Report plenary meeting
Report
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, uit analyse van Acerta blijkt dat er een lagere instroom merkbaar is bij min 35-jarigen die starten in de zorg. Daartegenover staat natuurlijk wel dat het aantal oudere instromers toch wel stijgt. Volgens Acerta duidt dit op het succes van de zijinstroom. Nu, elk paar handen en hart dat zich inzet voor de zorg, is uiteraard vooruitgang, want de toekomst toont aan dat de vergrijzing ook het personeel zal treffen, boven op het toenemend aantal ouderen en ouder wordende personen met een handicap, die hulp en ondersteuning nodig zullen hebben.
We zitten nu in de Week van de Zorg. Het moment om onze mensen een hart onder de riem te steken, is vandaag uiteraard zeker daar. En volgens de laatste cijfers stijgen de inschrijvingen in de zorgopleidingen wel opnieuw. U hebt daarbij, naar aanleiding van de Week van de Zorg, de jongeren nogmaals opgeroepen en aangemoedigd om te kiezen voor een job in de zorg.
Maar waarom kiest iemand voor de zorg? Dat is niet om lijstjes af te vinken en papier in te vullen. Het regeerakkoord was daar duidelijk in: dat zegt dat we volop zullen inzetten op een grondige verlaging van administratieve taken bij zorgpersoneel. Hierrond zouden de agentschappen halfjaarlijks concrete voorstellen doen en daarnaast moeten we ook werk maken van een doorgedreven taakomschrijving voor die zorgberoepen.
Mijn vraag daarom, minister: hoever staat u met de uitvoering van het regeerakkoord om administratieve lasten bij het zorgpersoneel maximaal te verlagen, zodat er opnieuw tijd en ruimte is voor de echte zorgtaken, en ook jongeren de moed zullen hebben om in te stappen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag.
Het is deze week inderdaad de Week van de Zorg en ik heb die afgetrapt in Inkendaal, een prachtig revalidatieziekenhuis waar studente Sarah was, iemand die al in de zorg werkt, collega’s. Ze werkt in de huisapotheek en is nu de opleiding verpleegkunde aan het volgen, omdat ze zegt, en ik citeer haar: “Aan iedereen die twijfelt, zou ik zeggen: doe het gewoon. Het geeft je zoveel voldoening. Je ziet de vreugde op iemand zijn gezicht door jouw klein gebaar.” Mooie woorden, denk ik, van een jongedame die het engagement wil opnemen. En zo zijn er nog veel in Vlaanderen.
Maar, collega, u hebt een punt: de papieren tijger is ook in onze zorg alomtegenwoordig. We hebben een gezamenlijk engagement genomen om daar iets aan te doen. En het is de verantwoordelijkheid van iedereen, de federale overheid op de eerste plaats. U weet dat de zorgberoepen gereglementeerd zijn. Daar kan heel wat versoepeling in komen. Ook wij, vanuit Vlaanderen, kunnen iets doen.
Ik geef een aantal voorbeelden.
We zijn het digitaal zorg- en ondersteuningsplan aan het maken, zodat de verschillende zorgaanbieders veel beter informatie kunnen uitwisselen met elkaar. Ze zullen heel wat minder papierlast hebben doordat alles digitaal beschikbaar is. Er is ook het Kwaliteitsdecreet. Dat is al twee keer via de Vlaamse Regering gegaan en komt naar het parlement. Dat Kwaliteitsdecreet zal veel meer de nadruk leggen op het bereiken van doelen, de outcome, in plaats van de afvinkcultuur. Daar moeten we echt wel vanaf, zeggen dat je een streepje hebt gezet en dat alles in orde is. U hebt daar ook zelf naar verwezen.
