Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de resultaten van het PIRLS-onderzoek 2021 naar de leesvaardigheid bij Vlaamse leerlingen.
Het debat is geopend.
Het systeem is hetzelfde als daarnet. Eerst komen de verschillende fracties drie minuten aan het woord zonder onderbrekingen, dan de minister vijf minuten. Vervolgens heeft elke fractie heeft dan nog drie minuten, waarbij er wel onderbrekingen mogelijk zijn.
We beginnen met de Vooruitfractie.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ouders, kinderen en leerkrachten ervoeren het al langer, collega’s; het onderwijs bewijst het nu opnieuw. Het leesniveau in onze klassen gaat dramatisch achteruit. In een vierde leerjaar met 25 kinderen begrijpen er gemiddeld twee überhaupt niet wat ze lezen. Ondertussen heeft de leerkracht steeds minder kinderen die minimaal kunnen lezen. De groep toplezers wordt kleiner. De groep die extra aandacht nodig heeft, wordt alleen maar groter.
Al jaren gaan alle alarmbellen af. Ondertussen bengelen onze topscholen van vroeger helemaal onderaan de lijstjes. Dat is, zonder te overdrijven, een absoluut drama. Want een leesachterstand wordt een leerachterstand die kinderen hun hele schoolcarrière meeslepen. Ook in het secundair onderwijs slaan alle lichten op rood. Een leerachterstand hypothekeert de kansen van de kinderen voor de rest van hun leven. Het gaat over kansen op geluk en kansen op de arbeidsmarkt, waar we elk talent nodig hebben.
Wij zijn een kenniseconomie. Dit treft niet enkel onze kinderen. Deze crisis treft iedereen. Dit bedreigt onze welvaart. Van alle kanten komen er verklaringen, en er zijn er wellicht ook verschillende. Maar de bottomline is: onderwijs is niet langer een kansenmachine. Vroeger waren er ook afwezige ouders en kinderen die thuis geen boeken hadden, maar ons onderwijs kreeg die ongelijkheid weggewerkt en garandeerde elk kind sterk onderwijs. Vandaag gebeurt dat niet meer.
Kijk, de maatschappij is veranderd. De uitdagingen voor kinderen zijn veranderd: een andere thuistaal, mentale en financiële problemen en zelfs met honger op school. Dat vraagt niet om een verontwaardigde minister maar om structurele oplossingen. Helaas komt deze minister toch echt niet veel verder dan naar iedereen te wijzen behalve naar zichzelf. De maatschappij is veranderd en dat vraagt dus een onderwijs dat mee beweegt. We moeten nu investeren en hervormen. We hebben echt nood aan structurele oplossingen want die zijn er, collega’s. Alle experts zeggen het, Vooruit zegt het.
Ten eerste begin je het best zo vroeg mogelijk met Nederlands te leren. Daarom kinderopvang, kinderopvang, kinderopvang …Als wij zeggen dat elk kind het best naar de kinderopvang gaat, is dat een verhaal van gelijke kansen, zodat elk kind al heel jong Nederlands leert. Vandaar ons voorstel om 130 dagen gratis kinderopvang te voorzien in die zo cruciale eerste duizend dagen.
Ten tweede moeten we de focus op Nederlands doortrekken naar het kleuter- en basisonderwijs. Daar wordt de basis gelegd. Zorg voor ambitieuze kennisrijke leerdoelen voor lezen, voor Nederlands, ook voor kleuters. We moeten hoge verwachtingen stellen. Waar blijven de eindtermen voor het basisonderwijs?
Ten derde, zorg dat onze leerkrachten de tijd, de middelen en de expertise hebben om hun job te doen. Hoe kun je nu voorlezen in een kleuterklas met 27 kleuters van wie de helft nog een pamper heeft? Hoe kun je bijscholen als je altijd moet inspringen voor een zieke collega? Er is nood aan meer en goed opgeleide leerkrachten. Maak dus de job structureel aantrekkelijk, versterk de lerarenopleiding en geef leerkrachten extra handen in de klas om hun werk te kunnen doen.
Ten vierde, spreek ook ouders aan op hun verantwoordelijkheid om Nederlands te leren en maak dat ook toegankelijk. Laat het leren niet stoppen als de bel gaat. Zorg voor een vrijetijdsaanbod. Ik kom er straks nog op terug.
Tot slot, minister, u noemt het onderwijs een tanker maar dat vraagt om een kapitein die de koers uitzet, samen met de mensen op het dek, maar niet iemand die steeds naar anderen wijst. We hebben structurele oplossingen nodig. U doet iets maar het is gewoon te weinig en dat gaat ten koste van onze kinderen, dat gaat ten koste van iedereen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we moeten elkaar niet overtuigen van het feit dat die resultaten van begrijpend lezen bij 10-jarigen dramatisch zijn. Niet alleen voor Nederlands maar ook voor andere vakken zoals geschiedenis, wiskunde, vraagstukken. Dat is eigenlijk het gegeven waar heel het onderwijs op stoelt. Allicht zullen er partijen vragen waar de N-VA is, waar Ben Weyts is om dit op te lossen. Maar ze zullen dat uiteraard niet op dit spreekgestoelte zeggen omdat ze weten dat wat we nu meten, gemeten is in 2021 en dus eigenlijk het beleid meet van meer dan tien jaar geleden. (Opmerkingen en gelach bij Vooruit)
Dat zal Vooruit ook weten. Als je kijkt naar de tijdslijn van de PIRLS-resultaten, zie je dat in 2011 Pascal Smet nog oordeelde dat het niet nodig was om deel te nemen aan PIRLS. Hij wilde het gewoon niet weten. Vooruit wilde niet weten wat het resultaat was in 2011.
Het is ook niet alleen een verantwoordelijkheid van de overheid, collega’s. Ik hoor net de collega verwijzen naar de eindtermen, maar de eindtermen zijn sinds 1997 niet gewijzigd, die zijn nog altijd hetzelfde. Wat is wel gewijzigd, collega’s? De visie op onderwijs.
Ik heb vastgesteld dat jaar na jaar, wanneer wij hier met de N-VA zeggen dat kennis belangrijk is, grammatica belangrijk is, schoolse vaardigheden belangrijk zijn, technisch lezen belangrijk is, Nederlands belangrijk is, de linkerzijde zei dat dat niet kon, dat dat niet mocht en dat het een schande was.
Collega’s, ik stel vast dat leerkrachten in de lagere school zich afvragen hoe ze aan leesplezier kunnen werken als ze niet aan technisch lezen mogen werken. Dat gaat niet. Het is eerst leesvoorbereidend werken, dan technisch lezen, dan leesvaardigheid en dan leesplezier. Maar neen, men kreeg ‘opgesolferd’ dat leesplezier het doel en het middel was, dat was alles. Nu staan we waar we staan. Die leerkrachten wisten wat ze wilden doen maar ze mochten niet. Je zou voor minder uitvallen, collega’s, je zou voor minder stoppen.
Daar komt nog bij dat de steun van de ouders er niet altijd is. We stellen vandaag met PIRLS vast, collega’s, dat in de groep die het laagste niveau niet haalt, 70 procent thuis geen Nederlands spreekt. Wat zeggen we dan? Dat je moet inzetten op Nederlands, niet alleen het Nederlands leren maar daar van thuis uit ook positief tegenover moet staan, je kinderen moet aanmoedigen om Nederlands te leren, en ambitieus moet zijn, zowel de leerkrachten als de ouders.
Wat gebeurt er ondertussen? Al heel veel, collega’s. Er is onder andere de kwaliteitsalliantie, tegen de invulboeken, want dan schrijft men niet meer. Er is het onderzoek ‘Les in Lezen’ om al die onderzoeken samen te brengen. Er is het leerpunt om op het Nederlands in te zetten, er zijn de KOALA-taaltesten (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid), er is Nederlands als focus in de eindtermen en zo kan ik nog wel een hele tijd doorgaan. Ik hoop dat we vandaag samen aan koepels en pedagogen zeggen: vanaf nu inzet op didactiek die wél werkt, en niet alleen plezier. Aan de ouders: zet in op Nederlands en lees ook thuis. Ook moeten we elke leerkracht aanmoedigen om een taalbewuste leerkracht te zijn. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, bij het zien van de PIRLS-resultaten zijn wij als Vlaams Belang niet alleen zwaar ontgoocheld, maar vooral kwaad, omdat die signalen er tussen 2006 en 2019 ook al duidelijk waren. Toen werden ze echter weggerelativeerd door bepaalde pedagogen, journalisten en beleidsmakers. Toen de slechte PIRLS-resultaten vijf jaar geleden verschenen, kopte een krant: “Och, als onze kinderen maar gelukkig zijn”. De gevolgen van dit jarenlang wegkijken zijn rampzalig. Binnenkort zitten we met een ongeletterde maatschappij en worden we een derdewereldland. Alle educatieve voorsprong die wij in Vlaanderen hadden, lijkt weggesmolten als sneeuw voor de zon. Nochtans zijn taal en lezen de basis van alles. Binnen tien tot vijftien jaar dreigen we dus gewoonweg met een hele generatie volwassen laaggeletterden te zitten. Dat bedreigt niet alleen ons onderwijs, maar ook de toekomstige welvaart van heel Vlaanderen.
Het onderzoek wijst opnieuw op de grote rol van sociale achtergrond en thuistaal. Een andere thuistaal blijkt bij deze testen echt problematisch te zijn. 33 procent van de leerlingen spreekt intussen nooit of amper Nederlands thuis. 74 procent, dus driekwart, van de Turken in Vlaanderen voedt de kinderen eentalig Turks op. Dat is dus niet enkel een onderwijsprobleem, maar ook een maatschappelijk probleem, door ons veel te softe beleid rond integratie.
Uit de bevraging bij het onderzoek blijkt ook dat er in minder dan 1 procent van de Vlaamse scholen een heel grote nadruk op schoolse prestaties ligt. In het buitenland ligt dat rond 10 procent. We moeten af van die dwaze zesjescultuur, want alleen hoge verwachtingen lonen, niet enkel in ons onderwijs, maar in onze hele samenleving. De regering probeert nu met de invoering van de KOALA-taalscreening de negatieve invloed van anderstalige kinderen met een beperkte kennis van het Nederlands sneller te detecteren en te remediëren. Dat is goed, maar de vraag is of dat genoeg zal helpen, want in hoeverre is de KOALA-screening met daarna een vrij te kiezen remediëringstraject zonder bindende gevolgen wel voldoende om deze educatieve ramp te kunnen keren? We hebben al vaker opgeroepen om de huidige screening aan te vullen met een echt bindende opvolgtest, waarbij er voor wie niet is geslaagd, verder moet worden geremedieerd, hetzij in een zomerschool, hetzij desnoods in een extra jaar in de kleuterschool. Gaat u daar werk van maken?
Ten slotte, moeten er geen strengere toegangsvoorwaarden worden opgelegd aan kinderen die als nieuwkomer zijinstromen in het lager of middelbaar onderwijs en in de praktijk in veel gevallen gewoonweg in de klas worden gedumpt zonder dat ze het Nederlands onder de knie hebben? Wanneer gaat u daar eindelijk iets aan doen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, er ligt opnieuw een rapport klaar over ons onderwijs, een rapport waarbij je niet echt staat te springen van tevredenheid, want de leerlingen uit het vierde leerjaar in Vlaanderen gaan er opnieuw sterk op achteruit qua leesvaardigheid. Alle alarmbellen gaan af. We mogen dit niet minimaliseren. De data zijn er. We mogen ook zeker niet fatalistisch worden. Ik denk dat we realistisch moeten zijn.
Ik denk dat we realistisch moeten zijn. We weten al langer dat begrijpend lezen onder druk staat en het PIRLS-onderzoek in 2016 en ook PIRLS Repeat in 2018 gaven dat eigenlijk al aan. Maar het onderwijsveld zat echt wel niet stil te wachten tot die alarmbel nog een tweede keer zou afgaan. Talrijke initiatieven werden genomen, maar het is nu eenmaal zo dat een goed leesbeleid ook tijd vraagt om door te sijpelen. Er kan natuurlijk nog van alles extra gebeuren en ja, we moeten onze vinger aan de pols houden en ja, er moet worden bijgestuurd en ja, er moet evidencebased gewerkt worden. En neen, niemand steekt hier zijn kop in het zand, wat opinieschrijvers of wie dan ook mogen beweren.
De deskundigen waren het erover eens dat PIRLS 2021 eigenlijk wat te vroeg komt om al de impact te zien van alle inspanningen die er geweest zijn. Er was ook corona, maar er is ook het lerarentekort. Zowel professor De Witte als de onderwijsinspectie geven aan dat het lerarentekort misschien wel de grootste bedreiging is van de kwaliteit van ons onderwijs. Ik blijf het ongelooflijk jammer vinden dat we hier in dit parlement en ook u, minister, nooit de kaart hebben getrokken van die langetermijnvisie op het lange lerarenloopbaanpact, want in het onderwijs heb je tijd nodig, daar hebben we het hier al vaak over gehad. Tijd om zaken te laten doorsijpelen, tijd over de legislaturen heen.
Het is waar dat de eindtermen in het basisonderwijs moeten worden aangepakt, dat er voldoende tijd moet zijn voor begrijpend lezen en dat er zeer duidelijke, scherpe en ambitieuze doelen moeten zijn. Ik heb hier ook al vaak aangehaald dat we dat conceptueel debat, over gelijkheid van onderwijskansen, moeten voeren. Ook dat hebben we deze legislatuur niet gedaan, wat jammer is. We moeten nagaan hoe we Armoede en Onderwijs kunnen laten samenwerken.
Het is duidelijk dat onderwijs niet alleen staat en ook niet mag staan. Dat is ook te lezen in het Leesoffensief, een mooi en lovenswaardig plan. Maar het mag niet bij een dode letter blijven. Lezen is een zaak van kinderopvang, van een lokale overheid, bibliotheken, ouders en van iedereen. De leraar staat niet alleen, maar toch heeft volgens het PIRLS-onderzoek het vertrouwen in leerkrachten en directeurs een ferme deuk gekregen. We moeten werken aan het geloof in leerkrachten. Minister, onze boodschap is dat we het tij enkel kunnen keren als er in elke klas ook effectief een leraar is. Pas als we vertrekken vanuit het vertrouwen in die leraar, kunnen we het leesvirus overal verspreiden. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De resultaten begrijpend lezen zijn inderdaad dramatisch slecht, en dat was te voorspellen. Er kon weer een spelletje Weyts-bingo worden gespeeld. We zagen hoe de minister zijn paraplu opentrok en alles en iedereen de schuld gaf, behalve zichzelf. Het is de schuld van de vorige ministers. Bingo. Het is de schuld van de ouders. Bingo. Het is de schuld van de koepels. Bingo. Het is de schuld van de pretpedagogen. Bingo. De schuld van de zesjescultuur. Bingo. De schuld van alles en iedereen, behalve van de minister van Onderwijs. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Is dit een verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs of van Onderwijs alleen? Nee, eigenlijk hadden hier ook minister Somers, minister Crevits, minister Dalle en minister Jambon mogen zitten. Waarom? Een van de frappante cijfers uit het onderzoek is het aantal kinderen dat thuis geen Nederlands spreekt, want slechts 52 procent van de 10-jarigen spreekt thuis altijd Nederlands. In 2016 was dat nog 66 procent, dat is een daling van 14 procent op vijf jaar tijd. Dat is een ongelofelijke realiteit. Dus we moeten inderdaad met volle kracht inzetten op het Nederlands. Mogen kinderen thuis hun moedertaal niet meer spreken en geen boekjes meer lezen in hun moedertaal? Jawel, want hoe meer ze lezen, in gelijk welke taal, hoe liever. Hoe taalrijker hun omgeving, hoe beter. Maar om mee te kunnen, moeten kinderen en hun ouders Nederlands kennen.
