Report plenary meeting
Report
Aan de orde is het voorstel van resolutie van de heren Caluwé, Van Rompuy en Decaluwe betreffende het nieuwe spoorakkoord binnen de federale regering en het advies dat hierover van de Vlaamse regering wordt verwacht.
De bespreking is geopend.
Het voorbije jaar hebben we in dit parlement herhaaldelijk gesproken over het investeringsprogramma van de NMBS voor de komende tien jaar. Daaraan hebben we terecht veel aandacht besteed.
We hebben vandaag een aantal cijfers gehoord waaruit blijkt dat België tot de top vijf van de meest welvarende landen ter wereld behoort; Vlaanderen behoort dus wellicht tot de top drie van de wereld. Meer welvaart leidt echter tot meer mobiliteit, met alle problemen van dien. De negatieve cijfers over het aantal verkeersdoden gelden ook voor Vlaanderen. Ook een goed openbaar vervoer kan op dit vlak een bijdrage leveren.
Op basis van de discussies van de voorbije maanden waren we tot de conclusie gekomen dat het investeringsprogramma van de NMBS moest gebaseerd zijn op een objectieve behoeftenanalyse en niet op de traditionele verdeelsleutels. We meenden ook dat het gewest bijkomend zou moeten kunnen optreden voor de invulling van de lokale behoeften. De SERV heeft dat advies echter bijgestuurd. Het zou niet realistisch zijn de 60/40 verdeling op korte termijn op te geven, maar men zou er wel naar streven de investeringen van nationaal belang zoals die ten behoeve van zeehavens en luchthavens, uit de verdeelsleutel te halen. Zee- en luchthavens zijn immers in het belang van de federale welvaart; de verschuldigde belastingen gaan in de eerste plaats naar de federale schatkist. We hebben die visie gevolgd in de senaat en we zijn er zelfs in geslaagd de steun van de Franstaligen te verwerven voor de mobiliteitsresolutie.
We moeten echter vaststellen dat de 60/40-verdeelsleutel behouden blijft in het spoorakkoord dat op 30 maart tot stand kwam binnen de federale regering. De toegekende middelen zijn te beperkt en daardoor moesten de investeringen die voorzien waren voor de komende tien jaar, over een periode van 15 jaar worden gespreid. Bovendien krijgen de gewesten geen vertegenwoordiger in de raad van bestuur van de NMBS.
De Vlaamse ministers putten zich uit om dit akkoord te prijzen. De minister-president noemde het een belangrijke stap in de staatshervorming. Minister Stevaert, die in De Zevende Dag zij aan zij zat met de federale ministers Durant en Daems, stelde dat het gaat om een goed akkoord.
Uit nader onderzoek bleek echter dat er toch een aantal problemen zijn met dit akkoord. Het gezond verstand is bovengekomen, ook bij de meerderheid in het Vlaams Parlement. Zo werd op 20 juni opnieuw een resolutie aangenomen die stelt dat het akkoord er mag zijn voor de komende twee jaar, maar dat er daarna behoefte is aan een investeringsplan met andere voorwaarden. De Vlaamse regering heeft zich grotendeels bij die resolutie aangesloten, al heeft ze haar opmerkingen dan omschreven als een positief advies over het investeringsplan - een goed staaltje van de newspeak die zo typisch voor deze regering.
Eerst hadden we de indruk dat de opmerking dat de investeringen voor de zee- en de luchthavens uit de verdeelsleutel moesten gehouden worden, toch enig gevolg zou hebben. De minister-president stelde immers dat de investeringen voor de luchthaven uit de verdeelsleutel zou gehouden worden. Al snel bleek echter dat zelfs dat niet het geval was. De luchthavens blijven een federale bevoegdheid, maar de spoorinvesteringen die moeten zorgen voor een ontsluiting van die luchthavens, moeten tot het Vlaamse investeringsaandeel behoren. Het gevolg is dat men weldra vanuit elke belangrijke Waalse stad op een half uur Brussel zal kunnen bereiken, terwijl Hasselt, de stad van de bevoegde minister, op twee uur van de hoofdstad zal blijven liggen.
