Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Aan de orde is het voorstel van decreet van de heren Voorhamme, Suykens, Van den Abeelen, Van Rompuy, Sannen en Vandenbroeke houdende wijziging van de wetsbepalingen inzake slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953.
De algemene bespreking is geopend.
, verslaggever : Dit voorstel van decreet betreft concreet de afschaffing van de openingstaks voor cafés.
Eerst wens ik iets te zeggen over het tot stand komen van het gemeenschappelijk voorstel en over de wijze van bespreken in de commissie.
Het gemeenschappelijk voorstel van decreet van de heren Voorhamme, Suykens, Van den Abeelen, Van Rompuy, Sannen en Vandenbroeke vindt zijn oorsprong in een voorstel van decreet van de sp.a-fractie, een voorstel van decreet van de VLD-fractie en in de inbreng van diverse collega's van CD&V, Agalev en VU&ID in de commissie.
De commissie heeft vier beprekingen gewijd aan het voorstel : op 1 februari, 13 juni, 21 juni en 25 oktober.
De indieners willen eigenlijk de wet van 3 april 1953 die een belasting op slijterijen van gegiste dranken invoerde, afschaffen. Door de artikelen 3 en 4 van de bijzondere financieringswet van 1989 behoort deze wet tot onze bevoegdheid voor wat betreft de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de vrijstellingen. De afschaffing behoort evenwel niet tot onze bevoegdheid, maar het is wel degelijk mogelijk een nultarief in te voeren. Deze procedure werd dan ook gevolgd in het gezamenlijk voorstel.
Economische redenen liggen aan de basis van dit voorstel. De horeca is goed voor drie procent van het BNP en telt ongeveer 120.000 ingeschreven werknemers in 12.000 cafés.
Er bestaat echter een grote financiële drempel voor het openen van een café, namelijk de zogenaamde openingstaks. Wie een café wil openen moet vooraf een belasting van driemaal de jaarlijkse huurwaarde betalen. Voor een eenmanszaak is die belasting eenmalig, voor de vennootschappen is ze slechts vijftien jaar geldig. Na verloop van die periode moeten ze vijfjaarlijks een belasting betalen die gelijkstaat aan de helft van de openingstaks.
De cafésector is de enige sector waar een zelfstandige ondernemer nog een fiscale drempel moet overwinnen om een zelfstandige activiteit te kunnen uitoefenen.
Vele startende caféhouders beschikken niet over voldoende financiële middelen om deze belasting zelf te betalen en zijn dus verplicht deze som door een brouwerij of bierhandelaar te laten financieren. De caféhouder moet dus niet alleen de financiering terugbetalen, hij is bovendien verplicht een exclusieve afnameverplichting voor bieren en drinkwater te aanvaarden. Door de afschaffing wordt de caféhouder dus minder onafhankelijker.
De openingsbelasting is ook geen efficiënte belasting. In 2000 zou ze in de federale begroting goed zijn voor een bedrag van 670 miljoen frank, waarvan 370 miljoen frank aan het Vlaamse Gewest wordt uitgekeerd. Bijna honderd ambtenaren van de administratie van Douane en Accijnzen zouden zich bezighouden met de inning van deze belasting. Bovendien is deze belasting voor de caféhouders een aftrekbare kost.
De commissie heeft het gehad over de discriminatie tegenover de bestaande cafés die de openingstaks al hebben betaald voor een periode van een aantal jaren, die gedeeltelijk vallen na de afschaffing ervan. Het amendement dat hierover door de heren Van den Abeelen, Vandenbroeke en mezelf werd ingediend, werd verworpen omwille van de zware budgettaire repercussie en van de moeilijke administratieve toepasbaarheid.
Uiteindelijk stemde de commissie eenparig in met de inwerkingtreding op 1 januari 2002. Het globale voorstel werd ook eenparig aangenomen. (Applaus bij de VLD, sp.a en CD&V)
Het verwondert me dat we niet eerder op het idee zijn gekomen deze oubollige belasting af te schaffen.