En zet deze Vlaamse Regering met volle kracht in op Nederlands voor kinderen en hun ouders, collega’s? Nee, dat is het tragische. Nee, ‘parole, parole, parole’ en het blijft bij holle woorden, want inzetten op Nederlands, minister Somers, dat betekent inburgerings- en NT2-cursussen (Nederlands als tweede taal) laagdrempelig en toegankelijk maken. Wat doet minister Somers? Hij maakt ze betalend. Hij werpt drempels op. Inzetten op Nederlands, minister Crevits, betekent investeren in kwaliteitsvolle kinderopvang en niet besparen op naschoolse opvang, zodat kinderen ook op jonge leeftijd en buiten de schooluren aan taalverwerving kunnen doen.
Inzetten op taal en lezen, minister Jambon, betekent zorgen dat scholen en bibliotheken structureel samenwerken, dat het Leesoffensief geen lege doos is, maar dat daar middelen tegenover staan. Minister Dalle, inzetten op Nederlands betekent inzetten op divers jeugdwerk en de participatie van anderstalige kindjes verhogen. En minister Weyts, berg ook uw paraplu maar op. Ook u kunt wel degelijk nog veel meer doen om volle bak in te zetten op taal, op Nederlands en op lezen. Versterk het kleuteronderwijs, investeer in brugfiguren om ouders te betrekken, zorg eindelijk voor ambitieuze, kennisrijke eindtermen lager onderwijs. Investeer in brede scholen en naschoolse activiteiten. Investeer in taalbadklassen in het lager onderwijs. Minister, door ouders die een klein cultureel kapitaal hebben, weinig lezen en geen boeken hebben financieel te bestraffen, ga je er niet voor zorgen dat ze beter Nederlands spreken en meer boeken hebben en lezen.
Minister, beste Vlaamse Regering, ministers, sla de handen in elkaar, omring, omkader, ondersteun en ontzorg het onderwijs, zodat deze tanker eindelijk kan worden gekeerd. (Applaus bij Groen)
Collega Meuleman, u zit nog niet zo lang in het Bureau, maar u kent de spelregels ook. Als er wordt beslist tot een actualiteitsdebat, wordt er ook beslist welke ministers er aanwezig moeten zijn. In dit actualiteitsdebat was het enkel minister Weyts. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Nee, dat vond ik nu persoonlijk niet. “Zouden kunnen zitten”, dan had u die vraag gewoon moeten stellen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, beste collega’s, de laatste plaats! Wij staan op de laatste plaats van de Europese Unie. De definitie van waanzin is telkens hetzelfde doen en toch een andere uitkomst verwachten. Ons onderwijs faalt. De resultaten van PIRLS zijn catastrofaal en daar is ongeveer iedereen het over eens, als ik het juist en goed begrepen heb. Iedere keer als wij hier samenkomen in dit halfrond, voeren wij een debat over wie daar nu de grote schuldige van is. Het wordt herleid tot de kerntaken van het onderwijs, de verantwoordelijkheid of het schuldig verzuim van de ouders en inderdaad, daar zitten we met een problematische situatie. Maar misschien moeten we ook proberen te kijken wat we wel kunnen doen, op welke manier we de tanker kunnen draaien, want daarvoor zitten wij hier. Niemand ontkent het belang van het Nederlands, maar Nederlands is meer dan enkel taalverwerving. Het is de manier waarop je kennis begrijpt en kunt doorgeven en vormt. Daarom ga ik niet mee met een focus op meer Nederlands en meer wiskunde, als die voor de rest blind en doof blijft. We gaan voorbij aan die functie, want kennis begrijpen en kennis doorgeven, dat is waar onderwijs om draait.
Het zou toch veel nuttiger zijn om duidelijk in kaart te brengen hoe leerplannen en schoolboeken essentiële kennis aan bod doen komen? De lesmethodes waarmee we die kennisoverdracht organiseren? De juiste methode kies je op basis van de beginsituatie in uw klas en daar moet die leerkracht toe in staat zijn om dat te kunnen en bij te sturen, elke dag opnieuw. Als we daarnaar kijken, is de vraag dan op welke manier we maken dat die leerkracht die handvatten heeft om dat te doen? En dan moeten we ook durven te kijken naar de lerarenopleidingen. Bereiden wij onze leerkrachten op een goede manier voor? Zorgen we ervoor dat zij voldoende ondersteund worden?
Het is cruciaal dat we weten of er wezenlijke verschillen zijn tussen de gehanteerde methodes en hun effect op de PIRLS-testen. Zijn er inderdaad grotere verschillen? En op welke manier kunnen we dan bijsturen? Want als je het op het einde van de rit bekijkt, laat ons dan alstublieft weer niet beginnen over de vrijheid van onderwijs. Op dat vlak heeft Wouter Duyck meer dan gelijk. De leerlingen hebben ook vrijheid om onderwijs te krijgen. Ze hebben het recht om onderwijs te krijgen. En om het mooi te stellen: de vrijheid van onderwijs die kinderen niet leert lezen, is geen vrijheid. Het is zelfs geen onderwijs.
En dan kijken we naar het succes van de Ierse ‘literacy strategy’. Dat leert ons hoe we het beter kunnen doen. Dat leert ons op welke manier we samen een plan kunnen maken over alle mogelijke ministeries heen en kijken naar waar het om gaat, namelijk de leerling. (De voorzitter signaleert dat de spreektijd om is)
Is het al gedaan? ‘Miljaar’, ik was juist zo goed op gang aan het komen. (Gelach)
Maar dat is geen probleem, ik kan het straks verderzetten.
U kunt straks verder doen.
De enige manier waarop we erin gaan slagen om echt vooruit te komen, is als we samen aan één zeel trekken. Laat ons alstublieft stoppen met in heel dit halfrond constant naar elkaar te kijken en te zeggen wie wat fout heeft gedaan. Dat heeft totaal geen zin. Laat ons samen aan tafel gaan zitten. Er zijn heel goede zaken gedaan. De heer Daniëls heeft er daarjuist al verschillende aangehaald. Laat ons daarop verder werken. Maar laat ons ook duidelijk over het hekje kijken en samen de handen in elkaar slaan om te werken aan morgen. Want morgen wordt gevormd door de leerlingen die wij vandaag vormen. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de resultaten van het internationale onderzoek naar de leesvaardigheid zijn verontrustend. De andere collega's hebben dat allemaal gezegd. Tegelijkertijd bevestigen ze wat we al langer wisten, namelijk dat deze Vlaamse Regering de onderwijstanker helemaal niet doet keren. Zij doet de tanker zinken.
De minister die alles beter ging doen, die de leerlingen zou laten excelleren – hij heeft het zo vaak herhaald –, ziet de leesvaardigheid verder achteruitgaan. En de reactie van de minister spreekt ook weer boekdelen. Minister Weyts schuift de hete aardappel meteen door naar de ouders. Voor de N-VA is het altijd iemand anders geweest: de vorige regering, de koepels, de linkse oppositie, de pretpedagogie, en nu ook de ouders. Maar waar zit de ministeriële verantwoordelijkheid, collega's?
Wat gaat u doen, minister, om het niveau weer omhoog te halen? Het enige wat ik hoor, is inzetten op Nederlands. Ja, natuurlijk moeten we inzetten op Nederlands. Dat is één belangrijke stap. Maar daarmee alleen gaan we de tanker niet keren. Ik geef u twee redenen. Ten eerste, iedereen die het onderzoek goed gelezen heeft, heeft gezien dat vooral de leerlingen die thuis alleen Nederlands spreken het sterkst dalen. Ten tweede, een derde van de leerlingen die het best scoort, spreekt thuis geen Nederlands. De opdracht is dan ook, zoals de vorige spreker zei, om de taalvaardigheid te verhogen, de vaardigheid om kennis in en uit te pakken. Want ook bij kinderen die thuis Nederlands spreken, kan de taalarmoede groot zijn. En daarover, minister, hoor ik u helaas niet.
Het gaat dan over het lerarentekort: zonder leraar voor de klas geen goed onderwijs. Het gaat over de scholing van de leerkrachten. Het gaat over de grote segregatie in onze scholen. Die is heel groot in vergelijking met de andere Europese landen. Leerlingen leren natuurlijk van elkaar, maar in ons onderwijs kan dat veel minder, omdat er zo'n grote segregatie is tussen rijke en arme scholen. Het gaat over de invulboeken: heel goed voor de industrie, maar niet goed voor de leesvaardigheid en niet goed voor de portefeuille van de ouders van de leerlingen. Het gaat over de erkenning van de masters in het lager onderwijs. De leerkrachten die de moeite doen om een master te behalen, worden nog steeds niet betaald als master. Waar zit de logica? Het gaat over al die dingen. En u, minister, focust op het Nederlands en lanceert opnieuw het valse debat rond het afpakken van kindergeld bij anderstalige ouders, zodat gezinnen die hun best niet doen, worden gestraft, een idee dat volgens alle experten meer problemen oplevert dan oplost.
U riep de ouders op om hun verantwoordelijkheid te nemen, minister, maar wanneer gaat u, als minister van Onderwijs, eindelijk uw verantwoordelijkheid nemen? (Applaus bij de PVDA en Imade Annouri)
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, ik hoop dat – met deze cijfers voorhanden – het voor iedereen duidelijk is dat we radicaal moeten inzetten op Nederlands. Daarom wil ik graag oproepen tot een front voor het Nederlands. De kleine debatten terzijde ben ik bereid om de spons te vegen over onze disputen die we daaromtrent in het recente verleden hebben gehad.
Ik schrik er wel van, mevrouw Meuleman, dat u deze Vlaamse Regering ervan beschuldigt niet genoeg de klemtoon te hebben gelegd op taal, terwijl ons regeerakkoord bij uitstek daarvan doordesemd is. Wij hebben er net voor gezorgd dat de taalscreening is doorgevoerd in de derde kleuterklas bij 5-jarigen, om te verhinderen dat ze in het eerste leerjaar zouden starten met een achterstand op het vlak van hun kennis van het Nederlands. U hebt toen tegengestemd. De volledige linkerflank heeft tegengestemd. (Applaus bij de N-VA en van Gwendolyn Rutten)
Ja, mevrouw Goeman, u hebt toen tegengestemd. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten)
Maar we gaan daar de spons over vegen, net zoals we de spons over het verwijt vegen dat deze Vlaamse Regering de schuldige is. Deze regering en deze Onderwijsminister, die toch al meer dan drie jaar bezig zijn, zijn zogezegd de grote schuldigen. Waarbij men ietwat selectief vergeet wie de afgelopen regeerperiodes aan de knoppen heeft gedraaid bij Onderwijs.
Laat ons gewoon een front vormen voor heden en toekomst, en niet meer de discussie voeren over dat verleden. We kunnen dat tij wel keren. Het zal tijd en boterhammen vergen, maar we zien dat het in Ierland wel gelukt is. Wij hebben ons daardoor laten inspireren. Wij hebben niet gewacht op die PIRLS-cijfers. Integendeel, we zijn er al mee aan de slag gegaan. We hebben ons daarbij inderdaad laten inspireren door het Ierse voorbeeld. Zij hebben een project van tien jaar gelopen. We zijn gestart met maatregelen binnen het onderwijs, onder andere met de taalscreening. Daar begint het bij, ervoor zorgen dat men niet langer met een taalachterstand in het lager onderwijs start. Dat is het eerste.
Daarnaast hebben we Leerpunt opgericht dat didactische methodieken communiceert naar scholen met de boodschap om te stoppen met nieuwlichterijen, en te stoppen met experimenteren. Leerpunt wijst naar de didactische methodieken die hun deugdelijkheid wetenschappelijk bewezen hebben, en roept de scholen op om daarmee aan de slag te gaan. Net zoals we nu gestart zijn met ons Leesoffensief en dit, dat werd hier al geopperd, in samenwerking met verschillende ministers. Opnieuw gebeurt dat met maatregelen binnen het onderwijs waarbij we inzetten op de versterking op het vlak van de leesdidactiek van bestaande leerkrachten. Want de vraag hoe leerkrachten kinderen kunnen leren lezen en geïnteresseerd maken in taal, daar schort het nog aan. We hebben daar nu inspiratiegidsen voor, die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek, die we naar de scholen communiceren. We hebben die besteld.
Net zoals we in de lerarenopleiding veel meer de focus willen leggen op de leesdidactiek. Op dat vlak gaan we de nieuwe leerkrachten versterken. We gaan de scholen ook een leesscan aanbieden. Dat houdt hen een spiegel voor hoe ze met hun dagelijks onderwijsbeleid bezig zijn, en hoe zij dat doen op het vlak van het lezen. Dat is een leesscan waarbij je een concreet resultaat en concrete werkpunten krijgt. We verzamelen nu ook, samen met de Nederlandse overheid, rijke Nederlandstalige teksten om te kunnen communiceren naar de scholen. Ja, ook onze Vlaamse toetsen leggen de focus op het Nederlands. Dat is een duidelijke keuze die wij als Vlaamse Regering en als Vlaams Parlement maken. Ook bij de minimumdoelen, de zogenaamde eindtermen, leggen we de focus op het Nederlands zoals dat nooit voorheen gebeurde. In het basisonderwijs wil ik die eindtermen aanpakken. Daar begint het bij. Daar wordt de basis gelegd voor de opbouw van verdere kennis, maar dan moet het eerst goed zitten met de fond.
Maar dat zijn allemaal maatregelen binnen het onderwijs. Ons Leesoffensief gaat ook over wat er zich buiten het onderwijs afspeelt. We proberen jeugdverenigingen en sportverenigingen te mobiliseren en in te zetten op het vlak van het lezen. Mijn excuses, maar het is ook een ouderlijke verantwoordelijkheid.
Als vandaag een derde van de kinderen thuiszit in een situatie waarbij ze niet in contact komen met het Nederlands, dan is dat problematisch. Dan moet je dat durven zeggen, en daartegen durven optreden. Dat moet je gewoon doen. We kunnen dat niet langer negeren, de scholen alleen kunnen het niet.
Een derde, dat is een cijfer, maar ik geef u nog een ander cijfer uit dat onderzoek. Als de vraag wordt gesteld aan ouders of ze hun kind laten participeren aan buitenschoolse activiteiten die taal stimuleren, dan zegt 70 procent van de Vlaamse ouders neen. 70 procent, we staan daarmee onderaan. Dat is een probleem. Dat gaat hier om ouderlijke verantwoordelijkheid.
Het cijfer van 43 procent van de kinderen die met honger naar school gaan, gaat over ouderlijke verantwoordelijkheid. Dat gaat daarover. Dus ik vraag expliciet om daarover debat te kunnen voeren, met positieve stimulerende maatregelen, maar samen met het lokaal sociaal beleid ook met repressieve maatregelen als dat nodig is. (Applaus bij de N-VA)
Daar ligt nog een gevoeligheid. Daar zijn we nog niet uit denk ik. Maar voor al die andere maatregelen en de extra stappen die we zetten, mag ik daar toch vragen dat we een front vormen, één front vormen voor het Nederlands? Dank u wel. (Applaus bij de N-VA en Open-Vld)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, geïnteresseerd zijn in lezen en graag lezen, daar gaat het dan om. Voor je geïnteresseerd kan zijn in lezen en graag wil lezen, is het een voorwaarde dat je eerst kunt lezen, en leren lezen is iets wat je op school moet leren.