Ik vind ook dat er een bijzondere verantwoordelijkheid rust bij onze koepels en de voorzieningen. Vaak worden papieren regels in het leven geroepen die wij helemaal niet opleggen, die ook niet van het federale niveau komen, maar die men om allerhande redenen doet. Vandaar mijn aandacht voor de oproep ‘Innovatieve arbeidsorganisatie’, die er is gekomen in het kader van ‘Vlaamse Veerkracht’. Daar vragen we om op een nieuwe manier de manier waarop je zorg installeert te bekijken. Dat betekent ook, collega, minder papier en meer handen en mensen die effectief taken op zich kunnen nemen.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Het is goed dat u zich inzet voor de verlaging van de administratieve last en voor het opnemen van de taken die wij in Vlaanderen kunnen opnemen. U haalt het aan en u hebt het in de plenaire vergadering al gezegd in februari: u wilt zo spoedig mogelijk de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG) aangepast zien. Dat is waar het schoentje knelt. U riep uw federale collega’s ook op om de handen in elkaar te slaan, om tot oplossingen te komen voor de uitdagingen waar de zorgsector voor staat. Minister, vandaar mijn bijkomende vraag. Hoe staat het daarmee? Hebt u reeds contact gehad met uw federale collega Vandenbroucke om de aanpassing van de WUG in te zetten?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, de studie van Acerta bevat ook goed nieuws. Het aantal zijinstromers in de zorgberoepen stijgt. Dat is heel mooi, maar we moeten natuurlijk zeer goed in het oog houden dat het niet zo zal zijn, zoals blijkt in het onderwijs, dat een aantal zijinstromers ook zeer snel uitstromers worden. We zullen daar de nodige aandacht voor moeten hebben.
De bekommernis over het aantal afgestudeerden dat ervoor kiest om in de zorg te werken is terecht. Na de stijging van het aantal studenten die begonnen in de zorg, die we in de coronaperiode hebben gekend, was er bij aanvang van dit schooljaar een daling van het aantal studenten dat voor een zorgberoep koos, ondanks het feit dat er een stijgend aantal inschrijvingen was in onze hogescholen.
Minister, het imago van werken in de zorg is erg zorgwekkend, om het zo te zeggen. De cijfers bewijzen het. Daarom is het nodig dat we een goed beeld krijgen van het waarom daarvan. Naast het verzamelen van cijfers over in- en uitstroom, moeten we dringend in detail de redenen kennen waarom mensen die in eerste instantie kiezen om te werken in de zorg, of om studies aan te vatten in die richting, deze zorg na enige tijd de rug toekeren. Nu moeten we altijd afgaan op studies van derden, zoals hier van Acerta. Ik roep u op om eindelijk zelf eens werk te maken vanuit de overheid om een grote bevraging op te zetten, om dan een doelgericht beleid te kunnen voeren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ontzettend veel mensen doen elke dag opnieuw heel mooi werk in de zorgsector. We weten dat de druk groot is en dat er tekorten zijn en dat we allemaal moeite moeten doen om te werken aan de beeldvorming over het mooie werk dat er in de zorgsector wordt geleverd, om mensen warm te maken om er te gaan werken. Dan heb ik het over zijinstromers, maar natuurlijk ook over jongeren, over studenten, opdat ze zouden kiezen voor een job in de zorg.
Minister, niet lang geleden werd daarover een campagne gelanceerd: ‘Career’. Daar is een heel mooie website aan verbonden. Ik vraag me af of hij voldoende bekend is en of de mensen daar goed hun weg naartoe vinden. Daar staan heel mooi verschillende mogelijkheden opgesomd. Maar je moet ze natuurlijk vinden. Minister, zijn er cijfers over de manier waarop mensen hun weg vinden naar die website? Hoe kan de bekendheid van die website nog worden vergroot?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Verpleegkundige en zorgkundige zijn natuurlijk knelpuntberoepen. Daarom had deze overheid, en ook de zorgsector zelf, de ambitie om in te zetten op zijinstromers. Het is dus zeer mooi om te zien dat het aantal zijinstromers ook effectief stijgt.
Het is zeker zo dat we de beeldvorming positief moeten maken. Dat horen we ook op het terrein. Anderzijds is ook taakuitzuivering iets waar we aandacht voor moeten hebben. Ik zie nog altijd verpleegkundigen plateaus ronddragen, of andere zaken doen waarvoor ze eigenlijk niet opgeleid zijn. Dat zijn puur logistieke taken, en die kunnen dus door logistiek medewerkers uitgevoerd worden. Ik denk dat, als we mensen weer de taken geven waarvoor ze effectief opgeleid zijn, ze weer meer tijd kunnen steken in hun bewoners, hun patiënten. Dat zal absoluut een voordeel zijn.