De horeca is een belangrijke sector in onze economie. De sector is goed voor drie procent van het BNP en er zijn rechtstreeks of onrechtstreeks 120.000 werknemers bij betrokken. Deze betrekkingen zijn over het algemeen ook zeer toegankelijk, ook voor lagergeschoolden, die het over het algemeen moeilijker hebben om werk te vinden.
De horeca is ook belangrijk voor het sociaal weefsel in onze samenleving. Het is een belangrijke ontmoetingsplaats en het is ook een onontbeerlijk onderdeel van de activiteiten van het verenigingsleven.
Veel horecazaken vormen het prototype van kleine ondernemingen. Hier is dus ook het startend ondernemerschap aan de orde dat we willen steunen.
Daarom hebben we er alle belang bij een positief en geen restrictief beleid te voeren. Dat betekent dat nodeloze bureaucratie en nodeloze belastingen moeten worden vermeden.
De cafésector is de enige resterende sector waar de overheid nog een financiële drempel oplegt voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit. Voor de opening moet een bedrag worden betaald van driemaal de jaarlijkse huurwaarde en voor vennootschappen komt daar na vijftien jaar nog vijfjaarlijks de helft van de jaarlijkse huurwaarde bovenop. In elk geval gaat het om bedragen die het break-evenpunt van de onderneming in belangrijke mate verleggen, zeker in de aanvangsfase.
De argumenten ter verdediging van de openingstaks zijn de volgende. Men wil de economisch meest kwetsbare groep van de horeca, namelijk de cafésector, beschermen tegen lichtzinnige initiatieven. Bovendien zou er een overaanbod zijn dat het gemiddelde rendement naar beneden haalt.
Uit het hoge aantal faillissementen blijkt dat de openingsheffing zeker geen roekeloze initiatieven tegengaat. Het is een oubollig instrument waarbij men ervan uitgaat dat de kwaliteit van ondernemerschap kan gemeten worden aan het vermogen van de ondernemer.
Kennis van bedrijfsbeheer is noodzakelijk om een vestigingsattest als ondernemer te bekomen. Dat is een betere garantie voor de goede startende ondernemers. Eventueel kan men de vereisten beter aanpassen aan de horecasector.
De openingsbelasting leidt tot een verregaande en ontoelaatbare vorm van protectionisme. Omdat startende caféhouders vaak onvoldoende financiële middelen hebben, lenen zij het bedrag voor de openingsheffing bij een brouwerij of drankhandel. Zij zijn niet enkel verplicht tot terugbetaling maar moeten ook een exclusieve afnameplicht aanvaarden. Dat beperkt de hun aanbod en zij moeten tot 30 procent meer betalen dan andere caféhouders.
De openingsbelasting is onrechtvaardig want niet gebaseerd op de draagkracht van de exploitant. Daarenboven is ze niet efficiënt want de caféhouder kan deze belasting aftrekken van de inkomstenbelasting. Voor het innen van de openingsbelasting zijn wel honderd ambtenaren nodig.
Het afschaffen van deze belastingen kadert in het streven naar modern ondernemerschap en minder bureaucratie. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
- De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, neemt het voorzitterschap waar.
Er werken niet 120.000 mensen maar wel 12.000 mensen in de horecasector. De afschaffing van voornoemde belastingen is een eerste stap. Op federaal niveau moeten bijkomende initiatieven genomen worden voor deze vitale sector in Vlaanderen. De afschaffing van deze inefficiënte belasting kadert in de door de VLD nagestreefde administratieve vereenvoudiging.
In de Brusselse Hoofdstedelijke Raad werd benadrukt dat door de interpretatie van de gewestelijke inspectie de kantines van sportclubs en jeugdhuizen onderhevig zijn aan deze belasting. Het afschaffen ervan komt ook het verenigingsleven ten goede.
Wij zullen dit voorstel goedkeuren. De strijd tegen de verzuring is ook voor ons een prioriteit. (Applaus bij het VB)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van de heren Voorhamme, Suykens, van den Abeelen, Van Rompuy, Sannen en Vandenbroeke houdende wijziging van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953.
- De artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.