Ik ben het eens met wat collega Daniëls heeft gezegd, u hebt er naar verwezen: er worden veel initiatieven genomen om graag te lezen, en het zou natuurlijk leuk zijn als dat op andere plaatsen ook gebeurt. Maar het probleem zit, vrees ik, bij de manier waarop onze taal, het Nederlands, aangeleerd wordt op school, de didactiek, de instrumenten die de leerkrachten krijgen om kinderen te leren lezen, daar schort het aan.
Ik wil geen koepel viseren, maar ik heb hier het leerplan ‘Zin in Leren! Zin in Leven!’ voor mij van de katholieke zuil. Ik ben eens gaan kijken wat er staat over voldoende vlot lezen om leeftijdsadequate teksten te begrijpen. Eigenlijk is dat begrijpend lezen in het Nederlands. Hoe doen we dat, begrijpend lezen? Wat verlangt men dan in het katholiek onderwijs? Zoek het eens op. “Je moet genieten van voorlezen, genietend lezen.” Ik lees dat hier voor. “Je moet ontdekken, ervaren, letters waarnemen en je over letters verwonderen.” Met alle respect, dat is geen manier om Nederlands te leren. Als je Nederlands wilt begrijpen, moet je het eerst kunnen.
Nu komt mijn vraag, minister. Ik kom er graag even over tussen. We hebben deze PIRLS-resultaten. Die zijn dramatisch. In die PIRLS-resultaten is een van de parameters wat de resultaten zijn van de koepels. Die resultaten worden niet bekend gemaakt, ze worden niet per koepel vrijgegeven. Maar ze zijn er wel. Mijn vraag namens onze fractie is om de resultaten per koepel vrij te geven. Want als je kunt kijken naar wat de resultaten per koepel zijn, dan weet je ook welke methodiek er gebruikt kan worden, en dan kan het debat over de methodiek en de didactiek eindelijk misschien opstarten. Dus mijn vraag, minister, is of u bereid bent om die transparantie te geven.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal eerst misschien antwoorden over het vormelijke aspect. Die studie is voor alle duidelijkheid nu opgeleverd. Die staat ook trouwens open en bloot op de website, dus u kunt die consulteren. U bent natuurlijk ook meester van uw eigen werkzaamheden, dus ik zou u willen vragen om een hoorzitting te organiseren en het aan de onderzoekers te vragen. (Opmerkingen)
Maar het is vrijgegeven zeg ik. (Opmerkingen)
Dan moet u dat maar vragen, want ik heb die data ook niet. Dan moet u dat maar vragen aan de onderzoekers. Ik heb die data niet, vraag het aan hen, en nodig ze uit voor een hoorzitting. Dat is prima.
Maar wat de didactiek betreft, ben ik het volledig eens met u. Net daar werken we ook op. Ten eerste, wat de cijfers van de lerarenopleiding betreft, zijn we inderdaad bezig met het leggen van de focus op didactiek, vooral vakdidactiek Nederlands, in het kader van de lerarenopleiding. We hebben er ook voor gezorgd dat we starttoetsen hebben ingevoerd voor de lerarenopleiding, waarbij wanneer er tekorten worden vastgesteld op het vlak van Nederlands, de kandidaat-leerkracht, de startende student, moet remediëren.
Twee, wat betreft de bestaande leerkrachten: inderdaad, er schort wat aan de leesdidactiek. Net daarom heb ik gevraagd dat we minstens … Want in het kader van de vrijheid van onderwijs zijn onze mogelijkheden nu niet onbeperkt. We hebben een inspiratiegids waar we op het vlak van concrete didactiek nu kunnen communiceren naar de scholen. De Universiteit Antwerpen (UAntwerpen) heeft daaromtrent twee producten afgeleverd die we kunnen communiceren naar de scholen, net ten aanzien van specifiek de leesdidactiek.
Drie, er is de oprichting van het Leerpunt onder begeleiding van Pedro De Bruyckere. Dat is er ook net op gericht om didactische methodes die hun deugdelijkheid bewezen hebben te communiceren naar de scholen.
Vier, het enige instrument dat we als regering, als parlement wel in handen hebben, zijn de minimumdoelen. Wanneer we vaststellen dat het uiteindelijk op het veld niet pakt, dat men niet reageert, dan moeten we ook de minimumdoelen voor basisonderwijs herzien. En dan wil ik die herzien met een focus op Nederlands en wiskunde, waarbij mijn uitgangspunt is dat we die zo formuleren dat minstens de helft van de lestijd ook effectief aan Nederlands en wiskunde gespendeerd wordt. Want dat is uiteindelijk de basis en dat moet dus gedoseerd worden voor minstens de helft van de lestijd in ons basisonderwijs. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
De rest van het debat zullen we dadelijk doen, maar wat betreft uw antwoorden op mijn vragen: wij zullen die vraag wel stellen. Maar het is ook voor u als minister en als regering essentieel om die informatie te hebben en om te weten wat de terugval is per koepel want die terugval is gebaseerd op hun leerplannen en op hun methodiek. Dat is dus informatie die nodig is om te kunnen bijsturen. Dus dat afwimpelen naar het parlement? Het parlement zal zijn werk wel doen, maar ik vraag aan u dat u die cijfers per koepel opvraagt en transparant maakt en publiceert. Dat is absoluut nodig. (Applaus van Jean-Jacques De Gucht)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, kijk, het gaat grondig mis in ons onderwijs. Het eerste wat u gisteren in de pers deed als minister van Onderwijs was zeggen om niet naar u te kijken, de ouders moeten het oplossen. Het tweede dat u hier vervolgens in het parlement doet, is zeggen dat we een front moeten vormen, maar nog voor we hier samen zijn beginnen te vechten, valt u uw bondgenoten aan. Zo gaan we er niet geraken, minister. Ik zie toch vooral wat ik de voorbije vier jaar altijd gezien heb: kritiek wegschuiven, wijzen, wegduiken. Kinderen met een lege maag naar school? Niet naar u kijken, los het zelf maar op. De kosten nemen toe? U gaat de middelen niet indexeren, verhoog de ouderbijdrage maar. En als jaar na jaar inderdaad de kwaliteit daalt, dan is het antwoord altijd dat het de schuld is van een ander.
Ik wil echt dat we dit debat eerlijk voeren in het belang van de kinderen. Wij gaan hier ook niet zeggen dat u niks gedaan hebt, minister. Leesoffensief en Leerpunt zijn prachtige initiatieven, maar voor ons is het probleem dat u de fundamentele problemen daaronder natuurlijk negeert. Hoe moeten leerkrachten voorlezen? Hoe moeten ze bijscholen als het gaat over hun didactiek als ze er ofwel niet zijn ofwel 27 kleuters tegelijk moeten helpen? Testen, taalscreenings en centrale toetsen, wij zijn keihard voor. Wij hebben voor de centrale toetsen gestemd en u mag de discussie erop nalezen. Daar staat heel helder in het verslag – want ik wist dat u het ging zeggen, ik heb het nagekeken – zwart-op-wit dat wij voor taalscreenings zijn, we hebben ze vroeger zelf nog voorgesteld. U moet niet komen doen alsof we ertegen zijn, we zijn ervoor.
Maar het testen, minister, is natuurlijk geen thermometer. Dat is geen medicijn. Elke goede dokter gaat u natuurlijk vertellen dat gewoon de koorts nemen het probleem niet gaat oplossen. Hoe moeten leerkrachten straks met de resultaten aan de slag als ze niet weten waar ze eerst moeten beginnen, als ze geen tijd hebben om zich deftig bij te scholen als er gewoon geen zijn?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Collega, ik pik daar even op in. Het punt dat we allemaal maken, draait hier rond didactiek. Met welke tools moeten leerkrachten aan de start komen? Hoe brengen ze de kennis, de gave om te lezen over? Hoe zorgen we ervoor dat dat werkt? Daar zijn we het over eens. Net daar is de bevoegdheid van de minister heel beperkt. Wij kunnen in het kader van de Grondwet niet opleggen welke didactiek men moet gebruiken. We kunnen een Leerpunt maken, we kunnen de best practices aanbieden. Wij kunnen zeggen om alstublieft evidencebased methodes te gebruiken, methodes die bewijzen dat ze werken, dat als je de inspanning doet, je daarna ook kunt lezen. Maar wij kunnen hen niet verplichten om dat te gebruiken. Helaas. We zijn het erover eens. Wat ontbreekt voor mij in uw betoog en wat zou ik namens dit parlement alstublieft heel graag horen vandaag? Een heel luide roep naar de koepels! Zij maken de leerplannen. Zij bepalen de didactiek. We zien dat er scholen zijn die tegen de koepels in zich van onderuit naar boven aan het corrigeren zijn, die zelf het heft in handen nemen, die zelf zeggen dat ze kinderen willen afleveren die iets kunnen en niet alleen plezier hebben.
Het wordt tijd in dit land … Ik ben opgedraaid, voorzitter, want het is een schande: toen dit debat begon – het is misschien het belangrijkste debat voor onze toekomst de komende jaren – was dit parlement halfleeg. Als we nu niet verontwaardigd zijn en niet allemaal oproepen, ook aan de koepels, om onze verdomde verantwoordelijkheid te nemen, dan weet ik het niet meer. (Applaus bij Open Vld)
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben blij, collega Rutten, dat u aansluit bij mijn oproep om richting de koepels, leerplanmakers en pedagogen te kijken. Ik vind het wel jammer dat werd gezegd dat we het afschuiven. Neen, de stappen die dit parlement zet, kunnen we zetten. Maar als we in dat parlement de eindtermen in de tweede en derde graad goedkeuren, met kennis, maar er naar het Grondwettelijk Hof wordt gestapt en die kennis wordt gebruikt als argument om te zeggen dat de vrijheid van onderwijs wordt ingeperkt ...
Ik zou niet liever hebben, zoals de minister zegt, dat we eindtermen maken die we zo concreet mogelijk maken en waar we inzetten, collega Goeman, op taalcompetentie. Er is een gigantisch goed rapport. Minister Weyts heeft ernaar verwezen. Er zitten drie zaken in. Ten eerste: kennis, zowel van spelling, grammatica en zinsbouw. Ten tweede: attitude, bij de leerkrachten maar ook bij de ouders, ook bij de ouders die thuis geen Nederlands spreken. Zeggen dat we het afwimpelen, is dus niet correct. Dat doen we niet. Maar de ouders moeten mee in het bad. Niet alleen bij diegenen die thuis geen Nederlands spreken, maar ook bij diegenen die thuis wel Nederlands spreken, stellen we vast dat er te weinig wordt gelezen. Ten derde: de vier vaardigheden – lezen, schrijven, luisteren en spreken. Als ik ga kijken in de leerplannen ligt de nadruk op spreken, niet op schrijven en al helemaal niet op grammatica.
Dus, collega Goeman, ik hoop dat u het eens bent met mijn pleidooi, waar ook collega Rutten bij aansluit. U hebt ook vertegenwoordigers in de netten en koepels. Ik hoop dat u daar aan de bel trekt.
Wat me net wel opviel, is dat u pleitte voor taalbadklassen, omdat de leerkrachten zich te veel moeten bezighouden met luiers verversen bijvoorbeeld. Ik vind dat een fantastisch voorstel, want nog niet zo lang geleden, tijdens een debat over luiers, zei u dat er meer kinderverzorgsters nodig zijn en dat het niet op de schouders van de ouders moet terechtkomen. Maar ik ben blij dat bij Vooruit de geesten rijpen rond die ouderlijke verantwoordelijkheid. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Ik ga u een compliment geven, mevrouw Goeman. Ik ben blij dat we hier samen in het parlement zeggen dat men niet alles in het kleuteronderwijs kan doen, dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Ik ben blij dat u nu wel die taalbadklassen Nederlands onderschrijft, en dat is een compliment. Dank u daarvoor. Laat ons samen met de collega’s die weg inslaan. (Applaus van Axel Ronse)
De helft van de tussenkomst van collega Goeman heeft al heel wat reacties uitgelokt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wilde al tussenkomen op het punt van collega Rutten. Het is inderdaad zo dat scholen bepaalde methodieken opleggen. Het is aan de school zelf om te kiezen welke methodiek en welk handboek … (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Toon mij, collega Daniëls en collega Rutten, welke koepel een school oplegt om met een bepaalde methodiek en een bepaalde handboek te gaan werken. Ik merk vooral dat scholen daar zelf mee aan de slag gaan. Wat ik heel belangrijk vind, is dat scholen eigenaar worden van de kwaliteitszorg. Ze moeten aanduiden waarom ze bepaalde keuzes maken, waarom ze bepaalde boeken of methodieken kiezen. Het Leerpunt zal hen daar allicht bij helpen. Het feit dat er evidencebased materiaal is dat gemakkelijker ter beschikking gesteld wordt van onze scholen, lijkt me daar handig voor. Het is belangrijk dat de inspectie nagaat hoe scholen werk maken van hun kwaliteit, of ze gebruikmaken van evidencebased materiaal.
Als je het onderzoek erop naleest – het is al uitprintbaar – lees je op pagina 136 dat leerlingen onderling meer van elkaar verschillen dan dat scholen van elkaar verschillen. Ik denk dat dit een belangrijk verhaal is als we een opsomming maken, en ik wil dat gerust doen. Binnen de scholen zijn de verschillen tussen leerlingen dus groter dan dat de scholen onderling verschillen. Het doet er niet toe tot welke koepel de school behoort.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de evidencebased aanpak van collega Rutten. Ik ben dus helemaal voor zo’n aanpak maar, collega Rutten, die vertrekt natuurlijk bij onszelf. Wij moeten het wetenschappelijk onderzoek dat we krijgen grondig analyseren en er juiste besluiten uit trekken.
Wat de minister van Onderwijs en de Vlaamse Regering naar aanleiding van dit onderzoek en vorige onderzoeken zeggen, ook via de beleidslijn die ze uitzetten, is inzetten op het Nederlands. Nederlands, Nederlands, Nederlands, drie oplossingen volgens minister Weyts. Kijk naar het onderzoek zelf. Ik ga naar pagina 122, de analyse van de resultaten, en citeer: “Als we kijken naar de evolutie in de scores van de deelgroepen, stellen we vast dat enkel de groep leerlingen die thuis altijd Nederlands spreken, een statistisch significante daling vertoont.” Ik vind dat geen detail in dit onderzoek. Ik vind dat een tamelijk belangrijk punt, dat de onderzoekers zelf naar voren halen. En ik vind dus dat de taalvaardigheid, de taalarmoede bij de Nederlandstaligen, ook aan bod moet komen in het debat, zoals ook collega De Gucht in zijn tussenkomst ook deed. En daarover hoor ik de minister en de meerderheid niet.
Welke middelen gaan wij gebruiken, welke aanpak? Het gaat dan inderdaad over methodieken, een aanpak om de taalrijkdom van al die leerlingen te verhogen. Het gaat dus ook over het lerarentekort en de vorming van de leerkrachten, en het feit dat leerlingen van elkaar leren en als ze samenzitten in een taalarme omgeving, niet verder vooruitgaan. Het gaat dus ook over die punten, over de invulboeken en dergelijke meer. En voer het debat dus graag ook daarover. (Applaus bij de PVDA)
Collega Goeman heeft me net iets gezegd wat ik niet met jullie ga delen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega Vandromme, ik begrijp dat u af en toe bepaalde belangen moet verdedigen, maar laat ons wel eerlijk zijn met elkaar. Zeggen dat er geen enkele koepel iets oplegt aan de scholen klopt misschien in de letter, maar niet in de geest. (Applaus bij Vooruit, de N-VA en Open Vld)
Laat ons de koepels daar dus inderdaad op hun verantwoordelijkheid wijzen. De waarheid heeft ook haar rechten.