We hebben op dit moment 14.000 mensen die een diploma hebben om in de zorg te werken, maar die daar momenteel niet actief zijn. Mijn vraag is: hoe wilt u die mensen terug naar de zorg lokken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het is de Week van de Zorg, dus ik snap de timing om het debat daarover nu opnieuw te organiseren. Dat was niet uw keuze, het is een goede keuze van de collega, maar het frustreert me wel. We zijn al vier jaar bezig met ditzelfde debat, om na vier jaar vast te stellen dat er geen enkele beterschap is. Ik hoor u graag spreken over de zijinstromers, maar de vraag was waarom pas afgestudeerden die, ondanks de beeldvorming die er eventueel is over de job, ervoor gekozen hebben om daarin opgeleid te worden, niet de stap zetten naar het werkveld. Minister, het fundamentele antwoord is: die mensen worden onderbetaald en hebben een enorme werkdruk, en de flexibiliteit die van hen gevraagd wordt is niet te verdedigen. Zij moeten dus werken in omstandigheden waarin ze het niet meer zien zitten. Daardoor sluiten rusthuizen vandaag bepaalde afdelingen af, omdat er geen personeel is, en zijn er ziekenhuizen die qua aanbod in de problemen komen.
Hoelang gaan we nog cirkeltjes draaien, en iedere keer opnieuw de analyse maken van het probleem? Wanneer komen we tot echte oplossingen? Wij reiken u een aantal paden aan. We hopen dat er eindelijk stappen gezet worden. (Applaus bij Groen)
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, collega’s, het is heel duidelijk dat er een aantal heel grote uitdagingen zijn in onze zorgsector. Het vinden van voldoende personeel in de zorg is daarvan wellicht de grootste. Dat is een uitdaging waarmee we nog jaren te kampen zullen hebben, op alle niveaus, zowel op het federale, het Vlaamse als op het lokale niveau. Het is een uitdaging die we samen moeten aanpakken.
Dat er minder instroom is bij beginnende studenten is iets wat ons zorgen moet baren. Het is anderzijds een goede zaak dat er meer zijinstromers zijn. Waar ik me echter het meest zorgen over maak is het aantal uitstromers uit de zorg. Dat is echt schrikwekkend. Dat wil zeggen dat mensen die al in de zorgsector zaten, en die we daar heel erg nodig hebben, toch de zorgsector weer verlaten. Dat heeft alles te maken met de werkdruk in de zorgsector, en met de arbeidsvoorwaarden en het feit dat mensen in een krappe arbeidsmarkt eraan denken om ergens anders een betere job te kunnen vinden. Dat moeten we absoluut tegengaan.
Minister, we hebben al het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) gehad. Wat zijn bijkomende zaken die ervoor kunnen zorgen dat mensen naar de zorgsector willen komen, maar vooral ook dat ze daar willen blijven werken? Daar hebben we absoluut nood aan. (Applaus bij Vooruit)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik wil toch een kleine nuance aanbrengen. De vraag van collega Geerinckx ging over de papieren tijger. Ik weet dat sommigen de vraag willen ‘reframen’, maar ik heb goed geluisterd wat de vraag was, en ik heb ook op die vraag geantwoord.
U had een aanvullende vraag over de WUG-wet, collega Geerinckx. Daarover lopen de gesprekken. Als ik de connectie maak met wat collega Saeys zei, dan zou het zeer goed zijn voor mij, en ik denk ook voor het welbevinden van het personeel, als we iets minder rigide zouden worden in het bepalen van wie wat wanneer mag doen. Ik kan dat zelf niet zo goed bepalen, dat zit vast in de WUG-wet. Ik ben dus vragende, smekende, roepende partij om daar wat souplesse in te voorzien. Ik hoop dat al degenen die nu vandaag kritiek hebben op mij, er ook in het andere parlement heel hard voor ijveren om die souplesse te krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Ten tweede ben ik ook benieuwd naar een objectieve analyse over wat nu eigenlijk de redenen zijn waarom mensen de sector verlaten. Collega De Reuse, u vraagt naar een onderzoek. U wordt – het gebeurt niet vaak, geniet van uw moment – op uw wenken bediend want binnen het VIA 6 is ook afgesproken dat dat onderzoek zal gebeuren, naar de omvang van de uitstroom, de redenen voor de uitstroom, de redenen waarom mensen wel blijven en ook de interne stromen. Maar je hebt ook in een organisatie mensen die van job willen veranderen. Hoe is de jobmobiliteit? Wat zijn de hinderpalen daar? Het onderzoek is bevolen in het kader van het VIA 6. Dat is belangrijk om te melden, ook dat we dat daar ook willen bekijken omdat zowel vakbonden als werkgevers dat een belangrijk iets vinden.