De klap op de vuurpijl is dat het Vlaams Gewest zijn bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening verliest waar het de NMBS betreft. Als de NMBS een bouwvergunning vraagt, dan moet het Vlaams Gewest altijd ja zeggen, ook als de aanvraag onaanvaardbaar is in de vorm waarin ze werd ingediend. In ons voorstel hebben we gesteld dat bepaalde verbindingen alleen met sleuven of tunnels mogen uitgevoerd worden. Het akkoord maakt echter dat het Vlaams Gewest alleen nog zal kunnen slikken of de bijkomende kosten zelf betalen.
We zijn wel blij dat er de voorbije dagen bij de vier meerderheidspartijen negatieve reacties te noteren waren. Voor Agalev gebeurde dat in de Kamer, bij monde van de heer Van Oost. Voor de SP waren langs verschillende kanalen negatieve reacties op te tekenen, onder meer van de minister. De VU reageerde in communiqués, en ook uit het interview dat de minister-president toestond aan La Libre Belgique blijkt een negatieve beoordeling.
Daarom reken ik erop dat de meerderheid ons voorstel van resolutie zal goedkeuren en dat de Vlaamse regering het voorliggende samenwerkingsakkoord niet zal ondertekenen. Ik kan me immers niet van de indruk ontdoen dat de situatie zeer nadelig is voor Vlaanderen.
Het is wellicht geen toeval dat deze situatie zich voordoet op een ogenblik dat de Franstaligen hun belangrijkste verzuchtingen voor jaren in vervulling hebben zien gaan, waardoor de Vlaamse vragen kunnen weggewuifd worden. Dat toont aan in welk communautair klimaat we terechtgekomen zijn. Nu blijkt welke fout de meerderheid heeft begaan door het Lambermontakkoord goed te keuren. Men had het spoordossier tijdens de communautaire onderhandelingen op de tafel moeten leggen. Nu zal het heel moeilijk worden, al hoop ik dat er toch nog een gunstige oplossing uit de bus kan komen.
We hebben over dit onderwerp uitgebreid gediscussieerd en het parlement heeft een duidelijk standpunt ingenomen. We vragen dat de regering rekening houdt met de resolutie die werd aangenomen. Daarom menen we dat dit voorstel van resolutie zonder voorwerp is.
Als men meent dat de invalswegen naar de luchthaven een Vlaamse bevoegdheid zijn, dan moet men daaruit de consequentie trekken en Zaventem onder de bevoegdheid van Vlaanderen plaatsen. (Applaus)
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Op 28 maart van dit jaar sprak minister Stevaert de hoop uit dat de Franstaligen dit dossier niet als een communautair dossier zouden beschouwen. Hij is, vrees ik, een illusie armer. De Franstaligen vinden het nog altijd normaal dat Vlaanderen een deel van zijn bruto regionaal product afstaat aan Wallonië om als enige te investeren in de economie.
Premier Verhofstadt beloofde recent dat de investeringen in de luchthaven van Zaventem uit de 60/40-verdeelsleutel gelicht zouden worden. Maar zelfs voor een investering van amper 15 miljard frank is dat voor de Franstaligen onaanvaardbaar. Omdat de lijnen Brussel-Namen en Brussel-Ottignies over Vlaams grondgebied lopen, betaalt Vlaanderen daarvoor zogezegd 10 miljard frank. In feite komen die middelen uit de federale schatkist. Het federale niveau legt de gewesten bovendien boetes op als ze er niet in slagen op tijd een bouwvergunning af te leveren. Dat is niet alleen onwettig. Het is bovendien een complete negatie van onze autonomie.
Ik stel met genoegen vast dat er ook buiten het Vlaams Blok nog mensen zijn die het spoor willen regionaliseren. Wij hebben daarom een amendement in die zin ingediend op het voorstel van resolutie van de CVP. Ongeacht de uitkomst van de stemming over dat amendement, zullen wij hun voorstel van resolutie goedkeuren omdat het de kern van de zaak weergeeft. (Applaus bij het VB)
Ik begrijp de heer Caluwé volledig. De federale spoorwegakkoorden maken van de NMBS een anachronisme. In een dergelijk klimaat zal het ooit onmogelijk worden om een nationaal spoorbeleid te voeren, waardoor de regionalisering en de liberalisering van de spoorweginfrastructuur steeds dichterbij komen. De truc met de lijnen Brussel-Namen en Brussel-Ottignies is al te doorzichtig.