Mijnheer Daniëls, u en ik zaten samen in de onderhandelingen over de eindtermen vorige legislatuur. U weet goed genoeg dat mijn fractie vragende partij was om de regels rond de leerplannen te verstrengen, de nieuwlichterij uit de leerplannen te halen, de leerplannen scherper te stellen en de scholen meer vrijheid te geven om zelf met die eindtermen aan de slag te gaan. Kom nu dus niet zeggen dat u verwonderd bent dat mijn fractie over de leerplannen niets zegt. De realiteit is dat wij de eersten waren om dat in de onderhandelingen op tafel te leggen, en het is uw keuze geweest, de keuze van de vorige meerderheid, die ook deze meerderheid is, om daar niet mee aan de slag te gaan. Er is daar een historische kans gemist. Dat is dus het fundamentele probleem. U wijst naar anderen, maar neemt op cruciale momenten niet uw eigen verantwoordelijkheid.
Natuurlijk moeten ouders hun verantwoordelijkheid nemen, moeten koepels hun verantwoordelijkheid nemen, maar dat werkt enkel als ook de minister en deze regering hun verantwoordelijkheid nemen. Dat is de essentie. Het is niet ‘zij’ en ‘wij’, het is ‘allemaal samen’. Daar komt het op neer. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil daar toch ook iets over zeggen. Koepels en leerplannen zijn misschien makkelijke en handige schietschijven. En collega Rutten, ik ga ze zeker niet vrijpleiten. Maar die leerplannen zijn gebaseerd op eindtermen, die in het lager onderwijs dringend aan herziening toe zijn, minister. Hopelijk wordt dat aangepakt en op een betere manier dan de eindtermen van het secundair onderwijs, want dat is een redelijk dramatisch traject geworden. Laat ons dus goed nadenken over hoe we dat kunnen doen.
Laat ons vooral ook al goed nadenken over wat we daarmee willen doen. Want wat ik jullie allebei niet graag hoor zeggen, minister Weyts en mevrouw Rutten, is een eenzijdige focus op taal en wiskunde, alsof dat ons onderwijs zou redden.
Ik verklaar mij nader. Op uw congres was de zeer gewaardeerde onderzoeker onderwijskunde Tim Surma aanwezig. Ik weet dat hij door jullie erg gewaardeerd wordt. Hij zegt zeer duidelijk dat, als we onderwijs verengen en niet meer inzetten op kennis in de brede zin, voor kinderen die opgroeien in gezinnen die niet naar cultuur gaan, die niet veel in aanraking komen met kennis, dat ten koste gaat van het lezen, van het begrijpend lezen. Als je te veel begrippen niet kent, als je niet in aanraking bent gekomen met kennis, als met andere woorden de breedte en de rijkdom van het onderwijs verarmt, dan zul je ook je taal niet beter beheersen en niet beter kunnen begrijpend lezen.
Minister, laten we alstublieft niet de fout maken om ons onderwijs in die zin te verarmen. Laten we inderdaad luisteren naar wetenschappers, naar onderzoekers als het gaat over didactiek en laten we inderdaad inzetten op die brede kennis. Die enge focus op enkel taal en wiskunde zal ons onderwijs niet vooruithelpen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rutten heeft het woord. Kort alstublieft. (Opmerkingen)
Ja, maar toch geen vier van dezelfde fractie na elkaar terwijl uw fractieleider vooraan staat? (Rumoer)
Sorry, we hebben het er in het Uitgebreid Bureau over gehad. In het begin van de vergadering, om 14 uur, heb ik gevraagd om een klein beetje discipline aan de dag te leggen. (Opmerkingen)
Mag ik uitspreken, alstublieft? U wilt met vier van dezelfde fractie tussenkomen, terwijl uw fractieleider vooraan staat. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe. Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Maar het gaat ergens over en het is belangrijk. (Opmerkingen van de voorzitter)
U hebt absoluut gelijk. En we moeten elkaar laten uitspreken, ook daarin hebt u gelijk.
Er wordt hier geschermd met eindtermen, maar als er nu één ding niet tussen die resultaten van die PIRLS-studie zit, dan zijn het die eindtermen voor het basisonderwijs.
Collega Daniëls heeft het gezegd: die zijn sinds 1997 niet meer veranderd. Ze zijn niet meer veranderd, minister, dat is toch juist? Die eindtermen stáán er. En in 1997, 1998 en 1999 zaten we niet op die dramatische laatste plaats waar we vandaag wel staan. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, wat is er wel veranderd? (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
De wereld? Zeker. Afijn, je kunt er alles bij halen. Maar hier concreet in onderwijs, mevrouw Meuleman, zijn de leerplannen veranderd. En het leerplan van het katholiek onderwijs dateert van 2018, vijf jaar geleden. Het is er sindsdien niet op vooruit-, maar op achteruitgegaan.
Het wordt tijd om die grote olifant in de kamer te benoemen. Want de facto is het zo dat men kant-en-klare leerplannen aflevert waarmee we achteruit- in plaats van vooruitgaan. Wij proberen vanuit de regering en vanuit dit parlement bij te sturen en naar een evidencebased beleid gaan, maar op het terrein is men bezig met de vraag of het plezant is, of ze genieten van het lezen en of ze zich goed voelen. Weet u wat er niet in staat als je Nederlands moet lezen? Er staat nergens in wat een onderwerp is, een werkwoord, een gezegde, een lijdend voorwerp, het verschil tussen de twee. Als je een taal niet begrijpt, als je de structuur van een taal niet begrijpt, wel, dan kun je er ook nooit van leren genieten.
Je kunt van nuances en mening verschillen. Maar in essentie vind ik dat we de koepels die dat soort leerplannen maken, voor hun verantwoordelijkheid moeten plaatsen.
Er is nog één element waarop ik wil ingaan. De minister gaat te kort door de bocht als hij zegt dat je op school alleen nog maar Nederlands en wiskunde moet leren. Maar hij heeft daar een aardje naar, hij wil een pointe maken, hij wil daar meer nadruk op. Toch? U wilt daar meer nadruk op.
Wij moeten in ‘t eigen hart kijken. Want wat niet helpt, ook niet in de eindtermen voor het secundair onderwijs, is dat we de scholen overladen met sleutelcompetenties en eindtermen, waarbij we vergeten dat er maar 24 uur in een dag zitten, waarvan je niet de volledige 24 uur op school zit. Een school kan maar aan wat ze aankan en kinderen kunnen maar aan wat ze aankunnen. Wat soberheid van onszelf af en toe, en wat meer focus, minister, daarin zullen we elkaar vinden, tenminste als u de karikaturen thuislaat. (Applaus bij Open Vld)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Verbeurgt, u zei daarnet dat wij die leerplannen ongemoeid laten. Dan hebt u niet goed gekeken, want in het Eindtermendecreet staat dat de eindtermen letterlijk in de leerplannen moeten worden opgenomen. Dat moet letterlijk. Zodat de leerkrachten al weten over welke eindterm het gaat. Dat is één.
Twee is een primeur die ik u hier geef. Op het voorbije N-VA-congres hebben wij gesteld dat leerplannen niet langer door de onderwijsinspectie zullen worden goedgekeurd. Zo kan geen enkele koepel, school, directeur of inrichtende macht nog tegen zijn leerkrachten zeggen dat het van Brussel moet of omdat er een stempel in staat van de inspectie. Want het is niet omdat er een stempel van de inspectie in staat, dat men dat moet gebruiken.
Ik ben heel blij met de tussenkomst van collega Vandromme. Ik heb het nog net even nagekeken. In de overeenkomsten die vzw’s moeten sluiten met de koepel, staat dat men zowel de pedagogische begeleiding als de leerplannen van de koepel aanneemt, overneemt en zal gebruiken. Ik vind dat zeer goed want ik denk dat we kamerbreed vanuit dit parlement aan scholen kunnen zeggen dat als er onzinnigheden instaan over lezen, over grammatica, over spraakkunst, over spelling men dat niet moet doen. Weg ermee, doe dat niet, volg de taalcompetenties en het lees- en taaloffensief. Wat de minister uitrolt met Leerpunt werkt. Ik zal het nog eens zeggen. Dat gaat over kennis, attitude en de drie vaardigheden. Doe dat, geef technisch lezen en doe al de rest niet. Met onze instemming zijn al die leerkrachten, al die directies en ouders gesterkt. Ze moeten gewoon zeggen: kijk naar het verslag van het actuadebat. Daarin vindt men de goedkeuring van het parlement. Ik zie alleszins al drie fracties dat beamen, ook collega Vandromme. Als de andere fracties dit ook nog even kunnen zeggen, lijkt dit mij een heel sterk punt om daartegen op te treden. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
In een actuadebat beperk ik mij altijd tot één tussenkomst. Ik ben niet de volksvertegenwoordiger die vier, vijf keer tussenkomt. Ik hou me aan de discipline, dat wil ik toch even zeggen.
In wat ik hier allemaal hoor zitten veel interessante zaken en veel zaken die juist zijn. Maar het begint allemaal in het basisonderwijs, dat is van de peuterklas tot het zesde leerjaar, als we het over het schoolniveau hebben. Ik heb de indruk dat er mensen zijn die niet goed weten hoe een basisschool werkt. Dat wil ik vandaag duiden.
Ik heb nog altijd vertrouwen, mevrouw Rutten, in de koepels en in het gemeenschapsonderwijs en in het feit dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Ik heb ook vertrouwen in de leerkrachten die dagelijks voor de klas staan en die weten hoe belangrijk taal is. Maar zeggen dat de helft taal en wiskunde moet zijn en de andere helft iets anders? Ik ben nog altijd voorstander, zeker in de basisschool, van de totale persoonlijkheidsontwikkeling van een kind. Wat bedoel ik daarmee? Het is niet omdat je taal en wiskunde krijgt, dat je niet aan taalverrijking kunt doen. Je kunt perfect in de les wereldoriëntatie evenveel aan taalverrijking doen als in een les Nederlands. Je kunt dat ook doen in een les muzische vorming. Het fundamenteel debat daarin is dat scholen weten dat er thuis veel minder wordt gelezen. Dat is een vaststelling. Het is niet alleen zo bij anderstalige kinderen, maar ook bij kinderen die Nederlands praten en die ook taalarm zijn als ze op school komen. Dat is een visie. Dat is iets wat in het DNA van een school moet zitten. Eerst gaat het over technisch, dan over begrijpend lezen. Men moet daarmee aan de slag gaan.
Wat is het probleem? We komen vaak op hetzelfde terug, het gaat namelijk over keuzes maken en over tijd. Er moet tijd zijn voor leerkrachten om zich daarin te professionaliseren. Want als je echt een lees- en taalcultuur in je school wilt implementeren, dan moeten ook de leerkrachten voldoende professionele ondersteuning krijgen om dat te doen. De taak van een directie in het basisonderwijs is daarin cruciaal. Een directie moet het team aansporen en begeleiden. Dat gaat over het beleidsvoerend vermogen van een school. Directeurs hebben daar tot vandaag te weinig tijd voor. We komen altijd bij hetzelfde uit. Zolang we in een basisschool de leerkrachten, de directies, het team niet de ruimte zullen of kunnen geven om met zo’n lees- en taalrijk project aan de slag te gaan, dan gaan we hier binnen twee en drie en vier jaar nog zitten.
Leerkrachten kunnen dat, leerkrachten willen dat maar moeten ook tijd hebben voor dat collegiaal coachen, om van elkaar te leren en om ervoor te zorgen dat ze een traject of een project opzetten dat doorweven is door heel de school om echt de leesvaardigheid, de taalvaardigheid en vooral ook dat begrijpend lezen te stimuleren. Dat is wel uw verantwoordelijkheid, minister, vandaar mijn concrete vraag. Beseft u dat? U bent het die de contouren voor de scholen moet scheppen en dat is over alle koepels en alle scholen heen. De mensen moeten de mogelijkheden hebben om dit uit te werken, om zich bij te scholen en vooral om van elkaar te leren om tot daden te komen. (Applaus bij Vooruit en van Jeremie Vaneeckhout)
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik denk dat er al heel veel terechte zaken zijn aangehaald. Als je de getuigenissen van de Ierse Literacy Strategy bekijkt, komt er een ding altijd naar voren, namelijk dat het een ongelooflijke leerrijke ervaring was waarbij alle partners mee aan tafel gingen zitten met een gezamenlijk doel, namelijk naar buiten komen met een strategie over op welke manier ze op lange termijn in heel Ierland – ik ga niet over de twee Ierlanden beginnen, maar in het stuk waarover we spreken – een duidelijke toekomstvisie kunnen hebben.
We moeten ervoor opletten dat we niet opnieuw verzanden in een debat in deze plenaire waarbij we proberen elk onze visie op de geschiedenis te geven, op hoe we gekomen zijn waar we gekomen zijn, maar wel op welke manier we naar de toekomst kijken, welke stukken we kunnen doen.
Ik denk dat er al verschillende zaken zijn aangehaald, de taalscreening, de KOALA-test, Leesoffensief, de Vlaamse toetsen … Dat zijn allemaal zaken die passen in een ruimer beeld van waar we naartoe willen. We zien vandaag dat er op verschillende vlakken zaken ontbreken, dat er inderdaad een probleem is met ouders die de taal niet kennen en ouders die minder bezig zijn met lezen en met het plezier in lezen met hun kinderen thuis. Dat is een feit.
De vraag is op welke manier we het kunnen oplossen en dan zie ik dat we wel proberen om het verenigingsleven erbij te betrekken, maar ik zie geen visie op bijvoorbeeld een brede school, waarbij we de school, waar die kinderen samenkomen, gebruiken om heel de samenleving en gemeenschap daarbij te betrekken. De school kan de ouders daarbij betrekken omdat ze er sowieso al komen. Laat ons hen daar vastgrijpen en betrekken om op een juiste manier daarop in te gaan.
Dat gebeurt in Ierland. Daar komen de ouders toe in de school en worden ze betrokken bij wat er gebeurt. Bij ons is de realiteit dat ze moeten buiten blijven. Dan gaat het over op welke manier we kunnen samenwerken en over dat hekje heen kunnen kijken. Het spijt mij, maar dat is wat er vandaag ontbreekt. Dat vatten we niet.
Dat is ook verhaal dat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) brengt. Als je in het eerste leerjaar op een goede manier wilt starten met de taal, is het belangrijk dat in het kleuteronderwijs op een andere manier gekeken wordt naar de schotten die er vandaag zijn tussen de kinderopvang en het kleuteronderwijs. Op welke manier kunnen we die schotten laten wegvallen? Neen, wij zijn bezig met dat kinderen zeker ‘gepottytrained’ moeten zijn als ze op school beginnen, want anders kunnen ze niet binnenkomen. Met alle respect, het is inderdaad belangrijk dat ze zindelijk zijn maar het gaat over een breder verhaal en dat vergeten we.
