2002 opgedoekt en bijgevolg zou het logisch zijn het Vlaamse personeel ervan op te nemen in het organigram van Export Vlaanderen. De overheveling zou evenwel pas in oktober van volgend jaar gebeuren. De BDBH heeft geen nieuwe opdracht gekregen, de hele werklast werd overgenomen door Export Vlaanderen. Met het huidige personeelsbestand kan het werk niet worden uitgevoerd en dat gaat ten koste van de dienstverlening aan de Vlaamse bedrijven.
Voor extern economisch beleid is een bedrag van 38 miljoen euro uitgetrokkenwaarvan 23,5 miljoen voor Export Vlaanderen. Dat is een stuk minder dan de 26 miljoen euro die werden beloofd. Daarom moet in 2002 al meteen bespaard worden. Een aantal nieuwe initiatieven van Export Vlaanderen moet naar later verschoven worden. De Vlaamse economische vertegenwoordigers in het buitenland kregen de opdracht de laatste maanden van dit jaar geen nieuwe uitgaven te doen.
Ook volgend jaar zal dat de activiteiten van Export Vlaanderen beperken. De toegewezen middelen ten opzichte van dit jaar worden amper verhoogd.
De opheffing van de BDBH dreigt de dienstverlening aan exporterende bedrijven voor een jaar in het gedrang te brengen. De overheveling van het Vlaamse personeel verloopt moeizaam. In het nieuwe federale agentschap blijft de onduidelijkheid op vlak van bevoegdheden bestaan en Vlaanderen bevindt zich daar in een minderheidspositie.
De samenvoeging van de herstructurering van de verschillende diensten en de overdracht van het personeel wordt nu voorbereid en begin volgend jaar uitgevoerd.
De streefdatum wordt alvast niet gehaald en ik betwijfel of het zo snel zal gaan.
De middelen van Export Vlaanderen zijn onvoldoende om de instelling behoorlijk te laten werken. (Applaus bij het VB)
Duurzaamheid ontwikkelen en ondernemen impliceert dat men uitgaat van evenwicht tussen economische, ecologische en sociale belangen. Economische groei mag geen aanleiding geven tot het verbruik van meer grondstoffen of energie.
Men kan de ondernemingen opdelen in drie groepen. De eerste en grootste groep volgen de opgelegde milieunormen node en handelt enkel conform de wet. De tweede groep vindt dat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. Voor de derde groep is duurzaam ondernemen het uitgangspunt.
Het is een uitdaging voor de Vlaamse regering om ondernemingen te stimuleren om van de eerste naar de tweede groep over te stappen. De Vlaamse overheid heeft twee belangrijke mogelijke instrumenten : een investeringsmaatschappij voor duurzaam ondernemen en ecologische expansiesteun.
Wij zijn overeengekomen om geen categorie ad hoc voor duurzaam ondernemen op te stellen maar verhoogde steun te geven aan bedrijfsprojecten voor duurzaam ondernemen.
Bij het herzien van de expansiesteun zal duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt zijn.
Er moeten dan ook voldoende middelen uitgetrokken worden voor het innovatiebeleid en de expansiesteun. Minister Gabriels stelde dat hij de ecologische expansiesteun wel zal uitvoeren maar een deel van dat budget zal bestemmen voor lineaire maatregelen. Lineaire verlaging moet echter door het federaal niveau uitgevoerd worden. De ecologische steun mag niet dalen.
Wat verstaat minister Gabriels onder duurzaamheid? Wat is het resultaat van het innovatiebeleid? Met welk percentage stijgt het innovatief vermogen van de KMO's en de grote bedrijven ten opzichte van de situatie bij het aantreden van deze regering?
Duurzaam ondernemen is het hanteren van een ontwikkelingsprocédé dat garandeert dat ook volgende generaties zullen beschikken over dezelfde grondstoffen. Het is dus ruimer dan enkel ecologie.
Voor de KMO-programma's is voor 2 jaar een budget van 800 miljoen frank beschikbaar. Er zijn al voor 400 miljoen frank projecten ingediend en het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT) heeft projecten ter waarde van 240 miljoen frank vastgelegd. In de beheersovereenkomst van dat instituut staat dat ze op 2 jaar tijd twee maal zo veel KMO's moeten bereiken. Dat lijkt te lukken.
De totale enveloppe van het IWT wordt opnieuw verhoogd. Door invoering van een forfaitaire regeling in het nieuwe besluit zullen allicht meer initiatieven sneller gesubsidieerd worden. De goedkeuring van het besluit over de Vlaamse Innovatieve Samenwerkingsverbanden (VIS) geeft een decretale basis aan het clusterbeleid en moet toelaten meer programma's goed te keuren en de output ervan te toetsen.
Ik kreef nog geen antwoord op mijn vraag over de resultaten die de Vlaamse regering reeds behaald heeft. De Vlaamse regering neemt afstand van het clusterbeleid ten voordele van het VIS.
Het VIS biedt meer mogelijkheden. Het clusterbeleid werd door de inspectie van Financiën bekritiseerd.
Ik hoop dat ecologische innovatie geïmplementeerd wordt en dat de nodige middelen voor ecologische steun worden uitgetrokken. (Applaus bij AGALEV)