Collega’s, wat betreft het imago van de sector, daar kunnen we met z’n allen werk van maken. We mogen absoluut niet blind zijn voor de problemen die er zijn, maar in dat kader is het wel goed dat we de campagne Career opgezet hebben.
Collega Schryvers, u vroeg of dat voldoende bekend is. Voor mij is het belangrijkste van de campagne niet dat iedereen opnieuw naar een nieuwe website gaat, maar wel dat alle werkgevers en alle vakbonden dezelfde taal spreken, hetzelfde beeld en hetzelfde logo gebruiken en dus ook dezelfde verwijzingen doen naar plaatsen waar mensen terechtkunnen met informatie over opleidingen die ze kunnen volgen. Voor mij is dat superbelangrijk. Ik probeer dat ook zeer sterk in beeld te brengen.
Collega Vaneeckhout, ik ben niet ongevoelig voor wat u zegt. Het klopt inderdaad dat het zorgwekkend blijft en de arbeidsdruk wordt natuurlijk groter als er te weinig mensen zijn. Het is een beetje een cirkel waar we in zitten. Als je meer mensen hebt, dan wordt de druk ook minder.
U verwijst naar de lonen. Dat is voor mij een moeilijke. We hebben het VIA 6 gehad, collega Anaf verwees er ook naar. Dat is onderhandelingsmaterie tussen vakbonden en werkgevers. Binnen het VIA 6 is een half miljard euro vrijgemaakt, net om die lonen ook een stuk te verbeteren. Ik erken absoluut dat er ook een VIA 7 nodig zal zijn, maar dit is ook materie van de onderhandelingen. Voor mij is het ook interessant om te weten of het het loon is of zijn het bijvoorbeeld de verknipte uurroosters, ’s morgens, dan een beetje thuis en dan weer ’s avonds?
Collega’s, zo kom ik bij de verantwoordelijkheid van de voorzieningen zelf om daarrond ook goede maatregelen te nemen. Collega Saeys had het erover dat je ’s morgens verpleegkundigen ook nog met de kar ziet rondrijden. Sorry, maar wij hebben voldoende instrumenten voorzien om bijvoorbeeld logistieke medewerkers in te zetten, maar ik kan niet verplichten – en ik wil dat ook niet – dat een voorziening daar een beroep op doet. Ik vraag wel dat voorzieningen creatief zijn om andere expertises binnen te halen en zo inderdaad de werkdruk voor de mensen die echte zorgtaken uitvoeren een stukje te verminderen. Ik ben bereid om daar nog meer souplesse in te zoeken, we hebben dat al een stukje gedaan. De federale overheid moet ook haar verantwoordelijkheid nemen.
Maar jullie hebben met z’n allen een punt. We moeten goed kijken naar de oorzaken. We zitten inderdaad in een arbeidsmarkt die in brand staat, waar gevochten wordt voor elke functie. Er zijn ook heel veel kapers op de kust om mensen die een zorgdiploma hebben aan te trekken. Het zijn meestal ook zorgzame mensen, mensen die in andere functies ook goed kunnen renderen. Dat is ook de reden waarom ik nu ook al een overleg gehad heb met de sociale partners om te kijken wat we nu nog extra kunnen doen de komende periode.
Maar collega’s, ik wil nog eens hoopvol afsluiten. Ik heb u al de verklaring meegegeven van Sara De Baerdemaker die in de zorg zit, nog heel jong is, verpleegkundige wil worden in de sector, ook heel positief was over hoe ze elke dag het verschil maakt. Ik verwijs ook naar het slot van het onderzoek van Acerta – sommigen hebben het ook al gedaan – waarin ze gezegd hebben dat wat de Vlaamse overheid gedaan heeft rond de zijinstroom optimaal scoort. Dat rendeert. Dat zijn dus positieve signalen waar we ook mee aan de slag kunnen gaan.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Collega’s, dank u wel. Het is duidelijk: het is dweilen met de kraan open en het is ook een beetje twee over twaalf. Ik wil toch nog eens benadrukken: dank dat u de gesprekken al opgestart hebt voor de aanpassing van de WUG-wet. Waarom is het twee over twaalf? Het is toch wel dringend dat we alle actoren ervan doordringen. Dat is inderdaad over alle parlementen heen. We kijken opnieuw ook naar daar om die hulp snel te brengen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.