Laat ons eens allemaal op een juiste manier aan tafel gaan zitten en laat ons oppassen dat we niet opnieuw verzanden in, mijn excuses, mevrouw Goeman, iets heel belangrijks, namelijk een discussie over de vrijheid van onderwijs zoals we die met de eindtermen gehad hebben. Daarbij hebben we drie jaar gewerkt met iedereen van de verschillende netten om dan uiteindelijk te moeten constateren dat diegenen die mee aan tafel zaten, vonden dat voorbijgegaan was aan het recht op vrijheid van onderwijs. Zo komen we nergens en dat zou bijzonder jammer zijn, want waar we vandaag zitten is al onderaan. Laat ons alsjeblief proberen naar boven te kijken in plaats van verder een putje te graven voor de toekomst van onze kinderen en onze samenleving. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil eerst kort reageren. In ons land is sterk onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid. Mevrouw Rutten, dat is dus absoluut ook een verantwoordelijkheid van onderwijsverstrekkers. Mijnheer Daniëls, het is absoluut ook een verantwoordelijkheid van de ouders. Daar zijn we het over eens. Dat geldt echter natuurlijk ook voor de minister van Onderwijs. Dat is natuurlijk het verschil: wij zitten in de oppositie, jullie zitten in de meerderheid. De waarheid is dat ik meer had verwacht van deze meerderheid, van deze minister. Ja, jullie hebben dingen gedaan, maar het is niet genoeg. Minister, ik verwacht van u dat u een aanjager bent van een strategie, van een echte visie. Ik verwachtte dat u de lerarenopleidingen rond de tafel had gebracht om eens te bekijken of het eigenlijk wel goed genoeg zit met die didactiek. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ik zie geen resultaten. Waar zijn de resultaten? Ik verwacht dat u met de koepels rond de tafel gaat zitten met het oog op een geletterdheidsstrategie: hoe gaan ze die een plaats geven in hun leermiddelen, in hun leerplannen?
Ik kom dan terug bij mijn repliek. Die eindtermen moeten er komen. Mijnheer Daniëls, ik vind het een heel goede suggestie. Laten we die controle door de inspectie van de leerplannen gewoon eruit halen. Dat haalt die zweem van ‘officialiteit’ er wat af. De eindtermen zijn voor ons de minimumdoelen die elk kind eigenlijk zou moeten behalen. Dat is toch het minimum minimorum. Daarom vinden we het zo belangrijk dat we die eindtermen basisonderwijs zo snel mogelijk zien, die ambitieuze, kennisrijke eindtermen. Maar waar zijn ze? Wat is jullie plan wat dat betreft? Laten we heel eerlijk zijn, ze gaan er deze legislatuur niet meer komen, niet? Jullie zijn nog aan het bekomen van het trauma van de eindtermen voor het secundair onderwijs, maar we hebben eigenlijk geen tijd meer te verliezen.
De waarheid is gewoon, en daar loopt het fout voor mij, dat jullie een aantal fundamentele problemen niet hebben aangepakt. Eigenlijk hebben we immers vooral structurele oplossingen nodig. Ik zal ze nog eens kort overlopen. Dit is immers eigenlijk allemaal geen rocketscience. Het is ook niet gewoon één oplossing. Het zijn er verschillende: investeren in kinderopvang; vroeg beginnen; de kindratio doen dalen; het statuut van leerkracht hervormen. Er moet een modern personeelsbeleid zijn, want we moeten dit aantrekkelijker te maken. Vandaag hebben we immers gewoon geen leerkrachten genoeg, en het begint natuurlijk wel met een leerkracht voor de klas. Men moet investeren in het basisonderwijs. Er moet meer ondersteuning en bijscholing komen. Hervorm de lerarenopleidingen echt. Focus op sterke didactiek. Focus op klasmanagement. Focus op praktijkervaring. Investeer in oefenkansen qua Nederlands buiten de school.
En ja, ouders moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, absoluut. Dat gebeurt te weinig. Als ze hun kind inschrijven in een Nederlandstalige crèche, in een Nederlandstalige school, moeten ouders de boodschap krijgen dat ze een cursus Nederlands moeten volgen, in het belang van hun kind. Dan moeten die cursussen er echter zijn, en dan moeten die cursussen wat ons betreft gratis zijn.
Investeren en hervormen, dat is wat er nu moet gebeuren, en u doet vooral het omgekeerde: sluipende besparingen op werkingsmiddelen, geld uitsparen met openstaande vacatures en veel te veel pappen en nathouden wat ons betreft. Intussen is er de voorbije vier jaar weer veel te veel tijd verloren gegaan, vinden wij dat de boel echt gewoon veel te veel stilstaat en gaat ons onderwijs verder achteruit. (Applaus bij Vooruit)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Goeman, u zegt hier nu dat de resultaten naar beneden gaan en dat minister Weyts het nooit over Nederlands heeft gehad, maar in ongeveer elke uiteenzetting die de minister hier houdt, heeft hij het over het Nederlands. Hij zegt dat er twee belangrijke prioriteiten zijn: Nederlands en wiskunde. Dan horen we uit uw fractie dat Nederlands wel belangrijk is, maar begint men direct allerlei dingen op te sommen waardoor eigenlijk blijkt dat Nederlands en wiskunde toch niet zo belangrijk zijn. Het is het ene of het andere. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
U vraagt waar het resultaat is wat de lerarenopleidingen betreft. U weet zelf toch ook dat als men van 3 tot 5 uur met lerarenopleidingen samenzit, die niet om 5 uur naar huis gaan en dan de volgende dag beslissen alles om te gooien. Men zit immers natuurlijk in een academiejaar. Dat er corona is geweest, dat wordt dan even vergeten. Ik vind dat eigenlijk toch wel straf. Het was nota bene uw fractie die de scholen dicht wilde. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman en Hannelore Goeman)
Dicht! Dicht! Ik ben heel blij dat we ze open hebben gehouden.
Dan zegt u dat de minister niks doet. Ik heb daarnet opgeschreven wat hij allemaal heeft opgesomd: taalscreening, Leesoffensief, Vlaamse toetsen, onder andere voor Nederlands. Ik ben het met u eens dat je het met een toets alleen niet verbetert, maar weet je wat je daar wel mee doet in het onderwijs? Je zegt dat dit belangrijk is, dat dit een focus is, dat dit extra aandacht verdient.
U staat hier nu wat te lachen. Ik vind dat eigenlijk wel straf. Dat zijn dramatische cijfers. Dat zijn ingrepen die we doen en die ook effect hebben op het onderwijsveld. We gaan verder over die eindtermen. U staat hier gewoon te lachen. Ik vind dat gewoon ongepast. On-ge-past. Als u dan nog eens zegt dat de minister Nederlands niet belangrijk vindt, dan weet ik niet welke minister Nederlands wel belangrijk zou hebben gevonden. Ik ken die in elk geval niet in mijn carrière in onderwijsbeleid. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De heer Daniëls heeft niet goed geluisterd. Ja, de minister gebruikt in elke zin die hij zegt op televisie en radio de term ‘Nederlands’ en hij zegt ook hoe belangrijk hij dat vindt. De maatregelen die hij heeft ingevoerd, zijn inderdaad taalscreenings en centrale toetsen. Dat zijn, zoals mevrouw Goeman heeft gezegd, thermometers, maar je kunt je afvragen of het de juiste thermometers zijn, in ieder geval niet meer dan dat.
Misschien geef je daarmee het signaal dat je het belangrijk vindt, maar het blijft wel bij ‘parole, parole, parole’. Er is nog zoveel meer winst te boeken, en dat zijn mijn punten geweest. Er is winst te boeken op het vlak van inburgeringsbeleid door de drempels te verlagen. Er is winst te boeken op het vlak van kinderopvang en op het vlak van naschoolse opvang. We gaan daarop besparen. Vanmorgen verscheen in het nieuws dat er in de buitenschoolse opvang achttien kindjes in plaats van veertien kindjes per begeleider zullen zijn. Dan kun je nabewaking doen. Kun je bezig zijn met pedagogie en taalverwerving? Neen. Dus daar is winst te boeken.
Ik heb zoveel voorbeelden gegeven van waar er nog winst valt te boeken. Minister Dalle kan winst boeken in het jeugdwerk. We kunnen inderdaad winst boeken – en ik ben het volledig eens met de heer De Gucht – via brede scholen. We kunnen winst boeken in dat Leesoffensief. Het is te weinig. Ik heb een schriftelijke vraag gesteld over welke actiepunten er zijn uitgerold en welke nog niet. Er zijn er ik-weet-niet-hoeveel die deze legislatuur niet meer zullen uitgerold worden en ik-weet niet-hoeveel waar er geen middelen tegenover staan. Iedereen zegt dat dat Leesoffensief mooi is in theorie, maar er staat veel te weinig tegenover.
Mijn punt, mijnheer Daniëls: het is niet omdat je honderd keer zegt dat je het Nederlands belangrijk vindt, dat je ook voldoende doet voor dat Nederlands, taal en lezen. Dat is de analyse van onze fractie vandaag, niet meer of niet minder. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik sta hier helemaal niet te lachen. Er is niks om te lachen aan de resultaten die wij hier te zien krijgen. Ik kan gewoon bijna niet geloven wat u aan het zeggen bent. Minister Weyts mag zo vaak zeggen als hij wil dat hij radicaal wil inzetten op Nederlands, we steunen hem daarin, maar het zijn de daden die tellen en niet de woorden. Denkt u nu echt dat leerkrachten alleen zitten te wachten op de minister die gewoon zegt dat Nederlands belangrijk is? Daar zijn ze vet mee. Er moet extra ondersteuning komen, en de waarheid is dat ze vandaag gewoon niet weten waar ze moeten beginnen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik voeg iets toe, aansluitend op wat mijn fractieleider zegt. Ik denk echt dat collega Daniëls nood heeft aan een cursus begrijpend luisteren, want hij is wel zeer selectief in wat hij heeft gehoord. Hij zegt dat hij alleen maar dingen hoort die niet belangrijk zijn. Ik heb mijn fractieleider alleen maar heel helder horen vertellen wat er moet gebeuren: veel vroeger investeren, investeren in een kennisrijk curriculum, investeren in kinderopvang, omdat we weten dat de taalontwikkeling daar al gebeurt. Natuurlijk is dat essentieel, en dat is niet alleen zeggen dat je Nederlands belangrijk vindt, maar dat is ook investeren in die keuze voor het Nederlands.
Collega Daniëls, u zou soms echt eens naar uzelf moeten luisteren. Ik denk dat mensen perplex zitten te kijken. Uw partij heeft jarenlang geroepen “wij moeten Onderwijs hebben”, en vervolgens komt u niet verder dan te zeggen dat het moeilijk is om met de onderwijsverstrekkers samen te zitten en om met de lerarenopleiding een gesprek te hebben. U hebt vier jaar de tijd gehad, en de resultaten zijn gewoon niet goed genoeg. U hebt tijd verloren. U roept dan de coronapandemie in, maar tijdens die pandemie kon je ook digitaal vergaderen, dat hebben we allemaal geleerd. U had deze legislatuur kansen genoeg om daadwerkelijk een visie te ontwikkelen en stenen te verleggen, en het is gewoon niet goed genoeg. Er zijn drie of vier jaar verloren. Dat is de realiteit. En zoals mijn fractie zei, weten onze leerkrachten vandaag nog steeds niet hoe ze eraan moeten beginnen. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik ga proberen om wat rust te brengen in het debat. We gooien hier met verwijten naar elkaar, maar we moeten niet steeds het warm water blijven uitvinden. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we weten waarom we zaken doen. Ik heb gezien dat er deze week een inspiratiegids is uitgegeven door de Universiteit Antwerpen, die ‘Les in lezen’ heet. Het is een inspiratiegids voor effectief leesonderwijs in kleuter-, lager- en secundair onderwijs.
Die gids heeft een aantal fiches en legt gewoon op wetenschappelijke basis uit waarom we reeds in de kleuterklas het best werken op basis van geschreven taal, waarom het belangrijk is om voor te lezen, waarom er programma’s zijn die werken op het alfabetisch principe en dat dat ook een goede basis is om vlot te leren lezen. Hoe kunnen we sterke leermomenten halen uit de voorleesmomenten? Waarom is morfologisch bewustzijn belangrijk? Enzovoort, en zo verder, fiches van allemaal zaken die we al doen, maar leerkrachten weten soms niet altijd waaróm we bepaalde dingen doen. Ik denk dat we daar ook op moeten inzetten. Wanneer we duidelijke eindtermen hebben en wanneer leerkrachten uit die eindtermen hun lessen kunnen opmaken – en wanneer ze misschien ook met deze inspiratiegids kunnen werken, want daar staan ook tips en praktische vertalingen in – dan denk ik dat we al een heel pak verder kunnen komen met de wijze waarop er nu reeds wordt lesgegeven. We moeten er gewoon bewuster van worden.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ja, die inspiratiegids is een mooi voorbeeld, knap werk, maar in alle eerlijkheid, de tijd van inspiratiegidsen ligt echt wel achter ons. We gaan er niet meer geraken met een aantal good practices. De boodschap moet heel duidelijk zijn dat je kinderen moet leren om te lezen, als we willen dat de geletterdheid en het kunnen lezen vooruitgaat. Als ik kan genieten van zwemmen – en ik geniet van zwemmen – dan is dat omdat ik kan zwemmen. Men gooit mij ook niet in het water om eens te genieten van een paar baantjes trekken, zonder dat ik kan zwemmen, want dan verdrink ik, zo simpel is dat. Mijn boodschap was, mensen alstublieft … Mevrouw Goeman, ik begrijp dat er meerderheid en oppositie is en ik verwacht ook niet van u dat u zegt dat alles peis en vree is, want het is een drama. Minister, ik verwacht ook niet dat u zegt dat mevrouw Goeman gelijk heeft, want zij trekt een aantal zaken ook op flessen. Er zijn wel een aantal beslissingen genomen die de tanker doen keren. Maar als wij vragen van het onderwijsveld en van alle spelers hier om aan hetzelfde zeel te trekken, verwacht ik wel dat wij ook aan hetzelfde zeel gaan trekken. Echt waar, je mag van mening verschillen tussen meerderheid en oppositie, maar over een aantal essentiële dingen is de tijd van inspiratiegidsen voorbij is de tijd, mijnheer Daniëls, van te zwaaien en te kletsen in alle richtingen, voorbij. De tijd is voorbij om te gaan zeggen dat we het eens gezegd hebben, we gaan naar huis, we doen onze frak aan en bij de resultaten van de volgende internationale proef zullen we onze verontwaardiging nog eens uit de kast halen. (Applaus bij Open Vld)
Alsjeblieft, aan één zeel trekken, één strategie maken, minister, dat is wat ik van u vraag. Ik kijk u nu aan, u doet heel veel goede dingen en u hebt daarvoor onze steun. Dat zijn heel vaak saucissejes, kleine schijfjes. Wij willen zien waar die kleine schijfjes in totaliteit naartoe gaan. Wat ik heel erg zou appreciëren, is dat u zegt – met dit rapport in de hand – dat u die koepels bij u roept op het kabinet. Zet ze bijeen, zet het in een strategie, roep ze elke maand bijeen, pak er de lerarenopleiding bij en laat maand na maand na maand zien wat de vooruitgang is. Er is geen tijd te verliezen, minister. U hebt het stuur vast, laat die tanker keren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wou toch nog even tussenkomen, want als er een pleidooi wordt gehouden om aan hetzelfde zeel te trekken, dan hoop ik dat dat ook vanuit een oprechtheid is en met vooral een eerlijkheid. Mevrouw Rutten, u leest voor uit een leerplan, maar u leest natuurlijk de zaken niet voor waar u niet naar wilt verwijzen. Ik lees een stuk uit het leerplan ‘Zin in leren! Zin in lezen!’ voor, waar er verwezen wordt naar zinnen en zinsdelen en waar er letterlijk staat: “Daarbij kunnen leerlingen de term persoonsvorm kennen en gebruiken, ze weten dat een zinsdeel kan bestaan uit een woord, een woordgroep, kunnen die termen ook gebruiken, verwijzen naar lijdend voorwerp, (…)” enzovoort. Ik stel voor, collega’s en minister, dat we het debat ook in de commissie voeren op basis van het hele onderzoek, dat we dat op voorhand allemaal lezen, dat we de onderwijsverstrekkers uitnodigen en hun vragen hoe zij reageren op dit onderzoek en wat er intussen allemaal gedaan is. Zo kunnen we tenminste in correcte en eerlijke uitspraken hier in dit parlement vertrekken (Applaus van Hilâl Yalçin)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat hier al zeer veel belangrijke zaken zijn aangehaald. Collega Rutten, als u natuurlijk zegt dat we niet moeten zwaaien en kletsen, waarbij u hier het sterkste kletspleidooi houdt tegen een aantal koepels en leerplannen – en voor alle duidelijkheid, ik onderschrijf een aantal dingen die u zegt –, dan moeten we dat natuurlijk ook waarmaken. Ik hoop dus in elk geval dat we dat signaal kunnen geven aan iedereen die werkt in onderwijs.