Het is bovendien naïef ons onbeperkt te laten prefinancieren omdat niemand precies weet hoe de NMBS die middelen zal terugbetalen. Zo lang Vlaanderen niet bevoegd is voor zijn eigen spoorbeleid, is cofinanciering helemaal ondenkbaar. In dit akkoord wordt de 60/40-verhouding opnieuw bevestigd, wat getuigt van verregaande kortzichtigheid.
Omdat de resolutie die we hier enkele weken geleden hebben goedgekeurd, gelijklopend is met dit voorstel van resolutie en omdat we nog altijd achter onze resolutie staan, is het niet nodig een nieuwe tekst goed te keuren.
De Vlaamse regering mag deze overeenkomst niet ondertekenen en moet nieuwe onderhandelingen eisen. Uitstel is veel beter dan jarenlang gebonden zijn aan een slechte overeenkomst. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Hoe duidelijk onze resolutie ook was, aan de 60/40-verhouding wordt blijkbaar niet geraakt. Nochtans is het perfect mogelijk een lijst op te stellen van objectieve verschillen tussen Wallonië en Vlaanderen. Er worden een aantal stappen in de goede richting gezet, maar die zijn onvoldoende. Zo vallen cofinanciering, prefinanciering en PPS buiten de verdeelsleutel, maar de echte discussie daarover zal pas losbarsten als we het over de ontsluiting van de zeehavens hebben.
Het hoofdstuk over de ruimtelijke ordening met de voorgestelde boetes is onaanvaardbaar. Men stelt het voor alsof het Vlaams Gewest verantwoordelijk is voor de vertragingen. We moeten de procedures snel en correct uitvoeren, maar mogen ons niet laten vastpinnen op de voorgestelde periode.
We blijven achter de resolutie staan die we in juni mee hebben goedgekeurd. Het is positief dat er op federaal niveau bijkomende middelen werden vrijgemaakt voor het spoor. We zijn voorstander van structuurhervormingen en van een investeringsplan. De 60/40-verhouding moet echter in vraag worden gesteld. Hierover kan verder gedebatteerd worden in het kader van het interministerieel comité voor gemeenschappelijk vervoer.
We vragen al vele jaren een regionalisering van de infrastructuur en de uitbating van het spoor. Reeds in 1990 pleitte de SERV voor een afschaffing van het 60/40-systeem. Dat systeem is immers niet evenwichtig en de uitvoering ervan is niet controleerbaar.
Het Vlaams Parlement heeft in verschillende resoluties een consequente houding aangenomen. De federale premier heeft zelf gezegd dat de luchthaven van Zaventem uit de 60/40-verhouding moet gehaald worden.
Het partijbestuur van de VU verzet zich tegen het federale akkoord over de NMBS. De Vlaamse regering mag het samenwerkingsakkoord niet ondertekenen. De ontsluitingswerken van de luchthaven van Zaventem en de haven van Antwerpen moeten uit de 60/40-verhouding worden gelicht.
Het partijbestuur verzet zich tegen een vermenging van bevoegdheden door het systeem van boetes die zouden worden opgelegd als de gewesten talmen met het afleveren van de nodige vergunningen. Het gaat om een belangrijk principieel dossier voor mijn partij.
Ik zie echter niet in wat het voorliggende voorstel van resolutie nog toevoegt aan de resolutie die we drie weken geleden hebben goedgekeurd. Ik heb er vertrouwen in dat de Vlaamse regering opvolging zal geven aan die resolutie. (Applaus bij de SP, AGALEV en VU&ID)
De 60/40-verhouding is een aberratie in een federaal land. De verdeling moet gebeuren op basis van een objectieve behoefte-analyse. Daartoe moet een passend instrumentarium worden uitgewerkt. Op Vlaams niveau is dat gebeurd door het decreet over de basismobiliteit. Op federaal niveau moet een soortgelijk initiatief genomen worden.
Als men dan toch vertrekt van de 60/40-verhouding, dan moet de luchthaven van Zaventem uit dit systeem worden gehaald. Het gaat immers om een federale luchthaven. Zelfs als het een Vlaamse luchthaven zou zijn, zou het een luchthaven van federaal belang zijn. Vlaanderen moet er dus niet alleen voor opdraaien.
Het boetesysteem is wellicht niet juridisch verantwoord. Het getuigt alleszins niet van een correct bestuur. Vlaanderen is geen ondergeschikt bestuur.
We zullen rekening houden met het standpunt van het Vlaams Parlement en de opmerkingen die vandaag geformuleerd werden.
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.