Want als het gaat over het lerarentekort, zijn dat ook leerkrachten die in conflict komen met zichzelf. Die willen hun leerlingen technisch leren lezen. Ze willen hen die woordsoorten leren, ook een COD en een COI in het Frans, een lijdend en een meewerkend voorwerp. Want nu leren ze dat in het Frans, en niet meer in het Nederlands. Die leerkrachten komen inderdaad in conflict met didactische wenken die ze krijgen. Ze weten niet meer wat het nu is en stellen vast dat hun leerlingen achteruitgaan. Dat zijn zaken waarom leerkrachten er de brui aan geven. Dat is het. Daarover gaat het. Dat is planlast. Dat is waarom leerkrachten die pedagogen – ik ben er zelf een – op bepaalde momenten verwensen, omdat wat zij zien in de klas, anders is dan wat die mensen zeggen. Dan heb je nog eens een handboek, en dan krijg je deze resultaten. Dat is een oproep waarvan ik hoop dat we die hier allemaal samen kunnen doen.
Punt twee: de lerarenopleiding. Gisterenavond nog heb ik gesproken met studenten in de lerarenopleiding, die ellenlange documenten invullen. Maar als ik hen vraag – het gaat over de lagere school – wat de verschillende stappen zijn in het leren lezen van een kind? Niets, geen idee. Als ik vraag of ze dat krijgen, is het antwoord: “Ja, neen.” Wat is de focus? Leesplezier. Enthousiast lezen. Maar het technisch leren lezen, dat blijft daar zitten.
Drie. Sorry, ik ga het toch nog eens herhalen. Wij blijven er met onze N-VA-fractie op hameren dat als je als kind thuis geen Nederlands hoort, maar thuis ook niet gestimuleerd wordt om Nederlands te leren en men geen hoge verwachtingen heeft ... Want ik wijs er nog even naar: de nadruk op schoolsucces is in Vlaanderen het laagst van de hele groep die meedoet. Het gaat over drie dingen. Eén: hoge verwachtingen. Leerkrachten durven niet meer. Twee: steun van de ouders. En drie: respect voor de sterkste leerling. Binnenkort zijn het deliberaties en proclamaties. Ik daag u uit. Zoek een school waar de sterkste leerling voor Nederlands op het podium een prijs mag gaan ophalen. Dat is niet meer. Iedereen op het podium, allemaal samen, het hoedje in de lucht, alleman gelijk. Alleman gelijk! Maar hoe wil je dan dat je ambitie stimuleert? Niet, het is weg.
Collega’s van Groen, collega Tavernier heeft er recent, met betrekking tot de Brusselse kinderopvang, voor gepleit dat mensen die in de kinderopvang werken, Nederlands spreken en dan heeft jullie fractie gezegd dat dat niet nodig is. ‘Als ze maar lief zijn voor de kindjes.’ Kom dan hier nu niet zeggen dat de kinderopvang belangrijk is voor Nederlands. U spreekt gewoon uzelf tegen. (Applaus bij de meerderheid)
De kern is inderdaad kennis van het Nederlands, de juiste attitude bij leerkrachten én bij ouders. Die dingen moeten in de leerplannen, en Nederlands, Nederlands, Nederlands, overal, altijd. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, ik ga de heer Daniëls natuurlijk geen vraag stellen over het onderwijs. Ik zou niet durven, met zoveel specialisten hier in dit halfrond. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Ik ga daar voor de rest geen commentaar op geven. Maar ik wil toch even iets opmerken, mijnheer Daniëls. U hebt daarstraks gezegd dat er in het Bureau alleen gevraagd was dat de minister van Onderwijs hier zou zijn. Geen probleem, ik leg mij daarbij neer. Maar ik vind het een beetje raar dat, als het over dit probleem gaat, er zo weinig gesproken wordt over wat gemeenten kunnen doen op het vlak van bibliotheken. En daarmee wil ik iets zeggen aan de collega's van onderwijs. Die denken natuurlijk vaak dat het probleem zich echt verengt tot de onderwijssector. Het probleem dat hier geschetst wordt, is een zaak van onderwijs, een zaak van de ouders, maar ook een zaak van de overheid. Ik denk dat het vooral een taak is van de gemeentelijke overheid om ervoor te zorgen dat bibliotheken middelen hebben en middelen inzetten om burgers en vooral ook alle kinderen over te halen om een nieuwe leescultuur aan te wakkeren.
In die zin denk ik dat het belangrijk is als we dit gegeven willen aanpakken. Onderwijs is zeer belangrijk, maar ik vind het spijtig dat – buiten een paar keer het woord bibliotheek te noemen – daar niet over gesproken is. Misschien moeten we dat toch wel eens op een andere gelegenheid doen.
Onderwijs is belangrijk in de wereld en in Vlaanderen, maar de wereld gaat iets verder dan altijd alleen maar onderwijs. (Applaus bij Vooruit)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vandenhove, ik ga u niet tegenspreken dat bibliotheken belangrijk zijn. Maar wanneer ik zie welke inspanningen lagere scholen doen met schoolbibliotheken, klasbibliotheken of met een bezoek aan de bibliotheek … Dat boek zit dan in die boekentas, en eigenlijk vragen we maar één iets aan de ouders: welk boek hun kind meekrijgt uit de school, en dat hun kind dat boek effectief leest. Dat is een ouderlijke verantwoordelijkheid. Het is die combinatie van het lokale bestuur die daar inspanningen doet, samen met de school en de ouders die samen moeten spelen. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat je als gemeente niets moet doen, ik zie in heel veel scholen dat dat gebeurt. We moeten daar niet blind voor zijn. Maar dan kom ik terug bij de attitude van de ouders. Daar vragen we een inspanning van.
De heer De Witte heeft het woord.
Collega Daniëls, u herhaalt steeds het belang van het Nederlands. Maar u hebt in de studie ongetwijfeld ook gelezen dat het vooral de kinderen zijn die thuis enkel Nederlands spreken bij wie de taalvaardigheid het sterkst daalt. Vindt u dat dan niet eenzijdig als u blijft hameren op het Nederlands? Daarmee wil ik niks afdoen aan het belang van de kennis van het Nederlands, maar het gaat hier over taalrijkdom. We moeten namelijk ook bij Nederlandstalige kinderen ervoor zorgen dat zij kennis kunnen in- en uitpakken, en ervoor zorgen dat zij taalvaardiger worden.
U trekt het debat altijd naar de stelling dat het probleem zogezegd louter en alleen het Nederlands is. Ik vind dat zeer eenzijdig. (Applaus bij Lise Vandecasteele en Hannelore Goeman)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega De Witte, ik moet u toch wat tegenspreken. Als ik naar mijn eigen tussenkomsten kijk in de commissie Onderwijs – ik raad u aan daar langs te komen, dan zult u die van mij, en collega’s Tavernier en Grosemans horen – dan gaan wij daar veel ruimer in. Het gaat over taalvaardigheid. Ja, wij spreken ook over taalvaardigheid in andere talen. Maar wat mij het meeste zorgen baart – en daar spreekt u jammer genoeg niet over – is dat bij de groep die onder niveau 2 zit, die dus volledig onderaan zit en haar plan niet kan trekken, in 70 procent van de gevallen de thuistaal niet het Nederlands is.
De anderen gaan naar beneden, dat is geen goede zaak, dat is dramatisch, maar bij de groep die thuis geen Nederlands spreekt zit 70 procent in de laagste groep. Die kunnen hun plan niet trekken. In het onderzoek wordt de volgende zin voorgesteld: “Ze gaat naar de bakker en koopt een brood.” De kinderen in die groep kunnen zelfs niet antwoorden wat er werd gekocht, omdat ze het woord ‘brood’ niet begrijpen, en zelfs de vraag niet begrijpen. Dat zijn 10-jarigen. Dat is de laagste groep in het onderzoek, en 70 procent spreekt thuis geen Nederlands. Dan zeggen wij als N-VA dat de ouders daar aandacht voor moeten hebben, dat ze Nederlands moeten leren, en dat ze dat moeten stimuleren. Hoge verwachtingen zijn cruciaal.
Voor de andere groep die thuis wel Nederlands spreekt geldt opnieuw dat er op de school ingezet moet worden op technisch lezen – daar hebben we het al genoeg over gehad. En ook bij de ouders vragen we ouderlijke betrokkenheid rond het lezen. Ook daar scoort Vlaanderen het laagst. De minister heeft daarnet naar de resultaten verwezen. Vlaanderen scoort het laagst op de vraag waar ouders zeggen of ze hun kinderen ook naar activiteiten sturen of zelf talige activiteiten doen. Dat heb ik hier daarnet ook gezegd.
De heer De Gucht heeft het woord.
Natuurlijk zijn hoge verwachtingen nodig, niemand trekt dat volgens mij in twijfel. Ik vind het heel belangrijk dat wij hoge verwachtingen hebben. Natuurlijk is het problematisch dat er heel veel ouders de taal niet kennen. Je kunt je kind niet helpen als je de taal niet kent. Met andere woorden ga je je kind in zijn ontwikkeling verlammen als je die niet op de juiste manier kunt begeleiden. Dat is heel belangrijk. De vraag is op welke manier we daar nu een paar concrete zaken tegenover kunnen stellen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan zomerscholen.
Als je kijkt naar die zomerscholen, daar ben ik mee akkoord. Niet alleen minister Weyts, maar de hele Vlaamse Regering, waaronder ook minister Somers, heeft hard getrokken aan die zomerschool. Het is een realiteit, minister, dat die zomerscholen een beetje achteruitgaan sinds corona omdat men die drang minder heeft. Er is een bepaald segment dat we toch wel bereikten tijdens corona, dat we vandaag moeilijker bereiken om de eenvoudige reden dat reizen en dergelijke daar ook wel eens voor in de plaats komt. Dus we moeten toch kijken op welke manier we die zomerscholen in heel Vlaanderen, niet alleen kunnen verderzetten, maar ook verder structureel kunnen uitbouwen.
Ik heb die brede school daarjuist al aangehaald. Op welke manier gaan we – daar waar we de leerlingen al in de hand hebben, namelijk in de scholen – ervoor zorgen dat er een koppeling wordt gemaakt met de vrije tijd? Dat is een van de zaken waar wij compleet in falen. Wij zien dat als twee aparte werelden, en we zouden moeten kijken in welke mate we daar echt verder kunnen samenwerken. Dat is geen eenvoudige zaak, en het lokaal bestuur kan ook een belangrijke rol spelen om die bruggen te slaan.
Daarnaast, wat die schotten betreft die vandaag bestaan tussen de kinderopvang en de kleuterschool: willen we daarmee aan de slag? Dat is een concrete vraag, minister. Willen we daarmee aan de slag gaan? Op welke manier kunnen we dat doen? De heer Daniëls heeft gelijk met wat hij daarjuist zei, dat het inderdaad zo is dat de focus vandaag niet op het Nederlands ligt, maar vooral op het feit dat ze lief moeten zijn.
Natuurlijk moeten ze lief zijn, iedereen moet lief zijn tegen de kindjes die in de kinderopvang zitten, en natuurlijk moeten we genoeg mensen hebben. Maar het is verdorie wel belangrijk dat diegene die met die kindjes bezig is het Nederlands op een goede manier machtig is, want dat zijn degenen die thuis misschien niet in aanraking komen met het Nederlands. Laten we er dan voor zorgen dat zij in de crèche in aanraking komen met het Nederlands, maar ook dat we de mensen die in die crèches werken, en die in het kleuteronderwijs elke dag het beste van zichzelf geven, de handvaten geven om die taal over te brengen. We doen dat veel te weinig. Dus willen we daar inderdaad kijken in welke mate we die schotten weg kunnen krijgen?
Ten laatste, op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat we die mensen die we vandaag niet bereiken, en met andere woorden met een ongelofelijke achterstand beginnen in het eerste leerjaar, beter betrekken? Want we hebben inderdaad een heel hoge aanwezigheidsgraad van onze kinderen in het kleuteronderwijs, tegenover alle andere landen zitten we bij de hoogste op dat vlak. Op welke manier gaan we ervoor zorgen dat die leerplichtleeftijd verder naar beneden gaat? We hebben ze naar vijf jaar gebracht. Alle mogelijke moeilijkheden die we daarin zagen hebben we kunnen overbruggen, minister. Laat ons dat verderzetten, laat ons dat naar 2,5 jaar brengen, laat ons die schotten weg krijgen, en laat ons ervoor zorgen dat elkeen in het eerste studiejaar die taal al machtig is. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zou punctueel wat antwoorden willen verschaffen op de vragen. Wat de leerplichtleeftijd betreft, hebben we het debat al gevoerd. Ik ben daar absoluut voorstander van, vanaf drie jaar. Er zijn trouwens nog wat andere grondwetartikelen die dan kunnen worden meegenomen bij die revisie, zoals eigenlijk alle artikelen.
Het levensbeschouwelijke, minister. U hebt nu de kans om ervoor te gaan.
Absoluut. We zijn bezig met de doorlopende lijn. We hebben nu nog net samen met minister Crevits een versoepeling doorgevoerd, dus die projecten lopen effectief. Daarbij proberen we om een doorlopende lijn tot stand te brengen, en de schotten te laten sneuvelen, tussen kinderopvang en school. Daar kunnen we leerlingen absoluut uit trekken.
Wat de open scholen betreft hebben we er nu ook net voor gezorgd – dat is opnieuw een ingreep – dat bij nieuwe infrastructuur die wij van overheidswege ondersteunen, het altijd om open scholen gaat, altijd. Dat wil zeggen dat elke infrastructuur zo maximaal mogelijk gecompartimenteerd moet worden, zodat die altijd toegankelijk is voor andere verenigingen: sportverenigingen, dat is evident, maar ook andere verenigingen, zoals cultuurverenigingen, jeugdverenigingen, lokale verenigingen, noem het op. Dat is een vereiste en het is eigenlijk volgens de regel ‘comply or explain’.
Drie, wat betreft de zomerscholen hebben we extra middelen uitgetrokken om dat inderdaad maximaal te gaan exporteren. We hebben daar nu 10 miljoen euro voor uitgetrokken. We hebben dus ruimschoots budget. De afgelopen zomer hadden we 11.000 deelnemers. Ik hoop dat dat nog naar boven getrokken kan worden, dat we nieuwe initiatiefnemers vinden. Want de praktische moeilijkheid is natuurlijk de scholen zelf. Dat is net het enige moment dat ze enige rust zouden kunnen genieten, en dan staan wij daar opnieuw als vragende partij. Maar ik zie op het veld dat dat wel lukt.
Was er nog iets over didactiek?
Ik had een algemene opmerking. Op welke manier maken we dat de lesgevers op één lijn zitten?
– Joke Schauvliege, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De juiste didactiek om met taal om te gaan zodat men met een goede start aan het lager onderwijs kan beginnen, is iets wat vandaag te weinig aan bod komt als het gaat over kinderopvang, over het kleuteronderwijs. Vandaag is de realiteit dat we te weinig ondersteuning geven aan die mensen die daar vandaag het beste van zichzelf geven. Die handvatten ontbreken vandaag nog te veel.
De heer De Witte heeft het woord.
Het zijn verschillende debatten, een beetje door elkaar.
Mijnheer Daniëls, ik kom terug op uw punt. De leerlingen die thuis nooit Nederlands spreken, zijn de laatste vijf jaar met vijf punten gedaald voor het begrijpend lezen. De kinderen die thuis altijd Nederlands spreken, zijn de laatste vijf jaar met veertien punten gedaald, drie keer zoveel. Het punt om te checken wat er schort in de aanpak in ons onderwijs, is tamelijk cruciaal. Het is effectief de taaldidactiek in het onderwijs. Oké, maar wat gaat u concreet doen om dat op te krikken? Dat is de discussie. Dat gaat dan over de vorming van leerkrachten, het betalen, het dusdanig vergoeden van leerkrachten die de moeite doen om zich bij te scholen, die bijvoorbeeld een masterdiploma halen. Als u zegt dat we dat niet doen, dan geeft u uiteraard een verkeerd signaal.
Het is heel belangrijk dat er maatregelen zijn die bij de kinderopvang of bij brede scholen ervoor zorgen dat de ouders betrokken worden, Nederlandstalig of niet. Dat is het hoofdpunt. Want u zegt dat in de groep die laag scoort, 70 procent anderstaligen zijn. Ja, dat zal wel zo zijn. Dat heeft ook te maken met sociaal-economische factoren. In de groep die hoog scoort, zit ook een derde anderstaligen. De knoop is dus de taalrijkdom van al die leerlingen verhogen. De maatregelen die hier opgesomd worden, gaan vooral over testen, KOALA-testen, Vlaamse toetsen, extra toetsen en Nederlands, Nederlands, Nederlands. Mijn fractie zegt dat dat eenzijdig is. Op die manier gaan we de tanker niet keren. Dat is de kern. (Applaus van Lise Vandecasteele)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik hoorde u bezig en ik was nog wat verder aan het nadenken. Ja, er zijn absoluut ouders die hun verantwoordelijkheid niet nemen. Dat is echt een probleem, daar zijn we het over eens. We moeten dat proactief aanpakken. Tegelijk zijn er ongetwijfeld, ook in andere landen – ik zeg maar iets, in Ierland – ouders die hun verantwoordelijkheid niet opnemen, en toch gaan de resultaten daar wel vooruit. Leg me eens uit wat het verschil is. Volgens mij zit het verschil in structureel beleid, in structurele oplossingen. Er is hetzelfde verhaal voor kinderen die opgroeien in een gezin waar een andere taal gesproken wordt. Ik heb het al gezegd dat het zeer belangrijk is om ouders de onderwijstalen te laten leren. Maar ook in andere landen – ik zeg maar iets, in Ierland – zijn er ongetwijfeld ouders die thuis geen Engels praten.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
En toch gaan de resultaten daar wel vooruit. Opnieuw, leg me dat eens uit. Ik denk dat ik het weet. Daar wordt structureel beleid gevoerd. Ik kan maar herhalen, dat is mijn oproep vandaag, ik heb de oplossing al herhaald, maar we moeten er echt voor zorgen dat er een aantal structurele problemen aangepakt worden. Want zolang dat niet gebeurt, gaat het probleem alleen maar groter blijven worden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega De Witte, als de leerlingen met thuistaal niet-Nederlands – en die zaten al heel laag – nog eens vijf punten zakken, en dus nog harder door het ijs zakken, dan maak ik mij daar evenveel zorgen in als de sterkst presterende leerlingen die veertien punten zakken. Als je al helemaal beneden zit …
De Nederlandstaligen, collega. Een beetje correct blijven.
De heer Daniëls heeft het woord.
U gaat hier op nominale punten, in absolute getallen, naar beneden en naar boven. Ik geef aan, en dit staat in het onderzoek, dat de groep die thuistaal niet-Nederlands heeft, voor 70 procent in de groep zit die helemaal niets presteert. Dat is een ramp. Dat zijn leerlingen uit het vierde leerjaar die op de vraag van het brood niet antwoorden omdat ze de vraag niet begrijpen. We hebben dat al zo vaak herhaald en u wilt daar altijd van weg, wat ik niet begrijp, maar bon, dat is voor uw verantwoordelijkheid.
Wat u zegt over het masterdiploma, heb ik altijd gedacht dat de PVDA het opnam voor de werkende klasse. Wat u nu zegt is dat alle bachelors in het lager onderwijs het niet kunnen. Qua motie van wantrouwen schiet u vandaag de hoofdvogel af. Ik vind dat een dedain naar die leerkrachten lager onderwijs vanwege de PVDA, ongezien. Het heeft het voordeel van de duidelijkheid. Dank u wel, mijnheer De Witte. (Applaus bij de N-VA)
Wat wij als N-VA zeggen is dat we de leraren in de leerkrachtenopleiding moeten versterken, en ten tweede dat ze hoge verwachtingen mogen hebben. In de school van de PVDA moet iedereen samen op het podium en moet iedereen samen het hoedje in de lucht gooien. Als je er één, twee of drie uithaalt die sterk presteren, zeggen jullie dat het een schande is, want gelijkheid staat voorop. Wij zeggen dat gelijke kansen geen gelijke uitkomsten zijn.
U zegt dat er nog geld bij moet en dat we geld aan de leerkrachten moeten geven. Neen, die leerkrachten willen – collega Krekels heeft ernaar verwezen – Les in Lezen, die tools. Hoe krijgen we die bij de leerkrachten? Dat is een terechte vraag. Ten eerste via Leerpunt. Ten tweede hoop ik dat de pedagogische begeleiding dat vastpakt. Ten derde, het interessante aan Les in Lezen is dat het wordt meegetrokken door hogescholen die ook lerarenopleidingen hebben. Ik mag hopen dat wat daar in staat, ook in de lerarenopleidingen zal worden gebruikt.
Collega Goeman, u verwees naar Ierland en naar ouders die hun verantwoordelijkheid niet nemen, en naar verwachtingen. In Ierland heb ik in die ene klas een foto genomen van een tekst, ik laat hem tegenwoordig altijd zien. ‘Writing’, schrijven van een doorlopende tekst. Beginnen met een sterk argument. ‘Firstly. Secondly.’ Dat hing op, ik laat dat tegenwoordig zien en ik vraag aan leerkrachten in welke leerjaar, op welke leeftijd ze denken dat men dit onderwijst in Ierland. Die mensen zeggen het zesde leerjaar of het eerste middelbaar. Neen, het is in het tweede leerjaar in Ierland. Die doen dat. Ik herinner me ook, we zaten samen in een groepje, dat een van de kindjes vroeg: “What’s your name?” Ik zei “Koen” en de leerling zei “No”. Ik dacht: nu gaan we het krijgen, dat kind weet het beter. De leerkracht zei daarop: “You have to answer in full sentences.” Als we bij ons een kind zijn naam vragen en hij zegt zijn naam, zeggen we dat dat heel goed is. Maar daar zeggen ze dat het fout is. Je moet zeggen: “My name is Koen”. Dat gaat over verwachtingen, collega's, dat gaat over ambitie, daar moeten we geen decreten voor maken, daar moeten we geen besluiten van de Vlaamse Regering voor maken, dat is wat we samen zeggen dat leerkrachten moeten doen. Maar die leerkrachten durven niet meer, want op het moment dat de leerkrachten zouden zeggen dat iets fout is, zeggen de pedagogen dat het kindje zich niet meer goed gaat voelen omdat de leerkracht ‘fout’ heeft gezegd. Sorry, dat is de realiteit vandaag in onze kleuterklassen en lagere scholen. Laat die leerkrachten effectief die ambitie tonen. Ik denk dat dit een belangrijk signaal is dat we hier geven. Ik ben alvast blij met de bijval van de collega’s die dit steunen. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Witte heeft het woord.
Collega Daniëls, u moet inderdaad eens een cursus begrijpend luisteren volgen, of toch een les over debattechnieken. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Komaan, ik zeg dat het niet oké is dat deze regering mensen die de moeite doen om hun masteropleiding te volgen, weigert te betalen als master. Dat is mijn punt, waaraan u totaal voorbijgaat door te zeggen dat ik zou zeggen dat het allemaal masters moeten zijn. Dat is een ander punt. Ik zeg dat er meer professionalisering van leerkrachten moet zijn, dat er inderdaad meer op ingezet moet worden op bijscholing, ruimte. Leerkrachten die daarvoor de moeite doen, moeten daarvoor ook vergoed worden. Dat is een eerste punt.
Een tweede punt is dat wij uiteraard niet zijn voor ‘iedereen gelijk’. Wij zijn voor gelijke kansen, en het probleem is dat in dit onderwijs, de portefeuille van je papa of mama nog heel veel bepaalt over de uitkomst. Dat is gewoon een feit. We hadden het over evidencebased onderzoek, en dat is een feit. Als je mama of papa arm is, heb je vijf keer meer kans op een C-attest. Dat is een feit, evidencebased bevestigd.
Dat is een probleem. Op dat punt is de democratisering van ons onderwijs niet geslaagd. En als u die kritiek aan de kant wilt schuiven, gaat u uw eigen stellingen ondergraven. Ja, het is een feit. De meritocratie waarvoor u zogezegd staat, is op dat punt geen realiteit in ons onderwijs. En ja, dat mag gezegd worden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik houd het heel kort. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we heel veel van Ierland kunnen leren als het gaat over het uitzetten van een strategie, over hoe je het didactisch goed aanpakt in een klas. Maar je moet natuurlijk het hele verhaal vertellen, mijnheer Daniëls. De waarheid is dat de Ierse overheid op een bepaald moment een omslag heeft gemaakt en beslist heeft om te investeren, zeker in de scholen die dat het meest nodig hadden, met kinderen die vaak uit de minst kansrijke gezinnen kwamen. Herinner u het DEIS-programma (Delivering Equality of Opportunity in Schools).Wat betekende dat? Dat betekende dat in scholen met een publiek dat het moeilijk had, er ten eerste een voltijdse medewerker was om contact te leggen met ouders, op huisbezoek te gaan en echt te werken aan ouderbetrokkenheid en er ten tweede, ik zeg maar iets, gratis schoolmaaltijden waren voor elk kind. Als je dus het verhaal vertelt van Ierland, vertel dan alsjeblieft het hele verhaal.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dat wil ik zeker vertellen. Want voor de collega’s die er niet bij waren: dat DEIS-programma was binair. Je school zat er ofwel in, en kreeg heel veel, of zat er niet in, en kreeg niks. Niks! En nu komt de maffe logica: scholen waren dus bang om uit het programma te vallen, want dan waren ze alles kwijt. Weet u, mevrouw Goeman, in Vlaanderen maakt het niet uit of je school DEIS is of niet. Bij ons heb je GOK-middelen (gelijke onderwijskansen) en SES-middelen (socio-economische status). Zodra je leerlingen toenemen in de school, krijg je én lestijden, én werkingsmiddelen bij. Als we dat gaan doen in Vlaanderen, betekent dat dat de ene school veel, en de andere school niets krijgt. Ik raad Vooruit aan om dat niet te doen, want allicht staat u de volgende dag hier op de bühne om te zeggen dat het toch niet mogelijk is dat er scholen zijn die één leerling minder hebben dan de andere, en de ene school daarom niets krijgt, en de andere alles. Want zo zal het zijn: de ene school krijgt veel, de andere niets. Ik pleit daar niet voor, maar heb begrepen dat u dat wel doet.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik weet dat elk antwoord op elk probleem gewoon meer centen is, maar was het dat maar. Was het dat maar, ook in vergelijking met Ierland. Mochten de PIRLS-resultaten gebaseerd zijn op de budgettaire input per leerling, zouden we aan de top staan. Hetzelfde geldt voor de ratio leerkracht-leerling, we zouden aan de top staan. Dat is ook waar. Je moet dus ook durven te zeggen dat, met een onderwijsbudget dat is gestegen tot 16,5 miljard euro, 3 miljard euro erbij in deze regeerperiode, het budget niet de zuivere oplossing is, laat staan de zaligmakende oplossing.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ben niet tussengekomen omdat ik het vreselijk vind dat de debatten op die manier te veel uitlopen. Ik blijf pleiten, en zal het opnieuw doen, voor een tijdsklok per fractie, waarbij je bij elke tussenkomst vanop de banken meetelt.
Minister Weyts, u vraagt of partijen op dit vlak een front willen vormen om er iets aan te doen. U somde een hele reeks maatregelen op. Uiteraard zijn we graag bereid – als we mogen meedoen, als het geen resolutie is waarvoor we niet mogen tekenen ofzo – om een akkoord te geven. Ik denk dat je dan inderdaad, zoals in Ierland, een tienjarenplan moet maken, want dat krijg je binnen deze legislatuur niet opgelost, en helaas misschien ook niet binnen de volgende.
Goed, collega’s, vorige week heeft collega Krekels hier heel lyrisch gedaan over de nieuwe Vlaamse canon. Maar wat zijn we met een leuke Vlaamse canon als een derde van onze bevolking te weinig vaardigheden heeft om die überhaupt te lezen, als ze hem al willen vastpakken?
Ja, ik weet het, lezen is niet meer hip, scrollen en filmpjes kijken wel. Nochtans is er een duidelijke wetmatigheid: zien lezen, doet lezen. En dus moeten we nog meer investeren. De collega die het daarnet heeft aangehaald, is er nu niet meer. We moeten investeren in een kwalitatief actueel boekenaanbod voor iedereen. Daartoe moeten we samenwerken met het departement Cultuur en met de lokale overheden, voor de gemeentelijke bibliotheken die de beste garantie kunnen bieden om goede boeken mee te geven aan de leerlingen.
Maar belangrijker nog is dat de leestijd fors wordt opgetrokken, want in 2021 werd er per jaar 98 uur besteed aan lezen in de klas, in 2006 was dat nog 146 uur. Dat is dus een fameuze daling en dan volgen de resultaten natuurlijk ook.
Scholen die het wél goed doen, zoals basisschool De Klinker in het Antwerpse Borsbeek – vandaag in Het Laatste Nieuws –, moeten we als voorbeeld nemen. Bij de eindtoetsen van het zesde leerjaar lag de gemiddelde score voor Nederlands lezen daar op 84 procent, terwijl dat de jaren voordien schommelde rond het Vlaamse gemiddelde van 70 procent. Minister, ik ben ervan overtuigd dat we goede praktijken van onderuit veel meer in de verf moeten zetten en dat we die scholen zelfs financieel mogen belonen voor hun prestatie.
Dan zijn er nog de nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs. U wilt de nadruk leggen op Nederlands en wiskunde en dat is meer dan terecht, maar dan moet men zeker niet afkomen met zestien sleutelcompetenties waarbij veel te veel maatschappelijke problemen op het onderwijs worden afgewenteld. Leesvaardigheid, taalverwerving, grammatica en schrijfvaardigheid moeten inderdaad absolute voorrang krijgen, want anders krijg je kromme zinnen zoals deze hier. Ik citeer een leerling uit 1B, het eerste middelbaar, vlak voor een schooluitstap. Ik doe dat niet om die leerling belachelijk te maken of uit te lachen, nee, maar om de realiteit te tonen. “Hallo meneer, mijn mama werd gestolen gisterenen zijn portefolio in de metro en de mijn idenditeitkaart was in. Ik wil weet als ik heb echt nodig, omdat mijn mama heeft niet meer.”
Ik vat het hele probleem nog eens samen met een tweet van een zijinstromer, die zegt: “Ik sta momenteel ook voor de klas, één dag per week, op vraag. Ik neem een dagje verlof in de privé om les te geven.” Wat stelt hij vast? “Lezen is een zeer groot probleem. En wat is de reden? Anderstaligen plus het welzijnsstreven van linkse leraren en directiekorps. Voor mij is het hallucinant”, zegt hij.
Minister, collega’s, als wij zo verder achteruitboeren, dan vrees ik dat steeds meer ouders zullen overstappen naar privéonderwijs. En dat kan echt niet de bedoeling zijn. Ik dank u. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ja, er is een probleem. En nee, we kijken niet de andere kant op en nee, we gaan niet fatalistisch doen. Dat is eigenlijk ook wat de onderzoeker van het PIRLS-onderzoek gisteren in De Afspraak heeft gezegd.
Ik stel nogmaals voor dat we het debat wat serener voeren in de commissie op basis van het onderzoek, samen met de onderwijsverstrekkers. Dan kunnen we dit op een goede manier vastpakken met de juistheden en waarheden die er zijn.
Collega's, maar toch wil ik een aantal zaken naar voren brengen, een aantal punten die onze fractie belangrijk vindt.
Ten eerste, leraren, leraren, leraren. Er zijn gewoon te weinig leraren. Er zijn te weinig handen in de klas die de leerlingen op sleeptouw nemen, die hen in het taalonderwijs op sleeptouw nemen en die de effectieve methodes kunnen kiezen. Als ze er niet zijn, kunnen ze die ook niet kiezen.
We zitten in een soort van neerwaartse spiraal. Negatieve berichtgevingen over onderwijs zorgen ervoor dat er meer mensen uitstromen dan instromen.
Het lijkt allemaal simpel, collega’s, maar willen we dat onderwijsniveau echt opkrikken en vooruithelpen, dan moeten we investeren in zelfzekere en sterke leerkrachten die vol goesting voor de klas staan. We bekijken dat ook het best op de lange termijn, over legislaturen heen, en met alle onderwijspartners aan de tafel.
Versterk het kleuteronderwijs en ondersteun de kleuteronderwijzers. We weten dat onze kleuteronderwijzers bijna precies kunnen voorspellen wat de uitkomst van de KOALA-testen zal zijn. Vertrouw hen en ondersteun hen om taalrijke omgevingen te creëren.
Maak werk van de eindtermen. Zorg ervoor dat er voldoende tijd is voor het begrijpend lezen, en dat niet alleen in de les Nederlands. Eigenlijk zou er in elk vak, elk uur, elke minuut van de dag, aandacht moeten zijn voor het taalonderwijs. Zorg ervoor dat leerkrachten experts kunnen worden.
Zorg er ook voor, minister, dat het Leesoffensief geen dode letter blijft. We hebben de onderzoekers in de commissie gehoord. Ze hebben daar heel uitdrukkelijk gevraagd om het Leesoffensief op te volgen omdat ze het niet zo goed vertrouwen. Het ligt op tafel, maar ze weten niet zo goed of het allemaal zal worden uitgevoerd. Hier zit ook een link met de bibliotheken.
Zorg dat de taalintegratietrajecten van volwassenen afgestemd worden op de taalintegratietrajecten van jongeren en kinderen. Het volwassenenonderwijs moet ook samenwerken met het leerplichtonderwijs.
Ondersteun via brugfiguren. Ondersteun scholen met het uitwerken van een armoedebeleid en een leesbeleid.
Als ik mag concluderen: we gaan de zorgen omtrent het leesonderwijs in elk geval niet alleen aan onze scholen overlaten. We moeten samen aan één zeel trekken – ik hoop echt oprecht dat we dat kunnen –, met een boodschap voor alle Vlamingen: lees alsof het je laatste dag is. Lees, pak alles wat je kan. (Applaus bij cd&v en van Kathleen Krekels)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, ik heb zonet een cijfer uit het onderzoek gehaald, namelijk het feit dat 52 procent van de 10-jarigen thuis niet altijd Nederlands spreekt. We vinden dat inderdaad heel belangrijk. We vinden dat de Vlaamse Regering veel meer kan doen om kinderen in een talige omgeving te laten opgroeien. Investeren in integratie en inburgering, collega’s, investeren in het jonge kind: het rendeert. Het loont als een maatschappij daarin investeert.
Maar ik wil ook een nuance maken. Het werd daarnet al door collega De Witte gezegd: taal en diversiteit zijn zeker niet de enige verklaring voor deze slechte cijfers. Wie u dat wil wijsmaken, heeft een politieke agenda, collega’s, en liegt. Want, inderdaad, onder de gevorderde groep lezers zit een grote groep van 32 procent – of een derde van de kinderen – die heel goed scoren en die thuis niet altijd Nederlands spreken. Collega’s, zij groeien wellicht op in een taalrijke, krachtige, cultuurrijke omgeving thuis. Ze groeien op in gezinnen die anderstalig zijn, maar die boeken hebben, die naar culturele activiteiten gaan, die hun kinderen kunnen helpen bij hun huiswerk.
Veel kinderen groeien op in gezinnen die dat culturele kapitaal niet hebben, die elke dag moeten vechten om te overleven, om de factuur te betalen, om eten op tafel te krijgen. 6 procent van de 10-jarigen haalt zelfs het basisniveau lezen niet. In 2006 was dat 1 procent. Dat zijn vogels voor de kat, collega’s, kinderen waar we ons de grootste zorgen over moeten maken. Voor hen, voor zij die thuis geen kansen krijgen, is het onderwijs net die tweede kans, de kans om recht te trekken wat er thuis niet is, de kans om taal aan te bieden van jongs af, de plek waar zij die kennis aangereikt krijgen waarvoor er thuis geen ruimte is.
Mijn vraag is dan ook, collega’s: gaan we die kinderen helpen en ondersteunen of gaan we ze verder in de miserie duwen door ze te bestraffen? Voor ons is de keuze alvast heel duidelijk. (Applaus bij Groen en van Hannelore Goeman)
De heer De Gucht heeft het woord.
Vandaag zijn er, buiten een paar verwijten, ook heel veel zaken aan bod gekomen over waar we willen staan, zowel binnen de meerderheid als binnen de oppositie, als het gaat over de brede school, als het gaat over het versterken van het kleuteronderwijs en de kinderopvang, als het gaat over op welke manier we ervoor zorgen dat er betere methodes zijn, als het gaat over op welke manier we ervoor zorgen dat de lerarenopleiding aangepast wordt en dat die leerkrachten de handvatten hebben die noodzakelijk zijn, als het gaat over die brede school, op welke manier we daar de mensen kunnen bij betrekken.
De minister heeft daarnet, in antwoord op mijn vraag, verschillende initiatieven opgenoemd. Laat ons nu voor Vlaanderen een strategie voor het Nederlands uitbouwen waarbij we zeggen wat de verschillende zaken zijn die we willen doen, waar we op willen inzetten. Laat ons daar met de verschillende groepen over samenzitten. Laat ons daar met ouders over samenzitten. Laat ons daar met de inrichtende machten over samenzitten, met de vrijetijdssector, met de lokale besturen, om ervoor te zorgen dat we inderdaad een kader hebben, en laat ons zeggen waar we binnen tien jaar willen staan, waar we binnen vijf jaar willen staan, en laat er ons voor zorgen dat er om de zoveel tijd in dit parlement een rapport komt met waar we op dit moment zitten, waar we falen en waarop we extra moeten inzetten.
Als we dat kunnen doen, hebben we op een constante manier een thermometer waarmee we onmiddellijk kunnen ingrijpen, over het beleid heen, dus niet alleen over onderwijs. Laat ons dat samen vormen, laat ons hier om de zoveel tijd over die verschillende zaken discussiëren en laat er ons voor zorgen dat het parlement op tijd kan ingrijpen. Laat ons alsjeblief al de rest achterwege laten, niet zwartepieten, niet het recht van vrijheid op onderwijs inroepen. Laat er ons vooral voor zorgen dat onze leerlingen vooruitgaan, want zij zijn onze toekomst. Laat er ons voor zorgen dat wij als parlement kunnen ingrijpen en weten wanneer we moeten ingrijpen. Laat ons ervoor zorgen dat we allemaal op een lijn zitten. Ik ben ervan overtuigd, minister, dat u daar uw uiterste best voor doet, maar laat ons dat gewoon in een vast stramien gieten en ervoor zorgen dat we op die manier om de zoveel tijd weten waar we zitten op een scope van tien jaar en waar we zo snel mogelijk moeten ingrijpen. Laat ons dat doen. Dat is samenwerken, dat is de handen in elkaar slaan. (Applaus bij Open Vld)
Minister Weyts heeft het woord.
Mag ik ondertussen even antwoorden? We hebben hier verleden week die wet goedgekeurd. Dat zijn die Vlaamse toetsen waarmee we de vinger aan de pols kunnen houden, alleszins wat onderwijs betreft, wat de kennis van het Nederlands betreft. Zo zijn we niet langer afhankelijk van buitenlandse onderzoekers die op grond van een steekproef gaan werken en die dat maar doen om de drie of vijf jaar. Daarvoor hebben we die Vlaamse toetsen ingevoerd. (Applaus van Koen Daniëls)
Minister, wij steunen u volop in die Vlaamse toetsen, wat we ook duidelijk naar voren gebracht hebben. Het gaat hem daar niet over. Het gaat hem over het geheel van maatregelen, over die verschillende stukken heen, namelijk over op welke manier we gaan samenwerken om een brede school te maken. Op welke manier gaan we ervoor zorgen dat die lerarenopleidingen op een juiste manier worden gecorrigeerd, daar waar nodig? Op welke manier zorgen we ervoor dat de juiste methodes in de verschillende netten aanwezig zijn? Waar willen we staan binnen tien jaar, niet alleen binnen onderwijs, maar in het algemeen wat die taalvaardigheid betreft? Laat ons samen aan tafel zitten en bekijken wat we in die strategie willen steken, laat ons zeggen waar we binnen tien jaar willen staan en laat ons hier in het parlement om de zoveel tijd een rapport krijgen over die verschillende domeinen waar we het in heel het debat over hebben gehad over de partijgrenzen heen en laat ons dan maken dat we over legislaturen heen één visie voor ogen houden. Dat is wat we vandaag ontbreken. We hebben een visie per legislatuur. Laat ons zeggen waar we binnen tien jaar willen staan op die verschillende stukken en laat ons dan elke keer opnieuw bijtimmeren waar we problemen hebben.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, in mensentaal, nu bengelen we helemaal onderaan in de Europese Unie. Onderaan! Ik bedoel niet in de helft. Onderaan.
Albanië.
Die horen zelfs niet bij de Europese Unie.
Collega De Gucht vraagt dat we een duidelijk plan zouden maken. Weet u wat ik van u wil horen? Ik wil horen dat Vlaanderen over tien jaar in de top drie wil staan, dat Vlaanderen over vijf jaar in de top tien wil staan, en dan wil ik dat we elk jaar bekijken met hoeveel plaatsen we omhoog zijn gegaan, in plaats van heel veel woorden te gebruiken en vast te stellen dat we ondertussen bijna niet meer lager kunnen. Ga eens kijken welke landen er nog achter ons komen op het vlak van geletterdheid. Het is een schande. U doet fantastisch goede dingen. We hebben samen onderhandeld over het regeerakkoord, we hebben samen die Vlaamse toetsen erdoor gekregen. Dat waren lange discussies, maar ze gaan vruchten afwerpen. Nu vraag ik van u dat u die ambitie duidelijk zou uiten. Als we echt willen dat dit lukt, laten we dan met dit parlement zeggen: Vlaanderen staat over tien jaar in de top drie op het vlak van geletterdheid. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, ik herhaal nog een keer wat ik zopas al zei. Er is een plan, namelijk het Leesoffensief. De onderzoekers hebben ons gevraagd om hen regelmatig uit te nodigen in de commissie. Ik denk dat we dat moeten doen. Daar staan heel veel zaken in. Er zijn acht strategische doelstellingen. Er zijn negen acties. Dat gaat van cultuur tot onderwijs. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten)
Daar moeten middelen aan worden verbonden. Ik denk dat het belangrijk is dat we daarover spreken en dat we met de mensen die dat op het terrein moeten uitvoeren, de onderwijsverstrekkers, ook in debat gaan over het PIRLS-onderzoek. Lees het. Het zijn 150 pagina’s. Daar staan heel veel aanbevelingen in. Ik denk dat we dat moeten doen en dat we dan in de commissie in debat moeten gaan over alles wat er qua info op tafel ligt. Ik heb echter de indruk dat niet iedereen alles heeft gelezen.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de cijfers over de dalende leesvaardigheid bij de Vlaamse scholier zijn ernstig. Daarover zijn we het eens. De manier waarop de minister van Onderwijs de verantwoordelijkheid van zich afschuift, vind ik echter verontrustend. Ik vind dat erg. Hij schuift het af op de ouders, die beter hun best moeten doen, op de koepels, die te weinig aandacht hebben voor taal, op de leerkrachten en pedagogen, die de zogenaamde pretpedagogiek zouden hebben uitgevonden en het allemaal te leuk maken, op de vorige Vlaamse Regering, terwijl de N-VA nota bene al twintig jaar in de regering zit. Een van de meest concrete maatregelen die hier voorliggen, is die van de extra testen: taalscreening, KOALA-testen, Vlaamse toetsen, heel veel nieuwe testen waarmee we natuurlijk niks gaan oplossen. Een andere heel concrete maatregel is meer Nederlands, maar dat is, zoals gezegd, zeer eenzijdig. Het is net bij de leerlingen die thuis alleen Nederlands spreken, dat de daling qua leesvaardigheid het sterkst is. Zij dalen drie keer sterker dan de leerlingen die thuis een andere taal spreken. Een derde van de leerlingen die thuis een andere taal spreken, scoort nu net het beste in dit onderzoek.
Wat moet er dan wel gebeuren? Er is nood aan maatregelen. Ik geef er een paar, naast deze die ik al eerder heb gegeven in mijn tussenkomsten. Men moet inzetten op sterkere taaldidactiek, op meer tijd en gerichte aandacht voor begrijpend lezen in alle vakken. Er moet meer ruimte zijn voor professionalisering van leerkrachten, en een vergoeding voor de leerkrachten die de moeite doen om zich verder te professionaliseren, zoals masters in het lager onderwijs. Men moet ouders, ongeacht de taal die ze spreken met hun kinderen, ondersteunen in het voorlezen, in de vroege geletterdheid van hun kind. Dat is geen kwestie van taal. Dat is een kwestie van vaardigheid in eender welke taal. De invulboeken moet men beperken. Ze zijn verschrikkelijk duur en stimuleren de taalvaardigheid veel te weinig. Er moet een brede school zijn. Ik ben blij met de betogen van collega De Gucht daarover. Kinderen, ouders, mensen leren van elkaar. Dat is cruciaal. Dat zijn initiatieven die we nodig hebben om ervoor te zorgen dat de taalvaardigheid in haar geheel omhooggaat. Last but not least is er het lerarentekort, want al die maatregelen zullen natuurlijk niet werken als er te weinig leerkrachten voor de klas staan. (Applaus bij de PVDA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 19.10 uur zijn ingediend. (Opmerkingen)
De motie is blijkbaar al ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.